De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
13.01.2015 Views

INKOMEN EN ARMOEDE (Cantillon e.a., 1999; Atkinson, 1997; Jäntti & Danziger, 2000; Atkinson e.a., 1995). Die lage armoede werd echter gerealiseerd in de context van een hoge structurele werkloosheid en een lage tewerkstellingsgraad, en het was maar al te zeer de vraag of deze situatie op langere termijn houdbaar was. Een decennium later bevestigen de Europese indicatoren dat deze vrees niet ongegrond was. Weliswaar behoort België nog steeds tot de groep van de landen die een hoog welvaartsniveau combineren met een relatief lage armoede en een relatief egalitaire verdeling van de welvaart (Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, Denemarken, Noorwegen, Zweden en Finland), maar binnen deze groep van ‘kopgroeplanden’ is België weggezakt tot een modaal tot zwak presterend land. Waar we het voorheen beter deden dan onze onmiddellijke buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland, is dat recentelijk niet meer het geval. Op vlak van inkomensbescherming zijn we afgegleden van een Scandinavisch naar een matig continentaal Europees niveau. Op vlak van arbeidsmarktuitkomsten was België twee decennia geleden al een uitgesproken onderpresteerder en dat is vandaag, globaal gesproken, nog steeds het geval (Cantillon e.a., 2007). We kunnen deze vaststellingen echter niet zomaar doortrekken naar Vlaanderen. Op een aantal punten, zeker wat betreft de werkzaamheidgraad, is de situatie in Vlaanderen aanzienlijk beter dan in België (zie de bijdrage over werk in deze studie). Men kan zich daarom de vraag stellen of het afglijden van België wel opgaat als we Vlaanderen afzonderlijk bekijken. Helaas focussen slechts weinig studies omtrent dit thema op regionale indicatoren (een uitzondering is de studie van Van Rie (2008) die België en Vlaanderen vergelijkt met Nederland). In dit hoofdstuk proberen we deze leemte in onze kennis te vullen en gaan we dieper in op de positie van Vlaanderen en België in vergelijking met de kopgroeplanden. Om dit te kaderen starten we met het positioneren van de Europese welvaartsstaten op de twee dimensies die de kern uitmaken van sociale verzorgingsstaten: de hoogte van de welvaart en de verdeling ervan. In figuur 2 worden de landen van de Europese Unie uitgezet in functie van de hoogte van hun BBP per hoofd enerzijds en de verdeling van de beschikbare inkomens van de gezinnen anderzijds. In groep I, de arme landen met een gelijke welvaartsverdeling, vinden we Cyprus, Hongarije, Malta, Slovakije, Slovenië en Tsjechië. Geen van deze landen behoren (vooralsnog) tot de wereld van ontwikkelde welvaartsstaten. Groep II omvat de armere landen met een ongelijke welvaartsverdeling. Deze groep wordt gevormd door de Baltische staten (Estland, Letland en Litouwen), Griekenland, Portugal, Polen, Bulgarije en Roemenië. Tot de groep rijke en ongelijke landen (groep III) behoren het Verenigd Koninkrijk, Italië en Spanje. Binnen de groep van de rijke welvaartsstaten in Europa zijn zij duidelijk minoritair. Tien landen maken immers deel uit van de rijke, egalitaire landen (linksboven): België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk en Zweden. Ook Vlaanderen als regio behoort tot deze groep. Met uitzondering van Ierland (dat nog maar net aan het venster kwam piepen, en er ondertussen weer verdwenen is) delen deze landen een traditie van een hoog ontwikkeld welvaartsniveau met een relatief gelijke verdeling ervan. Ze behoren tot de groep van sterk ontwikkelde welvaartsstaten van het sociaaldemocratische en van het corporatistische type met een hoog niveau van sociale overheidsuitgaven. De verdere beschouwingen gaan over deze vierde groep van landen (uitgezonderd Ierland). 135

SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 Figuur 2. Relatief BBP per hoofd (in % van het EU27 gemiddelde in koopkrachtpariteiten) en armoederisico (in %), EU27* en Vlaanderen, 2007 200 180 IV III BBP per hoofd (in % EU27 gemiddelde in koopkrachtpariteiten) 160 140 120 100 80 60 40 20 I CZ IE NL SE AT FI DK BE DE VLA FR SI CY MT SK HU UK IT ES GR PT EE LT PO BG RO LV II 0 0 5 10 15 20 25 30 * Luxemburg heeft een relatief BBP/hoofd van 275 met 13,4% armoederisico en valt buiten de figuur. Bron: Eurostat en EU-SILC 2008, eigen berekeningen. 2.2. Inkomensongelijkheid, langdurige werkloosheid en vroegtijdige schoolverlaters Om de ‘staat’ van Vlaanderen met betrekking tot inkomen en armoede te schetsen beginnen we met een overzicht van een aantal kernindicatoren van de inkomensongelijkheid: de interquintielverhouding (s80/s20-ratio) en de Gini-coëfficiënt. Voorts bespreken we twee bijkomende indicatoren: het aandeel langdurig werklozen en het aandeel vroegtijdige schoolverlaters. Deze vormen een belangrijke weerspiegeling van de levenskansen en het armoederisico van mensen. Al deze indicatoren maken deel uit van de Laken indicatoren die het structurele karakter van armoede en sociale uitsluiting opvolgen in de EU (Atkinson e.a., 2002). Een maatstaf voor inkomensongelijkheid geeft aan hoe middelen verdeeld zijn in de maatschappij terwijl armoedematen focussen op de situatie van mensen aan de onderkant. Beide zijn met elkaar gerelateerd aangezien armoede sterk samenhangt met hoe middelen in een maatschappij worden (her)verdeeld (Atkinson e.a., 2010). Een sterke mate van inkomensongelijkheid wordt over het algemeen als nefast gezien: hoe groter de inkomensongelijkheid, hoe moeilijker het wordt voor de mensen die zich onderaan de inkomensverdeling bevinden om op eigen kracht de kloof te dichten en hun levensstandaard te verbeteren, en hoe groter de kans op sociale uitsluiting, ook voor de volgende generaties (Goldthorpe, 2010; Neckerman & Torche, 2007). Dit heeft niet alleen gevolgen voor de mate van sociale en inkomensmobiliteit in de samenleving maar, omdat heel wat menselijk kapitaal verloren gaat, ook voor de productiviteit en de koopkracht van zij die aan de staart bengelen (Milanovic, 2011). Meer nog, volgens het recente werk The Spirit Level heeft een grote mate van inkomensongelijkheid negatieve gevolgen voor de ganse samenleving (voor arm en rijk) op tal van sociale dimensies, gaande van gezondheid over vertrouwen tot criminaliteit (Wilkinson & Pickett, 2009). 136

SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN <strong>2011</strong><br />

Figuur 2.<br />

Relatief BBP per hoofd (in % <strong>van</strong> het EU27 gemiddelde in koopkrachtpariteiten) en armoederisico<br />

(in %), EU27* en <strong>Vlaanderen</strong>, 2007<br />

200<br />

180<br />

IV<br />

III<br />

BBP per hoofd (in % EU27 gemiddelde<br />

in koopkrachtpariteiten)<br />

160<br />

140<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

I<br />

CZ<br />

IE<br />

NL<br />

SE AT<br />

FI<br />

DK BE DE<br />

VLA<br />

FR<br />

SI<br />

CY<br />

MT<br />

SK<br />

HU<br />

UK<br />

IT ES<br />

GR<br />

PT<br />

EE<br />

LT<br />

PO<br />

BG<br />

RO<br />

LV<br />

II<br />

0<br />

0 5 10 15 20 25 30<br />

* Luxemburg heeft een relatief BBP/hoofd <strong>van</strong> 275 met 13,4% armoederisico en valt buiten de figuur.<br />

Bron: Eurostat en EU-SILC 2008, eigen <strong>be</strong>rekeningen.<br />

2.2. Inkomensongelijkheid, langdurige werkloosheid en vroegtijdige<br />

schoolverlaters<br />

Om de ‘staat’ <strong>van</strong> <strong>Vlaanderen</strong> met <strong>be</strong>trekking tot inkomen en armoede te schetsen <strong>be</strong>ginnen we<br />

met een overzicht <strong>van</strong> een aantal kernindicatoren <strong>van</strong> de inkomensongelijkheid: de interquintielverhouding<br />

(s80/s20-ratio) en de Gini-coëfficiënt. Voorts <strong>be</strong>spreken we twee bijkomende<br />

indicatoren: het aandeel langdurig werklozen en het aandeel vroegtijdige schoolverlaters. <strong>De</strong>ze<br />

vormen een <strong>be</strong>langrijke weerspiegeling <strong>van</strong> de levenskansen en het armoederisico <strong>van</strong> mensen.<br />

Al deze indicatoren maken deel uit <strong>van</strong> de Laken indicatoren die het structurele karakter <strong>van</strong><br />

armoede en sociale uitsluiting opvolgen in de EU (Atkinson e.a., 2002).<br />

Een maatstaf voor inkomensongelijkheid geeft aan hoe middelen verdeeld zijn in de maatschappij<br />

terwijl armoedematen focussen op de situatie <strong>van</strong> mensen aan de onderkant. Beide zijn met<br />

elkaar gerelateerd aangezien armoede sterk samenhangt met hoe middelen in een maatschappij<br />

worden (her)verdeeld (Atkinson e.a., 2010). Een sterke mate <strong>van</strong> inkomensongelijkheid wordt<br />

over het algemeen als nefast gezien: hoe groter de inkomensongelijkheid, hoe moeilijker het<br />

wordt voor de mensen die zich onderaan de inkomensverdeling <strong>be</strong>vinden om op eigen kracht<br />

de kloof te dichten en hun levensstandaard te ver<strong>be</strong>teren, en hoe groter de kans op sociale uitsluiting,<br />

ook voor de volgende generaties (Goldthorpe, 2010; Neckerman & Torche, 2007). Dit<br />

heeft niet alleen gevolgen voor de mate <strong>van</strong> sociale en inkomensmobiliteit in de samenleving<br />

maar, omdat heel wat menselijk kapitaal verloren gaat, ook voor de productiviteit en de koopkracht<br />

<strong>van</strong> zij die aan de staart <strong>be</strong>ngelen (Milanovic, <strong>2011</strong>). Meer nog, volgens het recente werk<br />

The Spirit Level heeft een grote mate <strong>van</strong> inkomensongelijkheid negatieve gevolgen voor de<br />

ganse samenleving (voor arm en rijk) op tal <strong>van</strong> sociale dimensies, gaande <strong>van</strong> gezondheid over<br />

vertrouwen tot criminaliteit (Wilkinson & Pickett, 2009).<br />

136

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!