07.01.2015 Views

ONederlands Tijdschrift voor - Nederlands Tijdschrift voor Orthopaedie

ONederlands Tijdschrift voor - Nederlands Tijdschrift voor Orthopaedie

ONederlands Tijdschrift voor - Nederlands Tijdschrift voor Orthopaedie

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Maart 2012, Vol. 19, Nummer 1<br />

rthopaedie<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong><br />

Officieel orgaan van de <strong>Nederlands</strong>e Orthopaedische<br />

Vereniging


oorwoord<br />

Maart 2012, Vol. 19, Nummer 1<br />

De eerste editie door een geheel vernieuwd team is een uiting van<br />

ambitie om de verdere groei naar een volwassen, transparant en<br />

uiteindelijk Pubmed genoteerd NTVO te realiseren. Voor het waarmaken<br />

van deze ambitie is een aantal zaken van belang, uiteraard<br />

verder bouwend op de fundamenten van vorige hoofdredacteuren<br />

en redactieteams.<br />

Om volwassenheid te bereiken dient de kwaliteit van de manuscripten<br />

en het reviewproces omhoog te gaan. Hier<strong>voor</strong> is een wisselwerking<br />

tussen de inzenders en de reviewers nodig met als doel<br />

het ingezonden materiaal tot een volwaardig artikel te boetseren.<br />

Dit vraagt van de inzenders discipline door zich nauwgezet aan de<br />

Richtlijnen <strong>voor</strong> Auteurs te houden, maar van de reviewers een<br />

ongekende positiviteit ten aanzien van het ingezonden materiaal.<br />

De transparantie zal zich in de toekomst uiten in een Open Access<br />

wijze van reviewen: reviewers en auteurs zijn in principe bij elkaar<br />

bekend. Een dergelijke wijze van reviewen wordt bij<strong>voor</strong>beeld ook<br />

door de Acta Orthopaedica aangehouden. Dit maakt in de ogen van<br />

de redactie ook het loon naar werken <strong>voor</strong> de reviewer mogelijk<br />

door deze in een colofon bij elke editie te vermelden. Een dergelijke<br />

openheid past in de ogen van de redactie bij onze cultuur<br />

in Nederland en zo ook de vermelding van de <strong>voor</strong>namen van de<br />

auteurs, reviewers en redactieleden. Het NTVO is een blad <strong>voor</strong> ons<br />

allen, maar ook zeker van ons allen.<br />

Pubmed notering is een lang gekoesterde droom van de redactie<br />

van het NTVO, ook van de huidige. Dit kan en mag geen doel op<br />

zich zijn, maar zal onherroepelijk volgen uit bovenstaande volwassenheid<br />

en transparantie. De kwaliteit van de inzending en het<br />

reviewproces zal het mogelijk moeten maken een gooi te doen naar<br />

deze notering.<br />

Inhoud<br />

Voorwoord<br />

Taco Gosens<br />

Oorspronkelijke artikelen<br />

Polyethyleen slijtage van ongecementeerde<br />

cups - een analyse van 200<br />

Mallory Head heupprotheses<br />

Walter van der Weegen, Shennah Austen,<br />

Dr. Thea Sijbesma en Henk J. Hoekstra<br />

Casuïstiek<br />

De habituele heupluxant<br />

Jon H.M. Goosen en Arno M. Ten Ham<br />

Een bilaterale carpale coalitie bij twee<br />

patiënten - casuïstiek en beschrijving<br />

van de literatuur<br />

G. Joris L. de Kort, Sjoerd Kaarsemaker<br />

en André van Ooij<br />

Operatieve behandeling van een avulsiefractuur<br />

van de spina iliaca anterior<br />

inferior – casuïstische mededeling<br />

Paul R. van Urk, Y. Engelsma en<br />

Michel H.J. Stavenuiter<br />

Geïsoleerde semimembranosis pees<br />

avulsie - case report & literatuur<br />

overzicht<br />

Bas van Dun en Taco Gosens<br />

<strong>Nederlands</strong> onderzoek in<br />

internationale tijdschriften<br />

Wouter van Hemert en<br />

Evert van Langelaan<br />

Proefschriftbesprekingen<br />

Corné van Loon, Jos van Raay en<br />

Peter Pilot<br />

Van de Vereniging<br />

Richtlijnen <strong>voor</strong> auteurs<br />

2<br />

4<br />

10<br />

14<br />

17<br />

20<br />

24<br />

27<br />

32<br />

36<br />

Naast de wetenschappelijke inhoud zal het NTVO ook overzichtsartikelen<br />

over zogenaamde hot topics niet schuwen. Achter de<br />

schermen wordt hard gewerkt aan een nieuwe rubriek die de dagelijkse<br />

praktijkperikelen opinierend beschrijft. Ook zal het Moderne<br />

Opleiden met al zijn PICO’s en CAT’s een plaats krijgen. In een vast<br />

format zullen door de redactie geselecteerde onderwerpen met<br />

een publicatie worden beloond. Ook de proefschriftbesprekingen<br />

en de rubriek <strong>Nederlands</strong> onderzoek in internationale tijdschriften<br />

zijn weerkerende rubrieken.<br />

Om de hier geschetste gang van zaken mogelijk te maken wordt<br />

medewerking gevraagd van de <strong>Nederlands</strong>e orthopeed en AIOS.<br />

Daarmee kan een volgende stap gezet worden in de geschiedenis<br />

van het NTVO: Nieuw, Transparant, Volwassen, Onderzoek uit<br />

Nederland.<br />

Dr. Taco Gosens, hoofdredacteur<br />

Congres-, bij- en nascholingsagenda<br />

Rectificatie:<br />

Het spijt de redactie dat een fout is geslopen<br />

in het artikel “Primaire posttraumatische<br />

amputatie, wanneer te verrichten<br />

en welk niveau te kiezen” gepubliceerd<br />

in editie 4 van 2011. Bij dit artikel is de<br />

naam van de eerste auteur, Drs. Dagmar<br />

R.J. Kempink, onjuist onder de titel weergegeven.<br />

Op de website zijn de auteurs<br />

juist vermeld.<br />

i Voor sommige artikelen is additioneel<br />

materiaal beschikbaar op de website<br />

www.ntv-orthopaedie.nl<br />

37<br />

Kleurenfoto's


<strong>O<strong>Nederlands</strong></strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong><br />

rthopaedie<br />

<strong>Nederlands</strong>e Orthopaedische Vereniging<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

REDACTIE<br />

Dr. Taco Gosens, hoofdredacteur<br />

Dr. Harmen B. Ettema<br />

Dr. Wouter L.W. van Hemert<br />

Dr. Hans (J).G.E. Hendriks<br />

Dr. Rudolf W. Poolman<br />

Dr. Job L.C. van Susante<br />

REVIEWERS<br />

Dr. L. Paul A. Bom<br />

Joost W. Colaris<br />

Dr. Harmen B. Ettema<br />

Dr. Taco Gosens<br />

Rien (M.)P. Heijboer<br />

Prof. dr. Albert van Kampen<br />

Melinda M.E.H. Witbreuk<br />

UITGEVER & REDACTIESECRETARIAAT<br />

Serendipity Publishing<br />

Dorpsweg 81<br />

1676 GE Twisk<br />

Telefoon: 0651-174410<br />

E-mail: ntvo@serendipity-publishing.nl<br />

WEBSITE<br />

www.ntv-orthopaedie.nl<br />

INZENDEN VAN KOPIJ<br />

De richtlijnen <strong>voor</strong> auteurs worden regelmatig gepubliceerd<br />

en zijn beschikbaar op de website<br />

OPLAGE<br />

1.275 exemplaren, verschijnt elk kwartaal<br />

ABONNEMENTEN<br />

Het <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong> wordt<br />

gratis toegezonden aan alle leden van de <strong>Nederlands</strong>e<br />

Orthopaedische Vereniging. Abonnementen Beneluxlanden<br />

59,44 en studenten 38,97 per jaar (Excl. 6 % BTW)<br />

COPYRIGHT<br />

© 2012 NOV & Serendipity Publishing<br />

ISSN 1 380-653X<br />

De <strong>Nederlands</strong>e Orthopaedische Vereniging werd op<br />

1 mei 1898 in Amsterdam opgericht.<br />

De Vereniging heeft als doel:<br />

- Het bevorderen van studie en het verbreiden van kennis<br />

van de conservatieve en operatieve ortho pedie onder<br />

artsen.<br />

- Het behartigen van de sociale belangen van de artsen<br />

die de orthopedie uitoefenen, zowel binnen de vereniging<br />

als daar buiten.<br />

Het <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong> is het officiële<br />

orgaan van de <strong>Nederlands</strong>e Orthopaedische Vereniging. Het<br />

heeft ten doel de leden van de Vereniging en andere geïnteresseerden<br />

te informeren over ontwikkelingen op orthopedisch<br />

gebied, waarbij zowel klinische als fundamentele<br />

aspecten worden belicht. Deze doelstelling wordt verwezenlijkt<br />

in de vorm van oorspronkelijke artikelen, editorials<br />

en verslagen van wetenschappelijke vergaderingen,<br />

met name die van de NOV. Naast verenigingsnieuws wordt<br />

ook aandacht besteed aan recent verschenen literatuur<br />

en proefschriften. Voorts worden congressen, symposia en<br />

workshops op het gebied van de orthopedie aangekondigd.<br />

Beweringen en meningen geuit in de artikelen en mededelingen<br />

in deze publikatie zijn die van de auteur(s) en niet<br />

(noodzakelijkerwijs) die van de redactie. Grote zorgvuldigheid<br />

wordt betracht bij de samenstelling van de artikelen.<br />

Fouten (in de gegevensverwerking) kunnen echter niet altijd<br />

<strong>voor</strong>komen worden. Met het oog hierop en omdat de ontwikkelingen<br />

in de medische wetenschap snel <strong>voor</strong>tschrijden,<br />

wordt de lezer aangeraden onafhankelijk inlichtingen in te<br />

winnen en/of onderzoek te verrichten wat betreft de<br />

vermelde diagnostische methoden, doseringen van medicijnen,<br />

enz. De redactie wijst elke verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid<br />

<strong>voor</strong> (de juistheid van) dergelijke gegevens<br />

van de hand en garandeert noch ondersteunt enig produkt of<br />

enige dienst geadverteerd in deze publikatie, noch staat de<br />

redactie garant <strong>voor</strong> enige door de vervaardiger van dergelijke<br />

produkten gedane bewering.<br />

Conform de richtlijnen van de Inspectie <strong>voor</strong> de Gezondheidszorg<br />

(sectie reclametoezicht) zijn reclame-uitingen<br />

<strong>voor</strong> en productinformatie van receptgeneesmiddelen<br />

door farmaceutische bedrijven in het <strong>Nederlands</strong><br />

<strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong> alleen gericht op personen<br />

die bevoegd zijn om de betreffende geneesmiddelen<br />

<strong>voor</strong> te schrijven.<br />

3 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong><br />

Polyethyleen slijtage van ongecementeerde cups -<br />

een analyse van 200 Mallory Head heupprotheses<br />

i<br />

www.ntv-orthopaedie.nl/vanderweegen1901/<br />

Walter van der Weegen, Shennah Austen, Dr. Thea Sijbesma en<br />

Henk J. Hoekstra<br />

Om de polyethyleen-slijtage en overleving van de Mallory Head heupprothese vast te stellen, hebben we een retrospectieve<br />

analyse uitgevoerd van 200 protheses. Alle protheses bestonden uit een poreus gecoate Ringloc acetabulaire<br />

component met een liner van conventioneel polyethyleen en een poreus gecoate femorale component met een 28 mm<br />

keramische kop. De primaire doelstelling van onze studie was na te gaan welk percentage van de protheses een hogere<br />

liner slijtage lieten zien dan de drempelwaarde van 0.2 mm/jaar. De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 54.6<br />

jaar. Bij een gemiddelde follow-up duur van 8.3 jaren was bij 54.3% van de liners de slijtage > 0.2 mm/ jaar en bij 96.3%<br />

van de liners > 0.1 mm/ jaar. De slijtage nam toe bij een grotere inclinatiehoek van de acetabulaire component. Zestien<br />

patiënten ondergingen revisiechirurgie en één patiënt is gepland <strong>voor</strong> revisiechirurgie. Tien van deze protheses werden<br />

gereviseerd <strong>voor</strong> slijtage of aseptische loslating. De totale overleving van de prothese na 12 jaar was 91.4% (95%-BI:<br />

85.9-94.5). Met alleen revisie vanwege slijtage als eindpunt was de overleving 95.7% (95%-BI: 91.6-97.9).<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

Inleiding<br />

Ongecementeerde heupprotheses zijn 40 jaar<br />

geleden ontwikkeld, na teleurstellende resultaten<br />

met gecementeerde heupimplantaten bij jonge,<br />

actieve patiënten. 1,2 Klinisch onderzoek naar ongecementeerde<br />

protheses is <strong>voor</strong>al gericht op de<br />

femorale component. 3-5 Recentelijk is er meer<br />

aandacht gekomen <strong>voor</strong> de overleving van de acetabulaire<br />

component, nadat verschillende studies<br />

overmatige slijtage van de polyethyleen (PE)<br />

liner hebben beschreven. 6-9 Overmatige slijtage<br />

kan leiden tot botresorptie rondom de prothese<br />

(osteolyse), waardoor een revisie noodzakelijk<br />

wordt. 10-12<br />

Ongecementeerde protheses verschillen sterk in<br />

design, maar hebben allen een cup met metalen<br />

buitenwand (“metal-backed”), meestal vervaardigd<br />

van een titanium legering. Deze buitenwand<br />

is noodzakelijk, omdat direct contact tussen bot en<br />

PE resulteert in osteolyse. 11,13,14 Deze cups zouden<br />

meer biocompatibel zijn door botingroei dankzij<br />

coatings (HA of poreus). Met de ontwikkeling van<br />

metal-backed cups werd een betere verdeling van<br />

krachten op de bot-prothese interface verwacht.<br />

Recente klinische studies laten echter juist meer<br />

stress shielding zien bij ongecementeerde cups<br />

dan bij gecementeerde cups. 15,16 Ook kan de liner<br />

Drs. W. van der Weegen, onderzoeker, Drs. S. Austen,<br />

arts-assistent niet in opleiding orthopedie,<br />

Dr. T. Sijbesma en Drs. H.J. Hoekstra,<br />

orthopedisch chirurgen,<br />

St. Anna Ziekenhuis, Postbus 90, 5660 AB Geldrop<br />

Correspondentie: W. van der Weegen<br />

E-mail: kog@st-anna.nl<br />

van metal-backed cups disloceren en roteren ten<br />

opzichte van de metalen buitenwand, waardoor<br />

extra slijtage partikels ontstaan, de zogenaamde<br />

“back-side” slijtage. 17-19 Er is geen consensus over<br />

de oorzaak van overmatige slijtage. Waarschijnlijk<br />

leiden verschillende factoren tot slijtage, zoals de<br />

wijze waarop het PE wordt geproduceerd en gesteriliseerd,<br />

de tijd tussen het fabriceren en de daadwerkelijke<br />

implantatie (de zogenaamde “shelf<br />

life”), de plaatsing van de acetabulaire component<br />

(inclinatie en anteversie) en het activiteitenniveau<br />

van de patiënt. In onze kliniek waren er<br />

zorgen over de frequentie waarin PE slijtage werd<br />

geobserveerd bij de ongecementeerde Mallory<br />

Head prothese. De femorale component van deze<br />

prothese kent een goede lange termijn survival<br />

met een laag revisiepercentage, maar naar de<br />

slijtage van conventioneel PE in metal-backed cups<br />

zijn weinig klinische studies gedaan. Yamamota<br />

et al. vond een gemiddelde liner slijtage van<br />

0.3 mm na 3 jaar, 0.55 mm na 5 jaar, oplopend tot<br />

0.7 mm na gemiddeld 6 jaar en 10 maanden (5.1<br />

– 10.1 jaar) bij de acetabulaire component van<br />

de Mallory Head prothese. 21 Kurtz concludeerde<br />

dat osteolyse ontstond bij een koppenetratie van<br />

> 0.1 mm/jaar, en dat er geen osteolyse optrad<br />

bij penetratie < 0.05 mm/jaar.9 Andere studies<br />

vonden dat osteolyse op trad bij een drempelwaarde<br />

van 0.1 – 0.2 mm/jaar. 21-23<br />

De primaire doelstelling van onze studie was na te<br />

gaan welk percentage van de protheses een hogere<br />

liner slijtage lieten zien dan de drempelwaarde<br />

van 0.2 mm/jaar. Secundaire doelstellingen waren<br />

het vaststellen van de frequentie van optredende<br />

osteolyse en het bepalen van de survival van de geïmplanteerde<br />

protheses.<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 4


■ Polyethyleen slijtage van ongecementeerde cups - een analyse van 200 Mallory Head heupprotheses<br />

Patiënten en methode<br />

De eerste 200, in onze kliniek geïmplanteerde,<br />

Mallory Head heupprotheses (Biomet Inc., Warsaw,<br />

USA) zijn retrospectief geanalyseerd. Deze protheses<br />

zijn geplaatst tussen november 1997 en september<br />

2002 door drie ervaren orthopaedische chirurgen.<br />

De gemiddelde follow up was 8.3 jaar (range: 8-13).<br />

Zie tabel 1 <strong>voor</strong> de patiëntkarakteristieken.<br />

contact meer. Daarmee waren 163 protheses<br />

(81.5%) beschikbaar <strong>voor</strong> analyse van PE-slijtage,<br />

en 200 protheses <strong>voor</strong> analyse van de survival.<br />

Liner slijtage is gemeten door op de antero-posterieure<br />

(AP) röntgenopname de tweedimensionale<br />

verplaatsing van de keramische kop ten opzichte<br />

van de liner te meten met PolyWare Pro 3D<br />

software (Draftware Inc. Vevay, USA). Zie figuur 1.<br />

Een steekproef van 10 metingen is gevalideerd door<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

Tabel 1. Patiëntkarakteristieken<br />

Mannen 98 (49%)<br />

Vrouwen 102 (51%)<br />

Leeftijd (jaren) 54.6 (range: 29-69)<br />

BMI (kg/m2) 26.9 (range: 17.6-37.5)<br />

Bilateraal 36 (18%)<br />

Diagnose: Artrose 187 (93.5%)<br />

Avasculaire necrose 11 (5.5%)<br />

Mediale collum fractuur 2 (1%)<br />

Bij alle procedures is een ongecementeerde, poreus<br />

gecoate femorale component gebruikt met een 28 mm<br />

keramische kop en een poreus gecoate Ringloc<br />

acetabulaire component. De liner was van conventioneel<br />

Ultra-High Molecular Weight Polyethyleen<br />

(UHMWPE) (ArCom ® , Biomet, Warsaw), geproduceerd<br />

middels compression molding en gesteriliseerd<br />

met gamma-straling in Argon gas. Liner dikte<br />

varieerde van 4.8 mm (cupmaat 48) tot 11.8 mm<br />

(cupmaat 62). De gemiddelde shelf life was vier<br />

maanden (range: 0-41). Alle protheses zijn via de<br />

posterolaterale benadering geplaatst.<br />

Alle in leven zijnde patiënten werden <strong>voor</strong> een poliklinische<br />

controle opgeroepen. Door middel van<br />

statusonderzoek zijn de diagnose, BMI, opnameduur,<br />

complicaties en details van de gebruikte componenten<br />

verzamelt. Per post is de Duke Activity<br />

Index opgestuurd om het activiteitenniveau in<br />

kaart te brengen (respons: 89%). 24 De Duke Activity<br />

Index bestaat uit 12 vragen over onder andere het<br />

<strong>voor</strong> zich zelf kunnen zorgen, (trap)lopen, werken<br />

in huis en in de tuin en sportdeelname. De uitkomst<br />

is significant gerelateerd aan het maximale zuurstofopname<br />

vermogen, en geeft zo het uithoudingsvermogen<br />

van de patiënt weer. De lost to<br />

follow up (LTFU) is zo laag mogelijk gehouden door<br />

adresgegevens via de huisarts, het internet of gemeentelijke<br />

administraties te achterhalen.<br />

Van de 200 heupprotheses waren er 37 lost to<br />

follow-up: negen patiënten zijn overleden, drie<br />

patiënten vertrokken naar het buitenland zonder<br />

achterlaten van een adres (vier protheses), van<br />

16 patiënten was de heupprothese gereviseerd<br />

en zeven patiënten (acht protheses) wilden geen<br />

Figuur 1. PolyWare Pro 3D meting.<br />

een ervaren medewerker van Draftware Inc..<br />

Voor de analyse werd een slijtage van < 0.2 mm/jaar<br />

als aanvaardbaar gezien. 21-23 Aanvullend is een<br />

sensitiviteitsanalyse gedaan met 0.1 mm/jaar als<br />

drempelwaarde. Correlatie-analyses zijn gedaan<br />

met leeftijd van de patiënt, BMI, activiteitenniveau,<br />

inclinatiehoek acetabulum, maat acetabulumcomponent,<br />

linerdikte en shelf life. Verschil in<br />

slijtage tussen mannen en vrouwen is met een ongepaarde<br />

t-toets getest. De Kaplan-Meier methode<br />

werd gebruikt om de survival van de prothese vast<br />

te stellen. Alle statistische analyses zijn gedaan<br />

met SPSS software (SPSS Statistics, versie 17.0, IBM<br />

corporation, Somers USA).<br />

Tenslotte zijn alle röntgenopnames beoordeeld op radiolucentie<br />

en osteolyse volgens de zones van DeLee<br />

en Charnley <strong>voor</strong> de acetabulaire component en de<br />

zones volgens Gruen <strong>voor</strong> de femorale component.<br />

Resultaten<br />

Slijtage en osteolyse<br />

Bij de beschikbare 163 protheses bleek de slijtage<br />

gemiddeld 0.2 mm/jaar te bedragen (range: 0.07 -<br />

0.5). Bij 53.4% van de liners (n=87) was de slijtage<br />

≥ 0.2 mm/jaar (figuur 2). Indien 0.1 mm/jaar als<br />

drempelwaarde werd gehanteerd, was er overmatige<br />

slijtage bij 96.3% van de liners (n=157). De<br />

correlatie-analyses zijn weergeven in tabel 2.<br />

5 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


Proven meets Innovation<br />

Introducing Signature Personalised<br />

Patient Care* with the Oxford Partial Knee<br />

The most widely used and clinically proven 1 partial knee system in the world, combined<br />

with an industry leading image-based approach to personalised patient care offers<br />

surgeons tools for preoperative planning and creation of patient-specific positioning<br />

guides designed to increase OR efficiency.<br />

Signature System Partial and Total Knee Applications Available Now. Only from Biomet.<br />

biomet.nl +31 786 292 929<br />

©2012 Biomet ® . All trademarks herein are the property of<br />

Biomet, Inc. or its subsidiaries unless otherwise indicated.<br />

0081.0 KW | soxnt<br />

*A collaborative partnership with Materialise N.V.<br />

1. Price, A. and Svard, U. A Second Decade Lifetable Survival Analysis of the Oxford<br />

Unicompartmental Knee Arthroplasty. Clinical Orthopaedics and Related Research.<br />

Published Online 13 August 2010.<br />

SM<br />

One Surgeon. One Patient.


■ Polyethyleen slijtage van ongecementeerde cups - een analyse van 200 Mallory Head heupprotheses<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

wear (mm/jaar)<br />

,50<br />

,40<br />

,30<br />

,20<br />

,10<br />

,00<br />

Tabel 2. Correlatie tussen gemeten slijtage en leeftijd,<br />

BMI, activiteitenniveau, inclinatiehoek, maat<br />

acetabulumcomponent, linerdikte en shelf life<br />

Subgroep analyse PE slijtage Correlatie p-waarde<br />

Leeftijd - 0.4 0.61<br />

BMI 0.056 0.48<br />

Activiteitenniveau 0.166 0.053<br />

Inclinatiehoek acetabulum 0.236 0.002*<br />

Maat acetabulumcomponent 0.156 0.046*<br />

Shelf life 0.065 0.41<br />

* significant<br />

Figuur 2. Boxplot slijtage in mm/jaar.<br />

De slijtage was bij mannen significant hoger dan bij<br />

vrouwen (respectievelijk gemiddeld 0.22 mm/jaar<br />

versus 0.19 mm/jaar, p: 0.02). Na gemiddeld 8.3<br />

jaar follow up, bleek gemiddeld 24.3% van de oorspronkelijke<br />

liner-dikte te zijn weg gesleten (range:<br />

10.7% – 42.7%). Door de behandelaar werd 41 keer<br />

(24.8%) het optreden van slijtage genoteerd, na<br />

gemiddeld 93 maanden (range: 40-120). Osteolyse<br />

werd vastgesteld bij vijf patiënten (tabel 3). De gemiddelde<br />

gemeten slijtage bij deze vijf patiënten<br />

was 0.22 mm/jaar (range: 0.19-0.26).<br />

Tabel 3. Radiologische observaties bij maximale<br />

follow-up van niet gereviseerde patiënten<br />

Osteolyse Aantal Percentage (%)<br />

Femorale component<br />

- Geen 160 98.2<br />

- Gruen zone 1 of 7 3 1.8<br />

- Gruen zone 2 – 6 0 0<br />

Acetabulaire component<br />

- Geen 158 96.9<br />

- DeLee & Charnley zone 1 2 1.2<br />

- DeLee & Charnley zone 2 2 1.2<br />

- DeLee & Charnley zone 3 1 0.6<br />

Revisies<br />

Van de 200 protheses waren er 16 gereviseerd<br />

en was één prothese gepland <strong>voor</strong> revisie (8.5%).<br />

Belangrijkste reden <strong>voor</strong> revisie was een symptomatische<br />

patiënt met slijtage van de liner zichtbaar<br />

op de röntgenfoto (10 revisies, 5%). Zie tabel 4 <strong>voor</strong><br />

een totaal overzicht en tabel 5 <strong>voor</strong> de slijtage gerelateerde<br />

revisies.<br />

Van de negen patiënten die een revisie hebben<br />

ondergaan vanwege slijtage, kon bij zeven<br />

patiënten worden volstaan met het wisselen van<br />

de PE liner. Bij twee hiervan bleek de liner los te<br />

zijn van de cup waarbij bij één patiënt metallose<br />

werd opgemerkt en bij de andere een fibreuze<br />

laag tussen cup en liner. Bij vier patiënten werd<br />

een botplastiek gedaan vanwege een acetabulaire<br />

cyste. De gemiddelde tijd tot revisie was 108<br />

maanden (range: 77 – 144) en de gemeten slijtage<br />

bij deze patiënten was gemiddeld 0.28 mm/jaar<br />

(range: 0.21 – 0.45).<br />

De survival van de prothese, ongeacht de reden<br />

Tabel 4. Overzicht revisieredenen<br />

Revisiereden N (%)<br />

Aseptische loslating cup of steel 1 (0.5)<br />

Liner wissel 9 (4.5)<br />

Luxatie cuprevisie 4 (2)<br />

Infectie 1 (0.5)<br />

Breuk keramische kop 1 (0.5)<br />

Totaal 16 (8)<br />

van revisie, was na 12 jaar follow up 91.4% (95%-BI:<br />

85.9-94.5). Indien revisie vanwege slijtage als<br />

eindpunt werd gebruikt, was de survival van de<br />

prothese na 12 jaar follow up 95.7% (95%-BI:<br />

91.6-97.9). Zie figuur 3 <strong>voor</strong> de Kaplan-Meier survivalcurve.<br />

Indien alle patiënten die lost to follow-up<br />

waren als gefaalde protheses werden gezien, was<br />

het ‘worst case’ faal scenario 18.5%.<br />

Discussie<br />

Onze studie laat zien dat het aantal protheses<br />

met een onacceptabele hoeveelheid slijtage van<br />

≥ 0.2 mm/jaar met erg hoog is (53.4%). Daarentegen<br />

6 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


Walter van der Weegen, Shennah Austen, Dr. Thea Sijbesma en Henk J. Hoekstra ■<br />

Tabel 5. Overzicht slijtage gerelateerde revisies<br />

Casus Maanden tot revisie Details<br />

1 77 Liner wissel, componenten goed gefixeerd<br />

2 104 Liner wissel, componenten goed gefixeerd<br />

3 107 Liner wissel, componenten goed gefixeerd<br />

4 107 Liner wissel, componenten goed gefixeerd<br />

5 109 Liner wissel, componenten goed gefixeerd<br />

6 109 Liner wissel, componenten goed gefixeerd<br />

7 110 Liner wissel, componenten goed gefixeerd<br />

8 144 Aseptische loslating cup<br />

9 Onbekend Gereviseerd ander ZH, patiënt overleden<br />

10 Gepland Slijtage, revisie gepland<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

is na 12 jaar het survivalpercentage met slijtage als<br />

eindpunt <strong>voor</strong>alsnog acceptabel (95.7%). Echter, van<br />

10 patiënten (12 protheses) kon niet meer worden<br />

achterhaald of er sprake was van overmatige slijtage<br />

met een eventuele revisie tot gevolg. Verontrustend<br />

is dat volgens de literatuur slijtage niet lineair is,<br />

maar <strong>voor</strong>al vanaf het 7 e -8 e jaar na de operatie<br />

toeneemt. 20,25 Hierdoor zou het aantal revisies<br />

vanwege acetabulair falen fors kunnen toenemen,<br />

zoals gerapporteerd door McLaughlin (65% na 16<br />

jaar) en Parvizi (20% na 11 jaar follow up) . 26,27<br />

Een mogelijke verklaring <strong>voor</strong> de gevonden hoeveelheid<br />

slijtage kan worden gevonden in de gebruikte<br />

materialen. Tijdens het sterilisatieproces ontstaan<br />

vrije radicalen die de eigenschappen van het PE<br />

zowel <strong>voor</strong> als na implantatie van de prothese beïnvloeden<br />

door te reageren met zuurstof. Hierdoor<br />

treedt versnelde slijtage op, wat mogelijk is te<br />

reduceren door het gebruik van highly crosslinked<br />

polyethyleen (HXLPE). Ten opzichte van conventioneel<br />

PE laat HXLPE een significante reductie van de<br />

koppenetratie en osteolyse zien. 28-31 Het is echter<br />

nog onduidelijk of op lange termijn radicalen die<br />

geen crosslinks hebben gevormd, alsnog vrij kunnen<br />

komen en oxidatie kunnen veroorzaken. Recent is<br />

hier<strong>voor</strong> vitamine E toegevoegd aan het PE om de<br />

vrije radicalen weg te vangen (E-poly). Hiervan zijn<br />

nog geen klinische slijtage-resultaten gepubliceerd.<br />

Slijtage is niet alleen afhankelijk van de gebruikte<br />

materialen maar multifactorieel bepaald. Zie tabel<br />

2. Uit onze studieresultaten bleek meer slijtage<br />

bij een steilere plaatsing van de cup en meer<br />

slijtage bij mannen. Dit komt overeen met eerdere<br />

studies. 20,32,33 Uit onze studieresultaten bleek ook<br />

meer slijtage op te treden bij een grotere maat cup.<br />

Dit is in tegenspraak met eerdere studies, zonder dat<br />

wij hier<strong>voor</strong> een verklaring hebben. Aanvankelijk<br />

dachten wij dat grotere cups moeilijker te plaatsen<br />

zouden zijn, met een steilere plaatsing tot gevolg.<br />

Er bleek echter in onze studiegroep geen significant<br />

verschil te zijn in inclinatiehoek tussen kleinere (≤<br />

54 mm) en grotere (≥ 56 mm) cupmaten (p = 0.352,<br />

95% CI: -1.4 – 4.3).<br />

Uit onze resultaten bleek geen relatie te bestaan<br />

tussen leeftijd, BMI, shelf life of activiteitenniveau<br />

en de gemeten slijtage. Dit in tegenstelling<br />

tot andere studies. 20,32,34 De heterogeniteit in<br />

aantallen en karakteristieken van de patiënten in<br />

deze studies is echter groot, waardoor mogelijk<br />

verschillen in resultaten zijn ontstaan. In onze<br />

studie was de shelf life erg kort (gemiddeld vier<br />

maanden). Mogelijk dat hierdoor geen relatie met<br />

slijtage was vast te stellen.<br />

De slijtage in alle hier<strong>voor</strong> gereviseerde patiënten<br />

was hoger dan de drempelwaarde van 0.2 mm/jaar.<br />

De meeste patiënten met een slijtage boven de<br />

drempelwaarde (82.5%) hadden geen cystevorming,<br />

lucentie, of zodanige klinische symptomen<br />

dat revisie werd overwogen. Waarschijnlijk is dit<br />

deels terug te voeren op het genetische profiel<br />

Figuur 3. Kaplan-Meier survivalcurve.<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 7


Best of<br />

both worlds<br />

heupspecialisten<br />

Best of both worlds<br />

<br />

<br />

<br />

Best of<br />

both worlds


Walter van der Weegen, Shennah Austen, Dr. Thea Sijbesma en Henk J. Hoekstra ■<br />

van de patiënt, dat de sterkte van de biologische<br />

respons op slijtagepartikels reguleert. 10,14 Verder<br />

is het opvallend dat door de behandelaar tijdens de<br />

klinische follow up veel minder vaak slijtage werd<br />

vastgesteld aan de hand van de röntgenfoto (24.8%<br />

van alle protheses) dan met gebruik van software<br />

als meetmethode tijdens deze studie (53.4% van de<br />

protheses bij een drempelwaarde op ≥ 0.2mm per<br />

jaar). Er is echter nog geen evidentie dat het routinematig<br />

gebruiken van slijtage-analyse software<br />

de <strong>voor</strong>keur heeft boven de klinische beoordeling<br />

van de röntgenfoto door de orthopeed.<br />

De door ons gemeten slijtage is vergelijkbaar met<br />

andere studies naar slijtage met metal-backed<br />

cups. 35,36 Opvallend is dat het aantal gevallen van<br />

aseptische loslating (0.5%) en osteolyse in onze<br />

studie gering is (5.5%), in vergelijking met andere<br />

studies. Deze studies hadden over het algemeen een<br />

langere follow up. Bij<strong>voor</strong>beeld Emms et al. vond<br />

17.1% osteolyse en een slijtage-gerelateerd revisiepercentage<br />

van 20% na 11.5 jaar. 7 Omdat we alleen<br />

de laatst beschikbare röntgenopname hebben geëvalueerd<br />

is er in onze studie waarschijnlijk geen<br />

lucentie maar wel osteolyse waargenomen. Dit<br />

kan enerzijds doordat (vroeg)tijdig tot revisie is<br />

overgegaan, anderzijds is door het retrospectieve<br />

karakter van onze studie aseptische loslating lastig<br />

te objectiveren. Een andere mogelijke verklaring<br />

is dat de osteointegratie bij de gebruikte coating<br />

zo effectief is, dat bij de revisie-operatie de acetabulaire<br />

component niet eenvoudig te verwijderen<br />

is, zelfs als er nog maar een klein oppervlak geïntegreerd<br />

is met het bot. Sterktes van onze studie<br />

zijn het grote aantal geïncludeerde protheses, het<br />

gebruik van een gevalideerde techniek om slijtage<br />

te meten en analyse van meerdere variabelen die<br />

van invloed kunnen zijn. De beperkingen zijn het<br />

retrospectieve design, het ontbreken van een controlegroep,<br />

de acceptabele maar niet geringe lost<br />

to follow up en de beperkte duur van de follow up.<br />

Gebaseerd op onze resultaten en de huidige literatuur<br />

vragen wij ons af of het gebruik van conventioneel<br />

PE in metal-backed acetabulaire cups nog langer<br />

verantwoord is. Een regelmatige follow up, juist<br />

op lange termijn, kan ernstige complicaties bij het<br />

gebruik van conventioneel PE <strong>voor</strong>komen. Onderzoek<br />

met een langere follow up dan 10 jaar is nodig om<br />

de veiligheid van conventioneel PE bij ongecementeerde<br />

totale heupprotheses verder te analyseren.<br />

Abstract<br />

To evaluate the annual wear rate and the survival of the<br />

Mallory Head hip prostheses we retrospectively analyzed 200<br />

of these prostheses. We used a porous coated Ringloc acetabular<br />

component with a conventional polyethylene liner<br />

and a porous coated femoral stem with a 28 mm ceramic<br />

femoral head. The primary objective of our study was to<br />

evaluate which percentage of the prostheses had a wear<br />

rate > 0.2 mm/year. Mean patient age was 54.6 years. At a<br />

mean follow up time of 8.3 years in 54.3% of the liners the<br />

wear rate was > 0.2 mm/ year and in 96.3% of the liners ><br />

0.1 mm/ year. The wear rate increased when the inclination<br />

of the acetabular component increased. Sixteen patients<br />

underwent revision surgery and one patient is planned for<br />

revision surgery. Ten of the prosthesis were revised for wear<br />

or aseptic loosening. The overall survival of the prosthesis<br />

after 12 years of follow up was 91.4% (95%-CI: 85.9-94.5).<br />

With revision for wear as endpoint, the survival was 95.7%<br />

(95%-CI: 91.6-97.9).<br />

Literatuur<br />

1. Beckenbaugh RD, Ilstrup DM. A review of three hundred<br />

and thirty-three cases with long follow-up. J Bone Joint<br />

Surg Am. 1978;60:306-313.<br />

2. Chandler HP, Reineck FT, Wixson RL, Mccarthy JC. Total<br />

hip replacement in patients younger than thirty years<br />

old . A five-year follow-up study. J Bone Joint Surg Am.<br />

1981 Dec;63(9):1426-34.<br />

3. Lombardi AV, Berend KR, Mallory TH, Skeels MD, Adams<br />

JB. Survivorship of 2000 tapered titanium porous plasma-sprayed<br />

femoral components. Clin Orthop Rel Res.<br />

2009;467(1):146-54.<br />

4. Mallory T. Minimal 10-year results of a tapered cementless<br />

femoral component in total hip arthroplasty. J<br />

Arthroplasty. 2001;16(8):49-54.<br />

5. Gosens T. The Mallory-Head hydroxyapatite coated<br />

femoral component, 1e druk. Goirle, Em. De Jong B.V.,<br />

2004<br />

6. Hallan G, Dybvik E, Furnes O, Havelin LI. Metal-backed<br />

acetabular components with conventional polyethylene:<br />

a review of 9113 primary components with a follow-up<br />

of 20 years. J Bone Joint Surg Br. 2010;92(2):196-201.<br />

7. Emms NW, Stockley I, Hamer a J, Wilkinson JM.<br />

Long-term outcome of a cementless, hemispherical,<br />

press-fit acetabular component: survivorship analysis<br />

and dose-respons relationship to linear polyethylene<br />

wear. J Bone Joint Surg Br. 2010;92(6):856-61.<br />

8. Blacha J. High osteolysis and revision rate with the<br />

hydroxyapatite-coated ABG hip prostheses: 65 hips in<br />

56 young patients followed for 5-9 years. Acta Orthop<br />

Scand. 2004;75(3):276-82.<br />

9. Kurtz SM. UHMWPE Biomaterials Handbook: Ultra<br />

High Molecular Weight Polyethylene in Total Joint<br />

Replacement and Medical Deviceses. Second edi. New<br />

York: Academic Press; 2009.<br />

10. Gallo J, Raška M, Mrázek F, Petřek M. Bone Remodeling,<br />

Particle Disease and Individual Susceptibility to<br />

Periprosthetic Osteolysis. Physiol Res. 2008;57(3):339-49.<br />

11. Ingham E, Fisher J. The role of macrophages in osteolysis<br />

of total joint replacement. Biomaterials. 2005;26:1271-<br />

1286.<br />

12. Wilkinson JM, Hamer AJ, Stockley I, Eastell R.<br />

Polyethylene wear rate and osteolysis : critical threshold<br />

versus continuous dose – response relationship. J Orthop<br />

Res. 2005;23:520-525.<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 8


■ Polyethyleen slijtage van ongecementeerde cups - een analyse van 200 Mallory Head heupprotheses<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

13. Ren P-G, Irani A, Huang Z, et al. Continuous Infusion<br />

of UHMWPE Particles Induces Increased Bone<br />

Macrophages and Osteolysis. Clin Orthop Relat Res. 2011<br />

Jan;469(1):113-22.<br />

14. Gordon A, Greenfield EM, Eastell R, Kiss-toth E, Wilkinson<br />

JM. Individual Susceptibility to Periprosthetic Osteolysis<br />

Is Associated with Altered Patterns of Innate Immune<br />

Gene Expression in Response to Pro-Inflammatory<br />

Stimuli. J Orthop Res. 2010 ;28(9):1127-35.<br />

15. Mueller LA, Schmidt R, Ehrmann C, et al. Modes of<br />

Periacetabular Load Transfer to Cortical and Cancellous<br />

Bone after Cemented versus Uncemented Total Hip<br />

Arthroplasty : A Prospective Study Using Computed<br />

Tomography-Assisted Osteodensitometry. J Orthop Res.<br />

2009;27(2):176-82.<br />

16. Digas G, Kärrholm J, Thanner J. Different loss of BMD<br />

using uncemented press-fit and whole polyethylene<br />

cups fixed with cement Repeated DXA studies in 96<br />

hips randomized to 3 types of fixation. Acta Orthop.<br />

2006;77(2):218-226.<br />

17. Barrack RL, Folgueras A, Munn B, Tvetden D, Sharkey P.<br />

Pelvic lysis and polyethylene wear at 5-8 years in a uncemented<br />

total hip. Clin Orthop Relat Res. 1997;(335):211-<br />

217.<br />

18. Krieg AH, Speth BM. Backside volumetric change in the<br />

polyethylene of uncemented acetabular components. J<br />

Bone Joint Surg Br. 2009;91(8):1037-1043.<br />

19. Nieuwenhuis JJ, Malefijt JDEWAAL, Hendriks JCM,<br />

Gosens T, Bonnet M. Unsatisfactory results with the<br />

cementless Omnifit acetabular component due to polyethylene<br />

and severe osteolysis. Acta Orthop Belg.<br />

2005;71(3):294-302.<br />

20. Yamamoto K, Imakiire A, Shishido T, et al. Cementless<br />

total hip arthroplasty using porous-coated Biomet acetabular<br />

cups ( Hexloc and Ringloc types ). J Orthop Sci.<br />

2003;8(5):657-63.<br />

21. Dowd JE, Sychterz CJ, Young AM, Engh CA.<br />

Characterization of Long-Term Femoral-Head-<br />

Penetration Rates : Association with and Prediction<br />

of Osteolysis Characterization of Long-Term Femoral-<br />

Head-Penetration Rates. J Bone Joint Surg Am. 2000;82-<br />

A(8):1102-7.<br />

22. Dumbleton JH, Manley MT, Edidin AA. A literature review<br />

of the association between wear rate and osteolysis in<br />

total hip arthroplasty. J Arthroplasty. 2002;17(5):649-61.<br />

23. Sochart DH. Relationship of acetabular wear to osteolysis<br />

and loosening in total hip arthroplasty. Clin Orthop<br />

Relat Res. 1999;(363):135-150.<br />

24. Hlatky MA, Boineau RE, Higginbotham MB, et al. A brief<br />

self-administered questionnaire to determine functional<br />

capacity (the Duke Activity Status Index). The American<br />

journal of cardiology. 1989;64(10):651-4.<br />

25. Sychterz CJ, Engh CA, Shah N, Engh CA. Radiographic<br />

Evaluation of Penetration by the Femoral Head into the<br />

Polyethylene Liner over Time. J Bone Joint Surg Am.<br />

1997;79:1040-6.<br />

26. McLaughlin JR, Lee KR. Total Hip Arthroplasty With an<br />

Uncemented Tapered Femoral Component in Patients<br />

Younger than 50 Years. J Arthroplasty. 2011 Jan;26(1):9-<br />

15.<br />

27. Parvizi J, Keisu KS, Hozack WJ, Sharkey PF, Rothman<br />

RH. Primary total hip arthroplasty with an uncemented<br />

femoral component: a long-term study of the Taperloc<br />

stem. J Arthroplasty. 2004 Feb;19(2):151-6.<br />

28. Kawate K, Ohmura T, Kawahara I, et al. Differences<br />

in highly cross-linked polyethylene wear between<br />

zirconia and cobalt-chromium femoral heads in<br />

Japanese patients: a prospective, randomized study. J<br />

Arthroplasty. 2009;24(8):1221-4.<br />

29. McCalden RW, MacDonald SJ, Rorabeck CH, et al. Wear<br />

rate of highly cross-linked polyethylene in total hip arthroplasty.<br />

A randomized controlled trial. J Bone Joint<br />

Surg Am. 2009;91(4):773-82.<br />

30. Rajadhyaksha AD, Brotea C, Cheung Y, et al. Five-year<br />

comparative study of highly cross-linked (crossfire)<br />

and traditional polyethylene. J Arthroplasty.<br />

2009;24(2):161-7.<br />

31. Mu Z, Tian J, Wu T, Yang J, Pei F. A systematic review of<br />

radiological outcomes of highly cross-linked polyethylene<br />

versus conventional polyethylene in total hip arthroplasty.<br />

Int Orthop. 2009;33(3):599-604.<br />

32. Bjerkholt H, Høvik O, Reikerås O. Direct comparison of<br />

polyethylene wear in cemented and uncemented acetabular<br />

cups. J Orthop Traumatol. 2010 Sep;11(3):155-8..<br />

33. Garcia-Rey E, Garcia-Cimbrelo E. Long-term results<br />

of uncemented acetabular cups with an ACS polyethylene<br />

liner. a 14-16-year follow-up study. Int Orthop.<br />

2007;31(2):205-10.<br />

34. Röder C, Bach B, Berry DJ, et al. Case-Control Study of<br />

4420 Patients Obesity , Age , Sex , Diagnosis , and Fixation<br />

Mode Differently Affect Early Cup Failure in Total Hip<br />

Arthroplasty. J Bone Joint Surg Am. 2010;92:1954-63.<br />

35. Emerson RH, Sanders SB, Head WC, Higgins L. Effect<br />

of Circumferential Plasma-Spray Porous Coating on the<br />

Rate of Femoral Osteolysis After Total Hip Arthroplasty.<br />

J Bone Joint Surg Am. 1999;81:1291-8.<br />

36. Martell JM, Verner JJ, Incavo SJ. Clinical performance<br />

of a highly cross-linked polyethylene at two years in<br />

total hip arthroplasty: a randomized prospective trial.<br />

J Arthroplasty. 2003;18(7 Suppl 1):55-9.<br />

9 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong><br />

De habituele heupluxant<br />

i<br />

www.ntv-orthopaedie.nl/goosen1901/<br />

Jon H.M. Goosen en Arno M. Ten Ham<br />

Habituele heupluxaties, met name naar anterieur, komen zelden <strong>voor</strong>. Meestal wordt deze afwijking geasscocieerd met<br />

een ligamentaire laxiteit of congenitale heupdysplasie. De behandeling hangt grofweg af van de etiologie van de luxatie<br />

en de aanwezigheid van pijn en /of functiebeperking. In deze casusbeschrijving presenteren wij een 10-jarige jongen<br />

met een habituele en vrijwillige anterieure heupluxatie, veroorzaakt door een acetabulaire dysplasie.<br />

Inleiding<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

Het habitueel luxeren van het heupgewricht<br />

komt zelden <strong>voor</strong>. Meestal zijn het posterieure<br />

luxaties. 4,6-8,11,13 Habituele anterieure heupluxaties<br />

komen nog minder vaak <strong>voor</strong>. 5,10,12,14<br />

Habituele luxaties worden meestal geassocieerd<br />

met aandoeningen, waarbij een significante ligamentaire<br />

laxiteit of acetabulaire dysplasie gezien<br />

wordt. 7 De behandeling kan worden onderverdeeld<br />

in chirurgisch en niet-chirurgisch en is afhankelijk<br />

van de soort luxatie, het <strong>voor</strong>komen van beperkingen,<br />

pijn en anatomische afwijkingen. 7,10 We beschrijven<br />

een case-report over een vrijwillige anterieure<br />

heupluxatie bij een ernstige acetabulaire<br />

dysplasie.<br />

Ziektegeschiedenis<br />

Figuur 1a. Anteroposterieure opname van het bekken:<br />

De Center-Edge hoeken zijn beiderzijds 30 graden wat<br />

iets onder de norm is.<br />

Een 10-jarige jongen presenteert zich met een merkwaardig<br />

probleem van zijn rechter heup op onze polikliniek<br />

nadat hij was doorverwezen door een kliniek in België. Hij<br />

verklaart dat hij zijn heup zelf “uit de kom” kan trekken.<br />

Tevens heeft hij last van een per ongeluk “uit de kom schietende”<br />

heup met voetballen. Hij heeft geen pijnklachten<br />

of functiebeperkingen van de heup. Er is sprake geweest<br />

van een stuitbevalling. Een echografische screening van de<br />

heupjes toonde kort na de geboorte geen afwijkingen.<br />

Bij lichamelijk onderzoek is sprake van een door twee<br />

doktoren (JHMG en ATH) objectiveerbare, naar anterieur<br />

luxerende heup, die de jongen zelf kan opwekken. Dit doet<br />

hij zonder pijnklachten en kan er zelfs om lachen. Als de<br />

heup weer “goed zit” is er een exorotatie van 90 en endorotatie<br />

van 45 graden beiderzijds. De flexie is 130 en extensie<br />

20 graden beiderzijds. Geen tekenen van een “snapping<br />

hip” op basis van iliopsoas impingement.<br />

Dr. Jon H.M. Goosen, AIOS orthopedie en<br />

Drs. Arno M. Ten Ham, orthopedisch chirurg,<br />

Kindercentrum, Sint Maartenskliniek, Postbus 9011,<br />

6500 GM Nijmegen.<br />

Correspondentie: Dr. Jon H.M. Goosen<br />

Email: jongoosen@yahoo.com<br />

Figuur 1b. Laterale opname van het heupgewricht:<br />

Hierop is een marginale <strong>voor</strong>ste en achterste<br />

acetabulumwand te zien.<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 10


■ De habituele heupluxant<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

Figuur 2. CT bekken: Duidelijk te zien is een anterieure<br />

wanddysplasie met een ASA hoek van 44 graden rechts<br />

en 56 graden links (normaal 60 ± 6 graden 2 ). Tevens is<br />

er een defect van de posterieure wand zichtbaar.<br />

De PASA hoek is rechts 67 en links 71 graden (normaal<br />

105 ±8 graden 2 ).<br />

Röntgenonderzoek van het bekken laat een forse anterieure<br />

wanddysplasie zien van het rechter acetabulum. De Center-<br />

Edge hoeken zijn beiderzijds 30 graden (normaal


ARCOXIA HEEFT EEN BREED INDICATIEGEBIED<br />

ARCOXIA is geïndiceerd <strong>voor</strong> de symptomatische pijnverlichting van:<br />

<br />

30 mg en 60 mg<br />

<br />

<br />

90 mg<br />

<br />

120 mg a<br />

1 TABLET, ÉÉNMAAL DAAGS.<br />

De dosis <strong>voor</strong> elke indicatie is de maximale aanbevolen dagelijkse dosis,<br />

behalve <strong>voor</strong> artrose, waar<strong>voor</strong> de maximale aanbevolen dagelijkse dosis 60 mg is.<br />

a.<br />

Arcoxia 120 mg moet alleen <strong>voor</strong> de acute symptomatische periode worden gebruikt<br />

(maximaal 8 dagen).<br />

THE POWER TO MOVE YOU<br />

Postbus 581, 2003 PC Haarlem. Tel. 0800-9999000<br />

E-mail: medicalinfo.nl@merck.com, www.msd.nl, www.univadis.nl<br />

Raadpleeg de volledige productinformatie (SPC) elders<br />

in dit tijdschrift alvorens het product <strong>voor</strong> te schrijven.<br />

0712ACX11NL1355J0711


■ De habituele heupluxant<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

Figuur 5a. CT bekken, reconstructie: Hierop<br />

zijn de anterieure en posterieure acetbalumwand-<br />

defecten goed zichtbaar.<br />

Ahmadi et al 7 maakten een classificatie van dit<br />

fenomeen. Zij maakten onderscheid tussen 1. recidiverende<br />

luxaties (posttraumatisch, niet-vrijwillig),<br />

2. vrijwillige luxaties, geassocieerd met een<br />

ligamentaire laxiteit, dysplasie of een neurologische<br />

aandoening en 3. vrijwillige luxaties zonder<br />

aanwijsbare oorzaken. De luxaties zijn in alle<br />

groepen in de overgrote gevallen naar posterieur.<br />

Over het al dan niet aanwezig zijn van pijnklachten<br />

of functie beperkingen wordt niet gesproken. Ten<br />

aanzien van de heupluxaties die zowel in de eerste<br />

als tweede groep (zoals beschreven patiënt) vallen,<br />

worden meestal operatieve behandelingen gerapporteerd,<br />

respectievelijk een kapsel-plastiek met<br />

een innominate osteotomie van het bekken met<br />

allen goede resultaten. 6-8 De luxaties in de laatste<br />

groep zijn meestal het gevolg van een psychisch<br />

onderliggende oorzaak en een niet-chirurgische<br />

behandeling is de <strong>voor</strong>naamste optie. 6,7 Dit komt<br />

overeen met vrijwillige schouderluxanten zonder<br />

duidelijke anatomische afwijkingen, waarbij is<br />

duidelijk dat een niet-operatief beleid de <strong>voor</strong>keur<br />

heeft. Goede langetermijnsresultaten zijn bij deze<br />

strategie beschreven. 9<br />

Luxaties kunnen in veel mindere mate ook naar<br />

anterieur <strong>voor</strong>komen. In de beperkte casusbeschrijvingen<br />

worden met betrekking tot de habituele<br />

anterieure luxaties verschillende behandelingen<br />

beschreven met allen goede tot redelijke resultaten.<br />

Beaty et al postuleren in een review dat<br />

bij evidente ossale afwijkingen, zoals beschreven<br />

in onze casus, chirurgische behandeling dient te<br />

worden overwogen als er pijnklachten en/of functiebeperkingen<br />

optreden. Afhankelijk van de anatomische<br />

afwijkingen aan acetabulum of proximale<br />

femur zou volgens deze auteurs in dergelijk geval<br />

gekozen moeten worden <strong>voor</strong> een bekken en/of<br />

femurosteotomie al dan niet in combinatie met<br />

een kapselplastiek. 10 Haddad et al verrichtten een<br />

Figuur 5b. CT bekken, reconstructie<br />

bij geluxeerde toestand.<br />

innominate osteotomie van het bekken bij een<br />

pijnlijke anterieure luxant met een <strong>voor</strong>wanddefect.<br />

5 De patiënt was na drie jaar tevreden. Moon<br />

et al verrichten een intertrochantaire osteotomie<br />

van het femur bij een 5-jarig kind met goede korte<br />

termijnsresultaten. 11 Zielinski et al beschrijven<br />

een bilateraal vrijwillig anterieur luxerende heup<br />

bij een kind met het Aarskog syndroom met ligamentaire<br />

laxiteit. Zij verrichtten gestageerd een<br />

bilaterale variserende deroterende femur osteotomiën<br />

en een acetabulum osteotomie beiderzijds<br />

volgens Dega. 12 De rest beschrijft een conservatieve<br />

behandeling bij luxanten met anterieure wanddysplasie<br />

met het advies niet vrijwillig te luxeren<br />

met goede resultaten op het gebied van pijn en reluxeren.<br />

13,14<br />

In het geval van onze beschreven patiënt is er sprake<br />

van een vrijwillige, anterieure habituele heupluxatie<br />

met een ernstige acetabulaire dysplasie en<br />

een matige anteversie van het proximale femur.<br />

Volgens de classificatie van Ahmadi 7 valt hij in<br />

groep 2, waarbij gedacht moet worden aan een<br />

chirurgische interventie. Er is echter geen sprake<br />

van pijnklachten of functie beperking, waardoor<br />

volgens het artikel van Beaty et al 10 weer terughoudend<br />

met chirurgische oplossingen omgesprongen<br />

moet worden. In een uitgebreide review over<br />

het wel of niet verrichten van acetabulaire en/of<br />

femorale correcties bij acetabulaire dysplasie komt<br />

de aan- of afwezigheid van pijn en functiebeperkingen<br />

duidelijk naar voren als belangrijke beslisfactor.<br />

15 Hier komt bij dat een eventuele chirurgische<br />

oplossing <strong>voor</strong> onze patiënt zeker niet eenvoudig<br />

is, gezien de gecombineerde <strong>voor</strong>- en achterwand<br />

defecten. Hierdoor lossen we bij een acetabulaire<br />

ingreep het ene defect op door een groter defect<br />

aan de andere zijde te creeëren met alle mogelijke<br />

gevolgen van dien. Een femorale retroverterende<br />

osteotomie kan, buiten de mogelijke standaard<br />

12 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


Jon H.M. Goosen en Arno M. Ten Ham ■<br />

complicaties, door de matige posterieure acetabulumwand<br />

posterieure luxaties veroorzaken. Gezien<br />

de afwezigheid van functionele beperkingen, pijnklachten<br />

en een heldere chirurgische oplossing,<br />

almede het gemis aan duidelijke bewezen richtlijnen<br />

in de literatuur hebben we besloten niet<br />

<strong>voor</strong> een operatieve behandeling te kiezen maar<br />

instructies gegeven niet vrijwillig te luxeren en uitlokkende<br />

momenten te vermijden.<br />

Abstract<br />

Habitual anterior dislocation of the hip is extremely rare.<br />

Mostly, this phenomenon is associated with conditions<br />

with ligamentous laxity or congenital dysplasia of the hip.<br />

Treatment depends on the etiology of the luxation and the<br />

presence of pain or functional impairment. We present a ten<br />

year old boy with a habitual and voluntary anterior luxation<br />

of the hip joint, caused by an acetabular dysplasia.<br />

Literatuur<br />

1. Fredensborg N. The CE angle of normal hips. Acta Orthop<br />

Scand 1976; 47: 403-5<br />

2. Anda S. Acetabular dysplasia in the adolescent and<br />

young adult. Clin Orthop Relat Res 1993; 286: 308-10.<br />

3. Tayton E. Femoral anteversion. A necessary angle or<br />

an evolutionary vestige J Bone Joint Surg Br 2007; 89:<br />

1283-8.<br />

4. Packer JW, Lefkowitz LA, Ryder CT. Habitual dislocation<br />

of the hip treated by innominate osteotomy. A report of<br />

three cases. Clin Orthop Rel Res 1972; 83: 184-9.<br />

5. Haddad RJ, Drez D. Voluntary recurrent anterior dislocation<br />

of the hip. A case report. J Bone Joint Surg Am<br />

1974; 56: 419-22.<br />

6. Herring JA. Instructional case. J Pediatr Orthop 1981; 1:<br />

101-5.<br />

7. Ahmadi B, Harkess JW. Habitual dislocation of the hip:<br />

a new, simple classification and report of a case. Clin<br />

Orthop Rel Res 1983; 175: 209-12.<br />

8. Sullivan CR, Bickel WH, Lipscomb PR. Recurrent dislocation<br />

of the hip. J Bone Joint Surg 1955; 37: 1266.<br />

9. Huber H, Gerber C. Voluntary subluxation of the shoulder<br />

in children. A long term follow-up study of 36 shoulders.<br />

J Bone Joint Surg Br 1994; 76: 118-22.<br />

10. Beaty JH, Sloan M. Recurrent voluntary anterior dislocation<br />

of the hip: case report and review of the literature.<br />

J Ped Orthop 1989; 9: 331-4.<br />

11. Moon MS, Sun DH, Moon YW. Habitual voluntary dislocation<br />

of the hip in a child. A case report. Int Orthop 1996;<br />

20: 330-2.<br />

12. Zielinski JA, Pack LL. Bilateral anterior hip dislocation in<br />

a child with Aarskog syndrome: a case report. J Pediatr<br />

Orthop 2008; 28: 729-32.<br />

13. Iwamoto Y, Katsuki I, Eguchi M, Oishi T, Sugioka Y, Sasaki<br />

K. Voluntary dislocation of both hips in a child. A case<br />

report. Int Orthop 1989; 13: 283-5.<br />

14. Agashe MV, Mehta R, Aroojis AJ. Habitual anterior dislocation<br />

of the hip in cerebral palsy: a case report. J Ped<br />

Orthop B 2001; 19 (epub).<br />

15. Turgeon TR, Phillips W, Kantor SR, Santore RF. The role<br />

of acetabular and femoral osteotomies in reconstructive<br />

surgery of the hip. 2005 and beyond. Clin Orthop Rel Res<br />

2005; 441: 188-99.<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

VERKORTE PRODUCTINFORMATIE<br />

ARCOXIA ® 30 mg, 60 mg, 90 mg, 120 mg filmomhulde tabletten<br />

Samenstelling: 30, 60, 90 of 120 mg etoricoxib.<br />

Farmacotherapeutische groep: Farmacotherapeutische categorie:<br />

anti-inflammatoire en antireumatische producten, niet-steroïden, coxibs,<br />

ATC Code: MO1 AH05<br />

Indicaties: Symptomatische verlichting van artrose, reumatoïde artritis<br />

(RA), spondylitis ankylopoetica en de pijn en verschijnselen van ontsteking<br />

bij acute jichtartritis. De beslissing om een selectieve COX-2-remmer <strong>voor</strong><br />

te schrijven dient gebaseerd zijn op een beoordeling van het totale risico<br />

van de individuele patiënt.<br />

Contra-indicaties: Overgevoeligheid <strong>voor</strong> het werkzame bestanddeel<br />

of <strong>voor</strong> één van de hulpstoffen; actief ulcus pepticum of GI-bloeding;<br />

patiëntenbij wie bronchospasmen, acute rhinitis, neuspoliepen,<br />

angioneurotisch oedeem, urticaria, of allergie-achtige reacties zijn<br />

opgetreden na gebruik van acetylsalicylzuur of NSAIDs, waaronder<br />

COX-2-remmers; zwangerschap en borstvoeding; ernstige leverdisfunctie<br />

(Child-Pugh-score ≥ 10); een geschatte creatinineklaring


you are a shoulder expert. so are we.<br />

Tornier, the leader in shoulder arthroplasty, continues the product<br />

design evolution of anatomic shoulder joint replacement.<br />

Introducing Simpliciti Stemless Total Shoulder<br />

delivering unparalleled choice for the results<br />

that you and your patients expect.<br />

www.tornier.nl<br />

Olivier van Noortstraat 4<br />

3124 LA Schiedam<br />

Phone +31 10 4718888<br />

Fax +31 10 4718156<br />

E-mail info@tornier.nl<br />

www.tornier.nl


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong><br />

Een bilaterale carpale coalitie bij twee patiënten -<br />

casuïstiek en beschrijving van de literatuur<br />

G. Joris L. de Kort, Sjoerd Kaarsemaker en André van Ooij<br />

Een carpale coalitie is een zeldzame aandoening die meestal bij toeval wordt vastgesteld. Wij beschrijven twee<br />

patiënten met een bilaterale carpale coalitie, een coalitie tussen het os lunatum en os triquetrum en een coalitie<br />

tussen het os scaphoïdeum en os trapezium. Ook bespreken wij de literatuur over dit onderwerp.<br />

Vol<br />

19<br />

Inleiding<br />

Bij een normale embryonale ontwikkeling ontstaat<br />

<strong>voor</strong> de tiende week een scheiding tussen de<br />

carpalia ten gevolge van een splitsing van de<br />

aanwezige <strong>voor</strong>loper kraakbeencellen. Hierdoor<br />

wordt het gewrichtsoppervlak gevormd. De term<br />

coalitie suggereert dat het een later ontstane<br />

fusie van het aangedane gewricht is. Echter, er<br />

is sprake van een congenitale carpale coalitie<br />

wanneer de scheiding tussen twee carpalia is<br />

uitgebleven. 1 Minder vaak ontstaat een coalitie<br />

op latere leeftijd, ten gevolge van een trauma<br />

of infectie. 2 Deze verworven coalitie wordt een<br />

ankylose genoemd.<br />

Er bestaan zowel volledige als onvolledige coalities.<br />

Een volledige coalitie is een geheel ossale verbinding<br />

tussen de carpalia. Bij een onvolledige coalitie<br />

bevindt zich kraakbenig of fibreus weefsel tussen<br />

de carpalia, waarbij er een gedeeltelijke ossale<br />

verbinding aanwezig kan zijn.<br />

De prevalentie van carpale coalities varieert in<br />

grote mate tussen verschillende bevolkingsgroepen.<br />

Bij mensen van Afrikaanse afkomst wordt een<br />

carpale coalitie ongeveer 100 keer vaker vastgesteld<br />

in vergelijking tot personen van Kaukasische<br />

afkomst, met een prevalentie van respectievelijk<br />

10% en 0.1%. 1 Daarnaast bestaat er een predispositie<br />

<strong>voor</strong> vrouwen, waarbij de verhouding<br />

vrouw:man ongeveer 2:1 bedraagt. 3 In kadaver<br />

studies is een hogere prevalentie van carpale<br />

coalities beschreven. Doordat carpale coalities<br />

vaak asymptomatisch zijn, is de prevalentie in de<br />

algemene bevolking mogelijk hoger. 4<br />

Drs. G.J.L. de Kort, AIOS orthopedie,<br />

Drs. S. Kaarsemaker en Dr. A. van Ooij,<br />

orthopedisch chirurgen,<br />

afdeling Orthopedie, VieCuri Medisch Centrum,<br />

Tegelseweg 210, 5912 BL Venlo<br />

Correspondentie: drs. G.J.L. de Kort<br />

E-mail: jorisdekort@hotmail.com<br />

Ziektegeschiedenis<br />

Casus 1<br />

Een 20-jarige vrouw presenteerde zich op de polikliniek orthopedie<br />

met sinds enkele maanden bestaande pijn ter<br />

plaatse van haar rechter pols. Patiënte gaf aan de pijn te<br />

ervaren rondom het os lunatum. De pijn ontstond met name<br />

na langdurig gebruik van de computer. Er was geen sprake van<br />

roodheid, zwelling of tintelingen en er had geen trauma plaatsgevonden.<br />

Patiënte was rechtshandig en had geen klachten<br />

van haar linker pols. De <strong>voor</strong>geschiedenis was blanco.<br />

Inspectie liet geen afwijkingen zien en de functie van<br />

handen, polsen en ellebogen was normaal. De kracht in de<br />

handen was goed. Er was geen drukpijn ter plaatse van het<br />

DRU-gewricht, TFCC of ter plaatse van de carpalia. Er waren<br />

geen pijnklachten op te wekken bij lichamelijk onderzoek.<br />

Röntgenfoto`s van pols, hand en elleboog toonden een<br />

volledig ossale coalitie tussen het os lunatum en os triquetrum<br />

beiderzijds. Een CT-scan van de rechter pols bevestigde<br />

de diagnose. Andere afwijkingen, zoals tekenen van<br />

degeneratie, werden niet gezien (figuur 1).<br />

Figuur 1. A en B: Coalitie tussen het lunatum en<br />

triquetrum links en rechts, Minnaar type 3.<br />

Patiënte kreeg een afneembare brace aangemeten ter ondersteuning<br />

van de pols bij belastende werkzaamheden.<br />

Bij pijnklachten gaf de brace een goede verlichting van de<br />

pijn, patiënte droeg deze brace regelmatig.<br />

Casus 2<br />

Een 20-jarige patiënte werd verwezen naar de polikliniek<br />

in verband met polsklachten links. Tijdens haar werk in de<br />

mrt<br />

’12<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 14


■ Een bilaterale carpale coalitie bij twee patiënten - casuïstiek en beschrijving van de literatuur<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

kinderopvang en in de supermarkt had zij pijnklachten aan<br />

de radiale zijde van haar pols. Haar klachten bestonden al<br />

langere tijd en waren spontaan ontstaan. Aan de rechter<br />

zijde had zij geen klachten.<br />

Bij lichamelijk onderzoek waren er geen afwijkingen bij<br />

inspectie. Er was een volledige en symmetrische functie<br />

van de linker en rechter pols. Er was een afwezige flexie<br />

in het interphalangeale gewricht van digitus 1 beiderzijds.<br />

Drukpijn ter plaatse van de tabatière anatomique was<br />

aanwezig.<br />

Röntgenfoto`s en CT-scan werden van beide polsen verricht.<br />

De linker pols toonde een coalitie tussen het scaphoid en<br />

het trapezium. De gewrichtspleet was versmald, er waren<br />

subchondrale cysten aanwezig en er was een kleine benige<br />

overbrugging. De rechter pols toonde op dezelfde lokatie<br />

ook gewrichtsspleet versmalling en subchondrale cysten,<br />

maar zonder benige overbrugging. Verder waren er geen<br />

ossale afwijkingen. Ter plaatse van het interphalangeale<br />

gewricht van digitus 1 beiderzijds werd geen afwijking<br />

gezien. Waarschijnlijk betrof de afwezige flexie een congenitale<br />

afwijking.<br />

Gezien de persisterende klachten werd besloten tot een arthrodese<br />

van het scaphoid en het trapezium ter plaatse van<br />

de linker pols. Met behulp van klein fragment LCP werd een<br />

osteosynthese met botplastiek verricht. Dit had goed effect<br />

op de pijnklachten, echter een langdurige follow-up heeft<br />

nog niet plaatsgevonden.<br />

Figuur 2. A: Coalitie tussen het scaphoid en het trapezium,<br />

Minnaar type 2 B: Na arthrodese middels LCP.<br />

Discussie<br />

Volgens de classificatie van Minnaar zijn lunatumtriquetrum<br />

coalities onder te verdelen in 4 typen,<br />

afhankelijk van de mate van fusie tussen de carpalia.<br />

5 Type 1 lijkt op een pseudartrose, waarbij<br />

een cartilagineuze of fibreuze fusie is gevormd.<br />

Type 2 betreft een partieel ossale fusie. Type 3 is<br />

een totale ossale fusie en kan ook een synostose<br />

genoemd worden. Van type 4 wordt gesproken<br />

wanneer de ossale fusie in combinatie met andere<br />

carpale anomalieën <strong>voor</strong>komt. In de eerste casus<br />

is er sprake van een type 3 carpale coalitie. In<br />

de tweede casus betreft het een type 2 carpale<br />

coalitie.<br />

Het merendeel van de carpale coalities is asymptomatisch.<br />

5 Hierdoor wordt de afwijking meestal<br />

als toevalsbevinding op een röntgenfoto vastgesteld.<br />

In oudere literatuur wordt gesteld dat het<br />

altijd om een asymptomatische afwijking gaat.<br />

Meer recente literatuur laat echter zien dat er<br />

wel degelijk klachten kunnen bestaan, zoals ook in<br />

onze beide casus. 6<br />

Met name bij Minnaar type 1 en 2 zijn klachten beschreven.<br />

De precieze etiologie van deze klachten<br />

is <strong>voor</strong>alsnog onbekend. Een mogelijke verklaring<br />

bij een incomplete coalitie is dat gedeeltelijke<br />

beweging in het gewricht mogelijk blijft, waardoor<br />

een synovitis van het aangedane gewricht kan<br />

ontstaan. Daarnaast kan een toegenomen beweeglijkheid<br />

door een fractuur in een partieel ossale<br />

fusie klachten veroorzaken. 4<br />

Ook bij een volledige fusie, Minnaar type 3, kunnen<br />

klachten bestaan. Waarschijnlijk ontstaan deze<br />

klachten door een afwijkende biomechanica van<br />

de pols. Hierdoor worden andere gewrichten en<br />

structuren meer belast en ontstaat er een relatieve<br />

overbelasting. Bij repeterende bewegingen of een<br />

hogere belasting van de pols kunnen vervolgens<br />

klachten ontstaan.<br />

Coalities zijn beschreven tussen alle carpalia, maar<br />

in 90 % van de gevallen betreft het een coalitie<br />

tussen het os lunatum en het os triquetrum. 7 Verder<br />

komt een coalitie tussen het os capitatum en os<br />

hamatum in 5.6 % van de gevallen <strong>voor</strong>. 2 Coalities<br />

tussen andere carpalia, zoals in onze tweede casus,<br />

komen zeer zelden <strong>voor</strong>.<br />

Vanaf de puberteit is de carpus geossificeerd en<br />

kan de diagnose carpale coalitie met röntgenfoto`s<br />

worden gesteld. Hierop wordt een geheel of gedeeltelijk<br />

verdwenen gewrichtsspleet aangetoond,<br />

eventueel in combinatie met subchondrale cysten<br />

en/of degeneratieve osteofyten. Bij ouderen<br />

kunnen deze bevindingen ook duiden op degeneratieve<br />

pathologie. Aanvullende diagnostiek is niet<br />

geïndiceerd als er geen klachten zijn. Bij twijfel<br />

over een onvolledige fusie kan een CT van de pols<br />

de afwijking beter in beeld brengen. Een botscan<br />

kan een verhoogde uptake laten zien en een MRI<br />

kan botoedeem en synovitis ter plaatse aantonen.<br />

Dit kan wijzen op een symptomatische carpale<br />

coalitie.<br />

Een carpale coalitie komt meestal geïsoleerd <strong>voor</strong><br />

maar kan ook geassocieerd zijn met verschillende<br />

syndromen, zoals bij<strong>voor</strong>beeld het Ellis van Creveld<br />

syndroom, het Turner syndroom, arthrogryposis,<br />

het Holt-Oram syndroom en het Apert syndroom.<br />

Bij syndromale vormen zijn vaak meerdere of uitgebreide<br />

coalities aanwezig en daarnaast moet men<br />

15 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


G. Joris L. de Kort, Sjoerd Kaarsemaker en André van Ooij ■<br />

bedacht zijn op andere skelet of orgaanafwijkingen.<br />

Dit in tegenstelling tot geïsoleerde coalities<br />

die meestal alleen tussen twee carpalia van de<br />

proximale of distale rij worden gezien.<br />

Symptomatische carpale coalities kunnen meestal<br />

conservatief behandeld worden bij<strong>voor</strong>beeld met<br />

een brace of fysiotherapie. Bij persisterende<br />

klachten van onvolledige carpale coalities kan<br />

echter besloten worden tot een operatieve fusie<br />

van het aangedane gewricht. Na het verwijderen<br />

van het kraakbeen kan het aangedane gewricht<br />

onder compressie al dan niet met een botplastiek<br />

vast gezet worden. Bij onze tweede patiënt lijkt<br />

dit, hoewel nog met korte follow-up, een goed<br />

resultaat te geven.<br />

Abstract<br />

A carpal coalition is a rare diagnosis, most often accidentally<br />

detected on X-rays. Most cases remain asymptomatic,<br />

although complaints may develop. We present two cases<br />

and summarize the literature about carpal coalitions.<br />

Literatuur<br />

1. Cockshott WP. Carpal fusions. Am J Roentgenol. 1963;89:<br />

1260-1271<br />

2. Singh P, Tuli A, Choudhry R, Mangal A. Intercarpal fusion<br />

A review. J Anat Soc India 2003;52; 183-188<br />

3. Garn SM, Frisancho AR, Poznanski AK, Schweitzer J,<br />

McCann MB. Analysis of triquetral-lunate fusion. Am J<br />

Phys Anthropol 1971;34:431-433<br />

4. Peters S, Colaris J. Carpal coalition: Symptomatic incomplete<br />

bony coalition of the capitate and trapezoid<br />

- case report. J Hand Surg Am. 2011;36A:1313-1315<br />

5. DeVilliers Minnaar AB. Congenital fusion of the lunate<br />

and triquetral bones in the South African Bantu. J Bone<br />

Joint Surg 1952;34B:45-48<br />

6. Ritt MJ, Maas m, Bos KE. Minnaar type 1 symptomatic lunotriquetral<br />

coalition: a report of nine patients. J Hand<br />

Surg Am 2001;26:261-270<br />

7. Delaney TJ, Eswar S. Carpal coalitions. J Hand Surg Am.<br />

1992;17:28-31<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

VERKORTE PRODUCTINFORMATIE PRADAXA ® Samenstelling: 75 mg, 110 mg of 150 mg<br />

dabigatran etexilaat (als mesilaat) per capsule. Farmacotherapeutische categorie: directe<br />

trombineremmers. Farmaceutische vorm: harde capsules. Therapeutische indicaties: 1.<br />

Preventie van cerebrovasculair accident (CVA) en systemische embolie bij volwassen patienten<br />

met non-valvulair atriumfi brilleren met minimaal één risicofactor 2. Primaire preventie<br />

van veneuze trombo-embolische (VTE) aandoeningen bij volwassen patiënten die electief een<br />

totale heupvervangende operatie (THO) of een totale knievervangende operatie (TKO) hebben<br />

ondergaan. Dosering en wijze van toediening: Capsules niet openen. Preventie van CVA of<br />

systemische embolie: 300 mg per dag, ingenomen als één capsule van 150 mg tweemaal<br />

daags. Patiënten van 80 jaar en ouder: 220 mg ingenomen als één capsule van 110 mg<br />

tweemaal daags. Preventie VTE na electieve TKO: éénmaal daags 220 mg, ingenomen als 2<br />

capsules van 110 mg. Behandeling binnen 1-4 uur na de operatie starten, daarna 10 dagen<br />

<strong>voor</strong>tzetten met 2 capsules éénmaal daags. Preventie VTE na electieve THO: éénmaal daags<br />

220 mg, ingenomen als 2 capsules van 110 mg. Behandeling binnen 1-4 uur na de operatie<br />

starten met 1 capsule, daarna 28-35 dagen <strong>voor</strong>tzetten met 2 capsules éénmaal daags. Zolang<br />

geen hemostase is vastgesteld moet het begin van de behandeling bij TKO en THO worden<br />

uitgesteld. Begint de behandeling niet op de dag van de operatie, dan moet worden gestart<br />

met éénmaal daags 2 capsules. Contra-indicaties: Overgevoeligheid <strong>voor</strong> het werkzame<br />

bestanddeel of <strong>voor</strong> één van de hulpstoffen, ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring<br />

< 30 ml/min), actieve, klinisch signifi cante bloedingen, orgaanlaesies met het risico op<br />

bloedingen, spontane of farmacologisch verminderde hemostase, verminderde werking van de<br />

lever of leveraandoeningen die naar verwachting invloed hebben op de overleving, gelijktijdige<br />

behandeling met systemische ketoconazol, ciclosporine, itraconazol en tacrolimus. Bijzondere<br />

waarschuwingen en <strong>voor</strong>zorgen <strong>voor</strong> gebruik: Voor de start van de behandeling met dabigatran<br />

dient de nierfunctie bepaald te worden door berekening van de creatinineklaring. Tijdens<br />

de behandeling dient de nierfunctie bepaald te worden in klinische situaties waarbij verwacht<br />

wordt dat de nierfunctie zal afnemen of verslechteren en tenminste eens per jaar bij patiënten<br />

≥ 75 jaar of met nierinsuffi ciëntie. Bij patiënten met een verhoogde kans op bloedingen dient<br />

een dosis van 220 mg dabigatran, ingenomen als één capsule van 110 mg tweemaal per dag,<br />

overwogen te worden <strong>voor</strong> de preventie van CVA of systemische embolie. Een stollingstest<br />

kan worden gebruikt om patiënten met verhoogde dabigatran concentraties te identifi ceren.<br />

Patiënten die dabigatran etexilaat gebruiken, hebben, wanneer zij een operatie of invasieve<br />

procedure ondergaan, een verhoogd risico op bloedingen. Na electieve knie- of heupoperatie<br />

is bij patiënten met een matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30-50 ml/min) en<br />

ouderen (> 75 jaar) de aanbevolen dosis 150 mg per dag, ingenomen als 2 capsules van 75<br />

mg. ALT dient standaard bepaald te worden tijdens preoperatief onderzoek. Bij patiënten met<br />

verhoogde leverenzymen > 2 maal ULN,a wordt dabigatran niet aanbevolen. Er is geen ervaring<br />

bij kinderen en adolescenten. Anesthesie via een postoperatieve inwendige epidurale katheter<br />

wordt niet aanbevolen. Na het verwijderen van de katheter moet ten minste twee uur gewacht<br />

worden met de eerste toediening van dabigatran. Niet gebruiken tijdens zwangerschap of<br />

borstvoeding. Interacties met andere geneesmiddelen: Combinaties van dabigatran met<br />

ongefractioneerde heparines, heparines met laag moleculair gewicht, fondaparinux, desuridine,<br />

trombolytische middelen, GPIIb/IIIa receptor antagonisten, ticlopidine, prasugrel, dextran,<br />

sulfi npyrazon, rivaroxaban en vitamine K antagonisten zijn niet onderzocht en kunnen de kans<br />

op bloedingen verhogen. Bij chronisch gebruik verhoogden NSAID’s in de RE-LY-studie het<br />

risico op bloedingen met ongeveer 50% bij zowel dabigatran als warfarine. Dabigatran wordt<br />

niet gemetaboliseerd door het cytochroom-P450-systeem en heeft geen effect in vitro op<br />

menselijke cytochroom-P450-enzymen. Dabigatran etexilaat is een substraat <strong>voor</strong> de effl<br />

uxtransporter P-glycoproteïne. Proteaseremmers beïnvloeden P-glycoproteïne en gelijktijdige<br />

behandeling met dabigatran en deze middelen wordt daarom niet aanbevolen. Gelijktijdige<br />

toediening van P-glycoproteïne-inductoren (zoals rifampicine, sint-janskruid (Hypericum Perforatum),<br />

carbamazepine of fenytoïne) dient vermeden te worden. Preventie van CVA en<br />

systemische embolie: Nauwgezet medisch toezicht (met aandacht <strong>voor</strong> verschijnselen van<br />

bloeding of anemie) is vereist wanneer dabigatran gelijktijdig wordt toegediend met sterke<br />

P-glycoproteïneremmers (zoals amiodaron, verapamil, kinidine, ketoconazol en claritromycine),<br />

in het bijzonder bij patiënten met een licht tot matig verminderde nierfunctie. Bij patiënten<br />

die tegelijk dabigatran etexilaat en verapamil krijgen, dient de dosis dabigatran te worden<br />

verlaagd naar 220 mg ingenomen als één capsule van 110 mg tweemaal per dag. Gelijktijdige<br />

behandeling met protonpompremmers (PPI) leek de werkzaamheid van dabigatran<br />

niet te verminderen. De toediening van ranitidine samen met dabigatran had geen klinisch<br />

relevant effect op de mate waarin dabigatran werd geabsorbeerd. Preventie van VTE: Bij<br />

patiënten die gelijktijdig dabigatran en amiodaron, kinidine of verapamil gebruiken dient de<br />

dosering verlaagd te worden tot 150 mg dabigatran eenmaal daags. Bij patiënten met matige<br />

nierinsuffi ciëntie die gelijktijdig dabigatran en verapamil gebruiken dient een dosis van 75 mg<br />

dabigatran overwogen te worden. Bij patiënten die gelijktijdig dabigatran en claritromycine<br />

gebruiken dient nauwgezet klinisch toezicht te worden gehouden, in het bijzonder wat betreft<br />

het optreden van bloedingen, speciaal bij patiënten met milde tot matige nierinsuffi ciëntie.<br />

Bijwerkingen: De meest gemelde bijwerkingen zijn bloedingen. Ernstige bloedingen kunnen,<br />

ongeacht waar ze in het lichaam optreden, leiden tot invaliditeit, levensbedreigend zijn of zelfs<br />

een dodelijke afl oop tot gevolg hebben. Indien ernstige bloedingen optreden moet de behandeling<br />

worden gestopt en de bron van de bloeding worden onderzocht. Er is geen antidotum<br />

<strong>voor</strong> dabigatran. Andere vaak <strong>voor</strong>komende klachten zijn buikpijn, diarree, dyspepsie, misselijkheid<br />

en abnormale leverfunctie / leverfunctietest (minder dan 10%). Preventie van CVA<br />

en systemische embolie: Bloedingen kwamen in totaal bij ongeveer 16,5% van de patiënten<br />

<strong>voor</strong>; ernstige bloedingen werden zelden gerapporteerd in het klinisch onderzoek (minder dan<br />

3,5%). Dabigatran werd in de RELY studie gerelateerd aan een hogere incidentie van majeure<br />

gastro-intestinale bloedingen. De toediening van een protonpompremmer kan overwogen worden<br />

om een gastro-intestinale bloeding te <strong>voor</strong>komen. Preventie van VTE: Bloedingen kwamen<br />

in totaal bij ongeveer 14% van de patiënten <strong>voor</strong>; ernstige bloedingen (inclusief wondbloedingen)<br />

werden zelden gerapporteerd (minder dan 2%). Verpakking: Pradaxa 75 mg, 110<br />

en 150 mg worden geleverd in aluminium blisterverpakkingen van 60 stuks. Afleverstatus:<br />

U.R. Registratie: EU/1/08/442/003, EU/1/08/442/007, EU/1/08/442/011. Registratiedatum<br />

18 maart 2008 (VTE) en 4 augustus 2011 (CVA). Vergoeding en prijzen: Preventie van VTE:<br />

Pradaxa wordt volledig vergoed binnen het GVS, Preventie van CVA en systemische embolie:<br />

vergoeding nog niet beoordeeld door VWS. Voor prijzen, zie KNMP taxe. Voor volledige productinformatie<br />

is de 1B tekst op aanvraag beschikbaar. Boehringer Ingelheim bv., Comeniusstraat<br />

6, 1817 MS Alkmaar. Tel. 0800-2255889. Datum herziening van de tekst: februari 2012.<br />

12117-PRA - IB 160x60 FEB2012.indd 1 28-02-12 12:14<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 16


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong><br />

Operatieve behandeling van een avulsiefractuur<br />

van de spina iliaca anterior inferior - casuïstische<br />

mededeling i www.ntv-orthopaedie.nl/vanurk1901/<br />

Paul R. van Urk, Y. Engelsma en Michel H.J. Stavenuiter<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

Wij presenteren een casus van een vijftien jarige jongen met een gedisloceerde avulsiefractuur van de spina iliaca<br />

anterior inferior. Er werd gekozen <strong>voor</strong> een operatieve behandeling. De klinische overwegingen, de behandeling en het<br />

resultaat worden besproken in de context van de huidige literatuur.<br />

Inleiding<br />

Een avulsiefractuur van de spina iliaca anterior<br />

inferior (SIAI) is het gevolg van plotselinge contractie<br />

van de musculus rectus femoris bij een heup<br />

in extensie en de knie in flexie. De behandeling is<br />

meestal conservatief en met doorgaans goed resultaat.<br />

1 Echter, in sommige gevallen wordt <strong>voor</strong> een<br />

operatieve behandeling gepleit. 2,6,9,11,12 Wij zullen<br />

in dit artikel een casus bespreken waarin een open<br />

repositie en interne fixatie van het SIAI met gebruik<br />

van botankers werd verricht. De klinische overwegingen,<br />

de behandeling en het resultaat worden<br />

besproken in de context van de huidige literatuur.<br />

Casuïstiek<br />

Een vijftien jarige jongen presenteerde zich op de spoedeisende<br />

hulp met pijn in zijn linker lies. De pijn was acuut<br />

ontstaan tijdens rennen. Het belasten van het linker been<br />

was pijnlijk en hij vertoonde een antalgisch looppatroon. Bij<br />

lichamelijk onderzoek was een subtiele zwelling voelbaar<br />

in zijn lies. Het verloop van de musculus rectus femoris was<br />

pijnlijk bij palpatie. Er was geen passieve bewegingsbeperking<br />

in het heupgewricht, echter het actief heffen van het<br />

been was antalgisch beperkt. Conventionele opnamen van<br />

het bekken lieten een avulsiefractuur van de spina iliaca<br />

anterior inferior zien met een verplaatsing van het botfragment<br />

van twee centimeter naar distaal. (Figuur 1)<br />

Verschillende behandelopties werden overwogen, waaronder<br />

een conservatieve behandeling met kortdurende immobilisatie.<br />

Wij kozen in dit geval <strong>voor</strong> een open reductie en<br />

interne fixatie om de anatomische situatie te herstellen.<br />

Onze gedachte was dat er bij een conservatieve behandeling<br />

een grote kans op impingement klachten van de heup<br />

zou zijn en dat het mogelijk tot zwakte van de musculus<br />

femoris rectus zou leiden. 2<br />

De operatie werd twee dagen na het trauma uitgevoerd.<br />

Er werd <strong>voor</strong> een Smith-Peterson benadering gekozen.<br />

Het botfragment bleek groter dan ingeschat, op basis van<br />

de conventionele opnamen, waarschijnlijk omdat het<br />

fragment grotendeels bestond uit chondraal weefsel. Het<br />

fragment was twee tot drie centimeter verplaatst naar<br />

distaal. (Figuur 2)<br />

Het fragment werd gefixeerd middels twee botankers<br />

door middel van twee boorgaten door het fragment. Na de<br />

operatie werd een korte been heupspica van gips aangelegd<br />

met 30 graden flexie in de heup <strong>voor</strong> een periode van 3<br />

weken. De eerste 6 weken werd partiële belasting geadvi-<br />

Figuur 1. Preoperatieve opnamen.<br />

Drs. P.R. van Urk, ANIOS orthopedie, drs. Y. Engelsma, AIOS<br />

orthopedie en drs. M.H.J. Stavenuiter,<br />

orthopedisch chirurg, Medisch Centrum Alkmaar,<br />

Wilhelminalaan 12, 1815 JD Alkmaar<br />

Correspondentie: Drs. P.R. van Urk<br />

E-mail: pr.van.urk@gmail.com<br />

Figure 2. Intra-operatieve foto.<br />

17 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


Accuracy<br />

with<br />

<br />

for the DePuy Sigma ® Knee System.<br />

The TruMatch Solutions programme from<br />

DePuy Orthopaedics brings a new level of<br />

personalised Total Knee Replacement surgery<br />

to your operating theatre, allowing you to<br />

work with custom-made femoral and tibial<br />

cutting guides individually prepared to match<br />

the alignment criteria and actual bone surfaces<br />

of each patient. The design software takes<br />

into account your own surgical preferences.<br />

With TruMatch Solutions, you are able to<br />

provide a knee treatment designed around the<br />

individual needs of your patients. The TruMatch <br />

Solutions programme is compatible with the<br />

DePuy Sigma ® knee system.<br />

Sigma ® is a registered trademark of DePuy Orthopaedics, Inc.<br />

TruMatch is a trademark of DePuy Orthopaedics, Inc.<br />

© 2011 DePuy International Limited. All rights reserved.<br />

Registered Office: St. Anthony’s Road, Leeds LS11 8DT, England.<br />

Registered in England No. 3319712<br />

TruMatch ad 01<br />

Computerweg 14, 3821 AB Amersfoort, The Netherlands # + 31 33 4500 500<br />

www.knieoperatie.nl www.jnjmedical.nl


■ Operatieve behandeling van een avulsiefractuur van de spina iliaca anterior inferior - casuïstische mededeling<br />

worden hervat tijdens conservatieve behandeling<br />

kan dit leiden tot migratie van het fragment naar<br />

distaal en klachten geven. 6 Indien het traumamechanisme<br />

niet duidelijk is kan een avulsiefractuur<br />

anamnestisch en röntgenologisch aangezien<br />

worden <strong>voor</strong> een maligniteit, zoals een osteosarcoom.<br />

Wanneer dit het geval is wordt er door verschillende<br />

auteurs het uitvoeren van een biopsie<br />

geadviseerd ter differentiatie. 9,10<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

Figuur 3. Postoperatieve opname.<br />

seerd, gevolgd door het uitbreiden naar een volledige functionele<br />

belasting in 6 weken.<br />

Op de laatste controleafspraak, 6 maanden postoperatief,<br />

was patiënt pijnvrij en kon hij weer participeren in sport.<br />

Bij lichamelijk onderzoek was er een volledige actieve<br />

range of motion in het heupgewricht mogelijk met beiderzijds<br />

goede kracht bij het gestrekt heffen van het been.<br />

Aanvullend röntgenonderzoek liet de SIAI zien in een anatomische<br />

positie (Figuur 3).<br />

Discussie<br />

Avulsiefracturen van de apofyse van het bekken<br />

zijn relatief zeldzaam en worden vrijwel alleen<br />

gezien bij adolescenten. 3 Vaak zijn deze het<br />

gevolg van een plotselinge sterke contractie van<br />

de aanliggende spier maar ook is een traumatische<br />

anterieure luxatie van de heup beschreven<br />

als oorzaak van avulsiefracturen van de apofysen<br />

van het bekken. 4 De meest <strong>voor</strong>komende plaatsen<br />

van deze fracturen zijn het tuberculum iliacum,<br />

de spina iliaca anterior superior (SIAS) en de spina<br />

iliaca anterior inferior (SIAI). 3,5 Een plotselinge<br />

contractie van de m. rectus femoris met de heup<br />

in extensie en de knie in flexie kan resulteren in<br />

een avulsiefractuur van de SIAI bij de origo van de<br />

spier. 3,5,6 Net <strong>voor</strong>afgaand aan de sluiting van de<br />

apofyse is deze mechanisch zwak en is daarom bij<br />

sportieve adolescenten kwetsbaar <strong>voor</strong> avulsiefracturen.<br />

7 Het meest beschreven trauma-mechanisme<br />

is het krachtig schoppen van een voetbal. 6<br />

Normaal treedt er slechts een minimale verplaatsing<br />

op van het avulsiefragment van minder dan 10<br />

mm. 6 Dit kan doorgaans met bevredigend resultaat<br />

en met terugkeer naar sportieve prestaties worden<br />

behandeld door middel van niet-operatieve behandeling<br />

in de vorm van kortdurend bedrust en <strong>voor</strong>zichtig<br />

opbouwende belasting in de loop van enkele<br />

weken. 5,8 Wanneer sportieve activiteiten te snel<br />

Sundar et al. beschreef 12 patiënten met sportgerelateerde<br />

SIAI avulsiefracturen waarvan er 11<br />

terugkeerde naar hun oorspronkelijke activiteitenniveau<br />

na conservatieve behandeling. 5 Er wordt<br />

niet beschreven wat de reden was dat de twaalfde<br />

patiënt niet kon terugkeren naar zijn oude activiteitenniveau,<br />

noch wordt de mate van dislocatie<br />

beschreven. Kameyama et al. beschreef een serie<br />

van 10 patienten waarbij één patiënt behandeld<br />

werd middels open repositie en interne fixatie<br />

door middel van een tweetal AO schroeven. 6 Zowel<br />

de conservatief-behandelde patiënten als de operatief-behandelde<br />

patiënt konden terugkeren naar<br />

hun oude niveau van sportbeoefening. Echter, 8 van<br />

de conservatief-behandelde patiënten (met zowel<br />

SIAI als SIAS avulsiefracturen), lieten exostose<br />

formatie zien die in een onbekend aantal gevallen<br />

symptomatisch werd. Kameyama adviseert op grond<br />

hiervan een operatieve behandeling te verkiezen<br />

boven een conservatieve behandeling wanneer er<br />

sprake is van een groot avulsiefragment met een<br />

verplaatsing hiervan van meer dan 20 millimeter<br />

of wanneer de patiënt sport beoefend op professioneel<br />

niveau.<br />

Een mogelijke complicatie van avulsiefracturen van<br />

de SIAI is dus het ontstaan van een exostose, zoals<br />

ook beschreven door Irving. 11 Hij beschreef twee<br />

patienten met exostose formatie na een traumatische<br />

avulsie van de SIAI. Deze patienten werden<br />

in eerste instantie conservatief behandeld met<br />

goed resultaat maar ontwikkelde na zes maanden<br />

een exostose die verantwoordelijk was <strong>voor</strong> een<br />

palpabele zwelling in de liesregio en een antalgische-<br />

alsmede een mechanische rotatie en abductiebeperking<br />

in het heupgewricht. De exostose werd<br />

in beide patienten operatief verwijderd. Zij waren<br />

hierna klachtenvrij met terugkeer naar hun oude<br />

activiteitenniveau. Rajasekhar et al. beschreef een<br />

tweetal patiënten waarbij de eerste patiënt na het<br />

schoppen van een voetbal twee jaar eerder pijnklachten<br />

overhield in de lies die verergerde bij het<br />

flecteren van de heup en waarbij röntgenologisch<br />

een exostose formatie gezien werd bij een status<br />

na een avulsiefractuur van het SIAI. 2 Operatieve<br />

verwijdering hiervan resulteerde in het verdwijnen<br />

18 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


Paul R. van Urk, Y. Engelsma en Michel H.J. Stavenuiter ■<br />

van de klachten. De tweede patiënt werd vanwege<br />

een verplaatsing van het avulsiefragment van 2,5<br />

centimeter operatief behandeld door middel van<br />

open repositie en externe fixatie middels schroeffixatie.<br />

Een jaar na de operatie participeerde de<br />

patiënt weer op zijn oude niveau in de sport.<br />

In een recent verschenen artikel van Larson et al.<br />

pleiten de auteurs <strong>voor</strong> operatieve behandeling ter<br />

<strong>voor</strong>koming van impingement. 12 Er wordt hierin<br />

onder andere een patiënt beschreven die 15 jaar<br />

geleden een voetbaltrauma had doorgemaakt en<br />

toenemend pijnklachten ervaart in de lies tezamen<br />

met een crepiterende sensatie bij flexie en abductie<br />

van het heupgewricht alsmede bij het langdurig<br />

zitten. Bij lichamelijk onderzoek bleek patiënt een<br />

flexiebeperking te hebben van 30 graden en pijn<br />

bij flexie, endorotatie en adductie van de heup.<br />

Röntgenologisch werd een lage SIAI gezien bij een<br />

oud avulsiefractuur en werd een femoro-acetabulaire-impingement<br />

(FAI) van het Cam-type gezien.<br />

Operatieve decompressie van de SIAS zorgde <strong>voor</strong><br />

een toegenomen flexie van het heupgewricht postoperatief<br />

en een klachtenvrije terugkeer naar zijn<br />

sportieve activiteiten.<br />

De enige in de literatuur beschreven operatieve<br />

behandeling is open repositie en interne fixatie<br />

met gebruik van schroeffixatie of Zuggurtung. 2 De<br />

uitkomsten hiervan zijn over het algemeen goed.<br />

Bij onze patiënt met een avulsiefractuur van de<br />

SIAI, leidde de mate van verplaatsing tot de keuze<br />

<strong>voor</strong> operatieve behandeling. Ondanks dat conservatieve<br />

behandeling over het algemeen succesvol<br />

is, was onze inschatting dat deze optie leidt tot<br />

een hoog risico op impingementklachten van de<br />

heup. Voor zover wij weten is refixatie door middel<br />

van botankers niet eerder beschreven.<br />

Abstract<br />

We present a case of a fifteen-year-old boy with an<br />

avulsion fracture of the anterior inferior iliac spine in which<br />

operative treatment was chosen. The clinical considerations<br />

along with a literature review are presented.<br />

Literatuur<br />

1. Mader TJ. Avulsion of the rectus femoris tendon: an<br />

unusual type of pelvic fracture. Pediatr Emerg Care.<br />

1990 Sep.;6(3):198–199.<br />

2. Rajasekhar C, Kumar KS, Bhamra MS. Avulsion fractures<br />

of the anterior inferior iliac spine: the case for surgical<br />

intervention. Int Orthop. 2001;24(6):364–365.<br />

3. Rossi F, Dragoni S. Acute avulsion fractures of the pelvis<br />

in adolescent competitive athletes: prevalence, location<br />

and sports distribution of 203 cases collected. Skeletal<br />

Radiol. 2001 Mar.;30(3):127–131.<br />

4. Meyer NJ, Schwab JP, Orton D. Traumatic unilateral<br />

avulsion of the anterior superior and inferior iliac spines<br />

with anterior dislocation of the hip: a case report. J<br />

Orthop Trauma. 2001 Feb.;15(2):137–140.<br />

5. Sundar M, Carty H. Avulsion fractures of the pelvis in<br />

children: a report of 32 fractures and their outcome.<br />

Skeletal Radiol. 1994 Feb.;23(2):85–90.<br />

6. Kameyama O, Ogawa R. Avulsion fracture of the iliac<br />

spine during sporting activity: Report of 30 fractures and<br />

their outcome. J Orthop Sci. 1996 Nov.;1(6):356–362.<br />

7. Currey J, Butler G. The mechanical properties of bone<br />

tissue in children. The Journal of bone and joint surgery.<br />

1975<br />

8. Reina N, Accadbled F, de Gauzy JS. Anterior inferior<br />

iliac spine avulsion fracture: a case report in soccer<br />

playing adolescent twins. J Pediatr Orthop B. 2010<br />

Mar.;19(2):158–160.<br />

9. Resnick JM, Carrasco CH, Edeiken J, Yasko AW, Ro JY,<br />

Ayala AG. Avulsion fracture of the anterior inferior iliac<br />

spine with abundant reactive ossification in the soft<br />

tissue. Skeletal Radiol. 1996 Aug.;25(6):580–584.<br />

10. Knobloch K, Krämer R, Sommer K, Gänsslen A, Vogt<br />

PM. [Avulsion injuries of the anterior inferior iliac<br />

spine among soccer players--a differential diagnosis to<br />

neoplasm decades following the trauma]. Sportverletz<br />

Sportschaden. 2007 Sep.;21(3):152–156.<br />

11. Irving MH. Exostosis formation after traumatic avulsion<br />

of the anterior inferior iliac spine. Report of two cases.<br />

J Bone Joint Surg Br. 1964 Nov.;46:720–722.<br />

12. Larson CM, Kelly BT, Stone RM. Making a case for anterior<br />

inferior iliac spine/subspine hip impingement: three<br />

representative case reports and proposed concept.<br />

Arthroscopy. 2011 Dec.;27(12):1732–1737.<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 19


Synthes. Innovatieve oplossingen<br />

<strong>voor</strong> Orthopedie en Traumatologie.<br />

Het Variable Angle LCP Forefoot/<br />

Midfoot System – uniek<br />

door het compressiesysteem,<br />

is de volgende revolutionaire<br />

stap in fractuurbehandeling of<br />

reconstructies van de voet.<br />

Het Trauma Recon System (TRS)<br />

– met haar unieke Lithium Ion<br />

Power Module concept speciaal<br />

ontworpen <strong>voor</strong> prothesiologie en<br />

de veeleisende traumatologie. Hierbij<br />

kunt u vertrouwen op een niet<br />

geëvenaarde batterijcapaciteit, kracht<br />

en ergonomische functionaliteit.<br />

Het Vertebral Body Stenting<br />

System (VBS) – minimaal invasief,<br />

percutaan en reconstructief, <strong>voor</strong><br />

de behandeling van wervellichaam<br />

fracturen.<br />

De MultiLoc Proximal Humeral<br />

Nail – beschikt over de uiterst unieke<br />

schroef-in-schroef-technologie.<br />

De MultiLoc heeft meerdere<br />

hoekstabiele vergrendel opties <strong>voor</strong><br />

de behandeling van enkelvoudige<br />

en complexe breuken ook in<br />

osteoporotisch bot.<br />

PFNA Augmentation – innovatief,<br />

veilig, eenvoudig en een<br />

patiëntvriendelijke oplossing.<br />

Het biedt additionele stabiliteit in<br />

de behandeling van osteoporotische<br />

heupfracturen en is gebaseerd op<br />

het bestaande PFNA systeem.<br />

De Expert Tibial Nail PROtect –<br />

een intramedullaire mergpen met<br />

Gentamicine coating, vergroot<br />

de succesvolle behandeling bij<br />

patiënten met een verhoogd risico<br />

op infecties.<br />

Het MATRIX (MIS) Spine System –<br />

dé oplossing <strong>voor</strong> eenvoudige en<br />

complexe spinale pathologie te<br />

behandelen via een percutane<br />

of mini-open benadering. Dit<br />

resulteert in minimaal trauma aan de<br />

rugmusculatuur en bespoedigt het<br />

herstel van de patiënt.<br />

Het Synthes Geriatric Fracture<br />

Program – procesgedreven zorg<br />

<strong>voor</strong> ouderen met een fractuur.


Dedicated to Health.<br />

Synthes is een toonaangevende internationale onderneming in medische hulpmiddelen.<br />

Door haar Business Units (Trauma, Spine, Cranio Maxillo Facial, Biomaterials en Power Tools)<br />

ontwikkelt, produceert en verkoopt zij instrumenten, implantaten en biomaterialen <strong>voor</strong> de<br />

chirurgische fixatie, correctie en regeneratie van het skelet en de weke delen.<br />

Door middel van continue innovatie en een uitmuntend getraind team speelt Synthes in op<br />

actuele behoeften van de Orthopaedisch Chirurg met service en klinisch bewezen producten.<br />

Synthes B.V.<br />

Huis ter Heideweg 28<br />

3705 LZ Zeist, The Netherlands<br />

Tel.: +31 30 6934150<br />

info.nl@synthes.com<br />

www.synthes.com


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong><br />

Geïsoleerde semimembranosis pees avulsie -<br />

case report & literatuur overzicht<br />

i<br />

www.ntv-orthopaedie.nl/vandun1901/<br />

Bas van Dun en Taco Gosens<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

Patiënte betrof een 41 jarige actieve amateur sporter met een geïsoleerde avulsie van de semimembranosis origo. Er<br />

werd een chirurgische refixatie van de semimembranosis verricht door middel van botankers. Na 1 jaar was patiënte<br />

weer hersteld op haar preoperatieve sport niveau. In deze casus wordt de beslisvorming en literatuur besproken welke<br />

in dit geval hebben geleid tot operatief herstel.<br />

Inleiding<br />

De m. semitendinosis en de lange kop van de biceps<br />

femoris komen proximaal samen en vormen daar<br />

een gezamenlijke pees. Samen met de pees van<br />

de m. semimembranosis hechten ze proximaal aan<br />

op de tuberositas ischii (figuur 1). 1 De hamstrings<br />

overspannen twee gewrichten en zorgen <strong>voor</strong> flexie<br />

in de knie en extensie van de heup. De maximale<br />

kracht gegenereerd door de hamstrings is circa 110<br />

NM en wordt tussen de 25-30 graden flexie van de<br />

knie gemeten bij jong volwassenen en mensen van<br />

middelbare leeftijd. 2,3<br />

Figuur 1. Footprint van proximale<br />

hamstringorigo op het<br />

tuberositas ischii. Gearceerd:<br />

Musculus semimembranosis<br />

origo. Niet gearceerd:<br />

Gezamelijke pees van de lange<br />

kop van de biceps femoris<br />

en de semitendinosis.<br />

Hamstringletsel beslaat 25-30% van alle spierblessures.<br />

4 Vaak betreft het een verrekking (graad 1)<br />

of partiële ruptuur (graad 2) die conservatief kan<br />

worden behandeld. 5,6 Een minder <strong>voor</strong>komend<br />

letsel is een totale avulsie van de proximale hamstringorigo<br />

(graad 3). 2,5-14 Een ruptuur aan de hamstrings<br />

ontstaat traumatisch door hyperflexie van de<br />

heup in combinatie met extensie van de knie. 10,14-17<br />

Dergelijk letsel wordt gevonden na een excentrische<br />

aanspanning van de hamstrings. 7,14,16,18 Vaak<br />

is het trauma triviaal.<br />

Patiënten presenteren zich met pijn en een<br />

hematoom aan de posteriore zijde van het bovenbeen.<br />

Vaak herinnert de patiënt een knappende<br />

B. van Dun, co-assistent orthopedie, en Dr. T. Gosens,<br />

orthopedisch chirurg, Elisabeth Ziekenhuis, Postbus 90151,<br />

5000 LC Tilburg<br />

Correspondentie: B. van Dun<br />

Email: vandun.bas@gmail.com<br />

sensatie. Er kan een defect gevoeld worden indien<br />

er voldoende retractie is van de hamstrings, dit is<br />

echter niet altijd het geval. 3,7,9-11,14,16,17 De kracht<br />

tijdens actieve retroflexie van de heup en flexie<br />

van de knie is verminderd. 3,10,14,17 De diagnose<br />

wordt gesteld door middel van een echografisch<br />

onderzoek of MRI. 9,14,16,17,19<br />

Bij een graad 1 ruptuur worden er goede resultaten<br />

beschreven met conservatieve therapie. Bij<br />

een graad 2 zijn deze resultaten wisselend en bij<br />

een graad 3 ruptuur lijken deze resultaten teleurstellend.<br />

Hierbij is er chirurgische interventie<br />

geïndiceerd om blijvende functiebeperking te<br />

<strong>voor</strong>komen. 9,20,21 Wij presenteren hier een avulsie<br />

van de semimembranosispees geclassificeerd als een<br />

graad 2 avulsie van de proximale hamstring origo en<br />

het functionele resultaat na operatief herstel.<br />

Er worden wisselende resultaten beschreven<br />

over het sportniveau wat postoperatief wordt<br />

bereikt. 11-14,16,17,22-24 Tevens zijn er wisselende<br />

resultaten beschreven <strong>voor</strong> het vroeg opereren en<br />

laat opereren. 2,3,7,10-14,16-18,22,24,25 Wel is de literatuur<br />

unaniem over het feit dat laat opereren altijd<br />

lastiger is dan binnen 4 weken na trauma. Wood beschrijft<br />

dat een totaal ruptuur met retractie meer<br />

technische hindernissen heeft. Deze resultaten zijn<br />

echter beschreven <strong>voor</strong> een totale avulsie van de<br />

gezamenlijke proximale hamstring pees en slechts<br />

in 1 case report <strong>voor</strong> een geïsoleerde avulsie van de<br />

proximale semimembranosispees. 19<br />

Casus presentatie<br />

Patiënte betrof een 41 jarige vrouw met een orthopedisch<br />

blanco <strong>voor</strong>geschiedenis. Ze was met haar rechter voet<br />

blijven steken in een gat in de grond. Daarbij is haar rechter<br />

knie gehyperextendeerd en haar rechter heup geëndoroteerd<br />

en geflecteerd. Er werd een zwelling gezien boven de<br />

rechter knieholte met een delle palpabel proximaal daarvan.<br />

Tevens had patiënte drukpijn op deze plek en distaal van<br />

de bil. Kracht was verminderd bij actieve knieflectie en<br />

de heupextensie. Aanvullend echo-onderzoek liet een<br />

mogelijke ruptuur zien proximaal in de mediale hamstring.<br />

20 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


Bas van Dun en Taco Gosens ■<br />

Figuur 2. Saggitale MRI T1 gewogen opname: Hematoom<br />

zichbaar met daarin de musculus semimembranosis<br />

opgekruld. Frontaal MRI T2 gewogen opname:<br />

Hematoom zichbaar met daarin de musculus semimembranosis<br />

opgekruld.<br />

Figuur 3. De stomp van de semimembranosis (zwarte pijl)<br />

en het tuber ischium zijn vrijgeprepareerd (witte pijl).<br />

Röntgenfoto van het bekken was normaal en er was geen<br />

avulsiefractuur bij de aanhechting van de hamstrings te zien.<br />

Er werd een MRI gemaakt waarop een volledige avulsie van<br />

de semimembranosis origo werd gezien, welke opgekruld<br />

in het hematoom lag (Figuur 2). De overige inserties van<br />

de hamstrings (biceps femoris en semitendinosus) waren<br />

intact. Het betrof hier dus formeel een graad 2 ruptuur:<br />

Een partiële ruptuur van de proximale hamstring bestaande<br />

uit een volledige avulsie van de proximale semimembranosispees.<br />

6 Er is door ons slechts 1 case report gevonden<br />

waarin dergelijk letsel en behandeling werd beschreven. 19<br />

Figuur 4. Na het aviveren van zowel pees als tuber ischium<br />

werd de pees spanningsloos gerefixeerd (witte pijl).<br />

Vanwege de wens om terug te keren op het oude niveau van<br />

actief amateursporter werd de optie van operatief herstel<br />

aangeboden. Patiënte verkoos chirurgische refixatie boven<br />

een conservatief beleid omdat in de eerste 2 weken na het<br />

ongeval er geen verbetering was opgetreden.<br />

De ingreep vond plaats 15 dagen na het ongeval onder<br />

algehele narcose in buikligging onder profylactische antibiotica.<br />

Er werd een incisie in de bilplooi gemaakt.<br />

Afwisselend stomp en scherp werden zowel de stomp van<br />

de semimembranosis als het tuber ischium vrijgeprepareerd<br />

(Figuur 3). De n. ischiadicus en oppervlakkige tak van de<br />

n. cutaneus femoris posterior werden geïdentificeerd. Er<br />

werden twee botankers in het tuber ischium aangebracht.<br />

Na het aviveren van zowel pees als tuber ischium werd de<br />

pees spanningsloos gerefixeerd (Figuur 4).<br />

Na de eerste zes weken partieel te hebben belast met twee<br />

krukken mocht patiënte haar activiteiten weer langzaam<br />

gaan opbouwen. Na drie maanden was ze weer in staat om<br />

lichte sport activiteiten te doen en stond ze weer op de<br />

crosstrainer.<br />

Controle MRI na zes maanden liet een normaal anatomisch<br />

verloop van de musculus semimembranosus zien. Er was<br />

integratie van de spier met de ramus inferior. (Figuur 5)<br />

Patiënte voelde nog wel stijfheid, maar kon weer sporten.<br />

Hardlopen was echter op dat moment nog niet mogelijk.<br />

Een jaar na de operatie was patiënte volledig hersteld op<br />

haar amateur sport niveau bestaande uit hardlopen, paardrijden<br />

en hockey.<br />

Discussie<br />

Hamstringblessures zijn de meest <strong>voor</strong>komende<br />

musculotendineuze letsels bij sporters. 2,10,15<br />

Dergelijk letsel wordt vaker beschreven bij<br />

waterskiërs. 7,10,14,17 Onverwacht excentrisch aanspannen<br />

van de spieren en verschil in aanspannen<br />

tussen de hamstringspieren onderling dragen bij<br />

aan de kwetsbaarheid van de hamstrings. 7,15,18<br />

Vaak betreft het een verrekking (graad 1) of partiële<br />

ruptuur (graad 2) die conservatief kan worden<br />

behandeld. 5,6 Een minder <strong>voor</strong>komend letsel is<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 21


Bas van Dun en Taco Gosens ■<br />

Figuur 5. Controle MRI na zes maanden liet een normaal<br />

anatomisch verloop van de musculus semimembranosus<br />

zien. Er was integratie van de spier met de<br />

ramus inferior.<br />

een totale avulsie van de proximale hamstringorigo<br />

(graad 3). 2,5-13 Over het algemeen betreffen de<br />

hamstring avulsies de gezamenlijke laterale origo<br />

van de semitendinosis en biceps femoris. 19,25 Een<br />

avulsie van louter de semimembranosis peesorigo<br />

is echter een zeldzaam letsel. Bij alle hamstringletsels<br />

waarbij een MRI moest worden gemaakt<br />

was er in 9% een totaal ruptuur van de hamstrings<br />

te zien. In 9% betrof het een proximale peesruptuur<br />

van het tuberositas ischii waarbij de biceps<br />

pees altijd aangedaan was. 19 In 80% was de biceps<br />

femoris spier zelf aangedaan, dit in tegenstelling<br />

tot de 14% waarbij de semimembranosis en de 6%<br />

waarbij de semitendinosis was aangedaan. 19<br />

In onze casus wordt dergelijk letsel beschreven bij<br />

een actieve patiënte die dit letsel oploopt bij een<br />

ongecontroleerde beweging tijdens normale dagelijkse<br />

activiteiten. Onderliggende degeneratie van<br />

een hamstring (tendinopathie) kan dergelijk letsel<br />

al geven bij een laag energetisch traumatische onverwachte<br />

beweging. 5 Desgevraagd gaf patiënte<br />

aan reeds enkele jaren wat stijfheid van de hamstrings<br />

te ervaren en af en toe lichte pijn op het<br />

zitbeen na zwaardere belasting tijdens paardrijden<br />

of een hockeywedstrijd.<br />

Lichamelijk onderzoek is over het algemeen toerijkend<br />

om tot de diagnose te komen maar de mate<br />

van rupturering (graad 1-3) is betrouwbaar inzichtelijk<br />

te maken met echografisch onderzoek of MRI.<br />

Koulouris et al beschrijven dat bij echografisch<br />

onderzoek maar 58% van de rupturen zichtbaar zijn<br />

door het hematoom. MRI heeft een veel groter diagnostische<br />

waarde (100%) en geeft een mooi beeld<br />

van de aangedane structuren waar de retractie en<br />

kwaliteit van de pees en spier (vervetting) op beoordeeld<br />

kan worden. 19<br />

In de literatuur staat beschreven dat bij een<br />

complete ruptuur van de proximale hamstring origo<br />

(graad 3) conservatieve therapie een onbevredigend<br />

resultaat kan geven. 20,21 Met deze spaarzame literatuur<br />

door de lage incidentie van dergelijk letsel<br />

is conservatieve therapie verdedigbaar. Wood beschrijft<br />

dat de mate van retractie daarin een belangrijke<br />

rol lijkt te spelen. Gezien de retractie<br />

van de pees en het verzoek van patiënte is in onze<br />

casus chirurgische interventie aangeboden.<br />

Er worden wisselende resultaten beschreven<br />

over het sportniveau wat postoperatief wordt<br />

bereikt. 11-14,16,17,22-24 Tevens zijn er wisselende<br />

resultaten beschreven <strong>voor</strong> het vroeg opereren en<br />

laat opereren. 2,3,7,10-14,16-18,22,24,25 Wel is de literatuur<br />

unaniem over het feit dat laat opereren altijd<br />

lastiger is dan binnen 4 weken na trauma. Lang<br />

wachten of delay door verkeerde diagnosestelling<br />

zorgen <strong>voor</strong> complexiteit tijdens de operatie. Wood<br />

suggereert dat de retractie verergerd met de tijd,<br />

daar zij zien dat de patiëntengroep die zich verlaat<br />

presenteert meer retractie heeft. De retractie<br />

die ontstaat door uitgestelde chirurgie geeft een<br />

slechter herstel van functie alsook een moeizamer<br />

herstel post-operatief. 14 Tevens kan hierdoor irreversibele<br />

vervetting optreden. 12,23,25,26 Ook kan<br />

het <strong>voor</strong>komen dat de n. Ischiadicus door het letsel<br />

verkleeft is met de spier wat meer tijd en kunde<br />

van de operateur vergt. 7,9-11,17,25<br />

In onze casus is de belasting post-operatief op<br />

medisch advies laag gehouden om de kans van<br />

slagen te vergroten. Echter dient naast de mate<br />

van retractie het traag herstel meegenomen te<br />

worden in de besluitvorming. Derhalve kan conservatieve<br />

therapie overwogen worden.<br />

In onze casus wordt een proximale totaal ruptuur<br />

beschreven van de semimembranosis pees (graad 2<br />

ruptuur van de proximale hamstring).<br />

Literatuur<br />

1. Miller, S.L. and G.R. Webb, The proximal origin of the<br />

hamstrings and surrounding anatomy encountered<br />

during repair. Surgical technique. J Bone Joint Surg Am,<br />

2008. 90 Suppl 2 Pt 1: p. 108-16.<br />

2. Brucker, P.U. and A.B. Imhoff, Functional assessment<br />

after acute and chronic complete ruptures of the<br />

proximal hamstring tendons. Knee Surg Sports Traumatol<br />

Arthrosc, 2005. 13(5): p. 411-8.<br />

3. Konan, S. and F. Haddad, Successful return to high level<br />

sports following early surgical repair of complete tears<br />

of the proximal hamstring tendons. Int Orthop, 2010.<br />

34(1): p. 119-23.<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 22


■ Geïsoleerde semimembranosis pees avulsie - case report & literatuur overzicht<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

4. Garrett, W.E., Principles and Practice of Orthopaedic<br />

Sports Medicine. Philidelphia, Pa: Lippincott Williams &<br />

Wilkins, 2000: p. 805-817.<br />

5. Palmer, W.E., S.J. Kuong and H.M. Elmadbouh, MR<br />

imaging of myotendinous strain. AJR Am J Roentgenol,<br />

1999. 173(3): p. 703-9.<br />

6. Hancock, C.R., T.G. Sanders, M.B. Zlatkin, P.D. Clifford<br />

and D. Pevsner, Flexor femoris muscle complex: grading<br />

systems used to describe the complete spectrum of<br />

injury. Clin Imaging, 2009. 33(2): p. 130-5.<br />

7. Chakravarthy, J., N. Ramisetty, A. Pimpalnerkar and N.<br />

Mohtadi, Surgical repair of complete proximal hamstring<br />

tendon ruptures in water skiers and bull riders: a report<br />

of four cases and review of the literature. Br J Sports<br />

Med, 2005. 39(8): p. 569-72.<br />

8. Agre, J.C., Hamstring injuries. Proposed aetiological<br />

factors, prevention, and treatment. Sports Med, 1985.<br />

2(1): p. 21-33.<br />

9. Carmichael, J., I. Packham, S.P. Trikha and D.G. Wood,<br />

Avulsion of the proximal hamstring origin. Surgical<br />

technique. J Bone Joint Surg Am, 2009. 91 Suppl 2: p.<br />

249-56.<br />

10. Floor, S., A.H. van der Veen and R.J. Devilee, Two<br />

patients with a complete proximal rupture of the<br />

hamstring. Arch Orthop Trauma Surg, 2010. 130(4): p.<br />

523-6.<br />

11. Lempainen, L., J. Sarimo, J. Heikkila, K. Mattila and<br />

S. Orava, Surgical treatment of partial tears of the<br />

proximal origin of the hamstring muscles. Br J Sports<br />

Med, 2006. 40(8): p. 688-91.<br />

12. Murray, P.J. and W.R. Lowe, Achilles allograft reconstruction<br />

of a chronic complete proximal hamstring<br />

rupture. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc, 2009.<br />

17(11): p. 1360-3.<br />

13. Sarimo, J., L. Lempainen, K. Mattila and S. Orava,<br />

Complete proximal hamstring avulsions: a series of 41<br />

patients with operative treatment. Am J Sports Med,<br />

2008. 36(6): p. 1110-5.<br />

14. Wood, D.G., I. Packham, S.P. Trikha and J. Linklater,<br />

Avulsion of the proximal hamstring origin. J Bone Joint<br />

Surg Am, 2008. 90(11): p. 2365-74.<br />

15. Brucker, P.U. and A.B. Imhoff, [Refixation of complete<br />

tendon ruptures of proximal ischio-crural muscles].<br />

Unfallchirurg, 2004. 107(2): p. 143-8.<br />

16. Mica, L., A. Schwaller, C. Stoupis, I. Penka, J. Vomela<br />

and A. Vollenweider, Avulsion of the hamstring muscle<br />

group: a follow-up of 6 adult non-athletes with early<br />

operative treatment: a brief report. World J Surg, 2009.<br />

33(8): p. 1605-10.<br />

17. Birmingham, P., M. Muller, T. Wickiewicz, J. Cavanaugh,<br />

S. Rodeo and R. Warren, Functional outcome after repair<br />

of proximal hamstring avulsions. J Bone Joint Surg Am,<br />

2011. 93(19): p. 1819-26.<br />

18. Klingele, K.E. and P.I. Sallay, Surgical repair of complete<br />

proximal hamstring tendon rupture. Am J Sports Med,<br />

2002. 30(5): p. 742-7.<br />

19. Koulouris, G. and D. Connell, Evaluation of the hamstring<br />

muscle complex following acute injury. Skeletal Radiol,<br />

2003. 32(10): p. 582-9.<br />

20. Sallay, P.I., R.L. Friedman, P.G. Coogan and W.E.<br />

Garrett, Hamstring muscle injuries among water skiers.<br />

Functional outcome and prevention. Am J Sports Med,<br />

1996. 24(2): p. 130-6.<br />

21. Kurosawa, H., K. Nakasita, H. Nakasita, S. Sasaki and<br />

S. Takeda, Complete avulsion of the hamstring tendons<br />

from the ischial tuberosity. A report of two cases<br />

sustained in judo. Br J Sports Med, 1996. 30(1): p. 72-4.<br />

22. Gidwani, S. and M.D. Bircher, Avulsion injuries of the<br />

hamstring origin - a series of 12 patients and management<br />

algorithm. Ann R Coll Surg Engl, 2007. 89(4): p.<br />

394-9.<br />

23. Marx, R.G., G. Fives, S.K. Chu, A. Daluiski and S.W.<br />

Wolfe, Allograft reconstruction for symptomatic chronic<br />

complete proximal hamstring tendon avulsion. Knee<br />

Surg Sports Traumatol Arthrosc, 2009. 17(1): p. 19-23.<br />

24. Regauer, M., M. Kettler, M. Schieker, K.G. Kanz and W.<br />

Mutschler, [Complete rupture of the proximal semimembranosus<br />

tendon. Minimally invasive surgical repair<br />

by use of a suture anchor in a rare but often underestimated<br />

injury]. Unfallchirurg, 2005. 108(12): p. 1072,<br />

1074-7.<br />

25. Folsom, G.J. and C.M. Larson, Surgical treatment of<br />

acute versus chronic complete proximal hamstring<br />

ruptures: results of a new allograft technique for<br />

chronic reconstructions. Am J Sports Med, 2008. 36(1):<br />

p. 104-9.<br />

26. Lempainen, L., J. Sarimo and S. Orava, Recurrent and<br />

chronic complete ruptures of the proximal origin of the<br />

hamstring muscles repaired with fascia lata autograft<br />

augmentation. Arthroscopy, 2007. 23(4): p. 441 e1-5.<br />

23 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong><br />

<strong>Nederlands</strong> onderzoek in internationale tijdschriften<br />

Similar TKA designs with differences in clinical outcome, Acta<br />

Orthopaedica 2011; 82 (6): 685-691<br />

Huub J. Meijerink, Nico Verdonschot, Corné J.M. van Loon, Gerjon Hannink en Maarten C. De Waal Malefijt<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

Vraagstelling: Er wordt een prospectief gerandomiseerd<br />

vergelijk gemaakt tussen twee typen knieprothesen,<br />

de PFC prothese en de CKS prothese met als<br />

doel aan te tonen dat beiden gelijkwaardig zijn.<br />

Locatie: UMCN St Radboud, Nijmegen en Rijnstate<br />

ziekenhuis Arnhem<br />

Patiënten De gemaakt power analyse toonde een<br />

benodigd aantal van 37 knieën per groep <strong>voor</strong> een<br />

gevalideerde vergelijking. Uiteindelijk 38 (PFC<br />

groep) en 39 (CKS groep) geïncludeerd.<br />

Interventie: Totale knie prothese, cruciate retaining,<br />

zonder patellacomponent.<br />

Uitkomstmaten: Knee Society Scores (KSS), VAS<br />

scores en WOMAC, complicaties en loslating.<br />

Resultaten: Op het moment van de laatste<br />

evaluatie van follow-up (PFC 5,7 jaar en CKS 5,6<br />

jaar) worden significante verschillen gezien bij<br />

het aantal re-operaties (meer bij CKS, 8 vs. 1), de<br />

gemeten extensie beperking (PFC -0.8 vs CKS -3.3),<br />

de Knee subscore van de KSS (PFC 88 vs CKS ), en de<br />

VAS tevredenheid score (PFC 83 vs CKS 71). Hierbij<br />

blijkt de PFC prothese dus in het <strong>voor</strong>deel.<br />

Conclusies: De inferioriteit van de CKS prothese is<br />

multifactorieel<br />

Commentaar: Dat in het Universitair Medisch<br />

Centrum St Radboud op de afdeling orthopedie<br />

lang niet alleen onderzoek wordt verricht naar<br />

heupprothesiologie wordt weer eens bewezen door<br />

een prima artikel van collega Meijerink et al. De<br />

gepubliceerde studie verscheen onlangs in de Acta<br />

Orthopedica, hetgeen de onderzoeksgroep een<br />

compliment waard is.<br />

De achtergrond van dit onderzoek behelst de situatie<br />

waarbij vanuit dezelfde onderzoeksgroep eerdere<br />

publicaties zijn verschenen. Barink et al publiceerde<br />

in 2006 dat de natieve patella geen laterale oriëntatie<br />

heeft. Dit komt terug in de gebruikte CKS<br />

prothese. Terwijl eerder al eerde werd beschreven<br />

dat deze prothese slechtere Knee Society Scores<br />

(KSS) oplevert, is nu een gerandomiseerde vergelijking<br />

gemaakt de de gouden standaard, de PFC<br />

prothese, die juist wel een laterale oriëntatie van<br />

de trochlea groeve heeft.<br />

Na goedkeuring van de ethische commissie werd<br />

volgens werd een prospectief gerandomiseerde<br />

studie volgens de CONSORT richtlijnen opgezet.<br />

De gemaakt power analyse werd gericht op een<br />

verschil van 10 punten in de KSS. Tevens werden<br />

VAS scores en WOMAC bijgehouden.<br />

De significante verschillen spreken <strong>voor</strong> zich, lijkt<br />

het, maar zijn krap. Een hogere inclusie had dit<br />

kunnen versterken. Hierbij blijkt de PFC prothese<br />

dus in het <strong>voor</strong>deel. Echter is het de vraag of het<br />

gebruik van parametrisch toetsen is gerechtvaardigd.<br />

De KSS is over het algemeen niet normaal<br />

verdeel en niet-parametrische toetsen zijn minder<br />

discriminerend, hetgeen de significatie zou kunnen<br />

beïnvloeden. Het neemt niet weg dat het aantal<br />

re-operaties in de CKS groep buitengewoon hoog is.<br />

Andere redenen behalve het implantaat zou redelijkerwijs<br />

door de randomisatie <strong>voor</strong> beide groepen<br />

gelijk geacht mogen worden.<br />

Gelukkig behandelen de auteurs in de discussie ook<br />

meer oorzaken van deze verschillen dan de oriëntatie<br />

van de trochlea groeve en patello-femorale invloeden<br />

van dien. De verklaringen <strong>voor</strong> het hoge aantal reoperaties<br />

wordt gevonden in de loslating. Er zijn 2<br />

septische en 3 aseptische loslatingen. De interface van<br />

de CKS prothese met het cement wordt niet afdoende<br />

geacht door de auteurs. Blijkens eigen onderzoek<br />

heeft deze prothese een minder ruw oppervlak dan<br />

de PFC prothese zodat de hectingscapaciteit zwakker<br />

wordt geacht. Het toevoegen van literatuur referenties<br />

had deze bevinding nog sterker kunnen maken,<br />

immers dit lijkt de clue van de studie!<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 24


Ook worden invloeden van de insert besproken<br />

die bij de CKS prothese mogelijk tot zwakte van<br />

de achterste kruisband (AKB) kan leiden en dus<br />

een vergrote <strong>voor</strong>-achterwaartse translatie geeft.<br />

Ondersteund door literatuur lijkt de AKB van<br />

invloed te zijn op het succes van deze prothese.<br />

De auteurs nogmaals feliciterend met hun waarde-<br />

volle publicatie, geeft dit nog maar eens te denken<br />

hoe belangrijk het registreren en bijhouden van<br />

(eigen) resultaten in de registers is om zodoende tot<br />

verantwoorde keuze van implantaten te komen.<br />

Wouter van Hemert<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

No improvement in long term wear and revision rates with the second generation<br />

Biomet cup (Ringloc) in young patients - 141 hips followed for<br />

median 12 years, Acta Orthopaedica 2011; 82 (6): 664-668<br />

Bart Boesenach, Huub J.L. van der Heide en Rob G.H.H. Nelissen<br />

Doel van de studie: Analyse van de klinische en<br />

rontgenologische resultaten van twee ongecementeerde<br />

acetabulum cups, de Hexloc- en de Ringloc<br />

cup bij patiënten jonger dan 55 jaar.<br />

Locatie: Leids Universitair Medisch Centrum<br />

Patiënten en methode: Tussen 1990 en 2000 werden<br />

in het LUMC door verschillende orthopaedisch<br />

chirurgen een totaal van 111 patiënten onder de<br />

55 jaar geopereerd (150 ongecementeerde Mallory<br />

Head totale heupprothesen). De follow up bedroeg<br />

104 patiënten met 141 MH totale heupprothesen<br />

met een metalen 28 mm heupkop en 2 keramiek. Er<br />

waren twee patiënten groepen, een groep met een<br />

Hexloc cup, follow up gemiddeld 14 jaar (6-18) en<br />

een groep met een Ringloc cup, follow up gemiddeld<br />

10 jaar (1-14), bij eenzelfde ongecementeerde<br />

Mallory Head femur steel.<br />

In een retrospectieve studie werden de 10 jaar<br />

survival, de rontgenologische polyethyleen slijtage<br />

en loslating van 64 Hexloc-en 77 Ringloc cups vergeleken.<br />

Resultaten: De 10 jaar survival <strong>voor</strong> de Hexloc<br />

cup bedroeg 89% (CI 81-97)en <strong>voor</strong> de Ringloc cup<br />

92% (CI 85-98), eindpunt willekeurig welke reden<br />

<strong>voor</strong> revisie. De gemiddelde polyethyleen slijtage<br />

bedroeg <strong>voor</strong> de Hexloc cup 0.16 ( SD 0.16 mm)<br />

en <strong>voor</strong> de Ringloc cup 0.15 (SD 0.1) mm. Tussen<br />

Hexloc cup en Ringloc cup werden geen verschillen<br />

in loslating gevonden.<br />

Conclusie: Vergeleken met de Hexloc cup werd bij<br />

de Ringloc cup geen verbetering gevonden in het<br />

gemiddelde percentage survival, evenzo was er<br />

geen reductie van de lineaire polyethyleen slijtage.<br />

Ondanks dat bij de Ringloc cup het lockingmechanisme<br />

en het design tov de Hexloc cup verbeterd<br />

zou zijn (liner hemisferisch versus cilindrisch) werd<br />

geen klinische verbetering geconstateerd. Hoewel<br />

de titel anders doet vermoeden, uitgaande van de<br />

matige resultaten <strong>voor</strong> de Hexloc cup in de literatuur,<br />

geven de auteurs aan dat deze acetabulaire<br />

cups toch een ”reasonable choice” waren <strong>voor</strong> de<br />

categorie jonge patiënten.<br />

Commentaar: Een vlot geschreven studie over een<br />

veel gebruikte heupprothese, waarbij in de literatuur<br />

wel zeer positieve resultaten over de Mallory<br />

Head heupsteel bekend zijn maar over de acetabulum<br />

cup slechts beperkt literatuur <strong>voor</strong>handen is.<br />

Ook in deze studie gaat het om een kleine serie,<br />

conform vele studies over ongecementeerde cups<br />

en bovendien een specifieke patiënten groep,<br />

jonger dan 55 jaar.<br />

De Hexloc cup werd in de periode 1990-1994<br />

gebruikt. Tussen 1994 en 2000 werd de verbeterde<br />

vorm gebruikt, de Ringloc cup met een beter<br />

locking mechanisme <strong>voor</strong> de polyethyleen liner en<br />

een beter design. Beide shells in deze series hadden<br />

dezelfde gesloten plasma porous coating en schroefgaten,<br />

<strong>voor</strong> de Hexloc en Ringloc, 12 resp. 7.<br />

De reden <strong>voor</strong> re-operatie was in beide groepen<br />

meestal een slijtage van de polyethyleen liner, en<br />

driemaal een loslating van de cup. In het artikel<br />

worden geen debris cysten achter de cup beschreven<br />

bij een goed vastzittende cup. Er werden geen<br />

steelrevisies uitgevoerd.<br />

De indicatie <strong>voor</strong> re-operatie <strong>voor</strong> poly liner<br />

slijtage wordt genoemd ”end-stage lineair wear”<br />

er werden geen waarden <strong>voor</strong> lineaire slijtage in<br />

mm aangegeven.<br />

In de Hexloc groep vonden 25 revisies plaats (22<br />

liners, 3 cupwissels), in de Ringloc groep 8 (5 liners,<br />

3 cupwissels)<br />

De survival analyse laat na 10 jaar geen signifi-<br />

25 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


ORALE PREVENTIE VAN VTE (VENEUZE TROMBO-EMBOLIE)<br />

NA HEUP-EN KNIE VERVANGENDE OPERATIES<br />

ORALE, ZEER EFFECTIEVE VTE PREVENTIE<br />

Pradaxa ® nu ook:<br />

Geregistreerd <strong>voor</strong> preventie<br />

van CVA en systemische<br />

embolie bij patiënten met<br />

atriumfibrilleren* ,1<br />

Pradaxa ® :<br />

Zeer effectieve VTE preventie<br />

<strong>voor</strong> thuis en in het ziekenhuis 2,3<br />

• Veiligheid en effectiviteit<br />

die u verwacht** ,1-3<br />

• Eénvoudig<br />

eenmaal daags oraal 1<br />

* Non-valvulair atrium fi brilleren en één of meerdere risicofactoren.<br />

** Pradaxa is vergeleken met LMWH enoxaparine.<br />

1. IB-tekst Pradaxa, 2012<br />

2. Eriksson BI et al., J Thromb Haemost 2007; 5:2178-2185<br />

3. Eriksson BI et al., Lancet 2007; 370:949-956<br />

Zie <strong>voor</strong> de verkorte IB-tekst elders in dit blad.<br />

NL/PRA-121103


V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

cant verschil (3%) zien tussen beide groepen, 89 %<br />

en 92 %, (p=0.5) Echter in tabel 2 vinden wij na<br />

12 jaar opvallend een drie maal zo groot verschil<br />

(9%) ten gunste van de ringloc. Maar het aantal<br />

heupen in de groep Ringloc cups is dan nog slechts<br />

15, een te klein aantal at risk om conclusies aan te<br />

verbinden.<br />

Een kleine storende fout vinden wij op pagina 666,<br />

waar wordt gesproken over een insufficiënt aantal<br />

( heupen) in de B groep, het zal duidelijk zijn dat<br />

het hier gaat over de R groep (Ringloc).<br />

De slijtage van het polyethyleen was in beide<br />

groepen gelijk, gemiddelde lineair slijtage H groep<br />

en R groep 0.16mm, resp 0.15mm (p=0.7). Dit is in<br />

overeenstemming met eerder publicaties waarbij<br />

conventioneel polyethyleen <strong>voor</strong> de liners gebruikt<br />

werd. Skoldenberg(2010) e a hebben ook Hexloc en<br />

Ringloc cups vergeleken, ingebracht in de periode<br />

1990-1994 resp.1995-1997, zij vonden meer<br />

slijtage en loslating bij de Hexloc, <strong>voor</strong> de Ringloc<br />

bedroeg de gem. lineaire slijtage 0.1 mm. 5 Recente<br />

Deense heup register gegevens (2011) tonen juist<br />

opvallend goede resultaten met een Ringloc liner<br />

met loslating als eindpunt, serie 1995-2010, 15<br />

jaar, 3302 heupen, survival 91.5%(CI 88.5-93.6%).<br />

Ook zij zagen bij de jongere patiënten significant<br />

meer loslating.<br />

Van belang is te memoreren dat <strong>voor</strong> de leeftijdsgroep<br />

onder de vijftig jaar überhaupt, <strong>voor</strong> willekeurig<br />

welke type heupprothese, er altijd relatief<br />

lage survivals gevonden worden.<br />

In zijn algemeenheid is de polyethyleen slijtage<br />

van ongecementeerde modulaire metal-backed<br />

cups die in de jaren 80 en 90 geïntroduceerd zijn,<br />

relatief hoog. 3<br />

In dit onderzoek en in een deel van de literatuur<br />

gaat het om patiënten series tussen 1990 en 2000.<br />

Het polyethyleen hier gebruikt was het conventionele<br />

UHMWPE, compression molded, eerst in lucht,<br />

later in argon, gamma straling gesteriliseerd. Pas<br />

in 2005 werd de tweede generatie highly crosslinked<br />

polyethyleen ARCOM-XL door de FDA toegestaan<br />

<strong>voor</strong> algemeen gebruik. De sterilisatie werd<br />

<strong>voor</strong>taan uitgevoerd in plasma gas en de verpakking<br />

werd <strong>voor</strong>zien van een afschermende laag.<br />

Sedert 1994 tot op heden wordt de Ringloc cup<br />

(shell) in ongewijzigde vorm, veelal als solid<br />

(zonder schroefgaten) op grote schaal gebruikt. Er<br />

is een goede verankering van de liner in de cup en<br />

er is een eenvoudige mogelijkheid om bij revisie<br />

een nieuwe liner in te brengen.<br />

Voor de Mallory Head ongecementeerde steel in<br />

deze serie, met een follow-up van 16 jaar werden<br />

uitstekende resultaten gevonden, er zijn geen loslatingen<br />

en/of revisies verricht. Dit is conform de<br />

literatuur met een follow-up van 25 jaar. 6<br />

Zeer waardevol aan dit artikel is dat wederom<br />

duidelijk gemaakt is dat de kwaliteit van het toenmalige<br />

conventionele polyethyleen van deze ongecementeerde<br />

cups nog veel te wensen overliet. In<br />

hoeverre het design, de congruentie van liner en<br />

shell, creep, backwear en oxidatie van de liner een<br />

rol speelden is niet duidelijk. Geclaimde verbeteringen<br />

in het design konden in deze kleine serie<br />

niet worden aangetoond. Gelet op de specifieke<br />

groep van jonge patiënten is het niet ongewoon dat<br />

in deze serie polyethyleen slijtage en loslating frequenter<br />

<strong>voor</strong>komen dan in oudere populaties, dit<br />

geldt <strong>voor</strong> alle prothesen.<br />

De Ringloc cup met de gesloten plasma porous<br />

gecoate shell, is wat design en coating betreft ongewijzigd<br />

sedert 1994. De botingroei staat niet ter<br />

discussie, essentieeel is de verandering van conventioneel<br />

naar highly cross linked polyethyleen liners.<br />

De verwachting is dat met het huidige highly cross<br />

linked polyethyleen liners in de Ringloc cup, de<br />

plasma gas sterilisatietechniek, de afschermende<br />

verpakking en het gebruik van de huidige generatie<br />

keramische heupkoppen er nog minder polyethyleen<br />

slijtage plaats zal vinden, ook in de categorie<br />

jonge patiënten. De recente 10 jaar gegevens<br />

stemmen hoopvol.<br />

Evert van Langelaan<br />

Literatuur<br />

1. Danish Hip Register,Annual Report 2010<br />

2. G.E.R.Thomas e a JBJS Am 2011;93:716-22<br />

3. J.L.Howard e a JBJSAm 2011;93:1597-604<br />

4. J.H.M. Goosen e a JBJS Vol. 87-B, No11, november 2005<br />

5. O. Skoldenberg e a Proceedings Efort, JBJS Br 2010<br />

vol.92B no.Supp 2 312<br />

6. Bourne. Current Concepts Abstracts p 31 2009<br />

7. AAOS Hip Society San Francisco 2012<br />

26 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong><br />

Proefschriftbesprekingen<br />

On Patellofemoral Joint Replacement: Clinical, Radiological, and Numerical<br />

Studies. Hans-Peter W. van Jonbergen, Radboud Universiteit Nijmegen,<br />

14 april 2011<br />

Op 14 april 2011 promoveerde Hans-Peter van<br />

Jonbergen aan de Radboud Universiteit Nijmegen<br />

op zijn proefschrift: On Patellofemoral Joint<br />

Replacement: Clinical, Radiological, and Numerical<br />

Studies. De eerste stelling in het proefschrift: “De<br />

optimale behandeling van geïsoleerde patellofemorale<br />

artrose vereist verder onderzoek” geeft al<br />

direct aan dat plaatsing van een patellofemorale<br />

prothese (PFP) nog steeds controversieel is. De<br />

eerste plaatsing van een patellofemorale prothese<br />

geschiedde in 1948. De resultaten zijn minder<br />

<strong>voor</strong>spelbaar als die van de totaleknieprothese<br />

(TKP). In hoofdstuk 2 worden in een systematische<br />

review 44 artikelen (veel lage kwaliteit studies)<br />

geselecteerd. De belangrijkste conclusie van de<br />

review was dat er <strong>voor</strong>al behoefte was aan methodologisch<br />

goede klinische studies met een patiënt<br />

gebaseerd uitkomstinstrument.<br />

In hoofdstuk 3 worden de resultaten beschreven<br />

van 185 Richards II PFP met een mediane follow-up<br />

tijd van 13,3 jaar. De 10 en 20-jaars overleving<br />

was respectievelijk 84% en 69%, wat niet slecht te<br />

noemen is <strong>voor</strong> een oude generatie PFP met het<br />

toenmalige polyethyleen. Obese patiënten hadden<br />

een hoger revisiepercentage.<br />

De conversie van een PFP naar een TKP (ook revisie<br />

van de patellacomponent) wordt behandeld in<br />

hoofdstuk 4. In een matched case-control studie<br />

van 14 PFP patiënten bleek dat er geen negatief<br />

effect is op de uitkomst van de TKP. Met andere<br />

woorden: de PFP is goed te reviseren, botverlies is<br />

nauwelijks een probleem.<br />

In hoofdstuk 5 wordt beschreven dat, als gevolg<br />

van stress shielding, er verlies is van botdensiteit<br />

(DEXA-metingen) achter de femorale flange, 1 jaar<br />

na plaatsing van een PFP (8-15%). In een eindig<br />

elementen model (hoofdstuk 6) wordt dit bevestigd.<br />

Verschillende ontwerpen PFP kunnen andere percentages<br />

densiteits verlies geven na plaatsing.<br />

Een interessant onderdeel van het proefschrift<br />

betreft het zgn. diathermisch denerveren van de<br />

patella bij plaatsing van een TKP zonder patellacomponent.<br />

In hoofdstuk 7 wordt een enquete onder orthopedisch<br />

chirurgen beschreven. Het bleek dat er<br />

totaal geen concensus is over het wel of niet denerveren<br />

onder <strong>Nederlands</strong>e orthopedisch chirurgen.<br />

Een response percentage van 92% is uitzonderlijk<br />

te noemen. Waarschijnlijk wilden de orthopedisch<br />

chirurgen ook graag antwoord ook een antwoord<br />

op de vraag of denerveren zinvol is. Gebruik van<br />

de denervatie was er bij 56% van de orthopedisch<br />

chirurgen. Van Jonbergen voerde ook een RCT uit<br />

waarbij bij 131 patiënten, die een TKP kregen<br />

zonder patellacomponent, werd gerandomiseerd<br />

tussen wel of niet diathermisch denerveren van de<br />

patella. Na 1 jaar follow-up was er in de groep met<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 27


1 tablet per dag<br />

Glucosamine 1178 mg<br />

in de vorm van glucosaminesulfaat 1500 mg<br />

Verlichting van<br />

symptomen<br />

bij milde tot matige<br />

osteoartritis<br />

van de knie<br />

NL/Dol 10 662 / 03/2012/02<br />

1 tablet<br />

per dag<br />

Geregistreerd geneesmiddel<br />

Raadpleeg de volledige productinformatie (SPC) hieronder<br />

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Dolenio 1178 mg, filmomhulde tabletten 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Eén filmomhulde tablet bevat 1884,60 mg<br />

glucosaminesulfaat natriumchloride, equivalent aan 1500 mg glucosaminesulfaat of 1178 mg glucosamine. Hulpstof met bekend effect: natrium 151 mg. 3. FARMACEUTISCHE<br />

VORM Filmomhulde tablet. Witte tot bijna witte, ovaalvormige en biconvexe filmomhulde tabletten met breukstreep aan één zijde. De breukstreep is alleen om het breken te<br />

vereenvoudigen zodat het inslikken makkelijker gaat en niet <strong>voor</strong> de verdeling in gelijke doses. 4.1 Therapeutische indicaties Verlichting van symptomen bij milde tot matige<br />

osteoartritis van de knie. 4.2 Dosering en wijze van toediening Dosering<br />

Volwassenen: Eén tablet per dag. Glucosamine is niet geïndiceerd <strong>voor</strong> de<br />

behandeling van acute pijnlijke symptomen. Verlichting van de symptomen<br />

(<strong>voor</strong>al van pijnklachten) kan soms pas na een aantal weken behandeling<br />

merkbaar zijn, en in sommige gevallen duurt het zelfs langer. Indien er na<br />

2-3 maanden geen verlichting van symptomen optreedt, dient verdere behandeling<br />

met glucosamine opnieuw geëvalueerd te worden. Ouderen: Er<br />

zijn geen specifieke studies uitgevoerd bij ouderen, maar uit klinisch onderzoek<br />

is gebleken dat het niet nodig is om de dosering aan te passen<br />

<strong>voor</strong> de behandeling van verder gezonde, oudere patiënten. Pediatrische<br />

patiënten: Het gebruik van Dolenio door kinderen en adolescenten jonger<br />

dan 18 jaar wordt niet aanbevolen, vanwege een gebrek aan gegevens<br />

over veiligheid en werkzaamheid. Verminderde nier- en/of leverfunctie: Er<br />

kunnen geen aanbevolen doseringen <strong>voor</strong> patiënten met een verminderde<br />

nier- en/of leverfunctie worden gegeven, aangezien geen onderzoek is<br />

verricht binnen deze groep. Wijze van toediening: De tabletten kunnen<br />

met of zonder voedsel worden ingenomen. 4.3 Contra-indicaties Dolenio<br />

dient niet te worden gebruikt door patiënten die allergisch zijn <strong>voor</strong> schaaldieren,<br />

aangezien het actieve bestanddeel afkomstig is van schaaldieren.<br />

Overgevoeligheid <strong>voor</strong> het werkzame bestanddeel of <strong>voor</strong> één van de<br />

hulpstoffen. Kinderen jonger dan twee jaar. 4.8 Bijwerkingen De meest<br />

<strong>voor</strong>komende bijwerkingen die verband houden met de behandeling met<br />

glucosamine zijn misselijkheid, buikpijn, indigestie, constipatie en diarree.<br />

Daarnaast komen hoofdpijn, vermoeidheid, huiduitslag, jeuk en blozen<br />

<strong>voor</strong>. De gerapporteerde bijwerkingen zijn over het algemeen mild en van<br />

MedDRA systeem Vaak Soms Niet bekend<br />

orgaanklasse (≥1/100,


denervatie significant minder “anterior knee pain”<br />

en een hogere WOMAC score (publicatie JBJS-Br).<br />

Hans-Peter van Jonbergen heeft een kwalitatief<br />

goed proefschrift geschreven over een controversieel<br />

onderwerp. Het manuscript is in de breedte goed<br />

opgezet met een systematische review, een RCT,<br />

en DEXA-studie naast de lange termijn follow-up<br />

studie van de Richards PFP patiëntengroep. Het is<br />

een geruststellende gedachte dat revisie van een<br />

PFP naar een TKP technisch goed uitvoerbaar is.<br />

Dus met een PFP worden geen bruggen verbrand.<br />

Van Jonbergen verdient een compliment en felicitaties<br />

met het bereiken van deze mijlpaal.<br />

Corné van Loon<br />

Total hip arthroplasty in young patients, an orthopaedic challenge.<br />

Daniel C.J. de Kam. Radboud Universiteit Nijmegen, 16 juni 2011<br />

In dit proefschrift worden de Nijmeegse ervaringen<br />

met de primaire gecementeerde totale heupprothese<br />

en de resultaten van de revisie operaties bij<br />

de jonge patient uitvoerig beschreven. Een interessant<br />

aspect is het gebruik van geimpacteerde<br />

botsnippers bij de primaire totale heupprothese in<br />

geval van acetabulaire botdefecten. Zoals de titel<br />

van het proefschrift al aangeeft blijft het plaatsen<br />

van een totale heupprothese bij jonge patiënten<br />

een uitdaging omdat het risico op vroege loslating<br />

van het implantaat reëel is en dit probleem tot op<br />

heden nog niet is opgelost.<br />

Hoofdstuk 2 beschrijft de resultaten van een literatuurreview<br />

mbt de resultaten van de totale<br />

heupprothese bij patiënten jonger dan 50 jaar.<br />

Opvallend was dat bij de vastgestelde zoekcriteria<br />

er slechts 2 publicaties werden gevonden<br />

over eerste generatie cementloze heupprothesen<br />

die voldeden aan de NICE criteria (follow-up > 10<br />

jaar en survival > 90 procent). Wellicht dat de<br />

nieuwere generatie cementloze implantaten wel<br />

gunstige uitkomsten laten zien. De zwakke schakel<br />

in het geheel blijft tot op heden de acetabulaire<br />

component. Hoe de lange termijn resultaten van<br />

hybride en reversed hybride implantaten uitpakken<br />

is nog onduidelijk. Uiteraard is meer bekend over<br />

de lange termijn resultaten van gecementeerde<br />

implantaten waarbij over het algemeen wel aan de<br />

NICE criteria wordt voldaan.<br />

In hoofdstuk 3 worden de medium termijn resultaten<br />

beschreven van de Exeter gecementeerde totale<br />

heupprothese (100% follow-up) bij patiënten jonger<br />

dan 40 jaar. De survival (alle revisies) na 7 jaar was<br />

95.8%. Reden revisie: 3x diepe infectie. Opvallend<br />

is dat bij de preoperatieve diagnosen de primaire<br />

coxarthrose ontbreekt. Verder is onbekend hoe het<br />

activiteitenniveau van de patiënten was hetgeen<br />

mede de survival zou kunnen beinvloeden. Verder<br />

was sprake van een opvallend hoog luxatiepercentage<br />

(11.5%). Mbt de radiologische resultaten worden<br />

radiolucente zones en subsidence wel beschreven<br />

<strong>voor</strong> wat betreft de steel maar niet <strong>voor</strong> wat betreft<br />

de cup of moeten we aannemen dat er geen periacetabulaire<br />

radiologische radiolucente lijnen werden<br />

waargenomen Of de 5 acetabulumrevisies (pag 42)<br />

zijn meegenomen in de survivalanalyse blijft onduidelijk.<br />

Desalniettemin zijn de overall medium<br />

termijn klinische resultaten bevredigend.<br />

In hoofdstuk 4 worden de resultaten weergegeven<br />

van een retrospectieve cohort studie van gecementeerde<br />

polyethyleen cups bij patiënten jonger dan<br />

40 jaar (follow-up 2 tot 18.5 jaar, gemiddeld 8.1<br />

jaar). 10 jaars survival (alle revisies) is 85%, revisie<br />

met als eindpunt aseptische loslating geeft 92%<br />

survival, terwijl de survival van de cups waarbij<br />

gebruik werd gemaakt van impactie met botsnippers<br />

nog hoger is (95%). De auteur geeft zelf in de<br />

discussie al aan dat er een relatieve korte follow-up<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 28


V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

is, het activiteitenniveau niet gedocumenteerd is,<br />

het heterogene groepen betreft en dat verschillende<br />

typen implantaten zijn gebruikt. Echter met<br />

een 100% follow-up en een uitmuntende documentatie<br />

zowel klinisch als radiologisch kan met recht<br />

gesteld worden dat het plaatsen van gecementeerde<br />

cups zowel in geval van een intact acetabulum<br />

als in geval van botdefecten (met geimpacteerde<br />

spongiosasnippers) een goede behandeling is <strong>voor</strong><br />

de jonge patient.<br />

Hoofdstuk 5 is min of meer een copie van hoofdstuk<br />

4 en is gepubliceerd in het NTvG 2010;154:A811.<br />

In hoofdstuk 6 worden goede resultaten beschreven<br />

van 168 gecementeerde heupprothesen bij 140<br />

patienten in de leeftijdscategorie van 40-50 jaar<br />

met een follow-up van 2-19 jaar. In feite is hier<br />

dezelfde techniek gebruikt als beschreven in de<br />

<strong>voor</strong>gaande hoofdstukken. De survival na 10 jaar<br />

follow-up was 88% ongeacht de reden <strong>voor</strong> revisie<br />

en 94% in geval van aseptische loslating van de<br />

componenten. Sterkte van de studie: Geen patient<br />

lost to follow-up, 100% klinische en radiologische<br />

documentatie en consequent toegepaste zelfde<br />

operatietechniek door weliswaar meerdere operateurs.<br />

Zwakte: gebruik van verschillende implantaten<br />

en relatief korte follow-up. De preoperatieve<br />

diagnose cq indicatie wordt ook hier niet vermeld.<br />

Opvallend was dat rond cups waarbij gebruik<br />

gemaakt was van geimpacteerde botsnippers<br />

minder radiolucente gebieden werden waargenomen<br />

maar of dit een significant verschil is wordt<br />

niet duidelijk (vergelijk hoofdstuk 4). De survival in<br />

de patientencategorie 40-50 jaar is vergelijkbaar<br />

met die beschreven in de patiënten jonger dan 40<br />

jaar (zie <strong>voor</strong>gaande hoofdstukken).<br />

In hoofdstuk 7 wordt opnieuw de ervaring beschreven<br />

van de gecementeerde impactietechniek bij<br />

acetabulaire botdefecten bij patiënten jonger<br />

dan 50 jaar oud. Survival na 10 jaar resp 15 jaar<br />

ongeacht reden <strong>voor</strong> revisie bedraagt 91% resp 78%.<br />

10 jaars survival (reden revisie aseptische loslating)<br />

is 96% <strong>voor</strong> de cup en 97% <strong>voor</strong> de steel. Er zal in de<br />

beschreven resultaten ongetwijfeld enige overlap<br />

bestaan met de resultaten beschreven in de <strong>voor</strong>-<br />

gaande hoofdstukken. Sterktes en zwaktes van de<br />

studie zijn vergelijkbaar met die aangegeven in de<br />

andere hoofdstukken. Met de goede lange termijn<br />

resultaten wordt voldaan aan de NICE criteria en<br />

blijkt de botimpactietechniek <strong>voor</strong> acetabulaire<br />

defecten zelfs na 15 jaar follow-up betrouwbaar.<br />

Uiteraard wordt ook aandacht besteed aan de resultaten<br />

van de gecementeerde heuprevisies bij de<br />

jonge patient in hoofdstuk 8. Ook hier betreft het<br />

patiënten bij wie (zoals in meerdere publicaties<br />

in dit proefschrift beschreven) een gecementeerde<br />

primaire totale heupprothese werd geplaatst<br />

tussen 1988 en 2004. Van deze 343 heupen werden<br />

53 prothesen gereviseerd, waarbij het in 25<br />

gevallen steel en cup betrof, 21 maal de cup, 5<br />

maal de steen en 2 maal een uitwissel van de kop.<br />

In geval van het bestaan van botdefecten werd<br />

gebruikt gemaakt van geimpacteerde botsnippers,<br />

en eventueel een metalen mesh. Survival van deze<br />

revisies na 5 jaar was 91% (ongeacht de indicatie)<br />

terwijl de survival na 5 jaar in geval van aseptische<br />

loslating 100% bedroeg. In hoofdstuk 9 blijkt de<br />

survival bij patiënten jonger dan 60 jaar waarbij de<br />

prothese werd gereviseerd (n=146 heupen bij 129<br />

patienten) na 10 jaar 78% (ongeacht de reden) en<br />

wanneer aseptische loslating de indicatie was 87%<br />

hetgeen zeer acceptabel is.<br />

“Never change a winning team”. Daniel de Kam<br />

heeft eens temeer in dit fraaie proefschrift aangetoond<br />

dat dit bij uitstek geldt <strong>voor</strong> de gecementeerde<br />

totale heupprothese ook wanneer<br />

deze geplaatst wordt bij de jonge patient. Ook de<br />

medium termijn en lange termijn resultaten van<br />

de gecementeerde revisieprocedures blijken bij<br />

deze patientencategorie goed te zijn . Zoals de<br />

Kam aangeeft kan gebruik van nieuwe slijtvaste<br />

articulatiecombinaties en verdere verbetering<br />

van biomechanische en biologische eigenschappen<br />

van geimpacteerde botsnippers (autoloog en/of<br />

allograft) de lange termijn resultaten mogelijk nog<br />

verder verbeteren.<br />

Jos van Raay<br />

Perioperative blood saving measures in total hip and knee arthroplasty.<br />

Wieger G. Horstmann. Universiteit van Utrecht, 29 september 2011<br />

Het proefschrift van Wieger Horstmann komt <strong>voor</strong>t<br />

uit een mooie lijn proefschriften op het gebied van<br />

bloedmanagement. Dit is meteen een compliment<br />

aan het hele begeleidingsteam. Dit proefschrift<br />

gaat in op een aantal aspecten van bloedmanagement.<br />

Belangrijkste apect van het proefschrift is<br />

het retransfunderen van intra- en postoperatief<br />

verzameld autoloog wondbloed.<br />

Het gebruik van wonddrains staat al lange tijd<br />

terecht ter discussie, over het gebruik van retransfusiesystemen<br />

tijdens en na de operatie zijn<br />

<strong>voor</strong>namelijk tegenstrijdige publicaties beschik-<br />

29 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


was. Belangrijkste resultaten waren: Hematomen<br />

waren significant groter in de controlegroep dan in<br />

de bloedplaatjes gel-groep (P = 0,03). De pijnscore<br />

in rust was hoger in de controlegroep op de 3e<br />

dag (P = 0,04). Wondgenezing stoornissen werden<br />

gezien op de vier patiënten in de controlegroep en<br />

in een geen van de patiënten in de APG-groep (ns).<br />

Bereik van beweging van de knie was gelijk na de<br />

operatie. Het verblijf in het ziekenhuis bedroeg 6,2<br />

dagen in het APG en 7,5 dagen in de controlegroep<br />

(ns). Kortom resultaten die vragen om een vervolgstudie<br />

met meer patienten en in een setting met<br />

intensievere benadering en kortere ligduur.<br />

Vervolgens laat het proefschrift nogmaals zien<br />

dat het gebruik van een postoperatief cellsaver<br />

systeem veilig kan worden toegepast. In een grote<br />

prospectieve studie van 1819 patienten in 38 nederlandse<br />

ziekenuizen werd aangetoond dat het<br />

systeem veilig gebruikt kan worden en er zeer<br />

weinig bijeffecten gezien worden.<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

baar. Vandaar dat dit proefschrift een waardevolle<br />

aanvulling is op dit gebied. Er wordt namelijk in<br />

de diverse studies een vergelijk gemaakt tussen<br />

retransfusiesystemen ten opzichte van zowel een<br />

wonddrain als geen drain. Verder worden er een<br />

aantal actuele studies in het proefschrift besproken<br />

zoals de disposable intra- en postoperatieve<br />

cellsaver en het gebruik van autologe platelet gel<br />

bij totale knieen.<br />

De centrale vragen in het proefschrift zijn: Welke<br />

factoren over bloedverlies spelen en rol in THP/TKP<br />

en wat is het effect van bloedbesparende maatregelen,<br />

Hb niveau’s en de behoeftes aan allogene<br />

bloedtransfusies<br />

Het proefschrift begint met een praktisch literatuuroverzicht<br />

van de huidige stand van zaken en<br />

laat vervolgens de <strong>voor</strong>uitgang van bloedmanagement<br />

in Nederland zien. Met het herhalen van een<br />

eerder uitgevoerde survey laten ze zien dat er een<br />

grote <strong>voor</strong>uitgang in Nederland heeft plaatsgevonden<br />

en een positieve houding ten aanzien van<br />

bloedmanagement. De eerste mogelijke maatregel<br />

die besproken wordt is het gebruik autologe bloedplaatjes<br />

gel. In een prospectieve gerandomiseerde<br />

pilot studie, 20 versus 20 patienten, wordt<br />

Autologe bloedplaatjes gel in totale knieprothesen<br />

toegepast. Het feit dat geen allogene bloedtransfusies<br />

werden gegeven in beide groepen geeft al<br />

aan dat er een goed restrictief beleid ter plaatse<br />

In hoofdstuk 6 wordt een RCT beschreven die een<br />

retransfusiesyteem vergelijkt met een hoog vacuum<br />

drain. Een studie opzet die we de afgelopen jaren<br />

in Nederland al een aantal maal hebben zien langskomen.<br />

In deze trial van 200 patienten vinden<br />

auteurs een positief effect van het retransfusiesysteem<br />

ten opzicht van de controle groep, een hoog<br />

vacuum drain. Echter is het bewijs beperkt, een<br />

hoger Hb op de eerste postoperatieve dag en dit<br />

verschil is de meetmomenten erna niet meer significant.<br />

In het licht van andere RCT’s op dit gebied<br />

lijkt deze discussie nog niet opgelost te zijn.<br />

Zoals al gemeld is het gebruik van een drain na<br />

een prothese niet bewezen en is er een duidelijke<br />

trend in alle medische richten naar het niet meer<br />

gebruiken van een wond drain. Daarom zijn de<br />

studies in hoofdstuk 7 en 8 zeer interessant. In deze<br />

RCT werden 115 patienten gerandomiseerd over<br />

een retransfusiegroep en een groep zonder drain.<br />

Bij de knieen wordt gevonden dat de retransfusie<br />

drain effectief is terwijl in hfst 8 wordt aangetoond<br />

met een RCT (n=100) dat het gebruik van een retransfusiedrain<br />

bij THPs niet effectief is.<br />

In hoofdstuk 9 en 10 worden twee RCTs beschreven<br />

over het gebruik van een intra en postoperatief<br />

drainage systeem bij THPs. In de eerste studie<br />

(n=118) wordt het Sangvia systeem uitgezet tegen<br />

een hoog vacuum drain. In hoofdstuk 10 wordt een<br />

soortgelijke studie gepresenteerd maar dan zonder<br />

drain. In beide studies wordt geconcludeerd dat<br />

het Sangvia systeem effectief is ten opzichte van<br />

de controle groep. In beide studies wordt een<br />

hoger postoperatief Hb gezien. Echter wordt in<br />

geen van beide studies een vermindering van het<br />

aantal homologe transfusies gezien.<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 30


V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

Tot slot wordt in hoofdtuk 11 de grote hoeveelheid<br />

data die de auteur in diverse studies heeft<br />

verzameld gepoold, een soort meta-analyse van<br />

eigen data. Hierin wordt het effect versterkt te<br />

gunste van retransfunderen. Echter zien we bij<br />

deze data wel een niet beschreven studie van<br />

revisie heupen staan.<br />

Het proefschrift sluit af met een samenvatting en<br />

conclusies. Belangrijkste conclusies zijn: we zijn het<br />

in Nederland het afgelopen decenium beduidend<br />

beter zijn gaan doen op gebied van bloedmanagement,<br />

iets waar deze onderzoeksgroep duidelijk<br />

heeft bijgedragen. Het gebruik van een retransfusiedrain<br />

bij TKPs effectief is. Het gebruik van<br />

een disposabel intra- en postoperatief cell saver<br />

systeem bij THPs kan worden overwogen.<br />

Kortom een fraai werk dat de titel doctor zeker<br />

waar is!<br />

Peter Pilot<br />

31 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


De Gouden Standaard in prothesiologie –<br />

jarenlange hoge kwaliteit en zekerheid<br />

PALACOS ® van Heraeus.<br />

Een bewezen formule, gebaseerd op eersteklas grondstoffen die<br />

garant staan <strong>voor</strong> betrouwbare resultaten en uitstekende mechanische<br />

eigenschappen. Dit is hoe PALACOS® gedurende vele decennia de<br />

standaard heeft gezet in arthroplastiek. Een hoge stabiele kwaliteit<br />

en constante verwerkingseigenschappen.<br />

Vertrouw op de Gouden Standaard: PALACOS ® van Heraeus!<br />

Meer informatie is te vinden op www.heraeus-medical.com<br />

Heraeus Kulzer Benelux BV · Postbus 986 · 2003 RZ Haarlem · Tel: 023 – 543 4256


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong><br />

Van de Vereniging<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

NOV Strategisch Plan 2012 – 2016<br />

Orthopedie houdt Nederland in beweging<br />

Tijdens de Jaarvergadering op vrijdag 20 januari<br />

2012 in Den Haag maakten de aanwezigen kennis<br />

met het nieuwe strategisch plan van de NOV:<br />

‘Orthopedie houdt Nederland in beweging’. De<br />

presentatie was in handen van ‘een heel andere’<br />

Jan Verhaar. De NOV-<strong>voor</strong>zitter had zich laten inspireren<br />

door de visie en het charisma van wijlen<br />

Apple-CEO Steve Jobs. In spijkerbroek en coltrui,<br />

en op sneakers nam Verhaar de zaal mee met de<br />

visie van het NOV-bestuur op moderne orthopedische<br />

zorg.<br />

Bewegen en in beweging blijven is daarom <strong>voor</strong><br />

de hele samenleving van jong tot oud essentieel.<br />

Lichamelijke activiteit beschermt immers ook<br />

tegen tal van (chronische) ziekten, zoals harten<br />

vaatziekten, diabetes en obesitas. Voldoende<br />

bewegen heeft ook gunstige invloed op het beloop<br />

van diverse chronische aandoeningen.<br />

Met het Strategisch Plan ‘Orthopedie houdt Nederland<br />

in beweging’ kiest de NOV <strong>voor</strong> een gerichte<br />

aanpak. Enerzijds door het geven van een kwaliteitsimpuls<br />

aan de orthopedische zorg via het ontwikkelen<br />

van meetmethoden die het resultaat van<br />

orthopedische behandeling eenduidig en transparant<br />

maken. Anderzijds door met orthopedische<br />

zorg nog directer aan te sluiten bij de maatschappij,<br />

zodat Nederlanders langer in beweging kunnen<br />

blijven en daarmee, als ze ouder worden, langer<br />

zelfstandig kunnen zijn; zodat kinderen met een<br />

orthopedisch probleem zich lichamelijk optimaal<br />

kunnen ontwikkelen; zodat geblesseerde sporters<br />

zo snel mogelijk weer hun (top)sport en hun werk<br />

kunnen oppakken; zodat chronische patiënten<br />

zoveel mogelijk zelfredzaam blijven en zodat traumapatiënten<br />

zo spoedig mogelijk weer hun dagelijkse<br />

werk- en bezigheden kunnen oppakken.<br />

Het NOV-motto motto verwijst aldus naar de<br />

betekenis van orthopedie <strong>voor</strong> mensen met klachten<br />

aan het steun- en bewegingsstelsel én naar de<br />

maatschappelijke betekenis van het medisch specialisme<br />

orthopedie. In 2040 is namelijk meer dan<br />

25% van de bevolking ouder dan 65 jaar. Het aantal<br />

jongeren dat deze ouderen kan verzorgen neemt<br />

in verhouding drastisch af. Omdat ook de kosten<br />

van de zorg explosief toenemen, is het cruciaal dat<br />

patiënten van alle leeftijden zo lang mogelijk aan<br />

het arbeidsproces kunnen deelnemen en zo lang<br />

mogelijk zelfstandig blijven.<br />

Het NOV Strategisch Plan 2012 – 2016: een dun en<br />

leesbaar modern document met inspirerende inhoud.<br />

Voorzitter Jan Verhaar liet zich <strong>voor</strong> zijn presentatie<br />

inspireren door iCEO Steve Jobs.<br />

32 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


De NOV ziet het als een ultieme uitdaging <strong>voor</strong> de<br />

<strong>Nederlands</strong>e orthopedisch chirurgen om Nederland<br />

in beweging te houden. Met het Strategisch Plan<br />

geeft de NOV aan dat de leden zich daar verantwoordelijk<br />

<strong>voor</strong> voelen. Ketenzorgsamenwerking<br />

met bij<strong>voor</strong>beeld fysiotherapeuten, reumatologen,<br />

huisartsen, sportartsen en revalidatieartsen zal<br />

helpen de uitdaging te volbrengen.<br />

Het belang van samenwerking met patiëntenverenigingen<br />

neemt de komende jaren verder toe. De NOV<br />

richt zich hierbij <strong>voor</strong>al op orthopedische kwaliteit<br />

en de patiëntveiligheid. De campagne Zorg <strong>voor</strong><br />

beweging speelt hierbinnen een centrale rol.<br />

NOV doelen Strategisch Plan 2012-2016:<br />

Doel 1<br />

Doel 2<br />

De NOV streeft ernaar dat de individuele orthopedisch chirurg wetenschappelijk gefundeerde,<br />

hoogwaardige, toetsbare en kosteneffectieve zorg levert.<br />

Om deze orthopedische kwaliteitzorg te kunnen leveren, ontwikkelt de NOV hoogwaardige<br />

kwaliteitssystemen <strong>voor</strong> de individuele orthopedisch chirurgen en <strong>voor</strong> de patiënten.<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

Doel 3<br />

De NOV versterkt de maatschappelijke positie van de orthopedie (reputatie, beeldvorming,<br />

aantonen van de sociaal-economische impact).<br />

Metaal-op-metaal heupprothesen<br />

Aangescherpt NOV-advies aan leden<br />

Recente nationaal en internationaal gepubliceerde<br />

ervaringen met Metaal-op-Metaal (MoM)-prothesen<br />

melden steeds vaker complicaties. Daarom<br />

meende NOV dat aanscherping van het advies van<br />

medio 2011 noodzakelijk was; op 17 januari 2012<br />

verscheen dit aangescherpte advies.<br />

Het NOV bestuur adviseert haar leden met betrekking<br />

tot alle MoM-heupprothesen met grote koppen<br />

(>36 mm), inclusief de resurfacing prothesen, het<br />

volgende:<br />

1. Gezien de grote onzekerheid die momenteel<br />

bestaat, meent de NOV dat uit het oogpunt<br />

van patiëntveiligheid toepassing van alle MoMprothesen<br />

met grote koppen (>36 mm) opgeschort<br />

dient te worden totdat veiligheid en lange<br />

termijn werkzaamheid onomstotelijk is aangetoond.<br />

Het NOV bestuur adviseert vanaf heden<br />

de lange termijn resultaten zowel in binnen- als<br />

buitenland, af te wachten opdat patiënten een<br />

goed en verstandig advies over deze prothesen<br />

kan worden gegeven. Dit advies om het gebruik<br />

op te schorten geldt vanaf heden dus <strong>voor</strong> zowel<br />

de MoM-heupen met grote koppen als de resurfacing<br />

prothesen.<br />

2. Er blijft uitsluitend ruimte bestaan <strong>voor</strong> de<br />

toepassing van genoemde MoM-prothesen<br />

binnen de setting van een wetenschappelijk<br />

onderzoek dat voldoet aan de criteria van good<br />

clinical practice (met informed consent van de<br />

patiënt, toestemming van de Medisch Ethische<br />

Commissie en inschrijving in het trial register).<br />

3. Daarnaast dringt de NOV er bij zijn leden<br />

wederom op aan, alle patiënten bij wie in<br />

het verleden een MoM prothese is geplaatst,<br />

jaarlijks volgens een vast protocol te controleren<br />

en patiënten daar<strong>voor</strong> op te roepen en te<br />

documenteren dat dit is gebeurd.<br />

4. Patiënten, die eerder een MoM-prothese kregen,<br />

dienen over de tot nog toe bekende risico’s te<br />

worden geïnformeerd en <strong>voor</strong>alsnog ten minste<br />

5 jaar te worden gecontroleerd door middel van<br />

jaarlijkse poliklinische controle met bepaling<br />

van kobaltwaarden en röntgencontrole. Bij<br />

klachten dient het onderzoek te worden uitgebreid<br />

met MARS-MRI, CT of Echo.<br />

5. Ziekenhuizen dienen op hun website aan te geven<br />

of ze in het verleden de bedoelde MoM- prothesen<br />

hebben gebruikt, zodat patiënten die daarover<br />

onzekerheid voelen, dit zelf kunnen nagaan.<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 33


If You Treat<br />

Distal Extremities...<br />

Bio-Compression AnaToemic TRIM-IT Spin Pin Compression Staple<br />

Hallux Valgus Repair<br />

Bio-Compression / Mini TightRope<br />

Low Profile Plate / Lapidus Plate<br />

MTP Prosthesis<br />

AnaToemic /<br />

MTP Arthrodesis Plate<br />

PIP-Joint Fusion<br />

TRIM-IT Spin Pin /<br />

TRIM-IT Drill Pin<br />

Midfoot Fusion<br />

Compression Staple / H-Plate<br />

Subtalar Fusion<br />

4.5 / 6.7 mm Cannulated Lag Screw<br />

Pes Planus Treatment<br />

ProStop Arthroereisis Screw<br />

FDL-Tendon Transfer<br />

Bio-Tenodesis Screw System /<br />

Suture Anchors<br />

Syndesmosis Fixation<br />

TightRope<br />

Achilles Tendon Reattachment<br />

Achilles SutureBridge / SpeedBridge<br />

UCL Repair<br />

Suture Anchors<br />

CMC Fixation<br />

Mini TightRope<br />

Endoscopic Carpal Tunnel Release<br />

Centerline ECTR<br />

Think Arthrex.<br />

©2011 Arthrex GmbH. All rights reserved.


Benchmark<br />

Advies NOV-bestuur aan leden over het gebruik van primaire heupprothesen<br />

De NOV-Taskforce Heup * bereidde dit advies <strong>voor</strong>.<br />

Bij het opstellen van dit advies koos de Taskforce<br />

Heup als uitgangspunt de richtlijnen van het<br />

National Institute for Health and Clinical Excellence<br />

(NICE, UK). 1<br />

De Taskforce Heup komt tot drie categorieën<br />

primaire totale heupprothesen:<br />

1. Volledige acceptatie en erkenning door de NOV<br />

(Benchmark)<br />

- Een heupimplantaat dat na 10 jaar een revisiepercentage<br />

heeft van gemiddeld 10% of minder,<br />

met als eindpunt revisie <strong>voor</strong> iedere reden.<br />

- De data die dit ondersteunen zijn afkomstig van<br />

observationele onderzoeken met minimaal 100<br />

patiënten op baseline 2 met een lost-to-followup<br />

quotiënt (aantal lost to follow-up / aantal<br />

failures) kleiner dan 1 3 of van gerandomiseerde<br />

gecontroleerde studies (RCT’s).<br />

- Deze studies zijn gepubliceerd in tijdschriften<br />

met Medline of EMBASE-notatie.<br />

- Data afkomstig uit gerespecteerde nationale<br />

registers worden ook toegelaten. 4<br />

2. Voorwaardelijke acceptatie (Entry Benchmark)<br />

De Taskforce Heup heeft geconstateerd dat implantaten<br />

waarvan een 10 jaar follow-up bekend<br />

is, vaak een verandering van ontwerp hebben<br />

doorgemaakt en dus niet meer te verkrijgen zijn<br />

in de originele vorm. Hierdoor is moeilijk te beoordelen<br />

of de huidige verkrijgbare implantaten<br />

aan de NICE-criteria voldoen. Daarom wordt deze<br />

<strong>voor</strong>waardelijke acceptatie ingevoerd, conform de<br />

NICE-richtlijn.<br />

- Indien een implantaat een follow-up van 3 jaar<br />

heeft met een revisiepercentage dat in de ob-<br />

Sprekers waren ondermeer diverse orthopedisch<br />

chirurgen uit ziekenhuizen en ZBC’s, de directeur<br />

van ZBC Medinova, experts op het gebied van praktijkvariatie<br />

(Plexus) en op het vlak van ontwikkeservatieperiode<br />

consistent is met de 10 jaars<br />

benchmark van 10 % of minder, afkomstig uit<br />

<strong>voor</strong>genoemde registers of studies, voldoet dit<br />

implantaat aan deze entry benchmark.<br />

- Na het verlenen van deze <strong>voor</strong>waardelijke acceptatie<br />

moet dit implantaat jaarlijks aan<br />

deze vergelijking blijven voldoen; pas als de<br />

benchmark van 10 jaar met ten minste 90%<br />

overleving is bereikt, kan er sprake zijn van<br />

‘volledige acceptatie’.<br />

- Als een implantaat een evidente ontwerpaanpassing<br />

heeft doorgemaakt maar wel dezelfde<br />

typenaam heeft behouden, moet dit als een<br />

nieuw implantaat beschouwd worden en begint<br />

de follow-up en daarmee de benchmark-eis<br />

weer vanaf het moment van de ontwerpaanpassing.<br />

3. Experimentele implantaten<br />

Prothesen die (nog) niet voldoen aan bovengenoemde<br />

criteria, kunnen volgens de regels van<br />

Good Clinical Practice alleen worden geplaatst in<br />

een door de Medisch Ethische Toetsingscommissie<br />

goedgekeurd onderzoek.<br />

* Leden van de NOV-Taskforce Heup: dr. C.C.P.M. Verheyen<br />

(<strong>voor</strong>zitter), dr. L.P.A. Bom, H.W.J. Koot, dr. R.W. Poolman,<br />

prof. dr. R.G.H.H. Nelissen en dr. B.W. Schreurs.<br />

1. http://publications.nice.org.uk/guidance-on-the-selection-of-prostheses-for-primary-total-hip-replacement-ta2/guidance<br />

2. BMC Musculoskelet Disord 12:173 (2011)<br />

3. JBJS-B 79:254 (1997)<br />

4. Swedish Hip Arthroplasty Register, Norwegian<br />

Arthroplasty Register, Danish Hip Registry, Finnish<br />

Arthroplasty Register, UK National Joint Registry (NJR)<br />

en Australian National Joint Replacement Registry<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

Verslag NOV-Kwaliteitsdag: Orthopedie in de Particuliere Kliniek<br />

Op 15 november 2011 hield de NOV in het Hilton<br />

Royal Parc Hotel in Soestduinen haar Kwaliteitsdag.<br />

De organisatie was in handen van de Commissie<br />

Kwaliteit en het thema luidde: ‘Samenwerking<br />

ZBC’s en algemene ziekenhuizen’. Een gevarieerde<br />

groep sprekers presenteerde de aanwezigen vanuit<br />

verschillende invalshoeken hun visie op dit thema.<br />

lingen binnen het zorglandschap (Boer en Croon).<br />

Dit artikel doet verslag van de presentaties en de<br />

discussies met de aanwezigen.<br />

ZBC: focused-factory<br />

De eerste twee presentaties schetsten het beeld<br />

dat ZBC’s en algemene ziekenhuizen een ander<br />

organisatieprincipe hanteren. De ZBC’s zijn focused-factories;<br />

zij organiseren hun zorg volgens<br />

de sprekers zo efficiënt en kwalitatief hoogstaand<br />

mogelijk <strong>voor</strong> een heel specifieke patiëntengroep.<br />

Ze richten zich niet zoals ziekenhuizen op een heel<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 34


V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

brede range aan ziekten en aandoeningen. Hun<br />

specifieke patiënt- en behandelkeuze leidt, in combinatie<br />

met de strakke bedrijfsmatige opzet, tot<br />

een grotere efficiency. Hierdoor kunnen zij lagere<br />

prijzen hanteren dan het landelijk gemiddelde.<br />

Krenten uit de pap<br />

Een deel van aanwezigen was van mening dat de<br />

ZBC’s de zogenaamde krenten uit de pap pikken.<br />

Dit zou ook negatieve gevolgen kunnen hebben<br />

<strong>voor</strong> de opleiding in de algemene ziekenhuizen. De<br />

AIOS gaan immers een deel van de patiënten steeds<br />

minder zien.<br />

Uit de discussie bleek dat dit ondervangen kan<br />

worden als ook ZBC’s opleidingen gaan verzorgen.<br />

De Bergmankliniek gaf aan graag de opleiding te<br />

verzorgen, de kliniek is zich daar ook op aan het<br />

<strong>voor</strong>bereiden. Vanuit de zaal werd geopperd dat<br />

ZBC’s nu al geschikt zijn als AIOS-stageplaats,<br />

omdat er jaarlijks vele honderden soortgelijke<br />

operaties plaatsvinden. Om dezelfde reden zouden<br />

ZBC’s ook geschikt zijn om klinisch wetenschappelijk<br />

onderzoek te doen.<br />

Financiële prikkels en indicatiestelling<br />

Financiële prikkels in de zorg hebben effect.<br />

Budgettering bleek innovatie te remmen en leidde<br />

tot wachtlijsten en frustratie bij professionals en<br />

patiënten. Betalen per DBC/zorgproduct heeft<br />

juist geleid tot stijging van de productiviteit, meer<br />

innovatie en het teruglopen van wachtlijsten,<br />

maar ook tot een stijging van het aantal geleverde<br />

zorgproducten. Tijdens de Kwaliteitsdag liet Plexus<br />

zien dat, waar het varices-operaties betreft, deze<br />

productiestijging zich <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong>doet in regio’s<br />

waar een ZBC en een algemeen ziekenhuis dicht bij<br />

elkaar gevestigd zijn. In die regio’s is zowel bij het<br />

ZBC als het algemeen ziekenhuis een bovengemiddelde<br />

productie zichtbaar.<br />

Plexus liet bovendien zien dat tussen ziekenhuizen<br />

grote verschillen bestaan in het aantal behandelingen.<br />

Die verschillen worden mogelijk veroorzaakt<br />

door variatie in de indicatiestelling. In de toekomst<br />

zal dit bewezen of ontkracht moeten worden<br />

door de inzet van zogenaamde patient reported<br />

outcome measures (PROMs).<br />

Goede afspraken<br />

Sommige ziekenhuizen en ZBC’s bleken knelpunten<br />

te ervaren bij het maken van onderlinge afspraken.<br />

Ofwel de Raad van Bestuur, ofwel de maatschap in<br />

het algemene ziekenhuis blijkt hiertoe niet bereid.<br />

Medisch Centrum Haaglanden (MCH) meldde een<br />

afspraak te hebben gemaakt op basis van ‘geven<br />

en nemen’: MCH kan gedeeltelijk gebruik maken<br />

van de operatiecapaciteit van de ZBC’s en in ruil<br />

daar<strong>voor</strong> zorgt het MCH <strong>voor</strong> back-up bij complicaties<br />

van het ZBC. Over het doorberekenen van<br />

kosten zijn geen afspraken gemaakt. Een andere<br />

constructie is dat het ziekenhuis de DBC-kostprijs<br />

in rekening brengt, en dat het ZBC extra betaalt als<br />

de kosten hoger uitvallen, bij<strong>voor</strong>beeld omdat een<br />

ZBC-patiënt op de intensive care terechtkomt. Het<br />

algemene ziekenhuis lijdt in dat geval nooit verlies<br />

op complicaties uit een ZBC.<br />

Kwaliteitskeurmerk ZBC’s<br />

Er is geen verschil tussen de kwaliteitsvisitatie van<br />

een reguliere kliniek en die van een ZBC, zo stelde de<br />

Commissie Kwaliteitsvisitatie (CKV). De CKV let bij<br />

een ZBC wel meer op de continuïteit van de zorg.<br />

Zelfstandige Klinieken Nederland (ZKN) gaf een<br />

toelichting op het keurmerk <strong>voor</strong> ZBC’s; het is ISOgecertificeerd<br />

en heeft een cyclus van drie jaar. In<br />

die periode voert ZKN jaarlijks een opvolgingsaudit<br />

uit. Inmiddels zijn meer dan 130 locaties (van 71<br />

organisaties) gecertificeerd. ZKN wil in 2012 in samenwerking<br />

met de NOV een start maken met het<br />

‘ZKN-certificaat orthopedie’.<br />

Conclusies NOV-Kwaliteitsdag ‘Orthopedie in de<br />

Particuliere Kliniek’<br />

1. ZBC’s zetten zich in <strong>voor</strong> een hoge kwaliteit van<br />

orthopedische zorg.<br />

2. De patiëntopvang buiten kantooruren is een<br />

punt van aandacht, o.a. betreffende de informatie-uitwisseling.<br />

3. Waar een ziekenhuis en een ZBC dezelfde regio<br />

bedienen, kan een opstuwend effect ontstaan;<br />

dit behoeft aandacht.<br />

4. ZBC’s en ziekenhuizen kunnen elkaar versterken<br />

door samen te werken.<br />

Marleen Ploegmakers, ambtelijk secretaris<br />

Commissie Kwaliteit NOV,<br />

Frank van Oosterhout, <strong>voor</strong>zitter Commissie<br />

Kwaliteit NOV<br />

35 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong><br />

Richtlijnen <strong>voor</strong> auteurs<br />

(versie januari 2012)<br />

1. Kopij en illustraties worden in enkelvoud ingezonden.<br />

2. De tekst dient digitaal te worden aangeleverd als tekstbestand in<br />

het formaat van tekstverwerkingsprogramma ‘MS Word’. Digitale afbeeldingen<br />

dienen niet in het tekstbestand te worden opgenomen,<br />

maar in aparte bestanden geplaatst te worden (zie verder onder<br />

punt 7).<br />

3. De ingediende kopij moet in de <strong>Nederlands</strong>e taal geschreven zijn.<br />

Plaats het paginanummer in de rechter bovenhoek van elke pagina.<br />

Artikelen en casuïstische mededelingen dienen in het algemeen<br />

de volgende structuur te hebben: Titel, Samenvatting, Inleiding<br />

(zonder koptitel), (Patiënten en) Methode, Resultaten, Discussie,<br />

Abstract, Literatuur, waarbij elk onderdeel op een nieuwe pagina<br />

begint. Onder ‘Abstract’ dient een letterlijke vertaling van de samenvatting<br />

in het Engels te worden weergegeven.<br />

Er wordt een maximum gesteld aan het aantal woorden per<br />

ingediend manuscript. De auteur kan dit aantal o.a. controleren in<br />

het tekstverwerkingsprogramma.<br />

Voor casuïstische mededelingen dienen maximaal 1500 woorden<br />

te worden gebruikt, <strong>voor</strong> oorspronkelijke artikelen maximaal 3000<br />

woorden, <strong>voor</strong> proefschrift- en boekbesprekingen maximaal 750<br />

woorden en <strong>voor</strong> <strong>Nederlands</strong> onderzoek in internationale tijdschriften<br />

maximaal 750 woorden.<br />

In de tekst dient telkens een zelfde lettertype en formaat te worden<br />

gehanteerd en géén gebruik te worden gemaakt van vet of cursief<br />

gedrukte letters. Alle tekst, inclusief koptitels, moet steeds aan de<br />

linkerzijde van de tekstkolom via een ingestelde kantlijn beginnen.<br />

Gebruik <strong>voor</strong> tabellen en onderschriften van figuren of illustraties<br />

afzonderlijke pagina’s. Tabellen, figuren en illustraties worden<br />

genummerd in de volgorde waarin zij in de tekst <strong>voor</strong>komen.<br />

Naam en (compleet) adres vermelden van de correspondentieauteur.<br />

Van de overige auteurs dienen titulatuur en naam, functie en<br />

instituut vermeld te worden.<br />

4. Voor de spelling van de <strong>Nederlands</strong>e taal wordt de <strong>voor</strong>keurspelling<br />

volgens de Woordenlijst van de <strong>Nederlands</strong>e Taal, het<br />

zogenaamde ‘groene boekje’ gevolgd. De redactie behoudt zich<br />

het recht <strong>voor</strong> zonodig veranderingen in woordgebruik, zinsbouw,<br />

spelling en indeling aan te brengen. Essentiële veranderingen geschieden<br />

uiteraard in overleg met de auteur.<br />

5. Naar literatuur wordt verwezen met een nummer in superscript<br />

dat geplaatst wordt na het leesteken aan het einde van de desbetreffende<br />

zin. De nummering verloopt in de volgorde waarin de<br />

referenties in de tekst worden vermeld.<br />

6. De literatuurlijst dient te worden gerangschikt naar het nummer<br />

van de verwijsnoot. Maak daarbij geen gebruik van de automatische<br />

nummering van het tekstverwerkingsprogramma. Elk nummer krijgt<br />

een nieuwe regel; nummer, namen en <strong>voor</strong>letters van alle auteurs<br />

(alleen de eerste 6 noemen, daarna et al.); volledige titel van de<br />

publicatie; de naam van het tijdschrift in de standaardafkorting<br />

volgens de Index Medicus; jaartal; deelnummer: eerste en laatste<br />

bladzijde.<br />

Volg onderstaande <strong>voor</strong>beelden <strong>voor</strong>:<br />

een tijdschrift (A), een boek (B), een hoofdstuk uit een boek onder<br />

redactie (C).<br />

A. Pearce C, Hekman W, Nouhuys F van, Spierdijk J. Leverbeschadiging<br />

door geneesmiddelen, in casu halothane. Ned Tijdschr Geneesk<br />

1964;109:1069-71.<br />

B. Hammes Th. De narcose, Leerboek, 3e druk. Amsterdam:<br />

Scheltema & Holkema’s Boekhandel, 1919.<br />

C.Wijhe M van. De lachgas-zuurstof narcose volgens Zaaijer. In: Lange<br />

JJ de, Mauve M, Reeser LDL, Rupreht J, Smalhout B, Bongertman-<br />

Diek JM, red.; Van Aether naar Beter. Utrecht: Wetenschappelijke<br />

Uitgeverij Bunge, 1988:39-44.<br />

7. Wanneer figuren worden meegezonden, dienen deze de vorm van<br />

digitale afbeeldingen te hebben in het ‘TIFF’-bestandsformaat met<br />

een minimale resolutie van 300 dots-per-inch (dpi) bij een minimum<br />

figuurbreedte van 20 cm. Iedere figuur dient in een apart figuurbestand<br />

aangeleverd te worden.<br />

Op microfoto’s moet een lijnstuk met schaalverdeling worden aangebracht,<br />

waardoor de ware grootte van het object is af te lezen.<br />

Bij letters en tekens in de figuren dient rekening gehouden te<br />

worden met verkleining: gewoonlijk verkleint men de figuren naar<br />

de breedte van een kolom. Elke figuur dient een onderschrift te<br />

krijgen. Alle onderschriften moeten op een afzonderlijke pagina<br />

worden verzameld.<br />

Iedere tabel moet worden samengesteld zonder lijnen of hokjes<br />

en dient derhalve uitsluitend tekst of cijfermateriaal te bevatten,<br />

al of niet in kolommen. Maak dus geen gebruik van de tabelfunctie<br />

van het tekstverwerkingsprogramma, maar scheid kolommen<br />

door middel van een enkele druk op de ‘TAB’-toets. Daarbij moet<br />

telkens een zelfde lettertype en formaat worden gehanteerd en<br />

géén gebruik worden gemaakt van cursief of vet gedrukte letters.<br />

Aan elke tabel dient een eigen pagina en een opschrift te worden<br />

gegeven.<br />

8. Kopij en illustraties worden digitaal aangeleverd via de “Online<br />

Manuscripten Service” op de website www.ntv-orthopaedie.<br />

nl. Onder de knop “Inloggen OMS” kunt u inloggen op de server.<br />

Inloggen is alleen mogelijk <strong>voor</strong> auteurs, reviewers en redactie.<br />

Uw inloggegevens kunt u verkrijgen door met de link “email” een<br />

bericht te sturen met een abstract van uw manuscript. U ontvangt<br />

daarna uw inloggegevens, waarmee u toegang heeft tot de Online<br />

Manuscripten Service.<br />

9. Door het aanbieden van kopij verklaart de inzender dat het manuscript<br />

ook niet aan een ander tijdschrift wordt aangeboden, dat<br />

de als auteurs genoemde personen instemmen met hun vermelding<br />

als zodanig en dat de auteurs ermee instemmen dat de redactie de<br />

kopij ter beoordeling <strong>voor</strong>legt aan haar adviseurs. In een begeleidend<br />

schrijven dient de inzender ook te verklaren, dat indien de<br />

kopij in het <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong> wordt gepubliceerd,<br />

de inzender alle rechten van bedoelde kopij met betrekking<br />

tot verveelvoudiging en/of openbaarmaking door middel van druk,<br />

fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook overdraagt<br />

aan de <strong>Nederlands</strong>e Orthopaedische Vereniging.<br />

10. Toestemming van de auteur(s) en de uitgever is vereist <strong>voor</strong> het<br />

gebruik van eerder gepubliceerd materiaal en dient het manuscript<br />

te vergezellen bij de aanbieding <strong>voor</strong> publicatie.<br />

Manuscripten die betrekking hebben op onderzoek bij (proef)<br />

personen worden slechts geaccepteerd op <strong>voor</strong>waarde dat in de<br />

tekst vermeld staat dat de studie is goedgekeurd door de Medische<br />

Ethische Commissie van de instelling, waar het onderzoek heeft<br />

plaatsgevonden.<br />

Manuscripten die betrekking hebben op onderzoek bij proefdieren<br />

worden slechts geaccepteerd op <strong>voor</strong>waarde dat in de tekst vermeld<br />

staat dat de studie is goedgekeurd door de Dier Experimenten Commissie<br />

van de instelling, waar het onderzoek heeft plaatsgevonden.<br />

Vol<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012 ■ 36


<strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong><br />

Congres-, bij- en nascholingsagenda<br />

Meer informatie Zie besloten deel NOV-website: www.orthopeden.org<br />

V o l<br />

19<br />

mrt<br />

’12<br />

april<br />

4 Artrhex Surgical Skills Training Course Wetlab München - München (DE)<br />

10 Traumaoverleg Traumacentrum West-Nederland - Den Haag<br />

12 Third Biannual International Pain Congress - Middelburg<br />

20 NVA Jaarcongres ‘Sports in Sight’ – Den Bosch<br />

23 AOTrauma Benelux Advanced Symposium - Maastricht<br />

27 Kniesymposium - Huizen<br />

mei<br />

01 NOF Congress - Tallinn (Estland)<br />

10 Regionale Trauma Refereeravond - Deventer<br />

10 Paterswolde Symposium “The problematic hip in the young patient” - Paterswolde<br />

10 33 ste Orthopaeden Golfdag - Nunspeet<br />

11 NOV Voorjaarsvergadering 2012 - Utrecht<br />

22 EFORT congres - Berlijn (DE)<br />

23 Synthes Resident Days on Trauma, Synthes Workshopruimtes - Zeist<br />

28 The SpineWeek 2012 RAI - Amsterdam<br />

28 18 th European Congress of Physical & Rehabilitation Medicine - Thessaloniki (GR)<br />

juni<br />

7 Nice Shoulder Course 2012 – Nice (FR)<br />

12 Traumaoverleg Traumacentrum West-Nederland - Den Haag<br />

21 12 th Amsterdam Foot & Ankle Course - Amsterdam Zuid-Oost<br />

juli<br />

03 First Announcement van de Arthroscopy & Arthroplasty Course 2012 - Utrecht<br />

augustus<br />

02 20 th Orthopaedic Summer School – Helsinki (FI)<br />

28 AOTrauma - Houten<br />

september<br />

3 Pols/Hand Cadaver Cursus Radboud Ziekenhuis - Nijmegen<br />

10 AOTrauma - Oisterwijk<br />

11 Traumaoverleg Traumacentrum West-Nederland - Den Haag<br />

13 5 e Post Olympische NVT Sportcongres 2012 (Lustrum editie) - Arnhem<br />

20 European Bone and Joint Infection Society (EBJIS) – Montreux (ZW)<br />

21 Intructie Modernisering Opleiding Orthopedie - Nieuwegein<br />

25 Regionale Trauma Refereeravond - Zwolle<br />

26 EORS 2012 -Amsterdam<br />

27 International Congress Osteorheumatology on Bone Involvement in Arthritis – Genua (IT)<br />

oktober<br />

17 WSTC & 7 th Congress 2012 - London<br />

29 AOTrauma - Leiden<br />

37 ■ <strong>Nederlands</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>voor</strong> <strong>Orthopaedie</strong>, Vol 19, Nr 1, maart 2012


«1 + 2 =<br />

many<br />

Onze unicondylaire knie balanSys ® UNI<br />

Convex biedt met zijn convexe tibia en de<br />

dubbel concave PE-inlay veel <strong>voor</strong>delen,<br />

zoals maximale stabiliteit en een natuurlijke<br />

kinematiek. Met zijn unieke spacerblock is<br />

een simpele, veilige en reproduceerbare OK<br />

techniek mogelijk.<br />

Wilt u meer informatie<br />

Kijk op www.balanSys.com of mail ons:<br />

balanSys@mathysmedical.com»<br />

Paul Brink<br />

Area Manager & Product Specialist Knee


Simplify the Complex<br />

Arcos Modular Femoral Revision System<br />

Revisions involving the femur continue to be one of the most difficult operations<br />

faced by surgeons. The design of the Arcos System meets the demands of<br />

complex surgery by offering exceptional surgical:<br />

<br />

<br />

biomet.com <br />

©2011 Biomet ® . All trademarks herein are the property of Biomet ® , or its subsidiaries unless otherwise indicated.<br />

Rubik’s Cube ® used by permission of Seven Towns Ltd. www.rubiks.com. 0045.0 SL | arc1

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!