11.01.2015 Views

Onderzoeksrapport Omslagpunten wonen ouderen Ede

Onderzoeksrapport Omslagpunten wonen ouderen Ede

Onderzoeksrapport Omslagpunten wonen ouderen Ede

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Onderzoeksrapport</strong><br />

<strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een<br />

zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

Opdrachtgever:<br />

Vilente<br />

Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief<br />

Junioradviseurs:<br />

Lisa Hijstek<br />

Suzan Huisinga<br />

Peter Oosterhoff<br />

Marjolein Broekman<br />

Senioradviseur:<br />

Alex de Veld<br />

Datum:<br />

Juni 2010


Opdrachtgevers:<br />

Vilente<br />

Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief<br />

Junioradviseurs:<br />

Lisa Hijstek<br />

Suzan Huisinga<br />

Peter Oosterhoff<br />

Marjolein Broekman<br />

Senioradviseur:<br />

Alex de Veld<br />

Datum:<br />

Juni 2010<br />

Uitgegeven door:<br />

Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen<br />

Trefwoorden:<br />

AOZG, Ergotherapie, Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief, Vilente, vraaganalyseinstrument,<br />

narratief onderzoek, Wmo-werkplaats, <strong>Ede</strong>, Renkum, Wageningen en <strong>ouderen</strong>.<br />

Het copyright is in bezit van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit klantperspectief. Niets uit<br />

deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enig vorm of op<br />

enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming<br />

van Vilente & Lectoraat Lokale Dienstverlening van Klantperspectief.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

2


Voorwoord<br />

Op basis van de vraag van de <strong>ouderen</strong>, wordt zorg ingericht. Dit is niet alleen het streven van het Lectoraat<br />

Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief, maar ook van de zorgaanbieder Vilente en ergotherapie. Op<br />

basis van de vraag van de cliënt wordt de ergotherapeutische behandeling vormgegeven. Een onderzoek naar<br />

de omslagpunten van zelfstandig <strong>wonen</strong> bij <strong>ouderen</strong>, met als doel de zorg hierop te kunnen inrichten, sprak de<br />

onderzoekers dus erg aan.<br />

De studenten die dit onderzoek hebben uitgevoerd, studeren allen ergotherapie aan de Hogeschool van<br />

Arnhem en Nijmegen. In het kader van dit onderzoek hebben de junioradviseurs zich ‘Adviesteam OuderenZorg<br />

Gelderland, AOZG genoemd. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van zowel het Lectoraat Lokale<br />

Dienstverlening vanuit Klantperspectief (Lectoraat LDvK) als Vilente; een zorgaanbieder in <strong>Ede</strong>.<br />

Andere verslagen die AOZG in het kader van dit onderzoek heeft geschreven, zijn het verantwoordingsverslag<br />

en de projectfaseverslagen. In het verantwoordingsverslag onderbouwt AOZG haar gemaakte keuzes.<br />

Wij hebben de afgelopen periode met veel plezier aan dit onderzoek gewerkt. Zonder de inzet van<br />

verschillende andere partijen hadden we dit resultaat niet kunnen bereiken. Ten eerste gaat onze dank uit naar<br />

de mensen die deelnamen aan de interviews voor het vertellen van hun persoonlijke verhaal. Ten tweede gaat<br />

onze dank uit naar Vilente, met daarbij in het bijzonder Janet Kleis, voor het leggen van de contacten binnen<br />

Vilente. Ook bedanken we graag het Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief voor de goede<br />

begeleiding en interessante colleges. Ten slotte willen we onze seniorbegeleider, Alex de Veld bedanken voor<br />

de kritische blik en mentale steun en niet te vergeten Maria van Erp voor haar enthousiasme en kennis<br />

overdracht.<br />

Adviesteam OuderenZorg Gelderland, Nijmegen juni 2010,<br />

Lisa Hijstek<br />

Suzan Huisinga<br />

Peter Oosterhoff<br />

Marjolein Broekman<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

3


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting ............................................................................................................................... 6<br />

1. Inleiding ............................................................................................................................. 7<br />

1.1 Aanleiding ..................................................................................................................................... 7<br />

1.2 Doelstelling en vraagstelling ......................................................................................................... 8<br />

1.3 Samenhang andere projecten ....................................................................................................... 8<br />

1.4 Opbouw ......................................................................................................................................... 9<br />

2. Achtergrond ..................................................................................................................... 10<br />

2.1 Vilente ......................................................................................................................................... 10<br />

2.2 Wmo (nieuwe stijl) ..................................................................................................................... 10<br />

Wat regelt de Wmo..................................................................................................................... 10<br />

2.3 Wmo-werkplaatsen .................................................................................................................... 11<br />

2.4 Woonzorgzones .......................................................................................................................... 12<br />

2.5 Zelfstandig <strong>wonen</strong> ...................................................................................................................... 12<br />

Afgelopen jaren............................................................................................................................. 12<br />

Huidige situatie en toekomstperspectief ...................................................................................... 13<br />

2.6 Sociale kaart ............................................................................................................................... 13<br />

2.7 Voorafgaande onderzoeken ....................................................................................................... 14<br />

2.8 Ergotherapeutische relatie met het project .............................................................................. 14<br />

3. Methode .......................................................................................................................... 15<br />

3.1 Respondenten ............................................................................................................................ 15<br />

In- en exclusiecriteria .................................................................................................................... 15<br />

Wervingsprocedure ....................................................................................................................... 15<br />

Aantal respondenten .................................................................................................................... 16<br />

3.2 Dataverzameling ........................................................................................................................ 16<br />

Procedure van het interview ......................................................................................................... 16<br />

Privacy van de respondenten ........................................................................................................ 16<br />

Semigestructureerd interview en interviewguide ......................................................................... 17<br />

Transcriberen van de interviews ................................................................................................... 17<br />

3.3 Data-analyse ............................................................................................................................... 17<br />

Thematisch coderen ...................................................................................................................... 18<br />

Open coderen ................................................................................................................................ 19<br />

Overig ............................................................................................................................................ 20<br />

3.4 Literatuuronderzoek .................................................................................................................. 20<br />

4. Resultaten ........................................................................................................................ 24<br />

5. Conclusie .......................................................................................................................... 45<br />

5.1 Wat zijn de beïnvloedingsfactoren bij besluitvorming............................................................. 45<br />

5.1.1 Onderzoeksvraag ................................................................................................................. 45<br />

5.1.2 Conclusie .............................................................................................................................. 45<br />

5.2 Welke zorg en diensten hebben <strong>ouderen</strong> gemist .................................................................... 46<br />

5.2.1 Onderzoeksvraag ................................................................................................................ 46<br />

5.2.2 Conclusie ............................................................................................................................. 46<br />

5.3 Overige conclusies ...................................................................................................................... 47<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

4


6. Discussie ........................................................................................................................... 48<br />

6.1 Inhoudelijke discussie ................................................................................................................ 48<br />

Veranderende maatschappij ......................................................................................................... 48<br />

De 8 bakens van de WMO ............................................................................................................ 48<br />

6.2 Methode ..................................................................................................................................... 49<br />

Aantal respondenten .................................................................................................................... 49<br />

Herkomst van respondenten ......................................................................................................... 50<br />

Interview zorgadviseurs ................................................................................................................ 50<br />

7. Aanbevelingen .................................................................................................................. 51<br />

7.1 Woongroepen ............................................................................................................................ 51<br />

7.2 Het bekend raken met zorg en diensten .................................................................................... 52<br />

Het aanstellen van betrokken professionals ................................................................................. 52<br />

Het geven van voorlichting in seniorenflats ................................................................................. 52<br />

7.3 Ondersteunen van mantelzorgers ............................................................................................. 53<br />

7.4 (In)formele zorg dient rekening te houden met de wensen van de cliënt ................................ 53<br />

7.5 Respondenten van allochtone afkomst ..................................................................................... 54<br />

7.6 Dienstenmatrix ........................................................................................................................... 54<br />

Hoe moet een dienstenmatrix er uit komen te zien .................................................................... 55<br />

Begrippenlijst ............................................................................................................................. 57<br />

Literatuurlijst ............................................................................................................................. 62<br />

Artikelen ............................................................................................................................................ 62<br />

Boeken .............................................................................................................................................. 63<br />

Rapporten ......................................................................................................................................... 64<br />

Internet ............................................................................................................................................. 64<br />

Bijlage I Informatiebrief vanuit Vilente ............................................................................. 65<br />

Bijlage II Bevestigingsbrief ................................................................................................ 67<br />

Bijlage III Informed consent ............................................................................................... 68<br />

Bijlage IV Interviewguide mensen woonachtig in zorgcentrum ............................................ 69<br />

Bijlage V Interviewguide zorgadviseurs.............................................................................. 73<br />

Bijlage VI Bevolkingspiramides ........................................................................................... 76<br />

Bijlage VII Codeerformat ..................................................................................................... 77<br />

Bijlage VIII Wmo Prestatievelden ......................................................................................... 78<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

5


Samenvatting<br />

Dit onderzoeksrapport is in opdracht van zorgaanbieder Vilente, opgesteld door vier junioradviseurs van de<br />

Hogeschool Arnhem en Nijmegen, genoemd Adviesgroep Ouderen Zorg Gelderland. AOZG heeft onderzoek<br />

gedaan naar de omslagpunten van <strong>ouderen</strong> m.b.t. het zelfstandig <strong>wonen</strong> en het <strong>wonen</strong> in een zorginstelling<br />

binnen de gemeente <strong>Ede</strong>, Renkum en Wageningen. Daarnaast is er onderzoek gedaan naar de zorg/diensten<br />

die <strong>ouderen</strong> nodig hebben om zelfstandig te blijven <strong>wonen</strong>.<br />

In 2007 is in Nederland de Wet maatschappelijke ondersteuning, ingevoerd. De centrale doelstelling van de<br />

wet is meedoen en deel uitmaken van de samenleving.<br />

Om op de toenemende vraag naar <strong>wonen</strong> met zorg en ondersteuning in te spelen, die ontstaat door de<br />

vergrijzing, zullen er veranderingen in het zorgstelsel moeten plaatsvinden. Voordat deze veranderingen<br />

ingevoerd kunnen worden dient er per gemeente onderzoek gedaan te worden naar de zorg en diensten die<br />

aangeboden moeten worden om <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig thuis te laten <strong>wonen</strong> (Ministerie van VWS). Vilente<br />

is op deze landelijke ontwikkelingen ingegaan door de zorg die zij aanbieden te herstructureren naar<br />

woonzorgzones. Een woonzorgzone is een woonwijk waar <strong>wonen</strong>, zorg en welzijnsfuncties worden<br />

aangeboden vanuit een multifunctioneel centrum met in de nabijheid winkels en medische<br />

(eerstelijns)voorzieningen. Vilente wil in <strong>Ede</strong> een dergelijke woonzorgzone opzetten, waarbij zij het zorgaanbod<br />

willen afstemmen op de wensen en behoeften van de bewoners van de wijk. Zodoende heeft Vilente het<br />

Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief opdracht gegeven hier onderzoek naar te doen. Op dit<br />

moment zijn er meerdere onderzoeken uitgevoerd, gericht op de wensen en behoeften van <strong>ouderen</strong> van 65<br />

jaar en ouder ten aanzien van <strong>wonen</strong>, zorg en welzijn binnen de wijk Veldhuizen te <strong>Ede</strong>. Uit deze onderzoeken<br />

is gebleken dat de <strong>ouderen</strong> geen inzicht hebben in het moment dat zij moeten verhuizen naar een<br />

zorgcentrum. Naar aanleiding van deze uitkomst is besloten dat het noodzakelijk is dat AOZG onderzoek doet<br />

naar de omslagpunten van zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en<br />

ouder. Tevens loopt er een onderzoek naar de wijze waarop <strong>ouderen</strong> geïnformeerd worden over het aanbod<br />

van zorg en diensten. Door de resultaten van deze onderzoeken te koppelen kan het huidig aanbod van zorg en<br />

diensten aangepast worden op de hulpvraag van <strong>ouderen</strong>. In de toekomst zal dit vorm worden gegeven m.b.v.<br />

een dienstenmatrix.<br />

In het onderzoeksrapport wat AOZG heeft opgesteld staan de volgende vraagstellingen centraal:<br />

- Welke factoren zijn van invloed om hulp te vragen of de keuze te maken om te gaan <strong>wonen</strong> in een<br />

zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder, <strong>wonen</strong>d in een zorgcentrum in de gemeente <strong>Ede</strong>, Renkum<br />

of Wageningen<br />

- Welke ideeën en belevingen hebben <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder omtrent zorg/diensten of<br />

ondersteuning die aangeboden zou moeten worden om langer zelfstandig thuis te <strong>wonen</strong><br />

Met het vraaganalyse-instrument ‘De standaardvraag voorbij’ dat is ontwikkeld door het Lectoraat LDvK heeft<br />

AOZG het kwalitatief onderzoek vormgegeven. In totaal zijn er 8 respondenten van 65 jaar en ouder<br />

woonachtig in een zorgcentrum geïnterviewd en 3 zorgadviseurs. Naast het afnemen van de interviews is er<br />

een uitgebreid literatuuronderzoek verricht ter ondersteuning en onderbouwing van de uitkomsten. Uit het<br />

onderzoek zijn de volgende factoren naar voren gekomen die het besluit om naar een zorgcentrum<br />

beïnvloeden: De lichamelijk en/of geestelijke gesteldheid, de aanwezigheid van informele en formele<br />

zorg/diensten, de bereikbaarheid in de woning en woonomgeving, de aanwezigheid van sociale contacten, het<br />

gevoel van veiligheid, de beeldvorming van een zorgcentrum en de eigen persoonlijkheid. Op basis van<br />

bovenstaande thema’s geeft AOZG in dit onderzoeksrapport aanbevelingen aan Vilente. Deze aanbevelingen<br />

zijn gericht op de zorg en diensten die aangeboden kunnen worden om <strong>ouderen</strong> zo lang mogelijk zelfstandig<br />

thuis te kunnen laten <strong>wonen</strong> en aanbevelingen m.b.t. nader onderzoek. Een voorbeeld hiervan is het aanstellen<br />

van een betrokken professional die de wijk in gaat om in kaart te brengen of <strong>ouderen</strong> nog zelfstandig thuis<br />

kunnen <strong>wonen</strong>, een aanspreekpunt zal zijn voor de vragen die de <strong>ouderen</strong> hebben en het proces van het<br />

verhuizen naar een zorgcentrum zullen coördineren.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

6


1. Inleiding<br />

1.1 Aanleiding<br />

Binnen Nederland treedt de aankomende jaren een sterke vergrijzing op, als gevolg van de naoorlogse<br />

geboortegolf, waardoor men in 2040 23,6% van de bevolking aan 65 plussers verwacht. (Bijlage V) Nederland<br />

telde per 1 januari 2009 bijna 2,5 miljoen 65-plussers (15,2% van de totale bevolking), waarvan 631.069 80-<br />

plussers. Daarnaast blijft de levensverwachting bij geboorte toenemen. Het CBS verwacht een<br />

levensverwachting in 2050 van 81,5 jaar voor mannen en 84 jaar voor vrouwen. (CBS,2008) Dit geeft aan dat er<br />

in de toekomst meer toename van de vraag naar <strong>wonen</strong> en zorg plaatsvindt bij de doelgroep <strong>ouderen</strong>. Om in te<br />

spelen op de toenemende vraag naar <strong>wonen</strong> en zorg, zullen er veranderingen in het zorgstelsel moeten<br />

plaatsvinden.<br />

Vanaf januari 2010 heeft er een wetswijziging plaats gevonden binnen de Wmo. Dit wordt vanaf heden de<br />

Wmo Nieuwe Stijl genoemd. Het hoofddoel van de wetswijziging is om de positie van de burger in de Wmo te<br />

versterken. De Wmo Nieuwe Stijl richt zich op de ondersteuning van kwetsbare burgers. Onder kwetsbare<br />

burgers worden mensen met een lichamelijke- en/of geestelijke beperking, <strong>ouderen</strong>, etc. verstaan. Het is de<br />

taak van de gemeente om vorm te geven aan de negen prestatievelden van de Wmo Nieuwe Stijl (zie bijlage<br />

VIII voor de prestatievelden), maar tot op heden hebben de gemeenten hier veel moeite mee.<br />

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft extra financiële middelen beschikbaar<br />

gekregen om vernieuwingen in zorg en welzijn tot stand te brengen en de beroepskrachten te scholen,<br />

waardoor de Wmo Nieuwe Stijl meer gestalte krijgt. Om hieraan bij te dragen heeft het VWS zes Wmowerkplaatsen<br />

opgericht waarin een hogeschool c.q. lectoraat, burgers, gemeenten, instellingen en<br />

beroepsbeoefenaren samenwerken aan praktijkontwikkeling, onderzoek en opleiding op het terrein van<br />

<strong>wonen</strong>, welzijn en zorg. Één van de werkplaatsen bevind zich in Nijmegen en houdt zich vooral bezig met<br />

onderzoek en praktijkontwikkeling op het gebied van cliëntondersteuning in de Wmo, ook wel prestatieveld 3,<br />

“informatie, advies en cliëntondersteuning” genoemd.<br />

De Hogeschool van Arnhem & Nijmegen beschikt over het Lectoraat Locale Dienstverlening vanuit<br />

Klantperspectief (LDvK), deze neemt samen met de gemeente en Vilente deel aan de Wmo-werkplaats te<br />

Nijmegen. Een Wmo-werkplaats kan gezien worden als een kenniscentrum waarin bovenstaande partijen<br />

samenwerken voor onderzoek, praktijkontwikkeling en opleiding op het gebied van zorg en welzijn. Binnen de<br />

Wmo-werkplaats worden in totaal aan een vijftal projecten gewerkt. Deze opdracht behoort tot één van de vijf<br />

projecten van de Wmo-werkplaats, genoemd Ouderen in de wijk Veldhuizen te <strong>Ede</strong> (Vilente).<br />

Vilente is op de vergrijzing en landelijke ontwikkelingen, wat in de eerste alinea is beschreven, ingegaan door<br />

de zorg die zij aanbiedt te herstructureren naar levensloopbestendige woonzorgzones. Vilente is bezig<br />

dergelijke woonzorgzones op te zetten in de gemeente <strong>Ede</strong>, omdat ook hier de vraag naar <strong>wonen</strong> met zorg en<br />

ondersteuning zal toenemen. Vilente heeft op dit moment nog geen idee welke zorg, diensten en/of<br />

ondersteuning <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder in de gemeente <strong>Ede</strong> nodig hebben om zelfstandig te kunnen<br />

blijven <strong>wonen</strong>. Daarnaast wil Vilente het zorg- en dienstenaanbod in de wijk afstemmen op de wensen en<br />

behoeften van de bevolking van de wijk en heeft zodoende het Lectoraat Locale Dienstverlening vanuit<br />

Klantperspectief (LDvK) opdracht gegeven hier onderzoek naar te doen. In overleg met Vilente heeft het<br />

Lectoraat LDvK besloten het onderzoek deels door junioradviseurs te laten uitvoeren.<br />

Ons onderzoeksteam, bestaande uit vier junioradviseurs, genaamd AOZG (Adviesteam OuderenZorg<br />

Gelderland), zal in opdracht van Het Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief en Vilente, de<br />

zorgaanbieder in <strong>Ede</strong> een onderdeel van dit project vormgeven. Het Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit<br />

Klantperspectief en Vilente heeft AOZG gevraagd om indicaties te geven van de omslagpunten ten aanzien van<br />

zelfstandig <strong>wonen</strong> met (professionele) zorg/diensten en <strong>wonen</strong> in een instelling met georganiseerde<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

7


zorg/diensten bij <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder in de gemeente <strong>Ede</strong>, Renkum of Wageningen. Ook wil Vilente<br />

achterhalen welke hulp <strong>ouderen</strong> nodig denken te hebben om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te <strong>wonen</strong>.<br />

Vanaf september 2009 zijn er door meerdere junioradviseurs onderzoeken uitgevoerd, gericht op de<br />

vraagpatronen (wensen en behoeften) van <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder ten aanzien van <strong>wonen</strong>, zorg en<br />

welzijn binnen de wijk Veldhuizen te <strong>Ede</strong>. Eén van deze vraagpatronen is gericht op de zelfstandigheid van<br />

<strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder in de wijk Veldhuizen te <strong>Ede</strong>. Na het afnemen van interviews bij <strong>ouderen</strong> die<br />

zelfstandig <strong>wonen</strong> in de wijk Veldhuizen, is gebleken dat deze respondenten geen inzicht hebben in het<br />

moment dat zij moeten verhuizen naar een zorgcentrum. Deze resultaten vormen de aanleiding voor het<br />

project dat AOZG zal gaan uitvoeren. Parallel aan het onderzoek dat AOZG uitvoert zullen er nog twee<br />

onderzoeken plaatsvinden, die worden vormgegeven door junioradviseurs van de opleiding verpleegkunde en<br />

de minor seniormanagement die wordt aangeboden door de Faculteit Economie en Management.<br />

De uitkomsten van het onderzoek dat AOZG uitvoert en de uitkomsten van het onderzoek van de<br />

junioradviseurs verpleegkunde, gericht op het project Ouderen in Veldhuizen te <strong>Ede</strong> (Vilente), zullen bijdragen<br />

aan het opstellen van een dienstenmatrix. De dienstenmatrix zal door een volgend onderzoeksteam worden<br />

opgesteld. Dit onderzoeksteam zal nog nader onderzoek dienen te verrichten met betrekking tot de hulp en<br />

diensten die Vilente op basis van de Wmo Nieuwe Stijl kan bieden.<br />

1.2 Doelstelling en vraagstelling<br />

AOZG voert een praktijkgericht onderzoek uit onder <strong>ouderen</strong> in de gemeente <strong>Ede</strong>, Renkum en Wageningen.<br />

Om doelgericht aan dit onderzoek te kunnen werken heeft AOZG de volgende SMART-doelstellingen opgesteld:<br />

- In juni 2010 heeft Vilente een onderzoeksrapport met indicaties van de omslagpunten van zelfstandig<br />

<strong>wonen</strong> in de thuissituatie met (professionele) zorg/diensten naar <strong>wonen</strong> in een instelling met<br />

georganiseerde zorg/diensten bij <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder in de gemeente <strong>Ede</strong>, Renkum en<br />

Wageningen.<br />

- In juni 2010 zal AOZG een onderzoeksrapport presenteren waarin de omslagpunten worden toegelicht<br />

en implicaties voor de dienstenmatrix en aanbevelingen worden gegeven voor een vervolg onderzoek<br />

dat uiteindelijk zal leiden tot het opstellen van een dienstenmatrix.<br />

Daarnaast heeft AOZG de volgende vraagstellingen opgesteld:<br />

Welke factoren zijn van invloed om hulp te vragen of de keuze te maken om te gaan <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum<br />

bij <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder, <strong>wonen</strong>d in een zorgcentrum in de gemeente <strong>Ede</strong>, Renkum of Wageningen<br />

Welke ideeën en belevingen hebben <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder omtrent zorg/diensten of ondersteuning die<br />

aangeboden zou moeten worden om langer zelfstandig thuis te kunnen <strong>wonen</strong><br />

- Welke zorg/diensten of ondersteuning hadden de <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder in de thuissituatie<br />

- Welke zorg/diensten of ondersteuning wensen <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder nodig te hebben om zo<br />

lang mogelijk zelfstandig thuis te <strong>wonen</strong><br />

1.3 Samenhang andere projecten<br />

In onderstaand schema is te zien welke positie AOZG heeft in het gehele onderzoek. AOZG is één van de drie<br />

onderzoeken die uitgevoerd wordt via Vilente en het onderzoek dat AOZG uitvoert staat in eerste instantie los<br />

van de andere onderzoeken. Vilente en het Lectoraat LDvK zullen aan het eind van het onderzoek het<br />

onderzoeksrapport in ontvangst nemen.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

8


Vilente<br />

Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief<br />

Begeleidings<br />

Commissie:<br />

Project<br />

ergotherapie<br />

Project<br />

verpleegkunde<br />

Project<br />

<strong>ouderen</strong>marketing<br />

(Martha van Biene)<br />

Maria van Erp<br />

Alex de Veld<br />

Onderzoek<br />

omslagpunten<br />

<strong>ouderen</strong><br />

Onderzoek<br />

vraagpatronen<br />

allochtone<br />

Nederlanders<br />

Onderzoek naar de<br />

manier van<br />

informatievoorziening.<br />

Janet Kleis<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong><br />

en aanbevelingen<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong><br />

en aanbeveling<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong><br />

en aanbeveling<br />

Vervolgproject September<br />

2010<br />

Onderzoek diensten en<br />

ontwikkeling dienstenmatrix<br />

Januari 2011<br />

Dienstenmatrix<br />

1.4 Opbouw<br />

Dit onderzoeksrapport is opgedeeld in de hoofdstukken: achtergrond, methode, resultaten, conclusie, discussie<br />

en aanbevelingen. In de achtergrond worden de aspecten beschreven die meespelen in dit onderzoek. De<br />

stappen die AOZG heeft uitgevoerd tijdens het onderzoek worden beschreven in het hoofdstuk ‘methode’.<br />

Hierin beschrijft AOZG op welke manier de respondenten zijn geworven, hoe de interviews zijn vormgegeven<br />

en hoe de verkregen data is geanalyseerd. Tijdens de uitvoer van het onderzoek heeft AOZG gebruik gemaakt<br />

van het vraaganalyse-instrument dat ontwikkeld is door het Lectoraat LDvK. De resultaten van het onderzoek<br />

zijn beschreven aan de hand van de thema’s die AOZG tijdens de analyse heeft opgesteld. In het hoofdstuk<br />

conclusie worden allereerst alle factoren die van invloed zijn om te gaan verhuizen weergegeven en daarnaast<br />

wordt het antwoord op de vraag welke zorg en diensten <strong>ouderen</strong> hebben ontvangen en wat ze gemist hebben<br />

omschreven. De resultaten van het onderzoek en de onderzoeksmethoden worden in het hoofdstuk discussie<br />

kritisch bekeken. Hier wordt beschreven of de keuzes van AOZG invloed hebben gehad op het resultaat.<br />

Daarnaast wordt hier ook een Inhoudelijke discussie over individualisering en mantelzorg weergegeven. Als<br />

laatste zullen er in het hoofdstuk aanbevelingen adviezen gegeven worden. Doordat dit onderzoek een<br />

onderdeel is van een meerjarenplan, zullen er niet alleen aanbevelingen worden gedaan m.b.t. de zorg en<br />

diensten die aangeboden kunnen worden om <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig thuis te laten <strong>wonen</strong>, maar er worden<br />

ook aanbevelingen gedaan m.b.t. het vervolg van het gehele onderzoek, denkend aan de vervolgstappen.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

9


2. Achtergrond<br />

In de achtergrond wordt beschreven in welke context het onderzoek heeft plaats gevonden. Tevens worden<br />

belangrijke achtergrond informatie gegeven die in verband staat met het project en meer duidelijk biedt.<br />

Er word geschreven over Vilente, de Wmo Nieuwe Stijl), de woonzorgzones, het zelfstandig <strong>wonen</strong> in<br />

Nederland, de sociale kaart, voorafgaande onderzoeken en tot slot de relatie van ergotherapie met het<br />

onderzoek.<br />

2.1 Vilente<br />

Vilente is een zorg- en dienstenaanbieder in de gemeenten Renkum, Wageningen en <strong>Ede</strong>, ontstaan door<br />

verschillende fusies tussen zorginstellingen. Ze bieden verzorging, verpleging, huisvesting, thuiszorg, welzijn en<br />

enkele aanverwante diensten. Vilente is een sociale en betrouwbare partner voor alle mensen die welzijn, zorg<br />

of dienstverlening nodig hebben én hun eigen leven willen blijven leiden. De visie heeft betrekking op het<br />

onderzoek namelijk het behoud van zelfstandigheid, dit is een van de grondvlakken van Vilente. Het feit dat<br />

‘ieder mens uniek is’, leidt het kwaliteitsbeleid van Vilente. Met dat gegeven heeft AOZG het onderzoek vorm<br />

gegeven. Veiligheid en beschermd <strong>wonen</strong> zijn onderdeel in de visie van Vilente. Vanaf 2006 tot heden bouwt<br />

Vilente in wijken in <strong>Ede</strong>, Renkum en Wageningen verder aan het aanbod van welzijn, zorg (thuis) en<br />

dienstverlening. (Vilente, 2008)<br />

2.2 Wmo (nieuwe stijl)<br />

Een belangrijk onderwerp binnen het onderzoek is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Deze nieuwe wet<br />

is ingevoerd sinds 1 januari 2007. Het maatschappelijke doel van de Wmo is ‘meedoen’. De wet moet er voor<br />

zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven <strong>wonen</strong> en mee kunnen doen in de samenleving,<br />

al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. Dat is de onderlinge betrokkenheid tussen mensen. En<br />

als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente. De gemeente ondersteunt bijvoorbeeld vrijwilligers<br />

en mantelzorgers. De Wmo regelt ook de hulp bij het huishouden en zorgt voor goede informatie over de hulp<br />

en informatie die mensen kunnen krijgen. (Ministerie VWS, 2009a, 2009b)<br />

Bij de invoering van de Wmo zijn er een aantal wetten vervangen:<br />

- Wet voorziening gehandicapten (Wvg). De Wvg regelde voorzieningen voor mensen met een beperking of<br />

handicap.<br />

- Welzijnswet. De Welzijnswet regelde welzijnswerk, zoals maatschappelijk werk, de peuterspeelplaats,<br />

jongerenwerk, buurthuizen en vrouwenopvang.<br />

- Huishoudelijke hulp uit de AWBZ.<br />

Het uitvoeren van de Wmo is een taak van de gemeente, omdat de gemeente de eigen inwoners beter kent<br />

dan de landelijke overheid. De gemeente maakt de plannen niet alleen, maar werkt samen met de bewoners.<br />

Door deze samenwerking is het mogelijk een samenhangend lokaal beleid op te stellen op het gebied van<br />

maatschappelijke ondersteuning. Hierbij heeft de gemeente de verantwoordelijkheid om alle burgers te laten<br />

meedoen in de samenleving. (Ministerie VWS, g.d.b)<br />

Wat regelt de Wmo<br />

- De Wmo regelt dat mensen die hulp nodig hebben in het dagelijkse leven ondersteuning krijgen van hun<br />

gemeente. Het gaat om voorzieningen als hulp bij het huishouden, een rolstoel of woningaanpassing.<br />

- De Wmo ondersteunt mensen die zich inzetten voor hun medemens of buurt. Het gaat bijvoorbeeld om<br />

mantelzorgers en vrijwilligers.<br />

- De Wmo stimuleert activiteiten die de onderlinge betrokkenheid in buurten en wijken vergroten.<br />

- De Wmo biedt ondersteuning om te voorkomen dat mensen later zwaardere vormen van hulp nodig<br />

hebben. Het gaat bijvoorbeeld om opvoedingsondersteuning en activiteiten tegen eenzaamheid.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

10


In 2008 is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestart met het opzetten van een nieuw beleid<br />

voor vernieuwing en kwaliteitsverbetering van de hierboven uitgelegde Wet Maatschappelijke Ondersteuning.<br />

(Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2008) Dit beleid wordt de ‘Wmo Nieuwe Stijl’ genoemd. Het hoofddoel<br />

van de wetswijziging is om de positie van de burger in de Wmo te versterken. De Wmo Nieuwe Stijl richt zich<br />

op de ondersteuning van kwetsbare burgers. Onder kwetsbare burgers worden mensen met een lichamelijkeen/of<br />

geestelijke beperking, <strong>ouderen</strong>, etc. verstaan. Het is de taak van de gemeente om de 9 prestatievelden<br />

van de Wmo Nieuwe Stijl uit te voeren. Omdat veel gemeenten hier moeite mee hebben heeft het ministerie<br />

van VWS acht bakens opgericht om de WMO in de praktijk vorm te geven.<br />

- Vraaggericht; Richt zich op het achterhalen van problemen die de cliënt ervaart. Het gaat er hier met name<br />

om dat de vraag achter de vraag wordt achterhaald en dat hier een passende oplossing voor wordt<br />

gezocht.<br />

- Direct er op af. Richt zich op het actief benaderen van burgers die geen ondersteuning willen of niet weten<br />

hoe ze die moeten organiseren. Hiermee wil de overheid de bureaucratie in de zorg verminderen.<br />

- Eigen kracht van de burger. Richt zich op het (terug-)krijgen van de regie bij burgers. Het ministerie van<br />

VWS vindt het belangrijk dat mensen die tijdelijk uit hun eigen kracht zijn, weer aan de slag gaan.<br />

- Formeel en informeel in optimale verhouding. Richt zich op verbeteren van de samenwerking tussen<br />

informele en formele zorg.<br />

- Doordachte balans van collectief en individueel. Beschrijft dat gemeenten eerst mogelijkheden van<br />

collectieve welzijnsarrangementen moeten inzetten. Indien zorg/diensten niet aansluit op de vraag van<br />

cliënten, komen zij in aanmerking voor individuele voorzieningen.<br />

- Integraal werken. Het is van belang dat uitvoerende organisaties samenwerken aan gezamenlijke<br />

probleemoplossingen. Het is aan de gemeente de taak om een integrale en samenhangende aanpak van<br />

de problemen van de burger te bevorderen.<br />

- Niet vrijblijvend. De gemeentes en aanbieders moeten hierbij duidelijk laten zien hoe zij aan de Wmo<br />

Nieuwe Stijl bijdragen. Het gaat hier niet meer om het afvinken van alle producten, aantallen en<br />

activiteiten, maar om hetgeen wat de burger nodig heeft. Wat van belang is dat er resultaatgericht<br />

gewerkt wordt, waarbij de problemen worden benoemd en de oplossingen worden gedefinieerd.<br />

- Ruimte voor de professional. Richt zich op de professionals. Zij moeten beschikken over de juiste kennis,<br />

vaardigheden en een ondernemende houding. Het ministerie van VWS wil de professionals de ruimte<br />

geven en gebruik maken van de competenties waarover zij beschikken voor de uitvoering van de WMO<br />

Nieuwe Stijl.<br />

2.3 Wmo-werkplaatsen<br />

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft extra financiële middelen beschikbaar<br />

gekregen om vernieuwingen in zorg en welzijn tot stand te brengen en de beroepskrachten te scholen,<br />

waardoor de Wmo Nieuwe Stijl meer gestalte krijgt. Om hieraan bij te dragen heeft het VWS per september<br />

2009 zes Wmo-werkplaatsen opgericht waarin een hogeschool c.q. lectoraat, burgers, gemeenten, instellingen<br />

en beroepsbeoefenaren samenwerken aan praktijkontwikkeling, onderzoek en opleiding op het terrein van<br />

<strong>wonen</strong>, welzijn en zorg. In een vijftal projecten wordt met partners op het gebied van <strong>wonen</strong>, welzijn en zorg<br />

gewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe praktijken voor dienstverlening volgens de Wmo Nieuwe Stijl. Één van<br />

de werkplaatsen bevind zich in Nijmegen en houdt zich vooral bezig met onderzoek en praktijkontwikkeling op<br />

het gebied van cliëntondersteuning in de Wmo, ook wel prestatieveld drie, “informatie, advies en<br />

cliëntondersteuning” genoemd. (Wmo-werkplaatsen, g.d.)<br />

Vanuit zes hogescholen in Nederland zijn de zes Wmo-werkplaatsen ingericht, die samen 30 innovatieve<br />

praktijken ingang zetten. Het programma loopt van 2009 tot 2011. De Hogeschool van Arnhem & Nijmegen<br />

beschikt over het Lectoraat Locale Dienstverlening vanuit Klantperspectief (LDvK), deze neemt samen met de<br />

gemeente en Vilente deel aan de Wmo-werkplaats te Nijmegen. Deze opdracht behoort tot één van de vijf<br />

projecten van de Wmo-werkplaats, genoemd Ouderen in de wijk Veldhuizen te <strong>Ede</strong> (Vilente). (Ministerie VWS,<br />

2009d)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

11


2.4 Woonzorgzones<br />

Vilente is op de vergrijzing en landelijke ontwikkelingen ingegaan door de zorg die zij aanbieden te<br />

herstructureren naar levensloopbestendige woonzorgzones. Een woonzorgzone is een gewone woonwijk waar<br />

<strong>wonen</strong>, zorg en welzijnsfuncties worden aangeboden vanuit een multifunctioneel centrum met in de nabijheid<br />

winkels voor de dagelijkse boodschappen en medische eerstelijnsvoorzieningen. De woonzorgzones worden<br />

opgedeeld in drie schillen, waarbij in elke schil de hulpbehoevendheid van de cliënt en de aangeboden hulp<br />

met elkaar in verband staan. Woonzorgzones worden in de Wmo Nieuwe Stijl ook wel woonservicegebieden<br />

genoemd. (Vilente, g.d.) In de wijk Veldhuizen in <strong>Ede</strong> is Vilente bezig een dergelijke woonzorgzone op te zetten<br />

omdat ook hier de vraag naar <strong>wonen</strong> met zorg en ondersteuning zal toenemen.<br />

In een woonzorgzone wordt met bewoners van wijken, corporaties, zorginstellingen, gemeente en<br />

welzijnsorganisaties aan de slag gegaan om wijken ook gastvrij te maken voor mensen die wel eens of heel<br />

vaak zorg nodig hebben. De zorg of ondersteuning die wordt geboden is afhankelijk van de behoefte van de<br />

wijkbewoners. “In het ene geval zal eerst de 24-uurs alarmering worden opgezet en in het andere geval de<br />

wijkeettafel en het ontmoetingspunt. Door samenhang tussen <strong>wonen</strong>, woonomgeving, welzijn en zorg als<br />

uitgangspunt te nemen en de projecten daarmee te verbinden, wordt er een onzichtbaar weefsel over de wijk<br />

gelegd waardoor mensen er langer zelfstandig en prettig kunnen blijven <strong>wonen</strong>” (Harkes, 2004).<br />

2.5 Zelfstandig <strong>wonen</strong><br />

Het bevorderen van zelfstandigheid, eigen verantwoordelijkheid en maatschappelijke participatie van <strong>ouderen</strong><br />

staat al enkele jaren centraal in het <strong>ouderen</strong>beleid van de rijksoverheid, eventueel met aanvullende zorg- en<br />

dienstverlening. In 1971 woonde 80 % in een zelfstandige woonruimte, nu zal dat zeker 10 % hoger liggen.<br />

Ondanks de gestegen gemiddelde leeftijd neemt het percentage <strong>ouderen</strong> in verzorgingshuizen af (1970: 10%,<br />

2003: 5%) (Boot & Knapen, 2005) De Woon-zorg-stimuleringsregelingen, waarbij het ministerie van VWS<br />

samenwerkt met het ministerie van VROM hebben als doel ‘een op de vraag toegesneden aanbod’ van speciale<br />

(zorg) woningen te stimuleren, zodat mensen die zorg of begeleiding nodig hebben langer zelfstandig kunnen<br />

blijven <strong>wonen</strong>. In alle gemeenten worden activiteiten voor <strong>ouderen</strong> gesubsidieerd, zoals alarmering en<br />

maaltijdverzorging, <strong>ouderen</strong>advisering, vervoer, ‘meer bewegen voor <strong>ouderen</strong>’ en dagvoorzieningen. Daarbij is<br />

de afstemming met <strong>wonen</strong> en zorg van groot belang. (van Dam & Wiebes, 2005)<br />

Afgelopen jaren<br />

Het is nog niet zo heel lang geleden dat het gebruikelijk was om mensen die te kampen hadden met een<br />

langdurige fysieke of cognitieve beperking te huisvesten in grootschalige instituten buiten de stad. In deze<br />

voorzieningen waren zij verzekerd van 24-uurszorg, opvang, begeleiding en de nodig geachte „rust en<br />

regelmaat‟. Vanaf de jaren zeventig werden steeds meer vraagtekens gezet bij deze gang van zaken. “Bij zowel<br />

de bewoners van de instituten als het behandelend en verzorgend personeel groeide de overtuiging dat het<br />

beter en dus wenselijk was dat mensen met beperkingen niet werden opgenomen. Ze zouden in staat moeten<br />

worden gesteld een zo gewoon mogelijk leven te leiden” (Koops & Kwekkeboom, 2005). Sindsdien heeft het<br />

beleid rond mensen met beperkingen in toenemende mate in het teken gestaan van de zogenoemde<br />

extramuralisering en de daaruit voortvloeiende noodzaak om een passend aanbod buiten de instituten te<br />

creëren.<br />

Het geheel van veranderingen die noodzakelijk zijn om het mogelijk te maken dat mensen met een<br />

beperkingen zelfstandig kunnen <strong>wonen</strong> en aan de samenleving deel kunnen nemen wordt ook wel<br />

‘vermaatschappelijking’ genoemd. Een belangrijk deel van de veranderingsprocessen in de zorg zijn al geruime<br />

tijd geleden in gang gezet. Zo werd al in de jaren tachtig begonnen met de zogenoemde extramuralisering: het<br />

buiten de muren van de instellingen verlenen van zorg. De betrokken partijen waren het er over eens dat<br />

extramuralisering in het algemeen bij zou dragen aan grotere maatschappelijke participatie en integratie van<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

12


mensen met beperkingen. Echter was extramuralisatie niet genoeg voor daadwerkelijke maatschappelijk<br />

participatie en integratie. (Koops & Kwekkeboom, 2005)<br />

Doordat steeds meer zorg, behandelingen, begeleiding, dienstverlening, huisvesting en dagbesteding niet meer<br />

in één instelling werd aangeboden, werd de samenhang verbroken. Steeds meer organisaties gingen los van<br />

elkaar arrangementen aanbieden, ook op andere levensterreinen dan zorg en <strong>wonen</strong>. Hierdoor ontstond de<br />

behoefte naar het afstemmen van het aanbod op elkaar en er werd besloten dat<br />

belangenbehartigingsorganisaties een stem moesten hebben in de besluitvorming over zorgaanbod. Door de<br />

samenwerking tussen verschillende instellingen, werden netwerken ontwikkeld waarbinnen de<br />

werkzaamheden op elkaar worden afgestemd. Men was van mening dat deze samenwerking vooral op lokaal<br />

niveau vorm moest krijgen. De lokale overheid kreeg de taak om erop toe te zien dat de instellingen inderdaad<br />

met elkaar samenwerken en hun aanbod afstemmen. (Koops & Kwekkeboom, 2005)<br />

Naast de professionele zorg kregen de burgers de afgelopen jaren ook een steeds belangrijkere rol in de<br />

maatschappelijke integratie en participatie van mensen met een beperking. Voorbeelden hiervan zijn het doen<br />

van vrijwilligerswerk of het aanbieden van betaald werk aan mensen met een beperking. Daarnaast werd van<br />

de burgers steeds meer verwacht dat zij steun en opvang bieden aan mensen met een beperking om zo het<br />

beroep doen op professionele dienstverleners te voorkomen of te verminderen. Dit gebeurt voornamelijk in de<br />

vorm van mantelzorg aan familie en vrienden. (Koops & Kwekkeboom, 2005)<br />

Huidige situatie en toekomstperspectief<br />

Het aantal <strong>ouderen</strong> zal in de toekomst flink toenemen. In 2007 was 14% van de bevolking ouder dan 65 jaar. In<br />

2020 zal dat bijna 20% zijn (STG, 2007). Ook het aantal allochtonen in de oudere bevolking zal in de komende<br />

15 jaar toenemen. In 2007 was ruim 2% van de 65-plussers niet-westers allochtoon. In 2020 is dat 4%. Naast<br />

het feit dat het overheidsbeleid gericht is op het terugdringen van de residentiële zorg, willen ook de <strong>ouderen</strong><br />

van tegenwoordig steeds langer – zo zelfstandig en actief mogelijk – thuis blijven <strong>wonen</strong> (STG, 2007). De<br />

preventie van beperkingen en het bevorderen van zelfstandigheid onder <strong>ouderen</strong> kent verschillende<br />

aangrijpingspunten; het aanpassen van woningen, vervoersvoorzieningen, het verzorgen van warme<br />

maaltijden, huishoudelijke hulp, het verhogen van zelfmanagementvaardigheden en het ondersteunen van<br />

mantelzorgers. Deze ontwikkelingen vallen ook terug te zien in de cijfers: In 2007 woonde 94% van 65-plussers<br />

en 70% van 80-plussers nog zelfstandig. Door deze extramuralisering, verschuift steeds meer de zorg voor<br />

<strong>ouderen</strong> naar de thuissituatie en neemt de rol van de eerstelijnszorg voor <strong>ouderen</strong> toe. (Gezondheidsraad,<br />

2005)<br />

2.6 Sociale kaart<br />

Wijzigingen in wet- en regelgeving op het gebied van sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid gebieden de<br />

gemeentelijke overheid om:<br />

- op te treden als regisseur'<br />

- voorwaarden te scheppen<br />

- voorzieningen te realiseren en toegankelijk te maken voor burgers en (keten-)partners op de markt van<br />

zorg, <strong>wonen</strong>, welzijn en re-integratie.<br />

Een helder overzicht van het actuele voorzieningen- en activiteitenaanbod op lokaal en regionaal niveau is<br />

daarbij onmisbaar. Een sociale kaart kan dit overzicht creëren. Het is een gebruiksvriendelijke catalogus op het<br />

gebied van zorg, welzijn, <strong>wonen</strong>, sociale activering, inkomen, opleiding en re-integratie. Het biedt een actueel<br />

overzicht van producten, activiteiten en organisaties in een gemeente, regio en/of provincie. Wat voor zowel<br />

burgers als professionals een goed overzicht geeft. (Disk, 2010) De sociale kaart kan een basis vormen voor de<br />

in de toekomst ontwikkelde dienstenmatrix, die naar aanleiding van de onderzoeksresultaten gemaakt zal<br />

worden. Gidz heeft in de loop der tijd een "sociale kaart" opgebouwd met daarin de adressen van veel zorg- en<br />

welzijnsinstellingen in Gelderland en is ondergebracht in het Sociaal Informatiesysteem Gelderland.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

13


2.7 Voorafgaande onderzoeken<br />

In 2007 heeft de stichting Maat aan het lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief (LDvK)<br />

opdracht gegeven om een instrument te ontwikkelen waarmee systematisch de vragen en behoeften van<br />

burgers verzameld, geanalyseerd en in vraagpatronen geordend kunnen worden. In opdracht van het LDvK<br />

(Hogeschool van Arnhem en Nijmegen) en in samenwerking met Vilente (<strong>Ede</strong>) is er vervolgens in 2009 een<br />

onderzoek uitgevoerd onder de bewoners van de wijk Veldhuizen in <strong>Ede</strong>.<br />

Het onderzoek naar de vraagpatronen in <strong>Ede</strong> is uitgevoerd door een groep van 5 ergotherapeuten en 3 duo’s<br />

van de opleiding verpleegkunde . Zij hebben met behulp van open interviews en het vraaganalyse-instrument,<br />

inzicht verkregen in vragen, wensen en behoeften ten aanzien van het <strong>wonen</strong>, de zorg en het welzijn in de wijk<br />

Veldhuizen. Deze interviews werden gehouden bij thuis<strong>wonen</strong>de <strong>ouderen</strong>. Naar aanleiding van de interviews<br />

hebben de onderzoekers een analyse gemaakt over de resultaten van de interviews en deze verbonden aan<br />

conclusies . De <strong>ouderen</strong> hebben vooral behoeften aan sociale controle, goede en bereikbare voorzieningen,<br />

privacy wanneer ze naar een zorgcentrum verhuizen, een centraal aanspreekpunt, zich veilig voelen &<br />

recreatiemogelijkheden. Deze vraagpatronen zijn van belang om in het huidige onderzoek mee te nemen,<br />

zodat de in de toekomst gemaakte dienstenmatrix zowel aansluit op dit onderzoek als op de voorafgaande<br />

onderzoeken.<br />

2.8 Ergotherapeutische relatie met het project<br />

Ergotherapie is gericht op de individuele patiënt, de persoon (en zijn systeem), organisatie en/of populatie<br />

(community-based). Ergotherapeuten dragen bij aan het mogelijk maken van het handelen, zodat participatie -<br />

het deelnemen van mensen aan het dagelijkse en maatschappelijke leven - gerealiseerd wordt ten behoeve van<br />

gezondheid en welzijn. Dit wordt bereikt door de mogelijkheden van personen, organisaties of populaties in<br />

het handelen te benutten en te vergroten, dan wel door de omgeving aan te passen en/of te gebruiken.<br />

Ergotherapeuten richten zich steeds meer op individuen en groepen mensen die om welke reden dan ook<br />

belemmeringen ondervinden in het deelnemen aan de maatschappij (community- based occupational therapy).<br />

In het kader van maatschappijgerichte ergotherapie levert de ergotherapeut ook een bijdrage aan landelijke en<br />

locale politiek, gericht op het op gang brengen van een proces waarin de samenleving zich bewust wordt van<br />

en gaat bijdragen aan een rechtvaardige maatschappij, evenwaardige vrijheid, respect en solidariteit. Door een<br />

omgeving te creëren waarin mensen kunnen handelen worden mensen uitgenodigd en gestimuleerd tot<br />

handelen, krijgen zij waardering en kunnen zij participeren in de maatschappij (inclusive society). (Van<br />

Hartingsveldt, Logister-Proost, Kinebanian, 2009)<br />

In de afgelopen eeuw is het aantal 65-plussers toegenomen van 0,3 naar 2,3 miljoen. Van de bijna 2,3 miljoen<br />

Nederlanders van 65 jaar en ouder <strong>wonen</strong> er 100.000 in een verzorgingshuis en 50.000 in een verpleeghuis.<br />

Nederland telt bijna 1.700 verzorgings- en verpleeghuizen. (bron: SCP, Ouderen in instellingen 2005)<br />

Er wordt binnen de <strong>ouderen</strong>zorg steeds meer de nadruk gelegd op enerzijds de kwaliteit van leven en<br />

anderzijds op thuiszorg. Het economische aspect van de gezondheidszorg overheerst nog steeds en er is een<br />

stijgende vraag naar ergotherapeuten die interventie kunnen uitvoeren in de thuissituatie om thuis<strong>wonen</strong>de<br />

<strong>ouderen</strong> langer thuis te houden. (Kuiper & Satink, 2006) Daarnaast geven ergotherapeuten advies en<br />

voorlichting aan onder andere zorginstellingen waarbij de nadruk wordt gelegd op het gezond ouder worden,<br />

omgevingsaanpassingen en hulpmiddelen voor het veilig ouder worden. De ergotherapeut is een expert op het<br />

gebied van vraaggerichte zorg. Vraaggerichte zorg wordt omschreven als een gezamenlijke inspanning van de<br />

cliënt en de hulpverlener die er in resulteert dat de cliënt de hulp ontvangt die tegemoetkomt aan zijn wensen<br />

en verwachtingen en die tevens voldoet aan professionele standaarden (Van der Kraan 2001). Binnen het<br />

onderzoek zal deze ergotherapeutische expertise een meerwaarde vormen, aangezien Vilente wil achterhalen<br />

welke diensten zij moeten aanbieden om <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig thuis te kunnen laten <strong>wonen</strong>. Om dit<br />

inzichtelijk te maken is het noodzakelijk om te achterhalen welke hulpvragen <strong>ouderen</strong> hadden in hun<br />

thuissituatie en wat de oorzaak is geweest dat zij niet meer in staat waren om zelfstandig thuis te <strong>wonen</strong>. De<br />

resultaten uit het onderzoek kunnen worden gebuikt door Vilente om de zorg en diensten af te stemmen op<br />

deze hulpvragen, met als doel dat de <strong>ouderen</strong> ondanks hun belemmeringen langer kunnen participeren in de<br />

maatschappij. Dit sluit aan op het community- based werken vanuit de ergotherapie.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

14


3. Methode<br />

AOZG heeft een kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van de vraagstellingen ‘Welke factoren zijn<br />

van invloed om hulp te vragen of de keuze te maken om te gaan <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong> van 65<br />

jaar en ouder, <strong>wonen</strong>d in een zorgcentrum in de gemeente <strong>Ede</strong>’ en ‘Welke ideeën en belevingen hebben<br />

<strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder omtrent zorg/diensten of ondersteuning die aangeboden zou moeten worden om<br />

langer zelfstandig thuis te kunnen <strong>wonen</strong>’ Een kwalitatief onderzoek biedt de deelnemer de ruimte<br />

achterliggende motivaties, meningen, wensen en behoeften te uiten. Daarnaast wordt bij kwalitatief<br />

onderzoek de werkelijkheid geconstrueerd door het individu, deze is subjectief van aard. “De kern van<br />

kwalitatief onderzoek is het ontdekken van eigenschappen van verschijnselen en gebeurtenissen uit de te<br />

onderzoeken werkelijkheid. Kwalitatief onderzoek doen betekent zo zorgvuldig mogelijk proberen te begrijpen<br />

hoe een ander de situatie ervaart” (Jonker, 2004).<br />

AOZG heeft als onderdeel van het kwalitatieve onderzoek een narratief onderzoek uitgevoerd. Met het<br />

uitvoeren van narratief onderzoek stelt AOZG het veranderproces in de tijd, en specifiek de ervaringen van de<br />

respondenten in dat proces centraal. Met narratief onderzoek gaat men niet op zoek naar de ervaringen zelf,<br />

maar naar de onderliggende gedachten en het onderliggende gevoel dat de respondenten hebben bij een<br />

ervaring. Om te onderzoeken wat de ervaringen van <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder zijn heeft AOZG narratieven<br />

verzameld. “Narratieven zijn alle gegevens in proza die niet voortkomen uit gesloten vragen of vragen die korte<br />

antwoorden vereisen. Ze gaan over biografische bijzonderheden van gebeurtenissen zoals ze verteld worden<br />

door degenen die ze hebben meegemaakt” (van Biene, 2008). Tijdens het voorbereiden en uitvoeren van dit<br />

onderzoek, heeft AOZG gebruik gemaakt van het vraaganalyse-instrument “De standaardvraag voorbij”, als<br />

methode. Het vraaganalyse-instrument is ontwikkeld door het Lectoraat LDvK en biedt houvast in de<br />

procedure, gegevensverzameling en analyse van het onderzoek. Het is een instrument waarmee narratief<br />

onderzoek naar vraagpatronen kan worden uitgevoerd.<br />

3.1 Respondenten<br />

In- en exclusiecriteria<br />

AOZG heeft een aantal in- en exclusiecriteria gehanteerd bij het selecteren van respondenten. De<br />

respondenten moesten woonachtig zijn in een zorgcentrum binnen de gemeente Renkum, Wageningen en/of<br />

<strong>Ede</strong> en 65 jaar of ouder (de gebruikelijke pensioenleeftijd) zijn. Bovendien moesten de respondenten in staat<br />

zijn om in de Nederlandse taal aan het interview deel te nemen en akkoord gaan met audio-opname.<br />

Exclusiecriteria waren het niet kunnen deelnemen aan het gesprek, door bijvoorbeeld ernstige cognitieve en/of<br />

spraakstoornissen. Daarnaast was een exclusiecriteria de aanwezigheid van derden en <strong>ouderen</strong> die acuut zijn<br />

opgenomen in het verzorgingshuis.<br />

Wervingsprocedure<br />

Bij het werven van de respondenten is gekozen om bewoners van verzorgingshuizen binnen de gemeente <strong>Ede</strong><br />

(De Klinkenberg, St. Barbare en De Pleinen) te benaderen voor deelname. AOZG wilde bewoners binnen de wijk<br />

Veldhuizen benaderen, maar tijdens een gesprek met de opdrachtgever, Janet Kleis, bleek dat dit niet haalbaar<br />

is, omdat het merendeel van de bewoners van Vilente cognitief beperkt is en er binnen een half jaar niet veel<br />

nieuwe bewoners komen. Om deze reden heeft AOZG ervoor gekozen om bewoners in verzorgings- en<br />

verpleeghuizen binnen de gemeente <strong>Ede</strong> te benaderen. Na verloop van tijd bleek dat dit niet voldoende<br />

respons gaf en is er na gesprekken met de opdrachtgever en de senioradviseur besloten om ook bewoners van<br />

verzorgings- en verpleeghuizen in de gemeente Renkum (Mooi-land, Heidesteijn, Beekdal, Overdal) en<br />

Wageningen (Pieter Pauw) te benaderen. Daarnaast is het maximum aantal van 8 – 10 respondenten<br />

vastgesteld vanwege de geringe tijd die AOZG nog te besteden had. Deze manier van werving heeft ook niet<br />

voldoende deelname aan het onderzoek opgeleverd, waardoor AOZG in samenspraak met de opdrachtgever<br />

heeft besloten om een aantal zorgadviseurs te interviewen. AOZG heeft de respondenten geworven door het<br />

onderzoek vooraf in een brief aan te kondigen (zie bijlage I). In deze brief stond een korte introductie van het<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

15


project en werd gevraagd of bewoners deel wilden nemen aan het onderzoek en kondigde AOZG aan dat de<br />

antwoordstrookjes bij de receptie dienden ingeleverd te worden. Wanneer bleek dat een oudere deel wilde<br />

nemen aan het onderzoek werd er telefonisch contact opgenomen door AOZG om een afspraak te maken voor<br />

de afname van het interview. Ter bevestiging van de afspraak werd er een bevestigingsbrief gestuurd naar de<br />

respondent waarin de datum, tijd, plaats en naam van de onderzoeker werd benoemd (zie bijlage II).<br />

Voorafgaand aan het interview heeft AOZG extra uitleg gegeven over het onderzoek en het belang van de<br />

deelname van de respondent benadrukt.<br />

Aantal respondenten<br />

Het vooraf gestelde wenselijke aantal respondenten was 20. Om het totaal wenselijke aantal van respondenten<br />

te werven zijn er ongeveer 50 huishoudens in de verzorgingshuizen binnen de gemeente <strong>Ede</strong> (De Klinkenberg,<br />

St. Barbare en De Pleinen) benaderd met de vraag mee te doen aan dit onderzoek. Na afloop van de eerste<br />

werving binnen deze verzorgingshuizen bleek dat AOZG drie reacties had, waarvan één persoon deel wilde<br />

nemen aan het onderzoek. Na de tweede werving bleek dat er negen reacties uit de verzorgingshuizen waren,<br />

waarvan vijf positief en er was één positieve reactie uit het verpleeghuis te Wageningen. Omdat AOZG te<br />

weinig <strong>ouderen</strong> heeft kunnen werven is er besloten om twee zorgadviseurs te interviewen. Tijdens het<br />

interview met de eerste zorgadviseur bleek dat hier nog een tweede zorgadviseur bij aanwezig wilde zijn,<br />

waardoor AOZG in totaal drie zorgadviseurs heeft geïnterviewd. Na telefonisch contact met een<br />

verzorgingshuis in de gemeente <strong>Ede</strong>, bleek dat er nog een echtpaar was die deel wilde nemen aan het<br />

onderzoek, maar na contact te hebben gehad met deze persoon bleek dat deze toch wilde afzien van<br />

deelname. Na telefonisch contact met alle benaderde verzorging- en verpleeghuizen heeft AOZG nog één<br />

persoon bereid gevonden om deel te nemen aan het onderzoek. In totaal heeft AOZG uiteindelijk acht <strong>ouderen</strong><br />

en drie zorgadviseurs geïnterviewd.<br />

3.2 Dataverzameling<br />

Procedure van het interview<br />

Alle interviews werden door twee onderzoekers afgenomen; de één nam hierbij het woord en de ander vulde<br />

eventueel aan. Hier is voor gekozen in verband met waarborging van de eigen veiligheid en om elkaar waar<br />

nodig te ondersteunen. Daarnaast heeft AOZG de kwaliteit van het interview hiermee verhoogd en ervoor<br />

gezorgd dat elke onderzoeker gelijkwaardige informatie heeft kunnen achterhalen. Alle interviews hebben bij<br />

de <strong>ouderen</strong> thuis plaatsgevonden. Voor <strong>ouderen</strong> die de voorkeur gaven dit ergens anders te doen, had AOZG<br />

de mogelijkheid om in samenspraak met Vilente een beschikbare ruimte te zoeken. Hier is uiteindelijke geen<br />

gebruik van gemaakt. Aan het begin van elk interview werd benadrukt dat het om het eigen verhaal en de<br />

ervaringen van de respondent ging en dat hier geen goed of fout aan verbonden kon worden. De afname van<br />

de interviews zijn opgenomen m.b.v. een voice-recorder waar AOZG meerdere redenen voor heeft. Ten eerste<br />

wil AOZG de woorden van de respondenten gebruiken in de analyse. Ten tweede kunnen de onderzoekers zich<br />

volledig op het gesprek richten zonder mee te hoeven schrijven. Ten derde blijkt soms pas achteraf dat<br />

opmerkingen die op het eerste gezicht niet relevant zijn toch van betekenis zijn voor het onderzoek. Ten vierde<br />

is zo de kwaliteit van de interviews te beoordelen omdat de opname de mogelijkheid biedt om het interview<br />

opnieuw te beluisteren (Biene, 2008).<br />

Privacy van de respondenten<br />

De geluidsopnamen die tijdens het afnemen van de interviews door middel van voice-recorders zijn gemaakt,<br />

zijn na het transcriberen vernietigd. Daarnaast is het noemen van namen vermeden in de transcripties. Bij<br />

aanvang van de interviews zijn alle respondenten geïnformeerd over de privacymaatregelen die voor het<br />

onderzoek werden gehanteerd. Voorafgaand aan het begin van het interview, hebben de respondenten het<br />

informed consent (zie bijlage III) getekend, waarmee zij toestemming gaven voor het maken van opnames en<br />

het gebruik van de informatie die zij tijdens het interview vertelden.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

16


Semigestructureerd interview en interviewguide<br />

AOZG heeft een semigestructureerd interview afgenomen bij haar respondenten om de narratieven van de<br />

respondenten te verzamelen. „Bij het half- of semigestructureerd interview liggen niet alleen de onderwerpen,<br />

maar ook de belangrijkste vragen en in principe de volgorde vast. Je bent vrij om de volgorde te veranderen<br />

mocht dit nodig zijn” (Baarda, 2005). Alle interviews zijn afgenomen doormiddel van een vooraf opgestelde<br />

interviewguide (zie bijlage IV). In deze guide stonden vragen opgesteld rondom zelfstandig <strong>wonen</strong>, eerste<br />

verandermoment qua zorgvraag, volgend verander moment qua zorgvraag en de overgang naar een<br />

zorgcentrum. De interviewguide diende soms als voorbeeld voor vragen en soms werd het als middel gebruikt<br />

om te controleren of onderwerpen voldoende aan de orde waren geweest. De guide is gebruikt als leidraad.<br />

Transcriberen van de interviews<br />

Om interpretatie te voorkomen heeft AOZG de interviews extensief getranscribeerd, wat betekent dat de<br />

interviews uitgebreid zijn uitgeschreven, maar zonder ehms en zeg-maars. AOZG heeft dit gedaan om te<br />

voorkomen dat de taal van de respondent wordt vertaald naar een versie van de Nederlandse taal die als enige<br />

correcte wordt beschouwd; er wordt geen uitspraak gedaan over de talige kwaliteit van de interviews. De<br />

transcripties vormen de basis van het coderen. Coderen is een manier van betekenisgeving. De codering<br />

verloopt in een aantal fasen (Biene, 2008). AOZG heeft voorafgaand aan het transcriberen een aantal afspraken<br />

gemaakt, zodat de onderzoekers allemaal dezelfde werkwijze hanteerden.<br />

3.3 Data-analyse<br />

AOZG heeft besloten om voor de zorgadviseurs en interviews met <strong>ouderen</strong> twee verschillende<br />

analysemethoden te gebruiken. De data-analyse is opgedeeld in thematisch coderen van de interviews met<br />

<strong>ouderen</strong> en open coderen bij de interviews met de zorgadviseurs. Allereerst wordt het onderdeel thematisch<br />

coderen van de transcripties van <strong>ouderen</strong> beschreven. Vervolgens worden de stappen weergegeven van het<br />

open coderen van de transcripties van de zorgadviseurs.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

17


Thematisch coderen<br />

1. Coderen volgens codeerformat (zie bijlage VII)<br />

Het coderen aan de hand van vooraf opgestelde labels, wordt thematisch coderen genoemd. ‟Voor het<br />

coderen van de interviews is het van belang tekstfragmenten te vinden met een zekere kwaliteit en<br />

betekenis‟(van Biene, 2008). Om de tekstfragmenten te vinden, heeft AOZG elk getranscribeerd interview van<br />

de <strong>ouderen</strong> woonachtig in een verzorgings- of verpleeghuis meerdere keren gelezen en daarna bepaalt welke<br />

fragmenten van betekenis en kwaliteit zijn. Voorafgaand aan het coderen heeft AOZG de tekstfragmenten<br />

nogmaals kritisch bekeken en zo kort mogelijk samengevat. Vervolgens zijn alle fragmenten gecodeerd aan de<br />

hand van de labels in het codeerformat dat door het Lectoraat LDvK is ontwikkeld (zie bijlage VII) . In het<br />

codeerformat worden de labels onderverdeeld in drie categorieën:<br />

- ‘wat’ : waar gaat de opmerking van de geïnterviewde over;<br />

- ‘wie’ : de radius of schaal waar de geïnterviewde over spreekt;<br />

- ‘hoe’ : dit betreft de kwaliteit van het „wat‟ uit de eerste indeling (Satink en Erp, 2009);<br />

- De laatste kolom bevat de essentie van het fragment in de vorm van een samenvatting (Biene, 2008).<br />

Tijdens het coderen van de fragmenten kwam AOZG tot de conclusie dat een aantal labels in het codeerformat<br />

ontbrak, dat naar mening van AOZG tijdens dit onderzoek van groot belang is. AOZG heeft dit probleem met E.<br />

Jansen van het Lectoraat LDvK besproken en de resultaten die uit het coderen voortvloeiden zijn in een<br />

consensusbijeenkomst met de overige onderzoeksgroepen onderling besproken om de werkwijze onderling af<br />

te stemmen. Omdat een aantal codes volgens AOZG van groot belang is, heeft AOZG een aantal labels<br />

toegevoegd. Alle labels uit het codeerformat staan in onderstaande figuur vermeld. De cursief- en vetgedrukte<br />

labels zijn de labels die AOZG heeft toegevoegd.<br />

Wat Wie Hoe<br />

Fysieke omgeving Woning Tevreden<br />

Toegankelijkheid van zorg- en Straat<br />

Niet tevreden<br />

dienstverlening<br />

Bereikbaarheid Wijk Neutraal<br />

Sociale relaties Eigen Aanbod<br />

Persoonlijk welbevinden Naasten Vraag<br />

Zorg, service en ondersteuning Veraf Probleem<br />

Financieel en materiële status Machthebber Oplossing<br />

Zingeving Onderdaan Conflict<br />

Gemeenschapsactiviteiten Huidige situatie Harmonie<br />

Culturele voorzieningen Situatie in het verleden Betrokken<br />

Commerciële voorzieningen<br />

Veiligheid<br />

Persoonlijke Ontwikkeling<br />

Autonomie<br />

Biografische informatie<br />

Overig<br />

Aanpassingsstrategieën<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

18


AOZG heeft afspraken gemaakt over het coderen m.b.t. het gebruik van hulpmiddelen en het verplaatsen van<br />

de respondent binnen- en buitenshuis, omdat de junioradviseurs hier tijdens het coderen van VE1 tegenaan<br />

liepen en AOZG bereikt hiermee dat de werkwijze van de verschillende junioradviseurs hetzelfde is. AOZG heeft<br />

ervoor gekozen om de code Mobiliteit niet toe te voegen, omdat dit vaak een combinatie is van de codes<br />

‘Bereikbaarheid’ en ‘Persoonlijk welbevinden’. AOZG kiest er dan ook voor om bij de code ‘Bereikbaarheid’<br />

voortbeweging en verplaatsing binnen- en buitenshuis in de omschrijving toe te voegen. Wanneer een<br />

respondent een hulpmiddel gebruikt voor het verplaatsen binnen- of buitenshuis is dit gecodeerd onder ‘Zorg,<br />

service en ondersteuning.’<br />

Doordat AOZG vanaf het begin niet gelijk het gewenste aantal respondenten had geworven heeft iedere<br />

onderzoeker een ander interview gecodeerd. Vervolgens hebben de onderzoekers elk een gelijk aantal aan<br />

gecodeerde interviews kritisch gecontroleerd en werden er eventueel enkele kleine aanvullingen gedaan.<br />

Wanneer hier twijfel over was, is er overleg gepleegd binnen AOZG. Door deze methode toe te passen is de<br />

betrouwbaarheid van het onderzoek verhoogd. AOZG heeft alle gecodeerde interviews in één Excel-bestand<br />

weergegeven.<br />

2. Filteren<br />

Naar aanleiding van de eerste indruk die de onderzoekers hebben gevormd vanuit de tekstfragmenten en een<br />

discussie tussen de onderzoekers onderling, heeft AOZG verschillende thema’s ontwikkeld die van invloed zijn<br />

op het verhuizen naar een zorgcentrum. Onderdelen zoals veiligheid en de bereikbaarheid van zorg/diensten<br />

zijn voorbeelden hiervan. AOZG heeft tijdens het filteren, per thema een aantal vragen aan de gecodeerde<br />

tekstfragmenten van de <strong>ouderen</strong> gesteld om een antwoord te krijgen op de vraagstellingen. Dit filteren heeft<br />

AOZG vormgegeven door combinaties van de labels ‘wat’, ‘wie’ en ‘hoe’ samen te voegen die een antwoord<br />

hebben gegeven op de gestelde vragen.<br />

Open coderen<br />

3. Selecteren betekenisvolle tekstfragmenten<br />

AOZG heeft de afgenomen interviews van de zorgadviseurs middels open coderen geanalyseerd. Bij open<br />

coderen worden de betekenisvolle onderdelen van de tekst geselecteerd. AOZG heeft in eerste instantie<br />

geprobeerd om het codeerformat toe te passen bij het analyseren van de transcripties. Hieruit bleek dat<br />

hiermee belangrijke informatie verloren ging en is er besloten om het open coderen toe te passen. Tijdens het<br />

open coderen is de tekst zonder theoretische of andere kaders anders dan de onderzoeksvraag beoordeeld,<br />

waarbij de onderzoekers zich hebben laten leiden door de tekst. De geselecteerde tekstfragmenten zijn door 2<br />

onderzoekers gecontroleerd, waardoor AOZG de betrouwbaarheid en de kwaliteit van het onderzoek heeft<br />

verhoogd.<br />

4. Filteren<br />

De geselecteerde tekstfragmenten die uit de transcripties van de zorgadviseurs naar voren zijn gekomen, zijn<br />

gekoppeld aan de thema’s die AOZG heeft opgesteld en die van invloed zijn op het verhuizen naar een<br />

zorgcentrum.<br />

Door AOZG zijn thema’s toegevoegd die van invloed zijn op het verhuizen naar een zorgcentrum wanneer bleek<br />

dat de informatie die de zorgadviseurs vertelden erg waardevol bleek te zijn en dit niet onder een al opgesteld<br />

thema kon worden vermeld.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

19


Overig<br />

5. Gefilterde tekstfragmenten – koppeling maken resultaten<br />

De gefilterde tekstfragmenten hebben na afronding van het filterproces bijgedragen aan het opstellen van de<br />

resultaten die een antwoord geven op de factoren die van invloed zijn op het verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

De resultaten en onderstaande stappen heeft ertoe geleid dat AOZG aanbevelingen heeft kunnen doen.<br />

6. Literatuur koppelen aan uitkomsten onderzoek<br />

AOZG heeft voorafgaand aan het afnemen van de interviews literatuur gezocht waarmee de uitkomsten van<br />

het onderzoek zijn onderbouwd. Daarnaast heeft AOZG de koppeling gemaakt naar de prestatievelden van de<br />

Wmo om een beeld te schetsen over de mogelijkheden voor de Wmo om de prestatievelden verder vorm te<br />

geven.<br />

7. Ergotherapeutisch perspectief per thema<br />

AOZG vindt het belangrijk dat er een beeld wordt geschetst over de relatie van ergotherapie met het<br />

onderzoek dat AOZG uitvoert. Om deze reden heeft AOZG ervoor gekozen om een visie te ontwikkelen per<br />

thema. Daarnaast bereikt AOZG hiermee dat de thema’s vanuit verschillende kanten worden belicht, waardoor<br />

AOZG de verschillende perspectieven van het Evidence Based Practice laat zien en de kwaliteit van het<br />

onderzoek verhoogd en gewaarborgd wordt.<br />

AOZG is aan de hand van de resultaten uit de interviews, het koppelen van deze uitkomsten aan de literatuur<br />

en het bepalen van het ergotherapeutisch perspectief per thema, tot aanbevelingen gekomen.<br />

3.4 Literatuuronderzoek<br />

Methoden van literatuur zoeken<br />

Door middel van deskresearch is AOZG op zoek gegaan naar wetenschappelijk onderzoek dat betrekking heeft<br />

op de leefwereld van <strong>ouderen</strong>, het (langer) zelfstandig <strong>wonen</strong> bij <strong>ouderen</strong> van 65 jaar of ouder en<br />

risico’s/omstandigheden die zelfstandig <strong>wonen</strong> kunnen belemmeren. Het gebruik van bestaand onderzoek<br />

geeft informatie over omslagpunten met betrekking tot het <strong>wonen</strong> zonder zorg, met zorg en het verhuizen<br />

naar een zorgcentrum.<br />

Om het literatuuronderzoek vorm te geven heeft AOZG gebruik gemaakt van een methodische werkwijze. Deze<br />

methodische werkwijze is gestart met een oriëntatie in het project, dat is vorm gegeven met behulp van een<br />

verkennend literatuuronderzoek. Vervolgens is AOZG verder gegaan met een uitgebreid literatuuronderzoek.<br />

Hierbij hebben de volgende vijf zoekvragen centraal gestaan:<br />

- Welke belemmeringen of beperkingen ervaren <strong>ouderen</strong> die zelfstandig <strong>wonen</strong><br />

- Welke belemmeringen of beperkingen ervaren <strong>ouderen</strong> die in een zorginstelling <strong>wonen</strong><br />

- Welke aanpassingen en oplossingsstrategieën passen <strong>ouderen</strong> toe om de zelfstandigheid te kunnen<br />

behouden Welke keuzes kunnen hierin gemaakt worden<br />

- Welke factoren zijn van invloed op het besluit om hulp van buitenaf te vragen, zoals thuiszorg, etc<br />

- Welke factoren zijn van invloed op het besluit om te gaan <strong>wonen</strong> in een instelling<br />

Vervolgens heeft AOZG een aantal zoekwoorden en zoek combinaties opgesteld. Deze zoektermen zorgen<br />

ervoor dat er op een gestructureerde wijze naar beschikbare literatuur of evidence gezocht kan worden. Deze<br />

structuur was belangrijk voor AOZG omdat hierdoor doelgericht naar een antwoord op een van de zoekvragen<br />

gezocht kon worden. Daarnaast hecht AOZG veel waarde aan het bijhouden van een zoekverslag, zodat<br />

verkregen informatie makkelijk terug gezocht kan worden. Dit zoekverslag is te vinden in het literatuurverslag.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

20


Zoekwoorden<br />

ENGELS<br />

Eldern<br />

Elderly people<br />

Old<br />

Living<br />

Independent living<br />

Living alone in their own house<br />

Self care<br />

Constraints<br />

Tipping point<br />

Indication of care<br />

Care centre<br />

Nursing<br />

Needed care<br />

Changes independence<br />

Permanent<br />

Decision making<br />

Factor<br />

Narrative<br />

NEDERLANDS<br />

Oudere mensen<br />

Bejaarden<br />

Wonen<br />

Zelfstandig <strong>wonen</strong><br />

Randvoorwaarden<br />

Omslagpunt<br />

Zorgindicatie<br />

Verzorgingshuis<br />

Verpleeghuis<br />

Verzorgingshuis<br />

Zorg<br />

Zorgbehoefte<br />

Verandering in onafhankelijkheid<br />

Blijvend<br />

Besluit nemen<br />

Factoren<br />

Narratief<br />

Zoek combinaties<br />

ENGELS<br />

Living AND needed care AND (old OR eldern)<br />

Constraints AND independent living AND (old OR<br />

eldern)<br />

Independent living AND factor AND needed care<br />

AND elderly people<br />

Independent living AND Changes independence<br />

AND (old OR eldern)<br />

Tipping points AND independent living AND (care<br />

centre OR nursing) AND (old OR eldern)<br />

Independent living AND decision making AND<br />

(care centre OR nursing) AND (old OR eldern)<br />

Indication AND care AND independent living AND<br />

(old OR eldern)<br />

Narratives AND self care AND (old OR eldern)<br />

Narratives AND changes independence AND (old<br />

OR eldern)<br />

NEDERLANDS<br />

Wonen AND zorgbehoefte AND (<strong>ouderen</strong> OR bejaarden)<br />

Randvoorwaarden AND zelfstandig <strong>wonen</strong> AND<br />

<strong>ouderen</strong>/bejaarden<br />

Zelfstandig <strong>wonen</strong> AND factoren AND zorgbehoefte AND<br />

(<strong>ouderen</strong> OR bejaarden)<br />

Zelfstandig <strong>wonen</strong> AND verandering in onafhankelijkheid AND<br />

(<strong>ouderen</strong> OR bejaarden)<br />

<strong>Omslagpunten</strong> AND zelfstandig <strong>wonen</strong> AND (verzorgingshuis OR<br />

verpleeghuis OR verzorgingshuis) AND (<strong>ouderen</strong> OR bejaarden)<br />

Zelfstandig <strong>wonen</strong> AND besluit nemen AND (verzorgingshuis OR<br />

verpleeghuis OR verzorgingshuis) AND (<strong>ouderen</strong> OR bejaarden)<br />

Zorgindicatie AND zelfstandig <strong>wonen</strong> AND (<strong>ouderen</strong> OR<br />

bejaarden)<br />

Narratieven AND zelfstandig <strong>wonen</strong> AND (<strong>ouderen</strong> OR<br />

bejaarden)<br />

Narratieven AND verandering in onafhankelijkheid AND (<strong>ouderen</strong><br />

OR eldern)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

21


Databronnen<br />

Na het opstellen van de onderzoeksvragen was het belangrijk om te bepalen waar AOZG op zoek ging naar<br />

antwoord op haar onderzoeksvragen. Onderstaande databronnen zijn voor het literatuuronderzoek gebruikt.<br />

- Scholar Google<br />

- Picarta<br />

- Pubmed<br />

- Medline<br />

- Docoline<br />

- hboSwitch<br />

- Sumsearch<br />

Selectie van literatuur<br />

Na het selecteren van databronnen is AOZG op zoek gegaan naar bewijs en andere vormen van evidence. Door<br />

de hoeveelheid bronnen waar AOZG gebruik van kon maken heeft de selectie een belangrijke rol gespeeld.<br />

Daarnaast zijn er veel publicaties te vinden over de ervaringen van <strong>ouderen</strong> met betrekking tot het zelfstandig<br />

<strong>wonen</strong>, het ontvangen van zorg/diensten in de thuissituatie en de omslagpunten van het zelfstandig thuis<br />

<strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum.<br />

Hieronder worden deze drie kritische vragen beschreven, die een leidraad kunnen vormen voor het beoordelen<br />

van kwalitatief onderzoek. Deze zoekvragen zijn door AOZG gebruikt. Om dit te beoordelen heeft AOZG een<br />

scannende leesmethode toegepast.<br />

1. Zijn de resultaten valide<br />

- Is duidelijk wat de onderzoeksvraag, doelen en focus van het onderzoek zijn<br />

- Is de context waarin het onderzoek is uitgevoerd duidelijk beschreven<br />

- Is duidelijk beschreven hoe de gegevens zijn verzameld<br />

2. Wat is het belang van de resultaten<br />

- Wat zijn de belangrijkste resultaten<br />

- Worden de resultaten in relatie gebracht met andere resultaten en kennis<br />

- Zijn er kwantitatieve methoden gebruikt in aanvulling op de kwalitatieve methoden<br />

3. Hoe helpen de resultaten<br />

- Zijn de resultaten toepasbaar voor het onderzoek dat AOZG uitvoert<br />

- Leveren de resultaten nieuwe ideeën en inzichten op voor het onderzoek dat AOZG uitvoert<br />

- Geven de resultaten antwoord op de onderzoeksvragen die AOZG heeft opgesteld<br />

Naast deze standaard om kwalitatieve literatuur te beoordelen heeft AOZG een aantal andere factoren<br />

beschreven waarop de junior adviseurs zich gefocust hebben om de bron te beoordelen op de bruikbaarheid,<br />

betrouwbaarheid en kwaliteit ervan.<br />

- AOZG heeft naar het jaartal van de bron gekeken, zodat de recentheid bepaald kon worden. Recente<br />

bronnen, niet langer als vijf jaar geleden gepubliceerd, geven een beeld van de huidige situatie (Kuiper<br />

et al, 2004).<br />

- Naast de context waarin het onderzoek is uitgevoerd, heeft AOZG naar de onderzoeksgroep gekeken.<br />

AOZG was op zoek naar de ervaringen van <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder. Hierdoor vonden de junior<br />

adviseurs het belangrijk dat deze doelgroep tot de onderzoeksgroep behoorde. Daarbij was de grootte<br />

van de onderzoeksgroep van belang, zodat AOZG een beeld kreeg over de representativiteit.<br />

- AOZG heeft naar de generaliseerbaarheid van het onderzoek gekeken. Het artikel is bruikbaar als de<br />

onderzoeksvraag die centraal wordt gesteld beantwoord kan worden voor grote groepen. (Logister-<br />

Proost, 2007)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

22


Daarbij heeft AOZG gekeken of het onderzoek is uitgevoerd in een land met een soortgelijk zorgstelsel.<br />

Hierdoor zijn de ervaringen van <strong>ouderen</strong> die beschreven worden generaliseerbaar naar het onderzoek<br />

dat AOZG uitvoert.<br />

Deze selectie heeft ervoor gezorgd dat er betrouwbare, bruikbare en kwalitatieve bronnen overbleven die<br />

antwoord gaven op de vooraf opgestelde onderzoeksvragen. Nadat de meest bruikbare en geschikte evidence<br />

geselecteerd was heeft AOZG naar de hoeveelheid bronnen gekeken. De junior adviseurs vonden het namelijk<br />

belangrijk dat de nadruk op het interviewen bleef liggen, waardoor de literatuur een aanvulling zou kunnen<br />

vormen op de onderzoeksresultaten. Tevens heeft de beschikbare tijd hierbij een rol gespeeld omdat AOZG<br />

moest bekijken hoeveel bronnen noodzakelijk waren om de kwaliteit van het onderzoek te vergroten en<br />

hoeveel bronnen haalbaar waren om te gebruiken. Om de beschikbare tijd goed in te vullen was het hierdoor<br />

van belang dat alleen de meest geschikte bronnen overbleven, zodat geen tijd verloren ging met het<br />

beoordelen van onbruikbare literatuur. AOZG is ervan op de hoogte dat dit nooit voorkomen kan worden.<br />

Uit de selectie heeft AOZG meerdere wetenschappelijke artikelen, boeken en rapporten over gehouden. De<br />

wetenschappelijke artikelen zijn beoordeeld aan de hand van het Critical Review Form, Qualitative Studies,<br />

version 2.0. Na het beoordelen van de artikelen met het formulier heeft AOZG de belangrijkste conclusies<br />

uitgeschreven in het literatuurverslag.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

23


4. Resultaten<br />

In het hoofdstuk worden de resultaten besproken aan de hand van thema’s. Deze thema’s beschrijven factoren<br />

die van invloed zijn op het besluit om te verhuizen naar een zorgcentrum. Binnen elk thema is een onderscheid<br />

gemaakt tussen de uitkomsten van de interviews met <strong>ouderen</strong>, de interviews met zorgadviseurs en de<br />

resultaten uit de literatuur. Naast deze drie perspectieven zal ook per thema worden beschreven welke relatie<br />

het thema heeft met de Wmo Nieuwe Stijl. Hierbij zullen de negen prestatievelden van de Wmo centraal staan.<br />

Tot slot wordt per thema een ergotherapeutische visie gegeven. Gekeken wordt hoe ergotherapeuten op dit<br />

moment of in de toekomst kunnen bijdragen aan het thema met als doel de zelfstandigheid van <strong>ouderen</strong> te<br />

bevorderen.<br />

Thema<br />

Lichamelijk en/of geestelijke gesteldheid<br />

In dit thema wordt de invloed van de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van <strong>ouderen</strong> op het<br />

besluit om te verhuizen naar een zorgcentrum beschreven. Uit het onderzoek blijkt dat de<br />

gesteldheid van <strong>ouderen</strong> een bepalende factor is voor de zelfstandigheid, wat uiteindelijk van<br />

invloed is op het besluit om te verhuizen.<br />

Bewonersperspectief<br />

Lichamelijke beperkingen vormen voor <strong>ouderen</strong> vaak een reden om te verhuizen naar een<br />

zorgcentrum. Opmerkelijk is dat de <strong>ouderen</strong> geen geestelijke beperkingen benoemen die van<br />

invloed zijn op het besluit. In de meeste gevallen speelt een plotselinge lichamelijke achteruitgang<br />

een rol. Je kunt hierbij denken aan een longontsteking, val of herseninfarct wat gevolgen heeft<br />

voor de zelfstandigheid van de persoon. Bij een plotselinge achteruitgang zien de meeste <strong>ouderen</strong><br />

in dat het thuis niet meer gaat. In een enkele situatie wordt de oudere hierop geattendeerd door<br />

een arts.<br />

“*Mag ik vragen waarom u in het ziekenhuis bent gekomen+ Ik<br />

kreeg een longontsteking. Ze houden je niet langer in het ziekenhuis,<br />

dus ik moest ook ergens heen. [Begreep ik het goed dat u ook naar<br />

het ziekenhuis bent gegaan] Mijn vrouw is met kerstmis 2001<br />

gevallen. En toen heeft ze daar 7 weken gelegen. Ja, daar heb ik nog<br />

last van. En nu kan ze niet lopen, nu heeft ze een rolstoel zelfs. [En<br />

dat was voor u de reden om hier naar toe te gaan + Ja, uiteraard.”<br />

(Bron: VE3, 237 en 238).<br />

“Want ik ben heel erg mager geworden. Goed, ik weeg nog 42 kg.<br />

[Zo, dat is niet veel nee.] Dat is niet veel. En dat gaat op het ogenblik<br />

best. Ik heb dit jaar een longontsteking gehad, nou ja… ach. Er<br />

gebeurd van alles, als je eenmaal ziek bent. [Ik begrijp vooral dat uw<br />

lichamelijke conditie een rol heeft gespeeld om te verhuizen. Begrijp<br />

ik dat goed+ Ja. Het ging niet meer.” (Bron: VE8, 1032 en 1033).<br />

“*Welke momenten kunt u<br />

benoemen waarop u merkte dat u<br />

zelfstandigheid achteruit ging] H,<br />

kun jij nog bedenken wanneer mijn<br />

zelfstandigheid achteruit ging<br />

Wanneer mijn zelfstandigheid<br />

achteruit ging Kan ik mij dat nog<br />

herinneren vragen ze. Eigenlijk toen<br />

je dat… die ziekte kreeg. Dat<br />

herseninfarct. [Maar u heeft<br />

eigenlijk al verteld…door dat<br />

herseninfarct kon u niet meer thuis<br />

<strong>wonen</strong>…+ Nee toen zei de<br />

huisdokter het kon niet meer.“<br />

(Bron: VE4, 435 en 452).<br />

Daarnaast kan voorzorg, een reden tot verhuizing zijn. Een plotselinge lichamelijke of geestelijke<br />

achteruitgang kan ervoor zorgen dat activiteiten onverwachts niet meer uitgevoerd kunnen<br />

worden, wat van invloed is op de zelfstandigheid van de persoon. Om deze situatie te voorkomen<br />

kiest een oudere ervoor om uit voorzorg te verhuizen.<br />

“Wat dat betreft had ik hier nog niet naartoe gehoeven, maar je zit laag in het dorp, ver van de winkels<br />

en wat vandaag gaat op mijn leeftijd gaat morgen niet meer. Dus het is een soort voorzorg, als ik wat<br />

krijg…ik denk wel eens god o god (onverstaanbaar) in kamertje met je bed en al erbij, dat ben ik van<br />

huis uit ook niet gewend. Alles went hè. [Ja, dat is wel te hopen] (lacht). Ach, je past je een beetje aan<br />

en dan kom je een eind hoor.” (Bron: VE5, 560).<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

24


Professioneel<br />

perspectief<br />

De zorgadviseurs bevestigen de ervaringen van de <strong>ouderen</strong>, dat de lichamelijke conditie meespeelt<br />

in het besluit om te verhuizen naar een zorgcentrum. Naast de lichamelijke conditie benoemen de<br />

zorgadviseurs dat het CIZ een cognitief of geestelijk probleem als uitgangspunt kan nemen voor het<br />

bepalen van de zorgindicatie. Bij een lichamelijke of geestelijke achteruitgang zien de meeste<br />

<strong>ouderen</strong> in dat het thuis niet meer gaat. In een enkele situatie moet de thuiszorg aangeven dat ze<br />

de zorg thuis niet meer kunnen bieden.<br />

“*Zouden jullie een aantal momenten kunnen beschrijven… wat jullie ervaring<br />

daarmee is… waarbij <strong>ouderen</strong> veranderingen hebben meegemaakt wat van<br />

invloed was op hun zelfstandigheid.+ Dat is heel vaak ziekte.” (Bron: VEZ1).<br />

“Een reden om naar een verzorgingshuis te<br />

verhuizen… er moet toch wel een fysiek probleem<br />

zijn, of cognitief, hè, geestelijk probleem wat een<br />

insteek is voor het CIZ. Kijk op het moment dat er<br />

een indicatie wordt aan gevraagd bij het CIZ, en<br />

die bepalen eigenlijk een indicatiebesluit uit een<br />

grondslag. Je hebt of een somatische grondslag of<br />

een psychogeriatrische grondslag. Dus of je hebt<br />

lichamelijk heel veel zorg nodig of je hebt door<br />

dementie heel veel zorg nodig. Dat zijn eigenlijk 2<br />

basisuitgangspunten waarop een<br />

indicatiecommissie beoordeelt of je ergens naartoe<br />

moet. (Bron: VEZ2).“<br />

“Ja, voor een somatisch verpleeghuis is de fysieke<br />

toestand vaak overwegend de reden van, waarop<br />

mensen zeggen, het gaat niet meer thuis. Ja, en dan<br />

moet soms de thuiszorg aangeven van ja, het is zo<br />

intensief die zorg thuis, dat kunnen we gewoon niet<br />

meer bieden, niet meer verantwoorden.” (Bron: VEZ2).<br />

Naast bovenstaande bevestiging geven de<br />

zorgadviseurs aan dat <strong>ouderen</strong> op steeds latere<br />

leeftijd besluiten te verhuizen. De <strong>ouderen</strong> wachten<br />

totdat het echt niet meer gaat thuis, waardoor zij erg<br />

kwetsbaar zijn en het omslagpunt heel plotseling kan<br />

komen.<br />

“Maar ook sowieso de lichamelijke conditie, je praat wel over hele oude bewoners hier. Je hebt ze hier echt van dik<br />

in de negentig. Nou iemand die dan een griepje krijgt, die zal daarvoor heel veel moeten inleveren. Of een<br />

blaasontsteking kan vaak al tot hele grote problemen leiden… Ja. Je praat wel over een hele kwetsbare groep<br />

mensen. Vroeger ging iemand met 65 jaar naar een bejaardenhuis… want daar had je voor betaald. Nu komen ze<br />

met 80… 85… pas binnen. Als je geen zorg nodig hebt, kom je niet.) Ja dus die omschakeling is wel heel snel, er<br />

hoeft maar iets te zijn… ze zijn gewoon heel kwetsbaar. Ja, voor een blaasontsteking raken ze soms al in een<br />

delier… dan zijn die mensen helemaal hun regie kwijt.)” (Bron: VEZ1.)<br />

Propositioneel<br />

perspectief<br />

In de literatuur worden de ervaringen van de <strong>ouderen</strong> en zorgadviseurs bevestigd. Uit eerder<br />

uitgevoerd onderzoek komt naar voren dat de mentale en fysieke gezondheid van de <strong>ouderen</strong> van<br />

invloed is op het besluit om te verhuizen naar een zorgcentrum. Gezondheidsgerelateerde klachten<br />

die van invloed kunnen zijn: mentale achteruitgang, regelmatig voorkomende valpartijen, fysieke<br />

beperkingen, incontinentie, slaapproblemen, problemen met voeding of niet meer in staat zijn de<br />

juiste medicatie in te nemen. (Taylor & Donnelly, 2006) Het blijkt dat <strong>ouderen</strong> willen de situatie<br />

vaak tot het laatste moment rekken omdat ze niet weg willen uit hun oude woonomgeving.<br />

Zodra er een crisis uitbreekt door een plotselinge achteruitgang, ziet men geen uitweg en besluiten<br />

ze alsnog naar een zorgcentrum te verhuizen. (Taylor & Donnelly, 2006) Veel voorkomende<br />

omslagpunten die de doorslag vormen voor een verhuizing zijn: verslechtering van de cognitie of<br />

ADL afhankelijkheid. (Tetley, Grant, Davies, 2009)<br />

Uit eerder onderzoek onder bewoners in de gemeente <strong>Ede</strong> blijkt dat veel <strong>ouderen</strong> naar een<br />

zorgcentrum willen verhuizen als ze persoonlijk te maken krijgen met rolstoelafhankelijkheid,<br />

bedlegerigheid of dementie. Ook willen de <strong>ouderen</strong> verhuizen op het moment dat ze geen inzicht<br />

meer hebben in wat er thuis moet gebeuren en dus niet meer voor zichzelf kunnen zorgen. (AWS,<br />

2010)<br />

Wmo beleid<br />

Het thema valt onder prestatieveld drie van de Wmo Nieuwe Stijl: Informatie, advies en<br />

cliëntondersteuning. Bij een achteruitgang van de lichamelijke of geestelijke conditie is het<br />

belangrijk dat de cliënt ondersteund wordt bij het oplossen van het probleem. Ook kan<br />

aansluitende informatie of advies de cliënt helpen bij het maken van de keus of het onder de<br />

huidige omstandigheden verantwoord is om zelfstandig te blijven <strong>wonen</strong>.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

25


Ergotherapeutische<br />

perspectief<br />

AOZG is van mening dat een ergotherapeut actief betrokken kan zijn bij een cliënt die te maken<br />

heeft met een lichamelijke of geestelijke achteruitgang in de thuissituatie. AOZG is van mening dat<br />

dit thema in verband staat met alle expertise gebieden van een ergotherapeut. Niet de lichamelijke<br />

en geestelijke gesteldheid van de cliënt vormt het uitgangspunt voor de therapie, maar de<br />

beperkingen op activiteiten en participatieniveau. In samenspraak met de cliënt (en zijn omgeving)<br />

bekijkt de ergotherapeut wat naast de beperkingen de mogelijkheden zijn om de zelfstandigheid<br />

van de cliënt te behouden of bevorderen. Dit met als doel de kwaliteit van het leven te<br />

waarborgen. AOZG ziet dit als een kwaliteit van de ergotherapie, ten opzichte van andere<br />

disciplines. Door de nadruk te leggen op de mogelijkheden van de cliënt en betekenisvol te werk te<br />

gaan kan een ergotherapeut cliënt gericht te werk gaan. AOZG is van mening dat de<br />

systeemtheorie hierbij een goed uitgangspunt is omdat de ergotherapeut hierdoor de complexe<br />

situatie overziet waarin de cliënt zich bevindt. Door het geheel te overzien en hierop in te spelen<br />

kan een ergotherapeut met behulp van een cliënt gerichte werkwijze de cliënt helpen zijn handelen<br />

of woonomgeving aan te passen zodat diegene de mogelijkheid krijgt om zo lang mogelijk thuis te<br />

blijven <strong>wonen</strong> Kinébanian & le Granse (2006). Daarnaast is het voor een ergotherapeut belangrijk<br />

dat hij signaleert of de mantelzorger niet overbelast wordt, wanneer de conditie van de cliënt<br />

achteruit gaat. (Van Hartingsveldt, Logister-Proost, Kinebanian, 2009)<br />

Thema<br />

Zorg en diensten<br />

Ouderen die zo lang mogelijk zelfstandig thuis willen blijven <strong>wonen</strong> hebben hierbij vaak<br />

ondersteuning nodig. Deze ondersteuning komt vaak van naasten in de vorm van mantelzorg<br />

of zorg die geleverd wordt door professionals. Uit het onderzoek blijkt dat de hoeveelheid<br />

hulp die iemand thuis kan ontvangen bepalend is voor het besluit om te gaan verhuizen.<br />

Bewonersperspectief<br />

Mantelzorg<br />

De kinderen spelen een grote rol in het verlenen van zorg en diensten bij de <strong>ouderen</strong>. Uit de<br />

interviews blijkt ook dat de afwezigheid of weinig contact met de kinderen, het besluit om te<br />

gaan verhuizen naar een zorgcentrum beïnvloed. Daarnaast is ook het persoonlijk contact met<br />

buren belangrijk. Op het moment dat er sprake is van een afstand, vinden <strong>ouderen</strong> het<br />

vervelend om anderen langdurig om hulp te vragen.<br />

“Mijn dochters die kwamen natuurlijk ook altijd als<br />

er wat bijzonders was. Maar en als ik iets moest<br />

doen in de buurt en ik moest naar de dokter en er<br />

was niemand aanwezig dan bracht H. mij altijd. Dat<br />

was ook een buurman van mij.” (Bron: VE4, 414)<br />

“Maar ja ik ben dan 86 en ja…als<br />

ik eens wat krijg, je kunt niet<br />

verwachten dat de buren dag en<br />

nacht voor je…ze zijn allemaal<br />

jongeren, werken hè dat is zo.<br />

Mijn dochters werken ook allebei<br />

dus dan wil je daar niet op terug<br />

vallen, voor een keer maar niet<br />

voor altijd.” (Bron: VE5, 536)<br />

“En toen dacht ik, mijn dochter zit wel met mij<br />

opgescheept. En ze moet altijd voor mij zorgen. En<br />

mijn schoonzoon… die bracht me zelfs al om half<br />

acht een ontbijtje op bed. En dan kwam er nog een<br />

hulp om het huishouden schoon te maken. Er kwam<br />

een hulp om me aan te kleden. Dat wilde ik niet<br />

meer…” (Bron: VE7, 776)<br />

“De verhuizing was de organisatie van mijn<br />

schoondochter. Dat viel ontzettend mee,<br />

want die zei: “Ik ga geen boodschappen<br />

voor jullie doen, want dan moet ik het voor<br />

mijn eigen moeder ook nog doen.”Nou wat<br />

moet je van zo iemand verwachten Dit niet<br />

nee…” (Bron: VE4, 667)<br />

De meeste <strong>ouderen</strong> konden niet aangeven welke professionele zorg of dienst ze gemist hebben<br />

om langer zelfstandig thuis kunnen blijven <strong>wonen</strong>. Vrijwel iedereen geeft aan gebruik te hebben<br />

gemaakt van huishoudelijke hulp. Daarnaast ontvingen veel <strong>ouderen</strong> een maaltijdservice en<br />

thuiszorg.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

26


“want ik wist, het moest, het kon niet meer. Ik kon het niet<br />

meer. Ik zat ’s avonds met mijn handen in het haar… dan dacht<br />

ik, hoe kom ik nou weer in bed. ’s Avonds… die avond… ik kon<br />

het niet meer. [Dus op een gegeven moment moest u voor u<br />

zelf…+ Ja, ik moest voor mezelf kiezen… ik had de kracht niet<br />

meer, ik kon niet meer. Ze hebben me tot in het uiterste<br />

geholpen. Ik kan niet anders zeggen… ze zijn zo… dat CMD<br />

heeft zo goed voor me gezorgd. Dat is heel geweldig. Maar dat<br />

die avonddiensten…” (Bron: VE8, 1028 en 1036)<br />

Nou hij zegt…ten eerste zag ik slecht<br />

en nou ja al de medicijnen die moest<br />

natuurlijk…Nou ja die bezorgd de<br />

apotheek wel maar hij zegt er is<br />

niemand die er dan over kan gaan,<br />

die er verstand van heeft natuurlijk<br />

om dat uit te delen en of het wel goed<br />

gaat. Hij zegt je moet dan eigenlijk<br />

wel iemand hebben, dat kan je<br />

allemaal niet alleen op het ogenblik<br />

en daar heb je de kracht ook niet<br />

voor.(Bron: VE4, 388)<br />

Professionalperspectief<br />

Mantelzorg<br />

De zorgadviseurs geven aan dat de aanwezigheid van een partner, het aantal kinderen<br />

en de woonafstand van de kinderen meespeelt in het besluit om zelfstandig te blijven<br />

<strong>wonen</strong> of te verhuizen naar een zorgcentrum. De aanwezigheid van deze personen<br />

zorgt er namelijk voor dat ze een naaste hulp kunnen bieden. Het is vooral een taak<br />

om deze mantelzorgers te ontlasten waardoor <strong>ouderen</strong> langer thuis kunnen blijven<br />

<strong>wonen</strong>.<br />

“Als je praat over, wanneer ga je naar een verpleeghuis of<br />

wanneer ga je nou naar een verzorgingshuis, dat daar wel<br />

verschil in zit. En het hangt van heel veel andere aspecten<br />

ook af. Of je alleen bent, of dat je met een partner bent. Of je<br />

heel veel kinderen hebt, of helemaal geen kinderen en of die<br />

in de buurt <strong>wonen</strong> of allemaal ver weg. Dat zijn allemaal<br />

oorzaken die meespelen wanneer je, dat beeld is van goh<br />

iemand kan niet meer alleen thuis zijn.” (Bron: VEZ2)<br />

“En dat is ook nog eens de ondersteuning,<br />

als je praat over echtparen bijvoorbeeld, als<br />

de zorg op één van de echtparen vooral<br />

terecht komt. Dat je ook daarmee probeert<br />

de partner te ontlasten of de kinderen, die<br />

tenslotte ook een boel mantelzorg bieden,<br />

waarmee je toch hoopt dat iemand het nog<br />

langer volhoudt thuis.} {En dat hoor je heel<br />

vaak bij echtparen, dat het voor de één echt<br />

heel erg veel wordt, maar door de<br />

dagbesteding, ja, dat ze zich dan toch<br />

ontlast voelen en dat ze daardoor toch<br />

langer kunnen thuis blijven.” (Bron VEZ2)<br />

Professionele zorg.<br />

Wat de zorgadviseurs betreft zijn de mogelijkheden groot als het gaat om aanbieden<br />

van zorg en diensten in de thuissituatie. Alleen nachtzorg blijkt nog wel eens een<br />

probleem vormen. Op het moment dat de vraag naar zorg in de thuissituatie te groot<br />

wordt zullen <strong>ouderen</strong> als nog moeten verhuizen. Wel zou gekeken kunnen worden of<br />

de zorg flexibeler kan worden aangeboden en deze aan te passen aan persoonlijke<br />

situatie van <strong>ouderen</strong>.<br />

“Kijk zorg kun je heel ver gaan. Want in principe kun<br />

je thuis alle zorg geregeld krijgen. Ook ’s nachts<br />

komen ze een paar keer kijken. Want je kunt zorg<br />

leveren, je kan alle aanpassingen kan je leveren. Kijk<br />

soms willen ze meer zorg dan ze kunnen bieden maar<br />

ja.. Jawel maar goed kijk dan wordt er wel voor een<br />

andere oplossing gezorgd, want dat krijg je als ze<br />

echt uit de vergoeding gaat dan moeten ze toch<br />

verhuizen.” (Bron VEZ1)<br />

“Als we wat flexibeler de zorg kunnen inzetten en<br />

aangepast op iemands individuele situatie en<br />

behoefte, dat we veel meer aansluiting vinden en<br />

dat daardoor mensen langer kunnen thuis<br />

blijven.” (VEZ2)<br />

\<br />

“En wat ik denk wat is vooral ook belangrijk<br />

dat is het stuk nachtzorg, dat is nogal eens<br />

een probleem om dat goed in een<br />

thuissituatie geregeld te krijgen, omdat<br />

daarmee, hè, vaak als er in de nacht hulp<br />

nodig is, dat iemand daardoor niet meer<br />

thuis kan zijn dus daar ligt nog wel een stuk<br />

waarvan ik denk van hé, hoe weet ik ook<br />

niet hoor en of het überhaupt wel kan,<br />

maar ik denk dat dat wel belangrijk is, hè,<br />

je zorg thuis proberen zo flexibel mogelijk<br />

te maken en inderdaad aangepast iemands<br />

eigen situatie dat je daardoor nog langer<br />

thuis kan blijven.” (VEZ2)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

27


Propositioneel<br />

perspectief<br />

Mantelzorg<br />

Uit de beschikbare literatuur blijkt dat de hulp van famlie een erg bepalende factor is of een<br />

oudere thuis kan blijven <strong>wonen</strong>. De familie kan een aanvulling leveren op de zorg die geboden<br />

wordt door een professionele instantie. (Taylor & Donnelly, 2006) De hoeveelheid hulp die<br />

familie kan bieden is onder andere afhankelijk van de wil om hun leven aan te passen, zodat er<br />

tijd gecreëerd kan worden om de oudere te helpen of verzorgen. Ook de mogelijkheden die er<br />

zijn qua reizen en werk om tijd vrij te maken voor de oudere spelen een rol. Daarnaast is het<br />

afhankelijk of de familie de specifieke zorg kan bieden en de ziekte of aandoening waarmee de<br />

oudere bekend is. Tot slot speelt ook een rol of de familie de zorg lichamelijk en emotioneel<br />

aankan. (Taylor & Donnelly, 2006) Het is opmerkelijk hoe terughoudend sommige ouders zijn<br />

om voor hulp bij hun eigen kinderen aan te kloppen. De vraagverlegenheid ten aanzien van de<br />

eigen kinderen heeft niet alleen met de angst voor afhankelijkheid te maken, maar ook met de<br />

relatie met de kinderen. Als deze slecht is, dan zal men minder snel geneigd zijn hulp te vragen.<br />

Ook als de relatie goed is echter, is hulp vragen aan de kinderen niet vanzelfsprekend. Wat veel<br />

genoemd wordt is dat men de kinderen niet wil belasten, omdat ze het ‘al druk genoeg hebben’.<br />

Het gevoel anderen tot last te zijn is vaak pijnlijk. Mensen zijn op zoek naar balans in hun<br />

volwassen contacten, en iemand tot last zijn maakt het moeilijk om dat evenwicht te bereiken.<br />

(Linders, 2010)<br />

Ouderen zoeken minder steun bij de buren wanneer men alternatieven in het netwerk heeft om<br />

op terug te vallen. Dat zijn meestal goede vrienden en familieleden. (Linders, 2010) Daarnaast<br />

speelt het verliezen van sociale contacten in de buurt een rol. Een belemmering in het geven van<br />

hulp aan een buurtbewoner ligt dan ook in het niet of nauwelijks kennen van buurtgenoten. Als<br />

het niet klikt in de buurt of men kent er bijna niemand, dat zijn er ook geen aanknopingspunten<br />

voor burenhulp. Wie niet op de hoogte is van wat er aan de hand is, kan geen helpende hand<br />

bieden. (Linders, 2010)<br />

Professionele zorg<br />

In de literatuur wordt ook de beschikbare professionele hulp thuis als factor benoemd, die van<br />

invloed is op de beslissing om te verhuizen naar een zorgcentrum. Als de behoefte aan zorg<br />

groter is, dan de hoeveelheid zorg die geboden kan worden is men genoodzaakt te verhuizen<br />

naar een zorgcentrum. Ook de indicatie voor thuiszorg kan niet voldoende zijn om veilig<br />

zelfstandig te kunnen <strong>wonen</strong>. En indien de personen van de thuiszorg niet in staat zijn om<br />

specifieke zorg of hulp te bieden die de oudere nodig heeft door tijdgebrek en een gebrek aan<br />

kennis. (Taylor & Donnelly, 2006) Ook blijkt dat de mogelijkheid om ’s nachts zorg te ontvangen<br />

het besluit beïnvloed om naar een zorgcentrum te verhuizen. (Cheek et al, 2005)<br />

Ouderen willen steeds langer thuis blijven <strong>wonen</strong> omdat er thuis steeds meer zorg geboden kan<br />

worden. De toenemende technologie speelt hierin een belangrijke rol. Het gevaar hierbij is dat<br />

de thuissituatie een soort van ‘ziekenhuis’ of ‘zorginstelling’ wordt. (Taylor & Donnelly, 2006)<br />

Een gevolg van de wens zo lang mogelijk zelfstandig te blijven <strong>wonen</strong>, en de weerzin om in een<br />

verzorgingstehuis terecht te komen, is dat men soms veel accepteert van een hulp uit angst deze<br />

kwijt te raken. Die angst is niet onterecht, want door de Wmo zijn flink wat<br />

personeelsbewegingen in de huishoudelijke zorg ontstaan. (Linders, 2010)<br />

Geconcludeerd kan worden dat als de zorg te zwaar wordt, de hulpbehoevende achteruit gaat of<br />

er doet zich een crisis voor, dan blijkt inzet van professionele hulp onontkoombaar. (Linders,<br />

2010)<br />

Wmo-beleid<br />

De thema’s zorg en diensten vallen onder het zesde prestatieveld van het beleid Wmo Nieuwe<br />

Stijl; het verlenen van individuele voorzieningen. De aandachtpunten zijn het inschakelen van<br />

hulp en ondersteuning aan mensen die dat nodig hebben. Te denken valt aan lichte<br />

huishoudelijke hulp, klussendienst en maaltijdservice.<br />

Daarnaast stelt de Wmo Nieuwe Stijl dat mensen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn<br />

voor hun participatie en ook voor het, zo nodig, organiseren van ondersteuningen. Het kabinet<br />

ziet hierbij een cruciale rol weggelegd voor mantelzorgers en informele hulpverleners: zij zijn<br />

‘onmisbare schakels in de zorgketen’. Zij kunnen de groei van de zorgvraag echter alleen<br />

remmen als ze ondersteuning krijgen. Dit thema valt binnen het vierde prestatieveld; het<br />

ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

28


Ergotherapeutisch<br />

perspectief<br />

AOZG is van mening dat <strong>ouderen</strong> met behulp van zorg en diensten zo lang mogelijk zelfstandig<br />

thuis kunnen blijven <strong>wonen</strong>, mits zij hier behoefte aan hebben. Redenerend vanuit het<br />

ergotherapeutisch perspectief is het belangrijk dat <strong>ouderen</strong> in hun vertrouwde omgeving blijven<br />

<strong>wonen</strong>, zodat zij kunnen blijven participeren in de maatschappij. Hierdoor is het bieden van<br />

professionele zorg in de thuissituatie erg waardevol. Daarnaast is een belangrijke taak van<br />

ergotherapeuten het ondersteunen van mantelzorgers. Een gerichte ergotherapiebehandeling<br />

van zowel de cliënt als diens mantelzorger heeft tot resultaat dat de mantelzorger in staat is een<br />

betere verdeling te maken tussen de taken als mantelzorger en zijn persoonlijke behoeften.<br />

Hierdoor wordt de kans op overbelasting drastisch verminderd. (Van Hartingsveldt, Logister-<br />

Proost, Kinebanian, 2009)<br />

Thema<br />

Invloed van partner<br />

Onder dit thema worden de lichamelijke/geestelijke conditie partner oftewel de draadkracht van<br />

de partner verstaan. Het blijkt dat de lichamelijke/geestelijke conditie van de partner invloed<br />

heeft in het besluit om naar een zorgcentrum te verhuizen, maar dit niet de hoofdreden is.<br />

Bewonersperspectief<br />

Bij de <strong>ouderen</strong> werd dit thema weinig genoemd. De zorgadviseurs gaven overduidelijk aan dat zij<br />

zien dat de draagkracht van de partner erg belangrijk is of een echtpaar nog zelfstandig thuis kan<br />

<strong>wonen</strong>. De <strong>ouderen</strong> laten weten dat de zorg voor een partner soms teveel wordt, maar dat dit ook<br />

wel eens wordt bepaald door de zorg, hulp, sociale contacten om mensen heen.<br />

“*Men vond dus dat ik dat niet meer zou kunnen doen. En mijn<br />

vrouw was toch al hier, dus ze wisten de situatie. Ik moest<br />

haar helpen met alles... een wasje doen, even naar de wc...<br />

alles. Dat vond men toen ik uit het ziekenhuis moest... want je<br />

moet er weer op tijd uit... teveel voor mij.” (Bron: VE3, 294)<br />

“Nou hij heeft wel eens drie uur<br />

ergens gelegen hè En toen had hij<br />

geen hulp, ik kon hem ook niet<br />

overeind krijgen. [Nee, en dat is<br />

wat hier wel misschien rust geeft<br />

bij u+ Ja.” (Bron: VE6, 724)<br />

Professioneel<br />

perspectief<br />

De zorgadviseurs geven aan dat de draagkracht, van de partner die zorg geeft, soms een probleem<br />

kan zijn om de <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig thuis te laten <strong>wonen</strong>. De zorgadviseurs zien dit met name<br />

bij de partners van <strong>ouderen</strong> die dementerend zijn.<br />

“Ja, omstandigheden spelen<br />

daarin ook een rol. Wat we<br />

ook wel eens zien is, hoe is<br />

de relatie altijd geweest. Als<br />

het een slecht huwelijk is<br />

geweest zien we ook wel<br />

eens dat de draagkracht van<br />

de partner minder groot is.”<br />

(Bron: VEZ2)<br />

“Bij een PG verpleeghuis, als de mensen een partner hebben, dan<br />

hangt het heel vaak af van de draagkracht van de partner, hoe<br />

gezond is die, leeftijd speelt natuurlijk ook mee, als je allebei in de 80<br />

bent dan kan je dat ook niet meer aan en het gedrag van de<br />

dementerende zelf. Als iemand heel meegaand is in de dementie en<br />

alles goed vindt en rustig is, dan houd je als partner de zorg veel<br />

langer vol als dat iemand in zijn dementie onrustig is, in de nacht<br />

spookt, achterdochtig is, agressief kan zijn, en dat doet een véél<br />

grotere beroep op je als partner.” (Bron: VEZ2)<br />

Propositioneel<br />

perspectief<br />

In de literatuur wordt benoemd dat het zorgen voor een aftakelende partner is zwaar en kan leiden<br />

tot overbelasting, op het moment dat de eigen gezondheid het laat afweten. (Linders, 2010) Ook<br />

kan er overbelasting optreden als de partner teveel voor zijn echtgenoot wil doen. (Kendig et. al.<br />

2010) Het gedrag of het ziektebeeld van de hulpbehoevende kan de draagkracht van de hulpgever<br />

eveneens uitputten. Of het nu wel of niet tot het ziektebeeld hoort, onvriendelijkheid en onredelijk<br />

gedrag van de hulpbehoevende worden soms gezien als een reden om te stoppen met de hulp.<br />

(Linders, 2010) Als de mantelzorg van de partner om welke reden dan ook wegvalt, kan dit een<br />

factor zijn om te moeten verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

29


Wmo-beleid<br />

Dit thema valt onder het vierde prestatieveld van de Wmo Nieuwe Stijl; mantelzorg en vrijwillige<br />

zorg. Het zal hier als regel gaan om algemene beleidsmaatregelen, minder vaak om individuele<br />

voorzieningen. Vanaf 1 januari 2007 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het<br />

opzetten/continueren en financieren van activiteiten op het vlak van de mantelzorgondersteuning.<br />

Ergotherapeutisch<br />

perspectief<br />

Een ergotherapiebehandeling van zowel de cliënt als diens mantelzorger heeft tot resultaat dat de<br />

mantelzorger in staat is een betere verdeling te maken tussen het zijn van mantelzorger en andere<br />

persoonlijke behoeften waardoor de kans op burn-out drastisch verminderd. Mantelzorgers zijn<br />

vaak overbelast en formuleren hun klachten ten aanzien van deze overbelasting in de vorm van<br />

oververmoeidheid en stress, een combinatie van lichamelijke en psychische klachten. Als de<br />

mantelzorger de zorg niet meer aankan, is dat een belangrijke reden voor opname van de<br />

zorgbehoeftige partner. (Van Hartingsveldt, Logister-Proost, Kinebanian, 2009)<br />

Thema<br />

Bekendheid van zorg en diensten.<br />

Uit het onderzoek blijkt dat <strong>ouderen</strong> lang niet altijd zicht hebben op de zorg en diensten die<br />

worden aangeboden. Dit heeft gevolgen voor het zelfstandig blijven <strong>wonen</strong> in de thuissituatie,<br />

omdat hulpbehoevende <strong>ouderen</strong> niet de zorg of dienst krijgen aangeboden waar ze behoefte aan<br />

hebben en zodoende geneigd zijn om te kiezen voor het verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

Bewonersperspectief<br />

De <strong>ouderen</strong> reageren verschillend op de vraag of ze op de hoogte zijn van de zorg en diensten die<br />

aangeboden wordt. Een aantal <strong>ouderen</strong> heeft geen beeld van de mogelijkheden die er zijn omtrent<br />

het ontvangen van zorg en diensten in de thuissituatie. Bij deze groep spelen de kinderen een grote<br />

rol in het verzamelen van informatie en het leggen van contacten met zorgaanbieders.<br />

Het valt op dat de <strong>ouderen</strong> die actiever in het leven staan vaak wel weten hoe ze informatie<br />

moeten verzamelen over het aanbod van zorg en diensten. Vooral het zorgloket van de gemeente<br />

speelt hierbij een belangrijke rol.<br />

“*En hoeverre was u op de hoogte van de zorg<br />

die u zou kunnen ontvangen] Nou eigenlijk zou<br />

ik het niet geweten hebben.” (Bron: VE4, 417)<br />

“Want toen ik niet meer kon lopen… toen dat gebeurde, hebben<br />

ze er wel voor gezorgd dat ik dingen kreeg die ervoor zorgde dat<br />

ik wel wat kon doen. *Had u dat zelf geregeld… om dingen te<br />

gebruiken.] Nee, dat heeft mijn schoonzoon gedaan. Mijn<br />

schoonzoon en oudste dochter hebben, toen ik dit kreeg, overal<br />

voor gezorgd. Dat is allemaal buiten mij omgegaan… dat gaat<br />

nog allemaal buiten mij om.” (Bron: VE7, 813)<br />

“*Wist u dan ook waar u terecht<br />

moest] Ja, nooit moeite mee<br />

gehad. Nou ja je leest de artikelen<br />

in de krant ze maar en van de<br />

gemeente heb je ook die blaadjes<br />

enzo. En als ik…ik had niet zoveel<br />

bijzonderheden maar als ik wat had<br />

dan ging ik even naar het Raadhuis<br />

en dan vroeg ik aan de balie van ik<br />

wil dit of dat veranderen of weten<br />

of hoe moet dat Dus je kunt overal<br />

achter komen hoor, dat is helemaal<br />

niet zo moeilijk.” (Bron: VE5, 559)<br />

Professioneel<br />

perspectief<br />

De zorgadviseurs ervaren dat het lastig is om <strong>ouderen</strong> te bereiken en te informeren over het zorgen<br />

dienstenaanbod in de thuissituatie. Dit blijkt uit het feit dat sommige <strong>ouderen</strong> kiezen voor een<br />

zorgcentrum terwijl zij niet weten welke mogelijkheden er thuis geboden kunnen worden. De<br />

zorgadviseurs geven aan dat hoogopgeleide <strong>ouderen</strong> over het algemeen beter hun weg kunnen<br />

vinden en gemakkelijker om hulp durven te vragen. Er wordt benadrukt dat kinderen vaak ook een<br />

grote rol spelen in het leggen van contacten en het aanvragen van zorg en diensten.<br />

“Dat is het lastige. Je kunt gewoon<br />

advertenties zetten in kranten en weet ik<br />

veel wat… en folders rond gebracht, ook<br />

van het zorgadvies. Maar dat bereikt hun<br />

niet. De personen waar het om gaat,<br />

bereik je niet. …Het blijft niet hangen bij<br />

<strong>ouderen</strong> mensen.” (Bron: VEZ1)<br />

“In Wageningen hebben we bijvoorbeeld op de dagbehandeling de<br />

hoogopgeleide groep, dat zijn mensen die vaak de hele wereld<br />

voor hun werk zijn rond geweest, die toch wel ook redelijk<br />

onderlegd zijn en vaak ook partners hebben die, die weten vaak<br />

toch meer de weg te vinden en ook om hulp te vragen en of aan te<br />

geven als ze tegen dingen aan lopen, als <strong>ouderen</strong> die toch een heel<br />

klein wereldje om zich heen hebben gehad.” (Bron: VEZ2)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

30


“En wat je vaak toch ziet is dat het de kinderen zijn<br />

hè, die op zoek gaan, gaan bellen en contacten<br />

gaan leggen.” (Bron: VEZ2) “Maar voor familie is<br />

deze wereld ook nog heel erg moeilijk. De<br />

verzorgingshuis wereld en verpleeghuis wereld is<br />

echt moeilijk… om daar de weg in te vinden, ja.<br />

Terwijl je toch alles kan doen met websites en<br />

weet ik allemaal wat.” (Bron: VEZ1)<br />

“We hebben ook aanleunwoningen en daar bellen<br />

mensen voor zo van “goh ik wil me inschrijven”. En<br />

dan raak je aan de telefoon in gesprek en dan hoor je<br />

de problemen en dan kan het soms best zijn dat je op<br />

een heel ander vlak terecht komt.} Zo van, heeft u<br />

daar wel eens aan gedacht of kennen jullie dat …”<br />

(Bron: VEZ2)<br />

Propositioneel<br />

perspectief<br />

In de literatuur wordt benoemd dat <strong>ouderen</strong> niet bekend zijn met de zorg die geleverd kan worden<br />

in de omgeving waar ze <strong>wonen</strong>. Dit is een factor die de beslissing om te verhuizen naar een<br />

zorgcentrum beïnvloed. Hierdoor is het voor de oudere en zijn familie moeilijk te bepalen wat de<br />

juiste keus is. Men is bang dat ze te snel voor een zorgcentrum kiezen, terwijl andere opties ook<br />

een oplossing zouden kunnen bieden die minder rigoureus zijn. (Taylor & Donnelly, 2006) Een<br />

opname in het zorgcentrum wordt gezien als het sluitstuk van de zorgketen. Uit onderzoek blijkt<br />

dat zodra <strong>ouderen</strong> de beslissing genomen hebben tot verzorgingshuiszorg zij vrijwel niet meer<br />

nadenken over mogelijke zorgalternatieven in de thuissituatie. (Dijkstra et al. 2001).<br />

Hulpvragers hebben wantrouwen dat te maken heeft met de problemen die ze hebben met<br />

bureaucratische procedures. Dit kan vraagverlegenheid in de hand werken. Juist mensen die het<br />

minst mondig zijn, laag zijn opgeleid, psychische problemen hebben en/of een klein sociaal netwerk<br />

bezitten, hebben minder toegang tot voorzieningen. Dergelijke uitsluiting van burgers van publieke<br />

voorzieningen wordt ook wel institutionele uitsluiting genoemd. Hierdoor wordt<br />

ontoegankelijkheid van verschillende regelingen ervaren. Soms hebben hulpvragers iemand uit het<br />

sociale netwerk die ken op weg helpt, een enkele keer maken ze gebruik van Sociale Raadslieden.<br />

(Linders, 2010)<br />

Wmo-beleid<br />

Het thema bekendheid van zorg en diensten thema valt onder het derde prestatieveld van de Wmo<br />

Nieuwe Stijl; Het geven van informatie, advies en cliëntenondersteuning. Met 'geven van<br />

informatie en advies' wordt gedoeld op activiteiten die de burger de weg wijzen in het veld van<br />

maatschappelijke ondersteuning. Onder ‘cliëntondersteuning’ wordt verstaan de ondersteuning<br />

van een cliënt bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Cliëntondersteuning<br />

heeft de regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) tot doel ten einde de zelfredzaamheid en<br />

maatschappelijke participatie te bevorderen.<br />

Ergotherapeutisch<br />

perspectief<br />

Hulp bij aanvragen van voorzieningen, kennis overdragen over voorzieningen, advisering en<br />

begeleiding bij de aanvraag van hulpmiddelen en voorzieningen is een belangrijk onderdeel van de<br />

ergotherapie (Van Hartingsveldt, Logister-Proost, Kinebanian, 2009). AOZG is van mening dat<br />

ergotherapeuten ook kennis dienen te hebben van het globale zorgaanbod, zodat de cliënt<br />

geïnformeerd kan worden over de mogelijkheden die er zijn om zo zelfstandig mogelijk te kunnen<br />

blijven <strong>wonen</strong>.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

31


Thema<br />

Woning en woonomgeving<br />

Onder dit thema worden de woning en de aanwezigheid/bereikbaarheid van voorzieningen<br />

verstaan. De woning en woonomgeving kunnen van invloed zijn op het besluit om te verhuizen<br />

naar een zorgcentrum. Aanpassingen in de woning en de aanwezigheid/bereikbaarheid zijn hier<br />

voorbeelden van.<br />

Bewonersperspectief<br />

Woning<br />

Uit de antwoorden die de <strong>ouderen</strong> hebben gegeven op de vraag of hun woning ook bijdroeg aan<br />

het besluit om naar een zorgcentrum te verhuizen, werd geen duidelijk antwoord gegeven. Het<br />

komt erg naar voren dat veel <strong>ouderen</strong> toch eerst proberen om hun woning aan te passen en<br />

wanneer dit niet meer mogelijk is, dat ze dan pas besluiten om te verhuizen. Het verhuizen wordt<br />

door aanpassingen in de woning dus uitgesteld. De <strong>ouderen</strong> geven aan dat de aanwezigheid en/of<br />

bereikbaarheid van voorzieningen nooit de enige reden is om te verhuizen.<br />

“*Zijn er ook nog belemmeringen of<br />

obstakels in uw woning, die een rol<br />

hebben gespeeld] Nee, nee, nee. Nee,<br />

helemaal niks. Nee hoor, helemaal<br />

niets.” (Bron: VE8, 1033)<br />

“*En er bleek daar dus nog wel een trap<br />

in te zitten] Ja, er zat een trap in dat<br />

eerste huis, maar dat vond ik niet erg<br />

hoor.” (Bron: VE4, 362)<br />

“Traplopen kan ik niet, dus er was een traplift aanwezig. En alles<br />

was zo gemaakt, zodat ik het kon gebruiken……De douche,<br />

bijvoorbeeld. Boven bij mijn slaapkamer, daar was de douche.<br />

Daar moest je overstappen. Dat is gelijk gemaakt, zodat ik er<br />

makkelijker in kon komen. Allemaal van dat soort kleinigheidjes,<br />

die je pas merkt als je er mee bezig bent.” Bron: VE7, 768)<br />

“Daar zijn we nog geweest maar<br />

toen hadden we een tuin kon hij<br />

niet meer aan. Hij werd toch al<br />

gauw minder minder, toen zei ik ja<br />

we zouden eigen gelijkvloers<br />

moeten nemen en toen zijn we bij<br />

die flat terecht gekomen, daar.”<br />

(Bron: VE4, 358)<br />

Voorzieningen (bereikbaar/aanwezigheid)<br />

- Medische voorzieningen<br />

- Commerciële voorzieningen<br />

- Culturele voorzieningen<br />

De bereikbaarheid van voorzieningen kan een rol spelen in het besluit om te verhuizen naar een<br />

zorgcentrum. Belangrijk is dat dit niet de enige factor is om te verhuizen naar een zorgcentrum en<br />

dat dit vaak in samenhang met een andere factor invloed heeft op het besluit.<br />

“*En wat u net vertelde al dat er een hoop voorzieningen waren in Veenendaal. Waren er ook<br />

voorzieningen waar u dagelijks gebruik van maakte] Nou nee niet ik niet, maar er was een<br />

<strong>ouderen</strong>bus en… ja wat was er nog meer. Er was eigenlijk… Veenendaal had echt wel een hoop<br />

voorzieningen toch wel een… ja die had de meent en die had dan de Engelenburg en De Meent.<br />

Nou daar valt ie De Meent hè. *Ja+ De Engelenburg en… ja, de <strong>ouderen</strong>bus dat werd, daar werden<br />

de mensen door opgehaald dus dat…” (Bron: VE8, 977)<br />

“*U woont nu hier, wat denkt u nodig te hebben gehad<br />

om toch nog langer zelfstandig in vorige woning te<br />

kunnen <strong>wonen</strong>] Nou dat was me te groot toen ik…ik<br />

kon daar wel blijven <strong>wonen</strong> maar ik zat ver van het<br />

dorp vandaan, dat was een nadeel voor boodschappen.<br />

En de buurt de oude hap zeg maar die was allemaal<br />

weg, allemaal jongere gezinnen werkend dus daar had<br />

je ook niet zoveel aanspraak aan. Ik vond dat ik daar<br />

een beetje vereenzaamde en ver van het dorp vandaan<br />

en dan vier verdiepingen.” (Bron: VE5, 573)<br />

“Nou ik had daar ook goed<br />

kunnen blijven <strong>wonen</strong>, maar het<br />

was gewoon te ver van het dorp<br />

vandaan.…..*Als de<br />

voorzieningen daar wel waren<br />

geweest] Dan was ik er wel<br />

gebleven. [Ja] want het is een<br />

laag stuk in Oosterbeek waar je<br />

dus altijd helemaal naar het<br />

dorp moet.” (Bron: VE5, 585)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

32


“*Hoe waren daar de voorzieningen Waren die daar minder dan hier+ Ja, daar was helemaal geen winkel, voor al<br />

mijn boodschappen moest ik altijd hier heen. Daar waren geen winkels waar ik zat……Hier laag in Oosterbeek.<br />

Maar ja een winkel had je niet dus voor ieder dingetje moest je hier naar heen, naar het dorp.” (Bron: VE5, 522)<br />

Uit de interviews met de <strong>ouderen</strong> komt naar voren dat de voorzieningen in de buurt en de<br />

bereikbaarheid hiervan meestal wel goed geregeld is. De boodschappen worden bijvoorbeeld door<br />

de supermarkt geleverd.<br />

“We hadden allemaal onze eigen<br />

boodschappenboer en ik had Super de<br />

Boer, die belde ik en die bracht het en<br />

dat was bij de meesten. Die het nog<br />

kon die haalde nog en die brachten<br />

nog wel wat voor je mee enzo als je<br />

dat vroeg. Maar het was heel anders<br />

als hier. We waren veel zelfstandiger.”<br />

(Bron: VE8, 954)<br />

voor ieder dingetje moest je hier naar<br />

heen, naar het dorp.” (Bron: VE5, 522)<br />

“Het ligt dicht bij het winkelcentrum, met<br />

allerlei winkels. Je zit dicht bij een dokterspost<br />

zal ik maar zeggen je hebt daar vlakbij ook een<br />

heel medisch centrum. Daar zitten artsen,<br />

dierenartsen, apothekers enzo<br />

allemaal.……Wat betreft boodschappen zit<br />

daar ook alles, een Albert Heijn…….De<br />

voorzieningen zijn hartstikke goed. Als er iets<br />

aan de hand was kon je meteen naar de<br />

huisarts (onverstaanbaar). Nee, daar waar ik<br />

gewoond heb was het prima hoor, daar had ik<br />

zo terug gewild.” (Bron: VE4, 367)<br />

Professioneel<br />

perspectief<br />

“*Wat voor voorzieningen zoals winkels waren er in de omgeving+ Ja, dat had ik daar ook vrij dicht bij de<br />

hand hoor. De AH en de COOP, de Aldi. Dat was allemaal vlakbij. [Hoe bereikbaar was dat voor u Oh,<br />

makkelijk, met de rollator hè.” (Bron: VE2, 128)<br />

voor ieder dingetje moest je hier naar heen, naar het dorp.” (Bron: VE5, 522)<br />

Woning<br />

Uit de interviews met de zorgadviseurs blijkt dat tegenwoordig een obstakel in de woning niet zo<br />

maar een reden is voor <strong>ouderen</strong> om te verhuizen naar een zorgcentrum. Er wordt altijd eerst<br />

gekeken of de woning aangepast kan worden voordat iemand een opname-indicatie krijgt via het<br />

CIZ.<br />

“Horen jullie ook wel eens dat een obstakel in<br />

de woning een reden is om te verhuizen naar<br />

een verzorgingshuis] Nee, tegenwoordig niet<br />

meer… want er kan best wel heel veel thuis…<br />

een traplift, en weet ik veel allemaal wat voor<br />

een toestanden… aanrechten worden omhoog<br />

gezet en weet ik allemaal wat. Nee, dus daar<br />

horen we niet zoveel over. Ik tenminste niet.<br />

Nee, nee… ik ook niet.” (Bron: VEZ1)<br />

“*zijn er ook zeg maar belemmeringen in woning of iets die<br />

meespelen in het besluit] Ja, dat kan. Stel dat je alleen<br />

woont en je slaapt boven en je kan niet meer zelfstandig de<br />

trap op, dan is dit natuurlijk een belemmering. Alleen CIZ<br />

gaat ervan uit dat, je moet altijd eerst kijken wat er voor<br />

voorgaande voorzieningen voordat je gaat opgenomen<br />

worden. Dus kun je het oplossen met een bed beneden of<br />

kun je een traplift aanvragen. Dus er wordt altijd gekeken<br />

van, wat zijn er nog voor voorzieningen die je kan inzetten<br />

voordat je een opname-indicatie krijgt.” (Bron: VEZ2)<br />

Voorzieningen (bereikbaar/aanwezigheid)<br />

- Medische voorzieningen<br />

- Commerciële voorzieningen<br />

- Culturele voorzieningen<br />

Eén zorgadviseur geeft aan dat het wel een onderdeel kan zijn dat <strong>ouderen</strong> het besluit nemen om<br />

in een zorgcentrum te gaan <strong>wonen</strong> wanneer ze niet meer bij voorzieningen in de wijk kunnen<br />

komen. Dit heeft met name invloed wanneer de oudere in een sociaal isolement raakt. Het is<br />

vrijwel nooit de enige reden om in een zorgcentrum te gaan <strong>wonen</strong>.<br />

“*Maakt u ook wel eens mee dat mensen het besluit nemen om contact op te nemen doordat ze bijvoorbeeld niet<br />

meer bij voorzieningen in de wijk kunnen komen ik denk dat het wel een onderdeel kan zijn naast, hè, andere<br />

problemen zoals een sociaal isolement. Stel dat je thuis woont en je krijgt thuiszorg, maar je kan helemaal niet<br />

meer naar buiten toe. Of je kan, daardoor raak je in een sociaal isolement, ik denk dat dat allemaal bij elkaar<br />

opgeteld wel meespeelt.” (Bron: VEZ2)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

33


Propositioneel<br />

perspectief<br />

Woning<br />

In de literatuur wordt het belang van een geschikte woning voor <strong>ouderen</strong> benadrukt. Verschillende<br />

woonkenmerken, de aanwezigheid van woningaanpassingen en hulpmiddelen blijken van invloed<br />

op de vraag naar hulp en daarmee op de vraag naar verpleging en verzorging. Ouderen vragen<br />

namelijk minder hulp wanneer de woning aangepast is op de beperkingen en mogelijkheden van de<br />

oudere. (Woittiez & Timmermans, 2004). Een belangrijk woonkenmerk is de aanwezigheid van<br />

trappen, want moeite met traplopen is een van de eerste beperkingen die <strong>ouderen</strong> ondervinden.<br />

Onderzocht is dat een derde van de 65-plussers moeite heeft met traplopen of dat niet meer kan.<br />

(Woittiez & Timmermans, 2004).<br />

Uit onderzoek blijkt dat hulpbehoevenden zowel woningaanpassingen als hulpmiddelen ervaren als<br />

factoren die het algemeen functioneren en zelfstandigheid bevorderen. (Bontje, 2005) Aangetoond<br />

is dat woningaanpassingen, hulpmiddelen of een gelijkvloerse woning ervoor zorgen dat <strong>ouderen</strong><br />

langer in staat zijn zelfstandig te <strong>wonen</strong>. Hierdoor kan het besluit om te verhuizen naar een<br />

zorginstelling uitgesteld worden. (Kendig et. al. 2010)<br />

Voorzieningen<br />

Ook in eerder onderzoek onder bewoners van de gemeente <strong>Ede</strong>, wordt geconcludeerd dat de bij de<br />

keuze voor het <strong>wonen</strong> in een seniorenflat de woonomstandigheden een rol speelt. Bewoners met<br />

gezondheidsklachten prefereren een gelijkvloerse woning. Ook het <strong>wonen</strong> op de begane grond en<br />

de aanwezigheid van een tuin is vormend voor deze beslissing. (AWS, 2010) In de literatuur wordt<br />

geen directe relatie beschreven tussen de aanwezigheid en/of bereikbaarheid van commerciële,<br />

medische en culturele voorzieningen en het besluit om te gaan verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

Wel blijkt uit onderzoek dat voorzieningen die nodig zijn om zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen<br />

omgeving te kunnen blijven <strong>wonen</strong> met maximaal behoud van de eigen regie over het dagelijkse<br />

leven een belangrijk thema is voor <strong>ouderen</strong>. Het gaat met name om openbare voorzieningen zoals<br />

vervoer, toegankelijkheid openbare gebouwen, winkels en parken. Ook worden collectieve<br />

voorzieningen zoals collectief vervoer benoemd. (van Bilsen et al. 2004) Geconcludeerd word dat<br />

Ouderen behoefte hebben aan publieke voorzieningen die toegankelijk en gebruikersvriendelijk<br />

zijn. (van Bilsen et al. 2004)<br />

Uit eerder onderzoek in de gemeente <strong>Ede</strong> blijkt dat bewoners aangeven om hulp te vragen<br />

wanneer ze zich niet meer kunnen redden met de beschikbare voorzieningen in de wijk. In dit geval<br />

wordt er ook gekozen voor het <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum. (AWS, 2010)<br />

Wmo-beleid<br />

De thema’s woning en aanwezigheid/bereikbaarheid van voorzieningen valt onder het eerste<br />

prestatieveld van het beleid Wmo Nieuwe Stijl: leefbaarheid en sociale samenhang. Dit<br />

prestatieveld raakt ook andere sectoren als <strong>wonen</strong>, ruimtelijke ordening, integratiebeleid,<br />

veiligheid en economie. Leefbaarheid laat zich definiëren als: het <strong>wonen</strong> in een prettige en veilige<br />

omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van<br />

(eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten.<br />

Daarnaast valt het thema <strong>wonen</strong> onder het zesde prestatieveld van het beleid Wmo Nieuwe Stijl:<br />

verlenen individuele voorzieningen.<br />

Binnen prestatieveld zes is het van belang dat bij de burger met een beperking aanpassingen<br />

worden aangebracht ten behoeve van het behouden en bevorderen van het zelfstandig<br />

functioneren. Te denken valt aan woonvoorzieningen en het vervoer van gehandicapten door<br />

middel van taxibusjes waarop men een individueel beroep kan doen.<br />

Ergotherapeutisch<br />

perspectief<br />

‘Wonen/zorgen’ als handelingsgebied is méér dan het verblijven in een woning en het daarbij<br />

behorend handelen op het gebied van de zelfzorg, de zorg voor anderen en het huishouden<br />

uitvoeren. Een ergotherapeut kan een bijdrage leveren aan het ontwikkelen en adviseren op het<br />

gebied van fysieke aanpassingen van de woon, werk en leefomgeving (technologie, domotica). Een<br />

ergotherapeut kan in samenwerking met gemeente, bedrijven of andere instellingen werken aan<br />

het verbeteren van de bereikbaarheid, toegankelijkheid, bruikbaarheid, en uitgankelijkheid van<br />

ruimten, gebouwen en producten. Dit is namelijk de basis om deel te kunnen nemen aan het<br />

maatschappelijke leven. Daarnaast biedt het de mogelijkheid en schept voorwaarden om<br />

zelfstandig en op een gelijkwaardige manier gebruik te maken van de handelingsomgeving (Van<br />

Hartingsveldt, Logister-Proost, Kinebanian, 2009).<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

34


Thema<br />

Sociaal netwerk<br />

Het sociale netwerk van <strong>ouderen</strong> kan van invloed zijn op het besluit om te verhuizen. Een sociaal<br />

netwerk is van belang om op terug te kunnen vallen. Wanneer het sociale netwerk niet aanwezig<br />

is, is de kans op eenzaamheid groot.<br />

Bewonersperspectief<br />

De meeste <strong>ouderen</strong> hebben sociale contacten die ze regelmatig zien. Meestal gaat het hier om de<br />

kinderen, maar ook buren vormen een belangrijke rol in het sociale netwerk. Alle <strong>ouderen</strong> hebben<br />

kinderen, deze zijn niet altijd woonachtig in de buurt. Enkelen geven aan dat de kinderen ver weg<br />

<strong>wonen</strong>, maar dat daar wel geregeld mee gesproken word. Sommige <strong>ouderen</strong> geven aan heel weinig<br />

tot geen contact te hebben met hun kinderen of andere sociale contacten.<br />

“Ik heb geen familie, niks. Ik heb alleen een zus in Amerika. (hoest). En 2<br />

zonen, die ik amper zie, de afgelopen 20 jaar. Nou die heb ik ook afgedaan,<br />

daar zit ik niet meer op te wachten.” (Bron: VE1, 29)<br />

Het hebben van een sociaal netwerk speelt mee in de keuze om naar een zorgcentrum te<br />

verhuizen. Doordat mensen niet kunnen of willen terugvallen op hun sociaal netwerk.<br />

“Allemaal jonge buren,<br />

hartstikke aardig ik had er<br />

een goede verhouding mee,<br />

maar je kunt van een jonge<br />

gezin wat zelf werkt niet<br />

verwachten dat ze mij<br />

opvangen dat kan niet. Dat<br />

gaat niet, dat kun je niet<br />

maken. En zodoende zit ik<br />

nou hier.” (Bron: VE5, 518)<br />

Sommige <strong>ouderen</strong> geven tevens aan dat steeds<br />

meer leeftijdsgenoten weg vallen. Het sociale netwerk<br />

word hierdoor een stuk kleiner en <strong>ouderen</strong><br />

voelen zich hierdoor snel eenzaam. Deze eenzaamheid<br />

kan leiden tot snellere verhuizing naar een<br />

zorgcentrum.<br />

“En de buurt de oude hap zeg maar die was<br />

allemaal weg, allemaal jongere gezinnen werkend<br />

dus daar had je ook niet zoveel aanspraak aan. Ik<br />

vond dat ik daar een beetje vereenzaamde.”<br />

(Bron: VE5, 573)<br />

Professioneel<br />

perspectief<br />

Uit de interviews met de zorgadviseurs komt het sociale netwerk ook verschillende keren naar<br />

voren. De zorgadviseurs zijn van mening dat er heel veel aspecten in het sociale netwerk<br />

meespelen die doen besluiten te gaan verhuizen. Naar hun idee zitten er heel veel mensen thuis te<br />

verpieteren, en dan vooral mensen die alleenstaand zijn en geen kinderen hebben. Als er kinderen<br />

zijn zullen zij sneller aan de bel trekken om hulp te vragen. Nu wachten veel <strong>ouderen</strong> tot het laatst,<br />

waardoor ze ineens opgenomen dienen te worden in een zorgcentrum en dit vaak in slechte staat.<br />

“Het hangt van heel veel andere aspecten ook<br />

af. Of je alleen bent, of dat je met een partner<br />

bent. Of je heel veel kinderen hebt, of<br />

helemaal geen kinderen en of die in de buurt<br />

<strong>wonen</strong> of allemaal ver weg. Dat zijn allemaal<br />

oorzaken die meespelen wanneer je, dat<br />

beeld is van goh iemand kan niet meer alleen<br />

thuis zijn.”(Bron: VEZ2)<br />

“Ik denk dat er heel veel mensen thuis echt verpieteren.<br />

Het zijn maar enkele mensen die kinderen hebben… en<br />

kinderen die mondig zijn. Anders verpieteren heel veel<br />

mensen achter de geraniums.” (Bron: VEZ1)<br />

“Er zijn ook wel mensen die denk ik de zelfstandigheid<br />

prefereren, maar gewoon zo eenzaam zijn, dat dit voor hen<br />

mogelijk ook een reden is om in een verzorgingshuis te<br />

willen <strong>wonen</strong>.” (Bron: VEZ2)<br />

Naast de <strong>ouderen</strong> geven ook de zorgadviseurs aan dat veel mensen in de omgeving op leeftijd<br />

wegvallen en mensen hierdoor in een sociaal isolement raken.<br />

“En om hun heen vallen natuurlijk een hoop mensen weg omdat ze natuurlijk een bepaalde leeftijd<br />

gaan bereiken… hebben ze al vaak, dat ze zelfs kinderen gaan verliezen. Maar ook familieleden,<br />

broers, zussen… alles valt weg. Dus je krijgt het sociale isolement, dat ze daar veel eerder inkomen dan<br />

vroeger.” (Bron: VEZ1)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

35


Propositioneel<br />

perspectief<br />

In de literatuur wordt gesteld dat het hebben van sociale contacten en uitvoeren van activiteiten<br />

het gevoel van plezier geeft. Dit met als gevolg dat eenzaamheid en verveling minder snel optreed.<br />

(Tollén et al., 2008) Ouderen zijn echter kwetsbaar zijn voor het kwijtraken van sociale contacten.<br />

Dit wordt veroorzaakt door het vertrek van leeftijdsgenoten naar een aangepaste woning,<br />

verpleeg- of verzorgingstehuis of wegens overlijden. Het gevolg is dat er voor hen soms niemand<br />

meer overblijft die ze kennen in de buurt. Soms kennen ze wat mensen van gezicht, maar daar blijft<br />

het bij. (Linders, 2010) Doordat deze sociale contacten wegvallen, blijven er vaak weinig mensen<br />

over in de buurt waarop terug gevallen kan worden. Dit komt overheen met de informatie die<br />

achterhaald is bij zowel de <strong>ouderen</strong> als zorgadviseurs.<br />

Ook wordt bevestigd dat andere factoren zoals huishoudsamenstelling en gevoelens van<br />

eenzaamheid daarnaast meespelen met het besluit om te gaan verhuizen. (Timmermans et al.,<br />

1997). Zorgadviseurs hebben ervaren dat <strong>ouderen</strong> met grote sociale netwerken, minder snel naar<br />

een zorgcentrum gaan. Het wordt gezien als een ‘buren opletservice. Veel <strong>ouderen</strong> gebruiken de<br />

gelijken als voorbeeld; ze leren van de fouten, successen, consequenties en de keuzes van anderen.<br />

(Cheek et al., 2005) Hieruit blijkt dat het ontbreken van sociale contacten een factor is voor de<br />

keuze om te verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

Uit eerder onderzoek onder bewoners van de gemeente <strong>Ede</strong> blijkt dat de sociale contacten die voor<br />

een sociale controle zorgt, als prettig wordt ervaren en dat dit kan bijdragen aan het zelfstandig<br />

blijven <strong>wonen</strong>. (AWS, 2010)<br />

Wmo-beleid<br />

Dit thema valt onder prestatieveld één van het Wmo. Prestatieveld een staat voor ‘leefbaarheid en<br />

sociale samenhang’. Het hebben van sociale contacten is erg waardevol voor de zelfstandigheid van<br />

<strong>ouderen</strong>. Binnen dit prestatieveld is het bevorderen van de sociale samenhang een centraal<br />

aandachtspunt. De gemeente kan zorgen voor aantrekkelijke plekken waar burgers elkaar kunnen<br />

ontmoeten. Of een wijkcentrum waar verschillende zorg- en welzijnsfuncties worden<br />

gecombineerd. Dit maakt mogelijk dat verschillende groepen elkaar regelmatig tegenkomen. Een<br />

aantal <strong>ouderen</strong> gaf aan dat het sociale netwerk kleiner wordt maar wel behoefte hebben aan deze<br />

contacten, wat ervoor zorgt dat dit in het eerste prestatieveld past.<br />

Ergotherapeutisch<br />

perspectief<br />

AOZG vind het belangrijk dat een ergotherapeut bewust is van de complexiteit van het sociale<br />

netwerk. Dit is belangrijk omdat het sociale netwerk invloed heeft op de gezondheid en het<br />

handelen. De ergotherapeut kan voorkomen dat de cliënt onnodig afhankelijk wordt van zijn<br />

sociaal netwerk of anderen (sociaal perspectief).<br />

Uit de ervaringen van <strong>ouderen</strong> blijkt dat zij een gevoel van eenzaamheid ondervinden. Het is<br />

waardevol om hier bij stil te staan en actie te ondernemen. Ergotherapeuten kunnen zich richten<br />

op de <strong>ouderen</strong> populaties waarbij gedacht kan worden aan de preventie van eenzaamheid en het<br />

opzetten van buurtnetwerken voor <strong>ouderen</strong>. Door de participatie van de cliënt te bevorderen kan<br />

de ergotherapeut ervoor zorgen dat deze deel kan nemen aan de maatschappij en eenzaamheid<br />

voorkomen kan worden. (Van Hartingsveldt, Logister-Proost, Kinebanian, 2009)<br />

Thema<br />

Veiligheid (gevoel van veiligheid)<br />

Onder veiligheid wordt verstaan criminaliteit in de omgeving van de oudere en veiligheid m.b.t.<br />

de eigen gezondheid. Het blijkt dat de veiligheid moeilijk te waarborgen is in de thuissituatie en<br />

dat het invloed heeft op het besluit om te gaan verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

Bewonersperspectief<br />

Uit het onderzoek is gebleken dat veiligheid een belangrijk onderdeel is voor <strong>ouderen</strong> wat invloed<br />

uitoefent op het besluit om naar een zorgcentrum te verhuizen en een belangrijke factor is voor<br />

<strong>ouderen</strong> om daadwerkelijk te gaan verhuizen.<br />

“Daar zat ik in mijn eentje, vond ik ’s nachts wel eens<br />

eng. Dan hoorde ik wat en dan dacht ik god zal toch niet<br />

wat zijn.” (Bron: VE5, 546)<br />

“In Haarlem zijn we weg<br />

gegaan omdat er wanneer<br />

je drie dagen weg was,<br />

ingebroken werd. Dat is<br />

niet leuk op den duur.”<br />

(Bron: VE3, 242)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

36


Wat ook opvallend is, is dat er<br />

naast criminaliteit in de omgeving<br />

van de oudere ook door <strong>ouderen</strong><br />

wordt aangegeven dat het gevoel<br />

“daar zat ik ook maar alleen in. Ik vond het ’s<br />

nachts wel eng hoor, nou vier verdiepingen om<br />

mij heen.” (Bron: VE5, 507)<br />

van veiligheid m.b.t. eigen<br />

gezondheid een reden kan zijn om te verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

“*Zijn er nog andere obstakels of belemmeringen+ Nou als hij naar het toilet gaat, dan blijf ik wel weer<br />

wakker liggen hoor, of hij terug komt. [Ja, dat was eerder ook al in de aanleunwoning en hier is het wat<br />

betreft veiliger.] Ja, dan kun je op een knop drukken, als je op de goede knop drukt. Dan moet je op de<br />

veiligheidsknop drukken.” (Bron: VE6, 725)<br />

“en tijdje terug liep ik op straat en ineens lag ik<br />

op de stoep. Er zat iets in mijn hoofd, een black<br />

out. En nou ja ik heb allerlei onderzoeken voor<br />

gehad ook in het ziekenhuis bij de geriater ook<br />

enzo. Maar ze hebben eigenlijk niks geen<br />

afwijkingen kunnen vinden. En daarom heb ik dit<br />

ook gedaan, want ik denk dat kan mij weer<br />

gebeuren ja dus.” (Bron: VE5, 517)<br />

“en tijdje terug liep ik op straat en ineens lag ik<br />

op de stoep. Er zat iets in mijn hoofd, een black<br />

out. En nou ja ik heb allerlei onderzoeken voor<br />

gehad ook in het ziekenhuis bij de geriater ook<br />

enzo. Maar ze hebben eigenlijk niks geen<br />

afwijkingen kunnen vinden. En daarom heb ik dit<br />

ook gedaan, want ik denk dat kan mij weer<br />

gebeuren ja dus.” (Bron: VE5, 517)<br />

“In mijn oude huis woonde ik nog heel plezierig<br />

hoor, daar had ik wel kunnen blijven <strong>wonen</strong><br />

maar je zat ver van dorp vandaan, de oude<br />

buren was zeg maar weg. Ik voelde mij daar<br />

niet veilig meer. Twee verdiepingen onder mij<br />

en een boven mij hoofd. En hier als ik wat krijg<br />

’s nachts.” (Bron: VE5, 575)<br />

“Als mijn dochter op vakantie wilde,<br />

dan durfde ze niet weg te gaan. Want<br />

ik kon niet alleen zijn, als ik val… kan ik<br />

niet meer overeind komen.” (Bron: VE7,<br />

772)<br />

Professioneel<br />

perspectief<br />

De zorgadviseurs geven aan dat <strong>ouderen</strong> soms voor een gevoel van veiligheid willen verhuizen naar<br />

een zorgcentrum. Het waarborgen van veiligheid blijkt dan ook een belangrijk onderdeel om<br />

<strong>ouderen</strong> langer zelfstandig thuis te laten <strong>wonen</strong>, maar de zorgadviseurs geven aan dat het erg<br />

moeilijk is om de veiligheid te kunnen waarborgen in de thuissituatie.<br />

“Kijk zorg kun je heel ver gaan. Want in principe kun je<br />

thuis alle zorg geregeld krijgen. Ook ’s nachts komen ze<br />

een paar keer kijken. Maar het stukje veiligheid, dat kun<br />

je niet waarborgen.” (Bron: VEZ1)<br />

“Nou kijk, dat ze zich niet meer veilig voelen. Ja,<br />

dat komt wel heel vaak voor. Je hoort bij oudere<br />

mensen ook heel vaak van… ik voelde me niet meer<br />

veilig thuis. Die angst, dat is heel groot. En dat is<br />

natuurlijk in die thuissituatie al heel lang niet meer<br />

veilig hè… voor hun gevoel. Eer dat ze dat zeggen,<br />

dan ben je al een heel eind weg. Dan hebben ze al<br />

heel veel zorg nodig.” (Bron: VEZ2)<br />

“En ik kan me voorstellen dat sommige mensen in<br />

het verzorgingshuis, maar daar hoor je ook wel<br />

eens mensen die gewoon die puur eenzaamheid,<br />

die daar zo graag heen willen ook voor een stuk<br />

veiligheid zo van, als me wat overkomt, ik kan,<br />

hè, allemaal andere mensen ontmoeten, dat dat<br />

soms voor mensen wel, ja, iets positiefs oplevert<br />

zo’n verhuizing.” (Bron: VEZ2)<br />

“Wat denken jullie dat <strong>ouderen</strong> nodig hebben om zelfstandig thuis te kunnen blijven Wat<br />

zou er dan allemaal wel niet geboden moeten worden] Nou voor een heel groot deel al<br />

ingevuld eigenlijk hè Het grootste gedeelte denk ik is dat stukje veiligheid. Dat stukje<br />

veiligheid moet gewaarborgd zijn. En dat kun je niet oplossen met een alarm [Nee] Daar<br />

los je het absoluut niet mee op. [Nee, dat gaat ook om een gevoel hè] Ja, ja, gevoel kan<br />

je niet wegnemen.” (Bron: VEZ1)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

37


Propositioneel<br />

perspectief<br />

In de literatuur wordt beschreven dat een van de factoren die er toe doen besluiten om naar een<br />

zorgcentrum te gaan is de behoefte aan veiligheid. (Cheek, 2005) Uit eerder onderzoek in de<br />

gemeente <strong>Ede</strong> blijkt dat <strong>ouderen</strong> in de woning angst hebben dat onruststokers de flat betreden.”<br />

(AWS, 2010) Ook blijkt uit het onderzoek dat er een verband bestaat tussen de veiligheid in de wijk<br />

en het woonplezier dat men ervaart. Over het algemeen zijn <strong>ouderen</strong> tevreden over hun leven.<br />

Echter wordt het woongenot door ongeregeldheden in de wijk negatief beïnvloed. Voorbeelden die<br />

genoemd werden zijn auto‟s die in brand worden gestoken, mensen die op straat lastig worden<br />

gevallen, vernielingen door jongeren en agressie in het openbaar vervoer.” (AWS, 2010)<br />

Het blijkt dat angsten van <strong>ouderen</strong> beïnvloeden de keus om te verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

Ouderen zijn bijvoorbeeld bang om door niemand gevonden te worden als ze vallen of niet goed<br />

worden. Ook speelt de angst op een inbraak een rol. Ouderen voelen zich kwetsbaar als ze alleen<br />

<strong>wonen</strong> en hebben behoefte aan veiligheid. (Cheek, 2005 en Taylor et. al. 2005) Of mensen<br />

zelfstandig kunnen blijven <strong>wonen</strong>, hangt ook af van de leefbaarheid en veiligheid van de buurt.<br />

(Bron: Vermaatschappelijking en woonservicezones.) Het blijkt dat alarmeringssystemen het gevoel<br />

van veiligheid bij <strong>ouderen</strong> bevorderen. De aanwezigheid van een dergelijk ‘veiligheidsvalnet’ stelt<br />

daardoor het besluit om te verhuizen naar een zorginstelling uit.” (Kendig et. al. 2010)<br />

Wmo-beleid<br />

Dit thema valt onder het eerste prestatieveld van het beleid Wmo Nieuwe Stijl: leefbaarheid en<br />

sociale samenhang. Dit prestatieveld raakt ook andere sectoren als <strong>wonen</strong>, ruimtelijke ordening,<br />

integratiebeleid, veiligheid en economie. Leefbaarheid laat zich definiëren als: het <strong>wonen</strong> in een<br />

prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen<br />

maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten.<br />

Manieren waarop gemeenten de sociale samenhang kunnen bevorderen zijn het zorgen voor<br />

aantrekkelijke plekken waar burgers elkaar kunnen ontmoeten zoals bijvoorbeeld een wijkcentrum<br />

waar verschillende zorg- en welzijnsfuncties worden gecombineerd.<br />

Ergotherapeutisch<br />

perspectief<br />

Ergotherapeuten richten zich met name op de veiligheid in en om de woning. Vooral valpreventie is<br />

effectief gebleken bij personen die minimaal een keer gevallen zijn of bij personen met intrinsieke<br />

risicofactoren. De vraag ontstaat vaak naar aanleiding of preventie van een val en om de gevolgen<br />

van een val te beperken. Er zijn geen diagnosen die <strong>ouderen</strong> uitsluiten zolang de oudere nog<br />

zelfstandig handelt. Veel diagnosen verhogen namelijk het valrisico van <strong>ouderen</strong>. (Theune &<br />

Steultjens, 2005)<br />

Thema<br />

Persoonlijkheid<br />

Uit het onderzoek komt naar voren dat de persoonlijkheid van <strong>ouderen</strong> sterk bijdraagt aan het zo<br />

lang mogelijk behouden van de eigen zelfstandigheid. Mede daardoor heeft de persoonlijkheid<br />

ook gevolgen voor de keuze en het moment om te gaan verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

Bewonersperspectief<br />

Uit de ervaringen van de <strong>ouderen</strong> blijkt dat veranderingen die bij het ouder worden ontstaan<br />

moeilijk worden aanvaart. Toch geeft het merendeel van de <strong>ouderen</strong> aan dat het accepteren van<br />

de achteruitgang die te maken heeft met hun gezondheid van groot belang is om zo zelfstandig<br />

mogelijk te blijven. Daarnaast wordt aangegeven dat er juist gekeken moet worden wat je als<br />

oudere nog wel kan, zodat je jezelf zo snel mogelijk kan aanpassen aan de situatie.<br />

“Niet te klagen en te zeuren, gewoon doorgaan en het ging, wel eens met horten en stoten want<br />

dat geeft niks daar kom ik wel overheen.” (Bron: VE6, 688)<br />

“Dus je moet…ja dat is het leven als je oud word dan moet je toch wel eens terug schakelen of<br />

andere dingen aannemen wil het…als je gaat leven van ja maar vroeger toen had ik dit en dat en<br />

kon ik zus, dan kom je er niet. Je moet…het moment van nu moet je maar uithalen wat erin zit en<br />

daar kun je best een eind mee komen hoor. Ik red mij er altijd nog mee.” (Bron: VE5, 566)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

38


“Accepteren dat de gezondheid achteruit gaat en kijken wat nog<br />

wel lukt. Dan leg je je erbij neer. Ik ben niet een type dat dan<br />

gaat zitten mokken. ‘Ik wil dit, en ik wil dat nog.’ Ik moet me<br />

aanpassen aan wat ik nog wel kan. En dat probeer ik ook te<br />

doen.” (Bron: VE7, 855)<br />

“Dat is het belangrijkste als er<br />

veranderingen zijn, probeer je dan zo snel<br />

mogelijk aan te passen.” (Bron: VE7, 844)<br />

Professioneel<br />

perspectief<br />

Uit de interviews met de zorgadviseurs komt naar voren dat <strong>ouderen</strong> op steeds latere leeftijd naar<br />

een zorgcentrum verhuizen. Een deel van de <strong>ouderen</strong> probeert zo lang mogelijk vast te houden aan<br />

de vertrouwde situatie en vind het moeilijk om hulp van anderen te aanvaarden. Het blijkt vooral<br />

dat de drempel om te moeten verhuizen naar een zorgcentrum groot is, waardoor <strong>ouderen</strong> uit alle<br />

macht proberen door te gaan met het zelfstandig <strong>wonen</strong>.<br />

“Vroeger ging iemand met 65<br />

jaar naar een bejaardenhuis…<br />

ja daar ging je naartoe, want<br />

daar had je voor betaald. Nu<br />

komen ze met 80… 85… pas<br />

binnen. Het is voor bijna<br />

iedereen die ik ken een hele<br />

grote drempel en dan is het<br />

nog een verschil of je het zelf<br />

besluit, hè, van het gaat niet<br />

meer en ik heb geen andere<br />

keus, maar dan nog is dat een<br />

drempel.” (Bron: VEZ1)<br />

“Wat ik wel heel vaak merk is dat mensen toch<br />

heel vaak moeite hebben om hulp te vragen. Bij<br />

bewoners, dan belt het CIZ hun op van “goh we<br />

hebben een indicatie” en zij vragen dan “ja, hoe<br />

gaat het”, “och dat redden we nog wel”, terwijl<br />

dat helemaal niet meer lukt. die mensen hebben<br />

veel meer zorg nodig, maar dat is dan allemaal<br />

gebaseerd op een antwoord van och dat gaat nog<br />

wel of dat redden we nog wel en vooral niet<br />

klagen, maar doorgaan.” (Bron VEZ2)<br />

Propositioneel<br />

perspectief<br />

Uit de literatuurstudie blijkt dat <strong>ouderen</strong> zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven en doormiddel<br />

van het ontwikkelen van strategieën hun beperkingen opvangen. Dit komt omdat het moeilijk is om<br />

de autonomie in te leveren. (Linders, 2010) Het aanpassen van het handelen blijkt een proces te<br />

zijn waarin de cliënten vertrouwde probleemoplossingen gebruiken. Het is geen eenmalige<br />

gebeurtenis, maar en proces van aanzienlijke inspanning. Aanpassen word beslist niet ervaren als<br />

een passief proces. Het niet meer kunnen is niet altijd makkelijk te accepteren. Afgenomen<br />

verwachtingen over hun functioneren en privileges die passen bij een hoge leeftijd leiden echter tot<br />

een zekere mate van acceptatie dat sommige dingen gewoon niet meer gaan. Er kan worden<br />

gesteld dat afhankelijkheid als problematisch werd ervaren als die er toe leid dat zaken niet meer<br />

volgens de eigen maatstaven worden uitgevoerd. (Bontje et al. 2005)<br />

Opmerkelijk is dat sommige <strong>ouderen</strong> uit angst om opgenomen te worden in een verzorgingstehuis<br />

zo lang mogelijk zo veel mogelijk zelf en schromen aan de bel te trekken als er eigenlijk hulp nodig<br />

is. Het hulp vragen wordt als moeilijk ervaren. Een deel van de <strong>ouderen</strong> geeft aan dat vragen om<br />

hulp ondenkbaar is. Zij hebben vroeger thuis geleerd om er alleen uit te komen. Hun motto is:<br />

vragen om hulp, dat doe je niet. Er is dus sprake van schroom om de om hulp te vragen aan het<br />

sociale netwerk. Uit onderzoek blijkt dan ook dat het niet vragen om hulp een van de belangrijkste<br />

belemmeringen voor informele zorg is. (Linders, 2010) Uit ander onderzoek blijkt echter ook dat<br />

zelfstandigheid geen absolute waarde is voor <strong>ouderen</strong>. De hulp die iemand krijgt stelt een persoon<br />

immers in staat om nog zelfstandig te kunnen <strong>wonen</strong> en de activiteiten te kunnen uitvoeren die<br />

betekenisvol zijn. (Bontje et al. 2005)<br />

Wmo-beleid<br />

Ouderen willen zo lang mogelijk zelfstandig thuis<strong>wonen</strong>d. De Wmo Nieuwe Stijl speelt hierop in aan<br />

de hand van prestatieveld drie; het geven van informatie en advies en cliëntondersteuning. Vooral<br />

cliëntondersteuning heeft als doel om de regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) te<br />

vergroten. Daarnaast moet het de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

39


Ergotherapeutisch<br />

perspectief<br />

Ergotherapeuten kunnen mensen ondersteunen tijdens het proces van acceptatie en zich invoegen<br />

in nieuwe situaties en omstandigheden. (Van Hartingsveldt, Logister-Proost, Kinebanian, 2009) Met<br />

behulp van Model of Human Occupation (MOHO) en het bijbehorende Occupational Performance<br />

History Interview (OPHI-II) besteed de ergotherapeut aandacht aan de levenssituatie van de cliënt.<br />

Hierbij is het onder andere van belang hoe hij zijn eigen leven ervaart en omgaat met zijn<br />

belemmeringen. Door het bieden van handvaten wordt de vraag naar hulp of kleine aanpassingen<br />

sneller geaccepteerd. (Bontje, 2005) Door middel van observatie kan worden beoordeeld welke<br />

problemen <strong>ouderen</strong> tegenkomen met betrekking tot de zelfstandigheid. AOZG is van mening dat<br />

ergotherapeuten gebruik moeten maken van de oplossingen die <strong>ouderen</strong> zelf vinden om hun<br />

zelfstandigheid te vergroten. Daarnaast is het belangrijk dat aanpassingsstrategieën worden<br />

aangereikt die aansluiten op de vertrouwde probleemoplossingstrategieën. (Bontje, 2005)<br />

Thema<br />

Financiën<br />

De financiële situatie van de oudere kan van invloed zijn op het besluit om te verhuizen naar een<br />

zorgcentrum. Rijkere <strong>ouderen</strong> verhuizen minder snel naar een zorgcentrum omdat zij hun ruime<br />

woning niet willen inleveren voor een kleine woonruimte.<br />

Bewonersperspectief<br />

Uit de interviews met de <strong>ouderen</strong> komt niet naar voren dat de financiële situatie van invloed is op<br />

het besluit om te verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

Professioneel<br />

perspectief<br />

De zorgadviseurs geven aan dat er voldoende geld is om zorg in te schakelen, dat hier alleen geen<br />

gebruik van wordt gemaakt omdat de familie of de oudere de weg niet weten.<br />

“Het zijn maar enkele mensen die kinderen hebben… en kinderen die mondig zijn. Anders verpieteren heel veel<br />

mensen achter de geraniums.) (Je ziet ze gewoon verpieteren achter de geraniums… en komen niet toe om zorg in te<br />

kopen, terwijl er wel geld en alles is… want er is gewoon geld genoeg, maar weten de weg vaak ook niet… Dat is ook<br />

vaak het grootste probleem, mensen de weg vaak gewoon niet weten.)” (Bron: VEZ1).<br />

Naast dat zorg, ondanks de aanwezigheid van financiële middelen, niet wordt ingeschakeld geven<br />

de zorgadviseurs aan dat het geld dat beschikbaar wordt gesteld voor een indicatie niet voldoende<br />

is. De zorgadviseurs zouden grotere kamers en activiteiten in kleine groepjes willen aanbieden in<br />

het verzorgingshuis. De financiële middelen ontbreken hiervoor.<br />

“Zouden jullie drie aspecten kunnen noemen, wat betreft de dienstverlening van Vilente, die in jullie ogen verbeterd<br />

zouden kunnen worden] Grotere kamers zou wel een verbetering kunnen zijn maar goed dat is woonruimte. Ja,<br />

daar wordt sowieso aan gewerkt. Meer oplossingen voor cliënten die wat meer activiteiten in kleine groepjes<br />

zouden willen hebben. Dat zou misschien wel uitgebreid kunnen worden.) (Maar ja, het heeft ook met heel veel geld<br />

te maken hè Dat is het. Dus dat is het probleem, het grootste probleem is geld. [Ja] Ja, dat is wel heel erg maar dat<br />

is wel zo. Je krijgt een zakje geld voor een indicatie en daar zul je het mee moeten doen.” (Bron: VEZ1).<br />

Naast dat de zorgadviseurs de financiële situatie van Vilente aankaarten wordt benoemd dat een<br />

toename aan welvarende <strong>ouderen</strong> het besluit om te verhuizen naar een zorgcentrum beïnvloed. De<br />

rijkere oudere levert zijn ruime woning liever niet in voor een kleine woonruimte waar hoge<br />

servicekosten voor worden gevraagd. Het toenemende aantal welvarende <strong>ouderen</strong> kan hierdoor<br />

voor problemen gaan zorgen.<br />

“(Nou dan denk je toch niet dat je zo’n mooie villa gaat inleveren voor een flatje. Dat ga je niet doen. Het heeft ook<br />

te maken zeker met het inleveren van wat je hebt.) Want er komt toch wel een generatie aan die het niet slecht<br />

heeft. Ja er zijn altijd wat die het minder hebben, maar het is toch wel een wat rijkere oudere die er aan zit te<br />

komen. Nou die gaat echt niet in een flatje zitten en een serviceflat waar ze ook nog servicekosten moeten betalen<br />

van hier tot Tokio. Dat gaan ze niet doen. Dus dat zou ik dan eerst, die barricade zal ook nog eerst weg gehaald<br />

moeten worden, die servicekosten.)” (Bron: VEZ1).<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

40


Propositioneel<br />

perspectief<br />

In de literatuur zijn geen resultaten gevonden die een relatie beschrijven tussen financiële situatie<br />

en de keuze om te verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

Wmo-beleid<br />

Het thema valt niet onder een prestatieveld van de Wmo Nieuwe Stijl.<br />

Ergotherapeutisch<br />

perspectief<br />

AOZG is van mening dat een ergotherapeut geen betrokkenheid heeft bij de invloed van de<br />

financiële situatie op het besluit om te verhuizen naar een zorgcentrum. Indien de ergotherapeut<br />

opmerkt dat de financiële situatie van de cliënt hem beperkt in zijn vraag naar hulp, zorg, diensten<br />

of aanpassingen heeft de ergotherapeut een signalerende functie. In een dergelijke situatie is AOZG<br />

van mening dat de ergotherapeut de cliënt moet doorverwijzen naar een andere discipline zodat er<br />

naar een oplossing gezocht kan worden. Concluderend kan gezegd worden dat AOZG van mening is<br />

dat de financiële situatie niet hoeft mee te spelen bij het besluit. Alleen wanneer de oudere zijn<br />

ruime woonomgeving niet wil inruilen voor een kleine woonruimte in een zorgcentrum. In een<br />

dergelijke situatie kan de ergotherapeut betrokken worden, door een advies te geven of het<br />

verantwoord is of de persoon zelfstandig thuis blijft <strong>wonen</strong>.<br />

Thema<br />

Bureaucratie<br />

Dit thema kwam overduidelijk naar voren bij de zorgadviseurs die de bureaucratie als een groot<br />

probleem zien in de Nederlandse zorg.<br />

Bewonersperspectief<br />

De <strong>ouderen</strong> spreken niet uit dat de bureaucratie een rol speelt om te verhuizen naar een<br />

zorgcentrum.<br />

Professioneel<br />

perspectief<br />

De zorgadviseurs geven aan dat de bureaucratie een probleem is om de <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig<br />

thuis te laten <strong>wonen</strong>. De professionals kampen met veel administratief werk. Hierdoor gaat er<br />

tegenwoordig meer tijd in het administratieve werk zitten, dan dat er naar de <strong>ouderen</strong> gaat. De<br />

professionals hebben minder tijd waardoor de professionals thuis minder goede hulp kunnen<br />

bieden en veel minder mensen kunnen begeleiden. De zorgadviseurs zijn van mening dat hier<br />

verandering in moet komen, waardoor veel meer mensen thuis goede hulp kunnen ontvangen.<br />

“Het is tegenwoordig een hele hoop<br />

administratieve rompslomp, wat je<br />

moet doen. Het is zonde, maar goed…<br />

het hoort erbij. Ja, dat is jammer en<br />

daar moet je voor waken anders kost<br />

het weer heel veel geld.” (Bron: VEZ1)<br />

“Ik zou er in ieder geval een heleboel<br />

bureaucratie uit willen halen. Voor heel veel<br />

professionals denk ik, want ja, doordat je toch<br />

steeds meer moet verantwoorden krijg je<br />

steeds minder tijd voor de letterlijke zorg en<br />

aandacht voor mensen.” (Bron: VEZ2)<br />

“Dus vandaar dat de tijd tegenwoordig meer in het administratieve gaat zitten, als dat het<br />

naar de cliënt gaat. Dat is natuurlijk wel heel erg jammer. Maar goed dat is in Nederland<br />

eigenlijk met alles wat op het gezondheidsvlak zit. Toch heel veel bureaucratie.”(Bron: VEZ1)<br />

Propositioneel<br />

perspectief<br />

In de literatuur zijn geen resultaten gevonden die een relatie beschrijven tussen bureaucratie en de<br />

keuze om te verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

Wmo-beleid<br />

Het thema valt niet onder een prestatieveld van de Wmo Nieuwe Stijl.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

41


Ergotherapeutisch<br />

perspectief<br />

AOZG is van mening dat er op dit moment te weinig tijd besteed wordt aan het directe contact met<br />

de cliënt. Door het vele administratieve werk gaat er veel tijd verloren, die beter besteedt kan<br />

worden aan de werkelijke therapie. Dit wordt ook gemerkt binnen de extramurale ergotherapie. Dit<br />

is een probleem omdat er maar een beperkt aantal uren zijn om <strong>ouderen</strong> thuis te kunnen<br />

behandelen & adviseren.<br />

Thema<br />

Beeldvorming zorgcentrum<br />

Het beeld of verwachtingen die <strong>ouderen</strong> hebben van een zorgcentrum kan van invloed zijn op het<br />

besluit om te verhuizen. Dit beeld kan beïnvloed worden door persoonlijke ervaringen of<br />

ervaringen uit de omgeving van de <strong>ouderen</strong>.<br />

Bewonersperspectief<br />

Uit het onderzoek komt naar voren dat de <strong>ouderen</strong> verwachten dat er voldoende zorg geleverd kan<br />

worden in het zorgcentrum waardoor problemen verholpen kunnen worden en men zich nergens<br />

meer zorgen over hoeft te maken. Achteraf gezien komt deze verwachting niet uit. In een enkele<br />

situatie wordt benoemd dat de omgeving negatief is over het <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum terwijl de<br />

<strong>ouderen</strong> het als prettig ervaren.<br />

“*Ik ben heel benieuwd naar de zorg die u hier<br />

ontvangt. Kunt u daar iets over vertellen] Ik krijg<br />

hulp. Dat vind ik erg prettig, want ik dacht als ik hier<br />

kom, hoef ik nergens meer aan te denken, het gaat<br />

allemaal vanzelf goed. Maar dat is niet zo.” (Bron:<br />

VE2, 190.)<br />

“Ja, we hebben het erg fijn samen, met een hele fijne<br />

dochter. Schrijf er maar op dat wij hier heel mooi<br />

<strong>wonen</strong>. Ik vind het zo sneu, ze zeggen altijd... nou<br />

gaan jullie daar naartoe... We zijn op dit moment<br />

tevreden met wat we hier hebben. En we denken niet<br />

meer wat er achter ons is gebeurd. [Nee, ik denk dat,<br />

dat een hele goede instelling is.+” (Bron: VE3, 279)<br />

Uit het onderzoek komt naar voren dat de overgang naar een zorgcentrum minder groot is als de<br />

oudere al een ervaring heeft opgedaan in een andere zorgcentrum, zodat diegene weet wat hij kan<br />

verwachten. Er is in deze situatie al een beeld geschetst.<br />

“*Is het wat u gedacht had, toen u het besluit had genomen Wat u voor ogen had…+<br />

Nou, niet helemaal… maar wel grotendeels omdat ik zo’n tijd op de Engelenburg gezeten<br />

had voor revalidatie. Dus zodoende viel het me niet heel erg rauw op mijn dak… want we<br />

hebben hier een vrouw gehad, die is gewoon weggegaan… die huilde de hele Heidestein<br />

bij elkaar. Ja, dat heb ik ook gedaan hoor… dat doe ik nog.”(Bron: VE8, 1031).<br />

Professioneel<br />

perspectief<br />

De zorgadviseurs bevestigen de beleving van <strong>ouderen</strong> dat het opdoen van een eerdere ervaring in<br />

een zorgcentrum, het beeld verheldert waardoor onjuiste verwachtingen voorkomen kunnen<br />

worden. In meerdere situaties heeft het ervaren van de veiligheid en gezelligheid in het<br />

zorgcentrum ervoor gezorgd dat <strong>ouderen</strong> willen blijven.<br />

“Wat je ook ziet gebeuren is dat wij Vilente breed, heel veel TOP kamers hebben… dat cliënten van het<br />

ziekenhuis binnen komen of van de thuissituatie en voorheen hebben gezegd van “nou, ik wil nog niet in een<br />

verzorgingshuis.” Dan hebben ze toch een keer dat stukje veiligheid en de gezelligheid kunnen ervaren… dan<br />

heb je ook wel eens, nou ja… wel vaak… dat cliënten toch graag hier willen blijven.” (Bron: VEZ1).<br />

Propositioneel<br />

perspectief<br />

In de literatuur wordt beschreven dat het beeld of de verwachtingen die <strong>ouderen</strong> hebben van een<br />

zorgcentrum van invloed zijn op het besluit om te verhuizen. (Cheek, Ballantyne, Roder-Allen 2004)<br />

Zorgrelaties, zoals die in een zorgcentrum aanwezig zijn, worden vergeleken met eigenschappen als<br />

autoriteit, macht en afhankelijkheid verweven. Wie zich laat helpen kan het gevoel hebben in een<br />

afhankelijke positie te zitten. Uit onderzoek blijkt dat moeite die mensen hebben met afhankelijk<br />

zijn, zichtbaar wordt in de weerzin van <strong>ouderen</strong> tegen opname in een verzorgingtehuis. (Linders<br />

2010)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

42


Wmo-beleid<br />

Het thema valt onder prestatieveld drie van de Wmo Nieuwe Stijl: Informatie, advies en<br />

cliëntondersteuning. Door de cliënt aansluitende informatie, advies of ondersteuning te bieden<br />

krijgt hij een beeld van de zorg die geleverd kan worden in een zorgcentrum. Deze informatie kan<br />

het besluit om te verhuizen vergemakkelijken.<br />

Ergotherapeutisch<br />

perspectief<br />

AOZG is van mening dat een ergotherapeut niet direct betrokken is bij het informeren van een<br />

cliënt over de mogelijkheden binnen een zorgcentrum. Wanneer de ergotherapeut signaleert dat<br />

de cliënt geen beeld heeft over het zorgcentrum en behoefte heeft aan informatie, kan de<br />

ergotherapeut de cliënt doorsturen naar een andere discipline zodat daar een beeld geschetst kan<br />

worden van de toekomstige woonsituatie.<br />

Thema<br />

Invloed besluitvorming<br />

Uit het onderzoek is gebleken dat mensen die invloed uitoefenen op het besluit naar een<br />

zorgcentrum te verhuizen een belangrijke factor zijn voor <strong>ouderen</strong> om daadwerkelijk te gaan<br />

verhuizen.<br />

Bewonersperspectief<br />

Op de vraag door wie de <strong>ouderen</strong> geholpen worden om het besluit te nemen te verhuizen naar een<br />

zorgcentrum blijkt dat in de meeste gevallen de naasten daarbij een belangrijke rol hebben. De<br />

kinderen vormen de meest gebruikte hulpbron bij het besluit. De meeste <strong>ouderen</strong> geven aan in<br />

overleg met de kinderen te zijn verhuist naar het zorgcentrum. Naast de kinderen verteld één<br />

oudere dat ze geholpen werd door een vriendin die al woonachtig was in een verzorgingshuis.<br />

“*Wie heeft geholpen om de beslissing te nemen+ … Maar zij zegt ach…ja G zegt ze altijd tegen mij dat is mijn<br />

kindernaam, doe het maar wel zei ze ook want kijk je hebt het thuis ook wel eens niet naar je zin dus je moet<br />

altijd maar denken dat het hier ook zo…Die was ook nog zo makkelijk dus ik denk nou ja het was zelf al mijn<br />

plan, ik mankeerde nog niks maar ik ga het toch maar doen.” (Bron: VE4, 466)<br />

“*En uw dochter heeft er dus een beetje mee geholpen, met het besluit+ Ja, dat soort dingen bespreek ik altijd<br />

met mijn dochters wat zij er van vinden hoor. [Dus uiteindelijk samen in overleg met u dochters heeft u het<br />

besluit genomen om toch hier te gaan <strong>wonen</strong>+ Ja ze zei: ja mam ik zou het maar doen.” (Bron: VE5, 569)<br />

Opmerkelijk is dat er naast familie en vrienden<br />

ook vaak door de medische wereld de doorslag<br />

worden gegeven om te verhuizen. Bij deze<br />

oudere in overleg met de arts.<br />

Ondanks dat de meeste <strong>ouderen</strong> in goed overleg<br />

verhuisd zijn, komt het bij sommige <strong>ouderen</strong><br />

voor dat de keuze niet bij hun zelf heeft gelegen.<br />

In deze gevallen werden de keuzes vaak gemaakt<br />

“En toen ben ik twee dagen thuis<br />

gebleven en toen kwam de huisarts<br />

hij zegt je kunt niet thuis blijven en<br />

jullie kunnen hier ook niet blijven zei<br />

hij. Jullie hebben ook je eigen leven.<br />

Nou dat kan ook niet, ze hebben ook<br />

kinderen, dus dat…”(Bron: VE4, 387)<br />

door kinderen en/of artsen. Dit niet altijd naar tevredenheid van de <strong>ouderen</strong>. Sommige <strong>ouderen</strong><br />

vertrouwen op de kinderen en/of professionals, zonder daarbij hun eigen keuze te kunnen maken.<br />

“Ik wil eerst even zeggen, dat besluit heb ik<br />

niet genomen, dat heeft de medische wereld<br />

voor mij gedaan. Laat ik het zo stellen. Dus<br />

toen ik hier kwam was ik erg boos omdat ik<br />

had gedacht naar huis te gaan. Ik heb het<br />

niet laten merken... nauwelijks. Het was echt<br />

naar, gewoon een rotstreek dacht ik bij<br />

mezelf.”(Bron: VE3, 291)<br />

“We zaten in een aanleunwoning en daar gingen we op<br />

aanraden van de kinderen uit…Ja, en de dokter, die begon<br />

er over: “Jullie moeten naar een verzorgingstehuis”. En toen<br />

later kwamen de kinderen en die zeiden: “Zouden jullie niet<br />

eens niet naar een verzorghuis gaan” Ja, en als het van die<br />

kanten komt, dan moeten we niet eigenwijs zijn. Toen<br />

hebben we daar maar aan toegegeven, want ik heb een<br />

eigenwijze kop, dat weet ik van mezelf… niet te gek maken,<br />

laten we maar doen. Nu zeggen we: “Zaten we maar weer<br />

op de Molenberg” …” (Bron: VE6, 594 en 641)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

43


Professioneel<br />

perspectief<br />

Uit de interviews met de zorgadviseurs blijkt ook hier dat de familie vaak betrokken word bij het<br />

besluit om te gaan verhuizen. Er komt heel duidelijk naar voren dat de oudere altijd diegenen is die<br />

mag kiezen en natuurlijk ook moet willen, anders word deze niet opgenomen. De zorgadviseurs<br />

noemen tevens vaak de hulpverleners die een rol spelen bij de besluitvorming. Zij zetten mensen<br />

aan tot nadenken.<br />

“ Met wie maken deze<br />

mensen de beslissing<br />

om hier te komen<br />

<strong>wonen</strong>] Meestal met<br />

familie…<br />

maatschappelijk werk,<br />

stel dat ze uit een<br />

psychiatrische<br />

inrichting komen…<br />

dan gaat dat toch<br />

vaak met<br />

maatschappelijk<br />

werk… met kinderen<br />

erbij.” (Bron: VEZ1)<br />

“Het besluit om in een verzorgingshuis of meer zorg te ontvangen,<br />

heeft u enig idee met wie dit in samenspraak gaat] Ja, meestal<br />

gebeurt dat toch met de kinderen in eerste instantie, als je alleen<br />

bent hè als vrouw misschien bij problemen als partner zijnde.<br />

maar bij mensen met dementie besluit de partner vaak in<br />

samenspraak met de kinderen.” (Bron: VEZ2)<br />

“Maar uiteindelijk kiest de bewoner, als hij kan kiezen, kiest hij<br />

zelf. Uiteindelijk moeten de mensen zelf natuurlijk willen, want als<br />

iemand het niet wil, dan kan je niks. Zelfs met mensen met een<br />

dementie, als die heel duidelijk kenbaar maken ik ga niet in een<br />

gesticht, want mij mankeert niks en zij herhalen dat constant dan<br />

mag je, dan wordt iemand niet opgenomen.” (Bron: VEZ1)<br />

“Het kan ook zijn dat het advies wordt gegeven door de hulpverleners, hè, dus dat de<br />

hulpverlening erin zit en die toch met de mensen praat zo van dit gaat niet meer en u moet toch<br />

nadenken over een opname of als iemand op de dagbehandeling zit, dan kan dit ook het advies<br />

van de dagbehandeling zijn. Zo kunnen er verschillende wegen zijn, soms ook een huisarts. Soms<br />

dan komen mensen plotseling in het ziekenhuis en dan wordt er vanuit het ziekenhuis die weg<br />

gestart, omdat iemand niet meer terug kan”. (Bron: VEZ2)<br />

Propositioneel<br />

perspectief<br />

In de literatuur worden de ervaringen van de <strong>ouderen</strong> en zorgadviseurs bevestigd. Ook hierin<br />

worden familie en professionals als invloedrijke factor gezien. (Cheek et.al, 2004) De professional is<br />

een belangrijkste factor die invloed uitoefent op het besluit om naar een zorgcentrum te gaan.<br />

(Thetley et al., 2009) Bijvoorbeeld als de oudere in het ziekenhuis verblijft en volgens de<br />

professionals niet meer in staat is naar huis terug te keren. In zo’n situatie wordt de oudere in<br />

overleg doorgestuurd naar een zorgcentrum. Het kan ook zo zijn dat de familie een grote invloed<br />

heeft op het besluit omdat zij van mening zijn dat de oudere niet meer in staat is zelfstandig te<br />

<strong>wonen</strong>. (Cheek, 2005) Uit onderzoek blijkt echter ook dat veel <strong>ouderen</strong> aangeven dat ze zelf de<br />

beslissing hebben genomen om naar een zorgcentrum te verhuizen. In sommige gevallen met de<br />

familie. (Cheek et.al, 2004)<br />

Wmo-beleid<br />

Dit thema valt onder het derde prestatieveld van het beleid Wmo Nieuwe Stijl: informatie, advies<br />

en ondersteuning. Met 'geven van informatie en advies' wordt gedoeld op activiteiten die de<br />

burger de weg wijzen in het veld van maatschappelijke ondersteuning. Het valt binnen dit thema<br />

omdat er geregeld advies gegeven word door hulpverleners aan de <strong>ouderen</strong> en familieleden over<br />

het behoud van zelfstandigheid in dit geval de aanwezigheid van de keuze om naar een<br />

zorgcentrum te verhuizen.<br />

Ergotherapeutisch<br />

perspectief<br />

AOZG, bestaande uit 4 aspirant ergotherapeuten, zijn van mening dat ergotherapeuten een rol<br />

kunnen spelen in het proces van besluitvorming. Aan de hand van diagnostisch onderzoek kan de<br />

ergotherapeut een advies geven over de mate waarin de cliënt zelfstandig thuis kan <strong>wonen</strong>. Tevens<br />

beschikt een ergotherapeut over een attitude waarmee hij zo veel mogelijk de cliënt betrekt in het<br />

proces van besluitvorming. (Van Hartingsveldt, Logister-Proost, Kinebanian, 2009)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

44


5. Conclusie<br />

In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de onderzoeksvragen die voorafgaand aan het onderzoek<br />

zijn opgesteld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de resultaten die achterhaald zijn middels interviews met<br />

<strong>ouderen</strong> van 65 jaar of ouder, zorgadviseurs en beschrijvingen in de literatuur.<br />

Aan de hand van de onderzoeksvragen zal er een beschrijving worden gegeven van de factoren bij <strong>ouderen</strong> van<br />

invloed zijn om de keus te maken/de noodzaak hulp te vragen of de keuze te maken om te gaan <strong>wonen</strong> in een<br />

zorgcentrum. Daarnaast wordt beschreven welke zorg/diensten <strong>ouderen</strong> in de thuissituatie hebben ontvangen<br />

en welke zorg/diensten ze zouden willen ontvangen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven <strong>wonen</strong>.<br />

5.1 Wat zijn de beïnvloedingsfactoren bij besluitvorming<br />

Om <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig thuis te kunnen laten <strong>wonen</strong> is het van belang om in kaart te brengen welke<br />

factoren van invloed zijn op de keuze om te gaan verhuizen naar een zorgcentrum. Deze factoren zullen in de<br />

toekomst moeten worden verminderd of weggenomen zodat <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig kunnen blijven<br />

<strong>wonen</strong>.<br />

5.1.1 Onderzoeksvraag<br />

Welke factoren zijn van invloed om hulp te vragen of de keuze te maken om te gaan <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum<br />

bij <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder, <strong>wonen</strong>d in een zorgcentrum in de gemeente <strong>Ede</strong>, Renkum of Wageningen<br />

5.1.2 Conclusie<br />

Een van de belangrijkste factor is een, al dan niet plotselinge, achteruitgang van de fysieke of geestelijke<br />

gezondheid. Het blijkt dat deze factor er bij uitstek voor zorgt dat een oudere genoodzaakt is om hulp in te<br />

schakelen. Ook het wegvallen van een partner zorgt er voor dat een oudere niet meer in staat is om zonder<br />

hulp te kunnen blijven <strong>wonen</strong>. De hoeveelheid informele- en formele hulp die een oudere kan ontvangen om<br />

zelfstandig te blijven <strong>wonen</strong>, is vervolgens een belangrijke factor om te moeten kiezen zelfstandig te blijven<br />

<strong>wonen</strong> of te verhuizen naar een zorgcentrum. De aanwezigheid, bereidheid en mogelijkheid van partner,<br />

kinderen en sociale contacten om hulp te bieden is enorm belangrijk gebleken om de <strong>ouderen</strong> zo lang mogelijk<br />

zelfstandig thuis te kunnen laten <strong>wonen</strong>. Op het moment dat de vraag naar zorg stijgt en de belasting op<br />

naasten te groot wordt, blijkt de keuze om te verhuizen naar een zorgcentrum alsnog aan de orde.<br />

Met betrekking tot de woning en woonomgeving zijn factoren gevonden die een rol spelen om te gaan<br />

verhuizen naar een wooncentrum. De bereikbaarheid en veiligheid in de woning is een factor die <strong>ouderen</strong> er<br />

toe dwingt om hulp te moeten aanvaarden. Het ouder worden zorgt er voor dat <strong>ouderen</strong> aanpassingen moeten<br />

aanbrengen om zich veilig in huis te verplaatsen en zelfstandig te kunnen blijven <strong>wonen</strong>. Ook voor het<br />

onderhoud in en om het huis wordt vaak hulp ingeschakeld. Uit het onderzoek is gebleken dat op langere<br />

termijn, ondanks de aanwezigheid van aanpassingen en hulp, de grootte van het huis en de aanwezigheid van<br />

een tuin een aanleiding is om te gaan verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

Naast veiligheid in de woning is de behoefte aan veiligheid in de wijk ook een factor die er toe doet besluiten<br />

om te verhuizen naar een zorgcentrum. Uit het onderzoek blijkt dat vooral de alleenstaande <strong>ouderen</strong> zich<br />

kwetsbaar voelen en onder andere angst hebben voor een inbraak. Ook zijn <strong>ouderen</strong> bijvoorbeeld bang om<br />

door niemand gevonden te worden als ze vallen of niet goed worden. De aanwezigheid van een alarmsysteem,<br />

zoals Domotica, lijkt die angst niet weg te nemen. Dit wordt vooral veroorzaakt omdat hulp vaak op afstand is<br />

en het lang duurt voordat deze gearriveerd is. Wel kan het systeem er voor zorgen dat het verhuizen naar een<br />

zorgcentrum wordt uitgesteld.<br />

De aanwezigheid van een sociaal netwerk in de woonomgeving zorgt er voor dat <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig<br />

thuis kunnen blijven <strong>wonen</strong>. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat ze hier op kunnen terug vallen op het<br />

moment van achteruitgang. Eenzaamheid is een groot probleem bij <strong>ouderen</strong> dat veroorzaakt wordt doordat<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

45


naasten wegvallen of ook verhuizen. Het is vervolgens niet gemakkelijk om nieuwe contacten in de<br />

woonomgeving te maken en hier eventueel hulp aan te vragen. Geconcludeerd kan worden dat het ontbreken<br />

van sociale contacten een factor is voor de keuze om te verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

De bereikbaarheid van commerciële, culturele en medische voorzieningen wordt regelmatig als belemmering<br />

ervaren en daarom ook meegenomen in het besluit om te gaan verhuizen. Indien de <strong>ouderen</strong> zich buitenshuis<br />

niet meer zelfstandig konden verplaatsen werd er gebruik gemaakt van bezorgservice of werden zij gebracht<br />

door naasten. Er kan worden gesteld dat het niet zelfstandig kunnen bereiken van voorzieningen geen reden is<br />

om te verhuizen naar een zorgcentrum. De aanwezigheid van voorzieningen in de buurt zorgt er echter wel<br />

voor dat <strong>ouderen</strong> langer thuis kunnen blijven <strong>wonen</strong>.<br />

De persoonlijkheid van <strong>ouderen</strong> speelt een rol bij de keuze om te gaan verhuizen naar een zorgcentrum. Een<br />

aantal <strong>ouderen</strong> geeft aan dat het doorzetten en niet bij de pakken neer gaan zitten een belangrijke eigenschap<br />

is om zelfstandig te kunnen blijven <strong>wonen</strong>. Uit het onderzoek blijkt ook dat het moeilijk is om de achteruitgang<br />

en belemmeringen die dit met zich meebrengt te accepteren. Dit is echter wel noodzakelijk om de manier van<br />

leven te kunnen aanpassen en hulp te aanvaarden van naasten of professionals. Juist het afhankelijk moeten<br />

zijn van anderen blijkt een rol te spelen bij het vragen om hulp. De beeldvorming die <strong>ouderen</strong> hebben over een<br />

zorgcentrum is tevens een factor die meespeelt in besluit te moeten verhuizen. De drempel om te moeten<br />

verhuizen naar een zorgcentrum blijkt namelijk zo groot te zijn dat sommige <strong>ouderen</strong> uit alle macht proberen<br />

om door te gaan met het zelfstandig <strong>wonen</strong>. Het gevolg hiervan is dat deze <strong>ouderen</strong> zichzelf kunnen gaan<br />

verwaarlozen zonder dat anderen het in de gaten hebben.<br />

5.2 Welke zorg en diensten hebben <strong>ouderen</strong> gemist<br />

Om de zorg en diensten te kunnen verbeteren is er aan de <strong>ouderen</strong> gevraagd welke ideeën en belevingen zij<br />

hebben omtrent zorg/diensten of ondersteuning die aangeboden zou moeten worden om langer zelfstandig<br />

thuis te kunnen <strong>wonen</strong>. Hiervoor is het belangrijk geweest om te achterhalen welke zorg/diensten of<br />

ondersteuning de <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder hadden in de thuissituatie. Ook is achterhaald welke<br />

zorg/diensten of ondersteuning <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder wensen nodig te hebben om zo lang mogelijk<br />

zelfstandig thuis te <strong>wonen</strong>.<br />

5.2.1 Onderzoeksvraag<br />

Welke ideeën en belevingen hebben <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder omtrent zorg/diensten of ondersteuning die<br />

aangeboden zou moeten worden om langer zelfstandig thuis te kunnen <strong>wonen</strong><br />

- Welke zorg/diensten of ondersteuning hadden de <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder in de thuissituatie<br />

- Welke zorg/diensten of ondersteuning wensen <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder nodig te hebben om zo<br />

lang mogelijk zelfstandig thuis te <strong>wonen</strong><br />

5.2.2 Conclusie<br />

Bijna alle <strong>ouderen</strong> geven aan huishoudelijke hulp te hebben ontvangen voordat ze zijn verhuist naar een<br />

zorgcentrum. Daarnaast geeft de meerderheid ook aan gebruik te hebben gemaakt van een maaltijdservice.<br />

Enkele <strong>ouderen</strong> hebben formele hulp bij de zelfverzorging ontvangen. De financiën werden echter bij veel van<br />

de <strong>ouderen</strong> overgenomen door de kinderen, maar één oudere maakte gebruik van de financiële hulpdienst.<br />

Veel <strong>ouderen</strong> gaven aan in huis aanpassingen te hebben die door de gemeente zijn aangebracht. Voorbeelden<br />

hiervan zijn handgrepen, een traplift en een verhoogd toilet. Ook voorzieningen, zoals een scootmobiel,<br />

werden veelvuldig genoemd.<br />

Over het algemeen zijn de <strong>ouderen</strong> heel erg tevreden met de ontvangen zorg en diensten. Het blijkt wel dat<br />

enkele <strong>ouderen</strong> het als vervelend ervaren dat zij van veel verschillende professionals zorg ontvangen.<br />

Daarnaast heeft een van de <strong>ouderen</strong> het ontbreken van de avondzorg gemist, waardoor zij niet zelfstandig<br />

meer thuis kon <strong>wonen</strong>. De zorgadviseurs benadrukken dat de mogelijkheden van het zorgaanbod heel groot<br />

zijn. Wel geven ze aan dat het moeilijk is om nachtzorg goed in een thuissituatie te regelen en het daardoor<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

46


voor problemen zorgt. Het is daarom belangrijk om de zorg zo flexiebel mogelijk proberen te maken en aan te<br />

passen aan iemand zijn eigen situatie. De overige <strong>ouderen</strong> kunnen moeilijk antwoord geven op de vraag welke<br />

zorg of diensten ze gemist hebben zodat ze langer zelfstandig konden thuis <strong>wonen</strong>. De bekendheid van het<br />

aanbod van zorg en diensten speelt hierbij een belangrijke rol. De <strong>ouderen</strong> weten zelf niet goed welke<br />

mogelijkheden er zijn met betrekking tot het zorg- en dienstenaanbod in de thuissituatie. Het komt dan ook<br />

voor dat een oudere al gekozen heeft om te verhuizen naar een zorgcentrum terwijl er nog genoeg alternatieve<br />

mogelijkheden zijn in de thuissituatie. Geconcludeerd kan worden dat het zorgaanbod niet voor alle <strong>ouderen</strong><br />

helder is.<br />

Enkele <strong>ouderen</strong> formuleren ideeën die voor kunnen zorgen dat <strong>ouderen</strong> in de toekomst langer zelfstandig thuis<br />

kunnen <strong>wonen</strong>. Op het moment dat zelfstandige <strong>ouderen</strong> bij elkaar <strong>wonen</strong> kunnen zij gebruik maken van<br />

dezelfde voorzieningen en veiligheid. Doormiddel van ‘groeps<strong>wonen</strong>’ zorgen zij er ook voor dat ze sociale<br />

contacten blijven behouden. De <strong>ouderen</strong> kunnen elkaar hulp aanbieden, zodat ze langer zelfstandig blijven.<br />

Gekeken wordt naar de Verenigde Staten waar <strong>ouderen</strong> met elkaar in wijken samen<strong>wonen</strong>. In Nederland zijn<br />

woongroepen voor <strong>ouderen</strong> opgericht die nog maar weinig aandacht krijgen.<br />

5.3 Overige conclusies<br />

Naast de al eerder benoemde conclusies zijn er aan de hand van het onderzoek bevindingen gedaan die<br />

belangrijk zijn om te vermelden maar niet in relatie staan tot de vooraf opgestelde onderzoeksvragen.<br />

- Hoogopgeleide <strong>ouderen</strong> kunnen over het algemeen beter hun weg kunnen vinden en durven<br />

gemakkelijker om hulp te vragen. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat kinderen vaak ook een grote rol<br />

spelen in het leggen van contacten en het aanvragen van zorg en diensten. Ook de keuze om te verhuizen<br />

naar een zorgcentrum wordt vaak in samenspraak met de kinderen genomen. Naast de kinderen spelen<br />

ook de huisarts en andere professionals een rol in de besluitvorming. Met name de zorgadviseurs geven<br />

aan dat er voldoende geld is om zorg in te schakelen, maar dat hier geen gebruik van wordt gemaakt<br />

omdat de familie of de oudere de weg niet weten. Het is daarom van belang dat deze personen goed<br />

geïnformeerd worden over de mogelijkheden die er zijn, zodat een wel overwogen beslissing kan worden<br />

genomen.<br />

- Een belangrijke bevinding is dat zorgadviseur aangeven dat bureaucratie er voor zorgt dat professionals<br />

minder tijd hebben waardoor ze cliënten in de thuissituatie minder goede hulp kunnen bieden en veel<br />

minder mensen kunnen begeleiden.<br />

- De zorgadviseurs benoemen dat zij een belemmering ondervinden in het leggen van persoonlijke<br />

contacten met <strong>ouderen</strong> in seniorenflats door de aanwezigheid van concurrerende thuiszorg instanties.<br />

Vilente zou de <strong>ouderen</strong> in seniorenflats graag persoonlijk benaderen om hun te informeren over de<br />

mogelijkheden wat betreft het aanbod van zorg en diensten. Een barrière hierbij is dat de zorgaanbieders<br />

verschillende belangen nastreven. De thuiszorg wil <strong>ouderen</strong> zo lang mogelijk zelfstandig thuis laten <strong>wonen</strong>,<br />

terwijl Vilente <strong>ouderen</strong> wil stimuleren om te verhuizen naar een zorgcentrum. Dit met als doel de<br />

hulpbehoevende <strong>ouderen</strong> de specifieke 24uurs zorg aan te bieden die ze nodig zouden kunnen hebben.<br />

Deze wrijving zorgt ervoor dat Vilente de kwetsbare <strong>ouderen</strong> moeilijk kan benaderen, waardoor zij de kans<br />

lopen zichzelf te verwaarlozen. Een oplossing hiervoor zou kunnen zijn dat de betrokken thuiszorg<br />

organisatie de cliënt of zijn omgeving adviseert, wanneer er een onveilige situatie ontstaat.<br />

- De zorgadviseurs geven aan dat er in de toekomst een probleem kan ontstaan, vanwege het toenemende<br />

aantal welvarende <strong>ouderen</strong>. De welvarende <strong>ouderen</strong> leveren hun ruime woonomgeving liever niet in voor<br />

een kleine woonruimte waar hoge servicekosten voor worden gevraagd. Hier zal volgens de zorgadviseurs<br />

rekening mee moeten worden gehouden. De zorgadviseurs willen de zorg verbeteren door in te spelen op<br />

de wensen van de cliënt. Zij zouden grotere kamers willen creëren, die in de wensen van de <strong>ouderen</strong><br />

voorzien. Een ander aspect dat zij zouden willen verbeteren is het aanbieden van activiteiten in kleine<br />

groepjes. De financiële middelen ontbreken helaas hiervoor.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

47


6. Discussie<br />

In dit hoofdstuk zal een onderscheid worden gemaakt tussen een inhoudelijke discussie en een discussie die<br />

zich vooral zal richten op de methode van onderzoek zoals die is toegepast door AOZG. In de inhoudelijke<br />

discussie zal in worden gegaan op de veranderende maatschappij en wat dit voor gevolgen heeft voor het zo<br />

lang mogelijk zelfstandig <strong>wonen</strong> bij <strong>ouderen</strong>. Vervolgens zal het onderzoek kritisch worden beschouwd,<br />

waardoor kan worden bekeken wat de invloed is van een aantal factoren op de behaalde resultaten.<br />

6.1 Inhoudelijke discussie<br />

Veranderende maatschappij<br />

Veel mensen in de stad leven langs elkaar heen. Hoewel buren elkaar één-op-één hulp bieden, hecht de buurt<br />

als geheel nauwelijks waarde aan informele zorg. Buurtbewoners die elkaar niet kennen geven elkaar ook geen<br />

hulp. Daarnaast zorgt de afname van de gemiddelde vrije tijd van mensen in onze samenleving ook voor een<br />

belemmering (Linders, 2010). De individualisering van de huidige maatschappij heeft dus gevolgen voor het<br />

aanbieden en ontvangen van informele zorg. Ondanks deze ontwikkeling stelt de Wmo Nieuwe Stijl dat mensen<br />

in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor hun participatie en ook voor het, zo nodig, organiseren van<br />

ondersteuningen. Het kabinet ziet hierbij een cruciale rol weggelegd voor mantelzorgers en informele<br />

hulpverleners: zij zijn ‘onmisbare schakels in de zorgketen’. Uit onderzoek blijkt dat het voor <strong>ouderen</strong> moeilijk<br />

is om hulp te vragen. Ook hebben ze schroom om aangeboden hulp te accepteren (Linders, 2010). AOZG ziet<br />

hierin belangrijke belemmeringen voor het zelfstandig blijven <strong>wonen</strong> op oudere leeftijd. Vooral de <strong>ouderen</strong> die<br />

geen kinderen hebben waar ze een beroep op kunnen doen, kunnen bij achteruitgang niet terug vallen op een<br />

sociaalnetwerk in de woonomgeving. Dit wordt bevestigd door enkele <strong>ouderen</strong> uit het onderzoek van AOZG.<br />

De vraag is in hoeverre de <strong>ouderen</strong> in de toekomst gebruik kunnen maken van mantelzorg of dat ze volledig<br />

terug moeten vallen op professionele zorg.<br />

AOZG is van mening dat de overheid met behulp van de Wmo Nieuwe Stijl de mantelzorg bij <strong>ouderen</strong> meer<br />

moeten gaan stimuleren en ondersteunen. Op deze wijze kan er worden gezorgd dat <strong>ouderen</strong> zo lang mogelijk<br />

zelfstandig kunnen blijven. Ook is het van belang dat <strong>ouderen</strong> met elkaar in contact komen zodat ze elkaar<br />

kunnen helpen met de belemmeringen die ze tegen komen. Op deze wijze leren ze van elkaar en bevorderen ze<br />

elkaars zelfstandigheid.<br />

De acht bakens van de WMO<br />

De acht bakens van Welzijn nieuwe stijl zijn door staatssecretaris Bussemaker in 2009 geïntroduceerd om in de<br />

praktijk vorm te geven aan de negen prestatievelden van de WMO. AOZG heeft kritisch proberen te kijken in<br />

hoeverre de vijf bakens door Vilente worden toegepast.<br />

- Vraaggericht. Deze eerste baken richt zich op het achterhalen van problemen die de cliënt ervaart. Het<br />

gaat er hier met name om dat de vraag achter de vraag wordt achterhaald en dat hier een passende<br />

oplossing voor wordt gezocht. AOZG heeft in de huidige praktijk gemerkt dat professionals snel geneigd<br />

zijn om een indicatiestelling aan te maken als <strong>ouderen</strong> aangeven niet meer zelfstandig thuis te kunnen<br />

<strong>wonen</strong>. Door echter eerst de factoren te achterhalen die van invloed zijn op het besluit om te gaan<br />

verhuizen kan beoordeeld worden of met het inschakelen van zorg en diensten een oudere nog wel<br />

zelfstandig thuis kan blijven <strong>wonen</strong>.<br />

- Direct er op af. De tweede baken richt zich op het actief benaderen van burgers die geen ondersteuning<br />

willen of niet weten hoe ze die moeten organiseren. Hiermee wil de overheid de bureaucratie in de zorg<br />

verminderen. AOZG heeft gemerkt dat in de huidige praktijk de professionals veelal alleen op aanvraag<br />

werken. Vilente probeert er voor te zorgen dat op verschillende wijze hun zorg en diensten bekend<br />

worden bij de doelgroep <strong>ouderen</strong>, maar past nog nauwelijks een actieve benadering toe. De pogingen die<br />

op dit gebied worden ondernomen hebben het nog niet het gewenste resultaat aangezien eenzame<br />

<strong>ouderen</strong> vaak niet wordt bereikt.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

48


- Eigen kracht van de burger. De derde baken richt zich op het (terug-)krijgen van de regie bij burgers. Het<br />

ministerie van VWS vindt het belangrijk dat mensen die tijdelijk uit hun eigen kracht zijn, weer aan de slag<br />

gaan. De ervaring is dat in de praktijk steeds meer de nadruk wordt gelegd op wat <strong>ouderen</strong> zelf wel<br />

kunnen, waardoor de zelfstandigheid wordt gestimuleerd.<br />

- Formeel en informeel in optimale verhouding. De vierde baken richt zich op verbeteren van de<br />

samenwerking tussen informele en formele zorg. Uit onderzoek blijkt dat een evenwichtige samenwerking<br />

van belang is om <strong>ouderen</strong> langer thuis te laten <strong>wonen</strong>. (Tonkens et al. 2009) AOZG heeft ervaren dat<br />

Vilente hulp van vrijwilligers probeert toe te passen in de zorgcentra. Op welke wijze de Vilente<br />

samenwerkt met mantelzorgers in de thuissituatie van zelfstandig <strong>wonen</strong>de <strong>ouderen</strong> is niet bekend.<br />

- Doordachte balans van collectief en individueel. De vijfde baken richt beschrijft dat gemeenten eerst<br />

mogelijkheden van collectieve welzijnsarrangementen moeten inzetten. Indien zorg/diensten niet aansluit<br />

op de vraag van cliënten, komen zij in aanmerking voor individuele voorzieningen. AOZG heeft gemerkt<br />

dat een aantal <strong>ouderen</strong> in het bezit waren van een scootmobiel. Toch werd deze vaak sporadisch of zelf<br />

niet (meer) gebruikt. De vraag is in dit geval of deze <strong>ouderen</strong> niet beter in aanmerking zouden kunnen<br />

komen voor collectieve vervoersvoorziening.<br />

- Integraal werken. Bij de zesde baken is het van belang dat uitvoerende organisaties samenwerken aan<br />

gezamenlijke probleemoplossingen. Het is aan de gemeenten de taak om een integrale en<br />

samenhangende aanpak van de problemen van de burger te bevorderen. AOZG heeft gemerkt dat er soms<br />

sprake is van concurrentie bij de zorgaanbieder, die veroorzaakt wordt door de marktwerking. Dit kan de<br />

samenwerking en integrale aanpak in de weg staan. Wel ziet AOZG de meerwaarde van deze baken,<br />

aangezien het de kwaliteit van de zorg/diensten binnen gemeenten kan vergroten.<br />

- Niet vrijblijvend. De zevende baken richt zich op de kwaliteit van zorg en dienstverlening die gemeentes en<br />

aanbieders leveren. De gemeentes en aanbieders moeten hierbij duidelijk laten zien hoe zij aan de Wmo<br />

Nieuwe Stijl bijdragen. Het gaat hier niet meer om het afvinken van alle producten, aantallen en<br />

activiteiten, maar om hetgeen wat de burger nodig heeft. Wat van belang is dat er resultaatgericht<br />

gewerkt wordt, waarbij de problemen worden benoemd en de oplossingen worden gedefinieerd. AOZG<br />

heeft geen goed beeld van de praktijk met betrekking tot de vierde baken. Wel blijkt dat bij de doelgroep<br />

<strong>ouderen</strong> niet altijd duidelijk is welke zorg/diensten aanwezig zijn en hoe zij hier voor in aanmerking komen.<br />

- Ruimte voor de professional. De achtste en laatste baken richt zicht op de professionals. Zij moeten<br />

beschikken over de juiste kennis, vaardigheden en een ondernemende houding. Het ministerie van VWS<br />

wil de professionals de ruimte geven en gebruik maken van de competentie waarover zij beschikken voor<br />

de uitvoering van de WMO Nieuwe Stijl. AOZG kan geen uitspraak doen over hoe de baken in de praktijk<br />

wordt uitgevoerd. Wel blijkt dat de zorgadviseurs hun kennis en expertise als maatschappelijk werker<br />

gebruiken, om <strong>ouderen</strong> te begeleiden als zij een indicatie voor het zorgcentrum krijgen.<br />

6.2 Methode<br />

Aantal respondenten<br />

AOZG heeft er voor gekozen is om 20 <strong>ouderen</strong> te interviewen over hun ervaring met het ontvangen van zorg of<br />

diensten en de overgang naar een zorgcentrum. Door een tegenvallende wervingsprocedure is het echter<br />

gelukt om 8 <strong>ouderen</strong> te kunnen speken over hun ervaringen. Omdat het de vraag was of deze kleine groep<br />

respondenten voldoende informatie kunnen geven over de factoren die van invloed zijn om te verhuizen naar<br />

een zorgcentrum, heeft AOZG er voor gekozen om aanvullende interviews te houden met zorgadviseurs van<br />

Vilente. Deze adviseurs zorgen ervoor dat <strong>ouderen</strong> na een indicatie kunnen worden opgenomen in een<br />

zorgcentrum. Mocht er niet direct een woning beschikbaar zijn, dan moeten de zorgadviseurs er voor zorgen<br />

dat vervangende thuiszorg geregeld wordt. Door deze ervaring hebben de zorgadviseurs een reëel beeld op de<br />

belemmeringen die er voor zorgen dat <strong>ouderen</strong> niet meer zelfstandig thuis kunnen <strong>wonen</strong>. Naast de interviews<br />

met de zorgadviseurs heeft AOZG er ook voor gekozen om aanvullend literatuuronderzoek te doen. In de<br />

literatuur is eveneens gezocht naar factoren die het besluit om te gaan in een zorgcentrum beïnvloeden. De<br />

gevonden literatuur bevestigd grotendeels de resultaten die uit de interviews naar voren komen. Hierdoor is<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

49


AOZG van mening dat de conclusies die zijn getrokken een goede weergave is van de dagelijkse praktijk en de<br />

kwaliteit gewaarborgd is.<br />

Herkomst van respondenten<br />

Enkele van de <strong>ouderen</strong> die AOZG heeft geïnterviewd geven aan dat ze voor de verhuizing naar het zorgcentrum<br />

in een woonplaats buiten het verzorgingsgebied van Vilente hebben gewoond. Deze situatie heeft geen<br />

gevolgen voor de factoren die van invloed zijn op de keuze om te verhuizen naar een zorgcentrum. De vraag is<br />

of hierdoor conclusies getrokken kunnen worden over de zorg/diensten en voorzieningen die <strong>ouderen</strong> in hun<br />

wijk gemist hebben, omdat dit aanbod mogelijk wel in het verzorgingsgebied van Vilente worden aangeboden.<br />

De <strong>ouderen</strong> die AOZG heeft geïnterviewd zijn allen van Nederlandse afkomst. Hierdoor kan AOZG alleen de<br />

omslagpunten van Nederlandse of westerse <strong>ouderen</strong> beschrijven. De vraag is echter of allochtone <strong>ouderen</strong><br />

dezelfde factoren ervaren die de aanleiding zijn om te moeten verhuizen naar een zorgcentrum. Ook over de<br />

toegankelijkheid van zorg bij allochtone <strong>ouderen</strong> kan geen conclusie worden gevormd.<br />

Een ander onderzoeksteam interviewde zelfstandig <strong>wonen</strong>de allochtone <strong>ouderen</strong>. De resultaten die hiermee<br />

zijn behaald kunnen worden gebruikt om antwoord te geven over de wensen en behoeften in de wijk. Het is<br />

echter wel de vraag of deze allochtone <strong>ouderen</strong> ook factoren kunnen beschrijven die een rol spelen in het<br />

besluit om te gaan verhuizen naar een zorgcentrum.<br />

Interview zorgadviseurs<br />

De interviews met de zorgadviseurs van Vilente zijn mogelijk beïnvloedt door economische belangen. Dit blijkt<br />

uit de visie die zij uitdragen met betrekkingen tot het langer zelfstandig <strong>wonen</strong> bij <strong>ouderen</strong> in de thuissituatie.<br />

Voor de zorgadviseurs is het namelijk van belang dat er zo min mogelijk woningen in het zorgcentrum leeg<br />

staan. Hierdoor proberen zij om hulpbehoevende <strong>ouderen</strong> te bereiken en deze indien mogelijk een plek te<br />

bieden in het zorgcentrum.<br />

Daarnaast bleek het voor de zorgadviseurs moeilijk om met een kritische blik naar het eigen zorgbeleid te<br />

kijken. Dit wordt begrijpelijkerwijs veroorzaakt doordat ze in dienst zijn van een organisatie en het niet als<br />

professioneel wordt gezien als deze extern bekritiseerd wordt. Een gevolg hiervan is dat het voor AOZG moeilijk<br />

is gebleken om verbeterpunten te kunnen formuleren, waardoor <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig thuis zouden<br />

kunnen blijven <strong>wonen</strong>. Onderzoek naar het huidige zorg- en dienstenaanbod is raadzaam. Hierbij moet ook<br />

gekeken worden naar mogelijke verbeteringen van het huidige zorg- en dienstenaanbod.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

50


7. Aanbevelingen<br />

Er zijn veel verschillende zaken van invloed op het verhuizen naar een zorgcentrum. Dit onderzoek is<br />

uitgevoerd in opdracht van Vilente. Naar aanleiding van de behaalde resultaten worden in dit hoofdstuk<br />

aanbevelingen gedaan aan Vilente om <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig te kunnen laten <strong>wonen</strong>. Deze aanbevelingen<br />

zullen zich richten op het wegnemen of verminderen van de factoren die <strong>ouderen</strong> belemmeren om zelfstandig<br />

thuis te kunnen blijven <strong>wonen</strong>.<br />

Ook zijn er twee aanbevelingen gedaan over de noodzaak van eventueel vervolgonderzoek. Om de link te<br />

leggen naar de Wmo Nieuwe Stijl wordt er bij enkele aanbevelingen aangegeven onder welk prestatieveld de<br />

aanbeveling valt. Hierdoor is het tevens voor het Lectoraat LDvK en gemeente duidelijk aan welke<br />

prestatievelden gewerkt kan worden wanneer de aanbevelingen daadwerkelijk uitgevoerd gaan worden.<br />

7.1 Woongroepen<br />

AOZG is van mening dat het samen<strong>wonen</strong> van <strong>ouderen</strong> bij elkaar in een woongroep een mooie manier is om<br />

<strong>ouderen</strong> langer zelfstandig te kunnen laten <strong>wonen</strong>. Dit is een alternatief voor een aanleunwoning waarvoor de<br />

<strong>ouderen</strong> geen indicatie nodig hebben. Binnen Nederland bestaan er al een aantal woongroepen, waar een<br />

overkoepelende organisatie voor is opgericht, namelijk de Landelijke Vereniging Groeps<strong>wonen</strong> Van Ouderen<br />

(LVGO). Op dit moment is hier bij de <strong>ouderen</strong> weinig bekendheid over. Het zal dan ook een eerste stap kunnen<br />

zijn om hier meer publiciteit aan te geven, waardoor <strong>ouderen</strong> sneller het initiatief zullen nemen om in een<br />

woongroep te gaan <strong>wonen</strong>. Daarnaast is het mogelijk om meer woongroepen op te zetten. Een woongroep<br />

staat in samenhang met de thema’s ‘veiligheid’ en ‘sociale contacten’. Door met elkaar activiteiten te<br />

organiseren en elkaar te helpen met de hulp die een bewonder nodig heeft, hebben de <strong>ouderen</strong> meer sociale<br />

contacten en steun aan elkaar. Een mogelijkheid is het aanstellen van een huismeester waar de <strong>ouderen</strong> met<br />

allerlei vragen terecht kunnen. Deze huismeester zal voor een stuk veiligheid zorgen doordat deze in de gaten<br />

houdt wie bij het appartementencomplex naar binnen gaat. Het is dan ook een mooie oplossing voor mensen<br />

die een matige vorm van eenzaamheid ervaren, behoefte hebben aan meer sociale contacten, een verminderd<br />

gevoel van veiligheid hebben en nog actief genoeg zijn om deel te nemen aan activiteiten, etc. Het zal nog<br />

nader onderzocht dienen te worden voor welke doelgroepen het groeps<strong>wonen</strong> het meest geschikt zou zijn. Een<br />

mogelijkheid zal zijn om dorpen met oude mensen bij elkaar te ontwikkelen en te zorgen dat het<br />

appartementencomplex in een wijk staat waar voorzieningen in de nabijheid zijn of worden gerealiseerd.<br />

Hierdoor kunnen de <strong>ouderen</strong> gewoon participeren. Hierbij dient er wel gelet te worden op het feit dat de<br />

<strong>ouderen</strong> niet in een hoekje worden gedrukt. Een andere mogelijkheid is het realiseren van<br />

appartementencomplexen die verdeeld zijn over een stad. Een voordeel voor de thuiszorg is dat de <strong>ouderen</strong> op<br />

het moment wanneer ze woonachtig zijn in een woongroep makkelijker bereikbaar zijn, omdat er meerdere<br />

<strong>ouderen</strong> in één appartementencomplex woonachtig zijn. Daarnaast geeft het voor de sociale omgeving van de<br />

<strong>ouderen</strong>, zoals de kinderen, meer rust qua veiligheid en het geeft een positiever beeld dan een zorgcentrum.<br />

“En dit was eigenlijk het beste om hier te <strong>wonen</strong> toch Ja, dat weet ik. Het wordt anders zo ingewikkeld, mensen<br />

die de hele dag in de auto op en neer rijden om hulp te bieden... het is leuk bedacht maar het kan niet. In Amerika<br />

heb je van die dorpen waar senioren bij elkaar <strong>wonen</strong>, dat is veel praktischer. Erg leuk is dat.”<br />

“*Oké en voordat u hier naar toe verhuisde, hoe woonde u toen+ Toen woonde ik zelfstandig op een<br />

appartementje. [Kunt u dat eens omschrijven] Dat appartementje [Ja] Dat was een groeps<strong>wonen</strong>. Ik weet niet of<br />

jullie ooit van groeps<strong>wonen</strong> gehoord hebben. We zijn met wat mensen bij elkaar gekomen en hebben zo zoetjes<br />

aan hebben we een groep gevormd waar we mee omgingen.”<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

51


7.2 Het bekend raken met zorg en diensten<br />

Uit het onderzoek is gebleken dat <strong>ouderen</strong> vaak niet weten welke zorg en diensten worden aangeboden en<br />

waar ze gebruik van kunnen maken. Om deze reden vindt AOZG dat er meer bekendheid moet komen voor de<br />

manier waarop de mogelijkheid tot zorg en hulp aangereikt wordt.<br />

Het aanstellen betrokken professionals<br />

AOZG is van mening dat het aanstellen van een betrokken professionals een bijdrage zal leveren aan het<br />

ontwikkelen van meer bekendheid voor de zorg en diensten. Deze professionals moeten worden gezien<br />

als een persoonlijk regisseur voor <strong>ouderen</strong> en sluiten aan bij de baken direct erop af. Ouderen weten<br />

vaak de weg niet te vinden naar de juiste instanties om zorg en hulp aan te vragen. De nieuwe<br />

professional zal de wijk in kunnen gaan en bij de <strong>ouderen</strong> langs de deur gaan om in kaart te brengen of<br />

de <strong>ouderen</strong> zorg nodig hebben en of deze nog zelfstandig thuis zouden kunnen blijven <strong>wonen</strong>. Het<br />

voordeel van de wijk in gaan is dat de professional de <strong>ouderen</strong> en de situatie waarin zij leven<br />

daadwerkelijk kan zien. Hiermee voorkom je het sociaal wenselijke antwoord wat nu vaak verkregen<br />

door het CIZ wanneer zij <strong>ouderen</strong> belt. Daarnaast is deze benadering veel persoonlijker. Het mooiste zal<br />

zijn dat de betrokken professional vanuit de gemeente werkt, omdat deze dichtbij de mensen staat en<br />

de gemeente vanuit de Gemeentelijke Basis Administratie kan zien waar oudere mensen <strong>wonen</strong>.<br />

Daarnaast werkt de gemeente dan aan prestatieveld drie; informatie, advies en cliëntondersteuning,<br />

waardoor zij hun taak als gemeente uitvoeren. Competenties die de professional behoeven te<br />

beschikken zijn het observeren van de situatie waardoor het handelen van de <strong>ouderen</strong> in kaart kan<br />

worden gebracht, het bepalen van de mate van zelfstandigheid en toegankelijkheid van de<br />

woonomgeving, verstand hebben van het aanbod van zorg/diensten en medische kennis. Een<br />

ergotherapeut zou erg geschikt zijn om als betrokken professional te dienen, omdat deze<br />

gespecialiseerd is in het observeren van het handelen (baken vraaggericht) en het bepalen van de mate<br />

van zelfstandigheid van mensen. Het is erg belangrijk dat de betrokken professional op de hoogte is van<br />

alle zorg en diensten die in de gemeente geboden kunnen worden en dat er samenwerking plaatsvindt<br />

met de verschillende (thuis)zorgorganisaties. Alle competenties die de professional dient te beschikken<br />

valt onder de baken ‘ruimte voor de professional’.<br />

“Binnen de psychogeriatrie zijn ze bezig met een <strong>ouderen</strong>adviseur dus op het moment dat er een diagnose gesteld<br />

dat er dan eigenlijk een contactpersoon wordt, die eigenlijk meeloopt binnen het gehele proces. Maar ik denk dat<br />

dat ook soms voor gewone oudere en mensen met een lichamelijke ziekte gewoon geschikt is.”<br />

Het geven van voorlichting in seniorenflats<br />

Vilente kan als zorgaanbieder dichter bij de cliënt komen door deze in hun eigen woonomgeving te<br />

informeren over de mogelijkheden wat betreft het aanbod van zorg en diensten. Door <strong>ouderen</strong> op te<br />

zoeken in seniorenflats wordt de drempel voor de <strong>ouderen</strong> verlaagd om zich te laten informeren over de<br />

mogelijkheden binnen Vilente. Met behulp van een voorlichting worden juist de <strong>ouderen</strong> bereikt die niet<br />

reageren op een folder of advertentie. Om deze <strong>ouderen</strong> te bereiken is het van belang dat de<br />

meerwaarde en het doel van de presentatie bij de <strong>ouderen</strong> helder is. Deze voorlichting is belangrijk<br />

omdat hierdoor voorkomen kan worden dat <strong>ouderen</strong> zichzelf verwaarlozen. Ook vergroot het de<br />

bekendheid met zorg en diensten binnen Vilente. Het persoonlijke contact met de <strong>ouderen</strong> dat door<br />

middel van de voorlichting gecreëerd wordt kan tevens dienen als signalering van de huidige situatie.<br />

Het persoonlijke contact geeft de medewerker van Vilente een beeld over de situatie waarin de oudere<br />

verkeerd. Hierdoor kan aansluitende ondersteuning, advies of informatie gegeven worden die aansluit<br />

op de situatie van de oudere. AOZG realiseert zichzelf dat het bereiken van alle <strong>ouderen</strong> onmogelijk is,<br />

maar het geven van een voorlichting is een goede stap in de richting. Uit onderzoek is namelijk gebleken<br />

dat de zorgadvies telefooncentrale, folders en advertenties niet genoeg zijn om de kwetsbare <strong>ouderen</strong><br />

te bereiken. Met behulp van een voorlichting krijgen <strong>ouderen</strong> een beeld van de zorg die aangeboden<br />

kan worden, dit verlaagd de drempel om er daadwerkelijk gebruik van te maken. Deze aanbeveling sluit<br />

perfect aan bij prestatieveld drie van de Wmo; informatie, advies en cliëntondersteuning.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

52


“[En doet Vilente er wat aan om deze mensen te bereiken, zodat ze op de hoogte worden gebracht van welke zorg<br />

of hulp er geboden kan worden] Ja, op het moment zijn we daar natuurlijk wel heel sterk mee bezig omdat je toch<br />

steeds meer ziet, dat dit soort dingen gebeuren. Maar hoe bereik je de cliënt, dat is gewoon moeilijk… die daar<br />

achter die geraniums zit… als je er niks vanaf weet. Dat is het lastige. Je kunt gewoon advertenties zetten in kranten<br />

en weet ik veel wat… en folders rond gebracht, ook van het zorgadvies. De personen waar het om gaat, bereik je<br />

niet. Nee, daar komt het niet.”<br />

7.3 Ondersteunen van mantelzorgers<br />

Het belang van mantelzorg en de ondersteuning van mantelzorgers is door de Wmo sterk toegenomen. Door<br />

het stijgende aantal <strong>ouderen</strong> dat zo lang mogelijk zelfstandig thuis wil blijven <strong>wonen</strong>, verwacht de overheid dat<br />

mantelzorgers het gat dichten dat ontstaat als professionele zorg niet meer in de toenemende zorgvraag kan<br />

voorzien. Ondanks de druk die op mantelzorgers wordt gelegd, schiet de ondersteuning die zij verdienen tekort<br />

(Linders, 2010). Hierdoor is het belangrijk dat er meer aandacht voor mantelzorgers komt. Aansluitende<br />

begeleiding of ondersteuning zorgt ervoor dat de mantelzorger in de gelegenheid wordt gesteld om de<br />

draaglast die hij ervaart bespreekbaar te maken. Hierdoor kan er samen met de mantelzorger gekeken worden<br />

naar een balans tussen de tijd die hij spendeert in de zorg voor zijn naaste en zijn eigen leven. Dit voorkomt<br />

overbelasting, waardoor de hulpbehoevende oudere langer thuis kan blijven <strong>wonen</strong>. Een ergotherapeut zou<br />

een belangrijke rol kunnen spelen bij dit proces. Tevens kan een medewerker van Vilente de mantelzorger<br />

informeren over de mogelijkheden wat betreft zorg en dienstverlening, zodat de mantelzorger meer<br />

(professionele) hulp kan inschakelen of over de informatie beschikt die hem doet besluiten dat het beter is als<br />

zijn naaste naar een zorgcentrum gaat. (van Hartingsveldt, Logister-Proost en Kinébanian, 2009) Deze<br />

aanbeveling sluit aan bij prestatieveld vier van de Wmo: mantelzorg en vrijwilligers.<br />

“En dat is ook nog eens de ondersteuning, als je praat over echtparen bijvoorbeeld, als de zorg op één van de<br />

echtparen vooral terecht komt. Dat je ook daarmee probeert de partner te ontlasten of de kinderen, die tenslotte<br />

ook een boel mantelzorg bieden, waarmee je toch hoopt dat iemand het nog langer volhoudt thuis. En dat hoor je<br />

heel vaak bij echtparen, dat het voor de één echt heel erg veel wordt, maar door de dagbesteding, ja, dat ze zich<br />

dan toch ontlast voelen en dat ze daardoor toch langer kunnen thuis blijven.”<br />

7.4 (In)formele zorg dient rekening te houden met de wensen van de cliënt<br />

De formele en informele zorg kan aantrekkelijker gemaakt worden door het aanbod van zorg aan te sluiten op<br />

de wensen en behoeften van de cliënt. Daarnaast is het van belang dat de manier waarop de zorg verleend<br />

wordt aansluit op de wensen en behoeften. Door hierop aan te sluiten verlaag je de drempel om daadwerkelijk<br />

gebruik te maken van de zorg, waardoor de cliënt zijn zorgvraag eerder zal uitspreken. In het onderzoek zijn<br />

meerdere wensen en behoeften vaker benoemd. Ouderen geven aan dat zij kun privacy meer gewaarborgd<br />

zien op het moment dat ze zoveel mogelijk kunnen beschikken over eenzelfde hulpverlener. Een cliënt zal altijd<br />

een aantal verschillende mensen zien wanneer ze hulp of zorg ontvangen, omdat ook veel medewerkers in de<br />

gezondheidszorg parttime werken. Wel is het volgens AOZG mogelijk om een vast weekschema voor <strong>ouderen</strong><br />

te ontwikkelen waarop staat wie hen op welke dag komt verzorgen. Zo kunnen de <strong>ouderen</strong> zich erop<br />

voorbereiden en zal hun persoonlijk welbevinden verhoogd worden<br />

Ouderen benoemen dat ze het belangrijk vinden dat de zorg toegankelijk is, dit wil zeggen zonder wachtlijsten<br />

of ingewikkelde intakeprocedures. Daarnaast wensen <strong>ouderen</strong> dat de zorg afgestemd wordt op hun leefwereld<br />

en vinden ze het belangrijk dat de kwaliteit van zorg gegarandeerd wordt. Dit zijn voor Vilente belangrijke<br />

aandachtspunten bij het aanbod van zorg en de verlening hiervan. (Van Bilsen et.al, 2004)<br />

Uit de interviews is gebleken dat de <strong>ouderen</strong> het als negatief ervaren, dat professionele zorgverleners worden<br />

belemmerd door bureaucratie en minder tijd hebben voor het leveren van goede zorg. Een oorzaak hiervan is<br />

dat professionals effectief en efficiënt hun tijd in moeten delen, omdat zij de grote afstanden tussen de<br />

thuis<strong>wonen</strong>de cliënten moeten overbruggen. AOZG adviseert thuiszorgorganisatie van VIlente om<br />

huisbezoeken efficiënt te plannen zodat hulpverleners minder tijd aan reizen kwijt zijn. Deze tijd kan worden<br />

geïnvesteerd in kwaliteit van zorg.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

53


“Tuurlijk kan altijd beter hoor, want daar blijf ik ook bij, maar misschien ook dat stukje dezelfde medewerker, kan<br />

natuurlijk niet in vakanties, maar ik denk ook dat het heel vaak door die kleine contracten van medewerkers hè,<br />

dat ze wel heel veel gezichten zien, dat hoor je wel heel veel. [Ja] En ik denk ook als je dat kunt voorkomen… ja dat<br />

je ook gewoon veel beter de zorg kunt leveren, want dat gaat over zoveel schijven. En ééntje hoeft er maar niet<br />

goed het dossier in te lezen of te schrijven en je gaat al de mist in. Daar zit best wel een heet hangijzer hoor.”<br />

“Ik ben naar de Engelenburg gegaan voor revalidatie, ik had daar best willen blijven maar twee en een half jaar<br />

wachtlijst. Ja dan doe je ook niet veel. Ik kon toch niet overal terecht bij wat ik zelf leuk vind.”<br />

Aanbevelingen voor verder onderzoek<br />

Zoals in de discussie is beschreven heeft AOZG een aantal opmerkingen over de groep respondenten die zij<br />

heeft geïnterviewd. AOZG is van mening dat er op een aantal gebieden vervolgonderzoek nodig is, zodat<br />

Vilente voldoende handvatten heeft om de zorg ook op burgers van allochtone afkomst af te stemmen.<br />

7.5 Respondenten van allochtone afkomst<br />

AOZG adviseert aanvullend onderzoek te doen onder allochtone <strong>ouderen</strong> in <strong>Ede</strong>, Renkum en Wageningen.<br />

AOZG heeft nu enkel Nederlands geboren <strong>ouderen</strong> geïnterviewd. Echter <strong>wonen</strong> in deze gemeenten ook veel<br />

bewoners van allochtone afkomst. De kans is aanwezig dat deze groep mensen andere omslagpunten<br />

doorgemaakt hebben, dan de in Nederland geboren <strong>ouderen</strong>. Zij zullen wellicht andere aspecten belangrijk<br />

vinden en/of andere invloeden hebben om te verhuizen naar een zorgcentrum. Zo wordt in een ander<br />

onderzoek aangegeven dat bij allochtonen families overbelasting en/of verwaarlozing van mantelzorgers<br />

sterker is. Ook is het idee dat allochtone <strong>ouderen</strong> minder snel gebruik maken van professionele zorg wat mede<br />

tot stand komt vanuit schaamte en schande (Tonkens, 2009). Dit kan ook grote invloed hebben op het<br />

zelfstandig <strong>wonen</strong> van <strong>ouderen</strong>. Daarnaast wordt Nederland steeds multicultureler en zal de allochtone groep<br />

<strong>ouderen</strong> alsmaar groter worden. Wanneer aanvullend onderzoek wordt gedaan naar de omslagpunten van het<br />

zelfstandig <strong>wonen</strong>, kan Vilente in het zorgaanbod ook rekening houden met eventuele culturele verschillen. Er<br />

is nu een algeheel beeld gevormd van de wensen en behoefte op het gebied van <strong>wonen</strong>, welzijn en zorg onder<br />

<strong>ouderen</strong> van zowel Nederlandse afkomst als allochtonen. AOZG is van mening dat er nog een aanvullend<br />

onderzoek naar de omslagpunten bij allochtonen nodig is om ook hier een algeheel beeld te kunnen vormen<br />

van de situatie. Zo zijn beide soorten onderzoek gelijkwaardig en kunnen de resultaten aan elkaar gekoppeld<br />

worden.<br />

7.6 Dienstenmatrix<br />

Op basis van voorgaand onderzoek naar de wensen en behoeften van <strong>ouderen</strong> ten aanzien van <strong>wonen</strong>, zorg en<br />

welzijn binnen de wijk Veldhuizen te <strong>Ede</strong>. Onderzoek naar de omslagpunten van zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong><br />

in een zorgcentrum dat uitgevoerd is door AOZG. Evenals het onderzoek naar de wijze waarop <strong>ouderen</strong><br />

geïnformeerd worden over het aanbod van zorg en diensten. Door de resultaten van deze onderzoeken te<br />

koppelen kan het huidig aanbod van zorg en diensten aangepast worden op de hulpvraag van <strong>ouderen</strong>. In de<br />

toekomst zal dit vorm worden gegeven met behulp van een dienstenmatrix. Voordat deze dienstenmatrix<br />

ontwikkelt kan worden adviseert AOZG een vervolgproject waarin het huidige aanbod van zorg en diensten<br />

binnen Vilente onderzocht wordt. Dit is noodzakelijk om te bepalen of het aanbod aansluit op eerder<br />

onderzochte wensen en behoeften van <strong>ouderen</strong> om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te blijven <strong>wonen</strong>. In dit<br />

project kan tevens onderzocht worden hoe de dienstenmatrix ontwikkeld moet worden. AOZG adviseert om<br />

het onderzoek naar het aanbod van zorg/diensten en de ontwikkeling van de dienstenmatrix samen te voegen<br />

omdat hierdoor binnen korte tijd concrete voorstellen kunnen worden gedaan aan Vilente. AOZG heeft ervaren<br />

dat Vilente hier behoefte aan heeft, zodat de onderzoeksfase omgezet kan worden in productontwikkeling.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

54


Bij het onderzoek naar de ontwikkeling van de dienstenmatrix kunnen de volgende vraagstellingen centraal<br />

staan:<br />

- Met welk doel wordt de dienstenmatrix ontwikkeld<br />

- Hoe moet de dienstenmatrix eruit zien<br />

- Waar moet de dienstenmatrix aan voldoen<br />

- Voor wie moet de dienstenmatrix bruikbaar zijn<br />

Het beantwoorden van bovenstaande onderzoeksvragen kan leiden tot de ontwikkeling van de dienstenmatrix.<br />

Hierin is het van belang dat de dienstenmatrix duidelijkheid moet verschaffen voor zowel de <strong>ouderen</strong>, de<br />

familie als professionals. AOZG is van mening dat er een format van de dienstenmatrix ontwikkeld dient te<br />

worden, wat voor alle gemeenten bruikbaar is, waardoor uniformiteit ontstaat. Hierdoor wordt het plan breder<br />

getrokken en kan de dienstenmatrix ook in andere gemeenten gebruikt worden. Voordat dit gerealiseerd kan<br />

worden is het van belang dat de wensen en behoeften van <strong>ouderen</strong> per gemeente in kaart worden gebracht.<br />

Dit met als doel dat iedere gemeente zelf inhoud kan geven aan de dienstenmatrix.<br />

Hoe moet een dienstenmatrix er uit komen te zien<br />

Er is geen specifieke definitie van de dienstenmatrix. AOZG heeft zelf de volgende definitie gekoppeld aan de<br />

dienstenmatrix: Een dienstenmatrix is een indicerend instrument, waarin de problemen van een groep<br />

personen gekoppeld wordt aan zorg/diensten op het moment dat er sprake is van specifieke aandachtspunten<br />

en omslagpunten. Tevens is de dienstenmatrix een schema dat inzicht geeft in de behoefte aan zorg/diensten<br />

en het aanbod hiervan. Deze definitie is gebaseerd op opgedane ervaringen en ideeën van AOZG.<br />

Er bestaat op dit moment nog geen format voor een dienstenmatrix. Hierdoor heeft AOZG zelf een beeld<br />

gecreëerd over de vormgave van de dienstenmatrix, die wellicht meegenomen kan worden in een volgend<br />

project. De dienstenmatrix moet er volgens AOZG uit zien als een stroomschema. Het moet gemakkelijk te<br />

doorlopen zijn wanneer <strong>ouderen</strong>, familie en/of professionals een vraag hebben over of probleem hebben met<br />

zorg/diensten. In een dergelijke situatie kan de dienstenmatrix als handvat worden gezien waarin op een<br />

gestructureerde wijze naar een mogelijke oplossing gezocht kan worden.<br />

Aanbieder + contactgegevens<br />

Aanbieder + contactgegevens<br />

Oplossing<br />

Aanbieder + contactgegevens<br />

Probleem<br />

Oplossing<br />

Aanbieder + contactgegevens<br />

Aanbieder + contactgegevens<br />

Oplossing<br />

Aanbieder + contactgegevens<br />

Aanbieder + contactgegevens<br />

Figuur 1: Voorbeeld format dienstenmatrix<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

55


Een voorbeeld van een probleem kan zijn: “U heeft problemen bij het innemen van medicijnen” of “U heeft<br />

problemen bij het huishouden.” Een eis die volgens AOZG aan de dienstenmatrix gesteld moet worden, is dat<br />

er bij elke oplossing een duidelijk overzicht wordt weergegeven over de aanbieders die deze oplossingen<br />

kunnen bieden. Tevens is het van belang dat daarbij de contactgegevens worden weergegeven, zodat de<br />

hulpbehoevende snel kan zien hoe de aanbieder te bereiken is. Hoewel de dienstenmatrix voor Vilente<br />

ontwikkeld dient te worden is AOZG van mening dat het waardevol is alternatieve aanbieders te benoemen,<br />

waardoor de mensen optimaal gebruik kunnen maken van alle zorg of diensten. Dit is ook van belang wanneer<br />

Vilente een bepaalde zorg of dienst niet levert. Dit zijn de mogelijkheden die gecreëerd worden door de<br />

marktwerking die plaatsvindt in de zorg.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

56


Begrippenlijst<br />

AOZG<br />

De projectgroep die het project uitvoert bestaande uit vier studenten van de opleiding ergotherapie aan de<br />

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) te Nijmegen. In dit rapport aangeduid als junioradviseurs of<br />

onderzoekers.<br />

Bewijs<br />

Is kennis die gebaseerd is op (de resultaten van) wetenschappelijk onderzoek. Hierbij wordt gestreefd naar<br />

variëteit in de bewijsvoering (RVZ, 2007).<br />

CIZ<br />

Het CIZ beoordeelt of mensen recht hebben op AWBZ-zorg. Dit gebeurt op basis van objectieve criteria, zodat<br />

de beoordeling overal in het land hetzelfde is. Deze criteria zijn een vertaling van de richtlijnen van het<br />

ministerie van VWS. (CIZ, g.d)<br />

Coderen<br />

Indelen van tekstfragmenten onder codes. (Satink & van Erp, 2009)<br />

Codeerformat<br />

Door het Lectoraat LDvK opgesteld format in Word Excel om de tekstfragmenten in te delen onder labels.<br />

Dienstenmatrix<br />

Een dienstenmatrix is een indicerend instrument, waarin de problemen van een groep personen gekoppeld<br />

wordt aan zorg/diensten op het moment dat er sprake is van specifieke aandachtspunten en omslagpunten.<br />

Tevens is de dienstenmatrix een schema dat inzicht geeft in de behoefte aan zorg/diensten en het aanbod<br />

hiervan.<br />

Dienstverlening<br />

Maatschappelijke dienstverlening heeft als doel iedereen kansen op een menswaardig bestaan te bieden<br />

vanuit het recht op gelijkheid en gelijkwaardigheid. Naar aanleiding van een gebeurtenis kan er behoefte<br />

ontstaan aan informatie en verklaringen die mensen verder helpt. Er kan vervolgens door professionals<br />

ondersteuning worden geboden. (Biene, 2008)<br />

Evidence<br />

Is kennis gebaseerd op verschillende bronnen, die getoetst is en die betrouwbaar is bevonden (Higgs & Jones,<br />

2000).<br />

Hulpverlening<br />

Hulpverlening wordt omschreven als het helpen van cliënten om hun problemen in het leven effectiever aan te<br />

pakken en ongebruikte mogelijkheden en gemiste kansen volledig te ontwikkelen, met als doel cliënten te<br />

helpen zich beter te redden in hun dagelijkse leven. (Egan, 2007)<br />

In- en exclusiecriteria<br />

Criteria op basis waarvan respondenten worden geselecteerd.<br />

Interviewguide<br />

Hierin staan de onderwerpen die besproken moeten worden in de interviews en waarin ook een vraagvolgorde<br />

wordt aangegeven. (Baarda, 2005) (Satink, 2009a)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

57


Junioradviseurs<br />

De vier studenten van de opleiding ergotherapie aan de HAN te Nijmegen, die de opdracht uitvoeren. Zij zijn de<br />

werkelijke uitvoerders van het project. Zij vormen de projectgroep AOZG.<br />

Kwalitatief onderzoek<br />

Zo zorgvuldig mogelijk proberen te begrijpen hoe een ander de situatie ervaart. (Jonker, 2004).<br />

Kwetsbaarheid<br />

Van kwetsbaarheid is sprake wanneer de draaglast van een persoon, dat wil zeggen de problemen en opgaven<br />

waarvoor iemand zich gesteld ziet, langdurig groter zijn dan zijn draagkracht. Dat wil zeggen zijn persoonlijke<br />

competenties en de hulpbronnen in de omgeving waarover hij of zij kan beschikken (Boer, de 2006). Vilans<br />

beschrijft twee omslagpunten op basis van kwetsbaarheid. Het eerste omslagpunt is meestal het moment<br />

waarop mensen de problemen die zij ervaren in verband brengen met de beleving van ouder worden. Het<br />

tweede omslagpunt wordt bereikt wanneer de oudere door een slechte lichamelijke en/of geestelijke conditie<br />

de zorg voor zijn bestaan over moet laten aan anderen en zelfstandig <strong>wonen</strong> niet meer mogelijk is.<br />

Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief (Lectoraat LDvK)<br />

Een onderzoeksgroep verbonden aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, bestaande uit een lector en een<br />

kenniskring, die met onderzoek bijdragen aan concepten waarbij de samenhang tussen zorg, <strong>wonen</strong>, welzijn,<br />

werken, onderwijs en leefbaarheid in de wijk centraal staan. (HAN Masterprogramma’s en Onderzoek, g.d.)<br />

Mantelzorger<br />

De ‘niet-beroepsmatige hulp en/of zorg die familieleden, buren, vrienden, bekenden of vrijwilligers geven, los<br />

van gebruikelijke zorg’ (Linders, 2009)<br />

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport<br />

Is een Nederlands ministerie dat in de eerste plaats zorg draagt voor de volksgezondheid. Dit betreft onder<br />

andere het beleid met betrekking tot ziekenhuizen, geneesmiddelen, ziektekosten en huisartsen. Verder is het<br />

ministerie verantwoordelijk voor het preventiebeleid, de preventieve gezondheidszorg, de publieke gezondheid<br />

en de voedselveiligheid. Ook het welzijnsbeleid zoals: de <strong>ouderen</strong>zorg, het jeugdbeleid, het sociaal-cultureel<br />

werk, de verslaafdenzorg en de maatschappelijke dienstverlening, behoort tot het taakveld. Daarnaast is het<br />

ministerie verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de sport. (Ministerie van VWS)<br />

MOHO<br />

Is het Model of Human Occupation (MOHO). Het is een breed toepasbaar ergotherapeutisch praktijkmodel. Het<br />

model is toepasbaar voor elk individu dat een handelingsprobleem ervaart, en is niet gericht op bepaalde<br />

(diagnose) groepen. Met het MOHO probeert Kielhofner (2002) te verklaren hoe het menselijk handelen<br />

gemotiveerd, georganiseerd en uitgevoerd wordt. Daarbij richt het model zich zowel op de kenmerken van het<br />

individu als op omgevingsfactoren die de keuzes en het gedrag beïnvloeden. Voor het verklaren van zulke<br />

aspecten biedt het MOHO een brede en geïntegreerde visie op het menselijk handelen en verklaart het<br />

handelen vanuit verschillende perspectieven. Als gevolg hiervan bevat het model veel verschillende<br />

verschijnselen en daarmee samenhangende concepten. (Kielhofner 2004/1997)<br />

Narratief onderzoek<br />

Onderzoeksvorm die een proces of verandering in het levensverhaal van de onderzochte persoon centraal stelt.<br />

Waarbij men niet op zoek gaat naar de ervaring zelf, maar naar het onderliggende gevoel en de onderliggende<br />

gedachten die mensen hebben bij een ervaring. (van Biene, 2008)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

58


Omslagpunt<br />

<strong>Omslagpunten</strong> zijn momenten wanneer de zorgbehoeftes groter zijn dan de zorg en/of diensten die geboden<br />

kunnen worden.<br />

Open coderen<br />

Men deelt fragmenten in zonder theoretische of andere kaders anders dan de onderzoeksvraag. De<br />

onderzoekers laten zich leiden door de tekst (Satink & van Erp, 2009)<br />

OPHI-II<br />

De Occupational Performance History Interview II (OPHI-II) is een instrument gebaseerd op het MOHO. Met de<br />

OPHI-II verzamel je gegevens over het handelen van de cliënt in het verleden en het heden, de interactie met<br />

zijn of haar leven.<br />

Ouderen<br />

Aangezien <strong>ouderen</strong> geen homogene groep vormen, is het niet eenvoudig om deze groep te definiëren. Arbitrair<br />

wordt meestal uitgegaan van 65 jaar, de gebruikelijke officiële pensioensleeftijd. (Eulderink, 2004)<br />

Tegenwoordig spreekt men echter van een derde leeftijd of ‘young old’. Deze groep wordt gekenmerkt door<br />

hun mogelijkheden op fysiek en psychosociaal vlak. Ze zijn mobiel, emotioneel stabiel en zien het als een<br />

uitdaging succesvol oud te worden. Door de toenemende levensverwachting en dubbele vergrijzing spreekt<br />

men van de vierde leeftijd aanvullend op de derde leeftijd of ‘oldest old’ (Baltes & Smith, 2003). Deze groep<br />

wordt geconfronteerd met verliezen in cognitie en leervermogen. Zij zijn de kwetsbare groep met hoge niveaus<br />

van disfunctioneren.<br />

Prestatievelden<br />

De maatschappelijke ondersteuning waarvoor de gemeente zich volgens de Wmo moet inspannen die is<br />

onderverdeeld in verschillende punten. Elke gemeente moet aandacht besteden aan deze punten.<br />

Professionele zorg<br />

Alle zorg die beroepsmatig wordt verleend. (van Dale, 2009)<br />

Propositionele kennis<br />

Kennis gebaseerd op resultaten van wetenschappelijk onderzoek (Kuiper, 2004)<br />

Respondenten<br />

Individuen die worden geïnterviewd of geobserveerd met als doel informatie over zichzelf of zijn situatie te<br />

verkrijgen. Respondenten vertegenwoordigen dus zichzelf. (Baarda, 2005)<br />

Semigestructureerd interview<br />

Interview waarbij niet alleen de onderwerpen vast liggen maar ook de belangrijkste vragen vast staan. Ook<br />

staat in principe de volgorde vast, toch is de onderzoeker vrij om de volgorde te veranderen indien dit nodig is.<br />

(Baarda, 2005)<br />

Senioradviseur<br />

De docent die de junioradviseurs vanuit de opleiding ergotherapie begeleidt.<br />

Sociale kaart<br />

Een helder overzicht van het actuele zorg-, voorzieningen- en activiteitenaanbod op lokaal en regionaal niveau<br />

(Disk, 2010)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

59


Stichting MAAT<br />

Is een samenwerkingsinitiatief van diverse aanbieders van woon-, welzijns- en zorgdiensten<br />

in de regio Nijmegen, met de visie het structureel verbeteren van dienstverlening binnen zorg, <strong>wonen</strong> en<br />

welzijn. (Stichting MAAT, 2009)<br />

Tekstfragment<br />

Stuk tekst uit het interview met een zekere betekenis en kwaliteit. (Satink & van Erp, 2009)<br />

Thematisch coderen<br />

De onderzoekers delen fragmenten in vanuit het perspectief van vooraf opgestelde thema’s. (Satink & van Erp,<br />

2009)<br />

Thuiszorg<br />

Verzorging aan huis voor zieken, bejaarden of gehandicapten, die als doel heeft om cliënten zodanig te<br />

verzorgen dat opname in een ziekenhuis, verzorgingshuis, verpleeghuis enz. niet nodig is. (CBS, 2010; Van Dale,<br />

2009)<br />

Transcriberen<br />

Letterlijk uitschrijven van opgenomen interviews (van Biene, 2008)<br />

Transcriptie<br />

De uitgeschreven versie van een interview. (Satink & van Erp, 2009)<br />

Uitgankelijkheid<br />

De mate waarin bij een calamiteit iedereen die op dat moment in een gebouw, op een camping, festivalterrein,<br />

enz. aanwezig is, snel en onbelemmerd op een veilige plek kan komen, met bijzondere aandacht voor mensen<br />

met een functiebeperking.<br />

Vilente<br />

Een zorginstelling die verzorging en verpleging, huisvesting, thuiszorg, welzijn en aanverwante<br />

diensten biedt in de gemeenten Renkum, Wageningen en <strong>Ede</strong>. (Vilente, g.d)<br />

Vraaganalyse-instrument<br />

De voorlopige versie van het instrument op basis waarvan narratief onderzoek naar vraagpatronen van burgers<br />

kan worden uitgevoerd, dat is ontwikkeld en gepubliceerd door het Lectoraat LDvK.<br />

Vraagpatronen<br />

Een set samenhangende vragen, behoeften en bijdragen. (Biene, 2008)<br />

Wmo<br />

Wet die er voor zorgt dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven <strong>wonen</strong>. De Wmo draagt ertoe bij<br />

dat alle burgers kunnen participeren in de samenleving. De Wmo is van kracht sinds 1 januari 2007 en verving<br />

de Welzijnswet, de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) en delen van de Algemene Wet Bijzondere<br />

Ziektekosten (AWBZ). (Ministerie VWS, 2009d)<br />

Wmo-werkplaats<br />

Een kenniscentrum waarin een hogeschool, lectoraat, burgers, gemeente, instellingen en<br />

beroepsbeoefenaren samenwerken aan praktijkontwikkeling, onderzoek en opleiding op het terrein<br />

van zorg, welzijn en community-care. (Wmo, g.d.)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

60


Woongroep<br />

Is een huisvesting voor senioren, waarbij men samenwoont met minstens 3 andere personen. Het pand moet<br />

tenminste één gemeenschappelijke ruimte hebben, er is sprake van deelname in een groep en bewoners<br />

vormen samen een vereniging waarvan de leden in gezamenlijke verantwoordelijkheid het project be<strong>wonen</strong> en<br />

zelf (mee) bepalen, wie als nieuwe bewoner wordt toegelaten. (LVGO, g.d.)<br />

Woonzorgzones<br />

Gewoon woongebied (stadswijk of dorp) waar de zorg goed geregeld is en waar de woning en<br />

woonomgeving levensloopbestendig zijn. De woonvormen voor de meest zorgintensieve groepen zijn<br />

verdunt en gespreid door de woonbebouwing. De algemene wijkvoorzieningen vallen qua<br />

accommodatie samen met de bijzondere zorgcentra (Harkes, 2004).<br />

Zelfstandig <strong>wonen</strong><br />

Zelfstandig <strong>wonen</strong> kan worden omschreven als zelfredzaamheid binnen de eigen leefomgeving.<br />

Zelfredzaamheid wordt gedefinieerd als handelingen die routinematig worden uitgevoerd om het welzijn en de<br />

gezondheid van de persoon in zijn omgeving te onderhouden (Driessen, 1997). Het Sociaal Cultureel<br />

Planbureau wijst erop dat het er bij zelfredzaamheid om gaat dat mensen zoveel mogelijk zelf kunnen doen,<br />

maar daar waar het echt niet kan, ondersteuning krijgen van anderen of gebruik maken van hulpmiddelen om<br />

hen te ondersteunen. (Klerk, 2006)<br />

Zorgadviseur<br />

Een professional die bemiddeld tussen cliënt en zorg, advies geeft voor het verbeteren van de thuissituatie,<br />

begeleidt bij de aanvraag van een indicatie bij het CIZ, begeleidt cliënten die op de wachtlijst staan voor een<br />

zorgcentrum en tussentijds zorg aanvraagt voor cliënten die op de wachtlijst staan voor een zorgcentrum.<br />

Zorgcentrum<br />

Benaming voor verschillende vormen van <strong>ouderen</strong>huisvesting, met name voor verzorgingshuizen, maar ook<br />

voor verpleeghuizen of combinaties van verpleeg- en verzorgingshuizen, of woon-zorgcentra. (Van Dale, 2009)<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

61


Literatuurlijst<br />

Artikelen:<br />

Bontje. P, Kinébanian, A, Josphsson, S, Tamura, Y. (2005) Aanpassen van het handelen. Nederlands Tijdschrift<br />

voor Ergotherapie. 56-62<br />

Cheek, J, Ballantyne, A, Roder-Allen, G, Jones, J (2005). Making choices: How older people living in independent<br />

living units decide to enter the acute caresystem. International Journal of Nursing Practice. 11, 52–57<br />

Cheek, J, Ballantyne, A, Roder-Allen, G, Jones, J. (2005) Factors influencing the decision of older people living in<br />

independent units to enter the acute care system. International Journal of<br />

Older People Nursing in association with Journal of Clinical Nursing. 14 (3a), 24–33<br />

Kelley-Moore, JA, Schumacher, JG, Kahana, E, Kahana, B. (2006, June). When Do Older Adult Become<br />

“Disabled” Social and Health Antecedents of Perceived Disability in a Panel Study of the Oldest Old. Journal of<br />

Health and Social Behavior. 47 (2) 126-141<br />

Kendig, H, et al. (2010, march) Health, social and lifestyle factors in entry to residential aged care: an Australian<br />

longitudinal analysis. Age and Ageing. 1-7<br />

Roe, B, Whattam, M, Young, H, Dimond, M. (2001). Elders needs and experiences of receiving formal and<br />

informal care for their activities of daily living. Journal of Clinical Nursing. 10, 389-397<br />

Taylor, B.J & Donnelly, M. (2006). Professional perspectives on decision making about the long-term care of<br />

older people. British Journal of Social Work. 36, 807-826<br />

Teltey, J, Grant, G, Davies, S. (2009, September). Using narratives to Understand Older People’s Decision<br />

Making Processes. 19 (9), 1273-1283. DOI: 10.1177/1049732309344175<br />

Tóllen, A, Fredriksson, C, Kamwendo, K. (2008, may). Elderly persons with disabilities in Sweden: their<br />

experiences of everyday life. Occupational Therapy International. 15 (3), 133–149<br />

Van Bilsen, P.M.A, Hamers, J.P.H, Groot, W. Spreeuwenberg, C (2004). Welke zorg vragen <strong>ouderen</strong>; Een<br />

inventarisatie. TSG. 82 (4), 228.<br />

Boeken:<br />

Baarda, D. G. (2000). Enquêteren en gestructureerd interviewen. Houten: Educatieve Partners Nederland BV.<br />

Baarda, D. G. (2005). Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.<br />

Baarda, D. G. (2007). Basisboek interviewen. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.<br />

Baltes, P.B & Smith, J. (2003). New frontiers in the future of aging. New York: Springer.<br />

Biene, D. M. (2008). De standaardvraag voorbij, Narratief onderzoek naar vraagpatronen. Nijmegen: Han<br />

Marketing, Communicatie & Voorlichting.<br />

Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Den Haag: Boom Onderwijs<br />

Boot, J.M & Knapen, M.H.J.M (2005). De Nederlandse gezondheidszorg. Houten: Bohn Stafleu van Loghum<br />

Driessen, M.J. (1997). Occupational Therapy in hospital based case in the Netherlands. Utrecht: NIVEL<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

62


Egan, G. (2007). Deskundig hulpverlenen. Een model, methoden en vaardigheden. Schiedam: Van Gorcum.<br />

Emans. B. (2002). Interviewen. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.<br />

Eulderink. F. (2004). Inleiding gerontologie en geriatrie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum<br />

Evers, J. (2007). Kwalitatief interviewen: kunst en kunde. Den Haag: Lemma.<br />

Grol, R. & Wensing, M. (2001) Implementatie: effectieve verandering in de patiëntenzorg. Maarssen: Elsevier<br />

Gezondheidszorg.<br />

Hulshof, M. (2007). Leren interviewen. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.<br />

Ludwig, H. (1993). Een onderzoeksplan schrijven. Bussum: Coutinho.<br />

Linders, L. (2010). De betekenis van nabijheid; een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt. Rossum:<br />

SDU Uitgevers<br />

Kinébanian, A & le Granse, M. (2006) Grondslagen van de Ergotherapie. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg.<br />

Kinebanian, A., Satink, T. & van Nes, F. (2006). Hoofdstuk 6: Architectuur van kwalitatief wetenschappelijk<br />

onderzoek. In: Ostelo, R., Verhagen, A. & de Vet H. Onderwijs in wetenschap. lesbrieven voor paramedici.<br />

Houten: Bohn, Stafleu en van Loghum<br />

Koops, H & Kwekkeboom M.H. (2005). Vermaatschappelijking in de zorg; Ervaringen en verwachtingen van<br />

aanbieders en gebruikers in vijf gemeenten. Den Haag: SCP<br />

Kuiper, C. et al. (2004). Evidence-based practice voor paramedici; methodiek en implementatie. Utrecht:<br />

LEMMA bv<br />

Kuypers, G. (2003). ABC van een onderzoeksopzet. Bussum: Coutinho.<br />

Oost, H. M. (2006). Een onderzoek; voorbereiden. Baarn: HBuitgevers.<br />

Pot, A.H. et al. (2007) Handboek <strong>ouderen</strong>psychologie. Utrecht: de Tijdstroom.<br />

STG, Health Management Forum (2007). Medische <strong>ouderen</strong>zorg in de toekomst. Zoetermeer: Drukkerij Dipas.<br />

Theune, C & Steultjens, E.M.J. (2005) Ergotherapierichtlijn Valpreventie. Utrecht, Nederlandse vereniging voor<br />

Ergotherapie<br />

Tonkens, E. et al. (2009). Op zoek naar weerkaatst plezier; samenwerking tussen mantelzorgers, vrijwilligers,<br />

professionals en cliënten in de multiculturele stad. Amsterdam: Pallas Publications.<br />

Van Buuren, H. et al. ( 2003). Onderzoek: De basis. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.<br />

Van Dam, C.L. & Wiebes, P.E. (2005). Aandacht voor welzijn; inhoud, omvang en betekenis van de<br />

welzijnssector. Den Haag: SCP & NIZW<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

63


Van der Zee, F. (2004) Kennisverwerving in de empirische wetenschappen, de methodologie van<br />

wetenschappelijk onderzoek. Groningen: BMOOO.<br />

Verschuren, P. D. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag: Lemma.<br />

Rapporten:<br />

Boer de, A.H. (2006). Rapportage <strong>ouderen</strong> 2006. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau<br />

Hartingsveldt, van M, Logister-Proost, I, Kinébanian, A. (2009) Beroepsprofiel Ergotherapeut. Ergotherapie<br />

Nederland<br />

Klerk, M. (2006). Ondersteuning gewenst. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau<br />

Internet:<br />

CBS bevolkingspiramides. Opgevraagd op 4 maart 2010. Afkomstig van:<br />

http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/cijfers/extra/piramide-fx.htm<br />

Definitie vilans. 2009. Wie zijn we. Opgevraagd op 7 maart 2009. Afkomstig van:<br />

http://www.vilans.nl/smartsite.dwsid=VILANS_WIEZIJNWE<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

64


Bijlage I<br />

Informatiebrief vanuit Vilente<br />

Aan bewoners woonachtig in een<br />

verzorgingshuis van Vilente binnen de<br />

gemeente <strong>Ede</strong>.<br />

<strong>Ede</strong>, 26 maart 2010<br />

Kenmerk:<br />

Onderwerp: Vraag voor deelname aan onderzoek<br />

<strong>Ede</strong>, 26 maart 2010<br />

Geachte heer/mevrouw,<br />

In samenwerking met de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen start Vilente een onderzoek onder senioren in<br />

de gemeente <strong>Ede</strong>, die woonachtig zijn in een verzorgingshuis. Het doel is om de omslagpunten van zelfstandig<br />

<strong>wonen</strong> in de thuissituatie met (professionele) zorg/diensten naar <strong>wonen</strong> in een instelling met georganiseerde<br />

zorg/diensten in kaart te brengen. Met de resultaten van dit onderzoek wil Vilente haar zorg- en<br />

dienstverlening beter afstemmen op de wensen van haar klanten. I<br />

In het kader van dit onderzoek wordt, in opdracht van Vilente, een interview afgenomen door studenten van<br />

de Hogeschool Arnhem en Nijmegen. In het interview staat uw verhaal centraal. Degene die het interview<br />

afneemt is benieuwd naar de zorg/diensten waar u gebruik van maakte voor uw verhuizing naar het<br />

verzorgingshuis, wat de reden van uw verhuizing is en van welke zorg/diensten u op dit moment binnen het<br />

verzorgingshuis gebruik maakt.<br />

De interviews zullen 1 tot 1,5 uur duren en kunnen plaats vinden bij u thuis of als u dit niet wilt, op een nader<br />

af te spreken plaats binnen de locatie. De interviews worden opgenomen d.m.v. geluidsapparatuur, waarbij uw<br />

anonimiteit volledig wordt gewaarborgd. De gegevens uit de interviews zullen vertrouwelijk behandeld worden<br />

en alleen gebruikt worden voor ons onderzoek. Als het onderzoek is afgerond zullen we u informeren over de<br />

resultaten.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

65


Wij hopen natuurlijk dat er veel mensen zijn die hun medewerking aan dit onderzoek willen verlenen. Mocht u<br />

zich aan willen melden voor het onderzoek, vult u dan onderstaand antwoordformulier in en lever deze vóór<br />

vrijdag 2 april 2010 in bij de receptie. Uw medewerking wordt zeer op prijs gesteld. Als dank ontvangt u na<br />

afloop van het interview een presentje.<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Janet Kleis,<br />

Manager Kenniscentrum Vilente<br />

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />

Naam: ……………………………………………………………………………<br />

Telefoon: ………………………………….<br />

Ik ben bereid aan het onderzoek deel te nemen*<br />

Ik ben*<br />

0 Ja 0 Nee<br />

0 Alleen<strong>wonen</strong>d<br />

0 Samen<strong>wonen</strong>d<br />

Leeftijd*<br />

(* graag een van de keuzemogelijkheden aankruisen)<br />

0 65-75 jaar<br />

0 75 jaar en ouder<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

66


Bijlage II<br />

Bevestigingsbrief<br />

Nijmegen: Datum<br />

Betreft: Interview ‘omslagpunten’<br />

Beste heer/mevrouw,<br />

We stellen het zeer op prijs dat u mee wilt werken aan het onderzoek ten behoeve van de omslagpunten als<br />

het gaat om zelfstandig <strong>wonen</strong> in de thuissituatie met (professionele) zorg/diensten en <strong>wonen</strong> in een instelling<br />

met georganiseerde zorg/diensten. Doormiddel van deze brief bevestigen wij dan ook de afspraak die wij<br />

telefonisch met u hebben gemaakt voor het afnemen van een interview.<br />

Het interview zal op dag datum om tijd bij u thuis plaatsvinden en zal door de studenten Naam van de<br />

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen worden afgenomen.<br />

Mocht u nog vragen hebben over deze brief, dan kunt u contact opnemen met:<br />

Naam: Naam<br />

Tel: Telefoonnummer<br />

Met vriendelijke groet,<br />

Naam,<br />

Studenten Ergotherapie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

67


Bijlage III<br />

Informed consent<br />

Toestemmingsformulier<br />

Ondergetekende<br />

Naam:<br />

Adres:<br />

Plaats:<br />

…………………………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………………………..<br />

…………………………………………………………………………………………………………………………………..<br />

Geboortedatum: …………………………………………………………………<br />

Geeft toestemming tot het afnemen van een interview. Tevens geeft ondergetekende toestemming aan de<br />

studenten van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen tot het verwerken van de onderzoeksinformatie naar een<br />

onderzoeksrapport ten behoeve van de omslagpunten als het gaat om zelfstandig <strong>wonen</strong> in de thuissituatie<br />

met (professionele) zorg/diensten en <strong>wonen</strong> in een instelling met georganiseerde zorg/diensten. De studenten<br />

zullen de privacy van ondergetekende waarborgen.<br />

Datum: ………………………………………… Handtekening: …………………………………………………<br />

Plaats:<br />

…………………………………………<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

68


Bijlage IV<br />

Interviewguide mensen woonachtig in zorgcentrum<br />

Centrale vraagstelling:<br />

Welke factoren zijn van invloed om hulp te vragen of de keuze te maken om te gaan <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij<br />

<strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder, <strong>wonen</strong>d in een zorgcentrum in de wijk Veldhuizen te <strong>Ede</strong><br />

Welke ideeën en belevingen hebben <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder omtrent zorg/diensten of ondersteuning die<br />

aangeboden zou moeten worden om langer zelfstandig thuis te kunnen <strong>wonen</strong><br />

Introductie<br />

Uitleg over het onderzoek<br />

Privacy<br />

Procedure van het interview<br />

Introducerende vragen<br />

In opdracht van Vilente<br />

Wat houd Vilente in<br />

Doel van het onderzoek<br />

Manier van gegevens verwerken<br />

Onderwerpen: zelfstandig <strong>wonen</strong> en <strong>wonen</strong> met<br />

hulp/zorg/diensten.<br />

Audio opname<br />

Naam wordt niet vermeld<br />

Terugtrekken uit onderzoek is te allen tijde mogelijk<br />

Tekenen informed consent<br />

Kunt u zichzelf kort introduceren Wie bent u Hoe oud bent u<br />

Hoe heeft u gewoond voordat u naar het<br />

verzorgingshuis verhuisde<br />

Rolverdeling: eigen rol in interview, rol in het gehele project<br />

Tijdsduur<br />

Benadrukken dat mening van de geïnterviewde voorop staat<br />

- Met wie heeft u hier gewoond<br />

- Welke indeling had deze woning<br />

- Probeert u zich voor de geest te halen welke ruimtes<br />

zich waar in het huis bevinden.<br />

- Welke hulpmiddelen en aanpassingen waren in uw<br />

huis aanwezig om uw zelfstandigheid te vergroten<br />

Hoe lang heeft u in deze woning gewoond - Heeft u met plezier in deze woning gewoond<br />

- Waarom heeft u ervoor gekozen om in deze woning en<br />

omgeving te gaan <strong>wonen</strong><br />

- Kunt u iets vertellen over de aanwezigheid van<br />

voorzieningen in de wijk waarin u woonde<br />

(gemeenschappelijke activiteiten, culturele en<br />

commerciële voorzieningen)<br />

- Hoe bereikbaar waren deze voorzieningen voor u<br />

Kunt u iets vertellen over de sociale contacten die u<br />

had in uw woonomgeving<br />

- Wat doet u zo al met deze personen<br />

Wat doen deze personen voor u<br />

- Wat betekent dit voor u<br />

Controlerende vraag Heb ik het goed begrepen dat…. <br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

69


Vragen over zelfstandig <strong>wonen</strong><br />

Wat is het eerste dat bij u opkomt als u aan<br />

zelfstandig <strong>wonen</strong> denkt<br />

Welke persoon in uw omgeving woont naar uw<br />

mening zelfstandig<br />

Hoe belangrijk is het voor u om zelfstandig te<br />

kunnen <strong>wonen</strong><br />

Alternatieven:<br />

- Wat verstaat u onder zelfstandig <strong>wonen</strong><br />

- Waar denkt u aan bij het woord zelfstandigheid<br />

Verdieping:<br />

- Waar blijkt dit uit<br />

Alternatief:<br />

Wat betekent zelfstandigheid voor u<br />

Afsluitende vragen<br />

Wonen met hulp, zorg en diensten<br />

Welk momenten kunt u zich voor de geest halen<br />

waarbij u kon merken dat er veranderingen plaats<br />

vonden<br />

Welke hulp heeft u ontvangen, voordat u naar het<br />

verzorgingshuis verhuisde<br />

Verdieping:<br />

- Hoe zelfstandig bent u buitenhuis<br />

- Waarom is zelfstandigheid binnen – en buitenhuis voor<br />

u belangrijk<br />

- Welke van de genoemde aspecten vindt u het<br />

belangrijkste<br />

- Tot welk moment heeft u zonder hulp gewoond<br />

Alternatieven:<br />

- Begrijp ik het goed dat het belangrijk is voor u dat (…)<br />

- Is het waar als ik zeg dat (…)<br />

Alternatieven:<br />

- Welke veranderingen hebben een grote betekenis<br />

gehad in uw leven<br />

- Welke belemmeringen/voorvallen heeft u<br />

ondervonden/meegemaakt bij het zelfstandig <strong>wonen</strong><br />

Welke gevolgen heeft dit voor u gehad<br />

Verdieping:<br />

- Hoe heeft u er zelf voor gezorgd dat u zo lang mogelijk<br />

zelfstandig kon blijven<br />

Hoe heeft u zelf belemmeringen opgelost of<br />

overwonnen<br />

- In hoeverre heeft u daarbij hulp van anderen<br />

ontvangen<br />

Alternatieven:<br />

- Wat is uw ervaring met het ontvangen van hulp<br />

- Wat verstaat u onder het krijgen van hulp<br />

Welke zorg heeft u ontvangen, voordat u naar het<br />

verzorgingshuis verhuisde<br />

Verdieping:<br />

- Wat was de reden dat u ervoor moest kiezen om deze<br />

hulp in te schakelen<br />

- Op welk moment in uw leven vond deze keuze plaats<br />

Hoelang is het geleden dat u deze keus heeft<br />

gemaakt<br />

- Als u hulp nodig had, wie kon u dan om die hulp<br />

vragen (Wat deed deze persoon dan voor u)<br />

Alternatieven voor het woord zorg:<br />

- Gezondheidszorg<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

70


Welke diensten heeft u ontvangen, voordat u naar<br />

het verzorgingshuis verhuisde<br />

Alternatieven voor het woord diensten:<br />

- Service<br />

- Dienstverlening<br />

- Daad/handeling<br />

Alternatieven:<br />

- Wat is uw definitie van het woord zorg/diensten<br />

- Waar denkt u aan bij het woord zorg/diensten<br />

- Wat is het eerste dat bij u opkomt als u aan<br />

‘zorg/diensten’ denkt<br />

U heeft nu benoemd wat u onder hulp, zorg en<br />

diensten verstaat. Kunt u het verschil aangeven<br />

tussen deze begrippen<br />

De verandering van behoefte aan hulp, zorg en diensten<br />

Welke momenten kunt u benoemen waarop u<br />

merkte dat u zelfstandigheid achteruit ging<br />

Hoe hebt u het ervaren om een grotere<br />

afhankelijkheid te hebben van de hulp, zorg en/of<br />

diensten die u geboden werd<br />

Verdieping<br />

- Wat was de reden dat u er voor moest kiezen om<br />

deze zorg/diensten in te schakelen<br />

- Op welk moment in uw leven vond deze keuze plaats<br />

Hoelang is het geleden dat u deze keus heeft<br />

gemaakt<br />

- In hoeverre was u op de hoogte van de zorg/diensten<br />

die aangeboden konden worden<br />

- Welke zorg en diensten had u graag willen ontvangen,<br />

maar waren voor u niet haalbaar<br />

- Wie boden u deze zorg/diensten aan<br />

- Hoe heeft u ervoor gezorgd dat u deze zorg/diensten<br />

kon ontvangen<br />

Controlerende vraag:<br />

Heb ik het goed begrepen dat…<br />

Verdieping:<br />

- Op welk moment moest u voor het eerst kiezen om<br />

hulp, zorg en/of diensten in te schakelen<br />

- Hoe heeft u het ervaren om voor het eerst gebruik te<br />

moeten maken van hulp, zorg en/of diensten<br />

- Welke andere momenten kunt u beschrijven waarbij u<br />

genoodzaakt was om meer hulp, zorg en/of diensten in<br />

te schakelen<br />

Alternatief:<br />

- Welke gevolgen had het aanvaarden van deze hulp,<br />

zorg en/of diensten voor uw gevoel van<br />

welzijn/welbevinden<br />

- Hoe heeft u het ervaren om gebruik te moeten maken<br />

van deze hulp, zorg en/of diensten<br />

- Wat vind u er van om steeds meer uit handen te<br />

moeten geven<br />

Verdieping:<br />

- Hoe zelfstandig vond u zichzelf na het aanvaarden van<br />

nieuwe hulp, zorg en/of diensten<br />

- Op welke manier hebben de zorg/diensten<br />

bijgedragen aan uw zelfstandigheid<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

71


Hoe heeft u invulling aan uw eigen leven kunnen<br />

geven zoals u dat wilde<br />

- Welke verandering in zelfstandigheid heeft u ervaren<br />

na het in gebruik nemen van nieuwe hulp, zorg en/of<br />

diensten<br />

- Welke gevolgen had dat voor u woonplezier<br />

Alternatief:<br />

- Hoe heeft u de regie over uw eigen leven kunnen<br />

behouden<br />

Afsluitende vragen - Dus als ik het goed begrijp …<br />

- Begrijp ik het goed dat ... <br />

- Belangrijk is voor u .…<br />

Overgang naar het verzorgingshuis<br />

Hoe lang is het geleden dat u ervoor gekozen heeft<br />

om te verhuizen naar een verzorgingshuis<br />

Om welke reden heeft u ervoor moeten kiezen om<br />

in een verzorgingshuis te gaan <strong>wonen</strong><br />

Verdieping:<br />

- Hoe is de mogelijkheid om te verhuizen naar een<br />

verzorgingshuis ter sprake gekomen<br />

- Wie heeft u geholpen bij het maken van de beslissing<br />

om te gaan verhuizen<br />

Alternatief:<br />

- Welke afwegingen heeft u gemaakt om tot een besluit te<br />

komen<br />

- Hoe was u lichamelijke conditie voor u besloot om in een<br />

verzorgingshuis te gaan <strong>wonen</strong><br />

Hoe voelt u zich erbij dat u niet meer in staat bent<br />

zelfstandig te <strong>wonen</strong><br />

Verdieping:<br />

- Hoe zelfstandig vond u zichzelf op het moment dat u<br />

besloot om in een verzorgingshuis te <strong>wonen</strong>.<br />

- Welke obstakels en/of belemmeringen in uw woning<br />

hebben bijgedragen aan het besluit om in een<br />

verzorgingshuis te gaan <strong>wonen</strong><br />

- In hoeverre heeft de situatie in uw wijk bijgedragen aan<br />

het besluit om in een verzorgingshuis te gaan <strong>wonen</strong><br />

- Welke aanpassingen/zorg/diensten heeft u gemist zodat u<br />

niet meer in staat was zelfstandig thuis te <strong>wonen</strong><br />

Afsluitende vraag Heb ik het goed begrepen als ...<br />

Afsluitende vraag<br />

Stel dat u de burgemeester van <strong>Ede</strong> was, wat zijn de<br />

drie belangrijkste maatregelen die u zal nemen<br />

zodat <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig thuis kunnen<br />

blijven <strong>wonen</strong><br />

Zijn er nog aspecten die voor u belangrijk zijn, niet<br />

aan bod gekomen in dit gesprek<br />

Afsluiting<br />

Bedanken voor medewerking<br />

Hoe vond u het zelf om geïnterviewd te worden<br />

Heeft u er behoefte aan het letterlijk uitgeschreven<br />

interview na te lezen voor eventuele aanvullingen<br />

Klopt het dat (…) dus de belangrijkste maatregelen zijn die<br />

zouden moeten plaatsvinden<br />

Alternatieven:<br />

Heeft u nog iets toe te voegen<br />

We hebben veel aan de informatie die u ons gegeven heeft en<br />

bedanken u voor uw openhartigheid.<br />

Heeft u nog vragen aan ons<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

72


Bijlage V<br />

Interviewguide zorgadviseurs<br />

Centrale vraagstelling:<br />

Welke factoren zijn van invloed om hulp te vragen of de keuze te maken om te gaan <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij<br />

<strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder, <strong>wonen</strong>d in een zorgcentrum in de wijk Veldhuizen te <strong>Ede</strong><br />

Welke ideeën en belevingen hebben <strong>ouderen</strong> van 65 jaar en ouder omtrent zorg/diensten of ondersteuning die<br />

aangeboden zou moeten worden om langer zelfstandig thuis te kunnen <strong>wonen</strong><br />

Introductie<br />

Uitleg over het onderzoek<br />

Privacy<br />

Procedure van het interview<br />

Introducerende vragen<br />

In opdracht van Vilente<br />

Wat houd Vilente in<br />

Doel van het onderzoek<br />

Manier van gegevens verwerken<br />

Onderwerpen: zelfstandig <strong>wonen</strong> en <strong>wonen</strong> met<br />

hulp/zorg/diensten.<br />

Audio opname<br />

Naam wordt niet vermeld<br />

Terugtrekken uit onderzoek is te allen tijde mogelijk<br />

Tekenen informed consent<br />

Rolverdeling: eigen rol in interview, rol in het gehele project<br />

Tijdsduur<br />

Benadrukken dat mening van de geïnterviewde voorop staat<br />

Kunt u zichzelf kort introduceren Wie bent u<br />

Wat is uw functie en wat houd deze in<br />

Vragen over zelfstandig <strong>wonen</strong><br />

Wat is het eerste dat bij u opkomt als u aan<br />

zelfstandig <strong>wonen</strong> denkt<br />

Hoe belangrijk is het om <strong>ouderen</strong> zo zelfstandig<br />

mogelijk te kunnen laten <strong>wonen</strong><br />

Afsluitende vragen<br />

Wonen met hulp & zorg<br />

Welk momenten kunt u beschrijven waarbij<br />

<strong>ouderen</strong> verandering ervaren die gevolgen hebben<br />

voor hun zelfstandigheid.<br />

Alternatieven:<br />

- Wat verstaat u onder zelfstandig <strong>wonen</strong><br />

- Waar denkt u aan bij het woord zelfstandigheid<br />

Verdieping:<br />

- Kunt u beschrijven waarom het in uw ogen belangrijk is<br />

<strong>ouderen</strong> langer zelfstandig thuis te laten <strong>wonen</strong><br />

- Kunt u beschrijven wat in uw ogen de meerwaarde is<br />

om <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig thuis te laten <strong>wonen</strong><br />

- Op welke wijze probeert Vilente de zelfstandigheid van<br />

<strong>ouderen</strong> binnenhuis te vergroten<br />

- Op welke wijze probeert Vilente de zelfstandigheid van<br />

<strong>ouderen</strong> buitenhuis te vergroten<br />

Alternatieven:<br />

- Begrijp ik het goed dat het belangrijk is voor <strong>ouderen</strong><br />

dat (…)<br />

- Is het waar als ik zeg dat (…)<br />

Alternatieven:<br />

- Welke belemmeringen/voorvallen ondervinden<br />

<strong>ouderen</strong> bij het zelfstandig <strong>wonen</strong><br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

73


Welke hulp ontvangen <strong>ouderen</strong>, voordat ze naar het<br />

zorgcentrum verhuizen<br />

Welke gevolgen heeft dit voor hen<br />

Verdieping:<br />

- Hoe zorgen <strong>ouderen</strong> er zelf voor dat zij zo lang<br />

mogelijk zelfstandig kunnen blijven<br />

Hoe proberen <strong>ouderen</strong> zelf belemmeringen op te<br />

lossen of te overwinnen<br />

- In hoeverre schakelen zij daarbij de hulp in van<br />

anderen<br />

Alternatieven:<br />

- Wat verstaat u onder het krijgen van hulp<br />

- Welke hulp bied Vilente aan om <strong>ouderen</strong> zo lang<br />

mogelijk zelfstandig te laten <strong>wonen</strong><br />

Welke zorg ontvangen <strong>ouderen</strong>, voordat ze naar het<br />

zorgcentrum verhuizen<br />

Verdieping:<br />

- Wat zijn redenen dat <strong>ouderen</strong> ervoor moesten kiezen<br />

om deze hulp in te schakelen<br />

- Als iemand hulp nodig had, wie kon diegene dan om<br />

hulp vragen (Wat deed deze persoon dan voor<br />

diegene)<br />

- Wat is het belang van mantelzorg bij het ouder<br />

worden.<br />

Alternatieven voor het woord zorg:<br />

- Gezondheidszorg<br />

Alternatieven:<br />

- Wat verstaat u onder het krijgen van zorg<br />

- Welke zorg biedt Vilente aan om <strong>ouderen</strong> zo lang<br />

mogelijk zelfstandig te laten <strong>wonen</strong><br />

Overgang naar het verzorgingshuis<br />

Hoe komen <strong>ouderen</strong> in contact met Vilente, als zij<br />

besluiten te willen verhuizen naar een zorgcentrum<br />

Verdieping:<br />

- In hoeverre worden <strong>ouderen</strong> en hun familie op de<br />

hoogte gebracht van de zorg en hulp die aangeboden<br />

word<br />

- Welke zorg en hulp had u graag willen ontvangen,<br />

maar waren voor u niet haalbaar<br />

- Hoe kunnen <strong>ouderen</strong> ervoor zorgen dat zij zorg en<br />

hulp kon ontvangen<br />

Verdieping:<br />

- Hoe wordt de mogelijkheid om te verhuizen naar een<br />

zorgcentrum ter sprake gebracht bij <strong>ouderen</strong><br />

- Wie helpt vaak bij het maken van de beslissing om te<br />

gaan verhuizen<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

74


Om welke redenen moeten <strong>ouderen</strong> ervoor kiezen<br />

om in een verzorgingshuis te gaan <strong>wonen</strong><br />

Alternatief:<br />

- Welke afwegingen worden er gemaakt om <strong>ouderen</strong> op te<br />

laten nemen in een zorgcentrum<br />

- Om welke redenen zijn <strong>ouderen</strong> in staat om niet meer<br />

zelfstandig thuis te <strong>wonen</strong>, al dan niet met hulp en zorg<br />

Verdieping:<br />

- In hoeverre draagt de lichamelijke/ geestelijke conditie van<br />

<strong>ouderen</strong> bij aan het besluit om in een zorgcentrum te gaan<br />

<strong>wonen</strong><br />

- Welke obstakels en/of belemmeringen in een woning<br />

dragen bij aan het besluit om in een zorgcentrum te gaan<br />

<strong>wonen</strong><br />

- In hoeverre draagt de situatie in de wijk bij aan het besluit<br />

om in een zorgcentrum te gaan <strong>wonen</strong><br />

Wat denkt u nodig dat er is om <strong>ouderen</strong> zelfstandig<br />

thuis te kunnen (blijven) laten <strong>wonen</strong><br />

Hoe voelen <strong>ouderen</strong> zich erbij dat ze niet meer in<br />

staat zijn om zelfstandig te <strong>wonen</strong><br />

Kunt u drie aspecten noemen wat betreft de<br />

dienstverlening van Vilente, die in uw ogen<br />

verbeterd zouden kunnen worden zodat <strong>ouderen</strong><br />

beter ondersteund of begeleid worden bij het<br />

zelfstandig <strong>wonen</strong>, <strong>wonen</strong> met hulp&zorg en het<br />

besluit om te verhuizen naar een zorginstelling.<br />

- Welke aanpassingen/zorg/diensten worden er gemist<br />

zodat <strong>ouderen</strong> niet meer in staat zijn om zelfstandig thuis<br />

te <strong>wonen</strong><br />

Verdieping:<br />

- Kunt u drie kwaliteiten noemen, wat betreft de<br />

dienstverlening van Vilente<br />

Afsluitende vraag Heb ik het goed begrepen als ...<br />

Afsluitende vraag<br />

Stel dat u de Minister van Volksgezondheid was,<br />

wat zijn de drie belangrijkste maatregelen die u zal<br />

nemen zodat <strong>ouderen</strong> langer zelfstandig thuis<br />

kunnen blijven <strong>wonen</strong><br />

Zijn er nog aspecten die voor u belangrijk zijn, niet<br />

aan bod gekomen in dit gesprek<br />

Afsluiting<br />

Bedanken voor medewerking<br />

Hoe vond u het zelf om geïnterviewd te worden<br />

Heeft u er behoefte aan het letterlijk uitgeschreven<br />

interview na te lezen voor eventuele aanvullingen<br />

Klopt het dat (…) dus de belangrijkste maatregelen zijn die<br />

zouden moeten plaatsvinden<br />

Alternatieven:<br />

Heeft u nog iets toe te voegen<br />

We hebben veel aan de informatie die u ons gegeven heeft en<br />

bedanken u voor uw openhartigheid.<br />

Heeft u nog vragen aan ons<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

75


Bijlage VI<br />

Bevolkingspiramides<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

76


Bijlage VII<br />

Codeerformat<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

77


Bijlage VIII<br />

Wmo Prestatievelden<br />

Het wetsvoorstel Wet maatschappelijke ondersteuning kent negen prestatievelden, namelijk:<br />

1. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten<br />

2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met<br />

problemen met opvoeden<br />

3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning<br />

4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers<br />

5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig<br />

functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen<br />

met een psychosociaal probleem<br />

6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem<br />

en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig<br />

functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer<br />

7. het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang<br />

8. het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van<br />

psychosociale hulp bij rampen<br />

9. het bevorderen van verslavingsbeleid<br />

<strong>Onderzoeksrapport</strong>: <strong>Omslagpunten</strong> zelfstandig <strong>wonen</strong> naar <strong>wonen</strong> in een zorgcentrum bij <strong>ouderen</strong><br />

AOZG, juni 2010<br />

78

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!