Download de scriptie 'BRZO: Utrecht gaat Extern' - LATrb - Home

scriptie Hogere VeiligheidsKunde 

BRZO: 

Utrecht gaat Extern 

Samen maken we Utrecht mooier 

Onderzoek naar de mate van beheersing en suggesties voor een 

verdere uitbouw rond de beoordeling van externe veiligheid.

Inhoudsopgave 

Inhoudsopgave 

Voorwoord ............................................................................................................................................... 1 

Samenvatting........................................................................................................................................... 2 

Afkortingen en begrippenlijst ................................................................................................................... 3 

1 Inleiding ................................................................................................................................................ 4 

1.1 Aanleiding .................................................................................................................................... 4 

1.2 Doelstelling................................................................................................................................... 4 

1.3 Gevolgde werkwijze/leeswijzer .................................................................................................... 5 

2 Organisatie provincie Utrecht ............................................................................................................... 6 

2.1 Algemeen .................................................................................................................................... 6 

2.2 Cultuur van de organisatie .......................................................................................................... 7 

3 Kaders met betrekking tot Externe Veiligheid ...................................................................................... 8 

3.1 Landelijke visie / ontwikkelingen ................................................................................................. 8 

3.2 Provinciale implementatie van landelijk beleid ...........................................................................9 

3.3 Rol Landelijke Regiegroep BRZO (LAT-BRZO) ......................................................................... 9 

4 Het onderzoek .................................................................................................................................... 10 

4.1 Enkele begrippen ...................................................................................................................... 10 

4.2 Opzet......................................................................................................................................... 10 

5 Onderzoek naar de implementatie van landelijk in provinciaal beleid ............................................... 12 

6 Onderzoek naar de implementatie van de maatlat BRZO ................................................................. 14 

6.1 BRZO algemeen; inzet inspecteurs en complexiteit bedrijven ................................................. 14 

6.2 Deskundigheid .......................................................................................................................... 16 

6.3 Organisatorische borging.......................................................................................................... 16 

6.3.1 Algemeen .................................................................................................................... 16 

6.3.2 Samenwerking met gemeenten................................................................................... 17 

6.3.3 Samenwerking tussen provincies................................................................................ 17 

6.3.4 Bedrijfscultuur.............................................................................................................. 17 

7 Onderzoek naar de mate waarop aan de maatlat Externe Veiligheid wordt voldaan ........................ 19 

7.1 Deskundigheid Externe Veiligheid BEVI................................................................................... 19 

7.2 Administratieve aanpak inzake Externe Veiligheid ................................................................... 19 

7.3 Deskundigheid ten aanzien van QRA....................................................................................... 20 

7.3.1 Beoordelen ontvankelijkheidstoets van de vergunningaanvraag................................ 20 

7.3.2 Beoordelen QRA ......................................................................................................... 20 

7.3.3 Maken van QRA .......................................................................................................... 21 

7.3.4 Het verantwoorden van het groepsrisico..................................................................... 21 

8 Conclusies .......................................................................................................................................... 22 

9 Advies................................................................................................................................................. 24 

Literatuurlijst .......................................................................................................................................... 25 

Bijlage 0 

Bijlage 1 

Bijlage 2 

Bijlage 3 

Bijlage 4 

Bijlage 5 

Bijlage 6 

Bijlage 7 

Bijlage 8 

Correspondentie met examencommissie 

Algemene gegevens provincie Utrecht, Flevoland, Gelderland en Overijssel 

Resultaten interviews maatlat BRZO 

Resultaten interviews maatlat Externe Veiligheid 

SWOT-analyses 

Memo Regionale samenwerking BRZO tussen de provincies Utrecht, 

Gelderland en Overijssel 

Samenwerkingsovereenkomst BRZO Regio Midden & Oost Nederland 

Notitie behorende bij de “Samenwerkingsovereenkomst BRZO Regio 

Midden & Oost Nederland” 

IPO - overlegstructuur

Voorwoord 

Deze scriptie heb ik geschreven ter afsluiting van de Post HBO Opleiding Hogere Veiligheidskunde 

PHOV, jaargang 2006 – 2008, groep HVK U30. Ik heb deze opleiding gevolgd in het kader van mijn 

functie van BRZO-coördinator bij de provincie Utrecht. De scriptie zoals hierbij gepresenteerd is tot 

stand gekomen in de periode januari – september 2008. 

Omdat mijn werkzaamheden op het terrein van Externe Veiligheid liggen sprak dit thema mij bijzonder 

aan om nader te onderzoeken. Daar komt bij dat provincie Utrecht een kleine BRZO-organisatie is. 

Dat heeft zo zijn voordelen, maar ook zijn nadelen: zo bestaat het gevaar dat je als kleine organisatie 

gemakkelijk achter de feiten aanloopt, of dat je niet serieus wordt genomen. 

Dat Externe Veiligheid een onderwerp is dat meer belangstelling kan gebruiken, blijkt wel uit het 

BelanghebbendenTevredenheidsOnderzoek (BTO, juni 2008) [20] waarin staat te lezen dat bedrijven 

in de Regio Midden en Oost Nederland het minst tevreden zijn. Die ontevredenheid heeft betrekking 

op met name het verschil in deskundigheid en het te laat uitbrengen van rapportages door VMSinspecteurs. 

In het onderzoek worden deze en andere zaken belicht en volgen suggesties ter verbetering. 

Ik wil bij deze een ieder bedanken die op een of andere wijze een positieve bijdrage heeft geleverd 

aan de totstandkoming van deze scriptie. Speciaal noem ik hierbij mijn vrouw Céline die mijn inzet 

rond huis & haard node heeft moeten missen de afgelopen maanden. Ook ben ik heel blij dat zij, 

telkens weer, met een kritisch oog mijn scriptievorderingen heeft bekeken. Verder noem ik hierbij mijn 

medestudiegenoten Jan Velthuis, Jannes Scholten en scriptiebegeleider Ale Spijksma. Ik heb hun 

opbouwende opmerkingen als zeer positief ervaren. 

Verder gaat mijn dank uit naar Marlies Ellenbroek, Peter Andringa en Sake Haagsman, mijn collega- 

BRZO-coördinatoren in de Regio Midden en Oost Nederland, vanwege hun bereidheid deel te nemen 

aan de interviews. Ook gaat mijn dank uit naar het LAT Bureau. Ik heb hun snelle en kritische 

opmerkingen op de interviewlijsten zeer gewaardeerd. 

Ronald Schipper 

Leusden, september 2008 

1

Samenvatting 

In de scriptie “BRZO: Utrecht gaat Extern” is een antwoord gezocht op de volgende vragen: 

Hoe is de maatlat BRZO en daaraan gelieerd beleid bij provincie Utrecht geïmplementeerd 

Hoe heeft provincie Utrecht Externe Veiligheid, voor wat betreft vergunningverlening en 

handhaving, ingebed in de organisatie 

Op welke wijze is bij andere provincies de maatlat BRZO geïmplementeerd 

Hoe is door andere provincies Externe Veiligheid, het beoordelen van Veiligheidsrapportages en 

QRA’s, ingebed in de organisatie 

Deze vragen hebben centraal gestaan tijdens het onderzoek dat is uitgevoerd bij zowel provincie 

Utrecht als de provincies Flevoland, Gelderland en Overijssel. Voor deze provincies is gekozen 

aangezien zij tezamen met provincie Utrecht een Regio vormen, te weten Regio Midden en Oost 

Nederland. 

Ter voorbereiding op het onderzoek is een literatuurstudie verricht. Zodoende was het mogelijk om de 

beleidskaders met betrekking tot Externe Veiligheid weer te geven en een interviewlijst te ontwikkelen. 

Vervolgens is aan de hand van interviews bij bovengenoemde provincies beoordeeld in hoeverre zij 

invulling hebben gegeven aan geldend extern veiligheidsbeleid, de maatlat BRZO en maatlat EV. De 

uitkomsten van de interviews zijn met elkaar vergeleken waardoor het mogelijk werd de “beste 

werkwijze”, Regionaal bezien, vast te stellen. Deze beste werkwijze wordt in de scriptie vergeleken 

met de werkwijze van provincie Utrecht. 

Opgemerkt wordt dat de interviewlijst een succesvol instrument is gebleken om in beeld te kunnen 

brengen op welke wijze de aangegeven provincies de beide maatlatten hebben vertaald naar hun 

bedrijfsvoering. Daarnaast is de opgestelde interviewlijst ook als monitoringsinstrument heel geschikt. 

De kleuren in de interviewlijst zijn simpel gehouden. Zo staat groen bijvoorbeeld voor “géén”, oranje 

voor “mogelijk” en rood voor “met enige zekerheid een verbeterpunt”. Door deze werkwijze is in één 

oogopslag duidelijk waar verbeterpunten zich bevinden. 

Vooruitlopend op de uitwerking van de resultaten van het scriptie onderzoek hebben de provincies 

binnen de Regio Midden en Oost Nederland dit voorjaar de samenwerking gezocht op het gebied van 

BRZO. Dat heeft geleid tot een samenwerkingsovereenkomst BRZO. En met succes. De 

samenwerking loopt reeds naar volle tevredenheid van alle betrokken partijen. Hoewel de 

samenwerking in volle gang is moet de formele bekrachtiging daarvan nog plaatsvinden. Eind 

november / begin december 2008 wordt de samenwerkingsovereenkomst BRZO Regio Midden en 

Oost Nederland ondertekend. Door de ontstane samenwerkingsvorm voldoen de provincies tezamen 

aan, zowel landelijk, als provinciaal beleid. Verder levert de samenwerkingsvorm tal van 

mogelijkheden op ter verbetering van bijvoorbeeld de continuïteit, deskundigheid, ontwikkelen van 

visie en uniformiteit. De samenwerking staat in de kinderschoenen en zal zich, uiteraard, nog 

ontwikkelen. 

Alhoewel de samenwerkingsvorm ook de mogelijkheid biedt afspraken te maken over verbeterpunten 

ten aanzien van de implementatie van de maatlat EV zijn deze niet gemaakt. De reden hiervoor is dat 

de BRZO-coördinatoren de Regionale samenwerking hebben geïnitieerd ter verbetering van de 

handhaving op de BRZO. De maatlat EV heeft echter met name betrekking op het proces 

vergunningverlening. 

Het onderzoek heeft aangetoond dat het noodzakelijk is om ook voor het proces vergunningverlening 

op korte termijn afspraken te maken. Geadviseerd wordt dan ook om voor het proces 

vergunningverlening een aparte werkgroep / expertisegroep op te richten. 

Samenwerking op het gebied van BRZO en Externe Veiligheid zal zeker vruchten afwerpen. 

2

Afkortingen en begrippenlijst 

Afkorting/begrip 

Betekenis 

AI 

Arbeidsinspectie 

BOAG-M 

IPO-Adviescommissie Milieu 

BeteRZO 

Projectprogramma verbetering uitvoering Besluit Risico’s 

Zware Ongevallen 1999 

BEVI 

Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen 

Brw 

Brandweer 

BRZO Besluit Risico’s zware Ongevallen 1999 

BTO 

BelanghebbendenTevredenheidsOnderzoek 

Categoriale inrichting 

Bedrijf waarvoor standaard een QRA moet worden opgesteld 

DCMR 

Milieudienst Rijnmond 

ECWM 

EvaluatieCommissie Wet Milieubeheer 

IPO 

InterProvinciaal Overleg 

LAT 

LAndelijk Team, (regiegroep BRZO op strategisch niveau en 

portaalgroep BRZO op tactisch niveau) 

GIR 

Gemeenschappelijke InspectieRuimte 

Maatlat BRZO 

Maatlat bepaling kritieke massa uitvoeringsorganisaties 

BRZO’99 

Maatlat EV 

Maatlat Externe Veiligheid 

NIM 

Nieuwe Inspectie Methodiek BRZO 

PBZO 

Preventiebeleid Risico’s Zware Ongevallen 

PHOV 

Post Hoger Onderwijs Veiligheidskunde 

RO 

Ruimtelijke Ordening 

Regio Midden en Oost Nederland Provincies Utrecht, Flevoland, Gelderland en Overijssel 

SWOT 

Sterkte (S), Zwakte (W), Kansen (O) en Bedreigingen (T) 

Team BWN 

Team Bodem Water en Natuur 

Team BEV 

Team Bedrijven en Veiligheid 

TK 

Tweede Kamer 

UvW 

Unie van Waterschappen 

VBS 

Veiligheidsbeheersysteem 

VNG 

Vereniging van Nederlandse Gemeenten 

VMS-inspecteur 

VMS = VeiligheidsManagementSysteem = PBZO + VBS 

Wm 

Wet milieubeheer 

QRA 

Kwantitatieve Risico-Analyse 

ZZP’er 

Zelfstandige Zonder Personeel 

3

1. Inleiding 

1.1 Aanleiding 

Sinds 1999 is op het gebied van Externe Veiligheid, dan wel, veiligheidswetgeving, veel veranderd. 

Zo is het Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999 (BRZO) inwerking getreden. Door de vuurwerkramp 

in Enschede (2000) werd Externe Veiligheid een belangrijk politiek thema. Na de vuurwerkramp is het 

de overheid kwalijk genomen niet te hebben geleerd van eerdere vuurwerkexplosie, zoals bijvoorbeeld 

die in Culemborg (1991). Als reactie hierop volgde meer normering, zoals het inwerkingtreden van het 

Vuurwerkbesluit waarbij de regelgeving rekening houdt met de effecten van een calamiteit die bij een 

vuurwerkopslag kan plaatsvinden. Ook is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) inwerking 

getreden. Dit besluit verplicht in bepaalde gevallen een Kwantitatieve Risico Analyse (QRA) uit te 

voeren. Indien er geen sprake is van een categoriale inrichting, volstaat BEVI met zogenaamde 

standaard veiligheid afstandstabellen. Mocht er daarentegen wel sprake zijn van een categoriale 

inrichting dan moet een QRA worden opgesteld. De QRA moet vanaf 1 januari 2008 volgens een 

geünificeerde berekeningsmethodiek (Safeti-NL) worden opgesteld waarbij als resultaat de 

risicocontouren in kaart zijn gebracht. 

Normeren op basis van weten regelgeving is een deterministische benadering die erop gericht is 

bedrijven te verplichten voldoende aan veiligheid te doen. Koste wat kost, een tweede Enschede moet 

voorkomen worden. De vraag is echter of je in absolute zin met normen en regels veiligheid kunt 

garanderen. Een probabilist gelooft wel in veiligheid, maar niet in absolute veiligheid. 

Inmiddels is de overheid inzake Externe Veiligheid meer probabilistisch gaan denken. Zo is de 

overheid van mening dat een risicovolle activiteit acceptabel is als [3]: 

op een bepaalde plaats een daar aanwezig individu geen hogere kans op overlijden heeft dan 

maatschappelijk is geaccepteerd (dit heet: plaatsgebonden risico) 

de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers voldoet aan een daaraan gestelde norm (dit 

heet: groepsrisico) 

Voor het groepsrisico geldt dat wanneer de maatschappelijke baten van een activiteit groot zijn de 

bijbehorende risico’s eerder kunnen worden geaccepteerd dan wanneer deze belangen gering zijn. 

Het plaatsgebonden risico hanteert een grenswaarde. Deze waarde garandeert een uniform 

beschermingsniveau voor iedere burger, los van maatschappelijke baten van een activiteit. 

Door de ervaringen opgedaan bij de ramp in Enschede wordt de overheid door de burger meer en 

meer verantwoordelijk gehouden voor het beheersen van veiligheid. Andere voorbeelden van deze 

tendens, waarbij van overheden wordt verwacht kwaliteit te leveren en te borgen, zijn de cafébrand in 

Volendam en de Schipholbrand. 

De uitvoering van de aanbevelingen die zijn ingegeven door de Commissie Oosting (naar aanleiding 

van de vuurwerkramp) behoort tot de verantwoordelijkheid van het lokale bestuur. Burgers verwachten 

van de overheid dat zij het veiliger maken van de samenleving tot haar kerntaken rekent. Voor 

provincie Utrecht is het dan ook van belang te weten of Externe Veiligheid goed wordt beoordeelt. 

Provincie Utrecht is een kleine provincie en kent een kleine BRZO organisatie. Zodoende liggen 

uitvoeringstaken, coördinatietaken en andere daaraan gelieerde taken, bij slechts enkele 

medewerkers. Wellicht vanwege de geringe omvang van haar uitvoeringsorganisatie heeft provincie 

Utrecht niet in beeld of het beoordelen van veiligheid als kerntaak wel voldoende is geïmplementeerd. 

1.2 Doelstelling 

De scriptie heeft ten doel antwoord te geven op de volgende vragen: 

Hoe is de maatlat BRZO en daaraan gelieerd beleid bij provincie Utrecht geïmplementeerd 

Hoe heeft provincie Utrecht Externe Veiligheid, voor wat betreft vergunningverlening en 


Door een vergelijkende studie uit te voeren wordt antwoord gegeven op de volgende vragen: 

Op welke wijze is bij andere provincies de maatlat BRZO geïmplementeerd 

Hoe is door andere provincies Externe Veiligheid, het beoordelen van Veiligheidsrapportages en 


4

Naar aanleiding van het onderzoek worden suggesties ter verbetering gedaan richting provinciaal 

bestuur. 

1.3 Gevolgde werkwijze/leeswijzer 

Voorafgaand aan het onderzoek is een onderzoeksvoorstel voorgelegd aan het management van 

provincie Utrecht. Dit voorstel kreeg voldoende bijval en leverde genoeg materiaal voor een scriptie. 

Vervolgens heeft de examencommissie PHOV ingestemd met het plan van aanpak, als vermeld in het 

scriptievoorstel (bijlage 0). Onderstaand, onder a tot en met f, wordt op de verschillende acties uit het 

plan van aanpak ingegaan. In hoofdstuk 2 wordt de provinciale organisatie beschreven. Er wordt 

ingegaan op de cultuur van de organisatie en de relatie die de organisatiecultuur heeft met het 

onderzoek. 

a) Literatuuronderzoek en basislijst voor interviews (hoofdstuk 3 en 4) 

De primaire lijst voor de interviews is op basis van een documentenstudie in concept opgesteld. Het 

concept is zowel intern, aan de deskundigen Externe Veiligheid vergunningverlening, als extern, aan 

het LAT bureau voor commentaar voorgelegd. Het aldus verkregen commentaar is verwerkt tot 

definitieve interviewlijsten (zie bijlage 1 tot en met 3). Gebruikte literatuur en internetsites zijn 

opgenomen in de literatuurlijst. 

b) Nulmeting op onderzoeksvragen uitvoeren op de eigen organisatie 

Vragen over de implementatie van de maatlat BRZO zijn door mij, BRZO-coördinator en VMSinspecteur, 

ingevuld. De antwoorden zijn vervolgens gevalideerd bij een collega VMS-inspecteur en 

een leidinggevende. De vragen over de maatlat Externe Veiligheid zijn samen met deskundigen 

Externe Veiligheid vergunningverlening ingevuld. De resultaten van de nulmeting zijn verwerkt in 

bijlage 1 tot en met 3. 

c) Interviews bij andere provincies 

De BRZO-coördinatoren van de provincies Flevoland, Gelderland en Overijssel zijn benaderd voor 

interviews. Aan hen is de scope van de interviews uitgelegd. Ook is hen verzocht de juiste 

medewerkers te selecteren voor deelname aan de interviews. De keuze voor genoemde provincies is 

niet toevallig: een en ander is het resultaat van de documentenstudie. (zie hoofdstuk 3) 

De resultaten van de interviews zijn verwerkt in bijlage 1 tot en met 3. 

d) Resultaten vergelijken, verwerken en plan van aanpak opstellen 

De onderzoeksopzet, de resultaten en analyses staan beschreven in hoofdstuk 4 tot en met 7. 

In de hoofdstukken 5, 6 en 7 zijn zowel de uitkomsten van het onderzoek als suggesties voor 

verbetering gegeven. De reeds gerealiseerde successen (afspraken) worden ook genoemd. 

- Hoofdstuk 5 bevat het onderzoek naar de mate waarin landelijk beleid is geïmplementeerd in 

provinciaal beleid. 

- Hoofdstuk 6 bevat het onderzoek naar de implementatie van de maatlat BRZO. 

- In hoofdstuk 7 staat beschreven in hoeverre wordt voldaan aan de maatlat Externe Veiligheid. 

e) Advies formuleren 

Gedurende het onderzoek is reeds een advies aan het management uitgebracht. Dit advies is 

verwoord in bijlage 5, memo Regionale samenwerking BRZO tussen de provincies Utrecht, 

Gelderland en Overijssel. Dit advies heeft geresulteerd in bijlage 6, overeenkomst Samenwerkingsverband 

BRZO Regio Midden en Oost Nederland, en bijlage 7, Notitie behorende bij de 

“Overeenkomst Samenwerkingsverband BRZO Midden en Oost Nederland”. 

De conclusies uit het onderzoek komen in hoofdstuk 8 aan bod. De voornaamste adviezen aan het 

management worden in hoofdstuk 9 uiteengezet. 

f) Evaluatie door het management van de provincie Utrecht 

In verdere evaluatie / implementatie is tijdens scriptietraject niet voorzien. Dit, behoudens stap e. 

5

2 Organisatie provincie Utrecht 

2.1 Algemeen 

Provincie Utrecht is een overheidsorganisatie met, onder andere, een uitvoerende taak op het gebied 

van milieuwetgeving. In onderstaand organisatieschema is de ambtelijke organisatie (binnen de cirkel) 

aangegeven. Er is een cluster beleid, een cluster uitvoering en een cluster ondersteuning. De BRZOcoördinator 

is werkzaam als beleidsmedewerker toezicht en handhaving binnen het cluster uitvoering 

bij de afdeling handhaving. De coördinator vervult de volgende taken: hij verzorgt de taken die 

voortvloeien uit BeteRZO, zoals 1-loket functie e.d. [12] en geeft adviezen aan het samenwerkingsverband 

BRZO Utrecht – Flevoland waarvoor BRZO-taken worden verzorgd. De BRZO-taken die voor 

het samenwerkingsverband BRZO Utrecht – Flevoland worden verzorgd zijn in de 

samenwerkingsovereenkomst “Samenwerkingsverband BRZO Utrecht – Flevoland” [17] vastgelegd. 

Binnen het cluster uitvoering bij de afdeling vergunningverlening vind vergunningverlening plaats. 

Onderstaande organisatie-indeling is inwerking getreden op 1 juli 2007. Vóór 1 juli 2007 vormden de 

afdelingen handhaving en vergunningverlening één afdeling. 

Afdeling 

Handhaving 

Afdelingshoofd 

Team Bodem Water 

Natuur (BWN) 

Teamleider 

Team Bedrijven en 

Veiligheid (BEV) 

Teamleider 

Vuurwerk 

Een coördinator 

Wet milieubeheer 

Vier beleidsmedewerkers 

toezicht en handhaving; 

waaronder R. Schipper 

BRZO 

Een coördinator ; 

R. Schipper 

Figuur: 2.1 

6

2.2 Cultuur van de organisatie 

Om na te gaan op welke wijze, ten tijde van het onderzoek en daarna, rekening kan worden gehouden 

met de cultuur van de organisatie is deze beoordeeld. Bij deze beoordeling is onderscheid gemaakt 

tussen een intern project en een afdelingsoverschrijdend project. Voor de beoordelingen is gebruik 

gemaakt van de cultuuraspecten van een organisatie die bij een eventueel verbeter-programma een 

rol kunnen spelen [2, bijlage A en D]. Aan de kwaliteitscoördinator van de Afdeling Handhaving en 

Afdeling Vergunningverlening is de beoordeling voorgelegd met het doel te verifiëren of de 

beoordeling wordt herkend. De kwaliteitscoördinator herkende zich in het geschetste beeld. 

Binnen de Afdeling Handhaving en Afdeling Vergunningverlening: 

De heersende cultuur laat zich het beste omschrijven als een zogenaamde taakcultuur. Deze 

taakcultuur wordt gekenmerkt door de volgende aspecten. 

Omgang met elkaar wordt bepaald door de te verrichten taken en de relaties tussen werk-tijd-persoon. 

Vakmanschap als doener wordt overwegend als waardevol gezien. Besluitvorming vindt plaats op 

grond van wat nodig is, op dat moment, voor die specifieke taak. De organisatie is gebouwd op een 

samengaan van deskundigheden en gericht op het behalen van resultaten. Prioriteiten worden over 

het algemeen gesteld op basis van resultaten. Snelle reacties volgen. 

Resumé: Indien sprake is van een verbeterproject dient projectleider ervoor te zorgen dat het project 

samenvalt met de individuele taken van medewerkers. 

Afdelingsoverschrijdend: 

Afdelingsoverschrijdend is sprake van een machtscultuur waaraan elementen van een taakcultuur, 

zijn toegevoegd. De machtscultuur kent de volgende aspecten. 

Omgang met elkaar wordt bepaald door persoonlijke macht. Persoonlijkheid wordt als waardevol 

gezien. Besluitvorming vindt plaats op grond van macht en op grond van wat hetgeen nodig is op dat 

moment. De organisatie is gericht op persoonlijke doelrealisering, waarbij de ‘regels’ van de centrale 

man, de opdrachtgever, dan wel de gedeputeerde, veelal als doorslaggevend gelden. Prioriteiten 

worden gesteld op grond van hetgeen de opdrachtgever, dan wel de gedeputeerde, noodzakelijk acht. 

Reacties zijn gemakkelijk. 

Resumé: Indien sprake is van een verbeterproject dient projectleider ervoor te zorgen dat het project 

aansluit bij de ideeën van de manager, dan wel, gedeputeerde. 

Sterke en zwakke punten van de organisatie 

Hieronder volgt een opsomming van sterke en zwakke punten van provincie Utrecht. Gekeken is naar 

punten als type organisatie, groeitrend en ontwikkelingsfase. 

Type organisatie: Formele organisatie, nadruk op standaardisatie, specialisatie en coördinatie. 

Tabel 2.2: sterke en zwakke punten van de organisatie 

Sterke punten 

Zwakke punten 

- Systematisch 

- Beperkte flexibiliteit 

- Vakbekwaamheid: goed 

- Hoge overhead 

- Verantwoordelijkheden laag in de organisatie - Positie kwaliteitsdienst zwak 

- Gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem - Weinig dynamisch inspelend op ontwikkelingen 

- Functie kwaliteitscoördinator is zichtbaar - Onderbezetting als gevolg van reorganisatie 

- Grote mate van vrijheid voor middenkader - Toename afstandelijkheid naar andere afdelingen, 

zoals afdeling vergunningverlening 

- Vaak tegenstellingen tussen afdelingen 

- Vertrek van ervaren functionarissen 

Conclusie / relatie met het onderzoek: Het beschreven onderzoek is een afdelingsoverstijgend project. 

Daarom is, overeenkomstig de cultuur, contact gezocht met het management en de gedeputeerde 

Milieu van provincie Utrecht. Op deze wijze zijn zij geïnformeerd over het onderzoek en tussentijds 

geadviseerd in te stemmen met de Regionale samenwerkingsvorm. Omdat adviezen tot verbeteringen 

binnen een Afdeling kunnen leiden zijn medewerkers, waarvan individuele taken samenvallen met het 

onderzoek, gevraagd deel te nemen aan de interviews. 

7

3 Kaders met betrekking tot Externe Veiligheid 

3.1 Landelijke visie / ontwikkelingen 

Het landelijke beleid ten aanzien van Externe Veiligheid wordt verwoord in de Toekomstagenda Milieu 

[4]. Deze agenda volgt op het 4 e Nationale Milieubeleidsplan [5]. In de Toekomstagenda Milieu wordt 

aangegeven dat er geen nieuwe visie ten aanzien van Externe Veiligheid is opgenomen. Een 

praktische aanpak om doelen en resultaten te behalen is daarentegen wel gegeven. 

In de Toekomstagenda Milieu [4, p32] staat dat: 

“de Evaluatiecommissie voor de Wet milieubeheer concludeerde dat zeker bij gemeenten een capaciteitstekort 

bestaat en dat efficiencyverbetering mogelijk is. In het project BeteRZO is geconcludeerd dat 

overheidsorganisaties niet altijd over voldoende kritische massa beschikken om het externe veiligheidbeleid uit te 

voeren. Recent heeft de eindmeting van project ‘Professionalisering milieuhandhaving’ laten zien dat veel 

handhavingorganisaties niet aan de minimumkwaliteitseisen voldoen.” Verder staat vermeld dat “Een oorzaak van 

het kwaliteitstekort is de versnippering en kleine schaal van de betrokken uitvoeringsorganisaties”. 

In het rapport “Kritische massa in beeld” van het bureau Berenschot [5, par. 2.5 p. 28,29] staat dat: 

“ook in het project ‘vereenvoudiging vergunningen’ is geconstateerd dat veel overheidsorganisaties de 

schaalgrootte missen om complexere vergunningaanvragen professioneel en effectief te behandelen 

(oktoberbrief PVV 2006, TK 12-10-2006 29515, nr.161). Het Rijk, VNG, IPO en UvW hebben daarom in dat 

project met elkaar vastgesteld dat interbestuurlijke samenwerking noodzakelijk kan zijn. Eenzelfde constatering 

over het gebrek aan schaalgrootte is gedaan door de commissie-Alders, in het kader van de doorlichting van de 

noodzaak van interbestuurlijk toezicht. 

Hiermee is duidelijk dat het concept van samenwerking door de meeste betrokken overheden wordt erkend als 

oplossing voor het gebrek aan schaalgrootte. De exacte vormgeving hiervan is overigens onderwerp van gesprek 

en soms fel debat. 

Het voordeel van samenwerking is dat de uitvoering efficiënter wordt en dat expertise gebundeld kan worden en 

daarmee op een hoger niveau wordt gebracht. De uiteindelijke verantwoordelijkheid en besluitvorming blijven bij 

het deelnemende overheidsorgaan liggen. 

In een onderzoek van Regioplan uit 2006 is gepeild dat er in ruime mate draagvlak bestaat voor nieuwe 

afspraken over de interbestuurlijke verhoudingen. Er bestaat volgens deze peiling vooral een voorkeur voor 

afspraken over de verdeling van verantwoordelijkheden en taken in relatie tot de financiering. Andere 

onderwerpen op de agenda hebben betrekking op het bevorderen van een samenwerkingscultuur, op 

beleidsinhoudelijke samenwerking tussen overheden, en op procedures om samenwerking vorm te geven. 

Ook in het Regeerakkoord ‘Samen Werken Samen Leven’ wordt aangestuurd op een stelselmatige vermindering 

van bestuurslagen dat zich met een bepaald onderwerp bemoeit. Het kabinet streeft naar een vermindering van 

de bestuurlijke drukte en naar een effectiever optreden van de overheid als geheel. 

Met de ontwikkeling van de maatlatten voor vergunningverlening en handhaving wordt een concreet handvat 

gegeven om deze discussie te voeren. Naast impulsen voor samenwerking zal met het optimaliseren van de 

kritische massa naar verwachting ook de kwaliteit van vergunningverlening en handhaving verder kunnen worden 

verbeterd. Hierdoor kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan het oplossen van de knelpunten in de 

kwaliteit van de handhaving en vergunningverlening zoals deze in de onderzoeken van de ECWM zijn 

geconstateerd.” 

Medio 2006 heeft de Staatssecretaris voor Milieu, de heer Van Geel, een brief [14] aan alle BRZO 

uitvoerende organisaties geschreven. In deze brief worden alle BRZO uitvoerende organisaties 

verzocht invulling te geven aan de Maatlat BRZO. 

In de notitie “Voortgang toekomstagenda 2007” [6] en de “VROM notitie kwaliteitsimpuls Externe 

Veiligheid” [7] staat dat onderzoek zal worden uitgevoerd naar de vereiste kritische massa voor 

toezicht op Externe Veiligheid. Dit onderzoek zal zich richten op de minimaal benodigde capaciteit die 

organisaties nodig hebben om het BRZO toezicht goed vorm te geven. Daarnaast zal ook een 

methode ontwikkelt worden om de uitvoeringspraktijk ten opzichte van de maatlat in kaart te brengen. 

Momenteel denkt de overheid na over opschaling. Men ziet opschaling als mogelijkheid om kennis te 

delen. Zo verwoordt de Commissie Herziening handhavingstelsel VROM-regelgeving in haar notitie 

“De tijd is rijp” [15, p.43], het volgende. 

8

Een landelijke schaal is ook nodig voor de handhaving van enkele specifieke nationale deelgebieden, zoals 

‘externe veiligheid’, in het bijzonder het Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO). Hier zijn de technische know 

how en het relatief geringe aantal ‘gevallen’ bepalend voor de keuze voor een landelijke organisatie. 

3.2 Provinciale implementatie van landelijk beleid 

Algemeen: 

De intentieverklaring “Professioneel handhaven in 2005-2008” [16] illustreert dat provincie Utrecht en 

haar inliggende gemeenten samenwerking belangrijk vinden. Namens de gemeente tekende het 

college van Burgemeester en Wethouders. Het college van Gedeputeerde Staten ondertekende 

namens provincie Utrecht de intentieverklaring. 

BRZO: 

De brief van Staatssecretaris Van Geel [14] is door provincies en gemeenten opgevat als een 

opdracht aan de eisen uit de maatlat BRZO te voldoen. Voor provincie Utrecht is het een logische 

keuze om gezamenlijk met haar inliggende gemeenten hieraan invulling te geven. Provincie Utrecht 

en inliggende gemeenten hebben immers afspraken gemaakt over samenwerking in bovengenoemde 

intentieverklaring [16]. 

Ook in interprovinciaal verband is nagedacht over het schrijven van Staatssecretaris Van Geel. 

Mogelijke oplossingsvarianten, dan wel, vormen van samenwerken, zijn uiteengezet in een notitie [9]. 

De notitie is voor instemming voorgelegd aan BOAG-M. In een begeleidende brief [10] wordt BOAG-M 

gevraagd in te stemmen met het voorstel om te kiezen voor een interprovinciale oplossingsrichting. De 

oplossing houdt in dat provincies met elkaar Regionale samenwerkingsverbanden vormen en in maart 

2007 inspectieprogramma’s opgesteld hebben. BOAG-M ziet de Regionale oplossing op 

uitvoeringsniveau in samenwerking tussen de volgende provincies: 

Zeeland, Noord-Brabant en Limburg 

Friesland, Groningen en Drenthe 

Utrecht, Flevoland, Gelderland en Overijssel en 

Noord- en Zuid-Holland 

De notitie [9] en begeleidende brief [10] zijn op 14 september 2006 door BOAG-M vastgesteld. 

Externe veiligheid: 

Door VROM, IPO en het VNG is een maatlat Externe Veiligheid ontwikkelt. Deze is in januari 2008 op 

het door de provincies geïnitieerde netwerk relEVant gepubliceerd [11]. 

3.3 Rol Landelijke Regiegroep BRZO (LAT-BRZO) 

In de brief van de Staatssecretaris voor Milieu [14] staat vermeld dat de gezamenlijke ambitie, om de 

uitvoering te verbeteren, in het verbeterprogramma (BeteRZO) is uitgewerkt. Dit verbeterprogramma 

heeft onder andere geleid tot oprichting van het LAndelijk regieTeam (LAT). 

Over het onderwerp LAT zegt de brief: 

“instellen van een landelijk gezaghebbend orgaan dat zorgdraagt voor uniformiteit en het probleemoplossend 

vermogen kan versterken”. 

In het jaarplan 2008 van het LAT-BRZO staat dat [21]: 

“Het LAT-BRZO heeft zich na de oprichting in de afgelopen anderhalf jaar gevormd tot een overkoepelende 

organisatievorm waarin landelijk richtinggevende ontwikkelingen in het BRZO werkveld worden geïnitieerd en 

gecoördineerd en die de uitvoering in de regio’s waar nodig ondersteund”. 

Doelen zijn: 

o Ondersteuning bieden bij het proces om te komen tot vier Regionale samenwerkingsverbanden. 

o Het monitoren op de voortgang, zoals op het aantal uitgevoerde inspecties maar ook op de mate 

van samenwerking en de kwaliteit van de uitvoering. 

o Realiseren van een aantal producten, zoals ontwikkeling van een gemeenschappelijke 

inspectieruimte, oprichting BRZO-academie, nieuwe inspectiemethodiek e.d. 

. 

9

4 Het onderzoek 

4.1 Enkele begrippen 

In het onderzoek wordt regelmatig gesproken over begrippen als “maatlat” en “kritische massa”. De 

betekenis van deze begrippen wordt hieronder kort uiteengezet. 

Met kritische massa wordt bedoeld dat een uitvoerende organisatie voldoende capaciteit en 

deskundigheid (kennis en vaardigheden) in huis heeft om een taak van een bepaalde omvang en 

complexiteit op een gewenst kwaliteitsniveau te kunnen vervullen. 

Met de term maatlat wordt zowel de maatlat BRZO [13], als de maatlat Externe Veiligheid [11] 

aangeduid. Een maatlat is een informatiebron (geeft criteria weer) waarmee de kritische massa kan 

worden beoordeelt. Na die beoordeling kan vervolgens een uitspraak worden gedaan over de 

organisatie: is de organisatie in voldoende mate in staat de haar toevertrouwde taken op het gewenste 

kwaliteitsniveau uit te voeren. 

In een onderzoek naar de hoeveelheid kritische massa binnen een organisatie werkt het gebruik van 

een maatlat ondersteunend. Door een organisatie de “maat” te nemen komen de plus- en minpunten 

boven tafel. Zaken als bijsturing, monitoring e.d. zijn daarna gemakkelijker uit te voeren. 

Meer over deze begrippen is te lezen in het rapport “Kritische massa in beeld” van bureau Berenschot 

[5, par. 3.2, p. 31]. 

4.2 Opzet 

Het complete onderzoek wordt beschreven in de hoofdstukken 4 tot en met 7. 

De opzet van het onderzoek wordt middels figuur 4.0 verduidelijkt. 

De opzet ziet er als volgt uit: 

1 

uitvoeren 

documentenstudie 

2 

Opstellen 

concept 

interviewlijst 

3 

Houden van 

commentaarronde 

+ interviews bij 

provincie Utrecht 

4 

Interviewlijst 

definitief maken en 

vastleggen 

interviewresultaten 

5 

Afnemen interviews bij 

provincie Flevoland (A); 

Gelderland (B) en 

Overijssel (C) 

6 

Analyseren interviews 

en daaruit de beste 

werkwijze, Regionaal 

bezien, opstellen 

7 

Uitvoeren 

SWOTanalyse 

per 

onderzoek 

Figuur 4.0 

8 

Vaststellen conclusies en 

suggesties voor 

verbetering doen 

10

Omwille van de duidelijkheid worden de verwijzingen, zoals deze voorkomen in de hoofdstukken 5 tot 

en met 7, in onderstaande tabel opgesomd. 

Tabel 4.1: Referentietabel 

Hoofdstuk + titel Paragraaf Referenties 

5. 

Onderzoek naar de 

Geen o Hoofdstuk 3 “Kaders met betrekking tot Externe 

Veiligheid” 

implementatie van 

o Bijlage 1 “Algemene gegevens per provincie ...” 

landelijk in 

o Bijlage 4 “SWOT analyses” 

provinciaal beleid 

o Bijlage 5 “Memo Regionale samenwerking ...” 

o Bijlage 6 “Overeenkomst samenwerkingsverband 

BRZO Regio Midden en Oost Nederland” 

o Bijlage 7 “Notitie behorende bij de “Overeenkomst 

6. 

Onderzoek naar 

implementatie 

maatlat BRZO 

7. 

Onderzoek naar 

mate waarop aan 

maatlat EV wordt 

voldaan 

6.1 BRZO algemeen; 

inzet inspecteurs en 

complexiteit bedrijven 

6.2 Deskundigheid 

6.3 Organisatorische 

borging 


7.2 Organisatorische 

borging 

7.3 Deskundigheid op 

het gebied van QRA’s 

samenwerkingsverband BRZO Regio Midden …” 

Bijlage 1 “Algemene gegevens per provincie …” 

Bijlage 2 “Resultaten interviews maatlat BRZO” 

Bijlage 4 “SWOT analyses” 

o 

o 

o 

o Bijlage 5 

o Bijlage 6 

o Bijlage 7 

o 

o 

Bijlage 3 “Resultaten interviews maatlat EV” 

Bijlage 4 “SWOT analyses” 

Per onderzoek is een SWOT-analyse uitgevoerd. Hierbij een voorbeeld ter illustratie; alle SWOT 

analyses zijn opgenomen in bijlage 4. 

Tabel 4.2: SWOT-analyse onderzoek naar de implementatie van landelijk in provinciaal beleid 

Sterkte 

Zwakte 

- Provincie Utrecht biedt inliggende - Provincie Utrecht voldoet niet aan de BOAG-M norm van 

gemeenten de mogelijkheid ten alle tien bedrijven 

tijde aan te sluiten bij haar BRZOorganisatie 

gegeven aan de opdracht Regionaal samen te werken. 

- De Regio Midden en Oost Nederland heeft geen invulling 

- Provincie Utrecht voldoet aan de Inmiddels dringt het BRZO-coördinatoren overleg aan op 

maatlat BRZO 

samenwerking. 

- Provincie B en C hebben ruimschoots - Intenties om samen te werken op het gebied van BRZOhandhaving 

worden door een viertal inliggende 

voldoende bedrijven in portefeuille om 

aan de BOAG-M norm van tien 

gemeenten niet gerealiseerd. 

bedrijven te voldoen 

Kansen 

- Regionale samenwerking vormgeven 

om zodoende als gehele Regio een 

sterke, slagvaardige, 

maatlatorganisatie te vormen 

Bedreigingen 

- Provincie Utrecht blijft met negen bedrijven een kleine 

maatlatorganisatie. Inspecteurs kunnen zodoende 

minder snel deskundigheid en ervaring opbouwen 

- Door niet aan de norm te voldoen (zoals de tien bedrijven 

norm en de oplossingsvariant Regionale samenwerking) 

komt de Regio Midden en Oost Nederland in een 

uitzonderingspositie ten opzichte van andere provincies 

die wèl samenwerken 

- Inzet om eventuele Regionale samenwerking vorm te 

geven wordt onderuit gehaald door berichten over 

schaalvergroting op landelijk niveau [16] 

11

5 Onderzoek naar de implementatie van landelijk in 

provinciaal beleid 

BRZO 

Als reactie op de brief van de Staatssecretaris voor Milieu [14] hebben de provincies in de Regio 

Midden en Oost Nederland de inliggende gemeenten gevraagd met hen te gaan samenwerken. 

Provincie Utrecht ging vervolgens nog een stap verder. Zij benaderde provincie Flevoland met het 

verzoek samen te werken op het gebied van BRZO. De samenwerkingsvorm, waarbij inliggende 

gemeenten aansluiten bij de provincie is geen oplossingsvariant als genoemd in de BOAG-M notitie 

[9]. Toch hebben de provincies binnen de Regio Midden en Oost Nederland hiervoor gekozen, 

aangezien de provincies reeds op andere terreinen met inliggende gemeenten samenwerken. Deze 

aanpak sluit bovendien aan bij de intentieverklaring handhavingsamenwerking [16] die provincie 

Utrecht, vice versa, met de inliggende gemeenten is overeengekomen. 

Omdat provincie Flevoland te weinig BRZO bedrijven in haar provincie heeft lukt het haar niet aan de 

maatlat BRZO te voldoen, waardoor samenwerking noodzakelijk is. In overleg met de BRZOcoördinatoren 

van de provincies Gelderland (B) en Overijssel (C) is eind 2006 de afspraak gemaakt 

dat provincie Flevoland (A) met provincie Utrecht tot afspraken komt omtrent samenwerken. Provincie 

C is het gelukt samen te werken met nagenoeg al haar inliggende gemeenten. Dit geldt echter niet 

voor provincie B en Utrecht. Zo zijn vier Utrechtse gemeenten de samenwerking aangegaan met 

milieudienst DCMR. 

In de BOAG-M notitie [9] wordt gesteld dat een BRZO maatlatorganisatie tenminste tien bedrijven in 

portefeuille moet hebben. Deze eis ligt hoger dan de eis die de maatlat BRZO stelt. De maatlat BRZO 

hanteert immers een grens van vier bedrijven. Indien alle inliggende gemeenten en provincie A samen 

zouden werken met provincie Utrecht, dan zou het inrichtingenbestand ruimschoots aan de BOAG-M 

eis voldoen en uitkomen op vijftien bedrijven. 

Marktwerking echter heeft ervoor gezorgd dat een viertal Utrechtse gemeenten voor de DCMR 

hebben gekozen, waardoor het aantal bedrijven op negen is blijven steken. Als gevolg hiervan voldoet 

provincie Utrecht niet aan de IPO-eis van tien bedrijven. De provincies B en C daarentegen voldoen 

ruimschoots aan de eis. Provincie B heeft 23 bedrijven in portefeuille, provincie C 17. 

Figuur 5.0: Aantal bedrijven per provincie t.o.v. de 10-norm (bron: bijlage 1): 

Overzicht bedrijven Regio Midden en Oost Nederland 

25 

20 

Aantal bedrijven 

15 

10 

Provinciaal 

met samenwerking 

Provincie Utrecht 

Provincie B 

Provincie C 

5 

0 

Zonder en met samenwerking inliggende gemeenten 

12

Conclusies: 

Door de tot stand gekomen samenwerking tussen de provincies Utrecht, provincie A, twee 

inliggende Utrechtse gemeenten en een gemeente uit provincie A wordt voldaan aan de maatlat 

BRZO. De samenwerking is vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst [17]. 

Provincie Utrecht voldoet, ondanks de tot stand gekomen samenwerking, niet aan de BOAG-M 

norm van tien bedrijven. 

Marktwerking leidt tot versnippering en is ten koste gegaan van de opbouw van kritische massa bij 

provincie Utrecht. Marktwerking heeft zowel de omvang (aantal bedrijven) als de opbouw van 

deskundigheid beïnvloed. Immers, hoe minder inspecties, hoe minder ervaring wordt opgebouwd 

en uitgewisseld. 

Aan de eis van BOAG-M [10] om invulling te geven aan de oplossingsvariant “Regionale 

samenwerking” is door de provincies Utrecht, Flevoland, Gelderland en Overijssel geen invulling 

gegeven. 

Indien concrete invulling niet volgt blijft een intentieverklaring handhavingssamenwerking slechts 

een papieren aangelegenheid. 

Suggesties ter verbetering / gemaakte afspraken: 

Het vormgeven van de Regionale samenwerking staat hoog op de agenda. Op 28 mei jl. werd de 

Memo Regionale samenwerking BRZO (bijlage 5) met het management besproken. Afgesproken 

is dat de Regionale samenwerking op de kerntaak BRZO zal worden vormgegeven. Inmiddels zijn 

een samenwerkingsovereenkomst (bijlage 6) en een samenwerkingsnotitie (bijlage 7) opgesteld. 

De planning is dat deze samenwerkingsovereenkomst eind november / begin december 2008 

door de gezamenlijke bestuurders (gedeputeerden) zal worden ondertekend. 

Externe Veiligheid 

Tot op heden is van het IPO / VROM nog niet de opdracht gekomen om invulling aan de maatlat 

Externe Veiligheid [11] te geven. 

Conclusie: 

Provincie Utrecht heeft nog niet in beeld gebracht wat de consequenties zijn van de publicatie van 

de maatlat Externe Veiligheid. Onderliggend onderzoek zal bijdragen aan bewustwording over de 

gevolgen van deze nieuwe maatlat voor de provinciale organisatie(s). 

13

6 Onderzoek naar implementatie van de maatlat BRZO 

6.1 BRZO algemeen; inzet inspecteurs en complexiteit bedrijven 

BRZO: 

Figuur 6.1: Inzet inspecteurs (bron: algemene gegevens uit bijlage 1) 

5 

Inzet inspecteurs bij Brzo inspecties 

Aantal medewerkers 

4 

3 

2 

1 

0 

Utrecht 

B 

Provincie 

C 

VMS-inspecteurs provincie 

VMS-inspecteurs gemeenten 

Externe adviseurs 

Gem. Wm handhavers 

Uit figuur 6.1 valt op te maken dat provincie Utrecht twee eigen VMS-inspecteurs in dienst heeft. Van 

deze twee inspecteurs is één in opleiding. Door het inhuren van een adviseur, zijnde een 

gekwalificeerd VMS-inspecteur en ZZP’er, wordt de continuïteit van de uitvoering gewaarborgd. 

Bij provincie B valt op dat gemeentelijke VMS-inspecteurs eveneens deelnemen aan de inspectiepool. 

Deze inspecteurs inspecteren zowel de eigen gemeentelijke- als provinciale BRZO bedrijven. Hierdoor 

voldoen de deelnemende gemeenten aan de maatlateis om tenminste drie à vier inspecties op 

jaarbasis uit te voeren. Verder wordt door deelname van gemeentelijke inspecteurs aan de 

inspectiepool het draagvlak voor samenwerking vergroot. 

Provincie C heeft daarentegen een andere vorm van samenwerking gekozen. Provincie C heeft 

afspraken met gemeenten over deelname aan inspecties gemaakt. Een nadeel hiervan is, is dat de 

gemeentelijke handhaver niet voldoet aan de opleidingseisen die voor een VMS-inspecteur gelden. 

Een voordeel is echter dat het draagvlak voor samenwerking tussen gemeenten en provincie wordt 

vergroot. Opgemerkt wordt dat provincie Utrecht ook gemeentelijke handhavers laat deelnemen aan 

de inspecties. Dit gebeurt wanneer een bijdrage van gemeentezijde van belang is voor de inspectie. 

Tabel 6.1: Verhouding inspecteurs op bedrijven: 

Provincie 

Verhouding: X inspecteur op Y bedrijven 

Provincie Utrecht incl. provincie A 1 : 3 

Provincie B 1 : 3 

Provincie C 1 : 5,5 

Bij de vermelde verhouding wordt het volgende opgemerkt. Omdat provincie Utrecht negen bedrijven 

heeft zou in theorie één inspecteur drie bedrijven controleren. Echter, in de meeste gevallen laten 

zowel de provincie Utrecht als provincie B zich door twee inspecteurs vertegenwoordigen. Hierdoor 

controleert een inspecteur op jaarbasis geen drie bedrijven, maar komt hij, net als bij provincie C óók 

uit op het aantal van ongeveer 5,5 geïnspecteerde bedrijven. 

14

Complexiteit bedrijven (bron algemene gegevens uit bijlage 1): 

Figuur 6.2: Overzicht bedrijven per provincie voor wat betreft technische processen en organisatie 

14 

12 

10 

Complexiteit Brzo bedrijven 

Minst complex 

Meer complex 

Meest complex 

Aantal 

8 

6 

4 

2 

0 

Provincie Utrecht Provincie B Provincie C 

Figuur 6.3: Overzicht vuurwerkbedrijven Regio Midden en Oost Nederland 

Vuurwerkbedrijven Regio Midden en Oost 

Nederland 

5 

4 

3 

2 

1 

0 

Provincie Utrecht Provincie B Provincie C 

Conclusies: 

Provincie Utrecht heeft, door inzet van een inhuurkracht, exact voldoende kritische massa om aan 

de minimale capaciteitseis van de maatlat BRZO te voldoen. Dit maakt provincie Utrecht 

kwetsbaar waar het het bieden van continuïteit betreft. 

Provincie C heeft eveneens exact voldoende kritische massa waar het de capaciteit betreft. 

Bij provincie Utrecht is deelname van gemeentelijke inspecteurs afhankelijk gemaakt van de 

eventuele bijdrage die de gemeentelijke inspecteur aan de inspectie kan leveren. 

Provincie Utrecht heeft voldoende kritische massa ten aanzien van de omvang (bedrijven) om aan 

de maatlat BRZO te voldoen. Haar inspecteurs kunnen op jaarbasis tenminste twee à drie 

volledige audits uitvoeren. 

Provincie Utrecht heeft binnen de Regio Midden en Oost Nederland de kleinste portefeuille aan 

complexe bedrijven. Meest complexe bedrijven komen niet voor. 

De branche “vuurwerkopslagplaatsen” is in de provincie Utrecht ruimer vertegenwoordigd dan in 

de andere provincies. 


Afgesproken is Regionaal de samenwerking aan te gaan (zie hoofdstuk 5). De Regio als geheel 

krijgt hierdoor voldoende kritische massa waar het de kenmerken capaciteit en taak van een 

bepaalde omvang en complexiteit betreft. 

Via Regionale samenwerking zullen inspecteurs worden uitgewisseld waardoor zij van elkaar 

kunnen leren. Het streven is om vergelijkbare bedrijven op een meer uniforme wijze te gaan 

inspecteren (zie ook bijlage 6 en 7). 

15


Beste werkwijze Regionaal bezien, Regio Midden en Oost Nederland (zie bijlage 2): 

Jaarlijks stelt de BRZO coördinator een opleidingenplan op. Per medewerker is opgenomen welke 

opleiding werd gevolgd en welke nog gevolgd gaat worden. 

Conclusies: 

Provincie Utrecht is compliant aan de beste werkwijze Regionaal bezien. 

Voor alle provincies in de Regio geldt dat ten aanzien van opleidingen geen visie is ontwikkeld. 

Gevolg is dat medewerkers zelf kunnen bepalen om wel/geen opleiding te volgen. Ook ontbreekt 

sturing om een opleiding voor een bepaalde datum te voltooien. 


Via Regionale samenwerking is afgesproken in 2009 een gezamenlijke visie ten aanzien van 

opleidingen te ontwikkelen. 

6.3 Organisatorische borging 

6.3.1 Algemeen 

Beste werkwijze Regionaal bezien, Regio Midden en Oost Nederland: 

De BRZO-organisatie voldoet aan de maatlatvereiste om één medewerker in opleiding en twee 

VMS-inspecteurs in huis te hebben. 

De medewerkers voldoen aan de opleidingsvereisten die voortkomen uit de maatlat. 

De organisatie heeft tenminste tien BRZO bedrijven in portefeuille. 

Ten behoeve van de inspecties is een jaarplanning opgesteld. 

De inspecteur voert tenminste twee à drie volledige audits per jaar uit. 

De inspecteur besteedt tenminste 40-45 dagen / jaar aan BRZO gerelateerde werkzaamheden. 

Conclusies: 

Provincie Utrecht is niet compliant aan de beste werkwijze Regionaal bezien voor wat betreft: 

o het hebben van een VMS-inspecteur in opleiding. Per 1 januari 2009 gaat de medewerker in 

opleiding geen BRZO werkzaamheden meer uitvoeren, waardoor de organisatie uit slechts 

twee VMS-inspecteurs zal bestaan (waarvan één extern wordt ingehuurd). 

o het voldoen aan de eis om tien BRZO bedrijven in portefeuille te hebben. Provincie Utrecht 

heeft er namelijk één minder. 

Provincie Utrecht is voor de overige punten compliant aan de beste werkwijze Regionaal bezien. 


Aan het vormgeven van de Regionale samenwerking wordt hard gewerkt. De Regio Midden en 

Oost Nederland heeft voldoende kritische massa op de kenmerken capaciteit en taak van een 

bepaalde omvang. 

Bij een eventueel (tijdelijk) capaciteitsprobleem zal provincie Utrecht vanuit de Regio worden 

ondersteund. 

Provincie Utrecht dient te garanderen tenminste twee VMS-inspecteurs in huis te hebben. 

16

6.3.2 Samenwerking met gemeenten 


Met de inspectiepartners en gemeenten is een inspectieprogramma opgesteld voor een periode 

van vijf jaar. 

Inliggende gemeenten kunnen op elk moment de provincie vragen BRZO-taken voor hen uit te 

voeren. 

Naast inspecties biedt de provincie ondersteuning bij het beoordelen van vergunningaanvragen, 

kennisgevingen, veiligheidsrapporten en QRA’s. 

Provincie verzorgt gehele handhavingtraject. Stelt tevens brieven op conform opzet van 

gemeenten. 

Gemeentelijke inspecteurs maken deel uit van een inspectiepool. 

Conclusies: 

Provincie Utrecht is compliant aan de beste werkwijze Regionaal bezien. Gezien haar omvang is 

het niet mogelijk een inspectiepool te formeren. 


Afgesproken is om in Regionaal verband te onderzoeken hoe de samenwerking met gemeenten 

kan worden vergroot. 

6.3.3 Samenwerking tussen provincies 

Ten tijde van de interviews is reeds sprake van structurele samenwerking tussen provincie Utrecht en 

provincie Flevoland. Het vormgeven van Regionale samenwerking krijgt alle aandacht. Op 28 mei jl. is 

de memo “Regionale samenwerking BRZO …” met het management besproken. Samenwerking 

tussen de provincies Utrecht, Flevoland, Gelderland en Overijssel krijgt het groene licht. 

Regionale samenwerking biedt vele voordelen, bijvoorbeeld: 

Efficiency winst, zoals in het geval van het jaarlijks organiseren van een Regionale bijeenkomst 

bestemd voor inspecteurs, leidinggevenden en andere betrokken ambtenaren. 

Uniforme benadering van overheidspartners en branches. 

Opzetten van een inspectiepool en uitwisselen van ervaringen. 

Monitoren van ontwikkelingen. 

Conclusies / gemaakte afspraken: 

Samenwerking staat hoog op de agenda. Eind van dit jaar wordt de samenwerking bekrachtigd 

door ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst. 

6.3.4 Bedrijfscultuur 

Betrokkenheid management en BRZO-coördinator 


Leidinggevende bezit geringe kennis van BRZO zaken. Hij stelt kritische vragen over de 

totstandkoming van de rapportage en de bestuurlijke afhandeling daarvan. De leidinggevende laat, 

informeel, de beoordeling van de uitgevoerde werkzaamheden over aan de BRZO-coördinator. De 

BRZO-coördinator informeert, zowel intern als in samenwerkingsverband de betrokken leidinggevenden 

over de voortgang. Voorts bericht de BRZO coördinator alle gemeenten over de stand van zaken. 

Conclusies: 

Provincie Utrecht is niet compliant aan de beste werkwijze Regionaal bezien, omdat: 

o Leidinggevende binnen het brede taakveld van handhaving, onvoldoende kennis bezit om als 

klankbord te kunnen fungeren. 

o Gemeenten, die niet aan het provinciaal samenwerkingsverband deelnemen, worden 

nagenoeg uitsluitend via de jaarlijkse informatiebijeenkomst op de hoogte gebracht van de 

ontwikkelingen. 

Provincie Utrecht is voor de overige punten compliant aan de beste werkwijze Regionaal bezien. 

17

Suggesties ter verbetering: 

Neem in het kwaliteitsmanagementsysteem op dat beoordeling van uitgevoerde werkzaamheden 

door de BRZO-coördinator plaatsvindt. Dit geldt met name ten aanzien van taken als het opstellen 

van de inspectie-agenda, de totstandkoming van de audittrail en het inspectierapport. 

Ontwikkel in Regionaal verband een visie ter verbetering van de kwaliteitstoets op uitgevoerde 

werkzaamheden. 

Ontwikkel in Regionaal verband een visie ter verbetering van de externe communicatie over 


Relatie Wet milieubeheer toezicht en BRZO (handhaving) 


Handhaver op de Wet milieubeheer (Wm) is bij provinciale inrichtingen eveneens VMS-inspecteur. 

Zodoende is er geen sprake van communicatieverlies. De Wm-toezichthouder van de gemeente 

neemt deel aan zowel het vooroverleg als de nabespreking van de BRZO-inspectie. Hierdoor is 

uitwisseling van handhavinginformatie geborgd. 

Conclusies: 



Neem in het kwaliteitsmanagementsysteem de beste werkwijze op. 

Borg dat de Wm-toezichthouder zoveel mogelijk gelijk is aan de VMS-inspecteur om communicatieverlies 

over handhavingszaken te voorkomen. Indien dit niet mogelijk is, borg dan dat de 

Wm-toezichthouder deelneemt aan het vooroverleg en de nabespreking van de BRZO-inspectie. 

Relatie BRZO-toezicht en vergunningverlening 


Tussen de BRZO toezichthouder en de vergunningverlener vindt regulier overleg plaats. 

Conclusies: 



Geen. 

18

7 Onderzoek naar de mate waarop aan de maatlat 

Externe Veiligheid wordt voldaan 

7.1 Deskundigheid Externe Veiligheid BEVI 

Beste werkwijze Regionaal bezien, Regio Midden en Oost Nederland (zie bijlage 3): 

Binnen de provinciale organisatie zijn tenminste twee vergunningverleners en twee handhavers 

werkzaam die de opleidingen uit BeteRZO [19] hebben gevolgd. Deze medewerkers hebben kennis 

van het BEVI en de begrippen als vermeld in BEVI. Zij weten welke elementen een QRA moet 

bevatten. 

Conclusies: 


Provincie Utrecht heeft voldoende kritische massa ten aanzien van het kenmerk capaciteit en 

deskundigheid. 


Neem in het organisatiebeleid op dat zowel de afdeling vergunningverlening, als handhaving ieder 

tenminste twee deskundige aanspreekpunten inzake Externe Veiligheid behoeven. 

7.2 Administratieve aanpak inzake Externe Veiligheid 


Iedere vergunning is gescreend en, waar nodig, geaktualiseerd op het punt van Externe Veiligheid. Dit 

geldt ook voor bestemmingsplannen. Inmiddels worden nieuwe bestemmingsplannen zonder 

uitzondering voorzien van een actuele paragraaf Externe Veiligheid. Alle saneringsgevallen zijn in 

kaart gebracht. 

Vergunningverleners die geen opleidingen op het gebied van Externe Veiligheid hebben gevolgd 

betrekken, zonder uitzondering, deskundige collega’s en overheidspartners bij het 

vergunningverleningsproces. 

Afdeling handhaving beoordeelt concept vergunningvoorschriften. 

Afdeling vergunningverlening handelt de veiligheidsrapportage, als onderdeel bij een aanvraag om 

milieuvergunning (het zogenaamde sterretjes VR) ingediend, af. De BRZO coördinator wordt bij het 

proces betrokken. Een veiligheidsrapportage als onderdeel van de zogenaamde vijfjarencyclus is in 

handen van de BRZO coördinator waarbij hij voor afhandeling, door handhaving en de 

overheidspartners, zorgt. 

Kennisgevingen worden door handhaving en vergunningverlening tezamen beoordeeld. Ook de 

overheidspartners worden bij die beoordeling betrokken. 

Conclusies: 

Voor alle provincies in de Regio geldt dat ten aanzien van opleidingen geen visie is ontwikkeld. 

Gevolg is dat medewerkers zelf kunnen bepalen om wel/geen opleiding te volgen. Ook ontbreekt 

sturing om een opleiding voor een bepaalde datum te voltooien. 

Provincie Utrecht is niet compliant aan de beste werkwijze Regionaal bezien op de volgende 

punten: 

o Onduidelijk is of BEVI-bedrijven een actuele paragraaf Externe Veiligheid hebben. 

o Onduidelijk is of de gemeentelijke ruimtelijke plannen een actuele paragraaf Externe 

Veiligheid hebben. 

o Afspraken over het betrekken van deskundige collega’s bij het vergunningverleningproces 

o 

worden in de organisatie niet geborgd. 

Onduidelijkheid bestaat bij afdeling vergunningverlening over het zelfstandig beoordelen van 

een Veiligheidsrapportage (VR), als onderdeel van de aanvraag. 

Provincie C heeft een handboek geschreven dat specifiek ingaat op afspraken over ruimtelijke 

plannen. 

Op de overige punten is provincie Utrecht compliant aan de beste werkwijze Regionaal bezien. 

19


Ontwikkel een visie ten aanzien van scholing en opleiding. 

Borg in het kwaliteitsmanagentsysteem dat deskundige collega’s, zonder uitzondering, betrokken 

worden bij het vergunningverleningproces. 

Zorg ervoor dat vastligt dat, zonder uitzondering, afdeling Handhaving de vergunningvoorschriften 

beoordeeld. 

Leg vast in het kwaliteitsmanagementsysteem dat een zogenaamd sterretjes VR door 

vergunningverlening wordt afgehandeld. 

Maak als provincie Utrecht gebruik van de kennis en ervaring die reeds bij andere provincies 

aanwezig is. 

Aan een extern adviesbureau is een opdracht gegeven om voor BEVI-bedrijven na te gaan op 

welke punten vergunningen en gemeentelijke ruimtelijke plannen geactualiseerd moeten worden. 

7.3 Deskundigheid ten aanzien van QRA 

7.3.1 Beoordelen ontvankelijkheidstoets van de vergunningaanvraag 


Elke provinciale organisatie beschikt over tenminste twee medewerkers die, met kennis van zaken op 

HBO-niveau, een QRA kunnen beoordelen. De medewerker beoordeelt op enkele algemene criteria 

en vergelijkt de QRA gegevens met de overige gegevens van de aanvraag. 

Na ontvangst van de aanvraag wordt een bijeenkomst belegd waaraan een medewerker met QRAdeskundigheid 

deelneemt. Zo wordt zij betrokken bij het vergunningverlenings- c.q. 

beoordelingsproces. 

Conclusies: 

Provincie Utrecht is niet compliant aan de beste werkwijze Regionaal bezien op het volgende 

punt: 

o Medewerkers met QRA deskundigheid worden, door collega’s zònder die deskundigheid, niet 

standaard gevraagd hun specialistische kennis in te brengen bij het 

vergunningverleningsproces. 

Provincie Utrecht is verder compliant aan de beste werkwijze Regionaal bezien. 


Borg in het kwaliteitsmanagentsysteem dat een collegiale toets wordt uitgevoerd op de aanvraag. 

Borg in het kwaliteitsmanagementsysteem dat deskundige collega’s, standaard, betrokken worden 

bij de beoordeling van de aanvraag wanneer Externe Veiligheid ter sprake komt. 

Omschrijf in het kwaliteitsmanagementsysteem wat onder het begrip “deskundige” wordt verstaan. 

7.3.2 Beoordelen QRA 


Tijdens het vooroverleg geeft de deskundige (op het gebied van Externe Veiligheid) aan wat in het 

QRA wordt opgenomen. Na ontvangst van de QRA vindt beoordeling plaats op inhoudelijkheid. Zo 

wordt nagegaan of de juiste invoergegevens zijn gebruikt. Ook wordt gekeken met welke 

nauwkeurigheid de afstanden en / of waarden in de QRA zijn berekend. De betrokken deskundige laat 

hiermee daadwerkelijk blijken over inhoudelijke kennis op het gebied van QRA’s te beschikken. 

Heeft beoordeling plaatsgevonden dan wordt bij zowel de milieuvergunning als de RO-plannen naar 

de effecten van een en ander gekeken. Bij arbitraire kwesties wordt het RIVM ingeschakeld. 

Conclusies: 

Omdat geen enkele provincie aan de eis voldoet jaarlijks zes QRA’s te beoordelen, bezit geen 

enkele provincie voldoende kritische massa ten aanzien van het kenmerk taak van een bepaalde 

omvang. Het aanbod aan QRA´s voor een individuele provincie is te gering. De Regio Midden en 

Oost Nederland ontvangt als totale Regio wel voldoende QRA´s om aan de eis van zes te 

voldoen. 

Provincie Utrecht is niet compliant aan de beste werkwijze Regionaal bezien, te weten: 

o Provincie Utrecht heeft geen vergunningverleners die deskundig genoeg zijn een inhoudelijke 

beoordeling van een QRA uit te voeren. Hierdoor heeft provincie Utrecht niet voldoende 

kritische massa ten aanzien van het kenmerk deskundigheid. 

20


Realiseer, via Regionale samenwerking, een expertisecentrum en bouw expertise op. Borg dat 

medewerkers van dit expertisecentrum, standaard, deelnemen aan het vooroverleg en betrokken 

worden bij de inhoudelijke beoordeling. 

7.3.3 Maken van QRA 


Provincie beschikt over een medewerker die, naast inhoudelijke beoordelingen, op verzoek een QRA 

kan opstellen. Deze medewerker is daarvoor voldoende geschoold. De QRA die deze medewerker 

opstelt is indicatief, het betreft geen volledige rapportage. Het indicatieve onderzoek wordt gebruikt 

om een goede discussie over nut en noodzaak van de QRA met het bedrijf te voeren. 

Conclusies: 

Provincie Utrecht is niet compliant aan de beste werkwijze Regionaal bezien, want: 

o Provinciale medewerkers zijn niet in staat een QRA op te stellen. 

Slechts één provincie beschikt over een medewerker die een QRA kan opstellen, te weten 

provincie C. 


Onderzoek of, via Regionale samenwerking, expertise rond de deskundige medewerker van 

provincie C kan worden opgebouwd. Laat andere medewerkers delen in die expertise. 

Lukt bovenstaande niet maak dan afspraken met een extern expertisecentrum om een QRA op te 

stellen. 

7.3.4 Het verantwoorden van het groepsrisico 


De provinciale organisatie beschikt over tenminste drie medewerkers met voldoende kennis om 

bijeengebrachte informatie te kunnen beoordelen ter motivering van de verantwoording van het 

groepsrisico. Deze medewerkers ondersteunen de collega vergunningverleners bij de beoordeling van 

de informatie ter motivering van het groepsrisico. Omdat de brandweer een belangrijke adviesrol heeft 

is met hen samen een procedure opgesteld. Zo is bijvoorbeeld opgenomen dat de brandweer de 

informatie aanlevert over de mate van zelfredzaamheid en de voorbereiding van de rampbestrijding. 

Conclusies: 

Provincie Utrecht is niet compliant aan de beste werkwijze Regionaal bezien, want: 

o Er zijn slechts twee medewerkers in dienst om het groepsrisico te kunnen verantwoorden. 

o Er is niet geborgd dat de twee medewerkers hun collega’s bij vergunningverlening 

ondersteunen bij het verantwoorden van het groepsrisico. 

o De twee medewerkers hebben echter geen deskundigheid om effectafstanden te kunnen 

beoordelen. 

o Er zijn geen afspraken met de brandweer gemaakt die geleid hebben tot een gezamenlijke 

procedure waarin de inbreng van de adviezen van de brandweer op beoordeling 

zelfredzaamheid en de voorbereiding van de rampbestrijding zijn geborgd. 

Alleen provincie C heeft een medewerker die voldoende deskundigheid heeft om effectafstanden 

te berekenen. Een tweede medewerker is bij provincie C in opleiding. 


Onderzoek of via Regionale samenwerking de mogelijkheid bestaat om rond de deskundige 

medewerker uit provincie C een expertisecentrum op te bouwen. 

Maak afspraken met de brandweer over hun inbreng bij het beoordelen van de zelfredzaamheid 

en de voorbereiding van de rampbestrijding. Maak hierbij gebruik van de afspraken die provincie 

C inmiddels met de brandweer heeft gemaakt. Leg deze afspraken vast in het 

kwaliteitsmanagementsysteem. 

21

8 Conclusies 

Algemeen 

Het onderzoek heeft geresulteerd in een interviewlijst die landelijk gezien, uitermate geschikt is om 

zowel de eigen organisatie als de regio, de maat te nemen. Door gebruik te maken van 

stoplichtkleuren is de interviewlijst eveneens bruikbaar als monitoringsinstrument. Zo kunnen 

verbeteringen ten aanzien van de implementatie van de maatlat BRZO en de maatlat EV snel en 

makkelijk in beeld worden gebracht. 

Implementatie van landelijk beleid in provinciaal beleid 

De centrale onderzoeksvraag in deze scriptie luidt: 

- Hoe is de maatlat BRZO en daaraan gelieerd beleid bij provincie Utrecht geïmplementeerd 

Onderzoek heeft de volgende antwoorden opgeleverd: 

- Provincie Utrecht en de provincies Flevoland, Gelderland en Overijssel hebben dit voorjaar de 

samenwerking met elkaar gezocht. En met succes. De samenwerking loopt reeds naar volle 

tevredenheid van alle betrokken partijen. Hoewel de samenwerking in volle gang is moet de 

formele bekrachtiging daarvan nog plaatsvinden. Eind november / begin december 2008 wordt de 

samenwerkingsovereenkomst BRZO Regio Midden en Oost Nederland ondertekend. Met de 

succesvolle samenwerking wordt voldaan aan zowel landelijk beleid als provinciaal beleid. 

- Voorafgaande aan de Regionale samenwerkingsvorm was al sprake van samenwerking tussen 

provincie Utrecht, provincie Flevoland, twee Utrechtse gemeenten en een Flevolandse gemeente. 

Deze samenwerkingsvorm heeft er niet toe geleid dat provincie Utrecht aan provinciaal beleid 

voldeed. De oorzaak hiervan is te vinden in marktwerking. 

- Marktwerking heeft zowel de omvang (aantal bedrijven) als opbouw van deskundigheid bij 

provincie Utrecht in negatieve zin beïnvloed. 

Tot op heden ontbreekt enig beleid voor wat betreft de implementatie van de maatlat EV. Met de 

totstandkoming van de Regionale samenwerking op BRZO gebied is, tegelijkertijd ruimte ontstaan om 

ook tot afspraken te komen over samenwerking op het gebied van de implementatie van de maatlat 

EV. 

Implementatie van de maatlat BRZO 

De onderzoeksvragen hierbij luiden: 

- Hoe is de maatlat BRZO en daaraan gelieerd beleid bij provincie Utrecht geïmplementeerd 

- Op welke wijze is bij andere provincies de maatlat BRZO geïmplementeerd 

Het onderzoek heeft hierop de volgende antwoorden gegeven: 

- Provincie Utrecht heeft, tot 1 januari 2009, exact voldoende kritische massa op het kenmerk 

capaciteit. Beheersing hiervan is voor provincie Utrecht een aandachtspunt. Provincie Overijssel 

heeft voldoende en provincie Gelderland ruim voldoende kritische massa op het kenmerk 

capaciteit. 

- Provincie Utrecht heeft te weinig VMS-inspecteurs om kennis en ervaring te delen. Bij provincie 

Gelderland is sprake van een inspectiepool en is sprake van georganiseerde bijeenkomsten om 

zodoende kennis en ervaring te delen. 

- Zowel provincie Utrecht als provincie Overijssel en Gelderland hebben voldoende kritische massa 

op het kenmerk deskundigheid en taak van een bepaalde omvang en complexiteit. 

- Bij zowel provincie Utrecht als de andere provincies in de Regio, ontbreekt het aan visie ten 

aanzien van opleidingen. Groei van het aspect kennis is daardoor onmogelijk. 

- Bij zowel provincie Utrecht als de andere provincies in de Regio, ontbreekt het aan visie ten 

aanzien van communicatie. Regelmatige informatieverstrekking is daardoor onmogelijk. 

- Controle op de kwaliteit van de uitvoering ligt bij de BRZO-coördinator, die tevens VMS-inspecteur 

is. De leidinggevende bezit onvoldoende kennis om als klankbord te fungeren. 

22

Regionale samenwerking levert, zowel provincie Utrecht, als de andere provincies in de Regio 

voordelen op, zoals: 

- De Regio heeft voldoende kritische massa om aan àlle kenmerken van de maatlat BRZO te 

voldoen. 

- Ondersteuning vanuit de Regio, in geval van tijdelijke capaciteitstekorten, is geborgd. 

- Door VMS-inspecteurs uit te wisselen wordt het mogelijk kennis en ervaring te delen. 

- Het Regionaal organiseren van één plannings-, informatie- en managementevaluatie zorgt voor 

uniformiteit. 

- Gezamenlijke visie ontwikkeling ten aanzien kwaliteit, opleidingen, communicatie en incidentenonderzoek 

behoort nu tot de mogelijkheden. 

De mate waarin aan de maatlat Externe Veiligheid wordt voldaan 

De onderzoeksvragen hierbij luiden: 

- Hoe heeft provincie Utrecht Externe Veiligheid, voor wat betreft vergunningverlening en 


- Op welke wijze is bij andere provincies de maatlat geïmplementeerd 

- Hoe is door andere provincies Externe Veiligheid, het beoordelen van Veiligheidsrapportages en 


Het onderzoek heeft hierop de volgende antwoorden gegeven: 

- De maatlat EV is een hulpmiddel dat overwegend als verbeterinstrument voor het 

vergunningverleningsproces toepasbaar is. 

- Binnen de afdeling vergunningverlening is tot en met de ontvankelijkheidstoets van een aanvraag 

om milieuvergunning voldoende capaciteit en deskundigheid aanwezig. 

• De gekwalificeerde medewerkers hebben kennis van het BEVI en de begrippen als vermeld in 

BEVI. 

• De gekwalificeerde medewerkers weten eveneens welke elementen een QRA moet bevatten. 

• De gekwalificeerde medewerkers kunnen een QRA op enkele algemene criteria beoordelen 

en vergelijken met de overige gegevens van de aanvraag. 

- De omvang van te beoordelen QRA’s is te weinig voor de deskundigen om inhoudelijke 

deskundigheid op te kunnen bouwen. Gevolg hiervan is dat zij onvoldoende bij machte zijn om de 

onderdelen beoordelen QRA, maken van QRA en het verantwoorden van het Groepsrisico te 


- Geen enkele provincie binnen de Regio Midden en Oost Nederland ontvangt voldoende QRA’s 

om aan de maatlateis van zes te voldoen. Als totale Regio Midden en Oost Nederland kan echter 

wèl aan die eis worden voldaan. 

- Er is geen sprake van administratieve borging waar het interne en externe deskundigen betreft op 

het gebied van vergunningverlening. 

- Provincie Overijssel heeft de administratieve processen wel succesvol geregeld. 

23

9 Advies 

Algemeen 

Provincie Utrecht wordt geadviseerd om de interviewlijsten, opgesteld voor dit onderzoek, als 

monitoringsinstrument te gebruiken. Omdat provincie Utrecht deel uitmaakt van de BRZO Regio 

Midden en Oost Nederland, wordt geadviseerd de ontwikkelde interviewlijsten in 2012 voor de gehele 

Regio nogmaals in te vullen en te analyseren. Zodoende toont het samenwerkingsverband aan in 

kwalitatief opzicht te blijven groeien. 

Implementatie van landelijk in provinciaal beleid 

Het provinciaal management dient aan te sturen op implementatie van de Regionale 

samenwerkingsvorm BRZO Midden en Oost Nederland. Geadviseerd wordt hierbij de nadere 

uitwerking (het actieplan), zoals opgenomen in de notitie over de samenwerkingsovereenkomst, 

aktueel te houden. Een aktueel actieplan is als monitoringsinstrument goed bruikbaar. 

Implementatie van de maatlat BRZO 

In de samenwerkingsovereenkomst is voorzien dat de gezamenlijke BRZO-coördinatoren een visie 

ontwikkelen ten aanzien van zaken als kwaliteit, opleidingen, incidentenonderzoek en communicatie. 

Bij dit laatste valt bijvoorbeeld te denken aan het uitbrengen van een Regionale nieuwsbrief. 

Aangeraden wordt het bovenstaande te ondersteunen zodat een en ander in 2009 vorm kan krijgen. 

Om te kunnen blijven voldoen aan de eis van de maatlat BRZO om tenminste twee VMS-inspecteurs 

in huis te hebben, wordt provincie Utrecht aangeraden in 2009 tenminste één extra medewerker aan 

te trekken / op te leiden. 

De mate waarin aan de maatlat Externe Veiligheid wordt voldaan 

Ten aanzien van de onderdelen, waarop de afdeling vergunningverlening tekort schiet, wordt 

aangeraden een verbetertraject in te zetten. Maak afspraken over de invulling van de eisen die de 

maatlat EV stelt. Deze afspraken kunnen, net als ingeval van BRZO, door het Regionaal 

samenwerkingsverband Midden en Oost Nederland worden gemaakt. Maak Regionaal afspraken 

over: 

- Het opbouwen van expertise rond de deskundige medewerker van provincie Overijssel, waarbij 

deze een medewerker van provincie Utrecht, Gelderland en eventueel Flevoland, opleidt. 

- Elke provincie levert tenminste één medewerker die deelneemt aan de expertisegroep. De groep 

komt regelmatig bij elkaar en doet daarvan verslag. Geadviseerd wordt de volgende taken bij de 

expertisegroep te leggen: 

• Deskundige uit de expertisegroep ondersteunt beoordeling QRA. Zo is hij aanwezig bij het 

vooroverleg, beoordeelt na ontvangst van de aanvraag de QRA in relatie tot de overige 

gegevens en verzorgt een inhoudelijke beoordeling van de QRA. 

• Deskundige uit expertisegroep biedt ondersteuning bij het opstellen van een indicatieve QRA. 

• Indien nodig participeert deskundige in gesprek met bedrijf. 

• Maak via de expertisegroep afspraken met adviesbureau indien het opstellen van een 

uitgebreide QRA gewenst is. 

• Vraag ondersteuning van een deskundige uit expertisegroep bij beoordeling van informatie ter 

motivering van het groepsrisico. 

• Maak in Regionaal verband afspraken met de brandweer over het uitbrengen van advies ten 

aanzien van zelfredzaamheid en de voorbereiding van de rampbestrijding. 

- Ontwikkel, net als bij BRZO, een regionale visie ten aanzien van onderwerpen als kwaliteit en 

opleidingen. 

Ook zijn intern afspraken te maken. Zo kan provincie Utrecht afspreken dat: 

- In het kwaliteitsmanagementsysteem wordt vastgelegd dat de deskundige medewerkers 

daadwerkelijk (standaard) betrokken worden bij alle externe veiligheidskwesties. 

- Geef duidelijkheid over het begrip “deskundige”. Leg zijn taken vast, zorg dat zijn deskundigheid 

wordt behouden. 

- Vraag bij andere provincies bestaande handboeken op en maak een vertaalslag naar de eigen 

organisatie. Kortom, doe je voordeel met de reeds ontwikkelde expertise. Denk hierbij aan: 

• Het handboek van de provincie Overijssel dat ingaat op ruimtelijke plannen. 

• De procedures die de provincie Overijssel volgt in geval van vergunningverlening. 

24

Literatuurlijst 

1. Eco, Umberto (1985); Hoe schrijf ik een scriptie. 10 e druk. Bakker Amsterdam. 

2. Doeleman H.J. en Maas J.G.V. (2006). De kwaliteit van milieu- en arborzorg. Zesde druk. 

Kluwer. 

3. Ministerie van VROM. Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4). 

4. Ministerie van VROM. Toekomstagenda Milieu: schoon, slim, sterk (25 april 2006). 

5. Berenschot (Utrecht 25 mei 2007). Kritische massa in beeld; onderzoek naar de opzet van 

maatlatten voor vergunningverlening en handhaving Wet milieubeheer. 

6. Voortgang toekomstagenda 2007, TK 2006-2007, 27.801, nr.45 

7. VROM notitie kwaliteitsimpuls externe veiligheid, d.d. 11 januari 2007, Ministerie van VROM 

8. Zwaard W. (2007). Kroniek van de Nederlandse Veiligheid. Stichting Post Hoger Onderwijs 

Veiligheidskunde. 

9. Interprovinciaal Overleg. Oplossingsvarianten maatlat Kwaliteitsambities BRZO. Versie 1.1. 

d.d. 30 augustus 2006 

10. Roozemond C.E en Puijn F.W. (2006). Interprovinciaal Overleg. Brief aan BOAG-M met als 

onderwerp: Verbetering BRZO door provincies. 31 augustus 2006. 

11. IPO. http://www.relevant.nl/display/DOC/maatlat+Externe+Veiligheid. Tabel maatlat Externe 

Veiligheid; Toelichting op de maatlat Externe Veiligheid def; Voorbeeldscript vragenlijst 

maatlat Externe Veiligheid def. Publicatiedatum: januari 2008. 

12. LAT-BRZO. 

http://www.BRZO99.nl/aspx/get.aspxxdl=/views/BRZO/xdl/page&ItmIdt=180817&SitIdt=220& 

VarIdt=88 Reikwijdte en taken 1-loket. 

13. LAT-BRZO. 


VarIdt=88 Maatlat bepaling kritieke massa uitvoeringsorganisaties BRZO’99 

14. Ministerie van VROM. Implementatie BeteRZO: verbeterprogramma Besluit risico’s zware 

ongevallen, d.d. 14 juli 2006 met kenmerk EV/2006.280174. 

15. Ministerie van VROM. http://www.vrom.nl/pagina.htmlid=36543 De tijd is rijp, van de 

Commissie Herziening Handhavingsstelsel VROM-regelgeving d.d. 14-07-2008 

16. Provincie Utrecht (2006); Professioneel handhaven in 2005-2008. Intentieverklaring 

handhavingssamenwerking 8 februari 2006. 

17. Provincie Utrecht (2007); BRZO samenwerkingsverband Utrecht-Flevoland. 

Samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeenten Rhenen, Nieuwegein, Almere en de 

provincie Flevoland en Utrecht 10 oktober 2007 

18. Oranjewoud (2007); Doorlichting provinciale BEVI-inrichtingen; inspectie milieudossiers en 

bestemmingsplannen provinciale inrichtingen. Projectnr. 12172-169629, revisie 00, 5 

november 2007 

19. Saxion Hogeschool. http://www.saxion.nl/sev/home Opleidingen BeteRZO. 

20. LAT-BRZO. 


VarIdt=88 BelanghebbendenTevredenheidsOnderzoek inspectiejaar 2007, LAT Bureau d.d. 

23 juni 2008. 

21. LAT-BRZO (2007); Jaarplan 2008. Versie 3, 28 november 2007. 

25

Bijlage 0: 

Correspondentie met examencommissie 

Scriptie “BRZO: Utrecht gaat Extern”

PC,ST HOGER |,NDERr/IIS 

VEILIÊ,HEIDSKUNDE 

Aan de heer R. Schipper 

Dalmatië 6 

3831 EG Leusden 

Sam enwerken de i n stel I i ngen : 

TNO Kwaliteit van Leven 

Hogeschool Zuyd 

Haagse Hogeschool 

Hogeschool Utrecht 

Postbus 247 

3500 AE Utrecht 

Telefoon 030-2318212 

Fax 030-2145933 

E-mail phov@phov.nl 

Bankrek. nr. 67.28.37.463 

Utrecht, 27 februari 2008 

Ons kenmerk: HVK|U29 n 2'l 4M dV 

Betreft : Scriptievoorstel 

Geachte heer Schipper, 

Bij deze verklaren wij ons akkoord met het door u ingediende bijgestelde scriptievoorstel. 

Wij vezoeken u het definitieve scriptievoorstel alsmede onze correspondentie als bijlage in 

uw scriptie op te nemen. 

Wij wensen u veel succes toe bij het vervaardigen van uw scriptie. 

Namens de examencommissie: 

dr. W.J.T. van Alphen 

ing. J.A. Knegt MSc

Scriptievoorstel 


Gegevens cursist 

Naam cursist 

Privé-adres 

Postcode 

Woonplaats 

Telefoon 

E-mail 

Cursusgroep 

Gegevens instantie 

Naam bedrijf 

Adres 

Postbus 


Woonplaats 

Telefoon 

Fax 

E-mail 

Gegevens mentor 

Naam 

Bedrijf 

Telefoon 

E-mail 


Dalmatië 6 

3831EG 

Leusden 

033-4805006 

schippertimmers@kpnplanet.nl 

HVK 30 


Pythagoraslaan 101 

38500 

3508TH 


030-2583998 

030-2583106 

ronald.schipper@provincie-utrecht.nl 

Ale Spijksma 

AKZO Nobel 

0570-679143 

Ale.Spijksma@akzonobel.com 

1. Werktitel: 

“BRZO, Utrecht gaat extern” 

Versie: 25-2-2008 

R. Schipper 

1

2. Aanleiding: 

Sinds 1999 is op het gebied van externe veiligheid c.q. veiligheidswetgeving veel veranderd. 

Zo is het Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999 (BRZO) in 1999 in werking getreden. 

Bijkomstigheid is dat de vuurwerkramp in Enschede (2000) van externe veiligheid een 

belangrijk politiek thema heeft gemaakt. Zo heeft de Staatssecretaris voor Milieu, de heer Van 

Geel, medio 2006 een brief geschreven aan alle BRZO uitvoerende organisaties. De brief was 

een verzoek om te borgen dat aan de maatlat bepaling kritieke massa uitvoeringsorganisaties 

BRZO’99 (Maatlat) wordt voldaan. 

De provincie Utrecht is echter een kleine provincie en heeft een kleine BRZO organisatie. 

Hierdoor liggen uitvoeringstaken, coördinatietaken en daaraan gelieerde taken bij enkele 

medewerkers. 

Wellicht vanwege het feit dat we een kleine organisatie zijn, hebben we niet in beeld gebracht 

of veiligheid voldoende in de organisatie is geïmplementeerd om door de jaren heen aan de 

Maatlat of aan andere ontwikkelingen (zoals beleidswijzigingen) te kunnen voldoen. 

Naast de implementatie van de Maatlat BRZO zullen we ook in beeld moeten brengen hoe het 

staat met de inbedding van Externe Veiligheid in bredere zin (vergunningverlening en 

handhaving Wet milieubeheer) in onze organisatie. 

Verder is in 2007 een reorganisatie doorgevoerd waardoor veel personele wisselingen hebben 

plaatsgevonden. Gevolg is dat het bewustzijn rond het belang van continuering van de taken 

op het gebied van Externe Veiligheid op de achtergrond geraakt. 

3. Probleemstelling 

De Provincie moet voldoen aan de Maatlat en landelijk beleid. Verder zit de politiek niet stil 

en werkt men aan een Maatlat Externe Veiligheid. Heeft de provincie wel in beeld of men 

hieraan voldoet c.q. kan voldoen Wat betekent dit voor haar Externe Veiligheidsorganisatie 

4. Probleemeigenaar 

De probleemeigenaren zijn de Afdelingsmanager Handhaving en Afdelingsmanager 

Vergunningverlening. Door het management wordt onderkend dat Externe Veiligheid een 

hoge mate van deskundigheid en organisatorische borging vragen en dat een en ander 

samenhangt met het aantal en de complexiteit van de bedrijven. Het management overziet niet 

goed wat dit voor haar organisatie betekent. 

Onduidelijkheden over het voldoende geborgd zijn van de Maatlat en of beleid zou geen 

discussiepunt mogen zijn. Evaluatie op implementatie van de Maatlat en onderzoek naar de 

inbedding van Externe Veiligheid in de organisatie kan bijdragen om hierin duidelijkheid te 

scheppen. 

5. Positie in het onderzoek 

Als beleidsmedewerker toezicht en handhaving ben ik als BRZO-coördinator 

verantwoordelijk voor het uitvoeren van de 1-loket functie en vervul ik de regierol. Ook voer 

ik, als teamlid van het interne BRZO-team, BRZO-inspecties uit. 

Het BRZO-team behoort tot de Afdeling Handhaving, team bedrijven en veiligheid. De 

Afdeling Handhaving wordt geleid door een afdelingsmanager die twee teamleiders aanstuurt. 

De afdelingsmanager wordt door de directie aangestuurd. 

Bedrijven die door het BRZO-team worden geïnspecteerd hebben betrekking op de volgende 

instanties: 

Versie: 25-2-2008 

R. Schipper 

2

- Provincie Utrecht 

- Provincie Flevoland 

- Gemeente Nieuwegein 

- Gemeente Rhenen 

- Gemeente Almere 

De Landelijke Regiegroep BRZO (LAT) zal door mij worden geïnformeerd omdat het LAT 

zorgt voor landelijke coördinatie en informatievoorziening. Het onderzoek zal door mij 

worden uitgevoerd. 

6. Beoogd resultaat 

Het resultaat is een advies aan het management op het voldoende geïmplementeerd zijn van 

de Maatlat BRZO en beleid. Ook zal het management geadviseerd worden op welke wijze zij 

externe veiligheid kan borgen. 

7. Evaluatie / implementatie 

Het resultaat wordt verkregen door middel van het uitvoeren van een nulsituatie bij de 

Provincie Utrecht. De volgende onderzoeksvragen zijn hierbij geformuleerd: 

Hoe is de Maatlat BRZO en daaraan gelieerd beleid geïmplementeerd 

Hoe hebben wij onze organisatie zo vorm gegeven dat Externe Veiligheid op adequate 

wijze wordt meegenomen in onze bedrijfsvoering bij vergunningverlening en 

handhaving 

Verder wordt het resultaat verkregen door een vergelijkende studie uit te voeren bij andere 

provincies. De volgende onderzoeksvraag is hierbij geformuleerd: 

Op welke wijze hebben andere provincies de Maatlat geïmplementeerd; 

Op welke wijze hebben andere provincies Externe Veiligheid, beoordelen van 

Veiligheidsrapportages, QRA’s, een plek gegeven in hun organisatie; 

In verdere evaluatie/implementatie is tijdens het scriptietraject niet voorzien. Mocht dat wel 

zo zijn dan zal daar aandacht aan worden besteed. 

In onderstaand plan van aanpak wordt nader ingegaan op de te nemen actie’s om beoogd 

resultaat te verkrijgen. 

8. Plan van aanpak 

2008 

Nr. Actie feb mrt apr mei jun Jul aug sep okt 

1 Literatuuronderzoek 

(BRZO-site; IPO-beleid e.a.) en 

basislijst maken voor interviews 

2 Nulmeting op onderzoeksvragen 

uitvoeren op eigen organisatie 

3 Interviews op onderzoeksvragen 

voorbereiden en uitvoeren bij 

andere provincies 

4 Resultaten vergelijken, 

verwerken en plan van aanpak 

opstellen 

5 Advies formuleren 

Versie: 25-2-2008 

R. Schipper 

3

2008 

Nr. Actie feb mrt apr mei jun Jul aug sep okt 

6 Scriptie schrijven 

7 Evaluatie door management 


9. Persoonlijke leerdoelen 

Verbeteren van de competentie organiseren door anderen bijdragen te laten leveren, zoals bij 

het uitvoeren van de reguliere werkzaamheden die tijdens het scriptietraject ook doorgaan. 

Verbeteren van de competentie beïnvloeden door tijdens interviews elkaars belangen te 

onderkennen. Het verbeteren van het houden van interviews. 

10. Vertrouwelijkheid 

Deze scriptie is niet vertrouwelijk 

Versie: 25-2-2008 

R. Schipper 

4

Aan Post Hoger Onderwijs Veiligheidskunde 

t.a.v. de heren W.J.T. van Alphen en J.A. Knegt 

Postbus 247 


Betreft scriptievoorstel van 

De heer R. Schipper 

HVK U30 

Leusden, 16 februari 2008 

Geachte heren Van Alphen en Knegt, 

Naar aanleiding van uw vragen/opmerkingen bericht ik u het volgende. 

U merkt terecht op dat het BRZO al een aantal jaren bestaat en dat er vanuit de ministeries 

aandacht is voor externe veiligheid. Vanuit de provincie is eveneens uitvoering gegeven aan 

het BRZO. Daarnaast is eveneens zicht op het aantal bedrijven in het verzorgingsgebied. Ook 

heb ik zicht op de daarvoor beschikbare capaciteit en welke eisen vanuit de Maatlat BRZO 

worden gesteld. 

Uw zorg of de probleemstelling wel groot genoeg is voor een eindopdracht deel ik niet. 

Onderstaand licht ik een ander nader toe. 

Alhoewel de implementatie van de Maatlat BRZO onderdeel uitmaakt van mijn onderzoek, is 

mijn onderzoek breder van opzet. Zo behelst mijn onderzoek ook het onderwerp Externe 

Veiligheid. Ik merk op dat men zich landelijk voor het onderwerp Externe Veiligheid aan het 

beraden is om eveneens een Maatlat, namelijk de Maatlat Externe Veiligheid te introduceren. 

Vooruitlopende op die ontwikkeling wil ik bij mijn organisatie en bij andere provincies alvast 

onderzoeken in hoeverre zij zich hebben ontwikkeld op het onderwerp Externe Veiligheid. 

Verder merk ik volledigheidshalve op dat de Maatlat BRZO zich slechts richtte op de 

handhavingsorganisatie rond het onderwerp BRZO! Mijn onderzoek is breder en richt zich 

ook op: 

- Externe Veiligheid bij vergunningverlening. 

- De handhaving Wet milieubeheer in relatie tot externe veiligheid. 

Ook heeft mijn onderzoek mede tot doel de bewustwording bij het management rondom het 

onderwerp Externe Veiligheid te vergroten. Als gevolg van een reorganisatie is dat 

afgenomen. 

De functie die andere provincies hebben bij mijn onderzoek is om aldaar onderzoek uit te 

voeren om te beoordelen in hoeverre zij Externe Veiligheid hebben geborgd. Uiteraard komen 

ook hier verbeterpunten uit voort. Als laatste merk ik op dat de Landelijke Regiegroep BRZO 

belangstelling heeft getoond voor mijn scriptie-onderwerp. Met hen zal ik in overleg treden 

om te bezien op welke punten we elkaar kunnen versterken. 

Naar aanleiding van uw reactie is het scriptievoorstel aangepast. Deze treft u bijgaand aan. 

Met vriendelijke groet, 

Ing. R. Schipper

POST HOGER ONDERWIIS 

VEILI0,HEIDSKUNDE 

Aan de heer R. Schipper 

Dalmatië 6 

3831 EG LEUSDEN 

S a m enwerken de i n stel I i n gen : 

TNO Kwaliteit van Leven 

Hogeschool Zuyd 

Haagse Hogeschool 

Hogeschool Utrecht 

Postbus 247 


Telefoon 030-2318212 

Fax 030-2145933 

E-mail info@phov.nl 

Bankrek. nr. 67.28.37.463 

Utrecht, 14 februari 2008 

Ons kenmerk: HVKU297 17 9M dV 

Betreft : scriotievoorstel 

Geachte heer Schipper, 

Alvorens akkoord te kunnen gaan met uw scriptievoorstel hebben wij enkele 

vragen/opmerkingen. 

De BRZO bestaat al een aantaljaren. Ook voor e)Íerne veiligheid/major hazards is al vele 

jaren aandacht vanuit ministeries. Vanuit de provincie Utrecht is ongetwilïeld al uitvoerlng aan 

de BRZO gegeven. Daarbij is er ook al zicht op het aantal BRZO-bedrijven in 'het 

vezorgingsgebied'. Ook heeft u ongetwufeld zicht op de momenteel daarvoor beschikbare 

capaciteit en welke eisen vanuit de Maatlat worden gesteld. De vraag is dus in hoeverre u de 

antwoorden op de gestelde ondezoeksvragen al niet heeft en zo niet of de probleemstelling 

wel groot genoeg in voor een eindopdracht. 

Graag uw reactie. 

Namens de examencommissie: 

dr. W.J.T. van Alphen 

ing. J.A. Knegt MSc

Scriptievoorstel 


Gegevens cursist 

Naam cursist 

Privé-adres 


Woonplaats 

Telefoon 

E-mail 

Cursusgroep 

Gegevens instantie 

Naam bedrijf 

Adres 

Postbus 


Woonplaats 

Telefoon 

Fax 

E-mail 

Gegevens mentor 

Naam 

Bedrijf 

Telefoon 

E-mail 


Dalmatië 6 

3831EG 

Leusden 

033-4805006 

schippertimmers@kpnplanet.nl 

HVK 30 


Pythagoraslaan 101 

38500 

3508TH 


030-2583998 

030-2583106 

ronald.schipper@provincie-utrecht.nl 

Ale Spijksma 

AKZO Nobel 

0570-679143 

Ale.Spijksma@akzonobel.com 

1. Werktitel: 

“BRZO, Utrecht gaat extern” 

Versie: 22-1-2008 

R. Schipper 

1

2. Aanleiding: 

Sinds 1999 is op het gebied van externe veiligheid c.q. veiligheidswetgeving veel veranderd. 

Zo is het Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999 (BRZO) in 1999 in werking getreden. 

Dit Besluit is wetgeving dat voortkomt uit de Europese Seveso Richtlijn. 

Bijkomstigheid is dat de vuurwerkramp in Enschede (2000) van externe veiligheid een 

belangrijk politiek thema heeft gemaakt. Zo heeft de Staatssecretaris voor Milieu, de heer Van 

Geel, medio 2006 een brief geschreven aan alle BRZO uitvoerende organisaties. De brief was 

een verzoek om te borgen dat aan de maatlat bepaling kritieke massa uitvoeringsorganisaties 

BRZO’99 (Maatlat) wordt voldaan. 

De provincie Utrecht is echter een kleine provincie en heeft slechts een kleine BRZO 

organisatie. Hierdoor liggen uitvoeringstaken, coördinatietaken en daaraan gelieerde taken bij 

slechts enkele medewerkers. 

Wellicht, vanwege het feit dat we een kleine organisatie zijn, hebben we niet in beeld 

gebracht of veiligheid voldoende in de organisatie is ingebed om door de jaren heen aan de 

Maatlat te kunnen voldoen en of aan andere ontwikkelingen (zoals beleidswijzigingen). 

Enerzijds zouden we in beeld moeten brengen hoe we thans veiligheid hebben ingebed in de 

organisatie i.r.t. de Maatlat en beleid en anderzijds hoe de andere provincies veiligheid 

(BRZO) in hun organisatie hebben geborgd. Dit onderzoek wordt gedaan met het doel om via 

zelfevaluatie en via andere provincies lering te trekken. 

3. Probleemstelling 

De Provincie moet voldoen aan de Maatlat en landelijk beleid. Verder zit de politiek niet stil 

en werkt men aan een Maatlat Externe Veiligheid. Heeft de provincie wel in beeld of men 

hieraan voldoet c.q. kan voldoen Wat betekent dit voor haar BRZO-organisatie Op welke 

wijze hebben de andere provincies geborgd dat zij voldoen 

4. Probleemeigenaar 

De probleemeigenaren zijn de Afdelingsmanager Handhaving en Afdelingsmanager 

Vergunningverlening. Door het management wordt onderkend dat Externe Veiligheid een 

hoge mate van deskundigheid en organisatorische borging vragen en dat een en ander 

samenhangt met het aantal en de complexiteit van de bedrijven (Maatlat). 

Onduidelijkheden over het voldoende geborgd zijn van de Maatlat en of beleid zou geen 

discussiepunt mogen zijn. Evaluatie kan bijdragen om hierin duidelijkheid te scheppen. 

Daarnaast kan onderzoek bij andere provincies winst opleveren voor de provincie Utrecht 

(hoeven niet zelf opnieuw het wiel uit te vinden). 

5. Positie in het onderzoek 

Als beleidsmedewerker toezicht en handhaving ben ik als BRZO-coördinator 

verantwoordelijk voor het uitvoeren van de 1-loket functie en vervul ik de regierol. Ook voer 

ik, als teamlid van het interne BRZO-team, BRZO-inspecties uit. 

Het BRZO-team behoort tot de Afdeling Handhaving, team bedrijven en veiligheid. De 

Afdeling Handhaving wordt geleid door een afdelingsmanager die twee teamleiders aanstuurt. 

De afdelingsmanager wordt door de directie aangestuurd. 

Bedrijven die door het BRZO-team worden geïnspecteerd hebben betrekking op de volgende 

instanties: 

- Provincie Utrecht 

- Provincie Flevoland 

Versie: 22-1-2008 

R. Schipper 

2

- Gemeente Nieuwegein 

- Gemeente Rhenen 

- Gemeente Almere 

In overleg zal worden getreden met de Landelijke Regiegroep BRZO (LAT). Dit onderzoek 

kan door mij alleen worden uitgevoerd dan wel samen met het LAT. 

6. Beoogd resultaat 

Het resultaat is een advies aan het management met betrekking tot het blijvend kunnen 

voldoen aan de Maatlat en beleid. 

7. Plan van aanpak 

2008 

Nr. Actie feb mrt apr mei jun jul aug sep okt 

1 Literatuuronderzoek 

(BRZO-site; IPO-beleid e.a.) 

2 Interview vz. Landelijke 

Regiegroep BRZO 

3 Evaluatie eigen organisatie 

4 Interviews voorbereiden 

5 Interviews met provincies 

6 Advies formuleren 

7 Scriptie schrijven 

8 Evaluatie door management 


8. Persoonlijke leerdoelen 

Verbeteren van de competentie organiseren door anderen bijdragen te laten leveren, zoals bij 

het uitvoeren van de reguliere werkzaamheden die tijdens het scriptietraject ook doorgaan. 

Verbeteren van de competentie beïnvloeden door tijdens interviews elkaars belangen te 

onderkennen. Het verbeteren van het houden van interviews. 

9. Vertrouwelijkheid 

Deze scriptie is niet vertrouwelijk 

Versie: 22-1-2008 

R. Schipper 

3

Bijlage 1: 

Algemene gegevens provincie Utrecht, Flevoland, 

Gelderland en Overijssel 


BIJLAGE 1.1: Algemene gegevens provincie Utrecht 

Organisatie 

Aantal Brzo bedrijven 

Totaal 

Aantal Brzo-inspecteurs 

Minst complexe technische Meer complexere technische Meest complexe technische PBZO VR (die deelnemen aan inspectiepool) 

processen en organisatie processen en organisatie processen en organisatie 

Provincie 3 2 3 2 3, het betreft 2 eigen VMS 

inspecteurs en 1 externe adviseur. 

De Brzo-coördinator is een van de 

VMS-inspecteurs. 

Organisatie 

Aantal Bevi bedrijven 

Aantal ARIE Totaal (incl. Brzo) Toelichting 

NH3 PGS-15 Overige 

Provincie 1 6 1 1 11 Het Ariebedrijf is tevens Bevi bedrijf. 

Er zijn 3 vuurwerkbedrijven die wel 

Brzo maar geen Bevi bedrijven zijn. 

Organisatie 

Aantal Brzo bedrijven via samenwerking 

Totaal 

Aantal inspecteurs 



1 provincie 1 1 0 

3 gemeenten 1 2 3 0 

Toelichting 

Inspectietaak is volledig bij de provincie 

gelegd. Echter de praktijk is dat het 

voorkomt dat de gemeente een van haar 

inspecteurs mee laat lopen als adviseur. 

Veelal is dit gewenst omdat er op het 

gebied van vergunningverlening 

ontwikkelingen zijn. 

Organisatie Aantal Brzo bedrijven die niet deelnemen aan Regio Totaal 

Toelichting 

Minst complexe technische Meer complexere technische Meest complexe technische PBZO 

VR 


4 gemeenten (mogelijk komt er nog 1 

gemeente bij die een bedrijf heeft dat 

a.g.v. wijziging in de 

aanwijzingsgrondslag onder PBZOplicht 

is komen te vallen) 

3 (+1) 3 2 (+1) 4 Er zijn 4 gemeenten die deelnemen 

aan maatlatorganisatie DCMR. 

Hiervan zijn 2 (+1) gemeenten bij 

een milieudienst aangesloten. 

Vraag Toelichting op de vraag Ja Nee Toelichting op het 

antwoord 

1 Is het aantal fte dat beschikbaar is (volgens kengetallen notitie voor Ja 

circa 1,4 fte 

voor de uitvoering van de Brzo de Brzo uitvoering) 

taken bepaald 

2 Vind financiering plaats vanuit 

Programma EV 

Ja 

Voor 50% vind 

samenwerking via deze 

financiering plaats. 

Vragenlijst provincie Utrecht BRZO; Utrecht gaat Extern 1


BIJLAGE 1.2: Interview algemene gegevens provincie Flevoland (A) 

Organisatie 

Minst complexe technische 

processen en organisatie 


Meer complexere technische 


Meest complexe technische 


Totaal 


PBZO VR (die deelnemen aan inspectiepool) 

Provincie 1 1 0 

Organisatie 




Provincie 6 0 7 Vuurwerkbedrijven vallen niet onder 

Bevi wel is het een Brzo-bedrijf. 

Organisatie Aantal Brzo bedrijven via samenwerking Totaal 






Gemeente A. 1 1 Wordt door 

Maatlatorganisatie 


gecontroleerd, 

Toelichting 








PBZO 

Gemeente 

VR 

Toelichting 

Er zijn geen bedirjven. 

Vraag Toelichting op de vraag Ja Nee Toelichting op het antwoord 

1 Is het aantal fte dat beschikbaar is 

voor de uitvoering van de Brzo 

taken bepaald 

(volgens kengetallen notitie voor de 

Brzo uitvoering) 

Samenwerkings-verband is 

aangegaan met Maatlatorganisatie 



Programma EV 

Relatief beperkt bedrag 50/50 v.v. en 

h.h. 

Vragenlijst provincie A. BRZO; Utrecht gaat Extern 3

BIJLAGE 1.3: Interview algemene gegevens provincie Gelderland (B) 

Organisatie 








Totaal 


PBZO VR (die deelnemen aan inspectiepool) 

Provincie 5 4 2 6 5 5, waarvan 1 externe adviseur is. De 

Brzo-coördinator is eveneens VMS 

inspecteur. 

Organisatie 




Provincie 63 cica 60 bedrijven + 3 

vuurwerkbedrijven; Er is lastig een 

onderscheid te maken vanwege 

combinaties. Teveel werk. 

Organisatie Aantal Brzo bedrijven via samenwerking Totaal 




Toelichting 

gemeenten 8 3 1 5 7 2,5 Er zijn 7 gemeenten die samenwerken met 

maatlatorganisatie B. De 2,5 fte die vanuit 

gemeenten deelnemen aan inspectiepool 

worden ook ingezet op provinciale 

inrichtingen. Hier staat een financiële 

tegemoedkoming tegenover. 








PBZO 

VR 

Toelichting 

Gemeente 3 3 1 5 Er zijn 6 gemeenten die deelnemen 

aan maatlatorganisatie DCMR. 


1 Is het aantal fte dat beschikbaar (volgens kengetallen notitie voor 

Gemiddeld is zo'n 120 uur / 

is voor de uitvoering van de Brzo de Brzo uitvoering) 

taken bepaald 

bedrijf nodig. Het aantal fte is 

bepaald op het aantal Brzo-uren. 

De Brzo taak past namelijk 

binnen het reguliere 

handhavingsprogramma. 

Provincie B levert een dienst 

waar geld tegenover staat. Er is 

een terugbetalingsregeling als 

een gemeente zelf een of 

meerdere inspecteurs levert. 


Programma EV 

Ja, dit jaar wel Nee Indien een gemeente de 

inspecties door prov. B laat 

uitvoeren krijgen zij de helft via 

de programmafinanciering EV 

vergoed. 

Vragenlijst provincie B BRZO; Utrecht gaat Extern 4

BIJLAGE 1.4: Interview algemene gegevens provincie Overijssel ( C ) 

Organisatie Aantal Brzo bedrijven Totaal 








PBZO VR (die deelnemen aan 

inspectiepool) 

Provincie 1 2 3 2 3 3, Brzo-coördinator is geen 

VMS-inspecteur. 

Organisatie 




Provincie ca. 6 ca. 8 2 LPG; 1 gasflessen; 1 propaan. onbekend 19 + 5 Brzo = 24 1 vuurwerkopslag; meerdere 

PGS richtlijnen van 

toepassing op de Brzo 

bedrijven 

Organisatie 



Aantal Brzo bedrijven via samenwerking 

Meer complexere technische Meest complexe technische 



5 gemeenten 2 7 (niet de processen zijn complex 

maar meer dat bedrijven nog hun 

organisatie moeten opbouwen) 

Totaal 


PBZO VR (die deelnemen aan 

inspectiepool) 

3 (puur op organisatorisch vlak) 7 5 (1 bedrijf wordt meegeteld als 2 

inrichtingen maar wordt benaderd 

als een inrichting) 

Toelichting 

0 Met 3 gemeenten is er sprake van 

dat een inspecteur van de 

gemeente bij de inspectie meeloopt 

als adviseur. Het betreft vier Wminspecteurs. 

2 gemeenten hebben 

de inspectietaak volledig bij prov. C 

gelegd. 








PBZO 

VR 

2 gemeenten 1 1 2 Er is een gemeente die 

deelneemt aan 

maatlatorganisatie DCMR en 

een gemeente heeft een 

bedrijf in oprichting maar is 

nog niet aangesloten bij een 

maatlatorganisatie. 

Toelichting 


1 Is het aantal fte dat beschikbaar is 

voor de uitvoering van de Brzo 

taken bepaald 

(volgens kengetallen notitie voor de 

Brzo uitvoering) 

nee 

Op basis van de MIP's bepaald. In 

gezamenlijkheid bepaald met h.h. 

Uitvoeringsprogr: Eerst de uren 

voor Brzo eraf de rest wat overblijft 

is Wm. Werken met eigen kentallen. 

Zijn nog geen SOK's getekend loopt 

mee met de Wabo. Nu Wabo te 

lang duurt wordt t een eigen traject. 


Programma EV 

Ja, deels namelijk 50% 

Incidenten 

Samen met AI strafrechterlijk traject. Al twee bedrijven. Inhoudelijk bevalt het goed. Alleen de snelheid van AI ligt niet hoog. De provincie gebruikt geen onderzoeksmethodiek. Wel 

is een programma in samenwerking met AI opgesteld en zijn in gezamenlijheid de gesprekken met het bedrijf gevoerd. Als een rapport naar het OM gestuurd. BOA's doen het 

onderzoek. Specialisten vanuit de provincie zijn er wel bij betrokken als adviseur. Bestuursrechterlijk ligt het wat lastiger. Vaak is de informatie die voor het bestuursrechterlijke 

nodig is de aanloop tot het strafrechterlijke onderzoek. 

Vragenlijst provincie C BRZO; Utrecht gaat Extern 5

Bijlage 2: 

Resultaten interviews maatlat BRZO 


BIJLAGE 2: Resultaten interviews implementatie maatlat Brzo 

Implementatie maatlat BRZO 

Taakuitvoering Uitvoeren van BRZO-inspecties en 

daaraan gelieerde taken conform de 

Maatlat Kwaliteitsambities BRZO'99 

(BRZO-maatlat). 

DESKUNDIGHEID 

Vraag 

1 Zijn de medewerkers voldoende 

opgeleid 

2 Is via een jaarlijks opleidingenplan 

geborgd dat de medewerkers 

deskundigheid behouden 

Toelichting op de vraag 

Je wordt als gekwalificeerd inspecteur 

aangemerkt indien de NIM-opleiding met 

succes is afgerond. Minimaal dienen de 

inspecteurs een technisch georiënteerde HBOopleiding 

of HBO-opleiding in technische 

bedrijfskunde te hebben afgerond. De 

inspecteur dient tenminste tien volledige audits 

in drie jaar uit te voeren. 

Is duidelijk te maken welke opleidingen welke 

inspecteur gevolgd heeft. Zo ook als 

vergunningverleners VR toets uitvoeren. 

Hebben zij dan de BeteRZO opleidingen 

gevolgd 

Provincie Utrecht Provincie A Provincie B Provincie C 

ja nee toelichting op het antwoord ja nee toelichting op het antwoord ja nee toelichting op het antwoord ja nee toelichting op het antwoord 

Het betreft per 1-1-2008 twee 

Is uitbesteed 

1 is bezig 

inspecteurs en een deskundige ZZP'er 

Brzo-coördinator heeft op basis van 

BeteRZO een opleidingenplan 

opgesteld. Dit wordt jaarlijks 

geactualiseerd. Hij houdt bij wie welke 

opleidingen gevolgd heeft. Er is geen 

afdelingsvisie op opleidingen. 

ad hoc, als een opleiding gevolg moet 

worden dan wordt daar geld tegenover 

beschikbaar gesteld. Wel allen waar 

nodig opleidingen gevolgd uit BeteRZO. 

Best practices 

Jaarlijks opleidingsplan waarbij per 

medewerker is opgenomen wie welke 

opleiding gevolgd heeft. NB: Landelijk wordt 

gewerkt aan een Brzo-academie. Deze dient 

te voorzien in continuiteit van de opleidingen. 

ORGANISATORISCHE BORGING 

Algemeen 

Vraag Toelichting op de vraag Provincie Utrecht Provincie A Provincie B Provincie C 


1 Voldoet de organisatie aan de Twee specialisten die voldoen aan: de 

NVT 

minimumeis van het aantal specialisten deskundigheids- en opleidingseis, hebben ten 

(drie) 

2 Voeren de inspecteurs tenminste twee 

à drie volledige audits per jaar uit 

3 Is er een jaarplanning waaruit dat 

blijkt 

4 Besteed de inspecteur minimaal 40 - 

45 dagen / jaar aan BRZO 

werkzaamheden 

5 Voldoet de organisatie aan de eis 

tenminste 10 BRZO-bedrijven in 

portefeuille te hebben 

minste twee jaar ervaring in uitvoering BRZOtaken, 

met kennis van de AWB; Een auditor die 

voldoet aan: algemene ervaring van vier jaar 

met bedrijven met gevaarlijke stoffen, twee jaar 

ervaring op gebied van safety-, milieu- of 

kwaliteitsmanagement (kan verenigd zijn in een 

specialist); Een medewerker als specialist / 

auditor in opleiding. 

voor het op peil houden van auditervaring zijn 

tenminste twee à drie volledige audits per jaar 

vereist; een volledige audit omvat minimaal 

twee dagen on-site-inspectie bij een BRZO 

bedrijf. 

Inspecties, intervisie en andere BRZO 

aangelegenheden. 

Dit is een eis van BOAG-M. September 2007. 

Tot 1-1-08 waren er vier medewerkers 

(waarvan een wordt ingehuurd). 

Inmiddels heeft een medewerker een 

overstap gemaakt naar Arbo (per 1-1- 

08) en een medewerker wil zich graag 

uitsluitend toeleggen op Wminspecties 

(per 1-1-09). Hierdoor dreigt 

dat niet wordt voldaan aan de 

minimumeis. 

2 medewerkers (Brzo-coördinator en 

inhuurkracht) wel. 1 medewerker in 

2007 wel maar in 2008 bouwt hij af. 

Komt in de richting maar zal er geen 

40 dagen aan besteden. 

De provincie Utrecht heeft negen 

bedrijven in portefeuille. 

NVT 

NVT 

NVT 

NVT 


Borg drie inspecteurs / organisatie. In het 

geval van samenwerking kan volstaan 

worden met twee inspecteurs, zodat i.g.v. 

capaciteit , piekbelasting (ziekte) voldoende 

menskracht ingezet kan worden. 

Omdat streefwaarde van 10 bedrijven niet 

gehaald wordt kan overwogen worden om te 

gaan samenwerken, zodat overall voldoende 

bedrijven in portefeuille zijn. 

Samenwerking met gemeenten 

Vraag 

1 Is samenwerking aangegaan met 

gemeenten 


Staatssecretaris van Milieu Van Geel heeft op 

14 juli 2006 naar alle betrokken overheden een 

brief gestuurd met het verzoek uiterlijk maart 

2007 aan de BRZO maatlat te voldoen. 


Provincie A 

Provincie B 

Provincie C 


Niet alle gemeenten zijn aangesloten 

bij de provinciale samenwerking. 

Indien dit wel het geval geweest zou 

zijn zouden er 17 bedrijven in 

portefeuille zitten. 

Hebben gemeenten geïnformeerd 

over de samenwerking met de 

provincie Utrecht. In het geval een 

bedrijf onder het Brzo komt te vallen 

wordt verzocht om aan te sluiten bij 

het Brzo samenwerkingsverband 

Utrecht-Flevoland. Op verzoek van 

de gemeente Lelystad wordt wel een 

Bevi bedrijf gecontroleerd samen 

met de gemeente. 

niet aangewezen als toezichthouder. 

Wel gevraagd maar ze willen niet 

muv een gemeente 


Gemeenten hebben de mogelijkheid om te 

alle tijden samen te werken met de provincie 

om aan de maatlat Brzo te voldoen 

2 Is een gezamenlijk 

Inspectieprogramma opgesteld en 

bestuurlijk vastgesteld 

3 Is een samenwerkingsovereenkomst 

ondertekend door alle partijen 

Op verzoek 

muv 1 gemeente, die heeft namelijk 

een eigen Bestuurlijk 

Inspectieprogramma opgesteld. 

Gewacht is op Wabo. Inmiddels is dit 

losgelaten en zal alsnog 

ondertekening plaatsvinden. 


4 Naast inspecties worden ook andere 

EV-taken voor de gemeenten 

verzorgd 

Naast het uitvoeren van inspecties valt te 

denken aan het beoordelen van 

kennisgevingen, QRA's, 

Veiligheidsrapportages, het mede beoordelen 

van vergunningaanvragen. 

Op verzoek, maakt onderdeel uit van 

de samenwerking. 

Door gemeenten wordt gevraagd om 

expertise in te brengen. Dit beperkt 

zich, in specifieke gevallen, tot de 

handhaving. Uitvoeren van 

gezamenlijke bezoeken. 

Ondersteunend. Verder advisering 

interpretatie Bevi door v.v. 

voor sommige gemeenten wel. Dit jaar 

voor het eerst een VR beoordelen voor 

een gemeente. Puur Brzo gericht. Let 

wel de gemeente moet er wel om 

vragen. De extra taken zitten niet in de 

prijs. 

op aanvraag. 

5 Wordt het handhavingstraject ook voor 

de gemeente verzorgd 

Bevindingen zijn vaak zodanig dat alleen 

gekwalificeerde inspecteurs herinspecties 

kunnen verzorgen. 

Er is wel een 

handhavingssamenwerking tussen de 

vier gemeenten en de provincie 

aangegaan. 

provincie ondersteund wel, als 

adviseur. Handhavingstrajecten worden 

door de gemeente afzonderlijk 

opgepakt. Hercontroles worden wel 

uitgevoerd voor gemeenten. 

Op aanvraag. Formeel stopt het bij Controleren van Brzo-bevindingen zouden 

een advies. Samenwerking is wat het beste kunnen plaatsvinden door de Brzoinspecteur. 

vrijblijvender. Wel zie je dat 

gemeenten steeds meer een beroep 

doen op de provincie. Het komt dus 

wel. Het is een groeimodel. 

6 Bij het opstellen van brieven en 

eventuele last onder dwangsom e.d, 

wordt dan gebruik gemaakt van de 

formats van de gemeenten 

Een gemeente vind het prettig digitaal de 

brieven te ontvangen zodat zij snel de brieven 

van een handtekening kunnen voorzien. 

NVT 

last onder dwangsom wordt niet 

opgesteld. Wel tekst wordt hiervoor 

aangeleverd als adviseur (op verzoek). 

Concept brieven worden gemaild. 

Maken geen gebruik van de formats 

van de gemeenten. 

sturen digitaal op naar de gemeente. 

Zij versturen het zelf. Gaat wel eerst 

langs de eigen teammanager. Dit is 

conform eigen KMS Overijssel. 

Borging is nog iets wat niet zo goed 

loopt. Zoals afschriften van brieven 

e.d. als kopie naar de coordinator, 

loopt nog niet zo goed. 

Meest klantvriendelijk is om de brief formats 

van de betreffende Partij waarmee wordt 

samengewerkt te gebruiken. Daarnaast 

voorkomt dit kopieerfouten. 

7 Zijn er gemeentelijke inspecteurs die 

deel uit maken van de inspectiepool 

NVT alleen als adviseur mee is afhankelijk van de wensen van de 

samenwerkende partij en de mogelijkheden 

die er o.b.v. protefeuille zijn om als geheel te 

kunnen voldoen aan maatlat 

8 Komen de inspecteurs uit de pool 

regelmatig bij elkaar 

NVT NVT zesmaal per jaar komen de inspecteurs 

bij elkaar om ervaringen uit te wisselen. 

NVT 

voor kennisopbouw biedt een auditorenpool 

voordelen 

9 Gemeentelijke Brzo-inspecteurs 

controleren ook bedrijven die niet 

binnen de eigen gemeentegrenzen 

liggen (roulatie) 

NVT NVT sowieso met zijn tweeen. Er is altijd 

iemand van het betreffende BG bij, mits 

ze deelnemen aan de inspectiepoul. 

Gemeentelijke Brzo inspecteurs 

controleren ook provinciale bedrijven 

NVT 

10 Zijn er financiële afspraken gemaakt 

als inspecteurs uit de inspectiepool in 

een andere gemeente inspecteren 

11 Heeft de BRZO-coordinator die 

werkzaam is bij een gemeente 

afspraken gemaakt met de 

"maatlatregio BRZO-coordinator" over 

wie wat doet 

Om aan de Maatlatvereisten te voldoen zal het 

noodzakelijk zijn om ook voor de provincie of 

andere gemeenten inspecties uit te voeren. 

Duidelijk moet zijn welke coordinatietaken door 

de gemeente worden verzorgd en welke taken 

door de "maatlatregio BRZO-coordinator" 

worden verzorgd. Voorwaarde is een goede 

afstemming! 

NVT NVT SOK, 67% wordt gerestitueerd indien 

inspecteur deelneemt aan de 

inspecteurspool. 

Ligt vast in de 

samenwerkingsovereenkomst. 

Daarnaast vindt bilaterale afstemming 

plaats. 

Vorig jaar bleven brieven nog wel eens 

lang liggen. Nu net een nieuwe ronde 

begonnen. Rapportages blijven 

onaangepast. 

NVT 

Coordinator heeft vaste contacten bij 

de gemeenten. De lead wordt zoveel 

mogelijk bij de gemeente zelf 

gelaten. Facilitering vindt plaats door 

provinciale coördinator. 

Samenwerking tussen provincies 

a: Om aan de Maatlat te voldoen en 

b: Om de regionalisering vorm te geven 

Vraag Toelichting op de vraag Provincie Utrecht Provincie Flevoland 

ja nee toelichting op het antwoord ja nee toelichting op het antwoord 

1a 

2a 

Is samenwerking aangegaan met 

andere provincies 

Is een gezamenlijk 



Bijvoorbeeld omdat de provincie niet voldoet 

aan Maatlatvereisten. 

3a 

4a 

5a 

Is een samenwerkingsovereenkomst 

ondertekend door alle partijen 

Naast inspecties worden ook andere 

EV-taken voor de provincie verzorgd 

Wordt het handhavingstraject ook voor 

de provincie verzorgd 






Bevindingen zijn vaak zodanig dat alleen 

gekwalificeerde inspecteurs herinspecties 

kunnen verzorgen. 

Is nog niet voorgekomen. Afspraken 

hierover liggen wel vast. 

Provincie blijft wel 

eindverantwoordelijk. Dus voert zelf 

nog een laatste check uit. 

6a 

7a 

Bij het opstellen van brieven en 

eventuele last onder dwangsom e.d, 

wordt dan gebruik gemaakt van de 

formats van de prvovincie 

Zijn er provinciale inspecteurs die deel 

uit maken van de inspectiepool 

Een gemeente vind het prettig digitaal de 

brieven te ontvangen zodat zij snel de brieven 

van een handtekening kunnen voorzien. 

8a 

Heeft de BRZO-coordinator die 

werkzaam is bij een provincie 

afspraken gemaakt met de 

"maatlatregio BRZO-coordinator" over 

wie wat doet 

Duidelijk moet zijn welke coordinatietaken door 

de gemeente worden verzorgd en welke taken 

door de "maatlatregio BRZO-coordinator" 

worden verzorgd. Voorwaarde is een goede 

afstemming! 

Ligt vast in de 

samenwerkingsovereenkomst. 

Daarnaast vindt bilaterale afstemming 

plaats. 


Vraag Toelichting op de vraag Provincie Utrecht Provincie A, B, C 

ja nee toelichting op het antwoord ja nee toelichting op het antwoord 

1b 

Wordt voldaan aan de eis van BOAG- 

M om interprovinciaal te gaan 

samenwerken 

zie, hiernaast 

2b 

Komen de BRZO-coördinatoren bij 

elkaar 

Door BOAG-M (IPO) is 31 augustus 2006 

ingestemd met de notitie "oplossingsvarianten 

maatlat Kwaliteitsambities BRZO, versie 1.1 d.d 

30 augustus 2006". De provincies wordt 

verzocht de provinciale regionale oplossing op 

uitvoeringsniveau te vinden in samenwerking. In 

mijn regio betreft het samenwerking tussen de 

provincies Utrecht, Flevoland, Gelderland en 

Overijssel. 

Vermeld in de toelichting op het antwoord in 

welke vorm dan en hoe vaak! 

Na de IPO-overleggen 

Tussen de Brzo-coördinatoren zijn 

inmiddels contacten lopende gericht 

op samenwerking. Op 28 mei 2008 

komen de managers en 

coördinatoren hiervoor bijelkaar. 

Met name na de IPO Brzocoördinatoren 

overleggen. 

3b 

4b 

5b 

6b 

7b 

8b 

Is een gezamenlijk regionaal 



Worden coördinatietaken, zoals 

jaarplanningsbijeenkomst en 

managementevaluatie gezamenlijk 

uitgevoerd 

Worden gezamenlijk 

regiobijeenkomsten georganiseerd 

Worden gezamenlijk 

themabijeenkomsten voor inspecteurs 

georganiseerd 

Is een samenwerkingsovereenkomst 

ondertekend 

Zijn er afspraken gemaakt om 

bepaalde taken voor een andere 

provincie uit te voeren 






Eenmalig in 2007 en eenmalig door 

het LAT in 2007. Er zijn hierover 

binnen de regio geen afspraken over 

gemaakt. 

CULTUUR 

Management 

Vraag 

1 Neemt Brzo-coördinator deel aan 

inspecties 

Toelichting op de vraag Provincie Utrecht Provincie A Provincie B Provincie C 


NVT. Zijn afspraken over gemaakt 

met Provincie Utrecht. 


2 Neemt Brzo-coördinator deel aan 

voorbespreking en of nabesprekingen 

inspecties 

alleen als coördinator als inspecteur 

betrokken is bij de inspectie. 

incidenteel wanneer nodig. 

Bijvoorbeeld als bestuurlijk veel 

speelt of bepaalde partijen eigen 

koers varen. De inspecteur vraagt 

dan coördinator aan overleg deel te 

nemen. 

3 Nemen leidinggevenden deel aan 

informatiedagen 

4 Nemen leidinggevenden en BRZOcoördinatoren 

deel aan de opleiding 

"leico" 

Betreft de tweedaagse opleiding BRZO voor 

leidinggevenden en coördinatoren. Hierdoor zijn 

leidinggevenden op de hoogte van de 

inspectiemethodiek en weet ook hoe resultaten 

tot stand behoren te komen! 

Voor leidinggevenden die werkzaam 

zijn bij v.v. worden overigens zowiezo 

geen informatiedagen georganiseerd. 

Ook alle Brzo gemeenten en provincie 

Flevoland geadviseerd om hieraan 

deel te nemen. 

bij de lokale informatiedag wel. Niet 

bij de landelijke Regiobijeenkomsten 

zien hiervan geen meerwaarde zou GIR ook aan de orde worden 

gesteld is niet gebeurt. Gemeenten 

hier ook geadviseerd om naartoe te 

gaan. Niet allen geweest. Een aantal 

gemeente-ambtenaren hebben wel 

de NIM gevolgd. 

5 Wordt door leidinggevende de 

inspectie-agenda gevalideerd op 

totstandkoming audittrail 

Ondanks training zal leidinggevende 

nog steeds afgaan op de kennis van 

de coördinator. Dit is een keuze. 

dat ligt bij de inspectieteam zelf. Gaan 

ervan uit dat team deskundigheid in 

pacht heeft. Brzo coordinator heeft 

hiervoor ook geen 

verantwoordelijkheid. 

Dit ligt bij de deskundige 

inspectieteams zelf 

Om de uniformiteit te waarborgen zou de 

coördinator hierin een rol kunnen spelen. 

Bevoegdheid dient dan wel in het KMS te 

worden geborgd. 

6 Wordt door leidinggevende kritische 

vragen gesteld over de inhoud van het 

inspectierapport 

Alle rapporten gaan langs de Brzocoördinator, 

die deze beoordeelt. 

Bij Brzo: door Brzo-coordinator worden 

kritische vragen gesteld bij het 

uiteindelijke rapport. 

incidenteel. Gaat met name over het Ook hier zou de coördinator meer een rol 

komen tot het oordeel. Zo zag hij dat kunnen spelen. Bevoegdheid dient dan wel 

oordelen op verschillende wijzen in het KMS te worden geborgd. 

binnen de diverse teams gebeurt. 

Via extra overleg is meer 

afstemming gezocht 


7 Wordt door leidinggevenden op 

resultaten gemonitoord 

8 Vind er communicatie met Bestuurder 

en omgeving (zoals de gemeenten) 

plaats over de resultaten 

Voorwaarde is dat de Brzo-coördinator weet wat 

leidinggevende teruggekoppeld wil hebben 

Bijvoorbeeld via nieuwsbrief, tussentijds 

overleg. 

Via het jaarlijkse management-overleg 

In 2007 is er een nieuwsbrief 

uitgegaan (juist voor de omgeving) . 

Door drukte is dat bij een gebleven. 

Wel vind er overleg plaats met de 

gedeputeerde en leidinggevende over 

voortgang en ontwikkelingen. 

Voortgangsbericht over resultaten over 

2007 is breed verspreid binnen het 

samenwerkingsverband. 

Op het uitvoeren van de inspecties 

eenmaal per jaar wel, niet op termijn 

waarop de rapportage en brieven 

uitgaan. 

Na de SOK heeft er geen 

communicatie met het Bestuur 

plaatsgevonden. Wel door 

coordinator is gecommuniceerd naar 

het MT over de voortgang in de 

voortgangsgesprekken. De 

leidinggevende neemt dit dan, voor 

zover relevant mee in het MT. Is niet 

voorgekomen. 

prestatie indicatoren zijn vastgesteld, 

namelijk dat ieder jaar de bedrijven 

worden bezocht, dat hercontroles tijdig 

worden uitgevoerd en dat rapportages 

binnen 8 weken bij het bedrijf liggen. 

Leidinggevende wordt niet 

geinformeerd door coordinator maar 

haalt zijn gegevens uit het systeem 

(althans daar wordt vanuit gegaan). 

Daarnaast jaarlijks bij het 

managementoverleg. 

alleen aan gemeenten die deelnemen. 

Het betreft inhoudelijke terugkoppeling. 

Via het jaarlijks managementoverleg. 

via regio-overleg. Aankomende Per mail, nieuwsbrief en bilateriaal overleg. 

donderdag 15 mei 2008 staat er een 

overleg met gemeenten op de 

agenda. Per mail worden de 

gemeenten geattendeerd op 


9 Monitoort leidinggevende op 

ontwikkeling kennisniveau 

Te denken valt aan blijvende scholing om up-todate 

te blijven. 

In het huidige systeem is daar geen 

visie op, zowel bij v.v. als h.h. niet. 

Normen ontbreken. 

Hebben e.e.a. uitbesteed. Brzo coordinator weet gewoonweg wie 

welke opleiding gevolgd heeft. Wordt in 

de PAP's uren voor gereserveerd. 

zwak ontwikkelpunt. Normen 

ontbreken. 

10 Hebben leidinggevenden in beeld op 

welke wijze zij na 1 januari 2010 (einde 

Programmafinancieringsgelden EV) de 

financiering rond BRZO gaan 

verzorgen 

Nu vind deels financiering plaats via 

programmafinanciering zodat 

inspecties voor gereduceerde prijs 

voor partijen verzorgd worden. Brzocoordinator 

volledig. Mogelijk per 2010 

via provinciefonds versleuteling. 

regulier, niet via 

programmafinanciering. 

is belangrijk. Nu 50 % financiering. 

Brzo coordinator volledig. Mogelijk 

per 2010 via provinciefonds 

versleuteling. Programmagelden 

moeten wel worden geoormerkt 

zodat financiering per 1-1-2010 kan 

worden gecontinueerd. Belangrijk is 

dat die claims per 1-1 goed geregeld 

zijn. 

Handhaving 

Vraag Toelichting op de vraag Provincie Utrecht Provincie A Provincie B Provincie C 


1 Zijn de BRZO inspecteurs dezelfde 

personen die de Wm inspecties 

verzorgen 

Dit voorkomt communicatieverlies. 

2 Betrekken (c.q. informeren) Wminspecteurs 

de BRZO-inspecteurs bij 

(over) de handhaving of is dit geborgd 

via workflowmanagement 

Te denken valt aan afschriften van 

handhavingsbrieven indien handhaving op 

veiligheidsaspecten plaatsvindt. Of bij het 

afgeven van een last onder dwangsom op 

veiligheidsaspecten. Maak onderscheid in 

interne en externe organisatie. 

3 Nemen de Wm-inspecteurs deel aan Doel is informatie-uitwisseling. Van belang voor 

voorbereiding van de Brzo-inspecties zowel medewerkers die bij de provincie als bij 

de gemeente werkzaam zijn. 

Intern: tot op heden wel dit zal agv 

vertrek van 2 medewerkers per 1-1-09 

niet meer zo zijn. Bij inspecties voor 

derde partijen geldt dat Wminspecteurs 

niet gelijk zijn aan de Brzoinspecteurs. 

Intern waren dit tot op heden dezelfde 

personen. In de toekomst is dit de 

vraag of dat gebeurt. Het is niet 

vastgelegd in afspraken. Extern 

(gemeenten) betrekken de handhavers 

de Brzo-inspecteurs niet bij 

handhaving. Worden wel op de hoogte 

gebracht. 

Hierdoor vindt kennisuitwisseling 

plaats. 

Handhaver Wm deelt mede welke 

handhavingsissues lopen. 

bij de provinciale bedrijven deels, bij de 

gemeentelijke bedrijven ook deels. 

Provinciaal: vuurwerkbedrijven (drie) en 

een gashandel niet. 

bij de provinciale bedrijven deels, bij de 

gemeentelijke bedrijven vaak ook. 

Provinciale Wm-inspecteurs nemen 

geen deel aan de voorbereiding. 

Gemeentelijke inspecteurs worden wel 

uitgenodigd. 

Intern wel. Extern heb je aparte Wminspecteurs 

(zijn vaak wel de 

gemeentelijke adviseurs die 

meelopen) 


Wm-inspecteur is tevens Brzo-inspecteur. 

Indien voor derde partijen wordt 

geïnspecteerd, deze partijen als adviseur 

mee laten lopen in het proces en eventueel 

de inspectie. 

Intern wel. Extern gaat het steeds Wm-inspecteur moet het gewoon vinden om 

beter lopen. Tussen Brzo en Wm Brzo-inspecteur te informeren en andersom 

inspecteurs is veel bilateraal overleg. ook. 

zijn immers dezelfde 

Indien Wm-inspecteur niet gelijk is aan Brzoinspecteur 

dan ook Wm-inspecteur 

uitnodigen. 

4 Zijn afspraken vastgelegd in een 

managementsysteem 

5 Heeft de organisatie inzicht in de 

werkvoorraad en de complexiteit van 

de taken 

De organisatie bezit een actueel overzicht en is 

bekend met de complexiteit van de taken 

Zit in het BIP. Op zich niet echt In het eerstvolgende BIP dit punt meenemen. 

beschreven, wordt ook niet als 

noodzakelijk gezien mede omdat het 

in het BIP zit. Hiermee heeft 

coördinator veel kwesties 

ondervangen. 

er is een jaarplanning. Is uitgewerkt in de SOK Jaarplanning 

Opmerking: Bij Bevi-controles: Er is geen controle op de documenten die door de medewerkers worden opgesteld. Leidinggevenden hebben de kennis niet. Er is geen 

collegiale toets. De adviseur heeft die rol ook niet. 

Vergunningverlening 

Vraag Toelichting op de vraag Provincie Utrecht Provincie A 

Provincie B 

Provincie C 


1 Indien informatie van een BEVI bedrijf Bijvoorbeeld bij het eerste contact dat bedrijf 

Kleine organisatie. Informatie wordt 

het is de bedoeling van wel. 

Is afhankelijk van het onderwerp. 

in ontvangst wordt genomen en dit is 

relevant voor handhaving wordt 

legt om uit te willen breiden of bij wijzigingen in 

het proces, zoals grondstofwijzigingen die per 

actief met handhaver uitgewisseld. 

Handhaver wordt gevraagd mee te 

Vindt regulier overleg met hh plaats. 

handhaving hiervan dan op de hoogte kennisgeving worden gemeld 

denken bij wijzigingen. 

gebracht 

2 Vind de vergunningverlener dat zij 

informatie mist vanuit handhaving 

Als de vergunning is verleend dan 

komt vergunningverlener pas weer in 

beeld als de handhaver daarom 

verzoekt. 

In het systeem staat alle informatie, 

dus je kunt het zelf altijd opzoeken als 

je dat wilt. Verder vindt 

informatieuitwisseling bilateraal 

plaats. 

workflowmanagement is aanwezig, in 

theorie makkelijk te vinden. 


Regulier overleg tussen v.v. en h.h. 


Bijlage 3: 

Resultaten interviews maatlat Externe Veiligheid 


BIJLAGE 3: Resultaten interviews Maatlat Externe Veiligheid 

Deskundigheid Externe Veiligheid Bevi 

Taakuitvoering Beoordelen risicosituatie; beoordelen of Revi 

tabelafstanden toegepast mogen worden of dat er 

een QRA moet worden uitgevoerd; beoordelen welke 

objecten kwetsbaar, beperkt kwetsbaar of 

geprojecteerd zijn. 

Vraag 

1 Heeft de organisatie één of meerdere 

vergunningverleners in dienst die beschikken over 

kennis op het gebied van BEVI 

2 Heeft één van de in vraag 1 bedoelde medewerkers 

HBO werken denkniveau 

3 Heeft de organisatie één of meerdere handhavers in 

dienst die beschikken over kennis op het gebied van 

BEVI 

4 Wordt er deskundigheid voor vergunningverlening 

voor het 'vaststellen van EV situaties op basis van 

BEVI' extern betrokken 

5 Wordt er deskundigheid voor handhaving voor het 

'vaststellen van EV situaties op basis van BEVI' 

extern betrokken 

6 Indien inhuur plaatsvind, voldoet deze organisatie 

aan de Maatlat 

7 Indien inhuur plaatsvind, is de ambtelijke en 

bestuurlijke verantwoordelijkheid vastgelegd 

8 Indien inhuur plaatsvind, is er in een contract voor 

een periode van tenminste vier jaar voorzien 


Kan BEVI doorgronden en heeft kennis van de risicobegrippen 

BEVI (weet wanneer een bedrijf een categoriale of niet 

categoriale inrichting is); Handleiding EV inrichtingen en 

wegwijzer EV in Wm vergunningen worden toegepast; Kan 

bepalen of object kwestbaar is; Kan aangeven wat de belangen 

zijn indien een beperkt kwetsbaar object binnen de 

veiligheidsafstanden van de richtwaarde liggen; Weet welke 

elementen een QRA moet bevatten. 

Bijvoorbeeld vergunningverlener kan regeling toepassen in 

besluitvormingsprocessen 

In het kader van professionalisering van vergunningverlening en 

handhaving moet de functionele scheiding ook geregeld zijn. 

Kennis dient zowel bij v.v. als bij h.h. aanwezig te zijn. (1 

november 2002, criterium 1.4). 

Heeft de organisatie die word ingehuurd verklaart voldoende 

deskundigheid in huis te hebben om EV situaties op basis van 

BEVI te kunnen vaststellen. 

Contractueel 

Voor de continuïteit is het belangrijk om voor een langere 

periode deskundigheid in te huren. 


Provincie A Provincie B Provincie C 


Binnen vergunningverlening zijn twee 

Vergunningverleners bepalen of het een 

In ieder geval twee medewerkers, die 

medewerkers specialist op het gebied 

Bevi-bedrijf is. Bij twijfel en na 

ad hoc geraadpleegd worden bij v.v.- 

van EV en hebben cursussen 

vaststelling wordt de EV-coördinator 

procedures. 

gevolgd in het kader van BeteRZO 

ingeschakeld. Hij werkt een en ander 

(Saxion). 

t.b.v. de v.v. uit, zoals v.s. en 

considerans. Er is een E.V.-coördinator. 

Beide Zie toelichting onder vraag 1. 

Twee medewerkers hebben de 

opleidingen in het kader van 

BeteRZO gevolgd (Saxion). 

Van elke vergunningverlener wordt 

verwacht dat zij dit zelf doen. 

Er wordt vanuit gegaan dat bij inhuur de 

betreffende organisatie deskundig is. 

worden door inhuur ingebracht bij de 

organisatie. Staat voor advies. Provincie 

is verantwoordelijk en stuurt uit. 

algemene cursussen Bevi door 

meerdere gevolgd. Let wel alleen de 

Brzo-inspecteurs. 

dit is iets voor vergunningverlening. 

Tebodin, DHV, ZZP'er 

worden door inhuur ingebracht bij de 

organisatie. Staat voor advies. 

Provincie is verantwoordelijk en stuurt 

uit. 

twee medewerkers beide v.v.-ers. Twee medewerkers wordt als 

minimum gezien. 

wel kennis van Brzo. 

N.V.T.; op dit onderdeel vind geen 

inhuur plaats. 


Medewerkers volgen de 

BeteRZO opleidingen. 

Tenminste twee medewerkers 

wordt als minimum gezien. 

Organisatorische borging Externe Veiligheid 

Taakuitvoering Vergunningverlening bij Bevi en Brzo-inrichtingen. 

Beslissen op aanvraag (en als onderdeel daarvan 

kennisgevingen en Veiligheidsrapportsges). 

Vraag Toelichting op de vraag Provincie Utrecht 

Provincie A Provincie B Provincie C Best practices 


1 Is via een jaarlijks opleidingenplan geborgd dat de 

medewerkers deskundigheid behouden 

Is duidelijk te maken welke opleidingen welke inspecteur gevolgd 

heeft. 

2 Is bekend welke vergunningen wel/niet een actuele 

paragraaf externe veiligheid hebben 

Programmafinanciering loopt tot 2010, daarvoor dienen alle 

vergunningen te zijn geactualiseerd! 

We weten wel wie welke opleiding 

heeft gevolgd maar het is meer ad 

hoc dan dat er structureel wordt 

vastgelegd wie wat gevolgd heeft. 

Er is wel een inventarisatie gemaakt 

op hoofdlijnen. Niet duidelijk is per 

vergunning wat nog gedaan moet 

worden, behoudens QRA berekening. 

Inmiddels is een aanvullende 

opdracht verstrekt aan Save. 

Er ligt geen opleidingsplan. Op ad hoc 

basis worden door v.v. of h.h. 

opleidingen gevolgd. 

Wel geinventariseerd. Overigens alleen 

de bekend zijnde Bevi-bedrijven. Hebben 

wel een veiligheidsparagraaf. Volgens 

VROM zijn de huidige vergunningen niet 

voldoende uitgewerkt. Voor 2 bedrijven 

inmiddels goed uitgewerkt. Voor 5 

bedrijven moet dat nog gedaan worden. 

IHK van PF wordt dit opgepakt. 

Is niet geborgd dat zij de kennis 

behouden. Niet op basis van norm 

niveau. Wel is er geld beschikbaar om 

op ad hoc basis naar opleidingen te 

gaan. 

Eind 2006 heeft een screening voor 

afval en industrie plaatsgevonden. Op 

basis daarvan is een plan opgesteld. Er 

is geen echt plan van aanpak aanwezig. 

Niet te zeggen hoe up to date men nu 

is. Niet uit te sluiten valt of alle Bevi 

bedrijven als Bevi bedrijf zijn 

aangemerkt. Valt of staat met de kennis 

en drive van de vergunningverlener. 

wel bijhouden van wie welke 

opleiding heeft gevolgd, maar is 

niet geborgd in de organisatie! 

in 2005 een complete inhaalslag alle bedrijven plus bedrijven als 

gemaakt. Alle bedrijven plus vermeld in het risicoregister zijn 

bedrijven als vermeld in het geactualiseerd op EV. 

risicoregister geactualiseerd op EV 

3 Is bekend of de gemeentelijke ruimtelijke plannen eenRO 

actuele paragraaf externe veiligheid bevatten 

4 Is er een lijst waarop de saneringsgevallen in beeld 

zijn gebracht 

5 Betrekken de vergunningverleners zonder 

deskundigheid de vergunningverlener(s) met EV 

deskundigheid bij het vergunningverleningsproces 

Er is wel een onderzoek uitgevoerd of 

het bestemmingsplan strookt met de 

veiligheidsafstanden als vermeld in 

de vergunning. Onduidelijk is of EV 

voldoende is meegenomen in het 

bestemmingsplan. Inmiddels is een 

aanvullende opdracht verstrekt aan 

Save. 

Het is geen lijst maar uit de 

inventarisatie blijkt dat er 1 

saneringsgeval bekend is. 

Alle plannen gaan tot medio 2008 langs 

de provincie. (vanaf medio 2008 nieuwe 

WRO gebeurt dat niet meer). Er loopt 

een inhaalslag. De nieuwe hebben een 

paragraaf. Bekend is hoeveel moeten 

worden geactualiseerd. Ihk van PF is 

hiervoor een inventarisatie verricht. 

Er is er een geweest. Eea is 

geinventariseerd. Alle gemeenten 

hebben hiervoor een verzoek gekregen 

om dit aan te geven. 

Doet v.v. niets mee. 

Er is wel een onderzoek geweest maar 

waar dat ligt en bij wie is onbekend. Dus 

als iemand vraagt naar die lijst dan 

deze niet getoond worden. De meest 

urgente saneringsgevallen zijn in beeld 

gebracht. Voor een groot aantal 

bedrijven zijn verg. aangepast op Bevi. 

Een overall beeld is er niet. 

Dit gebeurt op individuele basis. Ligt bij de EV-coördinator Ik mis er denk ik wel veel. Er ligt geen 

afspraak om dit te doen. Op ad hoc 

basis. 

Bij alle nieuwe plannen sowieso. Zie onder provincie C 

Medewerkers van gemeenten zijn 

door RO geinformeerd. Door de 

provincie is een handboek 

geschreven. Door IPO zijn 

cursussen verstrekt. Of alle 

gemeenten hebben deelgenomen 

is niet bekend. Gemeenten hebben 

wel allemaal een EV-visie 

opgesteld en de provincie 

gebruiken deze bij v.v. 

er is geen lijst nodig. Geen 

saneringen. In het onderzoek van 

2005 meegenomen. 

Inventarisatie uitgevoerd. 

als de v.v. met deskundigheid niet Maak duidelijke afspraken. 

betrokken wordt is dit tegen de 

gemaakte afspraken in. Met name 

bij inhuur lastig 


6 Liggen afspraken vast in een managementsysteem Er zijn wel plannen om dit te gaan 

vastleggen via werkverdeling EV en 

collegiale toets. 

7 Betrekken vergunningverleners handhaving bij 

vergunningaanvragen 

8 Beoordeelt handhaving concept 

vergunningvoorschriften alvorens zij definitief 

worden 

Te denken valt aan het sturen van afschriften, het laten 

deelnemen van inspecteurs aan het vooroverleg en gezamenlijk 

uitvoeren van een bezoek aan het bedrijf. 

Het is gebruikelijk dat de Wm-inspecteurs deze beoordeling 

doet, de vraag is of Brzo-inspecteurs hier ook bij betrokken 

worden. 

Alleen bij conceptaanvragen wordt de 

handhaver betrokken. De definitieve 

aanvragen krijgen zij via de 

procedurekamer. 

Is wel bekend dat de EV-coördinator 

moet worden ingeschakeld. 

Voor het Brzo-bedrijf is dat geregeld. 

Voor Bevi zal het wel gebeuren is 

persoonsafhankelijk. Waarschijnlijk wel. 

Concept-aanvragen gaan digitaal. H.h.- 

er krijgt hiervan geen melding. H.h-er kan 

de gegevens in het systeem wel inzien. 

Soms geinitieerd door een hh. Dan gaat 

de v.v. mee. Afschriften kijgen de hh 

altijd. Pas sinds kort een brief 

ontvankelijkheid. Sommige doen het wel 

anderen niet. Wel afgesproken om het 

te doen. Vaak wordt er niet aan 

gedacht. 

9 Liggen afspraken vast in een managementsysteem Van de handhavingstoets wel hhavingstoets ligt vast maar de rest 

niet. Via bilateraal overleg wordt dit 

opgepakt. Op minuut moet nu de 

handhaver een paraaf zetten. Bij het 

ontwerp gebeurt dit wel bij definitief niet, 

tenzij v.s. wijzigen. 

10 Is er afstemming binnen handhaving tussen Wm 

handhaver en de Brzo-inspecteur(s) 

Zijn hierover afspraken gemaakt, beoordeelt Brzo-inspecteur 

mede 

Tot op heden is de handhaver WM 

tevens handhaver BRZO. A.g.v. 

personeelsterugloop bij Brzo-team 

kan dit wel veranderen! 

11 Liggen afspraken vast in een managementsysteem Dat is ook niet nodig als het om 

dezelfde personen gaat! 

12 Kennisgevingen BRZO als onderdeel van een 

vergunningaanvraag worden beoordeeld met 

tussenkomst van de BRZO-coordinator 

13 VR als onderdeel van een vergunningaanvraag 

worden beoordeeld met tussenkomst van de BRZOcoordinator 

14 VR-beoordeling bij aanvraag vindt plaats door 

vergunningverlening 

15 VR als onderdeel van de vijfjarencyclus worden 

beoordeeld met tussenkomst van de BRZOcoordinator 

Dit in verband met zijn coördinatiefunctie en de afstemming met 

de overheidspartners als AI, Brandweer en Waterschap. 

Dit in verband met zijn coördinatiefunctie en de afstemming met 

de overheidspartners als AI, Brandweer en Waterschap. 

Wordt afgestemd met de individuele 

Wm-handhaver 

Hier bestaat onduidelijkheid over bij 

de vergunningverlener. Komt ook nog 

zo weinig voor. Vorige v.v. heeft 

inmiddels een andere werkgever.In 

het mgt systeem staat dat de brzocoördinator 

wordt betrokken. 

nvt nauwelijks. 

nvt 

Ihk van de SOK ligt dit bij PU 

Ook hierover afspraken 

Stel afspraken vast en betrek 

vastgelegd met lokale en regionale hierbij de brandweer. Daarnaast 

brandweer. Met standaardbrieven zorgen voor voorlichting over dit 

en al ligt dit in de procedures vast. onderwerp. 

Ook wordt intern getraind 

(voorlichting) hierover. Brandweer 

is hierbij betrokken. 

tegenleescircuit is geborgd en 

lezers moeten tekenen. 

Tegenleescircuit borgen en op 

minuut daarvoor laten tekenen. 

Nog niet van toepassing geweest. is gewoon v.v.-taak. Ligt vast in de Leg vast in de procedures wat 

procedures. Coordinator wordt wel de afspraken zijn. 

op de hoogte gesteld. Krijgt c.c. 

van de v.v. dan wel van 

gemeenten 

nog niet van toepassing geweest. Hebben hiervoor de twee 

specialisten. Met name deel 1 en 

deel 3 zijn van belang bij een 

aanvraag. 

als het goed is wel. nog niet aan de 

orde geweest. 

Is onderwerp van gesprek. Zou 

wel zo moeten gaan lopen. 

Sterretjes VR door v.v. laten 

afhandelen. I.v.m. coördinatie 

Brzo coördinator betrekken. 

VijfjarenVR door h.h. laten 

afhandelen. I.v.m. coördinatie 

Brzo coördinator betrekken. 

16 VR-beoordeling bij vijfjarencyclus vindt plaats door 

handhaving 

17 Indien de BRZO-coordinator werkzaam is bij een 

gemeente (of provincie), zijn er dan afspraken 

gemaakt met de "maatlatregio BRZO-coordinator" 

18 Zijn de beoordelingen van kennisgevingen en het VR 

in co-productie tussen handhaving en 

vergunningverlening tot stand gekomen 

Brzo-inspecteur kent het bedrijf goed via de uitgebreide 

inspecties die zij al uitvoeren. 

Duidelijk moet zijn welke coordinatietaken door de gemeente 

(provincie) worden verzorgd en welke taken door de 

"maatlatregio BRZO-coordinator" worden verzorgd. Voorwaarde 

is een goede afstemming! 

Dit ligt bij handhaving omdat dit een 

rechtstreekse verplichting is die volgt 

uit wetgeving (BRZO) anders dan 

Wm. 

In de samenwerkingsovereenkomst 

staat dat beoordelingen van het VR 

door maaltaregio zullen worden 

verzorgd. 

19 Liggen afspraken vast in een managementsysteem In het managementsysteem is alleen 

het beoordelen van een VR 

opgenomen. Ten aanzien van 

kennisgevingen staat niets 

opgenomen. 

Ihk van de SOK ligt dit bij PU door v.v. Is onderwerp van gesprek. Zou 

wel zo moeten gaan lopen. Wie 

doet welke onderdelen. Wie heeft 

waar de lead. Moet samenspel 

blijven. 

Liggen vast in de SOK 

alleen voor Brzo, niet voor de overige 

Bevi bedrijven. 

Desalniettemin verwacht de Brzocoordinator 

dat het toch goed gaat. 

Concreet is het voorgekomen dat er 

een VR in 2005 was ingediend bij v.v. 

en in 2007 nog niet beoordeeld was. 

nvt 

Doen alleen iets voor gemeenten 

op verzoek. 

Zit ook AI en brandweer bij zodat 

zij mede-verantwoordelijk zijn. 

De vraag is of je alles moet 

vastleggen 


Deskundigheid op het gebied van QRA's 

Ontvankelijkheidstoets 

Taakuitvoering Beoordelen ontvankelijkheid van de 

vergunningaanvraag door de QRA te beoordelen op 

enkele algemene criteria en te vergelijken met de 

overige gegevens van de aanvraag. 

Vraag Toelichting op de vraag Provincie Utrecht 

Provincie A Provincie B Provincie C 


1 Heeft de organisatie tenminste twee medewerkers in Weet welke elementen een QRA rapportage moet bevatten en 

dienst die beschikken over kennis op het gebied van weet hoe een QRA in grote lijnen moet worden opgezet. Heeft 

Het betreft twee vergunningverleners 

en twee handhavers 

3 v.v.-ers en 4 h.h.ers. Een van hen 

wordt erbij gevraagd door v.v. op ad 

QRA's 

de opleiding QRA en inrichtingen gevolgd (BeteRZO Saxxion). 

hoc basis. 

2 Hebben deze medewerkers werkervaring op HBOniveau 

om QRA's te kunnen beoordelen. 

3 Betrekken vergunningverleners de medewerker(s) 

met QRA deskundigheid bij de beoordeling 

Hebben werkervaring op HBO-niveau en een technische HBO 

opleiding afgerond. 

Zowel bij vergunningverlening als bij handhaving kan die kennis 

aanwezig zijn, vandaar dat er staat medewerker(s) 

twee medewerkers. De ene 

medewerker is ervaren de ander 

is in opleiding. Beide beoordelen 

alles. 


Borg dat de deskundige EV 

specialist(en) betrokken 

wordt(en) 

4 Is geborgd dat een collegiale toets wordt uitgevoerd 

op de aanvraag 

5 Betrekken handhavers de medewerker(s) met QRA 

deskundigheid bij de beoordeling 

6 Liggen afspraken vast in een managementsysteem 

Een check of er bijvoorbeeld als onderdeel van de aanvraag 

een QRA moet worden ingediend. 

Handhaving krijgt de aanvraag binnen en beoordeelt mede de 

QRA. 

Nee, er is geen collegiale toets op de 

ontvankelijkheid van de aanvraag. Je 

kunt dus een QRA missen. 

NVT, doen hier niets aan. Is een taak 

voor v.v. 

Via kickoff, betrokken 

Zorg voor kick-off bijeenkomst 

medewerkers zijn hierbij aanwezig, waarbij alle betrokkenen 

wordt al aangegeven of EV een aanwezig zijn. 

issue is. Betrokkenheid ligt 

hiermee vast. 

nvt zij beoordelen niet Taak voor v.v. 

7 Wordt de toets door inhuur van deskundigheid 

betrokken 








deskundigheid in huis te hebben om een toets van 

ontvankelijkeid van QRA's te kunnen uitvoeren. 

Wel eens. Meer als ondersteunend. Nog niet van toepassing geweest. in het geval v.v. dossiers zijn uitbesteed 

Inhuur vindt plaats op basis van de 

ervaring van de betreffende 

medewerker. Hoeft dus geen MLO te 

zijn. 

Als het adviesbureau aangeeft de 

deskundigheid in huis te hebben mag je 

daar ook vanuit gaan. 

Contractueel als provincie blijf je verantwoordelijk. Is nog niet geregeld via raamcontracten 


periode deskundigheid in te huren. 

Inhuur vindt plaats ad hoc. 

Is geen selelctiecriterium. Besteed de 

procedure uit. Je gaat ervan uit dat zij 

dit dan meepakken. 

Beoordelen QRA 

Taakuitvoering Beoordelen op inhoudelijkheid. Is uitgegaan van de 

juiste invoergegevens Na kunnen gaan met welke 

nauwkeurigheid de afstanden en of waarden in de 

QRA zijn be- cq is gerekend. 

Vraag 

1 Betrekken vergunningverleners de medewerker(s) 

met QRA deskundigheid ook bij de inhoudelijke 

beoordeling 


Zowel bij vergunningverlening als bij handhaving kan die kennis 

aanwezig zijn, vandaar dat er staat medewerker(s) 

2 Hebben die medewerkers ook daadwerkelijk Twee van de drie medewerkers hebben een technische HBOachtergrond, 

allen hebben cursus Safeti-NL gevolgd en hebben 

inhoudelijke kennis op het gebied van het beoordelen 

van QRA's 

deelgenomen aan terugkomdagen in 2008 van het RIVM ivm 

Safeti-NL. Weten daardoor algemene vragen te stellen aan 

risico-analist over de opzet van de QRA. Weet significante 

afwijkingen in te schatten tussen berekende PR-contour en 

tabelafstand Revi. Het resultaat over het GR moet globaal 

gerelateerd kunnen worden met dichtheidstabellen. Heeft kennis 

van chemische eigenschappen van stoffen en 

procestechnologie. Kennis van bronmaatregelen. 

3 Beoordelen tenminste twee van de drie medewerkers Een medewerker mag in opleiding zijn om de continuïteit te 

jaarlijks tenminste zes QRA's 

waarborgen 




De EV deskundigen bij v.v. worden 

Er is geen QRA-specialist in huis. met kennis van het bedrijf Bij het vooroverleg zit de 

wel betrokken maar geven slechts 

deskundige (het is er een) om aan 

aan bij welke organisatie een gehele 

te geven wat in het QRA moet 

beoordeling kan worden uitgevoerd. 

worden meegenomen! Het gaat 

De deskundige bij h.h. wordt niet 

hier dus ook al over selecties. 

betrokken, tenzij het een QRA betrfet 

als onderdeel van een VR 


De EV deskundigen bij v.v. voeren 

geen reality check uit op de QRA en 

weten daardoor geen gerichte vragen 

te stellen aan het RIVM. Bij 

handhaving wordt door Brzocoordinator 

wel een reality check 

uitgevoerd en hij stelt gerichte vragen 

aan het RIVM. Hij is de enige van de 

drie medewerkers die naar de 

terugkomdag geweest is ivm safeti-nl. 

Een van de EV-deskundigen van v.v. 

heeft safeti-nl inmiddels van zijn 

computer verwijderd. 

Aanbod is te gering. Misschien twee 

QRA's op jaarbasis. 

geen safeti-nl geinstalleerd. 

Betrek QRA deskundige al 

direct door hem aan het 

vooroverleg te laten deelnemen. 

let wel het zijn twee medewerkers. Bij prov. C is een deskundige 

Er worden circa 3 QRA's op medewerker aanwezig die een 

jaarbasis voorgelegd aan de tweede medewerker inwerkt op 

provincie om te beoordelen. Een beoordelingen. 

medewerker voert ook 

beoordelingen uit voor gemeenten 

of stelt QRA's op voor bedrijven 

(wel buiten de provinciegrenzen 

om belangenverstrengeling te 

voorkomen) 

4 Wordt na beoordeling van een QRA ook naar de 

effecten gekeken in de milieuvergunning 

10-6 contouren worden wel vastgelegd 

+ productiecapaciteit en aanvraag als 

onderdeel van de vergunning. 


5 Wordt na beoordeling van een QRA ook naar de 

effecten gekeken in RO-plannen 

6 Worden er QRA's door inhuur van deskundigheid 

beoordeeld 

Dat staat vast, niet staat vast wie v.v. 

hiervoor gaat benaderen. 

Als duidelijk wordt dat er een probleem 

ontstaat gaat men in overleg met de 

gemeenten. Als de effecten gering zijn 

dan wordt dit niet meegenomen. Als er 

twijfel is bij de v.v. is het de vraag of dit 

overkomt. 

Zodra dit speelt. Ad hoc. RIVM, Tebodin en evt. ZZP'er tenzij het arbitraire (moet je links of Zelf beoordelen en bij 

rechtsom) zaken betreft dan vraag onduidelijkheden vragen 

uitgezet bij RIVM. Niet standaard voorleggen aan het RIVM 

wordt een QRA voorgelegd met 

vragen aan het RIVM. 




deskundigheid in huis te hebben om QRA's te kunnen 


Weten we niet. Is zaak voor degene die wordt 

ingehuurd 





10 Wordt er op gelet dat de inhuurder die QRA 

beoordeelt niet gelijk is aan de maker van het QRA 

Contractueel 


periode deskundigheid in te huren. Is rekening gehouden met 

incidenten en onvoorziene werkzaamheden! 

Pas op voor belangenverstengeling. 

Het maken van QRA's 

Taakuitvoering QRA opstellen met Safeti-NL en de resultaten van de 

QRA verantwoorden door alle aspecten weer te 

geven die nodig zijn om het resultaat te kunnen 

verifiëren. 

Vraag 

1 Zijn er van de medewerkers die QRA's inhoudelijk Drie medewerkers is optimaal in verband met het bieden van 

beoordelen, ook medewerkers bij die op verzoek een continuiteit 

QRA kunnen opstellen 

2 Zijn de medewerkers die QRA's kunnen opstellen 

voldoende opgeleid 


Om QRA's te kunnen opstellen is vakkennis vereist, zoals: het 

begrijpen van de Handleiding risicoberekeningen BEVI, het 

kunnen beoordelen van fysische transportverschijnselen (PGS 

2, gele boek), beheersen algemene risicoanalysemethoediek 

(PGS 3, paarse boek), kennis van beginselen toxicologie, kennis 

rond opstellen van foutenbomen en gebeurtenissenbomen 

e.d.Kennisnveau ligt op HBO chemische technologie. 




Niemand kan het, te weinig aanbod 

een medewerker. 

Bij prov C is een medewerker 

om hier ervaren in te zijn. 

die wel QRA's kan opstellen. 

3 Worden er QRA's opgesteld Indicatief bijv. NH3opslag check 

op 10-6 contour wel, geen 

volledige rapportage. Dus 

invloedsgebied wordt onderzocht. 

een medewerker. 

4 Worden er QRA's door inhuur van deskundigheid 

opgesteld 

Alleen in bijzondere gevallen, te 

weten als een bedrijf niet 

noodzakelijkerwijs verplicht is een 

QRA aan te bieden. 

in 2007 zijn er 2 QRA's opgesteld In 

2008 nu al een (QRA-steunpunt zit in 

Schiedam, DCMR) 

doet het zelf en om discussie aan 

te gaan met het bedrijf. Zo van uit 

indicatieve berekeningen blijkt dat 

…. 





7 Indien inhuur plaatsvind, is er in een raamcontract 

voorzien die rekening houdt met incidenten en 

onvoorziene werkzaamheden 

DESKUNDIGHEID: Heeft de organisatie die word ingehuurd 

verklaart voldoende deskundigheid in huis te hebben om QRA's 

te kunnen opstellen. 

Het is nog niet voorgekomen. N.V.T. 

VERANTWOORDELIJKHEID: Contractueel 





Het verantwoorden van het Groepsrisico 

Taakuitvoering Bijeenbrengen van informatie ter motivering van het 

besluit. Onderbouwd de maatregelen ter beperking 

van het groepsrisico en het beoordelen van de 

zelfredzaamheid en de voorbereiding van de 

rampbestrijding. 

Vraag 

1 Heeft de organisatie drie medewerkers in dienst die 

het Groepsrisico kunnen motiveren 


Drie medewerkers (twee en een in opleiding) is optimaal in 

verband met het bieden van continuiteit. 


Provincie A 

Provincie B 

Provincie C 


Wel worden de adviezen van de 

brandweer hierbij betrokken. 

Er is een EV-coordinator die dat wel kan. 

Adviezen van de brandweer worden 

betrokken. 

treden niet in overleg. Brandweer wordt 

in de gelegenheid gesteld. Soms geeft 

de brandweer advies. Eigenlijk altijd 

onder de orienterende waarde voor 

zover bekend. 

twee medewerker en bij RO zijn 

medewerkers die het voor RO 

kunnen maar komen vaak bij de 

twee medewerkers voor advies bij 

v.v. 


Prov. C antwoorden zijn best 

practices. 

2 De medewerkers die de QRA's inhoudelijk 

beoordelen zijn dat ook de medewerkers die het GR 

verantwoorden 

3 Zijn de medewerkers voldoende opgeleid Om het GR te kunnen beoordelen is vakkennis vereist, zoals: 

het kunnen benoemen van maatregelen die het GR kunnen 

verminderen, kennis en begrip van QRA's, begrip van 

mogelijkheden rampbestrijdingsorganisatie, kennis van 

verspreidingsprocessen van gevaarlijke stoffen en fysische 

verschijnselen van optredende effecten, kennis van 

beschermings-maatregelen en technieken bij de bestrijding en 

beperking gevolgen, het kunnen toepassen van de handreiking 

verantwoording groepsrisico. Kennisniveau is technische HBOopleiding 

of HVK. 

4 Hebben de medewerkers kennis om effectafstanden 

te kunnen berekenen 

Om effectafstanden te kunnen berekenen is vakkennis vereist, 

zoals: inhoudelijke kennis van Effects 7.3, inhoudelijke kennis 

om Probit, Dosis en Blootstellingsduur te kunnen berekenen, 

Inhoudelijke kennis van databestanden (Serida), inhoudlijke 

kennis van het berekenen van slachtofferaantallen (methode als 

genoemd in IPO 08 project). 

5 Hebben de medewerkers kennis voor het beoordelen Om zelfredzaamheid te kunnen beoordelen is vakkennis vereist, 

van de zelfredzaamheid 

zoals: inhoudelijke kennis van de methodiek(en) om de 

hulpverleningsbehoefte aan slachtoffers te kunnen bepalen die 

gebruikt wordt bij de GHOR, kennis van 

zelfredzaamheidmethodieken (typologie van zwelfredzaam 

gedrag, risicoanalyse kennis over optredende effecten, soorten 

van maatregelen), kostenbaten-analyses beoordelen en/of 

opstellen voor zelfredzaam gedrag bevorderende maatregelen. 

6 Hebben de medewerkers kennis voor het beoordelen Om dit te kunnen beoordelen is vakkennis vereist, zoals: 

van de voorbereiding van de rampbestrijding inhoudelijke kennis over de documenten Leidraad maatramp en 

Leidraad operationele prestaties (bepalen hulpaanbod), 

inhoudelijke kennis van de methodieken om de 

hulpverleningsbehoefte aan slachtoffers (hulpvraag) te kunnen 

bepalen, inzicht in het opstellen van een rampbestrijdingsplan, 

kennis over inzetbaar bestrijdingsmaterieel, basiskennis 

crisimanagement, basiskennis organisatiekunde en logistiek 

management. 

7 Worden door de medewerkers jaarlijks groepsrisico's 

verantwoord (ca. drie) 

ERVARING: Optimaal is als iedere medewerker jaarlijks 

tenminste drie verantwoordingen uitvoerd. 

De individuele v.v. dient zelf de 

motivering te verzorgen. Hij kan wel 

geholpen worden door de EV 

deskundigen. 

Alleen de EV deskundigen. 

Motivering (consideranstekst) wordt wel 

door de EV-deskundige opgesteld. 

Op het gebied van de modellering en 

QRA's te weinig kennis in huis. 

indien gewenst ondersteuning van v.v. 

door de specialisten 

Dat zit bij de brandweer. Zit bij de brandweer. krijg je erbij uit Safeti-NL 

Dat zit bij de brandweer. Zit bij de brandweer. brandweer advies nodig. 

Regionale brandweer wordt actief 

benaderd. Zijn afspraken gemaakt 

en geborgd waarbij de procedure 

in gezamenlijkheid is opgezet. 

Dat zit bij de brandweer. Zit bij de brandweer. idem 

Zo vaak komt dat niet voor. 

zie noot 

8 Worden er Groepsrisico's verantwoord door inhuur 

van deskundigheid 

De brandweer wordt gevraagd advies 

uit te brengen. 

De brandweer. Naast de brandweer ook 

in specifieke gevallen bij externe 

adviesbureaus (te denken valt aan het 

beoordelen van bestemmingsplannen). 

brandweer adviseert. GS beslist. 



DESKUNDIGHEID: Heeft inhuurorganisatie verklaart voldoende 

deskundigheid in huis te hebben om GR's te kunnen 

verantwoorden 

De VRU werkt er aan (NIM opleiding 

wordt gevolgd) om een MLO te 

worden maar is het nog niet. 

HVD Flevoland (thans brandweer nvt 

Flevoland) is geen MLO maar heeft een 

contract met HVD Groningen die wel een 

MLO is. 

nvt 



11 Indien inhuur plaatsvind, is er in een raamcontract 

voorzien die rekening houdt met incidenten en 

onvoorziene werkzaamheden 

VERANTWOORDELIJKHEID: Contractueel 




Prv. B: Met een van de drie brandweerregio's is een protocol opgesteld van wat je over en weer van elkaar mag verwachten. Bij die ene regio ligt ook vast dat zij adviseren op het GR. 

Prv. B: Er is nu geen tweede lezer geborgd die checkt of een volledige toets heeft plaatsgevonden dan wel op uniformiteit. Gevolg is dat er documenten de deur uitgaan zonder volledigheidscheck. 


Bijlage 4: 

SWOT analyses 


SWOT-analyses 

Ad “onderzoek naar de implementatie van landelijk in provinciaal beleid” 

Hoofdstuk Sterkte Zwakte Kansen Bedreigingen 

Implementatie BOAG-M norm 

provincie Utrecht t.o.v. provincie 

A, B en C (zie hoofdstuk 5) 

Externe veiligheid provincie 

Utrecht t.o.v. provincie A, B en C 

(zie hoofdstuk 5) 

- De Provincie Utrecht biedt 

inliggende gemeenten de 

mogelijkheid om ten alle tijde 

aan te sluiten bij haar BRZOorganisatie. 

- Provincie Utrecht voldoet aan 

de maatlat BRZO. 

- Provincie B en C hebben 

ruimschoots voldoende 

bedrijven in portefeuille om 


bedrijven te voldoen. 

- Onderliggend onderzoek loopt 

vooruit op komende 

opdrachten om de gevolgen 

van de maatlat Externe 

Veiligheid in kaart te brengen. 

- Provincie Utrecht voldoet niet 


bedrijven. 

- De Regio Midden en Oost 

Nederland heeft geen invulling 

gegeven aan de opdracht 

Regionaal samen te werken. 

Inmiddels dringt het BRZOcoördinatoren 

overleg aan op 

samenwerking. 

- Intenties om samen te werken 

op het gebied van BRZOhandhaving 

worden door een 

viertal inliggende gemeenten 

niet gerealiseerd. 

- Regio Midden en Oost 

Nederland lopen niet voorop 

bij nieuwe ontwikkelingen. 

- Regionale samenwerking 

vormgeven om zodoende als 

gehele Regio een sterke 

slagvaardiger 

maatlatorganisatie te vormen. 

- Onderliggend onderzoek naar 

de maatlat Externe Veiligheid 

biedt de mogelijkheid om 

oplossingsrichtingen mee te 

nemen binnen enerzijds de 

provinciale organisatie en 

anderzijds Regionale 

samenwerking. 

- Provincie Utrecht blijft met 

negen bedrijven een kleine 

maatlatorganisatie. 

Inspecteurs kunnen zodoende 

minder snel deskundigheid en 

ervaring opbouwen. 

- Door niet aan de norm te 

voldoen (zoals de tien 

bedrijven norm en de 

oplossingsvariant Regionale 

samenwerking) komt de Regio 

Midden en Oost Nederland in 

een uitzonderingspositie ten 

opzichte van andere provincies 

die wèl samenwerken. 

- Inzet om eventuele Regionale 

samenwerking vorm te geven 

wordt onderuit gehaald door 

berichten over 

schaalvergroting op landelijk 

niveau [16]. 

- (te) Laat anticiperen op 

ontwikkelingen houdt in dat 

omgeving de wijze van 

implementatie bepaalt. 

Scriptie: BRZO: Utrecht gaat Extern 1

Ad “Onderzoek naar implementatie van de maatlat BRZO” 


Inspecteurs en 

bedrijven van 


afgezet tegen 

maatlat BRZO (zie 

hoofdstuk 6.1) 

Provincie Utrecht voldoet aan de 

maatlat BRZO. 

Provincie Utrecht heeft weinig 

complexe bedrijven in 

portefeuille. 

- Regionale samenwerking biedt, indien 

inspecteurs worden uitgewisseld, de 

mogelijkheid om branches / vergelijkbare 

bedrijven uniform te benaderen. 

- Bij Regionale samenwerking zijn in de 

inspectiepool meer dan voldoende 

inspecteurs aanwezig om te voldoen aan 

de maatlat eisen BRZO. 

- Huidige 

bedrijfsportefeuille biedt 

hoog opgeleide 

inspecteurs weinig 

uitdaging. 

- Indien één van de 

inspecteurs vertrekt wordt 

al niet meer aan de 

maatlat BRZO voldaan. 

Deskundigheid 

provincie Utrecht (zie 


Organisatorische 

borging algemeen 


hoofdstuk 6.3.1) 


borging 

samenwerking met 

gemeenten door 



Onderdeel is volgens beste werkwijze 

ingevoerd. 

- De inspecteurs voeren per jaar 

voldoende inspecties uit. 

- Uit een jaarplanning blijkt welke 

inspecteur welke inspecties uitvoert. 

- Er is sprake van structurele 

samenwerking tussen provincie 

Utrecht, provincie Flevoland en een 

drietal gemeenten. 

- Inspecties in het kader van het 

handhavingstraject worden eveneens 

door provincie Utrecht voor de 

samenwerkende partijen (provincie 

Flevoland, gemeente Almere, Rhenen 

en Nieuwegein) uitgevoerd. 

- Naast inspecties bestaat voor 

samenwerkende partijen de 

- Er is geen visie ten aanzien 

van opleidingen ontwikkeld, 

ook niet bij de provincies A, 

B en C. 

- Medewerker bepaalt of hij tijd 

heeft om de opleidingen uit 

het plan wel/niet te volgen. 

- Eén van de inspecteurs 

besteedt geen 40 dagen aan 

BRZO taken (is minimum eis 

maatlat BRZO). 

- Per 1 januari 2009 stopt 

diezelfde medewerker met 

het uitvoeren van BRZOinspecties. 

De organisatie 

bestaat dan slechts uit één 

eigen inspecteur en een 

ingehuurde inspecteur. 

- Provincie Utrecht is te klein 

om eventueel een 

inspectiepool te creëren, 

zoals door provincie B wel is 

gelukt. 

- Regionale samenwerking biedt de 

mogelijkheid een regionale 

opleidingsvisie / opleidingenplan op te 

stellen. 


mogelijkheid dat volstaan kan worden 

met twee inspecteurs. 

- Bij regionale samenwerking kan bij tijdelijk 

gebrek aan capaciteit (zoals bij ziekte) 

beroep op samenwerkende partij worden 

gedaan. 

- Omdat reeds sprake is van samenwerking 

met gemeenten kan eventuele verbreding 

plaatsvinden. Zo kunnen gemeenten 

bijvoorbeeld hun kennis en ervaring op 

gebied van Ruimtelijke Ordening delen. 

- Omdat visie en sturing 

inzake scholing 

ontbreken, is het 

onduidelijk of gewenste 

deskundigheid wordt 

opgebouwd. 

- Per 1 januari 2009 dreigt 

de organisatie te 

afhankelijk te worden van 

externe adviseur om nog 

aan minimum-eis uit de 

maatlat BRZO te voldoen. 

- Zonder samenwerking 

met gemeenten voldoet 

Provincie Utrecht niet aan 

de maatlat norm van tien 

bedrijven. 


Ad “Onderzoek naar implementatie van de maatlat BRZO” 


mogelijkheid om ondersteuning te 

vragen op beoordelingen van QRA’s, 

Veiligheidsrapportages en onderdelen 



borging 

samenwerking 

tussen de provincies 

Utrecht, Flevoland, 

Overijssel en 

Gelderland (zie 


Cultuur, 

betrokkenheid 


t.o.v. provincie A, B 

en C (zie hoofdstuk 

6.3.4) 

Cultuur, handhaving 


t.o.v. provincie A, B 

en C (zie hoofdstuk 

6.3.4) 

- De provincies hebben eerst de 

inliggende gemeenten benaderd om 

samen te werken, de aldus verkregen 

ervaring kan worden gebruikt voor 

Regionale samenwerking. 

- BRZO-coördinatoren werken landelijk 

met elkaar samen in IPO verband. 

- Leidinggevende heeft de opleiding 

voor leidinggevenden en 

coördinatoren gevolgd. 

- BRZO-coördinator is tevens 

uitvoerende en weet daardoor 

informatie en oordelen in rapportages 

op waarde te schatten. 

- BRZO-coördinator houdt bestuurders 

en leidinggevenden, zowel intern als 

binnen het samenwerkingsverband, 

op de hoogte. 

- Bij provincie Utrecht is een en ander 

volgens beste werkwijze ingevoerd. 

- Op uitvoerend niveau wordt 

nog niet met de provincies B 

en C samengewerkt. 

- Leidinggevende heeft 

onvoldoende kennis om 

rapportages te kunnen 

beoordelen en ziet af van 

deelname aan landelijke 

informatiedagen. 

- Onvoldoende wordt extern 

gecommuniceerd met 

gemeenten die niet 

deelnemen aan 

samenwerking met de 

provincie. 

- Afspraken zijn niet geborgd in 

het kwaliteitsmanagementsysteem. 


mogelijkheid om kennis te delen, zoals bij 

het organiseren van bijeenkomsten voor 

zowel uitvoerenden als managers. 

- Samenwerking biedt de mogelijkheid 

overheidspartners uniform te benaderen. 


mogelijkheid om een inspectiepool te 

vormen en te leren van de ervaringen van 

provincie B. 

- Kennisuitwisseling tussen inspecteurs is 

eenvoudig te organiseren indien een 

inspectiepool gevormd wordt binnen de 

Regio Midden en Oost Nederland. 

- Regionalisering versterkt de uitwisseling 

van kennis waardoor kwaliteitstoets op 

rapportages verder verbetert kan worden. 

- Regionalisering biedt mogelijkheden om 

een gezamenlijke visie ten aanzien van 

communicatie te ontwikkelen. 

- Zonder samenwerking 

voldoet Regio Midden en 

Oost Nederland niet aan 

opdracht om 

Regionalisering vorm te 

geven, zoals vastgelegd 

in de BOAG-M notitie. 

- Financiering van de 

uitvoering is tot 1-1-2010 

via 

“programmafinanciering 

externe veiligheid” 

geregeld; na 1-1-2010 is 

financiering onduidelijk. 

- Indien tussentijds geen 

afstemming plaatsvindt 

tussen handhaver Wet 

milieubeheer en BRZOinspecteur 

kunnen 

afspraken met elkaar 

conflicteren. 


Ad “Onderzoek naar de mate waarop aan maatlat Externe veiligheid wordt voldaan” 


Deskundigheid 

provincie Utrecht t.o.v. 

provincie A, B en C 

(zie hoofdstuk 7.1) 

- Provincie Utrecht voldoet aan beste 

werkwijze. 

- Hoewel voldaan wordt aan eis, om 

tenminste twee medewerkers in dienst 

te hebben is dit aantal kwetsbaar als 

kritische massa. 

- Interprovinciale 

samenwerking vergroot 

kritische massa. 


borging van het thema 

veiligheid bij de 



Deskundigheid 

provincie Utrecht op 

het gebied van 


ontvankelijkheid (zie 


Beoordelen QRA door 



- Onderzoek wordt gedaan naar de 

mate waarin de vergunningen een 

actuele veiligheidsparagraaf hebben. 

- Onderzoek wordt gedaan om na te 

gaan of de bestemmingsplannen 

voorzien zijn van een actuele 

paragraaf externe veiligheid. 

- Saneringsgevallen zijn bekend. 

- VR-beoordelingen vinden plaats in 

samenwerking met BRZO-coördinator. 

- Beoordeling kennisgevingen vinden 

plaats in samenwerking tussen 

handhaving en vergunningverlening. 

- Provincie Utrecht heeft vier 

medewerkers (twee bij 

vergunningverlening en twee bij 

handhaving) die beschikken over 

voldoende kennis op het gebied van 

QRA’s. 

- Na beoordeling van een QRA wordt 

gekeken wat de effecten zijn ten 

aanzien van de milieuvergunning en 

RO-plannen. 

- Als onderdeel van vijfjarencyclus VR 

wordt een QRA door deskundigen bij 

handhaving beoordeeld. 

- Onbekend is het aantal vergunningen, 

dat een actuele paragraaf externe 

veiligheid heeft. 

- Naar eigen inzichten van 

vergunningverlener wordt deskundige 

collega wel/niet betrokken. 

- Afspraken rond de beheersing van het 

thema externe veiligheid ligt niet vast 

in kwaliteitsmanagementsysteem. 

- Handhavingtoets 

conceptvergunningen vindt wel plaats 

maar is niet geborgd door middel van 

aftekenlijst. 

- Er is na ontvangst van de 

vergunningaanvraag geen kick-off 

bijeenkomst die nagaat of deskundige 

inbreng noodzakelijk is. Gevolg is dat 

deskundige beoordeling op het QRA 

kan uitblijven, dan wel door 

ondeskundige wordt beoordeeld 

- Begrip deskundige of specialist is niet 

uitgewerkt, niet vastgelegd 

- Vergunningverleners voeren zelf geen 

QRA beoordelingen uit. 

- Bij handhaving is slechts één 

veiligheidsdeskundige die QRA 

beoordelingen kan uitvoeren en 

kritische vragen weet te stellen aan 

het RIVM. Er is kortom onvoldoende 

kritische massa aanwezig. 

- Geen enkele provincie voldoet aan de 

eis om tenminste zes QRA’s op 

jaarbasis te beoordelen. 

- Provincie C heeft een 

handboek over ruimtelijke 

plannen geschreven waarvan 

gebruik kan worden 

gemaakt. 

- Provincie C heeft procedures 

rond het thema externe 

veiligheid opgesteld waarvan 

gebruik kan worden 

gemaakt. 

- Van de afspraken rond 

afstemming tussen provincie 

C en brandweer kan worden 

geleerd. 

- Bij regionale samenwerking 

kan worden afgesproken om 

expertise op QRA 

beoordelingen in regionaal 

verband verder uit te bouwen 

- Binnen Regio Midden en 

Oost Nederland zijn 

tenminste twee medewerkers 

aanwezig met QRA 

beoordelingsdeskundigheid. 


kan worden voldaan aan de 

eis om door enkele 

deskundigen zes QRAbeoordelingen 

op jaarbasis 

te laten uitvoeren. 

- Het ontbreekt aan visie om 

opgebouwde deskundigheid 

op peil te houden. 

- Het (kwaliteits)proces rond het 

thema externe veiligheid is 

onvoldoende geborgd. 

- Indien door inhuur een slechte 

beoordeling van de QRA 

plaatsvindt, blijft 

verantwoordelijkheid over die 

beoordeling bij de provincie 

liggen. Voorkom 

schijnzekerheden. 

- Know how die regionaal wordt 

opgebouwd gaat verloren door 

BRZO-uitvoering landelijk 

vorm te geven. 


Ad “Onderzoek naar de mate waarop aan maatlat Externe veiligheid wordt voldaan” 


Maken van QRA door 



Het verantwoorden van 

het groepsrisico door 



- Provincie Utrecht is zich bewust van 

het feit geen QRA te kunnen 

opstellen. Ook is daar, simpelweg, te 

weinig vraag naar. 

- De provincie heeft voldoende 

deskundigen / specialisten in dienst 

die informatie kunnen beoordelen ter 

motivering van de verantwoording van 

het groepsrisico. 

- Provincie Utrecht heeft geen 

medewerker die gelegenheid krijgt om 

een QRA op te stellen. Visie en 

middelen ontbreken. 

- Vergunningverleners die geen 

deskundige zijn, via opleiding en 

ervaring, beoordelen zelf de informatie 

ter motivering van de verantwoording 

van het groepsrisico. 

- Het komt zelden voor dat motivering 

van de verantwoording van het 

groepsrisico moet plaatsvinden. 

Gevolg is dat daardoor know-how niet 

wordt opgebouwd. 

- De regionale brandweer, 

VeiligheidsRegio Utrecht (VRU), heeft 

te kampen met onderbezetting wat 

leidt tot trage, dan wel, geen 

advisering. 

- De Regionale brandweer (VRU) 

voldoet als gevolg van onderbezetting 

niet aan de eisen die de maatlat stelt 

op omvang. 


kan ervoor worden gekozen 

om beschikbare expertise, 

verder uit te bouwen. Dit met 

het doel indicatieve 

onderzoeken uit te voeren. 

- Regionale samenwerking 

biedt de mogelijkheid om van 

elkaars expertise gebruik te 

maken. 

- Procedures die door andere 

provincies zijn ontwikkeld 

gebruiken om de eigen 

organisatie te versterken. 

- Procedures die door andere 

provincies zijn ontwikkeld 

gebruiken om in 

samenspraak met het VRU 

te komen tot verbetering van 

de afspraken. 

- Er is te weinig kritische massa 

en te weinig vraag naar het 

maken van QRA’s om 

zelfstandig, dan wel als Regio, 

expertise op te bouwen. Ook 

ontbreekt het aan visie. 

- Herkennen of het groepsrisico 

een aandachtspunt is, of niet, 

wordt door de niet opgeleide 

vergunningverlener niet 

opgemerkt. 

- Ondeskundige motivering van 

de verantwoording van het 

groepsrisico leidt tot onjuiste 

motivering. 

- Er is te verblijvend 

afgesproken een deskundige 

bij motivering te betrekken 

- Trage advisering kan leiden tot 

overschrijding wettelijke 

proceduretermijnen. 

- Het ontbreken van advies over 

het beoordelen van 

zelfredzaamheid en 

voorbereiding van de 

rampbestrijding door het VRU, 

leidt tot onvolledige 

verantwoording. 


Bijlage 5: 

Memo Regionale samenwerking BRZO tussen de 

provincies Utrecht, Gelderland, en Overijssel 


Memo 

Regionale samenwerking Brzo tussen de 

provincies Utrecht, Gelderland en Overijssel 

Aan : Managers Brzo Overijssel, Gelderland en Utrecht 

Van : Brzo-coördinatoren 

d.d. : 28 mei 2008 

Inleiding: 

Doel van dit memo is om uiteindelijk tot een managementbeslissing te komen op welke wijze de 

provincies Gelderland, Overijssel en Utrecht op het gebied van de Brzo-taken Regionaal gaan 

samenwerken en hoe die samenwerking er uit zal komen te zien. 

Gerefereerd wordt aan de oplossingsvariant uit de BOAG-M-notitie d.d. 30 augustus 2006. 

In deze notitie die op 14 september 2006 door BOAG-M is vastgesteld, wordt nader ingegaan op de 

vormen van samenwerken. Ook is recentelijk nogmaals via de landelijke stuurgroep Brzo verzocht om 

invulling te geven aan de in de notitie beschreven regionale provinciale samenwerkingsvorm Utrecht, 

Flevoland, Gelderland en Overijssel. In de notitie staat het volgende in de samenvatting: Uitgangspunt 

is dat inspecteurs primair worden ingezet binnen de eigen provincie en dat daarnaast structureel en 

incidenteel gebruik gemaakt kan worden van gekwalificeerde inspecteurs van andere provincies. Over 

de voorwaarden van deze inzet worden zowel financieel, juridisch en organisatorisch heldere en 

eenduidige afspraken gemaakt. Dit memo is een opstap om te komen tot invulling van de BOAG-M 

notitie. 

Situatieschets: 

Gelderland heeft 7 VMS inspecteurs op max. 30 bedrijven 

Overijssel heeft 3 VMS inspecteurs op 15 bedrijven 

Utrecht heeft 3 VMS inspecteurs op 9 bedrijven 

Als afzonderlijke provincies hebben wij als uitgangspunt genomen om zelf voldoende gekwalificeerde 

Brzo-inspecteurs op te leiden en in te zetten bij inspecties op Brzo-bedrijven in de eigen provincie. 

Voor het opleiden en inwerken van medewerkers zijn investeringen gedaan (ca. € 6000 per 

medewerker met daarbij 2 à 3 jaar inwerktijd (ruwe schatting)). Via de afzonderlijke 

inspectieprogramma’s is bestuurlijk is vastgelegd dat Brzo-bedrijven jaarlijks specifiek op de naleving 

van het Brzo worden gecontroleerd. Wanneer een VMS inspecteur vertrekt of langdurig ziek wordt, 

ontstaat, in de provincies Overijssel en Utrecht, maar in mindere mate ook in Gelderland, een back-up 

probleem en mogelijk een capaciteits- en/ of kennistekort. De vraag die dan ontstaat is hoe dit 

probleem met capaciteit en/of kennis wordt opgelost. Daarbij kan in verschillende richtingen worden 

gedacht, waarbij direct de volgende vragen zich voordoen: 

Willen we als afzonderlijke provincie zelfstandig de Brzo-taken blijven uitvoeren 

Willen we bij een dreigend capaciteits- of kennistekort Brzo-inspecteurs van andere 

provincies inlenen of eigen Brzo-inspecteurs aan andere provincies uitlenen Deze principeuitspraak 

is gemaakt via BOAG-M d.d. 14 september 2006, maar niet formeel vastgelegd. 

Gaan we bij een capaciteits- en kennistekort wederom medewerkers opleiden (in de 

wetenschap dat een opleidingstraject en het opbouwen van ervaring minimaal 2 à 3 jaar 

duurt) 

Afhankelijk van de antwoorden op deze vragen, zal sprake zijn van ofwel incidentele ofwel structurele 

samenwerking. 

Stellers: M. Ellenbroek; P. Andringa en R. Schipper 

Pagina: 1

Daarnaast blijft het feit dat we, de BRZO coördinatoren, van mening zijn in algemene zin meer 

te kunnen betekenen voor elkaar door efficiënter gebruik te maken van elkaars initiatieven. 

Voorstel: 

De Brzo-coördinatoren van de provincies Gelderland, Overijssel en Utrecht stellen voor: 

Op het niveau van inspecties: 

o Een inspecteur houdt ruggespraak met een inspecteur van een andere provincie, om 

specifieke casus te bespreken. Hierbij wordt “kenniscapaciteit” geleverd. 

Op het niveau van kennis: 

o Organisatie van een regionale bijeenkomst voor alle uitvoerenden met als doel 

praktijksituaties te bespreken en van elkaar te leren. 

Op het niveau van coördinatie: 

o Organisatie van een gezamenlijk planningsoverleg met als doel afspraken te maken 

met alle betrokken uitvoerenden voor het volgende kalenderjaar. 

o Organisatie van een gezamenlijk managementoverleg. Zie toelichting* 

Op termijn samenwerking verbreden naar: 

o Realiseren van een provinciaal overstijgend inspectieprogramma. 

o Uitwisselen van inspecteurs aan de andere provincies. Dit ter bevordering van de 

kwaliteit van de inspecteurs en de inspecties en ter verbetering van de kennis en 

werkwijze. 

o Intercollegiale toetsing. 

o Monitoring op kwaliteit uitvoering Brzo. 

o Het formuleren van prestatie-indicatoren. 

o Incidentenonderzoek. 

Bovenstaande is niet limitatief. Nadere invulling zal plaatsvinden op basis van het 

managementoverleg. 

Besluitvorming: 

Onderstaande punten zijn punten voor het managementoverleg. Gevraagd wordt om een 

(voorbereidend) besluit te nemen over: 

A. het al of niet samenwerken van de provincies Gelderland, Overijssel en Utrecht in de 

uitvoering van Brzo-inspecties in geval van capaciteits- of kennisgebrek bij een provincie. 

B. de vorm van samenwerking wanneer gekozen wordt voor samenwerking. 

C. dat samenwerking zal plaatsvinden waarbij uren geleverd worden tegen betaling van een nog 

vast te stellen uurtarief. 

D. onderwerpen als beschreven in bovenstaand voorstel. 

Toelichting *: 

In 2007 heeft elke provincie afzonderlijk managementoverleg met de Arbeidsinspectie, de Regionale 

brandweer en eventueel met de bevoegde gezagen Wm (waarvoor Brzo-taken worden uitgevoerd). 

Regie vindt plaats door de Brzo-coördinator. 

Omdat bij deze overleggen deels dezelfde partners betrokken zijn èn ter invulling van de in de BOAG- 

M gekozen oplossingsvariant, kan het managementoverleg verbreed worden tot een regionaal overleg 

met Arbeidsinspectie (1), de Regionale brandweer (5) en de provincies (3). In dit managementoverleg 

wordt de uitvoering van de Brzo-inspecties besproken en worden hierover afspraken gemaakt. 

Uitgangspunt is dat bij dit regionale overleg de samenwerking van de provincies zorgt voor 

slagvaardiger optreden richting Arbeidsinspectie en de Regionale brandweer. 

Om tot een werkbare overlegstructuur te komen zouden afspraken gemaakt moeten worden met de 

gemeentelijk bevoegde gezagen Wm en het provinciale bevoegde gezag Wm dat namens hen de Brzocoördinatoren 

aanwezig zullen zijn. 

--##---- 

Stellers: M. Ellenbroek; P. Andringa en R. Schipper 

Pagina: 2

Bijlage 6: 

Samenwerkingsovereenkomst BRZO Regio Midden en Oost 

Nederland 


SAMENWERKINGSOVEREENKOMST BRZO REGIO MIDDEN & OOST NEDERLAND 

PARTIJEN, die betrokken zijn bij de uitvoering van taken die voortvloeien uit het Besluit Risico’s Zware 

Ongevallen 1999 (Brzo ’99), 

a. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland, te dezen rechtsgeldig 

vertegenwoordigd door [gedeputeerde ..., vertegenwoordiger Flevoland], daartoe gemachtigd door 

Commissaris van de Koningin/Gedeputeerde Staten, in gevolge het besluit van Gedeputeerde Staten 

van Flevoland van [datum Flevoland]; 

b. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, te dezen rechtsgeldig 

vertegenwoordigd door [gedeputeerde ..., vertegenwoordiger Gelderland], daartoe gemachtigd door 


van Gelderland van [datum Gelderland]; 

c. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel, te dezen rechtsgeldig 

vertegenwoordigd door [gedeputeerde ..., vertegenwoordiger Overijssel], daartoe gemachtigd door 


van Overijssel van [datum Overijssel]; 

d. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, te dezen rechtsgeldig 

vertegenwoordigd door [gedeputeerde ..., vertegenwoordiger Utrecht], daartoe gemachtigd door 


van Utrecht van [datum Utrecht]; 

Hierna gezamenlijk te noemen: Partijen 

OVERWEGENDE 

dat een Maatlat Kwaliteitsambities Brzo ’99 is opgesteld, die kwaliteitseisen bevat voor Brzo inspecteurs 

en organisaties waaraan ten minste voldaan moet zijn om het Brzo toezicht adequaat te kunnen 

uitvoeren. De focus van deze maatlat is gericht op de kwaliteit van het toezicht en een voldoende omvang 

van gekwalificeerd Brzo toezicht; 

dat Partijen de komende vijf jaren voldoende omvang van gekwalificeerd Brzo toezicht dienen te hebben 

en hiertoe maatregelen nemen om blijvend te voldoen aan de kwaliteitseisen voor de uitvoering van het 

Brzo’99; 

dat Partijen ieder voor zich aan de Maatlat Kwaliteitsambities Brzo ’99 voldoen, maar bij incidenten en 

piekbelastingen kwetsbaar zijn in de realisatie van het inspectieprogramma en –planning; 

dat Partijen gezamenlijk het initiatief hebben genomen samenwerking aan te gaan die gericht is op het 

voortdurend verhogen van de kwaliteit van de uitvoering en het waarborgen daarvan; 

dat toekomstige ontwikkelingen, zoals frontoffices, maatlat externe veiligheid, één inspectiedienst, 

noodzaken tot een verdere doorontwikkeling van samenwerking; 

dat een verdergaande samenwerking tussen Partijen ten voordele komt van de te controleren bedrijven 

en andere betrokken overheidspartners: de Arbeidsinspectie, brandweer, gemeenten en 

waterkwaliteitsbeheerders; 

BEGRIPSBEPALINGEN 

a. Brzo Besluit Risico’s Zware Ongevallen ‘99 

b. Kwaliteitseisen Alle in de Werkwijzer Brzo (www.brzo99.nl) geformuleerde kwaliteitseisen voor 

personen en organisaties, waaronder de kwaliteitseisen uit de Maatlat 

versie 08-09-2008 1/4

Kwaliteitsambities Brzo’99, de notitie Eisen aan inspectieteam Brzo en de 

(Nieuwe) Inspectie Methode Brzo. 

c. Inspectie Initiële en periodieke Brzo inspecties zoals bedoeld in het 

inspectieprogramma. 

d. Inspectieprogramma Programma zoals bedoeld in artikel 24 Brzo; 

e. Inspecteur Een toezichthouder die voldoet aan de kwaliteitseisen. 

ZIJN overeengekomen als volgt: 

Artikel 1 

Doel en vertrekpunt van de samenwerkingsovereenkomst 

1.1 Doel van de overeenkomst is: 

a. het waarborgen van voldoende gekwalificeerde capaciteit voor het uitvoeren van inspecties, 

ook ten tijde van incidenten en piekbelasting bij een van de Partijen; 

b. het streven van Partijen om te komen tot een uniforme benadering van vergelijkbare 

bedrijven en branches. 

1.2 Partijen hebben daartoe minstens twee gekwalificeerde inspecteurs in dienst met uitzondering 

van de provincie Flevoland die gebruik maakt van de inspecteurs van de provincie Utrecht. 

1.3 Deze overeenkomst treedt niet in plaats van de tussen de provincies Flevoland en Utrecht 

gesloten overeenkomst “Brzo Samenwerkingsverband Utrecht-Flevoland” d.d. 10 oktober 2007. 

1.4 Partijen beschikken ieder over een eigen bestuurlijk vastgesteld inspectieprogramma Brzo 2007- 

2012. 

1.5 Afspraken die Partijen met gemeenten hebben gemaakt blijven van kracht en in stand en gaan, in 

het geval van tegenstrijdigheid, boven de bepalingen uit deze overeenkomst. 

1.6 Met deze overeenkomst blijven alle bevoegdheden van Partijen intact. 

Artikel 2 

Verplichtingen Partijen 

2.1 Partijen hebben de inspanningsverplichting om als gelijkwaardige partners in goed onderling 

overleg uitvoering aan deze overeenkomst te geven. 

2.2 Indien door Partijen wordt afgesproken dat werkzaamheden zoals genoemd in artikel 5 onder f en 

g worden uitgevoerd ontstaat voor de ene Partij de verplichting om deze werkzaamheden uit te 

voeren en voor de andere Partij ontstaat de verplichting om te betalen voor de uitgevoerde 

werkzaamheden conform artikel 6, tweede, derde en vierde lid. 

Artikel 3 

Afstemming 

3.1 Partijen hebben periodiek overleg, gericht op operationele afstemming en kennisuitwisseling. 

3.2 Partijen organiseren regionale bijeenkomsten, gericht op inspecteurs en overheidspartners. 

3.3 Partijen maken zonodig afspraken ten aanzien van een eventuele coördinatierol in de 

samenwerking. 

3.4 Partijen maken een gezamenlijk inspectieprogramma 2012-2017 waarbij alle relevante 

overheidspartners binnen de vier provincies worden betrokken. Dit inspectieprogramma wordt 

door de besturen van partijen afzonderlijk vastgesteld. 

Artikel 4 

Randvoorwaarden voor samenwerking 

4.1 De werkzaamheden die voortvloeien uit deze overeenkomst worden conform de kwaliteitseisen 

uitgevoerd door een werknemer van Partijen. 

4.2 Partijen wijzen werknemers aan die voldoen aan de kwaliteitseisen. 

Artikel 5 

Nadere beschrijving samenwerking 

De samenwerking houdt onder andere het volgende in: 

a. kennisontwikkeling van inspecteurs door: uitwisseling van inspecteurs, mee laten lopen van 

inspecteurs bij inspecties van een andere Partij, organiseren van kennisbijeenkomsten; 

organiseren van maatwerk trainingen. 

b. voorbereiding op het nieuwe inspectieprogramma. 

versie 08-09-2008 2/4

c. kennis delen op het gebied van Brzo en externe veiligheid, zoals het beoordelen van 

rapporten, het beoordelen van veiligheidssituaties door het gebruik maken van elkaars 

expertise. 

d. opstellen van een gezamenlijke inspectieplanning, waarin onderdelen genoemd onder a. zijn 

opgenomen. 

e. borging en ontwikkeling kwaliteit door: ontwikkelen incidentenonderzoek, ontwikkelen van 

een gezamenlijk kader voor kwaliteit, ontwikkelen van een gezamenlijk opleidingsplan, 

opstellen en uitvoeren gezamenlijke monitoring van de uitvoering van de Brzo, ontwikkeling 

systematiek voor uniforme benadering vergelijkbare bedrijven en branches. 

f. het zonodig onder verantwoordelijkheid van een andere Partij voorbereiden, uitvoeren en 

rapporteren van Brzo-inspecties bij bedrijven. 

g. het zonodig onder verantwoordelijkheid van een andere Partij beoordelen van 

veiligheidsrapporten (inclusief kwantitatieve risico analyse en milieu risico analyse) en het 

voorbereiden van een bestuurlijk oordeel daarover. 

Artikel 6 

Financiën 

6.1 Voor de wederzijdse ondersteuning tussen Partijen onderling zoals omschreven in artikel 5 onder 

a tot en met e zullen geen kosten in rekening worden gebracht. 

6.2 De prijs voor de uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden als omschreven in artikel 5 

onder f en g is bepaald op € 79,- per uur, exclusief BTW. 

6.3 Het in het tweede lid bedoelde tarief is gebaseerd op het prijspeil 2008 en wordt jaarlijks per 1 

januari geïndexeerd op basis van het CBS prijsindexcijfer van oktober (Sociaal Economische 

Maandstatistiek) gedurende de looptijd van deze overeenkomst. 

6.4 Facturering zal plaatsvinden na afronding van een kalenderjaar, in het eerste kwartaal van het 

daaropvolgende jaar. 

Artikel 7 

Looptijd en opzegging 

7.1 Deze overeenkomst treedt in werking op de datum van ondertekening van deze overeenkomst. 

7.2 Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar. 

7.3 Deze overeenkomst wordt jaarljks geevalueerd. 

7.4 Ieder der Partijen is gerechtigd om de overeenkomst schriftelijk te beëindigen, met inachtneming 

van een opzegtermijn van drie maanden en de op dat moment bestaande concrete afspraken. 

7.5 Alle geschillen die verband houden met deze overeenkomst, zullen zoveel mogelijk tussen 

Partijen in onderling overleg worden opgelost, eventueel met inschakeling van één of meer 

deskundigen, die door alle Partijen geaccepteerd dienen te worden. Het advies van deskundigen 

bindt Partijen niet. 

7.6 De algemene in- en verkoopvoorwaarden van Partijen zijn niet van toepassing op deze 

overeenkomst. 

7.7 Op deze overeenkomst is het Nederlands recht van toepassing. 

ALDUS overeengekomen en in viervoud ondertekend op ….. 2008 te ……… 

Het college van gedeputeerde staten van Flevoland, te dezen vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 

Flevoland] 

Het college van gedeputeerde staten van Gelderland, te dezen vertegenwoordigd door 

[vertegenwoordiger Gelderland] 

Het college van gedeputeerde staten van Overijssel, te dezen vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 

Overijssel] 

versie 08-09-2008 3/4

Het college van gedeputeerde staten van Utrecht, te dezen vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 

Utrecht] 

versie 08-09-2008 4/4

Bijlage 7: 

Notitie behorende bij de “Samenwerkingsovereenkomst 

BRZO Regio Midden en Oost Nederland” 


Notitie behorende bij de 

Samenwerkingsovereenkomst BRZO Regio 

Midden & Oost Nederland 

R. Schipper september 2008

Managementsamenvatting 

De Brzo-coördinatoren van de provincie Utrecht, Overijssel en Gelderland hebben het initiatief 

genomen om aan de oplossingsvariant “regionalisering”, als vermeld in de BOAG-M notitie van 30 

augustus 2006 in te vullen. Deze oplossingsvariant volgt op de samenwerking die de verschillende 

provincies hebben gezocht en zijn aangegaan met haar inliggende gemeenten. 

De regionale samenwerking is in overleg tussen management en Brzo-coördinatoren tot stand 

gekomen. Daarnaast zal de samenwerking bestuurlijk worden vastgesteld via een 

samenwerkingsovereenkomst. De planning is om in oktober de samenwerkingsovereenkomst 

bestuurlijk te laten vaststellen en eind november begin december 2008 te laten ondertekenen door de 

gedeputeerden milieu. Door bestuurlijke vaststelling wordt het ambtelijke en bestuurlijke draagvlak 

voor de regionale samenwerking bekrachtigd. 

Onderliggende notitie heeft als doel om te dienen als onderlegger voor de bestuurlijke besluitvorming 

en geeft tevens een doorkijk in de borging van de beheersorganisatie en de planning. 

Inleiding 

Op 28 mei 2008 hebben de Brzo-coördinatoren van de teamleiders de opdracht gekregen om de 

samenwerking tussen de provincies Flevoland, Gelderland, Overijssel en Utrecht nader vorm te geven. 

De samenwerkingsvorm zal garant staan voor een kwalitatief hoogstaande organisatievorm voor de 

uitvoering van de taken uit het Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999 (Brzo) door de provincies 

Midden-Oost Nederland. 

Aanleiding: 

Aanleiding voor de samenwerking is de afspraak die in het IPO-overleg voor Brzo-coördinatoren is 

gemaakt, namelijk om alsnog invulling te geven aan de oplossingsvariant “regionalisering” uit de 

BOAG-M notitie d.d. 30 augustus 2006. Wij merken op dat de samenwerkingsvorm tussen de 

provincies een aanvulling is op de al bestaande samenwerkingsvorm die de provincies individueel met 

gemeenten zijn aangegaan. Deze intraprovinciale samenwerkingsvorm is ook een oplossingsvariant uit 

de BOAG-M notitie om aan de Maatlat Brzo te voldoen. Gemeenten die voor die samenwerking met 

de DCMR hebben gekozen kunnen overigens te allen tijde aansluiten bij de intra provinciale 

samenwerkingsvorm om zodoende ook direct voordeel te hebben van de regionale 

samenwerkingsvorm. Verder wordt opgemerkt dat er veel expertise aanwezig is bij een aantal 

gemeenten over externe veiligheid en een van de aspecten die nog nader vorm zullen krijgen is om de 

expertise die bij gemeenten aanwezig is een plek te gaan geven in de regionale samenwerkingsvorm. 

Wat bij de provincies voorop staat is dat wij streven naar continue verbetering van de uitvoering. 

Ontwikkeling betekent ook openstaan voor ideeën. Gemeenten worden dan ook, tijdens te organiseren 

bijeenkomsten dan wel anderszins zoals mail / bilateraal, van harte uitgenodigd mee te denken en aan 

te geven waar zij goed in zijn, zodat ook zij binnen de regionale samenwerkingsvorm in 2009 een plek 

kunnen krijgen en een begin kan worden gemaakt met expertisedeling van gemeentezijde. 

Doelstelling: 

De doelstelling is om eind november/begin december 2008 de bestuurlijk vastgestelde 

samenwerkingsovereenkomst te laten tekenen, zodat vanaf 1 januari 2009 invulling kan worden 

gegeven aan de samenwerkingsvorm. 

1

Uitgangspunten en randvoorwaarden: 

De voorliggende notitie voor de beheersorganisatie van de samenwerking binnen de Regio Midden- 

Oost Nederland is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: 

1. De provincie Flevoland borgt de samenwerkingsvorm door een dienstverleningsovereenkomst 

met provincie Utrecht; 

2. De samenwerking tussen de provincies wordt zo georganiseerd dat zij ondersteunend is aan de 

al gemaakte afspraken tussen provincies en gemeenten; 

3. De provincies behouden hun verantwoordelijkheden met betrekking tot de uitgevoerde 

werkzaamheden; 

4. Om de continuïteit van de uitvoering binnen de provincies te waarborgen is het van belang dat 

elke provincie tenminste twee gekwalificeerde Brzo inspecteurs in dienst heeft; 

5. De samenwerking beoogt om in gevallen waar bij een provincie onverhoopt, als gevolg van 

vertrek van medewerkers dan wel anderszins, een (tijdelijk) capaciteitstekort is ontstaan kan 

worden opgevangen; 

6. De samenwerking richt zich op de kwaliteit van de werkzaamheden, op het heden en 

toekomstige ontwikkelingen (zoals frontoffices, maatlat EV e.d.) met het doel te uniformeren, 

te implementeren en te vergroten; 

7. De samenwerking tussen de provincies wordt zo georganiseerd dat de samenwerking niet 

alleen de provincies ten goede komen maar ook de overheidspartners zoals de 

Arbeidsinspectie, brandweer, gemeenten en waterkwaliteitsbeheerders; 

8. De beheersorganisatie van de samenwerking tussen de provincies ligt bij de Brzocoördinatoren 

van de provincies Flevoland, Gelderland, Overijssel en Utrecht. Zij bepalen in 

onderling overleg de wijze waarop de samenwerking wordt ingevuld en geborgd, binnen de 

kaders van de overeenkomst; 

Uitvoeringsprogramma 

Op basis van de uitgangspunten en randvoorwaarden volgt hier onder de nadere invulling van de 

overeenkomst en de beheersorganisatie. Het uitvoeringsprogramma en de planning is in detail na 

dit onderdeel uitgewerkt voor 2009. De beheersorganisatie zorgt ervoor dat de nadere uitwerking 

van het programma actueel wordt gehouden (zie de hierop volgende pagina’s). 

1. De provincies laten zich vertegenwoordigen door de Brzo-coördinatoren om afspraken te 

maken over de invulling van de samenwerking; 

2. De coördinatoren zorgen ervoor dat wederzijdse uitwisseling van VMS-inspecteurs vanaf 1 

januari 2009 plaatsvindt; 

3. De coördinator, werkzaam bij de betreffende provincie waar het bedrijf gevestigd is, zorgt 

voor een primus VMS-inspecteur en de gastprovincie zorgt voor een, conform de opgestelde 

jaarplanning, eventuele tweede inspecteur. Dit met het doel wederzijdse kennisuitwisseling te 

verkrijgen. Het streven is om in 2009 twee inspecties per provincie uit te wisselen; 

4. De coördinatoren zorgen ervoor dat (tijdelijk) capaciteitstekort bij een collega provincie wordt 

opgevangen zodat continuïteit is gewaarborgd; 

5. Indien uitwisseling van VMS-inspecteurs als gevolg van capaciteitsproblemen plaatsvinden 

kan de uitlenende provincie gemaakte kosten in rekening brengen; 

6. De coördinatoren organiseren jaarlijks een managementevaluatie in de maand februari; 

7. De coördinatoren organiseren jaarlijks een bijeenkomst voor de eigen VMS inspecteurs met 

als doel om ervaringen uit te wisselen en daarvan te leren; 

8. De coördinatoren organiseren jaarlijks een informatieve bijeenkomst voor de 

overheidspartners, gemeenten e.d. met als doel hen te informeren over landelijke 

ontwikkelingen; 

9. De coördinatoren organiseren jaarlijks een regionale planningsbijeenkomst, waarbij alle 

betrokken overheidspartners anticiperen, met als doel om te komen tot een overall 

jaarplanning; 

2

10. De coördinatoren zullen inhoudelijk sturing geven aan het ontwikkelen van een gezamenlijk 

opleidingsplan, onderzoekskader voor ongevallen, monitoring op de uitvoering, in beeld 

brengen van de gevolgen van de Maatlat externe veiligheid en eventuele andere zaken die aan 

de orde komen; 

11. De coördinatoren zullen sturing aan het proces geven om, ter opvolging van de huidig 

vastgestelde bestuurlijk inspectieprogramma’s 2007- 2012, te komen tot een regionaal Midden 

& Oost Nederland bestuurlijk inspectieprogramma 2012-2017; 

12. De coördinatoren zorgen ervoor dat tenminste één van hen deelneemt aan landelijke 

overlegvormen, zoals bijvoorbeeld het Brzo-coördinatoren overleg. 

Afkortingen en begrippen 

Afkorting Betekenis 

BOAG-M IPO-Adviescommissie Milieu 

Brzo Besluit Risico’s zware Ongevallen 1999 

DCMR 

Milieudienst Rijnmond 

LAT 

Landelijk Team, (regiegroep Brzo op strategisch niveau en portaalgroep Brzo 

op tactisch niveau) 

Maatlat BRZO Maatlat bepaling kritieke massa uitvoeringsorganisaties BRZO’99 

Maatlat EV Maatlat Externe Veiligheid 

PBZO 

PreventieBeleid risico’s Zware Ongevallen 

VBS 

Veiligheidsbeheersysteem 

VMS 

VeiligheidsManagementSysteem (VBS + PBZO) 

3

Nadere uitwerking: 

In onderstaande tabel is de samenwerking nader geconcretiseerd in een planning. Deze planning is ter ondersteuning van de samenwerkingsovereenkomst 

en zal actueel worden gehouden door de beheersorganisatie. 

Termijn Onderwerp Betrokkenen acties en aandachtspunten 

Febr. 2008 Regionale samenwerking Brzo-coördinatoren Wijze waarop regionale samenwerking vorm kan krijgen 

beschrijven. 

Resultaat: Memo “Regionale samenwerking Brzo tussen de 

provincies Utrecht, Gelderland en Overijssel” 

Febr. 2008 Regionale samenwerking Brzo-coördinatoren Leidinggevende en evt. Bestuurder (gedeputeerde) betrekken / 

informeren bij voornemen om regionalisering vorm te gaan geven. 

Resultaat: bestuurlijk draagvlak om regionalisering vorm te geven. 

28 mei 2008 Regionale samenwerking, 

strategisch 

Brzo-coördinatoren en 

teamleiders 

Bespreken memo over samenwerking en teamleiders mee laten 

denken bij strategische keuzes. Afspraken worden vastgesteld over 

mate van samenwerking. 

Resultaat: draagvlak 

Juni 2008 

Regionale samenwerking, 

operationeel 

Brzo-coördinatoren 

Afstemmen operationele zaken die bij de regionale samenwerking 

horen, zoals: 

- overeenkomst opstellen 

- ondertekening overeenkomst eind nov./begin dec met 

gedeputeerden, managers, coördinatoren en VMS-inspecteurs 

- plannings- en informatiebijeenkomst regionaal op 18 november 

2008, provinciehuis te Zwolle 

- managementevaluatie in februari 2009 

- notitie bij overeenkomst 

Resultaat: Afspraken zijn SMART gemaakt 

4


Juni 2008 Vooraankondiging 

plannings- en 

informatiebijeenkomst 

Brzo-coördinatoren Informeren de Arbeidsinspectie (AI), Brandweer (Brw) en Bevoegd 

gezag Wet milieubeheer (BG) over voornemen bijeenkomst op 18 

november 2008. 

Ronald brengt LAT-bureau op de hoogte over ideeën inhoud 

bijeenkomst. LAT-bureau uitgenodigd op 20 augustus om verder af 

te stemmen. 

Resultaat: De overheidspartners en contactpersonen van gemeenten 

en de provincie Flevoland zijn op de hoogte gebracht van de 

aanstaande bijeenkomst. 

20 augustus 2008 Regionale samenwerking 

operationeel 

September 2008 Kennisuitwisseling + 

oplegnotitie bij 

overeenkomst 


medewerkers LATbureau 


Verder afstemming operationele zaken, zoals 

- definitief maken van de samenwerkingsovereenkomst. 

- definitief maken van notitie bij de samenwerkingsovereenkomst 

- afspraken over waar en wie deelnemen aan ondertekening 

overeenkomst 

- met LAT-bureau agenda informatiebijeenkomst voorbereiden 

Afspraak om via meelopen in andere provincie kennis uit te 

wisselen onder aandacht brengen van de VMS-inspecteurs. 

Resultaat: VMS-inspecteurs die bereid zijn om uitgewisseld te 

worden zijn bekend. 

Marlies schrijft oplegnotitie (B-stuk) ten behoeve van college 

Resultaat: voor 10 september 2008 gezonden voor becommentariëring 

aan Ronald en Peter zodat voor 22 september de notitie 

definitief door Marlies is afgerond. 

Afspraak is een regionaal data-bestand met alle e-mail, telefoon 

gegevens e.d. van alle VMS inspecteurs en andere betrokkenen op 

te stellen. Marlies en Peter sturen hun gegevens voor 1 september 

aan Ronald. 

Resultaat: Ronald maakt een databestand in de eerste week van 

september 2008. 

5


September 2008 Regionale samenwerking 

strategisch 


leidinggevenden 

Stand van zaken over uitwerking samenwerking bespreken met de 

leidinggevenden. 

Resultaat: Leidinggevenden zijn bekend met de tussentijdse 

resultaten en stemmen in met opgestelde documenten 

Oktober 2008 

Regionale samenwerking 

operationeel 

Brzo-coördinatoren - Stemmen samenwerking af en maken afspraken over wie wat 

verder uitwerkt. 

- Afspraken worden gemaakt over de aanwijzing van 

toezichthouders (aandachtspunt: neem persoonsgegevens per 

medewerker mee om deze gegevens uit te wisselen) 

Resultaat: SMART afspraken 

Oktober 2008 

Bestuurlijke instemming met 

samenwerkingsovereenkomst 

College van 

gedeputeerde staten 

Door middel van een B-stuk wordt het college gevraagd in te 

stemmen. De gedeputeerde milieu zal gemachtigd worden te 

ondertekenen namens het college van gedeputeerde staten. 

Resultaat: Provincies brengen op uniforme wijze de overeenkomst 

in bij het college van gedeputeerde staten. 

18 November 

2008 

Plannings- en 

informatiebijeenkomst te 

Zwolle. 


i.s.m. LAT-bureau 

In het ochtenddeel wordt in overleg met de overheidspartners en de 

eigen VMS-inspecteurs de inspectieplanning voor 2009 vastgesteld. 

In het middagdeel worden in samenwerking met het LAT-bureau, 

managers (AI, brandweer, gemeenten en provincies) en ambtenaren 

van gemeenten en provincies op de hoogte gebracht van landelijke 

en regionale ontwikkelingen + visie delen over de regionale 

samenwerking 

Resultaat: Een inspectieplanning voor 2009 die draagkracht heeft 

bij alle VMS-inspecteurs en informatieoverdracht naar betrokkenen. 

6


November 2008 Voorbereiding 

managementevaluatie en 

Brzo-coördinatoren Stemmen samenwerking af en maken afspraken over wie wat verder 

uitwerkt. Waaronder: 

planning 2009 operationeel 

- de managementevaluatie 2008 (uitnodigingen opstellen en 

versturen) 

- kennisbijeenkomsten voor VMS inspecteurs, wanneer, waar e.d. 

- kwaliteitsverbetering, zoals ongevalsmethodiek, opleidingsplan 

e.d. 


Eind 

november/begin 

december 2008 

Ondertekening 

samenwerkingsovereenkomst 

Gedeputeerden, 

directeuren, teamleiders, 

Brzo coördinatoren en 

VMS-inspecteurs 

Na bezoek/excursie bij een bedrijf zal in een restaurant op 

feestelijke wijze de samenwerking worden bekrachtigd doordat de 

gedeputeerden de overeenkomst ondertekenen. 

Resultaat: Een ondertekende samenwerkingsovereenkomst. 

November 2008 


operationeel 


Stemmen samenwerking af en maken afspraken over wie wat verder 

uitwerkt. 


Januari 2009 


operationeel 


Stemmen samenwerking af en maken afspraken over wie wat verder 

uitwerkt. 


Februari 2009 Managementevaluatie Brzo-coördinatoren, 

leidinggevenden 

namens AI, regionale 

brandweer, bevoegde 

gezagen Wet 

milieubeheer 

……… 

Verzorgen van een presentatie aan het management over 

inspectiejaar 2008. 

Resultaat: Managementverslag 

7

Bijlage 8: 

IPO – overlegstructuur 


IPO - overlegstructuur 

IPO (vereniging) 

o 

o 

IPO-cie Milieu 

IPO-cie veiligheid 

en handhaving 

Brede overleg en 

adviesgroepen 

Commissarissen 

overleg 

Directeurenberaad 

BOAG-W (Water) 

BOAG-L (Landelijk gebied 

BOAG-M (Milieu) 

BOAG-V (Veiligheid) 

Kabinetschefs 

Projectteam risicokaart 

o 

o 

o 

o 

o 

Vakberaad monitoring 

Vakberaad Bodem 

Vakberaad Stedelijk gebied en 

milieu 

Vakberaad landelijk gebied en 

milieu 

Vakberaad bedrijven en milieu 

BRZO 

coördinatorenoverleg 

Werkgroep 

vergunningverlening 

Werkgroep 

veiligheid 

Werkgroep 

handhaving 

Waaronder: 

R. Schipper 

= formele adviseur 

= informele adviseur

Download de scriptie 'BRZO: Utrecht gaat Extern' - LATrb - Home

Create successful ePaper yourself

Delete template?

Save as template?