12.01.2015 Views

Oosterpark - Stadsdeel Oost - Gemeente Amsterdam

Oosterpark - Stadsdeel Oost - Gemeente Amsterdam

Oosterpark - Stadsdeel Oost - Gemeente Amsterdam

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

OOSTERPARK - AMSTERDAM<br />

cultuurhistorische verkenning<br />

c u l t u u r h i s t o r i s c h e v e r k e n n i n g<br />

Urban Fabric | Steenhuis stedenbouw/landschap<br />

SteenhuisMeurs


Inhoud<br />

Verantwoording 3<br />

1. Historisch kader <strong>Amsterdam</strong>-<strong>Oost</strong> 5<br />

2. Springer en de prijsvraag voor het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> 13<br />

3. Ontwerpprincipes en ruimtelijk repertoire 23<br />

4. De gebouwen in het park 31<br />

5. Kwaliteiten 57<br />

Noten en literatuur 60<br />

Bijschrift kaftfoto achterzijde<br />

Wandelaar in het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>, omstreeks 1960. [SAA]<br />

2<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


Verantwoording<br />

Het Koninklijk Instituut voor de Tropen<br />

(K.I.T.) heeft de ambitie om het complex<br />

aan de Mauritskade uit te breiden met een<br />

nieuw theater, extra hotelaccommodatie<br />

en kantoren. Bovendien leeft de wens<br />

om de toegankelijkheid van het museum<br />

te verbeteren en parkeervoorzieningen<br />

ondergronds te brengen. Het naburige<br />

Hotel Arena wil uitbreiden en zoekt<br />

aansluiting op het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>. Een derde<br />

buur van het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>, de Universiteit<br />

van <strong>Amsterdam</strong>, besloot daarentegen om<br />

de collecties naar elders te verplaatsen.<br />

Voor het stadsdeel <strong>Oost</strong>-Watergraafsmeer<br />

vormden al deze initiatieven de aanleiding<br />

om na te denken over de toekomst van<br />

het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>. De gebouwen die tussen<br />

het park en de Mauritskade zijn gelegen,<br />

keren zich nu grotendeels van het park<br />

af. Er zijn muren, hekken en schuttingen,<br />

met daartussen veel restruimten en<br />

onbestemde terreinen.<br />

Kunnen de plannen van KIT, Hotel Arena<br />

en UvA in samenhang worden gebracht<br />

en ertoe leiden dat de noordrand van het<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> veranderd in een aantrekkelijk<br />

park met monumentale gebouwen<br />

Vanuit deze gedachte ontstond de<br />

‘Visie Verdubbeling <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>’ (2008).<br />

Door de grens van het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> te<br />

verleggen naar de Mauritskade en alle<br />

open ruimtes te behandelen als een deel<br />

van het park, ontstaat een alternatief<br />

voor de verrommeling, de versnippering<br />

en de ongedefinieerde ruimten die<br />

de strook langs de Mauritskade nu<br />

kenmerken. Zo komen de gebouwen in<br />

een aantrekkelijke groene omgeving en<br />

kunnen de gebruikers optimaal profiteren<br />

van de nabijheid van het park. Ook voor<br />

de parkbezoekers is verdubbeling van<br />

het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> een aantrekkelijke optie.<br />

In <strong>Amsterdam</strong> is parkruimte schaars<br />

binnen de ring, terwijl het parkbezoek<br />

explosief stijgt. De uitbreiding van het<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> biedt extra ruimte en geeft<br />

het park ook een interessant cultureel<br />

aanbod en andere voorzieningen. Er<br />

zijn veel winstpunten van de ‘Visie<br />

Verdubbeling <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>’: kwalitatieve en<br />

kwantitatieve verbetering van het park,<br />

ondergronds parkeren, het opruimen van<br />

inferieure bebouwing,het creëren van een<br />

groene ruimte rondom de monumentale<br />

gebouwen en versterken van de publieke<br />

functies in de plinten van de gebouwen.<br />

Maar passen deze plannen wel bij het<br />

karakter en de sfeer van het gebied<br />

Het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> heeft een belangrijke<br />

cultuurhistorische waarde, net zoals de<br />

meeste gebouwen aan de noordrand<br />

en langs de Mauritskade. Kennis van<br />

het parkontwerp en de achterliggende<br />

bedoelingen vormt een logisch<br />

vertrekpunt voor de uitwerking van de<br />

‘Visie Verdubbeling <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>’.<br />

Het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> laat de vormentaal<br />

en ontwerpprincipes van een typisch<br />

landschappark zien, aangepast aan<br />

het recreatieve en cultuurtechnische<br />

programma dat de gemeente <strong>Amsterdam</strong><br />

in 1890 als eis had gesteld. Het park was<br />

bedoeld voor burgers en arbeiders uit<br />

de Dapperbuurt en <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>buurt en<br />

herbergde een speelweide, cricketveld,<br />

^<br />

Kinderen rapen kastanjes aan de randen van het park, omstreeks 1960. De parkranden<br />

zijn hoger en beplant met een dichte groengordel. [SAA]<br />

zandspeelplaats, kinderspeeltuin en<br />

muziekplein. Tuinarchitect Leonard<br />

Springer versloeg rivaal Copijn in de<br />

prijsvraag voor het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> en mocht<br />

zijn ontwerp met het Omnibus uitvoeren.<br />

Het ontwerp van Springer bepaalt meer<br />

dan een eeuw later, het karakter van het<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>, hoeveel ook is veranderd.<br />

In dit onderzoek zijn de kenmerkende<br />

kwaliteiten van het park benoemd.<br />

Deze kwaliteiten zitten op verschillende<br />

schaalniveaus: de grotere context van<br />

<strong>Amsterdam</strong>-<strong>Oost</strong>, de routes en lange<br />

lijnen in het gebied, het parkontwerp, de<br />

aanhechting van het park op de stad en<br />

de bebouwing in en om het park. Door de<br />

cultuurhistorische waarden te beschrijven<br />

en te preciseren ontstaat een (hopelijk<br />

inspirerend) afwegingskader voor keuzen<br />

over de toekomst van het park.<br />

Prof. dr. ir. Paul Meurs<br />

1 maart 2010<br />

SteenhuisMeurs<br />

Verantwoording<br />

3


Vogelvlucht van <strong>Amsterdam</strong>-<strong>Oost</strong>, 1935. [Kaarten van <strong>Amsterdam</strong> 1866-2000] ><br />

4<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


1 Historisch kader <strong>Amsterdam</strong>-<strong>Oost</strong><br />

SteenhuisMeurs 1 Historisch kader<br />

5


Het einde van de vesting,<br />

1850<br />

Tot 1848 zat <strong>Amsterdam</strong> opgesloten in<br />

een gordel van verdedigingswerken.<br />

Met de slechting van de vesting<br />

verdween de fysieke scheiding tussen<br />

stad en platteland. De stad kon zich<br />

opmaken voor grootse uitbreidingen.<br />

Hoewel het eigenlijke stadsleven zich<br />

tot dusver binnen de zeventiendeeeuwse<br />

Singelgracht afspeelde, was<br />

het gebied daarbuiten bepaald niet<br />

leeg. De Overamstelse Polder, direct<br />

buiten de Muiderpoort, was ingericht<br />

met tuinderijen en wei- en hooilanden,<br />

met bijbehorende huizen en schuren.<br />

Aan het Oetgenspad waren enkele<br />

arbeiderwoningen gebouwd en stond<br />

een cacaofabriek met molen. Behalve<br />

als vestigingsplaats fungeerde het<br />

gebied voor de ontspanning van de<br />

stadsbewoners. De route vanaf de<br />

Plantage richting de Watergraafsmeer,<br />

lusthof van de <strong>Amsterdam</strong>mers, was een<br />

geliefd ommetje. De wandeling ging<br />

door de monumentale Muiderpoort,<br />

langs het dichte ‘Muiderbosch’, over de<br />

Oeterwalerweg (na 1876 Linnaeusstraat)<br />

‘een mooie laan, waaraan lusthoven en<br />

kleine uitspanningen waren gelegen’. 1<br />

Ook aan het Oliphantspad en het<br />

Oetgenspad die ten oosten van de<br />

spoorweg de polder instaken waren<br />

zomerverblijven en buitencafés.<br />

^<br />

Wandelaars buiten de Muiderpoort, omstreeks<br />

1825. De route vanaf de Plantage<br />

richting de Watergraafsmeer, lusthof van<br />

de <strong>Amsterdam</strong>mers, was een geliefd ommetje.<br />

[SAA]<br />

1<br />

2<br />

^<br />

Agrarische bebouwing in de Overamstelse<br />

Polder, 1891. [SAA]<br />

^^<br />

De overamstelse Polder was rond 1850<br />

ingericht met tuinderijen en wei- en<br />

hooilanden, met bijbehorende huizen en<br />

schuren. Verschillende zomerverblijven en<br />

buitencafé’s lagen langs de uitvalswegen.<br />

1. Muiderbosch, 2. Oeterwalerweg.<br />

[Grote Historische Atlas, 2 Noord-Nederland<br />

1851-1855]<br />

6<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


Dynamiek aan de<br />

Buitensingel, 1860-1870<br />

Voordat de stad <strong>Amsterdam</strong><br />

uitbreidingsplannen ging opstellen,<br />

vond langs de buitensingel al de nodige<br />

bouwactiviteit plaats. Deze tekening,<br />

gemaakt door J. van Eck, chroniqueur<br />

van de <strong>Amsterdam</strong>se Buitensingel, laat<br />

dat zien. In 1843 was de spoorlijn van<br />

<strong>Amsterdam</strong> naar Utrecht geopend,<br />

het kopstation lag direct buiten het<br />

Weesperpoortstation. Het spoor trok<br />

nieuwe bedrijvigheid naar dit gebied,<br />

zoals goederenmagazijnen, logementen,<br />

Bierbrouwerij De Amstel (aangegeven<br />

met stippellijn en de letter U) en een<br />

Lakfabriek. Een belangrijk deel van de<br />

gronden was particulier bezit, daarom<br />

was het mogelijk dat er tussen de<br />

fabrieken soms ook andere bebouwing<br />

verrees. De Bouwmaatschappij tot<br />

Verkrijging van Eigen Woningen<br />

bouwde bijvoorbeeld een eigen<br />

straatje met woningen, haaks op de<br />

Singel (zie p. 34). Een uitbreidingsplan<br />

was er niet, samenhang tussen losse<br />

bouwinitiatieven ontbrak.<br />

^<br />

Situatietekening langs de Buitensingel<br />

tussen de Amstel en de Oetewalerweg (nu<br />

Linnaeusstraat), 1870. [Van Eck 1948]<br />

Ook de locatiekeuze van de<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats, direct buiten<br />

de stadspoort en kort na de aanleg<br />

omringd door fabrieken, was curieus<br />

en op het eerste gezicht willekeurig,<br />

maar wel te verklaren. 2 Volgens een<br />

decreet uit 1828 moesten steden en<br />

dorpen hun lijken buiten de bebouwde<br />

kom begraven (in plaats van in en om<br />

kerken). <strong>Amsterdam</strong> liep hierin achter.<br />

Bezwaren van het stadsbestuur tegen<br />

SteenhuisMeurs<br />

1 Historisch kader<br />

7


nieuwe begraafplaatsen waren de<br />

zompige gronden buiten de singels,<br />

de grote afstand tot het stadscentrum<br />

en het verlies van inkomsten die de<br />

kerkgenootschappen zouden lijden.<br />

De stad was huiverig zélf het initiatief<br />

te nemen en gaf een concessie aan een<br />

particuliere ondernemer: architect L.<br />

Valk. Hij lobbyde voor de locatie buiten<br />

de Muiderpoort, volgens grondboringen<br />

een goede plek en slechts 3200 meter<br />

verwijderd van de Dam. De concessie<br />

verviel uiteindelijk en de stad pakte<br />

in 1864 het project op. Ondanks de<br />

nabijheid van fabrieken gaf de zojuist in<br />

dienst getreden stadsingenieur J.G. van<br />

Niftrik aan geen problemen te hebben<br />

met zowel de locatie als de geringe<br />

omvang. Dit kan verklaard worden door<br />

het feit dat hij in de jaren net na zijn<br />

benoeming als eerste de meest urgente,<br />

en door zijn voorganger onopgeloste,<br />

problemen wilde aanpakken. De<br />

begrafeniskwestie was er één van. 3 In<br />

1866 opende, naar ontwerp van Van<br />

Niftrik, de <strong>Oost</strong>erbegraafplaats met zones<br />

voor vijf klassen. De begraafplaats was<br />

door middel van een nieuw aangelegde<br />

weg dwars door het Muiderbos te<br />

bereiken (elke stadspoort had een<br />

dergelijke bosplein, het Weesperbosch<br />

werd bijvoorbeeld geruimd voor de<br />

aanleg van het station). Al in 1894 werd<br />

de <strong>Oost</strong>erbegraafplaats voor het publiek<br />

gesloten (te klein en inmiddels binnen de<br />

bebouwde kom gelegen) enkel voor de<br />

belanghebbenden van de eigen graven<br />

(centraal op de begraafplaats, huidige<br />

tuin van het KIT) bleef de begraafplaats<br />

geopend.<br />

^<br />

Dienst Publieke Werken, indeling van de<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats in vijf klassen,<br />

1864. De vakken centraal in het plan waren<br />

ingericht met de eigen graven. Deze<br />

werden pas in de jaren vijtig geruimd.<br />

Tot die tijd moest met het ontwerpen van<br />

de gebouwen in het park (Anatomisch laboratorium,<br />

KIT) rekening gehouden worden<br />

met deze graven. [SAA]<br />

><br />

J.G. van Niftrik, Plan tot uitbreiding<br />

van <strong>Amsterdam</strong>, 1866. Het monumentale plan<br />

met de vele radiaalvormen, sterpatronen<br />

en representatieve openbare ruimten werd<br />

nooit uitgevoerd, hoofdzakelijk door de<br />

hoge kosten die de grootschalige grondonteigeningen<br />

vereisten. [Kaarten van <strong>Amsterdam</strong><br />

1866-2000]<br />

>><br />

J.G. van Niftrik, uitsnede van een<br />

schetsversie van het plan tot uitbreiding<br />

van <strong>Amsterdam</strong>, 1866. Van Niftrik omzoomde<br />

het terrein van de <strong>Oost</strong>erbegraafplaats<br />

met een dichte boombeplanting en maakte<br />

het ruimtelijke onderdeel van een villapark.[Kaarten<br />

van <strong>Amsterdam</strong> 1866-2000]<br />

8<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


Uitbreidingsplan Van Niftrik,<br />

1866<br />

Twee jaar na zijn benoeming als<br />

stadsingenieur, en in hetzelfde jaar<br />

dat zijn <strong>Oost</strong>erbegraafplaats opende,<br />

presenteerde Van Niftrik het ontwerp<br />

voor wat hij het ‘Tweede <strong>Amsterdam</strong>’<br />

noemde. Het voorzag in de toevoeging<br />

van een brede ring om de oude stad,<br />

met een duidelijke verdeling van wijken<br />

over de verschillende sociale klassen. 4<br />

In het zuiden, naast het bestaande<br />

Vondelpark, en op een terrein in het<br />

oosten, projecteerde Van Niftrik ruim<br />

opgezette villawijken. De arbeiderswijken<br />

daartussen waren ontworpen met<br />

een strak stratenpatroon gevuld<br />

met hoge, gesloten bouwblokken.<br />

De <strong>Oost</strong>erbegraafplaats nam hij<br />

integraal op in zijn uitbreidingsplan.<br />

Hij omzoomde het terrein met een<br />

dichte boombeplanting en maakte het<br />

ruimtelijke onderdeel van een villapark.<br />

Ten zuiden van de begraafplaats<br />

projecteerde Van Niftrik een renbaan.<br />

Het monumentale plan met de vele<br />

radiaalvormen, sterpatronen en<br />

representatieve openbare ruimten werd<br />

nooit uitgevoerd, hoofdzakelijk door<br />

de hoge kosten die de grootschalige<br />

grondonteigeningen vereisten.<br />

SteenhuisMeurs<br />

1 Historisch kader<br />

9


Uitbreidingsplan Kalff, 1875<br />

Onder een toenemend aantal aanvragen<br />

voor particuliere bouwplannen zocht<br />

het <strong>Amsterdam</strong>se stadsbestuur naar<br />

een meer pragmatische aanpak van<br />

de stadsuitbreiding dan Van Niftrik<br />

had voorgesteld. J. Kalff, die in 1873<br />

was aangesteld als de eerste directeur<br />

van Publieke Werken, en in die<br />

hoedanigheid verantwoordelijk werd<br />

voor de stadsuitbreiding, stelde in<br />

1875 een nieuw uitbreidingsplan op.<br />

Het plan was sober en goedkoper uit<br />

te voeren omdat het uitging van de<br />

bestaande eigendomsverhoudingen<br />

en de polderverkaveling. Het was een<br />

raamplan: het gaf aan waar particulieren<br />

mochten bouwen. Aan het plan lag geen<br />

grootse visie ten grondslag over de ideale<br />

stad. Het was een optelsom van dertien<br />

deelplannen (‘blokken’), die onafhankelijk<br />

van elkaar werden vastgesteld en ook<br />

konden worden aangepast. De twee<br />

concentrische oost-west lopende<br />

hoofdroutes waren de kades langs de<br />

Singelgracht en de Ceintuurbaan. Haaks<br />

daarop werden de belangrijkste radialen<br />

van de grachtengordel doorgetrokken<br />

in onder meer de De Clerq-, Kinker-,<br />

Ferdinand Bol- en van Woustraat. 5<br />

Het vele groen dat Van Niftriks plan<br />

doorspoelde werd teruggebracht tot<br />

vier kleinere parken: het Westerpark,<br />

Bilderdijkpark, Sarphatipark en<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>. De parken waren op<br />

ongeveer gelijke tussenafstanden aan de<br />

belangrijkste uitvalswegen gesitueerd.<br />

De uitvalsroutes waren beplant met<br />

bomen zodat een aaneengesloten<br />

groenstructuur ontstond. De vele<br />

openbare instellingen die op zoek waren<br />

naar huisvesting buiten de stad konden<br />

een plek krijgen in een straatwand<br />

(scholen en zelfs kerken) en werden maar<br />

zelden gebruikt als stedenbouwkundige<br />

verbijzondering (aan een plein of als<br />

beëindiging van een zichtlijn). Dat er<br />

in het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> wél een concentratie<br />

openbare, vrijstaande gebouwen kwam<br />

is als volgt te verklaren: óf ze stonden er<br />

al (Sint Elisabeth Gasthuis) óf ze zijn door<br />

een krachtige lobby van invloedrijke<br />

particulieren of instellingen gebouwd<br />

(zoals de onderwijsinstellingen en het<br />

Koloniaal Instituut voor de Tropen, zie<br />

ook pagina 44).<br />

^<br />

J. Kalff, Plan voor de uitbreiding van<br />

<strong>Amsterdam</strong>, 1875. Het plan was sober en<br />

relatief goedkoop uit te voeren omdat het<br />

uitging van de bestaande eigendomsverhoudingen<br />

en de polderverkaveling. Het<br />

was een raamplan: het gaf aan waar particulieren<br />

mochten bouwen. [Kaarten van <strong>Amsterdam</strong><br />

1866-2000]<br />

10<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


Realisatie van de stadsuitbreiding, 1878-1881<br />

In de stadskaart van 1878 is het<br />

uitbreidingsplan van Kalff opgenomen<br />

alsof het de realiteit betrof. Het was<br />

destijds gebruikelijk vastgestelde<br />

plannen, die nog niet uitgevoerd waren,<br />

in te tekenen. In het toekomstige<br />

terrein van het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> is een<br />

voorbeeldontwerp getekend, in de voor<br />

die tijd veel toegepaste landschapsstijl.<br />

Opvallend is de rechtgetrokken singel,<br />

waardoor de <strong>Oost</strong>erbegraafplaats<br />

eerder in dan boven het park kwam te<br />

liggen. Op het moment dat deze kaart<br />

verscheen, was de gemeente druk in<br />

de weer met de aankoop en ruiling van<br />

gronden voor de aanleg van het park.<br />

In werkelijkheid lag het terrein op dat<br />

moment grotendeels braak: zoals te<br />

zien is op de kaart van drie jaar later.<br />

De Amstelbrouwerij bouwde inmiddels<br />

aan een industriecomplex en een deel<br />

van het complex van de zogenaamde<br />

Dubbeltjeswoningen was gerealiseerd<br />

door de Bouwmaatschappij tot<br />

Verkrijging van Eigen Woningen.<br />

Het gebied buiten de Muiderpoort werd<br />

van de jaren tachtig van de negentiende<br />

eeuw stapsgewijs ontwikkeld. Na<br />

een aanplemping van de singel vóór<br />

de begraafplaats in 1886 werd de<br />

Mauritskade aangelegd. Hetzelfde jaar<br />

begon de gemeente met de aanleg<br />

van een klein deel van park. Aan de<br />

Linnaeusstraat kwam een speel- en<br />

cricketveld (een langwerpig vierkant<br />

grasveld) met een wandelweg eromheen<br />

met twee rijen bomen en wat heesters. In<br />

1888 was dit werk voltooid. In 1890 werd<br />

op de hoek van de Mauritskade en de<br />

’s-Gravensandestraat het Sint Elisabeth<br />

Gasthuis gebouwd (nu Hotel Arena).<br />

Rond 1900 was de aanleg van het<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> afgerond en was de<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats buiten gebruik.<br />

In 1894 was meer naar het zuiden de<br />

Nieuwe <strong>Oost</strong>erbegraafplaats aangelegd,<br />

naar ontwerp van tuinarchitect Leonard<br />

Springer. Dat het hele parkontwerp op<br />

de stadsplattegrond van 1900 inclusief<br />

het noordelijk deel was ingetekend<br />

getuigt van de goede bedoelingen van<br />

het <strong>Amsterdam</strong>se stadsbestuur. Nog<br />

geen vier jaar later zou het bestuur<br />

zwichten voor argumenten vanuit de<br />

Dienst Publieke Werken en verrees<br />

een (gemeentelijke!) HBS aan de rand<br />

van het park. Weer vier jaar later kreeg<br />

de Universiteit toestemming om<br />

aan de noordrand van het park een<br />

Laboratorium te bouwen (zie ook p. 39).<br />

^<br />

Stadsplattegrond 1878. Het plan van Kalff<br />

is ingetekend alsof het de realiteit<br />

betrof. [Kaarten van <strong>Amsterdam</strong> 1866-2000]<br />

^<br />

Stadsplattegrond 1881. In werkelijkheid<br />

lag het terrein grotendeels braak. [Kaarten<br />

van <strong>Amsterdam</strong> 1866-2000]<br />

^<br />

Stadsplattegrond 1890. Aan de Linnaeusstraat<br />

ligt een speel- en cricketveld en<br />

de Mauritskade is verbreed door aanplemping<br />

van de singel. [Kaarten van <strong>Amsterdam</strong><br />

1866-2000]<br />

^<br />

Stadsplattegrond 1900. Het gehele tuinontwerp<br />

van Springer is ingetekend.<br />

[Kaarten van <strong>Amsterdam</strong> 1866-2000]<br />

SteenhuisMeurs<br />

1 Historisch kader<br />

11


<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> en parkrand,<br />

1935<br />

Vanaf 1904 werd de noordrand van het<br />

park verder bebouwd. Er ontstond een<br />

front van monumentale gebouwen, dat<br />

zich primair op de Mauritskade richtte.<br />

De gebouwen keerden het park letterlijk<br />

de rug toe. Op de tweede rij kwamen<br />

gebouwen, die konden profiteren van de<br />

luwte tussen het park en de Mauritskade,<br />

zoals een openluchtschool. De<br />

bouwinitiatieven in de noordrand en de<br />

manier waarop alle gebouwen aansluiten<br />

op het park worden behandeld in<br />

hoofdstuk 4.<br />

^<br />

Oriënteerkaart van de stad <strong>Amsterdam</strong>,<br />

1928. Het KIT is al direct na de bouw als<br />

oriëntatiepunt in de stad aangegeven.<br />

[Kaarten van <strong>Amsterdam</strong> 1866-2000]<br />

12<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


2 Prijsvraag voor het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

Ontwerp van L. Springer ingetekend op de destijds bestaande situatie, 1891. [SAA]<br />

SteenhuisMeurs 2 De prijsvraag voor het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

13


Waarom een prijsvraag<br />

Directeur van de Dienst Publieke<br />

Werken J. Kalff reduceerde met zijn<br />

uitbreidingsplan voor de stad (1877)<br />

het vele groen uit het plan van J.G.<br />

Van Niftrik (1866) tot vier stadsparken:<br />

het Bilderdijkpark, het Sarphatipark,<br />

het Westerpark en het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>.<br />

Het Vondelpark bestond al en was<br />

in opdracht van particulieren in<br />

1865 door tuinarchitect Jan David<br />

Zocher ontworpen. Van Niftrik,<br />

die na de benoeming van Kalff tot<br />

directeur gewoon in dienst bleef<br />

als stadsingenieur, nam zowel de<br />

vormgeving van het Sarphatipark als die<br />

van het Westerpark op zich. 6 De parken,<br />

aangelegd in 1886 en 1890, ontwierp<br />

hij in de Landschapsstijl en kenmerkten<br />

zich door een aantal ronde of eivormige<br />

gazons en een vijver met slingerende<br />

wandelpaden. Het waren echte<br />

flaneerparken met een waterval, rustieke<br />

bruggen, rotspartijen en fonteinen.<br />

Van Niftrik ontwierp destijds de meeste<br />

nieuwe openbare groenobjecten in<br />

zijn stad: van parken op de voormalige<br />

bolwerken tot begraafplaatsen (de<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats uit 1860 was<br />

bijvoorbeeld van zijn hand).<br />

Ook voor het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> maakte Van<br />

Niftrik een ontwerp (rond 1890, als<br />

onderdeel van het plan Kalff), waarvan<br />

de schetsen zijn teruggevonden in het<br />

archief van de Dienst Publieke Werken.<br />

Uit de correspondentie blijkt dat een<br />

eerste ontwerp werd afgekeurd door de<br />

Commissie van Bijstand van Publieke<br />

Werken. Deze Commissie, in 1852 in het<br />

leven geroepen, had de bevoegdheid<br />

zich te mengen ‘in wat tot verbetering<br />

en verfraaijing der stad wenschelijk<br />

kan worden geacht’ en vond dat er<br />

te weinig sport- en spelelementen in<br />

het park zaten. 7 Kennelijk was er geen<br />

behoefte meer aan nog een traditioneel<br />

wandelpark, in de trand van het<br />

Vondelpark, Westerpark en Sarphatipark.<br />

In plaats daarvan werd gevraagd om<br />

een recreatief volkspark met speeltuinen<br />

en sportvelden. Van Niftrik maakte<br />

daarop in oktober 1890 een nieuwe<br />

schets waarin hij het bestaande<br />

cricketveld aan de Linnaeusstraat<br />

behield, een ‘harddraversbaan’ en twee<br />

kinderspeelplaatsen toevoegde én de<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats integreerde in<br />

^<br />

‘Plan voor den Aanleg van een Park in de<br />

Binnendijksche Buitenveldersche Polder’<br />

(Sarphatipark), 1881. [Jager 2002]<br />

<<br />

Toegangsgebouw van de Oude <strong>Oost</strong>erbegraafplaats,<br />

1870. [SAA]<br />

^><br />

Dienst Publieke Werken, J.G. van Niftrik,<br />

Schets voor de inrichting van het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>,<br />

1890. Het lukte Van Niftrik niet<br />

een zwierige landschappelijke aanleg te<br />

combineren met een kaarsrechte renbaan,<br />

een rechthoekig cricketveld en rechthoekige<br />

kinderspeelplaatsen. [SAA]<br />

>><br />

De <strong>Oost</strong>erbegraafplaats in 1894. Het hoogteverschil<br />

tussen begraafplaats (rechts<br />

op de foto) en het toekomstig park<br />

(links) was groot. Het park werd echer<br />

nooit opgehoogd: de kosten die dat met<br />

zich mee zou brengen waren te hoog. [SAA]<br />

14<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


het park. Het resultaat was een uiterst<br />

gefragmenteerd parkontwerp. Het<br />

lukte Van Niftrik niet om de zwierige<br />

landschappelijke aanleg te combineren<br />

met een kaarsrechte renbaan, een<br />

rechthoekig cricketveld en rechthoekige<br />

kinderspeelplaatsen. Tussen de<br />

voorzieningen voor sport en spel paste<br />

hij zo goed en zo kwaad als dat ging de<br />

Landschapsstijl toe, met een overdaad<br />

aan wandelpaden. Dat ook dit ontwerp<br />

de Commissie van Bijstand niet kon<br />

bekoren bleek nog geen maand later,<br />

toen een ‘programma voor een prijsvraag<br />

voor het leveren van een ontwerp voor<br />

den aanleg van het <strong>Oost</strong>er-park te<br />

<strong>Amsterdam</strong>’ de deur uit ging.<br />

Het programma van eisen<br />

De prijsvraag was besloten, wat<br />

betekende dat de gemeente slechts<br />

vier ontwerpers uitnodigde om mee te<br />

doen: Hendrik Copijn, Leonard Springer,<br />

vader en zoon Zocher en de minder<br />

bekende L.J. Ritter. Ritter deelde Publieke<br />

Werken mee: ‘aan de beantwoording van<br />

prijsvragen besloot ik uit beginsel reeds<br />

voor lang, nimmer mee te werken’. 8 De<br />

Zochers bedankten voor de eer omdat ze<br />

het honorarium te gering vonden voor<br />

de tijd die ze nodig achtten een goed<br />

doordacht ontwerp op tafel te leggen.<br />

Het waren uiteindelijk Springer en Copijn<br />

die met elkaar concurreerden.<br />

De pogingen van stadsingenieur Van<br />

Niftrik hadden dan wel niet tot een<br />

bevredigend resultaat geleid, het was<br />

voor de gemeente nu wel duidelijk wat<br />

ze precies in hun nieuwe park wilden<br />

zien. Ze gaf de twee overgebleven<br />

tuinarchitecten het volgende eisenlijstje<br />

mee:<br />

1. Een cricketveld van 8500 m 2 , een<br />

afsluitbaar terrein voor een grote<br />

kinderspeelplaats van 5000 m 2 , een<br />

grote kinderspeelplaats met een<br />

zandbak van 1600 m 2 en een plek waar<br />

muziekuitvoeringen gehouden konden<br />

worden inclusief een plek ingericht voor<br />

toehoorders.<br />

2. Een waterpartij dwars door het<br />

park, ter vervanging van de bestaande<br />

molensloot langs de zuidzijde van de<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats.<br />

3. Ophoging van de buitenrand<br />

van het park, zodat het met zacht<br />

vloeiende hellingen aan kon sluiten op<br />

de omliggende wegen. Deze waren,<br />

tezamen met de terreinen voor de<br />

woningbouw, opgehoogd. Een totale<br />

ophoging van het park zou echter te<br />

hoge kosten met zich meebrengen.<br />

4. Vijf hoofdtoegangen. De precieze<br />

locatie van deze ingangen was al<br />

bedacht: de eerste tegenover de<br />

Muiderpoort (de gemeente opperde<br />

dat één van de bestaande lanen van<br />

de begraafplaats hiervoor gebruikt<br />

kon worden), de tweede aan de kant<br />

van de Linnaeusstraat, de derde als<br />

aansluiting met de Eikenweg, de vierde<br />

als aansluiting met de Kastanjeweg<br />

en de laatste aan de kant van de<br />

’s-Gravensandestraat.<br />

5. Een hoofdweg door het park, geschikt<br />

voor rijtuigverkeer.<br />

6. Integratie van de begraafplaats in het<br />

ontwerp als tijdelijk gegeven.<br />

SteenhuisMeurs<br />

2 De prijsvraag voor het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

15


Hoe om te gaan met de begraafplaats<br />

was misschien wel de belangrijkste<br />

opgave van de prijsvraag. De gemeente<br />

vroeg om de mogelijkheid het ontwerp<br />

in twee delen uit te voeren. Totdat de<br />

Nieuwe <strong>Oost</strong>erbegraafplaats geopend<br />

werd (1894) was de stad volgens de wet<br />

verplicht in ieder geval de algemene<br />

graven tien jaar daarna niet te beroeren.<br />

Voor de eigen graven (centraal op de<br />

begraafplaats) was het een ander verhaal,<br />

dit was particulier eigendom en moest<br />

hoe dan ook geïntegreerd worden in het<br />

nieuwe ontwerp. De ontwerper diende<br />

een duidelijke visie neer te leggen op<br />

de wijze waarop de begraafplaats en<br />

de particuliere terreinen in het ontwerp<br />

moesten worden opgenomen.<br />

De keuze voor Springer<br />

De directeur van Publieke Werken<br />

beoordeelde samen met stadsingenieur<br />

Van Niftrik en zijn Hoofdopzichter der<br />

Beplantingen de ingestuurde plannen.<br />

Met twee inzenders kregen de heren<br />

drie plannen voor ogen. Springer had<br />

namelijk, erg ongebruikelijk, twee<br />

plannen ingestuurd, onder de motto’s<br />

Omnibus en Natuur. De tekeningen van<br />

Natuur zijn niet terug gevonden. Uit het<br />

beoordelingsrapport kan echter afgeleid<br />

worden dat het voorstel niet zo goed<br />

aansloot bij de eisen van de gemeente<br />

als het plan Omnibus. Tussen Copijns<br />

inzending SPQR en Omnibus bestaan<br />

op het eerste gezicht opvallend veel<br />

overeenkomsten. In beide ontwerpen<br />

is een landschappelijke aanleg gekozen<br />

en bestaat er een verwantschap in het<br />

16<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

^<br />

Springers inzending met motto Omnibus,<br />

1891. Op het eerste gezicht bestaan er<br />

met de inzending van Copijn (rechts) veel<br />

overeenkomsten. [SAA]<br />

><br />

Tuinarchitect Copijn zond dit ontwerp met<br />

motto SPQR in. De Commissie van Bijstand<br />

was niet content met de vorm en loop van<br />

de waterpartij en ...<br />

><br />

... de vreemde kruisingen van rij- en<br />

wandelpaden. [SAA]<br />

>><br />

Briefhoofd van Gebr. Copijn. [SAA]<br />

SteenhuisMeurs


padenbeloop, de plek en vorm van de<br />

twee kinderspeelplaatsen, het cricketveld<br />

en de locatie en inrichting van het<br />

bomenplein rond de muziektent.<br />

Bij nader inzien blijkt het ontwerp<br />

van Springer het meest logisch en<br />

vanzelfsprekend in opzet, precies<br />

wat de directeur, stadsingenieur en<br />

hoofdopzichter van de Dienst zo bevielen<br />

in het plan: ‘De vijver is sierlijk […] van<br />

lijnen en vormt geen waterpartij die<br />

voor een park van 20 hectare als te groot<br />

moet worden aangemerkt. De rijwegen<br />

hebben doeltreffende, goed gekozen<br />

richtingen, evenals de wandelpaden.<br />

Het terrein voor muziekuitvoeringen<br />

is tegenover het brede gedeelte van<br />

de vijver gunstig ontworpen, voor de<br />

afsluitbare kinderspeelplaats is een goed<br />

punt gekozen, terwijl de beplanting<br />

zoodanig bedacht is dat er ruimte<br />

genoeg overblijft voor gazons.’ 9 Voor<br />

de inzending SPQR van tuinarchitect<br />

Copijn bestond minder enthousiasme.<br />

Op een drietal punten viel het ontwerp<br />

tegen: ten eerste de elkaar rechthoekig<br />

kruisende, nagenoeg rechte rijwegen,<br />

vervolgens de vreemd gekozen plek voor<br />

de hoofdwaterpartij (in plaats van in het<br />

midden, vrijwel tegen de Linnaeusstraat<br />

aan) en als laatste de beperkte breedte<br />

van de waterloop ter plaatse van de<br />

muziektent. Omnibus kwam, met<br />

instemming van de Commissie van<br />

Bijstand, als winnaar uit de bus.<br />

Toelichting bij het ontwerp<br />

voor het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

In een toelichting bij zijn<br />

prijsvraaginzending legde Springer de<br />

functionele indeling en de technische<br />

uitvoering van zijn ontwerp uit. Samen<br />

met een interview in bouwkundig<br />

weekblad De Opmerker en een artikel<br />

in het Duitse Zeitschrift für Bildende<br />

Gartenkunst over het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> is een<br />

gedetailleerde beschrijving van het<br />

oorspronkelijke ontwerp mogelijk.<br />

De belangrijkste vraag van de gemeente<br />

was het park zo in te richten dat zolang<br />

de <strong>Oost</strong>erbegraafplaats volgens de wet<br />

in rust moest blijven (tien jaar na sluiting<br />

voor algemene graven, officieel oneindig<br />

voor particuliere graven), het zuidelijke<br />

parkgedeelte zonder moeilijkheden<br />

in gebruik kon worden genomen. Na<br />

een eventuele aansluiting van de twee<br />

gedeelten moest het lijken alsof de<br />

aanleg en de verbindingen altijd al één<br />

geheel vormden. Springer beschreef<br />

zijn ontwerp in twee delen: eerst het<br />

noordelijk, later te maken parkdeel op<br />

het terrein van de begraafplaats, dan het<br />

zuidelijke wél direct uitvoerbare deel. De<br />

nummers in de tekst verwijzen naar die<br />

in de tekening.<br />

Noordelijk parkdeel: fase 2<br />

Het noordelijke terrein is ontworpen<br />

in ‘gemengde stijl’; met een formeler<br />

parkdeel ter hoogte van de belangrijkste<br />

toegang tot het park: de Muiderpoort.<br />

Springer wilde de drie middelste lanen<br />

van de begraafplaats behouden en<br />

SteenhuisMeurs<br />

2 De prijsvraag voor het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

17


omvormen tot toegangswegen (1).<br />

Dit was slim: in dit centrale deel van<br />

de voormalige begraafplaats lagen<br />

de particuliere graven (2) die op deze<br />

manier onderdeel van het park werden.<br />

De middelste laan was reeds beplant met<br />

Italiaanse populieren, die echter volgens<br />

Springer erg ziek waren en te zijner tijd<br />

vervangen konden worden. Voor de<br />

bestaande ontvangstgebouwtjes van<br />

de begraafplaats aan de Mauritskade<br />

gaf Springer twee mogelijkheden. Ze<br />

zouden weggehaald kunnen worden<br />

en vervangen door een ‘rondpoint’ met<br />

waterbekken, fontein en bloemvakken<br />

(3), die samen met de drie lanen een<br />

‘pseudo-symmetrische’ aanleg vormden.<br />

Het alternatief was om de gebouwtjes<br />

in te richten als melkhuis, waar boeren<br />

uit de omtrek hun melk brachten om<br />

vandaar naar de verschillende afnemers<br />

in <strong>Amsterdam</strong> vervoerd te worden.<br />

Het terrein erachter kon als ‘rustplaats’<br />

worden ingericht.<br />

Omdat het park aan de stadszijde<br />

begrensd werd door de sierlijk gebogen<br />

lijn van de oude buitensingel met<br />

een dubbele boombeplanting (4)<br />

gaf Springer dit parkdeel een meer<br />

open karakter om een visuele en<br />

functionele verbinding met de stad te<br />

bewerkstelligen. De brede rijweg haakte<br />

op twee punten aan op de Mauritskade<br />

(5). Omdat deze twee wegen op het<br />

terrein van de begraafplaats lagen,<br />

konden ze vooralsnog niet aangelegd<br />

worden. Een eis van de gemeente was<br />

echter dat totdat de algemene graven<br />

op de begraafplaats geruimd mochten<br />

worden (in 1904) het direct uit te voeren<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2 2<br />

1<br />

5<br />

^<br />

Ontwerptekening Springer <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>,<br />

1891. De nummers in de tekeningen verwijzen<br />

naar die in de tekst.<br />

<<br />

De vijverpartij (13) verving de oude molenwetering.<br />

Zicht op de Muiderkerk bij<br />

de oostingang (7). Omstreeks 1915. [SAA]<br />

><br />

Het park werd aan de stadszijde begrensd<br />

door de sierlijk gebogen lijn van de oude<br />

buitensingel met een dubbele boombeplanting<br />

(4). Foto omstreeks 1960. [SAA]<br />

><br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats na de sluiting, omstreeks<br />

1900: aan onderhoud werd vrijwel<br />

niet meer gedaan. De centrale as (1) zou<br />

worden overgenomen in het parkontwerp.<br />

[SAA]<br />

18<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


voetpaden van elk drie meter.<br />

9<br />

14<br />

15<br />

16<br />

8 7<br />

10<br />

zuidelijke deel gewoon van alle kanten<br />

bereikbaar moest zijn. Hiervoor kon<br />

de bestaande middelste laan van de<br />

begraafplaats dienen, terwijl Springer<br />

een tweede route (6) langs de Lakfabriek<br />

ontwierp die op beschikbaar terrein viel<br />

en zo direct te maken was. Deze weg (6)<br />

volgde ‘in flauwe bochten en zacht open<br />

afgaande hellingen de grens van het<br />

geheele beschikbare terrein en verbindt<br />

alzoo de verschillende ingangen’. 10<br />

Zuidelijk parkdeel: fase 1<br />

Ter hoogte van de Van Swindenstraat<br />

projecteerde Springer een ingang (7)<br />

waardoor de centrale rijweg door het<br />

park bereikt werd. De rijweg volgde<br />

de grens van de begraafplaats en zou<br />

11<br />

13<br />

12<br />

10<br />

deels iets opgehoogd moeten worden<br />

om de lastige verbinding met dit hoger<br />

liggende terrein te kunnen maken. De<br />

route liep af naar een laag punt in het<br />

oosten, waar in totaal drie rijwegen bij<br />

elkaar kwamen (8). De hoofdweg kwam<br />

uit bij een ingang in het verlengde<br />

van de hoofdroute uit het plan Kalff,<br />

de Ceintuurbaan/Ruyschstraat (9). Het<br />

park vormde zo een schakel tussen de<br />

negentiende-eeuwse ring, de voorname<br />

Plantage Middellaan en de binnenstad.<br />

Aan de zuidzijde van het park was de<br />

hoofdroute door het park bereikbaar via<br />

twee ingangen, tegenover de Eikenweg<br />

en de Kastanjeweg (10). Alle hoofdwegen<br />

waren twaalf meter breed, waarvan zes<br />

meter voor rijtuigen en twee verhoogde<br />

Het terrein met de muziektent (11)<br />

ontwierp Springer in de hartlijn van de<br />

middelste laan van de begraafplaats.<br />

Het muziekplein had een zandige<br />

halfverharding en was rijkelijk<br />

beplant met bomen. Gezien vanaf de<br />

Muiderpoort leverde dit volgens Springer<br />

een mooie achtergrond op voor de<br />

fontein, terwijl het als een ‘prachtige<br />

groep aan de oever van de vijver’<br />

een contrast vormde met de lichtere<br />

oeverbeplanting (12) aan de overkant.<br />

De vijver (13) verving de oude<br />

molenwetering. De waterpartij doorliep<br />

het terrein in zijn geheel en vormde<br />

een afscheiding tussen de hoger<br />

gelegen begraafplaats en het lager<br />

gelegen gedeelte van het nieuwe<br />

park. Deze vijver was opzettelijk van<br />

grote oppervlakte genomen voor het<br />

‘ijsvermaak’, waar in dit gedeelte de stad<br />

geen andere mogelijkheid toe was. Door<br />

het graven van een grote vijver ‘welks<br />

sierlijke lijnen fraaie kijkjes beloven’<br />

kwam er grond vrij voor het ophogen van<br />

wegen en het maken van heuveltjes.<br />

Springer plaatste de grote<br />

openbare speeltuin (14) achter<br />

het St. Elisabethgasthuis aan de<br />

’s-Gravensandestraat omdat deze met<br />

alle ‘gymnastiektoestellen, schoppen<br />

en wippen’ op een meer prominente<br />

plek afbreuk zou doen aan het<br />

landschappelijke beeld. Tevens was<br />

het voor het parkbeeld belangrijk dit<br />

grote zanderige terrein zo ver mogelijk<br />

van die andere overwegend zanderige<br />

SteenhuisMeurs<br />

2 De prijsvraag voor het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

19


plek te houden: het muziekterrein. De<br />

grote speeltuin was zowel vanaf de<br />

’s-Gravensandestraat als vanuit het park<br />

bereikbaar.<br />

In de zuidwestelijke hoek situeerde<br />

Springer een kleine speelplek met grote<br />

zandbak (15), veilig omzoomd door<br />

bomen. Het daartegenover gelegen<br />

grootste grasveld in het park fungeerde<br />

ook als ‘criquetterrein’ (16). Langs<br />

de randen van het cricketveld bleef<br />

voldoende ruimte over voor beplanting,<br />

zodat ‘de spelers zich verheugen mogen<br />

in het toekomstig lommer’. 11<br />

^<br />

De zandbak (15) in 1932. [SAA]<br />

><br />

Het cricketveld / grote speelweide in<br />

1932 (16), waarop ‘de spelers zich verheugen<br />

mogen in het toekomstig lommer’.<br />

[SAA]<br />

v<br />

De grote kinderspeeltuin in 1932 (14).<br />

Opvallend is de verlaagde en dus besloten<br />

ligging van de speelplaats in relatie<br />

tot de rand van het park. [SAA]<br />

Tijdlijn <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

1877 Vaststelling plan van bebouwing voor Blok IX (gronden tussen het Rijnspoorwegstation en de<br />

Linnaeusstraat) van het uitbreidingsplan van J. Kalff<br />

1878-1883 Aankoop gronden voor toekomstig terrein <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>,<br />

1886 Besluit gemeenteraad tot aanleg van een onderdeel van het toekomstige park<br />

1886 Aanbesteding normalisatie Singelgracht (nu Mauritskade) tussen Muiderpoort en Rijnspoor:<br />

aanplemping stuk land vóór de <strong>Oost</strong>erbegraafplaats<br />

1886 Aanleg Mauritskade en ‘s-Gravesandestraat<br />

1888 Voltooiing klein deel van toekomstig park: een vierkant grasveld met een wandelweg eromheen<br />

aan de Linnaeusstraat<br />

1890 Besloten prijsvraag voor het gehele <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

1891 Besluit gemeenteraad tot aanleg van het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> naar het ontwerp van L. Springer<br />

1892 Aanbesteding ophoging grond en aanleg Lozingskanaal<br />

1893 Voltooiing ophoging, graven vijvers en start aanleg van de wegbanen, de beplanting en de<br />

gazons. Aanbesteding ijzeren hek om het park<br />

1894 Openstelling voor publiek<br />

1895 Maken toegang tot het park vanaf de Mauritskade<br />

1896 Aankoop grond op de hoek van het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> en de Linaeusstraat (eigendom van de<br />

uitspanning Nieuw Vliedzorg of De Nieuwe Roomtuintjes) en toevoeging van dit hoekje aan het park,<br />

zodat het voltooid kon worden volgens de opzet van Springer<br />

1905 Demping sloten langs de oost-, west- en noordzijde van de begraafplaats met scherven en vuilnis.<br />

20<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


Latere toevoegingen en aanpassingen<br />

In 1908 werd de ijzeren muziektent in het park geplaatst.<br />

Brug ontworpen door architect Piet Kramer, 1929. Op de brug worden de vier windrichtingen noord, zuid, oost en<br />

west weergegeven. De brug verving de oorspronkelijke ‘boomstammenbrug’ (zie p. 29).<br />

Verschillende gedenktekens en kunstwerken, waaronder<br />

deze stenen bank ter nagedachtenis van de schrijver<br />

Justus van Maurik gemaakt door Eduard Jacobs, zijn<br />

door de jaren heen in het park geplaatst.<br />

Jeroen Henneman, ‘De Schreeuw’, 2007. Ter nagedachtenis<br />

aan Theo van Gogh.<br />

In 1932 werd, vanwege de komst van de Openluchtschool,<br />

de grote speeltuin verplaatst naar de huidige plek.<br />

SteenhuisMeurs<br />

3 Ontwerpprincipes<br />

21


Latere toevoegingen en aanpassingen<br />

Grote speeltuin.<br />

Recent aangelegde eendenvoederplaats.<br />

Recent geplaatste kiosk.<br />

Na het ruimen van de laatste graven achter het KIT in 1957 werd deze ruimte bij het park gevoegd. Het ontwerp (ontwerper ons onbekend, waarschijnlijk Dienst Openbare Werken)<br />

is formeel en bestaat uit een aantal ‘kamers’: een skate- en basketbalveld, een rosarium, een pierenbadje met speelweide. De vorm van deze kamers komt ongeveer overeen<br />

met de oude begraafvakken.<br />

22<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


3 Ontwerpprincipes en ruimtelijk repertoire<br />

De zandbak, omstreeks 1950. [SAA]<br />

SteenhuisMeurs 3 Ontwerpprincipes<br />

23


Behalve de beschrijving over<br />

de functionele indeling van het<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> heeft Springer zijn<br />

ontwerpuitgangspunten niet verder<br />

toegelicht. Deze zijn echter wel te<br />

reconstrueren, op basis van zijn oeuvre,<br />

de algemene ontwikkelingen in de<br />

Landschapsstijl en de opkomst van het<br />

volkspark in Nederland.<br />

‘Landelijke stijl’<br />

Springer ontwierp het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> in<br />

‘landelijke stijl’. 12 Hij bedoelde hiermee<br />

de Landschapsstijl, die hij tot aan zijn<br />

dood als meest ideale tuinstijl achtte.<br />

Overigens gaat het daarbij niet zozeer<br />

om een esthetische stijl, maar om een<br />

ontwerpmethodiek. In Nederland<br />

werd de bloeiperiode van deze tuinstijl<br />

gemarkeerd door de werkzame periode<br />

van de befaamde tuinarchitect Jan David<br />

Zocher jr., zo rond het midden van de<br />

negentiende eeuw. 13 ‘Landschapsstijl’<br />

is een veelomvattend begrip en elke<br />

tuinarchitect gaf hier op geheel eigen<br />

wijze uitdrukking aan. Er werd echter<br />

wel gewerkt vanuit een basisprincipe,<br />

namelijk het streven naar een<br />

groenontwerp waarin een ideaalbeeld<br />

van de natuur werd neergezet, geijkt<br />

op de romantische schilderkunst van<br />

landschapsschilders als Nicolas Poussin<br />

en Claude le Lorrain. Vormelementen die<br />

hierin thuishoorden waren slingerende<br />

paden langs open weiden, waterpartijen<br />

met glooiende oevers, lange doorzichten<br />

en een afwisselende beplanting. Het<br />

gebruik van schilderachtige gebouwtjes,<br />

rotspartijen, rustieke bruggen,<br />

kunstmatige heuvels en mysterieuze<br />

ruïnes versterkte de illusie van het<br />

landschappelijke en natuurlijke. In<br />

Nederland gebruikten tuinarchitecten<br />

als L.P. Roodbaard (1782-1851), H. van<br />

Lunteren (1780-1848), D. Wattez (1833-<br />

1906) L. Rosseels (1843-1921) en Jan<br />

David Zocher jr. (1791-1870) tot in de<br />

twintigste eeuw deze ontwerpaanpak<br />

voor buitenplaatsen, landgoederen en<br />

stadsparken.<br />

De criteria van Humphrey<br />

Repton<br />

De wortels van de landschapsstijl<br />

liggen in Engeland. Daar was in de<br />

achttiende eeuw, als reactie op de<br />

rechtlijnige en formele tuinontwerpen,<br />

een op het vrije landschap geïnspireerde<br />

ontwerpaanpak ontstaan. In 1805<br />

noemde landschapsarchitect Humphry<br />

Repton (1752-1818) in zijn Observations<br />

on the Theory and Practise of Landscape<br />

Gardening een drietal criteria waaraan<br />

een goede landschappelijke uitleg moest<br />

voldoen:<br />

1. The Picturesque effect: het nastreven<br />

van een schilderachtige sfeer.<br />

2. Continuity: de illusie van ruimtelijke<br />

onbegrensdheid door het verstoppen<br />

of vermommen van de parkgrenzen,<br />

waardoor de wandelaar niet aan het<br />

leven van alledag herinnerd werd.<br />

3. Intricracy: het creëren van een<br />

boeiende wandeling met een<br />

opeenvolging van wisselende<br />

emotionele ervaringen.<br />

24<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


^<br />

Humphrey Repton, View from the port near<br />

Bristol, voor (links) en na (rechts), omstreeks<br />

1790-1800.<br />


in het schilderachtige landschap in<br />

te passen waren, moest verwijderen<br />

of verdoezelen. In het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> is<br />

dit op een paar plaatsen wél, maar<br />

op andere plekken niet gebeurd. De<br />

meeste elementen die niet passen bij<br />

de illusie van een ideaal landschap<br />

werden door Springer in de randen<br />

van het park ondergebracht. In zijn<br />

toelichting staat bijvoorbeeld te lezen<br />

dat de grote speeltuin zo ver mogelijk<br />

van de belangrijkste verkeersader is<br />

geplaatst (de Linnaeusstraat) zodat de<br />

speeltoestellen het aanzien van het park<br />

niet zouden verstoren. Om de speeltuin<br />

kwam een dichte rand van groen. Ook<br />

de schutting rond het St. Elisabeth<br />

Gasthuis was lastig om te verstoppen:<br />

de enige oplossing was er groen voor<br />

te zetten. Bij de inpassing van het<br />

cricketveld daarentegen koos hij voor<br />

een andere aanpak. Hij buitte de grote<br />

open ruimte die bij deze functie hoort<br />

uit door er de grootste open ruimte van<br />

het park van te maken. Parkfuncties met<br />

een meer ‘gecultiveerd’ karakter zoals<br />

het muziekplein en de restanten van<br />

de begraafplaats, probeerde Springer<br />

niet geforceerd in de landschappelijke<br />

aanleg te persen, maar met een formele<br />

vormentaal te modelleren. Hij gaf op<br />

deze manier het ontwerp enige grandeur<br />

mee door er een monumentale, aan<br />

de begraafplaats herinnerende, as in te<br />

leggen, die vanaf de Muiderpoort tot aan<br />

de muziektent en over de vijver naar de<br />

Kastanjeweg liep. 14<br />

^<br />

Het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> vlak na de aanleg, 1895. De hoge houten schutting<br />

rond het St. Elisabeth Gasthuis probeerde Springer te<br />

verstoppen door er een dichte groengordel voor te planten.<br />

[SAA]<br />

^><br />

Ontwerpelementen: hoogteverschillen, glooiende oevers, een<br />

brug geflankeerd door een treurwilg. Ansichtkaart ca. 1900.<br />

[Collectie Urban Fabric)<br />

><br />

Gebruik van veel soorten bomen en heesters zorgde voor afwisseling<br />

in bloei, vorm en kleur. Ansichtkaart ca. 1900. [Collectie<br />

Urban Fabric)<br />

26<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


Volgens Repton was het van belang<br />

dat de hand van de ontwerper<br />

onzichtbaar bleef. Het was dit aspect<br />

dat in Springers prijsvraaginzending<br />

voor het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> zo geprezen werd.<br />

De lijnen, hoogteverschillen, paden en<br />

beplanting grepen op soepele wijze in<br />

elkaar en maakten ruimten die tezamen<br />

een harmonisch geheel vormden, zonder<br />

storende restruimten.<br />

Continuity<br />

Continuity is de illusie van ruimtelijke<br />

onbegrensdheid door het verstoppen of<br />

vermommen van de parkgrenzen Zo kan<br />

de wandelaar eventjes ontsnappen aan<br />

het leven van alledag. In het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

voorzag Springer de buitenste randen<br />

van het park van een dichte beplanting.<br />

De randen kwamen hoger te liggen (ook<br />

een praktische verklaring: het park mocht<br />

niet in zijn geheel opgehoogd worden).<br />

Om de ruimtewerking te versterken<br />

liet hij kleine groepjes bomen uit deze<br />

massieve beplanting naar voren komen<br />

of plaatste hij er in kleur en boomsoort<br />

contrasterende solitairen voor. De illusie<br />

van oneindigheid bereikte Springer<br />

tevens door zichtlijnen altijd in te<br />

kaderen. Op geen enkele plek was het<br />

park in zijn geheel te overzien.<br />

Intricacy<br />

De term Intricacy slaat op het<br />

verrassingseffect. In landschapsparken<br />

stond het creëren van een boeiende<br />

wandeling met een aaneensluiting<br />

van wisselende emotionele ervaringen<br />

centraal. In de parken werden beelden<br />

aangeboden die overeenkomen met<br />

landschappelijke archetypen: open plek<br />

in het bos, weiland, hoge oever, rivierdal,<br />

een brug, een begraafplaats. Deze fysieke<br />

elementen hadden ook betekenis in<br />

figuurlijke zin: ze verwezen naar een<br />

emotie (vrolijk, verdrietig, vredig) en<br />

zetten aan tot mijmeringen over de<br />

natuur en de vergankelijkheid.<br />

Ook het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> is opgebouwd<br />

uit dergelijke taferelen, alleen niet zo<br />

letterlijk. Zoals al eerder genoemd<br />

is er rond 1890 een omslag in<br />

Springers ontwerpen zichtbaar. De<br />

voor de hand liggende, ‘makkelijke’<br />

stemmingoproepers als rotspartijen,<br />

ruïnes of grote hoogteverschillen, liet<br />

hij achterwege ten faveure van een<br />

meer gestileerde aanleg. De nadruk<br />

in het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> ligt op het creëren<br />

van een sterk raamwerk van een<br />

logische, vloeiende padenstructuur,<br />

een heldere opbouw van ruimten en<br />

mooie zichtlijnen. Daarbinnen zijn de<br />

ontwerpelementen te vinden die passen<br />

binnen het thema Intricacy en die een<br />

afwisselende wandeling bieden:<br />

- ontbreken van lange zichtlijnen: ze zijn<br />

altijd ingekaderd door beplanting.<br />

- steeds wisselende perspectieven<br />

door een uitgekiende plaatsing van<br />

boomgroepen.<br />

- hiërarchisch padensysteem van smalle<br />

voetpaden en brede rijpaden.<br />

- regelmatige splitsing van paden,<br />

waardoor keuzemogelijkheden ontstaan<br />

en steeds andere wandelingen te maken<br />

zijn.<br />

- (deels) aan het zicht onttrekken van<br />

kruisingen en splitsingen van paden door<br />

bomen en heesters.<br />

SteenhuisMeurs<br />

3 Ontwerpprincipes<br />

27


- hoogteverschillen: elk pad in het park<br />

loopt minstens één keer omhoog of<br />

omlaag.<br />

- glooiende oevers met afwisselend geen<br />

of dichte beplanting.<br />

- een brug geflankeerd door een<br />

treurwilg: een klassiek thema uit het<br />

vocabulaire van de negentiende-eeuwse<br />

landschapsarchitect.<br />

- de restanten van de begraafplaats: een<br />

verwijzing naar vergankelijkheid.<br />

- gebruik van veel soorten bomen en<br />

heesters die zorgen voor afwisseling<br />

in bloei, vorm en kleur. De basis voor<br />

de beplanting bestond uit: iep, es,<br />

esdoorn, els, wilg en populier. Op het<br />

terrein van de begraafplaats: beuk,<br />

eik, spar- en dennensoorten. Op de<br />

voorgrond kwamen als alleenstaande<br />

bomen fijnere soorten (bijvoorbeeld<br />

coniferen) om de kleur en afwisseling te<br />

verzorgen. De invulling van de verspreide<br />

beplantingsgroepen bestond naast rijk<br />

bloeiende struiken en bomen ook uit<br />

groenblijvers als hulst en laurier.<br />

Volkspark nieuwe stijl versus<br />

het romantisch wandelpark<br />

Het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> laat de vormentaal<br />

en ontwerpprincipes van een typisch<br />

landschapspark zien, aangepast aan<br />

het recreatieve en cultuurtechnische<br />

programma dat de gemeente <strong>Amsterdam</strong><br />

als eis had gesteld. Het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

markeert in <strong>Amsterdam</strong> de omschakeling<br />

van het traditionele wandelpark (zoals<br />

het Vondelpark) naar het volkspark, een<br />

concept dat uit Duitsland en Engeland<br />

afkomstig was en dat zich richtte op<br />

recreatie, inclusief speeltuinen, een<br />

muziekplein en een cricketveld. Het<br />

fenomeen vrije tijd was relatief nieuw.<br />

De periode tussen 1860 en 1910 liet een<br />

algemene toename van de welvaart<br />

zien. 15 Voor de arbeider betekende dit:<br />

vermindering van werktijden, recht op<br />

vrije dagen, vakantie en verbetering van<br />

sociale zorg. Er waren in en om de stad<br />

plekken nodig om er op uit te kunnen<br />

trekken. Landschapstuinen en parken<br />

waren in particulier bezit. Ze werden<br />

weliswaar op gezette tijden opengesteld,<br />

maar dit betekende niet dat zomaar<br />

iedereen werd toegelaten. De opkomst<br />

van het openbaar stadspark is nauw<br />

verbonden met de emancipatie van de<br />

arbeidersklasse en het urbanisatieproces<br />

van de negentiende eeuw.<br />

Het waren voornamelijk ethische en<br />

hygiënische overwegingen die de<br />

inrichting van de vroege Engelse en<br />

Duitse volksparken bepaalden. De parken<br />

hadden een opvoedkundige inslag,<br />

gericht op het bevorderen van een<br />

gezonde levenslust en het verheffen van<br />

het volk. In 1860 schreef de Duitse Gustav<br />

Meyer zijn toonaangevende Lehrbuch<br />

der schönen Gartenkunst. Hij pleitte<br />

voor fraaie ensceneringen die een ‘edel<br />

natuurgevoel’ opwekken, maar tevens<br />

voor de aanleg van tennis- en turnbanen,<br />

spelplaatsen, vijvers en renbanen, zodat<br />

het park tegemoet zou komen aan de<br />

groeiende recreatiebehoefte van de<br />

bevolking. 16<br />

Ook Springer kreeg in zijn ontwerpen<br />

voor parken maken met de roep om<br />

28<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


Het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> laat de vormentaal en ontwerpprincipes<br />

van een typisch landschapspark<br />

zien, aangepast aan het recreatieve<br />

en cultuurtechnische programma dat de gemeente<br />

<strong>Amsterdam</strong> als eis had gesteld:<br />

^<br />

...met het bepalen van de vorm van de<br />

vijver was rekening gehouden met het<br />

schaatsenrijden...<br />


Park, Birkenhead Park). 18 Een essentieel<br />

verschil tussen het landgoed en het<br />

volkspark, is de omkering van centrum en<br />

rand. Bij landgoederen is de tuin rondom<br />

het huis ontworpen, met in het hart het<br />

huis (de beschaving) en naar de randen<br />

de ‘wilde’ natuur. Bij een volkspark is het<br />

andersom, de randen grenzen aan de<br />

stad; de ‘wilde’ natuur is noodgedwongen<br />

naar het hart van het park verhuisd.<br />

De betekenis van het<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> in het oeuvre<br />

van Springer<br />

Zoals Constance Moes in haar<br />

monografie aantoonde was Springer<br />

geen grote vernieuwer van het<br />

vakgebied . Volgens haar is hij eerder<br />

een volger en hekkensluiter. 19 Springer<br />

was terughoudend met het ontwerpen<br />

in nieuwe stijlen, zoals de Nieuwe<br />

Architectonische Tuinstijl, die rond<br />

1900 in de belangstelling kwam te<br />

staan en waar een eenvoudige en<br />

‘eerlijke’ vormgeving centraal stond. De<br />

meeste van zijn ontwerpen, waaronder<br />

het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>, zijn uitgevoerd in<br />

de ‘gemengde stijl’: een combinatie<br />

van zijn geliefde landschapsstijl en<br />

meer rechtlijnige tuindelen. Deze<br />

geometrische elementen, als rozentuinen<br />

of bloemenmozaïeken, gebruikte hij<br />

vooral om een mooie overgang te<br />

maken van gebouwen (cultuur) naar<br />

tuinaanleg (een vorm van ‘natuur’). Ook<br />

al bleef hij het grootste deel van zijn<br />

carrière trouw aan de landschapsstijl (in<br />

zuivere vorm of ‘gemengd’). Er is wel een<br />

ontwikkeling in zijn werk te zien is. Juist<br />

in de periode rond 1890, als hij rivaal<br />

Copijn verslaat met de prijsvraag voor<br />

het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>, worden zijn ontwerpen<br />

in landschapsstijl meer gestileerd. 20<br />

Zoals in het ontwerp van het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

goed zichtbaar is heeft hij veelgebruikte<br />

elementen die een bepaalde stemming<br />

moeten opwekken, zoals rotspartijen,<br />

ruïnes of grote hoogteverschillen,<br />

achterwege gelaten. Het padenverloop<br />

is eenvoudiger, logischer van opbouw<br />

en krachtiger van vorm. Datzelfde is af te<br />

lezen aan de waterlopen, die niet zoals<br />

in eerdere ontwerpen sterk meanderen,<br />

maar eenvoudig uitgevoerd zijn: rond,<br />

ovaal of druppelvormig. Misschien<br />

wel het belangrijkste is de balans die<br />

gevonden is tussen het landschappelijke<br />

en het rechtlijnige deel van het park<br />

(dat verwijst naar de lanen van de<br />

oude <strong>Oost</strong>erbegraafplaats). Beide zijn<br />

compositorisch in evenwicht.<br />

^<br />

Ansichtkaart 1904. In de periode rond<br />

1890 worden Springers ontwerpen in landschapsstijl<br />

meer gestileerd. Het verloop<br />

van paden en waterpartijen is eenvoudiger,<br />

logischer van opbouw en krachtiger<br />

van vorm. De hoge bomen links op de<br />

ansichtkaart zijn de volwassen populieren<br />

van de begraafplaats. [Collectie Urban<br />

Fabric]<br />

30<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


4 De gebouwen in het park<br />

SteenhuisMeurs 4 De gebouwen in het park<br />

31


9<br />

6<br />

3<br />

2<br />

8<br />

7<br />

5<br />

4<br />

1<br />

1. Dubbeltjeswoningen 1880-1887<br />

2. <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>school (in aanbouw) 1931<br />

3. Stalgebouw Amstelbrouwerij 1912<br />

4. Garage Amsterbrouwerij, in 1965 vervangen door<br />

nieuwbouw.<br />

5. HBS 1904<br />

6. Laboratorium voor de Gezondheidsleer met een afdeling<br />

Tropische Hygiëne van het KIT 1917<br />

7. Anatomisch laboratorium 1908<br />

8. Koninklijk Instituut voor de Tropen (hier nog zonder<br />

uitbreiding)1911-1926<br />

9. Oude <strong>Oost</strong>erbegraafplaats 1866<br />

^<br />

Het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> en de rand van bebouwing langs de Mauritskade. De hoge populieren achter het Tropeninstituut laten nog goed de indeling van de oude begraafplaats (9) zien.<br />

Het terrein tussen de HBS (5) en het Anatomisch Laboratorium (7) is bestemd als schooltuin. De <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>school (2) is in aanbouw.<br />

32<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


Het ‘Plan tot uitbreiding van <strong>Amsterdam</strong>’<br />

dat de Dienst Publieke Werken onder<br />

directeur J. Kalff in 1875 presenteerde<br />

was het stedenbouwkundig<br />

raamwerk waarbinnen het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

gerealiseerd werd. Blok IX omvatte de<br />

bestemmingen van alle gronden tussen<br />

de Rhijnspoorweg en de Linnaeusstraat.<br />

De gemeenteraad stelde dit deel van het<br />

uitbreidingsplan in februari 1877 vast.<br />

Het toekomstige <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> nam een<br />

groot deel van Blok IX in beslag en zou<br />

direct vanuit de grachtengordel, via de<br />

Muiderpoort, bereikbaar zijn.<br />

Van forse openbare gebouwen langs de<br />

Mauritskade was in het plan Kalff geen<br />

sprake. Toch waren veel uit hun voegen<br />

barstende openbare instellingen naarstig<br />

op zoek naar huisvesting: universiteiten,<br />

andere onderwijsinstellingen, musea<br />

en gasthuizen. Dergelijke functies<br />

pasten eenvoudigweg niet meer in<br />

de binnenstad, maar wel in de ring<br />

rondom de oude stad, met zijn ruime<br />

en opvallende locaties. Dat er in en<br />

om het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> een concentratie<br />

openbare, vrijstaande gebouwen verrees<br />

is als volgt te verklaren: óf ze stonden<br />

er al (Sint Elisabeth Gasthuis) óf ze zijn<br />

decennia later door krachtige lobby’s van<br />

invloedrijke particulieren of instellingen<br />

gebouwd (de Universiteit en het<br />

Koloniaal Instituut voor de Tropen). De<br />

gemeente bood de partijen alternatieve<br />

terreinen aan, bijvoorbeeld aan de<br />

Zeeburgerdijk of in het Plan Zuid, maar<br />

deze waren vaak minder gunstig gelegen<br />

en werden niet geaccepteerd.<br />

De bouw van de eerste gebouwen<br />

(de HBS in 1904 en het Anatomisch<br />

Laboratorium in 1908) was niet<br />

volledig in strijd met het voornemen<br />

van het <strong>Amsterdam</strong>se stadsbestuur de<br />

begraafplaats en het park in de toekomst<br />

samen te voegen. Met de situering van<br />

de HBS was zelfs rekening gehouden<br />

met de toekomstige parkuitbreiding: het<br />

gebouw zou precies tussen twee rijpaden<br />

passen. De gebouwen kwamen op de<br />

repen onbebouwde, deels aangeplempte<br />

grond aan de Mauritskade, destijds geen<br />

begraafplaats, maar ook (nog) geen park:<br />

‘die grond kost immers niets; ligt voor de<br />

hand, voor ’t grijpen, als ’t ware!’ 21<br />

De komst van de eerste gebouwen bleef<br />

niet onopgemerkt. In het Algemeen<br />

Handelsblad verzuchtte architect H.<br />

Walenkamp in 1906: ‘Reeds werd van<br />

den rechter hoek een belangrijk stuk<br />

afgenomen voor de plaatsing eener<br />

hoogere burgerschool. En nu weer is<br />

men van plan, daarnaast in ’t front een<br />

laboratorium te bouwen. Hier is men<br />

op den slechten weg, want door dit<br />

schoolgebouw (op zichzelf wellicht niet<br />

zoo kwaad, maar niet passend en veel<br />

te hoog in deze omgeving) werd de<br />

prachtlijn der afdalende boomengroep<br />

[van het Muiderbos] verbroken. Wat zal<br />

er van komen als men aldus voort blijft<br />

gaan’ 22<br />

Het belang van groen in de stad werd in<br />

deze periode onderkend, maar tot spijt<br />

van velen bleef de gemeente (hoewel<br />

onder druk van derden) bouwgrond<br />

uitgeven rondom, voor en deels op de<br />

begraafplaats. Pas met de plannen voor<br />

het Koninklijk Instituut voor de Tropen<br />

(1911) stapte de gemeente <strong>Amsterdam</strong><br />

definitief af van het plan het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

volgens het oorspronkelijke ontwerp van<br />

Springer uit te voeren. Het omvangrijke<br />

bouwwerk maakte de geplande<br />

monumentale hoofdentree vanuit de<br />

binnenstad onmogelijk en vormde zowel<br />

visueel als functioneel een barrière<br />

tussen park en stad.<br />

Door de jarenlange lobby van de diverse<br />

instellingen was in de jaren dertig de<br />

hele noordrand van het ‘park’ bebouwd.<br />

De meeste vakken met algemene graven<br />

waren geruimd om plaats te maken voor<br />

een aantal kleinere, tijdelijke gebouwen:<br />

een Parkherstellingsoord voor zieke<br />

werknemers en bijgebouwen van de<br />

laboratoria zoals proefdierenbehuizing<br />

en een baarhuis. Het is duidelijk dat<br />

er aan de precieze plaatsing van de<br />

gebouwen aan de Mauritskade en op<br />

de voormalige begraafplaats geen<br />

overkoepelend stedenbouwkundige plan<br />

ten grondslag had gelegen. Afhankelijk<br />

van de functie en het karakter van de<br />

instelling gaf elke architect zijn gebouw<br />

een eigen oriëntatie en rooilijn mee. De<br />

HBS had baat bij een achter op de kavel<br />

(op het zuiden gelegen) schooltuin.<br />

Voor het Anatomisch Laboratorium<br />

was juist een monumentale entree<br />

vóór het gebouw belangrijk. De grillige<br />

vorm van het KIT is weinig anders dan<br />

de lijn die rondom de vakken met<br />

eigen (en dus niet te ruimen) graven<br />

van de begraafplaats was getrokken.<br />

De Openluchtschool was voor haar<br />

functioneren afhankelijk van een terras<br />

en tuin op het zuiden. Omdat elk<br />

bouwinitiatief op zichzelf stond, hebben<br />

de gebouwen geen relatie met elkaar en<br />

slechts in geringe mate met het park.<br />

Het ontstaan van de gebouwen en hun<br />

aanhechtig op het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> wordt<br />

hieronder beknopt geschetst.<br />

SteenhuisMeurs<br />

4 De gebouwen in het park<br />

33


1880-1887 Dubbeltjeswoningen<br />

Woningbouw van de<br />

Bouwmaatschappij tot Verkrijging<br />

van Eigen Woningen<br />

Huidige functie: woningen<br />

Adres: Mauritskade 29-42A, 42B-54<br />

Bouwjaar: 1880-1887<br />

Architect: J.W. Zoutseling<br />

De gemeente <strong>Amsterdam</strong> was vanaf<br />

1878 actief met de aankoop en ruil<br />

van gronden voor de aanleg van het<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>, maar kreeg sommige<br />

terreinen niet in handen. Zo had de<br />

‘Bouwmaatschappij tot verkrijging van<br />

eigen woningen’ in 1870 een terrein<br />

verworven en daar tien jaar later,<br />

haaks op de singel, een straatje met<br />

huizen op gebouwd. Het is de oudste<br />

nog bestaande bebouwing aan de<br />

Mauritskade. Het straatje is naamloos, de<br />

28 huizen zijn genummerd als staande<br />

aan de kade. In de volksmond heette<br />

het complex de ‘Dubbeltjeswoningen’.<br />

Behalve de wekelijkse huur moesten<br />

de inwoners van het straatje namelijk<br />

tien cent contributie betalen, zodat zij<br />

uiteindelijk eigenaar konden worden.<br />

Relatie met het park<br />

Bij het uitschrijven van de prijsvraag<br />

voor het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> waren de<br />

Dubbeltjeswoningen al gebouwd. Zowel<br />

gemeente als ontwerper hadden niet de<br />

intentie de bestaande gebouwen een<br />

relatie met het park mee te geven. Aan<br />

het einde van het straatje kwam een<br />

hekwerk dat een toegang tot het park<br />

onmogelijk maakte.<br />


1890 Sint Elisabeth Gasthuis<br />

Sint Elisabeth Gasthuis<br />

Huidige functie: Hotel Arena<br />

Adres: Mauritskade 25-27,<br />

’s-Gravesandestraat 1-55<br />

Bouwjaar: 1890<br />

Architect: A.C. Bleys<br />

><br />

De voormalige directeurswoning maakte onderdeel uit<br />

van het complex.<br />

v><br />

Vogelvluchtschets St. Elisabeth Gasthuis, architect<br />

A.C. Bleys, 1888. Op deze schets is een nooit<br />

uitgevoerde grotere versie van het bouwwerk getekend.<br />

Het gebied rondom is nog vrijwel onbebouwd.<br />

[SAA]<br />

De regenten van het Rooms Katholieke<br />

Maagdenhuis hadden aan de Singel (de<br />

tegenwoordige Mauritskade) een groot<br />

terrein aangekocht met de intentie daar<br />

een tehuis voor ‘op leeftijd gekomen<br />

oud-weezen’ te bouwen. Al snel bleek<br />

dat ze aan de gemeente een omvangrijk<br />

deel van de kavel moest afstaan voor<br />

de aanleg van twee openbare wegen<br />

(Mauritskade en ’s-Gravesandestraat).<br />

Op het resterend terrein werd<br />

vanaf 1887 gebouwd, volgens een<br />

ontwerp van architect A.C. Bleys. De<br />

vrijstaande directeurswoning aan de<br />

’s-Gravesandestraat maakte deel uit van<br />

het complex.<br />

Relatie met het park<br />

Achter het complex kwam een hoge<br />

schutting die Springer trachtte te<br />

verhullen met een dichte groenstrook. Hij<br />

situeerde een verbindingsroute van het<br />

park met de Mauritskade strak om het<br />

particuliere terrein. Dit slingerpad is in<br />

1895 aangelegd.<br />

SteenhuisMeurs<br />

4 De gebouwen in het park<br />

35


36 <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong> ^<<br />

Plattegrond van de begane grond van het St. Elisabeth<br />

Gasthuis. Langs de ‘s-Gravensandestraat kwam<br />

een hoge stenen muur. [SAA]<br />

^<br />

Entree tot Hotel Arena.<br />

<<br />

Oorspronkelijk hekwerk van het gasthuis.<br />

><br />

Zicht in de ‘s-Gravesandestraat vanaf de Mauritskade:<br />

het hekwerk loopt door tot aan de voormalige<br />

directeurswoning.<br />

SteenhuisMeurs


SteenhuisMeurs<br />

4 De gebouwen in het park<br />

37


1904 Hogere Burgerschool<br />

Hogere Burgerschool<br />

Huidige functie: Amstellyceum<br />

Adres: Mauritskade 58-59<br />

Bouwjaar: 1904<br />

Architect: H. Leguyt (Dienst<br />

Publieke Werken)<br />

Het gebouw van de ‘Hoogere<br />

Burgerschool met vijfjarigen Cursus’<br />

is een L-vormig bouwvolume om een<br />

centrale binnenplaats. Het was het<br />

eerste gebouw in het toekomstig park<br />

en kwam op een strook onbebouwde,<br />

aangeplempte grond vóór de<br />

begraafplaats, verkregen door het<br />

rechttrekken van de Singelgracht.<br />

Relatie met het park<br />

Het gebouw van architect Leguyt paste<br />

wonderwel in de later te realiseren<br />

parkaanleg, want lag ingeklemd<br />

tussen de twee toekomstige rijpaden<br />

die de verbinding van het zuidelijk<br />

parkdeel naar de Mauritskade maakten.<br />

De hoofdingang van de HBS was<br />

gesitueerd in een afgeschuinde punt<br />

van het gebouw, georiënteerd op het<br />

noordwesten. Achter het gebouw<br />

kwam een schooltuin, die direct aan<br />

het park grensde. Na de bouw van het<br />

KIT verplaatste de schooltuin naar het<br />

terrein tussen de HBS en het Anatomisch<br />

Laboratorium.<br />

^<br />

Situatie HBS, de toekomstige parkaanleg is ingetekend, 1902.<br />

[SAA]<br />

^<br />

Zijgevel van de HBS met parkeerplaats en rechts de toegang tot<br />

het park. De hoge bomen zijn de populieren van de begraafplaats,<br />

omstreeks 1905. [SAA]<br />

^<br />

Plattegrond HBS begane grond, 1902. [SAA]<br />

^<br />

Huidige situatie bij parkentree.<br />

38<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


1908 Anatomisch Laboratorium<br />

Anatomisch Laboratorium<br />

Huidige functie: ETI BioInformatics,<br />

UvA<br />

Adres: Mauritskade 59B-61<br />

Bouwjaar: 1908<br />

Architect: J.B. Springer (Dienst<br />

Publieke Werken)<br />

Rond de eeuwwisseling maakte<br />

de anatomie als wetenschap een<br />

bloeiperiode door. Voor het eerst<br />

in zeventig jaar verscheen een<br />

Nederlandstalig anatomisch leerboek en<br />

aan het chronisch tekort aan Nederlandse<br />

medische geschoolde ontleedkundigen<br />

kwam een einde. 23 De universiteiten<br />

sloten hun ouderwetse negentiendeeeuwse<br />

anatomisch kabinetten en<br />

investeerden in moderne laboratoria.<br />

Zo ook de <strong>Amsterdam</strong>se Universiteit.<br />

Ter vervanging van het 1868 gestichte<br />

Laboratorium aan het Waterlooplein<br />

lieten de curatoren van de universiteit<br />

in 1897 hun oog vallen op een terrein<br />

aan de Mauritskade, direct vóór de Oude<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats, ontstaan door het<br />

rechttrekken van de Singelgracht in<br />

1886. Dit was in strijd met de geplande<br />

vereniging van begraafplaats en park en<br />

daarom bood de gemeente in 1902 een<br />

alternatieve locatie aan de Zeeburgerdijk<br />

aan. Toenmalig professor Lodewijk Bolk<br />

vond deze plek ongeschikt: het betrof<br />

een langwerpig perceel. Het gebouw<br />

dat hij daarentegen voor ogen had was<br />

U-vormig met een aparte vleugel voor<br />

onderwijs en in de buik van de U een<br />

grote collegezaal. 24 De locatie aan de<br />

Mauritskade was wel passend voor een<br />

dergelijk bouwwerk. Onder druk van de<br />

universiteit zwichtte de gemeenteraad<br />

en besloot in juli 1905 tot de bouw<br />

van een nieuw laboratorium met<br />

naastgelegen conciërgewoning. Nog<br />

tijdens de bouw werd het laboratorium<br />

van Rijkswege uitgebreid met een<br />

instituut voor hersenonderzoek. 25<br />

Relatie met het park<br />

Van het kavel werd optimaal gebruik<br />

gemaakt om een front te kunnen maken<br />

naar de Mauritskade. Het gebouw werd<br />

helemaal naar achteren geschoven,<br />

vrijwel tegen de begraafplaats aan en<br />

heeft een duidelijke entreepartij aan de<br />

Mauritskade. Aan de achterzijde plaatste<br />

de architect niet-representatieve<br />

functies als een berging. De begrenzing<br />

met de begraafplaats werd gevormd<br />

door een tijdelijk hekwerk. Langs de<br />

Mauritskade (vanaf de HBS tot aan<br />

de entree naar de begraafplaats) had<br />

Publieke Werken eerder al een hek<br />

geplaatst, gelijk aan het hek om het<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>. Hier werd een opening in<br />

gemaakt om een toegang te verschaffen<br />

tot het nieuwe gebouw. Het aan de<br />

Mauritskade gelegen bijbehorende<br />

woonhuis is inmiddels gesloopt.<br />

^<br />

De universiteit liet in 1897 haar oog<br />

vallen op een terrein aan de Mauritskade,<br />

direct vóór de Oude <strong>Oost</strong>erbegraafplaats,<br />

ontstaan door het rechttrekken van de<br />

Singelgracht in 1886. [SAA]<br />

><br />

Plattegronden Anatomisch Laboratorium,<br />

1908 [1908]<br />

v<br />

Het hek aan de Mauritskade was gelijk aan<br />

die om het park, omstreeks 1910. [SAA]<br />

SteenhuisMeurs<br />

4 De gebouwen in het park<br />

39


^<br />

Front aan de Mauritskade.<br />

><br />

Achterzijde van het Anatomisch<br />

laboratorium en de aansluiting<br />

met het park, In de U van het<br />

gebouw stond het mortuarium.<br />

>><br />

Groene rand tussen het KIT en<br />

het Anatomisch laboratorium.<br />

40<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


1912 Stalgebouw Amstelbrouwerij<br />

Stalgebouw met<br />

koetsierswoning van de<br />

Amstelbrouwerij<br />

Huidige functie: bedrijfsgebouw<br />

Adres: Mauritskade 55<br />

Bouwjaar: 1912-1913<br />

Architect: A. Salm GBzn.<br />

Op de plek van de Lakfabriek (tussen<br />

de Dubbeltjeswoningen en de HBS)<br />

kwam in 1912 een stalgebouw van de<br />

Amstelbrouwerij. Het gebouw heeft een<br />

rechthoekig bouwvolume met beneden<br />

de stallen en boven een hooizolder.<br />

Van hieruit werd bier met paard en<br />

wagen in houten vaten over <strong>Amsterdam</strong><br />

gedistribueerd. De bestemming industrie<br />

op deze plek lijkt wat merkwaardig<br />

(temidden van woningbouw en<br />

onderwijs- en zorgfuncties). De brouwerij<br />

had echter diverse fabrieksgebouwen<br />

langs de Amstel staan en zocht in de<br />

nabijheid daarvan een extra bouwlocatie.<br />

Een van de weinige overgebleven<br />

plekken in dit stadsdeel was een kavel<br />

naast de Dubbeltjeswoningen. Het is<br />

ontworpen door de ‘huisarchitect’ van de<br />

brouwerij: A. Salm.<br />

Relatie met het park<br />

Het stalgebouw was zover mogelijk<br />

achter op de kavel geplaatst zodat vóór<br />

het gebouw een grote omheinde ruimte<br />

overbleef voor de paarden. Een relatie<br />

met het park is er nooit geweest. Dit<br />

was een distributiecentrum dat zich<br />

oriënteerde op de Amstel. Met een<br />

houten schutting en wat ‘schaamgroen’<br />

was gepoogd het toegangsstraatje naar<br />

het park een groen karakter te geven. In<br />

de jaren zestig is een garagebouw van de<br />

brouwerij voor het stalgebouw geplaatst.<br />


1917 Universitair Laboratorium voor de Gezondheidsleer<br />

Universitair laboratorium voor de<br />

gezondheidsleer gecombineerd<br />

met een afdeling voor tropische- en<br />

scheepshygiëne van het KIT<br />

Huidige functie: Bibliotheek<br />

Zoölogie UvA, De Praktijk,<br />

natuurwetenschappelijk onderwijs<br />

& wetenschapscommunicatie,<br />

Afdeling Herpetologie van het IBED<br />

/ Zoölogisch Museum <strong>Amsterdam</strong>.<br />

Adres: Mauritskade 57-57B<br />

Bouwjaar: 1911-1917 (in 1931<br />

opgetopt met een extra verdieping)<br />

Architect: J.M. van der Mey (Dienst<br />

Publieke Werken)<br />

Het L-vormige Laboratorium voor de<br />

Gezondheidsleer aan het einde van<br />

de toegangsweg van de Mauritskade<br />

naar het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> is als het ware een<br />

gespiegelde versie van de HBS. Ook<br />

hier is de entree in de afgeschuinde<br />

punt van het gebouw gesitueerd. Het<br />

Laboratorium heeft sterke banden<br />

met het KIT. Tot de bouw van beide<br />

instellingen werd tegelijkertijd besloten<br />

(in 1911) en het KIT bracht in het<br />

laboratorium haar afdeling Tropische<br />

Hygiëne onder. De bouwgeschiedenis<br />

is interessant. Het is zeer waarschijnlijk<br />

dat aan het Universitair Laboratorium<br />

is begonnen door architect M.A. van<br />

Nieukerken, die het samen met het KIT<br />

als één bouwproject opvatte. Beide<br />

gebouwen staan namelijk op dezelfde<br />

situatietekening, gemaakt door architect<br />

Van Nieukerken en in het archief van de<br />

Van Nieukerkens in het NAi bevinden zich<br />

bouwtekeningen van een ‘Laboratorium<br />

voor Gezondheidsleer in <strong>Amsterdam</strong>’.<br />

Het is bekend dat na de aanleg van<br />

de funderingswerken de bouw van<br />

het KIT langere tijd heeft stilgelegen.<br />

Waarschijnlijk nam de Dienst Publieke<br />

Werken de afbouw van het Laboratorium<br />

in 1915 over. Op de bouwtekening uit<br />

dat jaar wordt namelijk gesproken van<br />

‘het maken van een bovenbouw van een<br />

laboratorium voor de gezondheidsleer<br />

met een afdeeling voor tropische- en<br />

scheepshygiëne op een bestaande<br />

onderbouw op het terrein van de<br />

voormalige <strong>Oost</strong>erbegraafplaats’. In 1931<br />

werd er een tweede verdieping op het<br />

laboratorium gezet, wederom ontworpen<br />

door de Dienst Publieke Werken.<br />

Relatie met het park<br />

Het Laboratorium voor de<br />

Gezondheidsleer heeft, vergeleken met<br />

andere bouwwerken in de omgeving,<br />

een sterke relatie met het park. Het was<br />

het eerste gebouw ‘in de tweede lijn’<br />

en (naast het KIT) het enige gebouw<br />

dat ontsloten werd vanuit het park. De<br />

twee poten van het L-vormige gebouw<br />

begeleiden twee belangrijke parkroutes.<br />

De voorgevels zijn gericht op het park<br />

(met groen direct tot aan de gevels, zie<br />

foto), de achterkant van het gebouw<br />

niet. Achter het gebouw was een tuin in<br />

formele aanleg en een klein gebouwtje:<br />

de proefdierenstal. Hier ontstond al<br />

direct een rommelige situatie waar de<br />

achterterreinen van de laboratoria en<br />

het hekwerk van de begraafplaats aan<br />

elkaar grensden. Ook na het ruimen van<br />

de graven in 1957 en de aanleg van een<br />

rozentuin en sportveld is deze ruimte<br />

onduidelijk gebleven.<br />

42<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


Parkuitgang richting Mauritskade, rechts het Laboratorium voor de Gezonheidsleer.<br />

SteenhuisMeurs<br />

4 De gebouwen in het park<br />

43


1911-1926 Koloniaal Instituut voor de Tropen<br />

Koloniaal Instituut voor de<br />

Tropen<br />

Huidige functie: Koloniaal<br />

Instituut voor de Tropen<br />

Adres: Mauritskade 62-64,<br />

Linnaeusstraat 2<br />

Bouwjaar: 1911-1926<br />

Architect: M.A. en J.J. van<br />

Nieukerken<br />

Vanaf 1871 waren verzamelde<br />

voorwerpen en producten uit de<br />

Nederlandse koloniën bijeengebracht<br />

in een landhuis in Haarlem. Met<br />

de museumcollectie als basis werd<br />

wetenschappelijke onderzoek verricht<br />

naar Indische producten en hun<br />

toepassings- en afzetmogelijkheden<br />

in Nederland. 26 Door de groei van de<br />

collectie en de toename van het aantal<br />

medewerkers werd de huisvesting te<br />

klein. Het belang van een koloniaal<br />

instituut was groot. Vanaf 1900 wilde<br />

het museumbestuur verhuizen naar de<br />

hoofdstad. Pas in 1910 kwam er met de<br />

oprichting van de Vereeniging Koloniaal<br />

Instituut, door enkele betrokken oudpolitici<br />

en prominenten, schot in de<br />

zaak. Eén van de eerste taken van de<br />

vereniging was het in gang zetten van de<br />

bouw van een groots opgezet Koloniaal<br />

Instituut. Een krachtige lobby probeerde<br />

dit prestigieuze instituut naar <strong>Amsterdam</strong><br />

te krijgen: zowel de Maatschappij van<br />

Nijverheid als het Genootschap Natura<br />

Artis Magistra verklaarden zich bereid<br />

hun volledige koloniale verzamelingen<br />

aan het Instituut af te staan bij een<br />

vestiging in het <strong>Amsterdam</strong>se. Ook de<br />

gemeente <strong>Amsterdam</strong> stelde financiële<br />

middelen én grond beschikbaar voor<br />

de bouw. Omdat het nieuwe Instituut<br />

vooral een werkmuseum voor ogen had,<br />

dat dagelijks in contact zou staan met<br />

handels- en wetenschappelijke kringen,<br />

was een centrale locatie cruciaal.<br />

Het college van B&W bood zeven<br />

terreinen aan, waarvan er slechts<br />

één groot genoeg bleek: de gronden<br />

van het Muiderbos inclusief de<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats. 27 Het college<br />

had echter nooit dit terrein mogen<br />

aanbieden: het samenvoegen van de<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats en het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

stond al jaren op het programma. Een<br />

deel van de gemeenteraad schaarde<br />

zich achter het liberale raadslid<br />

Walrave Boissevain, die, in navolging<br />

van het oordeel van architecten De<br />

Bazel en Berlage, de voormalige<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats ongeschikt achtte<br />

voor de vestiging van het Koloniaal<br />

Instituut. Het terrein was te klein: men<br />

hoefde maar naar de oppervlakte te<br />

kijken die het Belgische Koloniale<br />

Museum te Tervueren en de Imperial<br />

Institute te Londen innamen. <strong>Amsterdam</strong><br />

moest niet de fout herhalen grote<br />

instellingen op te kleine terreinen te<br />

projecteren zoals eerdere bouwprojecten<br />

hadden uitgewezen: het Centraal Station,<br />

^<br />

De graven achter het KIT in 1957. [SAA]<br />

44<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


het Postkantoor en de Beurs. Een locatie<br />

in het in voorbereiding zijnde Plan Zuid<br />

(van architect H.P. Berlage) was volgens<br />

de aanhangers van Boissevain de<br />

geëigende plek. 28<br />

Discussie over de bouwlocatie:<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats of Plan Zuid<br />

Raadslid Boissevain en aanhangers<br />

hadden een aantal bezwaren tegen een<br />

Koloniaal Instituut in het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>:<br />

1. Het samenvoegen van<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats en het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

stond al jaren op het programma. Een<br />

Koloniaal Instituut op de begraafplaats<br />

zou dit onmogelijk maken. De<br />

voorafgaande jaren was er een<br />

toenemend bewustzijn dat de toetreding<br />

van licht en lucht in de verschillende<br />

stadsdelen bevorderd moest worden<br />

door onbebouwde terreinen te<br />

bestemmen voor park of plantsoen, en<br />

daar dus niet te bouwen.<br />

2. Door het bebouwen van de<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats en het Muiderbos<br />

zou een terrein worden opgeofferd vol<br />

natuurschoon, met schaduwrijke lanen:<br />

één van de weinige van die omvang in<br />

<strong>Amsterdam</strong>.<br />

3. Het was onethisch de talloze<br />

(algemene) graven voor de bouw van het<br />

Instituut te ruimen.<br />

4. De eigen graven, die het gehele<br />

middenstuk van het terrein innamen,<br />

mochten sowieso niet geruimd worden.<br />

Volgens de gemeente was het niet<br />

^<br />

De vorm van het KIT is bepaald door de bestaande eigen graven. [Architectura 1914]<br />

SteenhuisMeurs<br />

4 De gebouwen in het park<br />

45


mogelijk een harmonische gebouw te<br />

ontwerpen zonder dat dit gevolgen<br />

had voor het centrale deel van de<br />

begraafplaats.<br />

Bij een vestiging in het Plan Zuid<br />

speelden al deze problemen niet. Hier<br />

was voldoende ruimte voor een grote<br />

instelling, die tevens een belangrijk rol<br />

kon spelen als trekpleister voor andere<br />

voorname gebouwen of villa’s en die<br />

de nieuwe stadsuitbreiding konden<br />

verfraaien. De komst van een dergelijk<br />

Instituut in Zuid zou de bouw van<br />

toekomstige woonblokken bespoedigen<br />

wat een aanzienlijk financieel voordeel<br />

voor de gemeente betekende.<br />

Volgens de Vereeniging Koloniaal<br />

Instituut was elk voorgaand bezwaar te<br />

weerleggen:<br />

1. Door de bouw van het Instituut was<br />

een harmonische doelmatige verbinding<br />

tussen begraafplaats en park juist snel<br />

tot stand te brengen. De geplande<br />

gebouwen zouden slechts een vijfde of<br />

zesde deel van de begraafplaats in beslag<br />

nemen. De resterende terreinen konden<br />

gelijk met de bouw tot park of plantsoen<br />

aangelegd worden om de aansluiting<br />

met het park te maken.<br />

2. De Vereeniging had het advies van<br />

tuinarchitect (en tevens dendroloog)<br />

Leonard Springer ingewonnen.<br />

Dat Springer als ontwerper van het<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> niet vanzelfsprekend tégen<br />

de komst van het gebouw was blijkt<br />

uit zijn aanbevelingen. De waarde van<br />

de bomen in het Muiderbos en op de<br />

begraafplaats beoordeelde hij negatief.<br />

Volgens Springer waren de bomen oud<br />

en afgeleefd: ‘Natuurschoon is op de<br />

begraafplaats zeker niet te vinden en<br />

waar in ons vochtig klimaat zoo’n grote<br />

behoefte bestaat aan zonlicht, is dit op<br />

de begraafplaats niet te verkrijgen; het<br />

terrein is somber en dompig te noemen<br />

en uit een gezondheidsoogpunt is het<br />

bezoeken daarvan zeker niet aan te<br />

bevelen’. 29 Springer was van oordeel dat<br />

men zich: ‘voor de keuze van een goed<br />

terrein voor het te maken gebouw, niet<br />

moet laten leiden door een verkeerd<br />

begrip van boomen sparen. Boomen<br />

zijn sterfelijke wezens, die slechts<br />

enkele geslachten overleven, terwijl<br />

een gebouw als het onderwerpelijke<br />

een monument zal worden tot in verre<br />

toekomst.’ 30<br />

3. Niet alleen bij de komst van een<br />

gebouw, maar ook bij de transformatie<br />

van de <strong>Oost</strong>erbegraafplaats tot een<br />

plantsoen of park zouden veel graven<br />

geruimd moeten worden.<br />

4. De Vereeniging was overtuigd dat ook<br />

een gebouw dat het centrale deel van<br />

de begraafplaats (met de eigen graven)<br />

intact liet harmonisch en architectonisch<br />

verantwoord kon zijn.<br />

Een gebouw op het terrein van de<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats had de sterke<br />

voorkeur van de Vereeniging Koloniaal<br />

Instituut. Volgens haar zou dit voor de<br />

gemeente een niet te onderschatten<br />

financieel voordeel opleveren, omdat<br />

ze een uitgave bespaard werd van<br />

‘ettelijke tonnen gouds’ die anders<br />

nodig waren om een terrein van<br />

dezelfde afmetingen in het Plan Zuid te<br />

reserveren. Daarnaast was een belangrijk<br />

onderdeel van de kennisverspreiding van<br />

><br />

Hoek Mauritskade - Linnaeusstraat.<br />

^><br />

Een alternatieve studie voor de situering<br />

van een koloniaal museum, H. Walenkamp,<br />

1914. [Architectura 1914]<br />

>><br />

Impressietekening van architect van Nieukerken<br />

van het KIT, gezien vanaf de Linnaeusstraat.<br />

[De Ingenieur 1924]<br />

46<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


het Instituut het houden van cursussen,<br />

voordrachten en tentoonstellingen.<br />

Dat was niet handig in een ‘afgelegen,<br />

zelfs nog niet in staat van wording<br />

verkeerende stadswijk’. Het terrein van<br />

de <strong>Oost</strong>erbegraafplaats daarentegen<br />

was direct beschikbaar en had als<br />

voordeel dat het gelegen was aan het<br />

park, zodat bij grote tentoonstellingen<br />

of manifestaties hier gebruik van kon<br />

worden gemaakt. Het gebouw bood<br />

daarnaast niet alleen onderdak aan het<br />

KIT, maar ook aan andere verenigingen<br />

als het Aardrijkskundig Genootschap<br />

en de Vereniging voor Voortgezet<br />

Handelsonderwijs. Het was de vraag of<br />

deze in hun voornemens tot aansluiting<br />

bij het KIT zouden volharden als het<br />

Instituut in het Plan Zuid kwam te<br />

staan. Eén van de belangrijkste redenen<br />

achter de locatiekeuze was echter de<br />

onmiddellijke nabijheid van Artis, de<br />

Hortus Botanicus en het Anatomisch<br />

Laboratorium. Het Genootschap Natura<br />

Artis Magistra had bij het afstaan van<br />

haar etnografische verzameling zelfs<br />

aan het KIT als voorwaarde gesteld dat<br />

het moest verrijzen in de nabijheid van<br />

diergaarde Artis.<br />

In oktober 1911 werd tijdens de<br />

Raadsvergadering gestemd over het<br />

voorstel Boissevain om het KIT in het Plan<br />

Zuid onder te brengen. Het voorstel werd<br />

verworpen met 26 tegen 13 stemmen.<br />

De gemeente gaf aan de Vereeniging<br />

Koloniaal Instituut de gronden van<br />

de voormalige <strong>Oost</strong>erbegraafplaats<br />

in voortdurende erfpacht ‘hoezeer ’t<br />

ook hun leed doet dit stukje Bosch<br />

ten deele te moeten opofferen’. 31<br />

Voorwaarde was wel dat de onbebouwde<br />

gronden op kosten van het KIT als<br />

park aangelegd, onderhouden, en als<br />

wandelplek voor publiek opengesteld<br />

moest worden. In diezelfde vergadering<br />

werd besloten tot de bouw van een<br />

nieuwe universiteitslaboratorium<br />

voor gezondheidsleer (in 1917<br />

gebouwd achter het Anatomisch<br />

Laboratorium), waar het KIT haar afdeling<br />

Tropische Hygiëne in onderbracht. In<br />

september 1912 werd een deel van<br />

de <strong>Oost</strong>erbegraafplaats ontruimd en<br />

de ontvangstgebouwen gesloopt ter<br />

voorbereiding van de komst van het KIT.<br />

Het achttiende-eeuwse Muiderbosch<br />

werd gerooid. Het belang van een<br />

Koloniaal Instituut op een prominente<br />

plek in de stad prevaleerde boven<br />

de oorspronkelijke behoefte aan een<br />

verdubbeld stadspark.<br />

Discussie over het gebouwontwerp: De<br />

Steurs versus de Schoonheidscommissie<br />

Na drie architecten benaderd te hebben<br />

voor het maken van een ontwerp koos<br />

de Instituutscommissie en een speciaal<br />

in het leven geroepen Bouwcommissie<br />

in 1913 het ontwerp van architect J.J.<br />

van Nieukerken. De architect stierf<br />

in hetzelfde jaar, zijn zoon M.A. van<br />

Nieukerken nam het ontwerpproces over<br />

en maakte herzieningen. Het ontwerp<br />

kenmerkte zich door een veelheid<br />

aan bouwvolumes, met verschillende<br />

hoogten, afmetingen en dakvormen,<br />

waardoor het eerder aandeed als<br />

een complex van gebouwen. Alle<br />

instituutsfuncties (aula’s, bibliotheek,<br />

SteenhuisMeurs<br />

4 De gebouwen in het park<br />

47


^<br />

leslokalen, fotoafdeling, algemene zaken) <strong>Oost</strong>erbegraafplaats gebouwd. Door<br />

waren ondergebracht in de gebouwdelen de Eerste Wereldoorlog en de daarop<br />

grenzend aan de Mauritskade, terwijl volgende recessie werd de bouw ernstig<br />

de museale functies (studieafdeling vertraagd. In 1926 werd het gebouw<br />

voor Volkenkunde, Handelsmuseum, geopend door Koningin Wilhelmina;<br />

laboratoria) zich in de gebouwen aan het was op dat moment het grootste<br />

de Linnaeusstraat bevonden. Architect bouwwerk van <strong>Amsterdam</strong>. 34<br />

M.A. van Nieukerken vertelde het NRC in<br />

1923 dat: ‘niet alleen in de plattegronden,<br />

maar ook naar buiten is getracht de<br />

Relatie met het park: de<br />

verschillende diensten van het gebouw <strong>Oost</strong>erbegraafplaats als tuin van het KIT<br />

tot hun recht te doen komen, waartoe<br />

juist de eigenaardige grillige vorm van Het NRC berichtte in 1926 na een bezoek<br />

het terrein [de architect] een welkome aan de opening van het gebouw als<br />

gelegenheid bood.’ 32<br />

volgt: ‘Het gebouw is, naar men weet,<br />

een schepping van den architect M.A.<br />

In werkelijkheid was het eerder<br />

van Nieukerken, die het ontwierp in<br />

andersom: de situering van de<br />

een historisch-geïnspireerden stijl, met<br />

gebouwen was een directe afgeleide 17 de -eeuwsche reminiscensen. Het is<br />

van het beschikbare bouwterrein: een meer schilderachtig dan monumentaal<br />

onregelmatige strook grond langs de ook door zijn brokkelige groepering<br />

Mauritskade en de Linnaeusstraat. De op de strook grond langs de oude<br />

opdrachtgevers waren tevreden over <strong>Oost</strong>erbegraafplaats, waarvan de<br />

het ontwerp. De Schoonheidscommissie bemoste zerken tot diep in het terrein<br />

van <strong>Amsterdam</strong> keurde het plan echter van het Instituut doordringen. Voorlopig<br />

resoluut af ‘omdat het een agglomeratie is daaraan, aan de aanwezigheid dier<br />

van allerlei bouwfragmenten is, zodat graven, voor zoover ze eigen graven zijn,<br />

alle eenheid gemist wordt en omdat het niets te doen. Ze moeten gerespecteerd<br />

vloekt met de omgeving’. 33 Een ‘second worden, wij bedoelen: mogen niet<br />

opinion’ van Victor de Steurs, chef van geruimd worden. Er zal een hooge<br />

de afdeling Kunsten en Wetenschappen heg vóór geplaatst worden, ofschoon,<br />

48 <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

van het Departement van Binnenlandse althans voor ons, het gezicht op een<br />

Zaken en grondlegger van de<br />

oude, begroeide begraafplaats niet<br />

monumentenzorg in Nederland, pakte triest is. Erger is dat hierdoor op den<br />

uit in het voordeel van de architecten: duur uitbreiding van het Koloniaal<br />

De Steurs was uitermate positief over het Instituut, waarover nu reeds gesproken<br />

gebouwontwerp. Het gemeentebestuur wordt, zou worden belet. […] Ook is<br />

schaarde zich achter De Steurs en keurde het de bedoeling geweest bij een hier<br />

de plannen goed. Uit protest stapte ter stede te houden groote Koloniale<br />

de gehele Schoonheidscommissie<br />

Tentoonstelling – waartoe het wel weer<br />

op. Vanaf 1916 werd er in de Oude eens mag komen na 1883! – in het<br />

Aanleg achterzijde KIT na ruiming graven,<br />

1967. [SAA]<br />

>><br />

Achterzijde van het KIT, in 1967 en nu.<br />

[SAA]<br />

SteenhuisMeurs


SteenhuisMeurs<br />

4 De gebouwen in het park<br />

49


<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> paviljoenen te plaatsen,<br />

zoodat dat tentoonstellingsterrein<br />

dan één geheel zou vormen met<br />

de gebouwen van het Instituut zelf,<br />

gescheiden echter door de oude<br />

<strong>Oost</strong>er. Natuurlijk zijn die uitbreiding,<br />

en die tentoonstelling vooral, nog<br />

toekomstplannen, maar eigenaardig is<br />

het te zien, hoe nu reeds de architect<br />

aan den achtergevel gerekend heeft op<br />

het gebruik van de gronden achter het<br />

Instituut.’ 35<br />

Architect van Nieukerken ontwierp<br />

het gebouw met in het achterhoofd<br />

een toekomstig gebruik van de<br />

gronden achter het gebouw: of dit<br />

nu ingericht zou worden als park<br />

(zoals de gemeenteraad eiste), met<br />

een uitbreiding van het KIT of toch<br />

als openluchttentoonstellingsruimte.<br />

Het was het eerste gebouw dat zowel<br />

vanaf de Mauritskade als vanuit het<br />

park een representatief aanzicht<br />

had: aan de parkzijde waren grote<br />

ingangspartijen (zowel vanuit de aula<br />

als de museumvleugel) die bij eventuele<br />

(buiten)tentoonstellingen in het park als<br />

hoofdingang gebruikt konden worden.<br />

Het KIT is hiermee het enige gebouw in<br />

het park dat (zowel stedenbouwkundig<br />

als architectonisch) berekend is op<br />

een aan alle kanten doorgetrokken<br />

parkaanleg tot aan de gevel.<br />

[SAA]<br />

^^<br />

De muziektent.<br />

^<br />

Hekwerk rond het terrein.<br />

^^<br />

Hekwerk tussen KIT-terrein en park.<br />

^<br />

Entree Tropenmuseum.<br />

50<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


Achterzijde van het KIT, 1993. [Aviodrome]<br />

SteenhuisMeurs<br />

51


1931 <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>school<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>school<br />

(Tweede <strong>Gemeente</strong>lijke<br />

Openluchtschool)<br />

Huidige functie: school<br />

Adres: Mauritskade 56<br />

Bouwjaar: 1931<br />

Architect: Dienst Publieke<br />

Werken<br />

Aan het begin van de 20 e eeuw bestond<br />

er in Nederland volop belangstelling<br />

voor openluchtscholen: scholen met<br />

voldoende licht en lucht, waar zoveel<br />

mogelijk buiten les gegeven werd.<br />

Aanvankelijk waren deze gebouwen<br />

vooral voor zwakke kinderen bedoeld<br />

en gebouwd aan de zee of in het bos. In<br />

de jaren twintig en dertig kwamen ook<br />

voor stadskinderen openluchtscholen<br />

in de steden. De eerste <strong>Gemeente</strong>lijke<br />

Openluchtschool van <strong>Amsterdam</strong><br />

werd in 1925 aan het Vondelpark<br />

gebouwd (Frederiksstraat). Ook de<br />

tweede openluchtschool verrees in<br />

een parkomgeving: het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>. De<br />

keuze voor de locatie was ingegeven<br />

door economische motieven: ‘Om de<br />

exploitatie zoo voordeelig mogelijk te<br />

doen zijn, heeft men een gedeelte van<br />

het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> uitgekozen zonder dat<br />

dit park er nadeel van ondervindt’. 36<br />

De nieuwe openluchtschool zou zich<br />

richten op zwakke kinderen uit de<br />

arbeiderswijken in de omgeving: de<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>buurt, Transvaalbuurt of<br />

Indische Buurt. Op doktersadvies<br />

werden ze tijdelijk verwezen naar de<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>school: kinderen bleven er<br />

over het algemeen nooit langer dan een<br />

jaar. Aanvankelijk was het de bedoeling<br />

het grootste grasveld van het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

te bestemmen voor ‘openluchtspel’. Dit<br />

ging niet omdat door intensief gebruik<br />

het park ‘moeilijk in goeden staat is te<br />

houden, en het park alsdan belangrijk<br />

aan schoonheid zal inboeten’. 37 Zowel<br />

de Vondelpark- als de <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>school<br />

waren dus georiënteerd op het park.<br />

Toch maakten beide scholen weinig<br />

gebruik van het park zelf; het was vooral<br />

zichtgroen. Voor rusten, spelen en<br />

lesgeven gebruikten ze uitsluitend het<br />

eigen schoolplein. 38<br />

Relatie met het park<br />

Zowel stedenbouwkundig als<br />

architectonisch had de <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>school<br />

oorspronkelijk een sterke relatie met<br />

het park. De school werd door de Dienst<br />

Publieke Werken vormgegeven als een<br />

><br />

De bouw van de openluchtschool had tot<br />

gevolg dat de bestaande grote speeltuin<br />

verplaatst moest worden naar het westen<br />

(bestaande plek): een deel van de parkaanleg<br />

werd hiervoor opgeofferd, 1931.<br />

[SAA]<br />

52<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

^<br />

De leslokalen grensden met schuifwanden aan het buitenterras waar<br />

bij goed weer werd lesgegeven, omstreeks 1935.[SAA]<br />

^<br />

De hoofdingang aan de zijde<br />

van de Mauritskade. Links de<br />

parkentree, 1935. [SAA]<br />

SteenhuisMeurs


oerderij of landhuis, met zadeldak en<br />

brede houten kozijnen. De hoofdingang<br />

is aan de kant van de Mauritskade te<br />

vinden, in een bouwvolume dat doet<br />

denken aan het voorhuis van een<br />

boerderij. In één langgerekt bouwvolume<br />

bevonden zich leslokalen, doucheruimte,<br />

dokterskamer en eetzaal. De school<br />

was zoveel mogelijk op de noordzijde<br />

van het terrein gebouwd, zodat vóór de<br />

leslokalen een groot terras en speelveld<br />

konden worden aangelegd. De leslokalen<br />

grensden (met schuifwanden) aan het<br />

buitenterras, waar bij goed weer werd<br />

lesgegeven en gerust. De school kreeg<br />

haar eigen tuinaanleg, met schooltuinen,<br />

speelveld en een zandbak, met een<br />

doorzichtig hekwerk en een haag van<br />

heesters en bomen afgescheiden van<br />

het park. Visueel vormde de schooltuin<br />

de overgang tussen de bebouwde<br />

noordrand en het park. De bouw van<br />

de openluchtschool had tot gevolg dat<br />

de bestaande grote speeltuin verplaatst<br />

moest worden naar het westen: een<br />

deel van de parkaanleg werd hiervoor<br />

opgeofferd.<br />

^<br />

De relatie van gebouw en park is (2010) achter dichte beplanting verdwenen<br />

SteenhuisMeurs<br />

^<br />

De schooltuin als overgang tussen gebouw en park.[SAA]<br />

^<br />

De school was zoveel mogelijk op de noordzijde van het terrein gebouwd, zodat<br />

vóór de leslokalen een groot terras en speelveld konden worden aangelegd.<br />

Daarboven de huidige situatie van het terrein.<br />

4 De gebouwen in het park<br />

53


1965 Internationaal Centrum Koloniaal Instituut voor de Tropen<br />

Internationaal Centrum van<br />

het KIT<br />

Huidige functie: NH Hotel<br />

Tropen<br />

Adres: Linnaeusstraat 2<br />

Bouwjaar: 1965-1967<br />

Architect: Tjeerd Dijkstra<br />

Het Internationaal Centrum van het<br />

KIT (nu NH Hotel) is het laatste grote<br />

bouwwerk dat in het park verrees.<br />

Het gebouw was bestemd voor de<br />

huisvesting van cursisten, die ter<br />

voorbereiding op uitzending naar het<br />

buitenland een opleiding van een paar<br />

maanden in het KIT volgden: artsen,<br />

technici, landbouwdeskundigen<br />

en cursisten van het jongeren<br />

vrijwilligersprogramma. Het<br />

bouwprogramma was eigenlijk te<br />

omvangrijk voor deze plek. Om de<br />

parkaanleg zoveel mogelijk te sparen<br />

werd een oplossing bedacht van een<br />

brede, lage onderbouw rond een patio<br />

(met alle gemeenschappelijke ruimten)<br />

en een ranke toren op poten (met slaapen<br />

werkkamers). De onderbouw zou<br />

in het parkgroen verdwijnen, terwijl<br />

de toren ‘als een vrijstaande plastiek’<br />

de ruimte om zich heen intact liet en<br />

vanuit het park geen grote afsluiting<br />

zou vormen. 39 Het bouwwerk was<br />

geheel vrijstaand ontworpen met een<br />

parkeerterrein ervóór, waardoor het,<br />

weg uit de rooilijn van de Linnaeusstraat<br />

visueel minder aanwezig was. Door de<br />

forse onderbouw en de (vergeleken met<br />

de bestaande, volledig naar de randen<br />

van het park geschoven gebouwen)<br />

situering ver naar achteren het park in<br />

had het gebouw wel degelijk een grote<br />

impact.<br />

Relatie met het park<br />

Het gebouw is redelijk ‘weggezet’ in het<br />

park, gegeven de grote omvang. Vanuit<br />

het park is de hoteltoren het belangrijkst,<br />

gezien vanuit verschillende standpunten.<br />

De sokkel maakt geen contact met het<br />

park. De entree is naar binnen gekeerd, in<br />

de patio. De plint keert zich van het park<br />

af en heeft een eenvoudige uitwerking.<br />

Rondom is beplanting aangebracht,<br />

waardoor het hotel zich in het park<br />

manifesteert als een toren boven dicht<br />

struikgewas.<br />

^^<br />

Het Internationaal Centrum gezien vanuit het park....[SAA]<br />

^<br />

...en vanaf de Linnaeusstraat. [Bouwkundig Weekblad 1968]<br />

54<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


SteenhuisMeurs<br />

55


KIT Hotel gezien vanuit het noordelijk deel van<br />

het park...<br />

...en vanuit het zuidelijk deel.<br />

Dichte plint naar het park.<br />

Ingang vanaf de Linnaeusstraat. Zicht op het KIT vanuit het binnenhof. Parkeerterrein voor het hotel.<br />

56<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


5 Kwaliteiten<br />

SteenhuisMeurs 5 Kwaliteiten<br />

57


Kwaliteiten algemeen<br />

Kwaliteiten cultuurhistorie parkontwerp<br />

Bijzonder aan het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> is de<br />

historische gelaagdheid van het park<br />

en de gebouwen. De lage ligging<br />

van het park (veenweidegebied,<br />

nooit opgehoogd) en de vijver (een<br />

voormalige molensloot) refereren aan<br />

de voormalige Overamstelse Polder. De<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats (aangelegd in 1866,<br />

ruiming laatste graven in 1957) heeft<br />

bijna een eeuw lang de inrichting van het<br />

noordelijk parkdeel en de plaatsing van<br />

de gebouwen bepaald. De structuur van<br />

vakken met graven is nog herkenbaar<br />

en ook de hoogteverschillen en de<br />

twee lanen met bomenrijen die vanaf<br />

het muziekplein richting het KIT lopen<br />

herinneren aan de begraafplaats. De<br />

parkaanleg (van het zuidelijk deel) uit<br />

1891 van landschapsarchitect Leonard<br />

Springer is uitgevoerd in de toen<br />

populaire gemengde landschappelijke<br />

stijl. Het ontwerp is vrijwel intact en<br />

is van waarde als het eerste moderne<br />

volkspark in <strong>Amsterdam</strong>. Het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong><br />

stond zelfs model voor de groenaanleg<br />

in het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP)<br />

uit 1934.<br />

Het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> is van waarde als het<br />

eerste moderne volkspark in <strong>Amsterdam</strong>,<br />

speciaal ingericht met een uitgebreid<br />

recreatief programma voor de nabij<br />

wonende arbeiders, maar nog wel<br />

vormgegeven aan de hand van de<br />

vormentaal en ontwerpprincipes van een<br />

typisch landschapspark.<br />

In het oeuvre van tuinarchitect Leonard<br />

Springer is het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> een voorbeeld<br />

van een ontwerp in ‘gemengde stijl’:<br />

een combinatie van de landschapsstijl<br />

en meer rechtlijnige tuindelen. Het<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> is van belang als markering<br />

van een overgangsperiode waarin<br />

Springers ontwerpen meer gestileerd<br />

werden: voorheen veelgebruikte<br />

elementen die een bepaalde stemming<br />

moesten opwekken, zoals rotspartijen,<br />

ruïnes of grote hoogteverschillen, liet<br />

hij achterwege. Zowel de paden als de<br />

waterlopen zijn eenvoudiger, logischer<br />

van opbouw en krachtiger van vorm.<br />

Het uitgevoerde zuidelijke parkdeel<br />

is (met niet noemenswaardige<br />

aanpassingen) uitgevoerd<br />

overeenkomstig het ontwerp van<br />

Leonard Springer uit 1891. De<br />

oorspronkelijke uitgangspunten van het<br />

ontwerp zijn na 120 jaar functioneren<br />

nog zeer herkenbaar: de loop van paden<br />

en water, de verschillende open ruimten,<br />

en karakteristieke elementen als de<br />

muziektent en het parkhek zijn in vorm<br />

en structuur nog vrijwel onveranderd.<br />

Het zuidelijk parkdeel verdient behoud<br />

en eventueel restauratie.<br />

Het (oorspronkelijke) ontwerp is<br />

opgebouwd uit een aantal waardevolle<br />

elementen die samen het karakter en de<br />

uitstraling van het park bepalen:<br />

- De dichte beplante parkranden<br />

geven de illusie van ruimtelijke<br />

onbegrensdheid.<br />

- Lange zichtlijnen ontbreken: ze zijn<br />

altijd ingekaderd door beplanting.<br />

- Een uitgekiende plaatsing van<br />

boomgroepen geeft steeds wisselende<br />

perspectieven.<br />

- Het padensysteem is hiërarchisch<br />

opgebouwd: met smalle voetpaden en<br />

brede rijpaden.<br />

- De regelmatige splitsing van paden<br />

biedt keuzemogelijkheden en maakt het<br />

mogelijk veel verschillende wandelingen<br />

te maken.<br />

- Kruisingen en splitsingen van paden<br />

zijn deels door bomen en heesters aan<br />

het zicht onttrokken.<br />

- Aanwezigheid van hoogteverschillen:<br />

elk pad in het park loopt minstens één<br />

keer omhoog of omlaag.<br />

- De oevers zijn glooiend met afwisselend<br />

geen of dichte beplanting.<br />

- Het gebruik van veel soorten bomen<br />

en heesters zorgt voor een afwisseling<br />

in bloei, vorm en kleur. Als basis of<br />

achtergrond komen meer gebruikelijke<br />

boomsoorten voor: iep, es, esdoorn, els,<br />

wilg en populier. Op de voorgrond zijn<br />

meer bijzondere solitairen geplaatst<br />

om de kleur, diepte en afwisseling te<br />

verzorgen.<br />

In het oorspronkelijke parkontwerp was<br />

een duidelijke tweedeling uitgangspunt.<br />

Het zuidelijk deel (in landschappelijke<br />

aanleg) is ontworpen zodat het, zonder<br />

het noordelijk deel, als een op zichzelf<br />

staand park kan functioneren. Het<br />

later aan te leggen noordelijke deel<br />

(met een grotendeels formele aanleg<br />

met fontein en monumentale as) zou<br />

na uitvoering dus een toevoeging<br />

zijn en niet de afronding van een onaf<br />

park. De centrale route door het park<br />

(van ’s-Gravesandeplein tot Eerste<br />

van Swindenstraat) is in dit kader van<br />

historisch belang als aanduiding van en<br />

herinnering aan deze tweedeling.<br />

58<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


Kwaliteiten cultuurhistorie relatie gebouwen-park<br />

Afhankelijk van de functie en het karakter<br />

van de instelling had elke architect<br />

zijn gebouw een eigen oriëntatie en<br />

rooilijn meegegeven: de HBS had baat<br />

bij een achter op de kavel (op het<br />

zuiden gelegen) schooltuin, terwijl<br />

bij het Anatomisch Laboratorium een<br />

monumentale entree vóór het gebouw<br />

belangrijk was. De grillige vorm van het<br />

KIT is direct af te leiden van de vakken<br />

met eigen graven waar het gebouw<br />

omheen gedrapeerd moest worden.<br />

De Openluchtschool was voor haar<br />

functioneren afhankelijk van een terras<br />

en tuin op het zuiden.<br />

van de Mauritskade, de gebouwen na<br />

het hek (<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>school, Universitair<br />

Laboratorium, achterzijde KIT) hebben<br />

een relatie met park en maken er<br />

gevoelsmatig onderdeel van uit.<br />

Historische gelaagdheid: het Sint Elisabeth Gasthuis, de Dubbeltjeswoningen,<br />

het stalgebouw van de Amsterlbrouwerij en de Amstelgarage.<br />

Er zijn slechts drie gebouwen die door<br />

hun stedenbouwkundige situering<br />

of architectuur een relatie met het<br />

park aangaan: de <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>school,<br />

het Universitair Laboratorium voor<br />

de Gezondheidsleer en het Koloniaal<br />

Instituut. De overige bouwwerken<br />

wenden zich van het park af en moeten<br />

eerder gezien worden als onderdeel van<br />

de stedelijke sfeer van de Mauritskade<br />

dan als ‘villa’s in het groen’. De precieze<br />

plek van de twee parktoegangen vanaf<br />

de Mauritskade geven al een eeuw<br />

lang de scheidslijn tussen groen en<br />

stad aan. De gebouwen vóór het hek<br />

zijn georiënteerd op en maken deel uit<br />

SteenhuisMeurs<br />

5 Kwaliteiten<br />

59


Noten<br />

SAA = Stadsarchief <strong>Amsterdam</strong><br />

1 ‘Het Muiderpoortkwartier’, In: NRC 10<br />

oktober 1926.<br />

2 I. Jager, Hoofdstad in gebreke. Manoeuvreren<br />

met publieke werken in <strong>Amsterdam</strong> 1851-1901,<br />

Rotterdam 2002, pp. 206-207.<br />

3 I. Jager, Hoofdstad in gebreke. Manoeuvreren<br />

met publieke werken in <strong>Amsterdam</strong> 1851-1901,<br />

Rotterdam 2002, p. 296.<br />

4 M. van Haaren ea (red.), Atlas van de<br />

19e-eeuwse ring, <strong>Amsterdam</strong> 2004, p. 12.<br />

5 M. van Haaren ea (red.), Atlas van de<br />

19e-eeuwse ring, <strong>Amsterdam</strong> 2004, p. 20.<br />

6 Het Bilderdijkpark was gepland op<br />

de Rooms-Katholieke begraafplaats ‘De<br />

Liefde’: het duurde tot 1926 voor de graven<br />

vrijkwamen en er een park aangelegd werd.<br />

De ontwerper van dit park is ons onbekend.<br />

7 I. Jager, Hoofdstad in gebreke. Manoeuvreren<br />

met publieke werken in <strong>Amsterdam</strong> 1851-1901,<br />

Rotterdam 2002, p. 260.<br />

8 SAA, Archief Publieke Werken, brief van<br />

Ritter aan de Wethouder voor de Publieke<br />

Werken te <strong>Amsterdam</strong>, december 1890.<br />

9 SAA, Archief Publieke Werken, Brief<br />

Directeur van Publieke Werken aan de<br />

Wethouder van de Dienst Publieke Werken,<br />

maart 1891.<br />

10 SAA, Archief Publieke Werken, Memorie<br />

van toelichting motto Omnibus, Leonard<br />

Springer, 1891.<br />

11 SAA, Archief Publieke Werken, Memorie<br />

van toelichting motto Omnibus, Leonard<br />

Springer, 1891.<br />

12 SAA, Archief Publieke Werken, Memorie<br />

van toelichting motto Omnibus, Leonard<br />

Springer, 1891.<br />

13 C. Moes, L.A. Springer. Tuinarchitect<br />

Dendroloog 1855-1940, Rotterdam 2002, p.<br />

191.<br />

14 G. Lelyveld mmv R. van Leeuwen en W.<br />

Reh, ‘Wandelingen door het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>’, in:<br />

Wonen-TABK (1974) 23, p. 13.<br />

15 G. Andela, ‘Van melancholisch peinzen in<br />

de natuur tot gebruiksgroen voor het gewone<br />

volk. Oorsprong en geschiedenis van het<br />

volkspark’, uit: Wonen – TABK (1977) 9/10, p.<br />

12.<br />

16 G. Andela, ‘Van melancholisch peinzen in<br />

de natuur tot gebruiksgroen voor het gewone<br />

volk. Oorsprong en geschiedenis van het<br />

volkspark’, uit: Wonen – TABK (1977) 9/10, p. 15.<br />

17 C. Moes, L.A. Springer. Tuinarchitect<br />

Dendroloog 1855-1940, Rotterdam 2002, p. 58.<br />

18 R. van Leeuwen, ‘Paxton’s Canon’, in: Groen<br />

(1987) 3, pp. 22-29.<br />

19 C. Moes, L.A. Springer. Tuinarchitect<br />

Dendroloog 1855-1940, Rotterdam 2002, p.<br />

226.<br />

20 C. Moes, L.A. Springer. Tuinarchitect<br />

Dendroloog 1855-1940, Rotterdam 2002.<br />

21 H.J.M. Walenkamp, ‘Het Koloniaal Instituut<br />

op de Oude <strong>Oost</strong>erbegraafplaats’, in:<br />

Architectura 19 (1911) 28, p. 219.<br />

22 H. Walenkamp, ‘<strong>Amsterdam</strong> en zijn<br />

Muiderbosch’, in: Algemeen Handelsblad, 28<br />

juni 1906.<br />

23 L. de Rooy, Proefschrift UvA, Lodewijk<br />

Bolk en de bloei van de Nederlandse anatomie<br />

1860-1940, <strong>Amsterdam</strong> 2009 en J.C.H. Blom,<br />

Brandpunt van geleerdheid in de hoofdstad:<br />

de Universiteit van <strong>Amsterdam</strong> rond 1900 in 15<br />

portretten, <strong>Amsterdam</strong> 1992.<br />

24 L. de Rooy, Proefschrift UvA, Lodewijk<br />

Bolk en de bloei van de Nederlandse anatomie<br />

1860-1940, <strong>Amsterdam</strong> 2009 en J.C.H. Blom,<br />

Brandpunt van geleerdheid in de hoofdstad:<br />

de Universiteit van <strong>Amsterdam</strong> rond 1900 in 15<br />

portretten, <strong>Amsterdam</strong> 1992.<br />

25 BMA, conceptadvies Verkenning <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>,<br />

2007.<br />

26 J. Woudsma, Een markant gebouw in<br />

<strong>Amsterdam</strong>-<strong>Oost</strong>. Het Koninklijk Instituut voor<br />

de Tropen, <strong>Amsterdam</strong> 1990.<br />

27 ‘<strong>Gemeente</strong>raad <strong>Amsterdam</strong>’, in: Nieuwe<br />

Rotterdamsche Courant, 26 oktober 1911.<br />

28 Wageningen Universiteit, Speciale<br />

Collecties, Archief Springer, ‘Koloniaal<br />

Instituut’, krantenbericht, waarschijnlijk 1910.<br />

29 Wageningen Universiteit, Speciale<br />

Collecties, Archief Springer, ‘Koloniaal<br />

Instituut’, krantenbericht, waarschijnlijk 1910.<br />

30 Wageningen Universiteit, Speciale<br />

Collecties, Archief Springer, ‘Koloniaal<br />

Instituut’, krantenbericht, waarschijnlijk 1910.<br />

31 ‘Het Koloniaal Instituut te <strong>Amsterdam</strong>’, in:<br />

Bouwkundig Weekblad 31 (1911) 43, 518-520.<br />

32 Nieuwe Rotterdamsche Courant, 13 april<br />

1923.<br />

33 www.bonas.nl, ‘Koloniaal Instituut voor de<br />

Tropen <strong>Amsterdam</strong>’.<br />

34 www.bonas.nl, ‘Koloniaal Instituut voor de<br />

Tropen <strong>Amsterdam</strong>’<br />

35 ‘Het Koloniaal Instituut’, in: Nieuwe<br />

Rotterdamsche Courant, 4 oktober 1926.<br />

36 ‘Openluchtscholen’, in: Nieuwe<br />

Rotterdamsche Courant, 8 mei 1929.<br />

37 D. Broekhuizen, Openluchtscholen<br />

in Nederland. Architectuur, onderwijs en<br />

gezondheidszorg 1905-2005, Rotterdam 2005,<br />

p. 76.<br />

38 D. Broekhuizen, Openluchtscholen<br />

in Nederland. Architectuur, onderwijs en<br />

gezondheidszorg 1905-2005, Rotterdam 2005,<br />

p. 76.<br />

39 Architectengroep Verster Dijkstra<br />

Cannegieter, ‘Internationaal centrum van<br />

het Koninklijk Instituut voor de Tropen te<br />

<strong>Amsterdam</strong>’, in: Bouwkundig Weekblad (1968)<br />

18, 278.<br />

60<br />

<strong><strong>Oost</strong>erpark</strong> <strong>Amsterdam</strong><br />

SteenhuisMeurs


Archieven<br />

Literatuur<br />

Stadsarchief <strong>Amsterdam</strong>, Archief van de<br />

Secretarie, afdeling Publieke Werken<br />

Stadsarchief <strong>Amsterdam</strong>, raadsverslagen<br />

Wageningen Universiteit, Speciale<br />

Collecties, Archief Leonard Springer<br />

‘<strong>Gemeente</strong>raad <strong>Amsterdam</strong>’, in: Nieuwe<br />

Rotterdamsche Courant, 26 oktober 1911.<br />

‘Het Koloniaal Instituut’, in: Nieuwe<br />

Rotterdamsche Courant, 4 oktober 1926.<br />

‘Het Koloniaal Instituut te <strong>Amsterdam</strong>’,<br />

in: Bouwkundig Weekblad 31 (1911) 43,<br />

518-520.<br />

‘Het Muiderpoortkwartier’, in: Nieuwe<br />

Rotterdamsche Courant, 10 oktober 1926.<br />

‘Openluchtscholen’, in: Nieuwe<br />

Rotterdamsche Courant, 8 mei 1929.<br />

G. Andela, ‘Van melancholisch peinzen<br />

in de natuur tot gebruiksgroen voor het<br />

gewone volk. Oorsprong en geschiedenis<br />

van het volkspark’, in: Wonen – TABK<br />

(1977) 9/10.<br />

Architectengroep Verster Dijkstra<br />

Cannegieter, ‘Internationaal centrum van<br />

het Koninklijk Instituut voor de Tropen<br />

te <strong>Amsterdam</strong>’, in: Bouwkundig Weekblad<br />

(1968) 18, 278.<br />

J.C.H. Blom, Brandpunt van geleerdheid<br />

in de hoofdstad: de Universiteit van<br />

<strong>Amsterdam</strong> rond 1900 in 15 portretten,<br />

<strong>Amsterdam</strong> 1992.<br />

D. Broekhuizen, Openluchtscholen in<br />

Nederland. Architectuur, onderwijs en<br />

gezondheidszorg 1905-2005, Rotterdam<br />

2005, 76.<br />

Bureau Monumenten <strong>Amsterdam</strong>,<br />

Conceptadvies Verkenning <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>,<br />

2007.<br />

J. van Eck, De <strong>Amsterdam</strong>sche Schans & de<br />

Buitensingel, <strong>Amsterdam</strong> 1948.<br />

M. van Haaren ea (red.), Atlas van de<br />

19e-eeuwse ring, <strong>Amsterdam</strong> 2004.<br />

I. Jager, Hoofdstad in gebreke.<br />

Manoeuvreren met publieke werken in<br />

<strong>Amsterdam</strong> 1851-1901, Rotterdam 2002.<br />

G. Lelyveld m.m.v. R. van Leeuwen en W.<br />

Reh, ‘Wandelingen door het <strong><strong>Oost</strong>erpark</strong>’,<br />

in: Wonen-TABK (1974) 23.<br />

C. Moes, L.A. Springer. Tuinarchitect<br />

Dendroloog 1855-1940, Rotterdam 2002.<br />

L. de Rooy, Proefschrift UvA, Lodewijk Bolk<br />

en de bloei van de Nederlandse anatomie<br />

1860-1940, <strong>Amsterdam</strong> 2009.<br />

H. Walenkamp, ‘<strong>Amsterdam</strong> en zijn<br />

Muiderbosch’, in: Algemeen Handelsblad,<br />

28 juni 1906.<br />

H.J.M. Walenkamp, ‘Het<br />

Koloniaal Instituut op de Oude<br />

<strong>Oost</strong>erbegraafplaats’, in: Architectura 19<br />

(1911) 28, p. 219.<br />

J. Woudsma, Een markant gebouw in<br />

<strong>Amsterdam</strong>-<strong>Oost</strong>. Het Koninklijk Instituut<br />

voor de Tropen, <strong>Amsterdam</strong> 1990.<br />

SteenhuisMeurs<br />

Noten en Literatuur<br />

61


Dit onderzoek werd uitgevoerd door<br />

SteenhuisMeurs BV te Schiedam (voorheen Urban<br />

Fabric en Steenhuis stedenbouw/landschap) in<br />

opdracht van <strong>Gemeente</strong> <strong>Amsterdam</strong>, <strong>Stadsdeel</strong><br />

<strong>Oost</strong>-Watergraafsmeer.<br />

Projectteam:<br />

Prof. dr. ir. Paul Meurs, drs. Lara Voerman<br />

Lange Haven 9, 3111 CA Schiedam<br />

www.steenhuismeurs.nl<br />

© SteenhuisMeurs, maart 2010

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!