De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be De Sociale Staat van Vlaanderen 2011 - Vlaanderen.be
WERK werden in Europese en Vlaamse beleidsdocumenten wat te hoog gesteld. Sommige verwachtingen en ambities hangen wellicht tussen feit en fictie. 6. ‘De werkbaarheidsgraad verhoogt in 2020 tot minstens 60% voor loontrekkenden en 55% voor zelfstandigen’ (Pact 2020) 6.1. Kwaliteit van de arbeid: arbeidsinhoud centraal Om de werkbaarheid in Vlaanderen op te volgen werd door STV Innovatie & Arbeid een monitor ontwikkeld (STV Innovatie & Arbeid, 2010). Werkbaar werk wordt in deze monitor concreet gemaakt aan de hand van vier indicatoren die elk een knelpunt kunnen vormen: ‘psychische vermoeidheid’ (werkstress), ‘welbevinden in het werk’ (werkbetrokkenheid, motivatie), ‘leermogelijkheden’ (kansen op bijblijven en competentie-ontwikkeling) en ‘werk-privé-balans’ (combinatie van arbeid met gezin en sociaal leven). Daarbij wordt voor elke indicator een ‘cutoff waarde’ bepaald waarboven werknemers met hoge waarschijnlijkheid in een problematische situatie terecht komen. Deze ondervinden zodoende een knelpunt met betrekking tot desbetreffende indicator. Deze monitor werd intussen driemaal afgenomen bij een representatief staal van de Vlaamse loontrekkenden (2004, 2007 en 2010) en tweemaal bij de Vlaamse zelfstandigen (2007 en 2010). De werkbaarheidsgraad, of het aandeel van de Vlaamse werknemers en zelfstandigen dat een kwaliteitsvolle job heeft zowel op het vlak van psychische vermoeidheid, welbevinden in het werk, leermogelijkheden en werk-privé-balans, is met 2 procentpunten toegenomen van 52,3% in 2004 tot 54,3% in 2010. De toename deed zich vooral voor in de periode 2004 – 2007 (van 52,3% naar 54,1%). Ten opzichte van 2007 is er noch bij de loontrekkenden noch bij zelfstandige ondernemers enige verandering in de werkbaarheidsgraad opgetreden. Het aandeel zelfstandigen zonder een knelpunt op een van de vier werkbaarheidsindicatoren is met 47,8% echter aanzienlijk lager dan bij de loontrekkenden. In figuur 17 wordt meer in detail de evolutie van elk van de vier werkbaarheidsindicatoren bij zelfstandigen en loontrekkenden weergegeven. Enerzijds wordt duidelijk dat de lagere werkbaarheidsgraad bij zelfstandigen ten opzichte van de loontrekkenden te wijten is aan het hoge aandeel dat een knelpunt heeft inzake psychische vermoeidheid of werk-privé balans. Anderzijds is het aandeel zelfstandigen met een knelpunt inzake welbevinden of leermogelijkheden dan weer merkelijk kleiner dan bij de loontrekkenden. Verder blijkt dat de globaal betere werkbaarheid voor loontrekkenden in 2010 ten opzichte van 2004 te danken is aan een betere score op drie van de vier indicatoren, namelijk welbevinden, leermogelijkheden en werk-privébalans. Op het vlak van psychische vermoeidheid is het aandeel werknemers met een problematische situatie echter licht toegenomen. Deze toename van het aandeel personen met een knelpunt inzake psychische vermoeidheid vinden we ook terug bij de zelfstandigen. De doelstelling van een werkbaarheidsgraad van 60% voor loontrekkenden en 55% voor zelfstandigen tegen 2020 ligt nog veraf. Psychische vermoeidheid is de indicator die het meest problematisch is en blijft. Het betreft dan ‘de mate waarin de door psychosociale arbeidsbelasting opgebouwde mentale vermoeidheid recuperabel is dan wel leidt tot spanningsklachten en 115
SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 verminderd functioneren’. Analyse wijst uit dat een problematische situatie inzake psychische vermoeidheid aanleiding geeft tot een hoger absenteïsme. In het bijzonder wordt door personen met een problematische psychische vermoeidheid ook de haalbaarheid om de job tot aan de pensioenleeftijd uit te voeren als veel lager ingeschat (STV Innovatie & Arbeid, 2004, 92). Figuur 17. Aandeel Vlaamse loontrekkenden/zelfstandigen met één of meerdere knelpunten inzake werkbaarheidsindicatoren (in %), 2004, 2007 en 2010 40 35 30 25 in % 20 15 10 5 0 2004 2007 2010 Loontrekkenden Zelfstandigen Psychische vermoeidheid Leermogelijkheden Welbevinden in het werk Werk-privé balans Bron: STV Innovatie & Arbeid, Werkbaarheidsmonitor. Het terugdringen van de psychische vermoeidheid is dan ook van cruciaal belang om niet enkel de werkbaarheidsgraad maar ook de werkzaamheidsgraad te verhogen. En daartoe is het noodzakelijk de werkdruk te verminderen. Bij werknemers die onder een hoge werkdruk moeten presteren, is de kans op psychische vermoeidheid liefst vijf keer deze van collega’s in arbeidssituaties met een acceptabel werkdrukpeil. Dit betreft het ‘zuivere effect’ waarbij het effect van andere factoren onder controle wordt gehouden (STV Innovatie & Arbeid, 2005, 21). 6.2. Andere aspecten arbeidskwaliteit De werkbaarheidsmonitor legt de focus op de arbeidsinhoud. Naast de arbeidsinhoud zijn data over andere aspecten van de kwaliteit van de arbeid, met name de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de arbeidsverhoudingen beschikbaar in de DiOVA-databank. Van 1999 tot 2007 werden 35.000 Vlaamse loon- en weddetrekkenden bevraagd over deze vier aspecten van de kwaliteit van de arbeid (De Witte e.a., 2010). De arbeidsinhoud van de Vlaamse werknemers wordt gekenmerkt door duidelijkheid over de uit te voeren taken en door afwezigheid van rolconflicten (zie tabel 7). Het werk is afwisselend, al scoort de mate van inspraak wel eerder laag. De bevraging van de arbeidsomstandigheden levert een genuanceerd beeld op. De geestelijke belasting of de mate waarin het werk concentratie vereist wordt niet als problematisch ervaren. De lichamelijke en ook emotionele belasting 116
- Page 66 and 67: ONDERWIJS EN VORMING In de LLL2010
- Page 68 and 69: ONDERWIJS EN VORMING De globale tev
- Page 70 and 71: ONDERWIJS EN VORMING opgemaakt, kor
- Page 72 and 73: ONDERWIJS EN VORMING bijscholing kr
- Page 74 and 75: ONDERWIJS EN VORMING Figuur 13. De
- Page 76 and 77: ONDERWIJS EN VORMING Vlaanderen ook
- Page 78 and 79: ONDERWIJS EN VORMING De derde secti
- Page 80: ONDERWIJS EN VORMING Holford, J., R
- Page 83 and 84: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 85 and 86: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 i
- Page 87 and 88: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 a
- Page 89 and 90: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 1
- Page 91 and 92: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 V
- Page 93 and 94: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 h
- Page 95 and 96: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 D
- Page 97 and 98: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 I
- Page 99 and 100: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 r
- Page 101 and 102: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 103 and 104: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 a
- Page 105 and 106: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 G
- Page 107 and 108: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 5
- Page 109 and 110: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 e
- Page 111 and 112: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 F
- Page 113 and 114: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 b
- Page 115: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 w
- Page 119 and 120: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 w
- Page 121 and 122: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 b
- Page 123 and 124: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 I
- Page 125 and 126: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 T
- Page 127 and 128: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 o
- Page 129 and 130: SOCIALE STAAT VAN VLAANDEREN 2011 E
- Page 132 and 133: Inkomen en armoede in Vlaanderen en
- Page 134 and 135: INKOMEN EN ARMOEDE the whole popula
- Page 136 and 137: INKOMEN EN ARMOEDE (Cantillon e.a.,
- Page 138 and 139: INKOMEN EN ARMOEDE Wij meten de mat
- Page 140 and 141: INKOMEN EN ARMOEDE Een volgende ind
- Page 142 and 143: INKOMEN EN ARMOEDE 2.3.2. Omvang va
- Page 144 and 145: INKOMEN EN ARMOEDE jongeren. Voor b
- Page 146 and 147: INKOMEN EN ARMOEDE in het land waar
- Page 148 and 149: INKOMEN EN ARMOEDE 2.4. Tussentijds
- Page 150 and 151: INKOMEN EN ARMOEDE Figuur 14. Armoe
- Page 152 and 153: in % INKOMEN EN ARMOEDE Figuur 17.
- Page 154 and 155: INKOMEN EN ARMOEDE is hierbij een b
- Page 156 and 157: INKOMEN EN ARMOEDE Figuur 22. Armoe
- Page 158 and 159: INKOMEN EN ARMOEDE Figuur 24. Samen
- Page 160 and 161: INKOMEN EN ARMOEDE Gegeven dat stim
- Page 162 and 163: INKOMEN EN ARMOEDE Vlaanderen heeft
- Page 164: INKOMEN EN ARMOEDE Uunk, W., Kalmij
WERK<br />
werden in Europese en Vlaamse <strong>be</strong>leidsdocumenten wat te hoog gesteld. Sommige verwachtingen<br />
en ambities hangen wellicht tussen feit en fictie.<br />
6. ‘<strong>De</strong> werkbaarheidsgraad verhoogt in 2020 tot minstens 60% voor<br />
loontrekkenden en 55% voor zelfstandigen’ (Pact 2020)<br />
6.1. Kwaliteit <strong>van</strong> de ar<strong>be</strong>id: ar<strong>be</strong>idsinhoud centraal<br />
Om de werkbaarheid in <strong>Vlaanderen</strong> op te volgen werd door STV Innovatie & Ar<strong>be</strong>id een monitor<br />
ontwikkeld (STV Innovatie & Ar<strong>be</strong>id, 2010). Werkbaar werk wordt in deze monitor concreet<br />
gemaakt aan de hand <strong>van</strong> vier indicatoren die elk een knelpunt kunnen vormen: ‘psychische<br />
vermoeidheid’ (werkstress), ‘wel<strong>be</strong>vinden in het werk’ (werk<strong>be</strong>trokkenheid, motivatie), ‘leermogelijkheden’<br />
(kansen op bijblijven en competentie-ontwikkeling) en ‘werk-privé-balans’<br />
(combinatie <strong>van</strong> ar<strong>be</strong>id met gezin en sociaal leven). Daarbij wordt voor elke indicator een ‘cutoff<br />
waarde’ <strong>be</strong>paald waarboven werknemers met hoge waarschijnlijkheid in een problematische<br />
situatie terecht komen. <strong>De</strong>ze ondervinden zodoende een knelpunt met <strong>be</strong>trekking tot des<strong>be</strong>treffende<br />
indicator.<br />
<strong>De</strong>ze monitor werd intussen driemaal afgenomen bij een representatief staal <strong>van</strong> de Vlaamse<br />
loontrekkenden (2004, 2007 en 2010) en tweemaal bij de Vlaamse zelfstandigen (2007 en<br />
2010). <strong>De</strong> werkbaarheidsgraad, of het aandeel <strong>van</strong> de Vlaamse werknemers en zelfstandigen dat<br />
een kwaliteitsvolle job heeft zowel op het vlak <strong>van</strong> psychische vermoeidheid, wel<strong>be</strong>vinden in<br />
het werk, leermogelijkheden en werk-privé-balans, is met 2 procentpunten toegenomen <strong>van</strong><br />
52,3% in 2004 tot 54,3% in 2010. <strong>De</strong> toename deed zich vooral voor in de periode 2004 – 2007<br />
(<strong>van</strong> 52,3% naar 54,1%).<br />
Ten opzichte <strong>van</strong> 2007 is er noch bij de loontrekkenden noch bij zelfstandige ondernemers<br />
enige verandering in de werkbaarheidsgraad opgetreden. Het aandeel zelfstandigen zonder een<br />
knelpunt op een <strong>van</strong> de vier werkbaarheidsindicatoren is met 47,8% echter aanzienlijk lager dan<br />
bij de loontrekkenden.<br />
In figuur 17 wordt meer in detail de evolutie <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> de vier werkbaarheidsindicatoren bij<br />
zelfstandigen en loontrekkenden weergegeven. Enerzijds wordt duidelijk dat de lagere werkbaarheidsgraad<br />
bij zelfstandigen ten opzichte <strong>van</strong> de loontrekkenden te wijten is aan het hoge<br />
aandeel dat een knelpunt heeft inzake psychische vermoeidheid of werk-privé balans. Anderzijds<br />
is het aandeel zelfstandigen met een knelpunt inzake wel<strong>be</strong>vinden of leermogelijkheden<br />
dan weer merkelijk kleiner dan bij de loontrekkenden. Verder blijkt dat de globaal <strong>be</strong>tere werkbaarheid<br />
voor loontrekkenden in 2010 ten opzichte <strong>van</strong> 2004 te danken is aan een <strong>be</strong>tere score<br />
op drie <strong>van</strong> de vier indicatoren, namelijk wel<strong>be</strong>vinden, leermogelijkheden en werk-privébalans.<br />
Op het vlak <strong>van</strong> psychische vermoeidheid is het aandeel werknemers met een problematische<br />
situatie echter licht toegenomen. <strong>De</strong>ze toename <strong>van</strong> het aandeel personen met een<br />
knelpunt inzake psychische vermoeidheid vinden we ook terug bij de zelfstandigen.<br />
<strong>De</strong> doelstelling <strong>van</strong> een werkbaarheidsgraad <strong>van</strong> 60% voor loontrekkenden en 55% voor zelfstandigen<br />
tegen 2020 ligt nog veraf. Psychische vermoeidheid is de indicator die het meest<br />
problematisch is en blijft. Het <strong>be</strong>treft dan ‘de mate waarin de door psychosociale ar<strong>be</strong>ids<strong>be</strong>lasting<br />
opgebouwde mentale vermoeidheid recupera<strong>be</strong>l is dan wel leidt tot spanningsklachten en<br />
115