De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be

www4.vlaanderen.be
from www4.vlaanderen.be More from this publisher
13.01.2015 Views

INKOMEN EN ARMOEDE the whole population share the benefits of high average prosperity’ (Europese Commissie, 2004). Dit verschilt fundamenteel van het Amerikaanse armoedebegrip waar de officiële armoedelijn bepaald wordt op grond van de kost van een adequaat voedingspakket vermenigvuldigd met een factor om rekening te houden met andere uitgaven en louter aangepast wordt aan de evolutie van de prijzen. De Europese bekommernis is inderdaad niet beperkt tot ‘severe deprivation of basic human needs, including food, safe drinking water, sanitation facilities, health, shelter, education and information’, het terechte uitgangspunt van de Verenigde Naties (1995; 2009) bij het definiëren van een globale notie van armoede. Het Europese armoede concept is ook niet beperkt tot situaties van diepe afhankelijkheid die niet kunnen verholpen worden door macro-beleid (Dahrendorf, 1990) noch tot sociale uitsluiting in de zin van een permanente afhankelijkheid van de staat (Engbersen, 1991). Het verwijst veel algemener naar ‘people whose resources are so seriously below those commanded by the average individual or family in their country that they run the risk of being excluded from ordinary living patterns, customs and activities’ (Townsend, 1985). Het laatste deel van deze definitie is van bijzonder belang voor het bepalen van een norm voor adequate bijstandsuitkeringen. Europeanen beschouwen sociale bescherming niet enkel als een instrument van armoedebestrijding maar veeleer als een middel om armoedesituaties te vermijden. Armoede en armoederisico worden in de tekst door elkaar gebruikt, maar dekken dezelfde lading. Figuur 1. Armoederisico (in %) naar Belgische en gewestelijke armoederisicodrempel, België en de Gewesten, 2007 in % 30 25 20 15 10 5 0 € 899 € 960 € 842 € 728 Belgische Vlaamse Waalse Brusselse a.r.d.* a.r.d. a.r.d. a.r.d. BE VLA WAL BRU * a.r.d. staat voor armoederisicodrempel Bron: EU-SILC 2008, eigen berekeningen. Figuur 1 geeft het effect op het armoederisico weer wanneer we gebruik maken van een gewestelijke in plaats van een Belgische armoederisicodrempel. We maken in figuur 1 het onderscheid tussen een armoederisicodrempel voor België en drie aparte armoederisicodrempels voor de regio’s. Omdat de regio’s verschillende mediane gestandaardiseerde beschikbare inkomens hebben, zijn er dus aparte armoederisicodrempels te berekenen. De hoogte van deze grenzen varieert, voor een alleenstaande, van 728 euro per maand (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) tot 960 euro in het Vlaamse Gewest. De armoedepercentages in figuur 1 geven het aandeel van de individuen weer die een inkomen hebben onder de armoederisicodrempel, berekend voor België en de gewesten. De Europese aanpak bestaat erin om steeds de nationale armoederisicodrempel te gebruiken. Dit houdt in dat 133

SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 we dan uitsluitend naar de uiterst linkse cijfers op de grafiek kijken. Voor het Vlaamse beleid werd gekozen om het armoederisico te baseren op een Vlaamse armoederisicodrempel, die hoger ligt dan de nationale grens, en desgevallend een groter armoederisico met zich meebrengt. We kunnen zien dat de armoederisico’s van de regio’s gelijkaardig zijn als we ons beperken tot de eigen regionale armoederisicodrempels (circa 15%). In dit hoofdstuk opteren we om in de cijfers en grafieken de twee armoederisicodrempels voor Vlaanderen te behouden; waar nodig verduidelijken we welke armoederisicodrempel besproken wordt. 1.2. Gegevens De cijfers die in dit hoofdstuk worden weergegeven zijn voornamelijk gebaseerd op de SILCenquête (EU-SILC, European Union – Statistics on Income and Living Conditions). De EU- SILC is een jaarlijkse enquête met een roterend panel naar inkomens en levensomstandigheden uitgevoerd in ongeveer alle landen van de Europese Unie. De dataverzameling gebeurt nationaal, maar binnen een gemeenschappelijk Europees raamwerk. Het is veruit het belangrijkste instrument om zowel op Belgisch, Vlaams als Europees niveau armoede en sociale uitsluiting in kaart te brengen. De echte start van het panel vond plaats in 2004. Op dit moment zijn er op Europees niveau vijf jaargangen beschikbaar: van 2004, tot en met 2008 (met data over het inkomensreferentiejaar 2003, tot en met 2007). Voor België worden elk jaar ongeveer 5.000 gezinnen (± 11.000 personen) bevraagd. In de enquête van 2008 zitten 3.427 Vlaamse gezinnen (8.290 personen). Bij de poging tot het schetsen van de trends inzake armoede en inkomensverdeling gebruiken we in dit hoofdstuk twee verschillende gegevensbronnen aangezien geen consistente tijdreeksen voorhanden zijn. Voor het jaar 2000 gebruiken we het European Community Household Panel (ECHP). Voor de periode 2003-2007 hanteren we de voornoemde EU-SILC dataset. Het gebruik van twee datasets heeft belangrijke gevolgen voor de interpretatie omdat de verschillende inkomensenquêtes niet automatisch met elkaar vergelijkbaar zijn (Europese Commissie, 2005). Net als in de ECHP wordt ook in de SILC de inkomensinformatie op jaarbasis verzameld, maar de inkomensconcepten zijn (licht) verschillend en werden op een andere manier bevraagd. We zijn met andere woorden gedwongen partiële trends te presenteren. Om de cijfers met betrekking tot ‘materiële deprivatie’ en ‘gezinnen met een lage werkintensiteit’ te berekenen, hanteren we definities die met beide bronnen een gelijkaardige berekening mogelijk maken. Een gevolg hiervan is dat er (beperkte) verschillen zijn met cijfers die door Eurostat worden gepubliceerd. Aangezien inkomensenquêtes een tijdrovend proces ondergaan voor ze beschikbaar zijn voor onderzoek, hebben de meest recente cijfers betrekking op het jaar 2007. In de figuren worden systematisch inkomensjaren vermeld, en dus niet het jaar later waarin de enquête effectief plaatsvond. 2. De “staat van Vlaanderen” binnen de EU-kopgroep 2.1. De EU-kopgroep Uit verschillende studies in de jaren 1990 bleek dat België zich destijds op het vlak van armoede-indicatoren kon meten met landen als Denemarken, Finland en Zweden. Onder meer in Frankrijk, Duitsland en Nederland was de armoede toen significant hoger dan in België 134

SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN <strong>2011</strong><br />

we dan uitsluitend naar de uiterst linkse cijfers op de grafiek kijken. Voor het Vlaamse <strong>be</strong>leid<br />

werd gekozen om het armoederisico te baseren op een Vlaamse armoederisicodrempel, die<br />

hoger ligt dan de nationale grens, en desgevallend een groter armoederisico met zich meebrengt.<br />

We kunnen zien dat de armoederisico’s <strong>van</strong> de regio’s gelijkaardig zijn als we ons<br />

<strong>be</strong>perken tot de eigen regionale armoederisicodrempels (circa 15%). In dit hoofdstuk opteren<br />

we om in de cijfers en grafieken de twee armoederisicodrempels voor <strong>Vlaanderen</strong> te <strong>be</strong>houden;<br />

waar nodig verduidelijken we welke armoederisicodrempel <strong>be</strong>sproken wordt.<br />

1.2. Gegevens<br />

<strong>De</strong> cijfers die in dit hoofdstuk worden weergegeven zijn voornamelijk gebaseerd op de SILCenquête<br />

(EU-SILC, European Union – Statistics on Income and Living Conditions). <strong>De</strong> EU-<br />

SILC is een jaarlijkse enquête met een roterend panel naar inkomens en levensomstandigheden<br />

uitgevoerd in ongeveer alle landen <strong>van</strong> de Europese Unie. <strong>De</strong> dataverzameling ge<strong>be</strong>urt nationaal,<br />

maar binnen een gemeenschappelijk Europees raamwerk. Het is veruit het <strong>be</strong>langrijkste<br />

instrument om zowel op Belgisch, Vlaams als Europees niveau armoede en sociale uitsluiting<br />

in kaart te brengen. <strong>De</strong> echte start <strong>van</strong> het panel vond plaats in 2004. Op dit moment zijn er op<br />

Europees niveau vijf jaargangen <strong>be</strong>schikbaar: <strong>van</strong> 2004, tot en met 2008 (met data over het<br />

inkomensreferentiejaar 2003, tot en met 2007). Voor België worden elk jaar ongeveer 5.000<br />

gezinnen (± 11.000 personen) <strong>be</strong>vraagd. In de enquête <strong>van</strong> 2008 zitten 3.427 Vlaamse gezinnen<br />

(8.290 personen).<br />

Bij de poging tot het schetsen <strong>van</strong> de trends inzake armoede en inkomensverdeling gebruiken<br />

we in dit hoofdstuk twee verschillende gegevensbronnen aangezien geen consistente tijdreeksen<br />

voorhanden zijn. Voor het jaar 2000 gebruiken we het European Community Household<br />

Panel (ECHP). Voor de periode 2003-2007 hanteren we de voornoemde EU-SILC dataset. Het<br />

gebruik <strong>van</strong> twee datasets heeft <strong>be</strong>langrijke gevolgen voor de interpretatie omdat de verschillende<br />

inkomensenquêtes niet automatisch met elkaar vergelijkbaar zijn (Europese Commissie,<br />

2005). Net als in de ECHP wordt ook in de SILC de inkomensinformatie op jaarbasis verzameld,<br />

maar de inkomensconcepten zijn (licht) verschillend en werden op een andere manier<br />

<strong>be</strong>vraagd. We zijn met andere woorden gedwongen partiële trends te presenteren. Om de cijfers<br />

met <strong>be</strong>trekking tot ‘materiële deprivatie’ en ‘gezinnen met een lage werkintensiteit’ te <strong>be</strong>rekenen,<br />

hanteren we definities die met <strong>be</strong>ide bronnen een gelijkaardige <strong>be</strong>rekening mogelijk<br />

maken. Een gevolg hier<strong>van</strong> is dat er (<strong>be</strong>perkte) verschillen zijn met cijfers die door Eurostat<br />

worden gepubliceerd. Aangezien inkomensenquêtes een tijdrovend proces ondergaan voor ze<br />

<strong>be</strong>schikbaar zijn voor onderzoek, heb<strong>be</strong>n de meest recente cijfers <strong>be</strong>trekking op het jaar 2007.<br />

In de figuren worden systematisch inkomensjaren vermeld, en dus niet het jaar later waarin de<br />

enquête effectief plaatsvond.<br />

2. <strong>De</strong> “staat <strong>van</strong> <strong>Vlaanderen</strong>” binnen de EU-kopgroep<br />

2.1. <strong>De</strong> EU-kopgroep<br />

Uit verschillende studies in de jaren 1990 bleek dat België zich destijds op het vlak <strong>van</strong><br />

armoede-indicatoren kon meten met landen als <strong>De</strong>nemarken, Finland en Zweden. Onder meer<br />

in Frankrijk, Duitsland en Nederland was de armoede toen significant hoger dan in België<br />

134

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!