05.01.2015 Views

Reactie op “Is een omgekeerde rolluikfusie mogelijk?” van prof ... - Akd

Reactie op “Is een omgekeerde rolluikfusie mogelijk?” van prof ... - Akd

Reactie op “Is een omgekeerde rolluikfusie mogelijk?” van prof ... - Akd

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

tegen<br />

REACTIE<br />

a. Een niet onbelangrijk eerste punt is uiteraard dat die<br />

uitleg haaks <strong>op</strong> de tekst <strong>van</strong> de bepaling lijkt te staan<br />

en in zijn algem<strong>een</strong>heid moeten wij denk ik stellen dat<br />

de ruimte voor uitleg afneemt naarmate de tekst <strong>van</strong><br />

de wet duidelijker is.<br />

b. Aan Van Olffen moet worden toegegeven dat art. 19<br />

lid 2 <strong>van</strong> de Richtlijn g<strong>een</strong> uitzondering als vervat in<br />

art. 2:325 lid 4 BW geeft <strong>op</strong> de regel dat omwisseling<br />

plaatsvindt <strong>van</strong> aandelen <strong>van</strong> de overnemende yen<br />

nootschap. 1k zie echter niet dat art. 19 lid 2 aan <strong>een</strong><br />

“extra” uitzondering in de weg zou staan, mits de door<br />

de Richtlijn geidentificeerde belangen <strong>van</strong> werk—<br />

nemers, crediteuren en (hier uiteraard vooral <strong>van</strong><br />

belang) de aandeelhouders zijn gewaarborgd en die<br />

belangen worden door de gewone fusieprocedure<br />

afdoende beschermd.’ De aandeelhouder <strong>van</strong> D (M) is<br />

als partij bij de fusie betrokken en haar bestuur dient<br />

zelfs het voorstel mee <strong>op</strong> te stellen. Dc ratio <strong>van</strong><br />

Richtlijn en fusievoorschriften verzetten zich niet<br />

tegen <strong>een</strong> letterlijke (ruime) lezing <strong>van</strong> art. 2:325 lid 4<br />

BW7<br />

c. 1k heb in de Parlementaire Geschiedenis g<strong>een</strong> aanwij<br />

zing kunnen vinden die pleit voor of— dat moet ik toe<br />

geven — de uitleg die Van Olffen aan 2:325 lid 4<br />

BW geeft. Het lijkt er<strong>op</strong> dat aan <strong>een</strong> “downstream”<br />

fusie 8 als zodanig niet is gedacht, laat staan aan de<br />

variant <strong>van</strong> de casus. 9 Ret is ook niet de meest voor de<br />

hand liggende en in de praktijk meest gewilde variant,<br />

maar daarom nog niet on<strong>mogelijk</strong>.<br />

5<br />

6. Dan ten slotte nog iets over het gevoig <strong>van</strong> het standpunt<br />

<strong>van</strong> Van Olffen. Hij concludeert dat “de fusie niet<br />

heeft plaatsgevonden met inachtneming <strong>van</strong> allefusieformali<br />

tçiten”. Ret zal de notaris die de in de rechtsvraag bedoel—<br />

de fusie heeft behandeld, gerust stellen dat volgens Van<br />

Olffen de fusie derhalve in elk geval wel heeft plaatsge—<br />

vonden. Dat in de visie <strong>van</strong> Van Olffen niet alle formali—<br />

teiten zouden zijn nageleefd, zou betekenen dat de notaris<br />

de verkiaring aan de voet <strong>van</strong> de bedoeld in art. 2:3 18 lid<br />

2 BW ten onrechte heeft afgelegd, maar ik betwijfel of dat<br />

<strong>een</strong> grond voor vernietiging <strong>van</strong> de fusie <strong>op</strong>levert <strong>op</strong><br />

grond <strong>van</strong> art. 2:323 lid 1 BW. 1k m<strong>een</strong> <strong>van</strong> niet maar als<br />

dat al zo zou zijn, dan geldt de zes-maandstermijn en het<br />

feit dat hier zeer snel sprake zal zijn <strong>van</strong> <strong>een</strong> geval waarin<br />

de gevolgen <strong>van</strong> de fusie bezwaarlijk ongedaan kunnen<br />

worden gemaakt.<br />

Mr. H.J. Portengen *<br />

5. Maar misachien mogen wij het ook allemaal wel veel <strong>een</strong>voudiger bena—<br />

deren en stellen dat door de fusie de aandelen in overgenomen vennoot<br />

schap D in het vermogen <strong>van</strong> overnemende vennootschap K komen te<br />

vallen en dat daardoor <strong>op</strong> basia <strong>van</strong> art. 19 lid 2 sub a g<strong>een</strong> omwisaeling<br />

<strong>van</strong> die aandelen (door toekenning) behoeft plaats te vinden. Samenval<br />

<strong>van</strong> rechtsmomenten hoeft <strong>een</strong> volgorde niet uit te sluiten.<br />

6. Vergeijk de conclusie <strong>van</strong>Van Olffen dat het te betreuren is dat de fusie<br />

wetgeving niet voldoende flexibel is en dat soms formaliteiten in acht<br />

moeten worden genomen die g<strong>een</strong> materieel dod dienen.<br />

7. Daaraan kan nog worden toegevoegd dat “de Ricktlijn de landen vrj loot<br />

andere vormen <strong>van</strong> fuste (dan die zpn bescitreven in de Rzchtl(n) toe te<br />

laten”. Aldus de Minister in <strong>een</strong> ander dccl <strong>van</strong> de door Van Olffen aan—<br />

gehaalde Parlementaire Geschiedenis (Kamerstuk 16 453, nr. 11, p. 8)<br />

over <strong>een</strong> ander wetsartikel. Indien het in de casus om BVs gaat, is er ook<br />

nog het argument dat de reikwijdte <strong>van</strong> de Richtlin is beperks tot NVs.<br />

Dc Nederlandse wetgever heeft gelijkheid <strong>van</strong> de regels voor NV en BV<br />

bij fusie wel ala uitgangspunt genomen maar niet tot norm verheven.<br />

(Kamerstukken 16453 nr. 6, p. 4-5.)<br />

8. Dot wil zeggen <strong>een</strong> fusie waarbij de moeder wegfuseert in haar dochter,<br />

die aandelen toekent aan de aandeelhouder(s) <strong>van</strong> moeder. Die fusie<br />

wordt ala ik het goed heb vrij algem<strong>een</strong> aanvaard.<br />

9. Van Olffen haalt <strong>een</strong> uitapraak <strong>van</strong> de Minister aan in het kader <strong>van</strong> de<br />

“zuajesfusie”, ala (beperkte) invulling <strong>van</strong> concernfaciliteiten. Dat daar—<br />

mee de Minister bedoeld zou hebben om <strong>een</strong> uitspraak over 2:325 lid 4<br />

BW te doen, zie ik niet. Evenzeer is te verdedigen dat de oorspronkelij<br />

ke plaats <strong>van</strong> lid 4 (als onderdeel <strong>van</strong> art. 311 BW; bij invoering ging het<br />

all<strong>een</strong> cm NVs en BVs) aangeeft dat het ala aanvulling <strong>op</strong> art. 2:311 lid 2<br />

BW bedoeld is.<br />

*<br />

Notaris te Rotterdam.<br />

I<br />

<strong>Reactie</strong> <strong>op</strong> “Is <strong>een</strong> <strong>omgekeerde</strong> <strong>rolluikfusie</strong><br />

<strong>mogelijk</strong>” <strong>van</strong> <strong>prof</strong>. mr. M. <strong>van</strong> Olffen in<br />

WPNR (2006) 6667<br />

De fusie- en splitsingwetgeving verdient <strong>op</strong><br />

sommige punten <strong>een</strong> nul(verklaring)<br />

Inleiding<br />

In WPNR 6667 wordt de vraag gesteld of <strong>een</strong> omgekeer<br />

de <strong>rolluikfusie</strong> <strong>mogelijk</strong> is. 1<br />

Bij <strong>een</strong> <strong>rolluikfusie</strong> fuseert <strong>een</strong> moedervennootschap als<br />

verkrijgende vennootschap met haar dochter, haar klein—<br />

dochter en —zo <strong>mogelijk</strong>— met nog meer (achterklein)—<br />

dochters in de rechte nederdalende linie. Bij de omge<br />

keerde <strong>rolluikfusie</strong> treedt de onderste dochter <strong>op</strong> als ver<br />

krijgende vennootschap.<br />

Een constatering die Van Olifen na analyse <strong>van</strong> de aan de<br />

vraag ten grondsiag liggende casus doet, is dat het te<br />

betreuren is dat de fusiewetgeving niet voldoende flexibel<br />

is en dat soms formaliteiten in acht moeten worden geno—<br />

men die g<strong>een</strong> materieel doel dienen.<br />

1. WPNR 6667 p 402-404.<br />

2. Van Olifen a.w. p 404.<br />

2<br />

544 WPNR 5-12 aug. 2006/6674


REACTIE<br />

De casus<br />

Op basis <strong>van</strong> de uit de vraagstelling blijkende gegevens zag<br />

de structuur er als volgt uit:<br />

Bij deze (zuster) fusie variant kan gebrüik gemaakt wor<br />

den <strong>van</strong> de ver<strong>een</strong>voudigde procedure <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> art.<br />

2:333 lid 2 BW’ en behoeven er in het geheel g<strong>een</strong> aande<br />

len te worden toegekend.’<br />

2<br />

3<br />

A, B, C en D fuseren waarbij A, B en C verdwijnen en D<br />

het vermogen <strong>van</strong> deze verdwijnende vennootschappen<br />

verkrijgt. D kent aandelen in haar kapitaal toe aan X.<br />

Conclusie <strong>van</strong> Van Olffen is dat deze fusie slechts had<br />

kunnen plaatsvinden indien D, behalve aan X, aandelen<br />

had toegekend aan A en B3 en waarbij de “totale fusie”<br />

wordt <strong>op</strong>gebouwd uit “deelfusies”.<br />

Een <strong>van</strong> de <strong>op</strong>merkingen <strong>van</strong> Van Olffen is dat art. 2:325<br />

lid 45 BW ruimer is dan het in de Derde Richtlijn<br />

gegeven principe. De uitleg die volgens hem aan art.<br />

2:325 lid 4 BW mag worden gegeven staat in de weg aan<br />

het tot stand brengen <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>omgekeerde</strong> <strong>rolluikfusie</strong><br />

zoder (tussentijdse) toekenning <strong>van</strong> aandelen in de ver<br />

schillende bij de fusie betrokken vennootschappen.<br />

1k sluit mij gedeeltelijk aan bij de conclusie <strong>van</strong> Van<br />

Olffen. De casus geeft echter aanleiding tot <strong>een</strong> aantal<br />

nadere vragen en <strong>op</strong>merkingen die ik in dit artikel stel en<br />

waar <strong>mogelijk</strong> beantwoord.<br />

7<br />

6 weer<br />

8<br />

Resultaat binnen wettelijk kader<br />

Uitgaande <strong>van</strong> de juistheid <strong>van</strong> de weergegeven conclu<br />

sie werpt zich als eerste de vraag <strong>op</strong> hoe in de gegeven<br />

situatie tot hetzelfde eindresultaat’° had kunnen worden<br />

gekomen maar waarbij gehandeld was met inachtneming<br />

<strong>van</strong> alle door de wet voorgeschreven formaliteiten.<br />

Daartoe bestaat <strong>een</strong> aantal <strong>mogelijk</strong>heden.<br />

9,<br />

Wjzigen structuur vóór defusie<br />

Een eerste (voor de hand liggende) <strong>mogelijk</strong>heid is dat de<br />

aandelen in het kapitaal <strong>van</strong> B, C en D worden verhangen<br />

X.”<br />

Na de overdracht ziet de structuur er als volgt uit:<br />

I<br />

I<br />

Combinatie <strong>van</strong> rolluik/<strong>omgekeerde</strong> <strong>rolluikfusie</strong><br />

Wanneer de structuur die als uitgangspunt dient in het<br />

kader <strong>van</strong> de fusie niet wordt aangepast kan de fusie ook<br />

tot stand gebracht worden door <strong>een</strong> gecombineerde rol<br />

luik/<strong>omgekeerde</strong> rolluik fusie. In dat geval:<br />

a) fuseert A met B waarbij A de verkrijgende vennoot<br />

schap is;<br />

b) fuseert A met C waarbij A wederom de verkrijgende<br />

vennootschap is;<br />

c) fuseert A met D waarbij dit keer A de verdwijnende<br />

vennootschap is en kent D aandelen toe aan A.<br />

Bij de (moeder-dochter) fusies tussen A en B en A en C<br />

kan gebruik gemaakt worden <strong>van</strong> de ver<strong>een</strong>voudigde pro—<br />

cedure <strong>op</strong> grond <strong>van</strong> art. 2:333 lid I BW<br />

14<br />

De vraag is of deze fusies in één en dezelfde akte kunnen<br />

worden uitgewerkt. 1k denk <strong>van</strong> wel.’ 1k kan niet begrij<br />

pen waarom het niet <strong>mogelijk</strong> zou zijn alle fusies in één en<br />

dezelfde akte te beschrijven terwiji het wel <strong>mogelijk</strong> zou<br />

zijn diezelfde fusies <strong>op</strong> hetzelfde moment te effectueren<br />

maar te beschriven in separate akten. Er is g<strong>een</strong> enkele<br />

regel die voorschrijft dat verschillende rechtshandelingen<br />

in meerdere notariële akten moeten worden vastgelegd.’<br />

5<br />

16<br />

7<br />

3. Voor de stappen zieVan Olifen a.w<br />

4. Namelijk A met B, 13 met C en C met D.<br />

5. Art. 2:325 lid 4 BW: “Aandelen in het kapitaal <strong>van</strong> verdwijnende yen<br />

nootschappen die worden gehouden door of voor rekening <strong>van</strong> de fuse<br />

rende vennootschappen vervallen.”<br />

6. Derde Richtlijn 781855 EEG <strong>van</strong> de Raad <strong>van</strong> 9 oktober 1978 betreffen<br />

de fusies <strong>van</strong> na.amloze vennootachappen Pbl 295.<br />

7. Zie Van Olffen a.w. Art. 2:325 lid 4 BW is gebaseerd <strong>op</strong> art. 19 lid 2 <strong>van</strong><br />

de derde Richtlijn dat luidt: “Er vindi g<strong>een</strong> omwisseling plaats <strong>van</strong> ann<br />

delen <strong>van</strong> de overnemende vennootschap tegen aandelen <strong>van</strong> de overge<br />

nomen vennootschap die worden gehouden: a) door de overnemende<br />

vennootschap zelf of door <strong>een</strong> persoon die in eigen naam, maar voor<br />

rekening <strong>van</strong> de vennootschap handelt; of b) door de overgenomen yen<br />

nootschap zelf of door <strong>een</strong> persoon die in esgen naam, maar voor reke<br />

ning <strong>van</strong> dt vennootschap handelt.”<br />

8. Van Olifen sw<br />

9. Zoals ik hieronder zal aangeven is daar nog wel <strong>een</strong> nuancering in aan te<br />

brengen.<br />

10. Die waarbij slechts D is blijven bestaan en waarbij door D aan X aan<br />

delen waren toegekend.<br />

11. Natuurlijk hangt de complexiteit af <strong>van</strong> de samenstelling <strong>van</strong> “X”. Maar<br />

binnen het concern waar “X” <strong>een</strong> concernvennootschap is, levert dat<br />

g<strong>een</strong> probleem <strong>op</strong>.<br />

12. De artt. 2:326-328 BW zijn niet <strong>van</strong> toepassing<br />

13. Deze <strong>op</strong>lossing is ook gegeven door Dc Kluiver in WPNR 6484 p 294-<br />

295 waar hij de <strong>rolluikfusie</strong> behandelt.<br />

14. Ook hier zijn de artt. 2:326-328 BW niet <strong>van</strong> toepassing<br />

15. Aarzeling zie ik biJ De Kluiver a.w.<br />

16. Als gevolg <strong>van</strong> art. 2:318 BWwordt de fusie <strong>van</strong> kracht met ingang <strong>van</strong><br />

de dag na die waar<strong>op</strong> de akte is verleden.<br />

17. Zie ook Van Olffen Uit de Pralctijk <strong>van</strong> het Notarieel Juridisch Bureau,<br />

<strong>Reactie</strong> <strong>op</strong> Van Helden, Aerts/Stelling en Wilod Versprille WPNR 6580<br />

p 443 waarin hij de <strong>mogelijk</strong>heid <strong>van</strong> twee statutenwijzigingen in één en<br />

dezelfde akte onderschrijft.<br />

5-12 aug. 2006/6674 WPNR 545


REACTIE<br />

Naleving wettelijke formaliteiten<br />

Een derde variant is die waarbij de fusie conform de<br />

geschetste casus plaats vindt en waarbij de formaliteiten<br />

<strong>van</strong> Titel 7 Boek 2 BW worden nageleefd.<br />

In dat geval:<br />

(i) fuseert A met B waarbij aan de aandeelhouder <strong>van</strong> A<br />

(X) aandelen in het kapitaal <strong>van</strong> B worden toege—<br />

kend’ 8;<br />

(ii) fuseert B met C waarbij aan X aandelen in het kapi<br />

taal <strong>van</strong> C worden toegekend 19;<br />

(iii) fuseert C met D waarbij aan X aandelen in het kapi<br />

taal <strong>van</strong> D worden toegekend. 2°<br />

De “nulverhouding”<br />

Een variant <strong>op</strong> variant 3 is die waarbij de daar omschreven<br />

stappen worden gezet zonder toekenning <strong>van</strong> aandelen in<br />

B en C maar waarbij wel de door de wet voorgeschreven<br />

formaliteiten worden nageleefd. 2’<br />

Dit kan door de ruilverhouding <strong>van</strong> de aandelen bij de<br />

fusie tussen A en B en bij de fusie tussen B en C <strong>op</strong> nul<br />

vast te stellen.<br />

In het voorstel tot fusie zal de ruilverhouding <strong>van</strong> de aan<br />

delen moeten worden vastgesteld. 22 Daarnaast zal het<br />

bestuur in de toelichting <strong>op</strong> het voorstel (onder andere)<br />

moeten mededelen:<br />

a) volgens welke methode(n) de ruilverhouding is vast<br />

gesteld;<br />

b) of deze methode(n) passend is (zijn);<br />

c) tot welke waardering elke gebruikte methode leidt. 23<br />

Mij dunkt dat het bestuur met inachtneming <strong>van</strong> de wet<br />

telijke vereisten kan komen tot <strong>een</strong> ruilverhouding <strong>van</strong><br />

nul. Bij de <strong>op</strong>gaven <strong>van</strong> de gebuikte methoden kan het<br />

bestuur melden dat er <strong>van</strong> <strong>een</strong> feitelijke ruil slechts spra<br />

ke zal zijn als na effectuering <strong>van</strong> alle deelfusies in het rol<br />

luik de toekennende vennootschap nog bestaat. 24<br />

Dat deze methode passend is, kan gemotiveerd worden<br />

met de conclusie dat <strong>een</strong> toekenning g<strong>een</strong> effect sorteert.<br />

De methode leidt dan tot de waardering dat de ruilver<br />

houding nul is.<br />

De enige vraag die men zich dan nog kan stellen is of er<br />

bij <strong>een</strong> verhouding <strong>van</strong> “nul” wel sprake is <strong>van</strong> <strong>een</strong> “ruiP 5”.<br />

Die vraag wordt door de wetgever zeif beantwoord in art.<br />

2:311 BW waar als uitzonderingsgrond voor toekenning<br />

<strong>van</strong> aandelen wordt gegeven de situatie “wanneer krachtens<br />

de ruilverhouding <strong>van</strong> de aandelen zelfs g<strong>een</strong> recht bestaat <strong>op</strong><br />

<strong>een</strong> enkel aandeel”.<br />

Het fusievoorstel moet vervolgens worden onderzocht<br />

door <strong>een</strong> accountant 26 die moet verkiaren of de voorgestel<br />

de ruilverhouding <strong>van</strong> de aandelen (....) naar zijn oordeel<br />

redelijk is. Deze verkiaring is slechts <strong>een</strong> “fairness <strong>op</strong>i<br />

nion”. De accountant zegt dus niet dat de voorgestelde<br />

ruilverhouding redelijk is, maar verklaart of die naar zijn<br />

oordeel redelijk is.<br />

Niet ondenkbaar is dat hij zelfs verklaart dat de ruilver<br />

houding pjt redelijk is. Het is dan aan de algemene ver<br />

gadering <strong>van</strong> aandeelhouders te beslissen of zij deson<br />

P<br />

danks instemt met het voorgelegde fusievoorstel. 27 Dat de<br />

algemene vergadering <strong>van</strong> aandeelhouders in casu g<strong>een</strong><br />

bezwaar zal hebben tegen <strong>een</strong> <strong>mogelijk</strong> negatieve verkia<br />

ring Iijkt mij evident.<br />

Daarmee is de rol <strong>van</strong> de accountant echter nog niet uit<br />

gewerkt.<br />

Een tweede taak die hem door de wetgever is toebedeeld<br />

is het afgeven <strong>van</strong> de verkiaring “dat de som <strong>van</strong> de eigen<br />

vermogens <strong>van</strong> de verdwijnende vennootschappen (....)<br />

ten minste over<strong>een</strong>kwam met het nominaal gestorte<br />

bedrag <strong>op</strong> de gezamenliike aandelen die hun aandeelhou<br />

ders ingevolge de fusie verkrijgen (...).28<br />

Nu het aantal uit te geven aandelen nul bedraagt is het<br />

gestorte bedrag <strong>op</strong> “die” aandelen niet meer rele<strong>van</strong>t. Voor<br />

de accountant <strong>een</strong> niet zo moeilijke taak.<br />

De laatste taak die de accountant <strong>op</strong>gedragen krijgt is het<br />

<strong>op</strong>stellen <strong>van</strong> <strong>een</strong> versiag waarin hij zijn oordeel geeft over<br />

de mededelingen die het bestuur in de toelichting <strong>op</strong> het<br />

fusievoorstel dient te doen omtrent de gebruikte metho<br />

den en de waardering bij het vaststellen <strong>van</strong> de ruilver<br />

houding. 29<br />

Ret gaat hier om <strong>een</strong> oordeel waarmee de bij de fusie<br />

betrokkenen kunnen doen wat zij willen.<br />

Tussen conclusi e<br />

Wanneer het beoogde resultaat, (zijnde het overhouden<br />

<strong>van</strong> den vennootschap D waarin het gehele vermogen <strong>van</strong><br />

A, B en C onder algemene titel is overgegaan en waarbij<br />

de oorspronkelijke aandeelhouders <strong>van</strong> A aandeelhouders<br />

<strong>van</strong> D zijn geworden) bereikt dient te worden, biedt de<br />

wet <strong>mogelijk</strong>heden dit te doen zowel met als zonder toekenning<br />

<strong>van</strong> aandelen in B en C. Wanneer daarbij wordt<br />

vastgehouden aan de bestaande structuur en de fusie <strong>een</strong><br />

100% <strong>omgekeerde</strong> <strong>rolluikfusie</strong> betreft biedt de nulver<br />

houding <strong>een</strong> voor de praktijk wenselijke <strong>mogelijk</strong>heid.<br />

Vergelijking met juridische splitsing<br />

In de splitsingwetgeving komen wij de hoofdregel uit de<br />

fusiewetgeving, dat aandeelhouders <strong>van</strong> de verdwijnende<br />

vennootschappen aandeelhouders <strong>van</strong> de verkrijgende<br />

18. A en haar aandelen verdwijnen.<br />

19. B en haar aandelen verdwijnen.<br />

20. C en haar aandelen verdwijnen.<br />

21. Djt zijn de formaliteiten <strong>van</strong> de artt. 2:326 en 2:327 BW<br />

22. Art. 2:326 sub a BW<br />

23. Zie (voor de volledige <strong>op</strong>somming) art. 2:326 BW.<br />

24. Wat ertoe leidt dat B en C dus g<strong>een</strong> aandelen toekennen.<br />

25. Volgens art. 7:49 BW is “ruil” de over<strong>een</strong>komst waarbij partijen zich<br />

verbinden elkaar over en weer <strong>een</strong> zaak in de plaats <strong>van</strong> <strong>een</strong> ander te<br />

geven. Nu aandelen g<strong>een</strong> zaken maar goederen zijn kan ook verdedigd<br />

worden dat her artikel niet voor aandelen geldt.<br />

26. Art. 2:328 lid 1 BW.<br />

27. Aldus Dortmond Rechtapersonen toelichting <strong>op</strong> art. 328 (328—11) bij<br />

wie ik mij volledig aansluit.<br />

28. Art. 328 lid 1 BW.<br />

29. Art. 328 lid 2 juncto art. 327 BW.<br />

546 WP’NR 5-12 aug. 2006/6674


dezelfde bewoordingen in de wet is <strong>op</strong>genomen:<br />

<strong>op</strong> dat art. 19 lid 2 <strong>van</strong> de Derde Richtlijn (dat “terug—<br />

keert” in art. 17 <strong>van</strong> de Zesde Richtlijn<br />

3t3t<br />

) in nagenoeg<br />

door de volgende leden <strong>van</strong> het artikel. Daarbij valt direct<br />

IDe uitzonderingen <strong>op</strong> deze hoofdregel worden gegeven<br />

de rechtspersonen.”<br />

den door de splitsing aandeelhouder <strong>van</strong> alle verkrijgen<br />

“Aandeelhouders <strong>van</strong> de splitsende rechtspersoon wor<br />

bepaalt:<br />

geving <strong>op</strong> elkaar heeft willen laten aansluiten. Op die<br />

vraag kom ik hieronder terug.<br />

die door die<br />

ver ook niet logica en expliciete wettekst bij de fusiewet—<br />

vennootschappen worden ook tegen. Art. 2:334 e lid 1 BW<br />

aandelen in het kapitaal <strong>van</strong> <strong>een</strong> splitsende vennootschap<br />

splitsingswetgeving, dringt zich de vraag <strong>op</strong> of de wetge<br />

Nu logica en expliciete wettekst bij elkaar aansluiten in de<br />

den.<br />

nakijken hadden gehad.<br />

Logisch omdat anders in de geschetste situatie A en B het<br />

35 verkrijgende vennootschap worden gehou<br />

5-12 aug. 2006/6674 W’P’N’R 547<br />

len die C in X houdt zou C aandelen aan zichzelf moeten<br />

de splitsingwetgeving niet. Expliciet wordt gesproken <strong>van</strong><br />

IDe verruimde <strong>mogelijk</strong>heid <strong>van</strong> art. 2:325 lid 4 BW<br />

voor te zeggen zijn geweest deze regel minder strikt <strong>op</strong> te<br />

te bestaan om X te laten participeren in C.<br />

32<br />

34 kent<br />

loosstelling.<br />

33<br />

krijgt gelijkwaardige rechten in C respectievelijk schade<br />

heeft zou gebaat kunnen zijn bij de verkrijging <strong>van</strong> aande<br />

stellen. In geval <strong>van</strong> <strong>een</strong> afsplitsing waarbij X blijft<br />

len in C door X. Hoe dan ook, de wettelijke regeling laat<br />

dat niet toe en de <strong>op</strong>tiehouder wordt beschermd. Hij ver<br />

Wat de door X ingekochte aandelen betreft, zou er ook jets<br />

toekennen.<br />

bestaan, hoeft er (in de geschetste situatie) g<strong>een</strong> bezwaar<br />

Indien aandelen zouden worden toegekend voor de aande<br />

lemand die <strong>een</strong> <strong>op</strong>tie tot verkrijging <strong>van</strong> aandelen in X<br />

gesplirste vennootschap die worden gehouden:<br />

naam, maar voor rekening <strong>van</strong> de vennootschap handelt.”<br />

er g<strong>een</strong> bezwaar tegen hoeft te bestaan.<br />

de rechtspersoon bij de splitsing <strong>op</strong>gerichte naamloze of besloten yen<br />

sing alle aandelen verkrijgt: b. ten aanz,en <strong>van</strong> verkrijgende vennoot—<br />

dccl.”<br />

nootschappen zijn en de splitsende rechespersoon daar<strong>van</strong> bij de split<br />

verhouding <strong>van</strong> de aandelen zelft g<strong>een</strong> recht bestaat <strong>op</strong> <strong>een</strong> enkel aan—<br />

grondsiag <strong>van</strong> art. 54, lid 3, sub g), <strong>van</strong> het Verdrag betreffende splitsin<br />

aandelen <strong>van</strong> <strong>een</strong> verkrijgende vennootschap tegen de aandelen <strong>van</strong> de<br />

schappen art. 334cc of art. 334ii wordt toegepast; C. krachtens de ruil—<br />

30. Zesde Richtlijn 82/891/EEG <strong>van</strong> de Raad <strong>van</strong> 17 december 1982 <strong>op</strong> de<br />

31. Art. 17 lid 2 Zesde Richtlijn luidt: “Er vindt g<strong>een</strong> omwisseling plaats <strong>van</strong><br />

32. Dc inko<strong>op</strong>bepalingen <strong>van</strong> de artt. 2:98 en 207 BW laat ik buiten beschou<br />

34. Zie Van Olffen A.W. waar hij ingaat <strong>op</strong> de tekst <strong>van</strong> art 2:325 lid 4 BW<br />

35. In plaats <strong>van</strong> ‘dc”.<br />

36. Zie oak Dortmond Rechtspersonen 334 e -12.<br />

37. Het artikellid luidt: “Lid 1 geldt voorts met voor zover: a. de verkrijgen—<br />

en dan met name de tekst “..voor rekening <strong>van</strong> de fuserende ven000tschappen”.<br />

b) door de gesplitste vennootschap zeif of door <strong>een</strong> persoon die in eigen<br />

33. Ex art. 2:334p BW.<br />

eigen naam, maar voor rekening <strong>van</strong> de vennootschap handelt, of<br />

wing met de <strong>op</strong>anerking dat afhankelijk <strong>van</strong> de uit te geven participacies<br />

a) door de verkrijgende vennootschap zeif of door <strong>een</strong> persoon die in<br />

gen <strong>van</strong> naamloze vennootschappen.<br />

er aandelen toegekend voor door X ingekochte aandelen.<br />

fleming afsplitst naar C worden er g<strong>een</strong> aandelen in C toe—<br />

gekend voor aandelen die C houdt in X. Evenmin worden<br />

Wanneer in deze situatie X <strong>een</strong> deel <strong>van</strong> haar onder<br />

art. 334e lid 3 BW<br />

37<br />

deelhouders <strong>van</strong> de splitsende vennootschap vinden wij in<br />

verkrijgende rechtspersoon worden toegekend aan de aan<br />

hoofdregel dat bij splitsing aandelen in het kapitaal <strong>van</strong> de<br />

IDe volgende door de wet gegeven uitzonderingen <strong>op</strong> de<br />

A B C<br />

Groot verschil tussen juridische fusie en juridische<br />

Een tekening <strong>van</strong> de situatie <strong>van</strong> voor de splitsing ter ver—<br />

duidelijking:<br />

gehouden.”<br />

<strong>van</strong> de afsplitsing blijft voortbestaan. Vandaar <strong>een</strong> afwij—<br />

voor rekening <strong>van</strong> die verkrijgende vennootschap of door<br />

kapitaal <strong>van</strong> <strong>een</strong> splitsende vennootschap die door of<br />

splitsende rechtspersoon vervallen indien de splitsende<br />

vennootschap bij de splitsing <strong>op</strong>houdt te bestaan.”<br />

vennootschap worden verkregen voor aandelen in het<br />

of voor rekening <strong>van</strong> de splitsende vennootschap worden<br />

die worden gehouden door of voor rekening <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

“Aandelen in het kapitaal <strong>van</strong> de splitsende vennootschap<br />

bepaling <strong>van</strong> art. 2:325 lid 4 BW. 2:334x lid 4 BW luidt:<br />

afsplitsing is dat de vennootschap <strong>van</strong> wie vermogen<br />

“G<strong>een</strong> aandelen in het kapitaal <strong>van</strong> <strong>een</strong> verkrijgende<br />

verkrijgende rechtspersoon of voor rekening <strong>van</strong> de<br />

belang art. 2:334x lid 4 BW dat qua tekst meer 1ikt <strong>op</strong> de<br />

kende regeling voor deze gevallen.<br />

36<br />

Naast de bepaling <strong>van</strong> art. 2:334e lid 2 BW is nog <strong>van</strong><br />

onder algemene titel overgaat <strong>op</strong> <strong>een</strong> verkrijger in geval<br />

REACTIE


548<br />

nageleefd.<br />

46<br />

[AB.V BB.J<br />

42<br />

samenlo<strong>op</strong> <strong>van</strong> de artt. 334e en 3 34cc tot de conclusie kan<br />

leiden dat bij <strong>een</strong> dergelijke splitsing géén aandelen in A<br />

<strong>een</strong> “ver<strong>een</strong>voudigde aandee1houderssplitsing”’ <strong>een</strong><br />

toegekende aandelen wordt via <strong>een</strong> schakelbepaling de<br />

geld <strong>van</strong> over<strong>een</strong>komstige toepassing verklaard. Art.<br />

regeling die geldt bij storting <strong>op</strong> aandelen anders dan in<br />

4°<br />

“onderscheiden” verkrij gende rechtspersoon.<br />

afgeweken doordat “onderscheiden” aandeelhouders <strong>van</strong><br />

3839<br />

naamde “ruziesplitsing”.<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> de door <strong>een</strong> verkrijgende vennootschap<br />

len doen realiseren.<br />

45<br />

“Art. 10, leden 2 en 3, <strong>van</strong> Richtlijn 78/855/EEG is <strong>van</strong><br />

toepasSiflg.”<br />

WPNR 5-l2aug. 2006/6674<br />

lid 2 <strong>van</strong> de Zesde richtlijn:<br />

ruilverhouding <strong>van</strong> de aandelen <strong>op</strong> nul vaststellen. De<br />

De regeling zoals ik die hiervoor voor de juridische fusie<br />

De regeling <strong>van</strong> de fairness <strong>op</strong>inion bij de fusiecontrole is<br />

De regeling <strong>van</strong> de splitsingcontrole is gebaseerd <strong>op</strong> art. 8<br />

lijk wenselijk instrument om daar waar de wet niet vol<br />

<strong>van</strong> de splitsende vennootschap.<br />

de aandeelhouders <strong>van</strong> de verkrijgende aandeelhouders<br />

bij <strong>een</strong> ver<strong>een</strong>voudigde aandeelhouderssplitsing toch <strong>een</strong><br />

de wettelijke kaders aan die (onwenselijke) formaliteiten te<br />

worden genomen die g<strong>een</strong> materieel doel dienen binnen<br />

vraag is of dat bij de splitsing ook het geval is. Indien dat<br />

gebruik gemaakt kan worden als de betrokken besturen de<br />

doende flexibel is en soms formaliteiten in acht moeten<br />

ontkomen. Bijvoorbeeld wanneer men <strong>van</strong> mening is dat<br />

Voor de fsie heb ik betoogd dat <strong>van</strong> deze vrijstelling<br />

mening al dan flirt redelijk is.(...)”<br />

“In het in lid I bedoelde versiag moeten de deskundigen<br />

heb omschreven geldt ook voor de juridische splitsing.<br />

gebaseerd <strong>op</strong> art. 10 lid 2 <strong>van</strong> de Derde Richtlijn dat luidt:<br />

recht bestaat <strong>op</strong> <strong>een</strong> enkel aandeel.<br />

of meer aandelen zouden moeten worden toegekend aan<br />

Het antwoord <strong>op</strong> die vraag is <strong>een</strong>voudig.<br />

krachtens de ruilverhouding <strong>van</strong> de aandelen zelfs g<strong>een</strong><br />

De laatste vrijstelling <strong>van</strong> art. 334e lid 343 geldt indien<br />

Deze situatie kan als volgt worden weegegeven:<br />

B B.’!. hoeven te worden toegekend aan B.<br />

REACTIE<br />

De bij dergelijke splitsingen veelbesproken vraag is of bij<br />

de splitsende vennootschap aandeelhouder worden <strong>van</strong> de<br />

Eén <strong>van</strong> de daar gegeven uitzonderingen net <strong>op</strong> de zoge<br />

Bij <strong>een</strong> dergelijke splitsing wordt <strong>van</strong> de hoofdregel dat<br />

B.V. hoeven te worden toegekend aan A en g<strong>een</strong> aandelen<br />

- zo is, bestaat daarmee <strong>een</strong> voor de splitsingpraktijk moge<br />

in ieder geval verkiaren of de ruilverhouding naar hun<br />

38. Zie letter b <strong>van</strong> art 2:334e lid 3 BW Er wordt verwezen naar art. 2:334cc<br />

BW<br />

39. De ruziesplitsing is door Van Eck en Volders meer genuanceerd aange<br />

duid als de “aandeelhouderssplitsing”. Zie hierover uitgebreid hun arti<br />

kel “Alt goede vrienden uit elkaar. Varianten <strong>op</strong> de splitsing cx art.<br />

2:334cc BW” in WPNR 6593 p. 788-796.<br />

40. Art. 2:334cc BW<br />

41. ZieVan Eck enVolders a.w. en de daarbjj behorende noten.<br />

42. 1k verwijs voor deze discussie en de daarover gepubliceerde meningen<br />

naar Van Eck en Volders.<br />

43. Art .334 e lid letter c BW<br />

44. En dus de mening <strong>van</strong> Van Eck en Volders niet deelt.<br />

45. Zie art. 2:334aa BW voor de taken <strong>van</strong> de accountant.<br />

46. Art. 2:334aa lid 3 BW<br />

47. Art. 2:334n BW<br />

47 Bij gebreke <strong>van</strong> <strong>een</strong> positieve verkiaring <strong>van</strong><br />

bet vermogen ten <strong>op</strong>zichte <strong>van</strong> de oorspronkelijke aande<br />

De bij de splitsing <strong>op</strong>tredend notaris zal ann de voet <strong>van</strong><br />

toekenning <strong>van</strong> aandelen staat maar waar <strong>een</strong> contrair<br />

betrokkenen niet verder heipt.<br />

soon verkiaren dat de voorgestelde verdeling (..) naar zijn<br />

oordeel redelijk is.<br />

oordeel <strong>van</strong> de algemene vergadering de bij de splitsing<br />

rechtspersonen, moet de accountant ten aanzien <strong>van</strong> de<br />

De accountant heeft hier dus <strong>een</strong> taak, welke buiten de<br />

lenverhouding <strong>van</strong> de aandeelhouders <strong>van</strong> de splitsende<br />

rechtspersoon.<br />

verdeling <strong>van</strong> het vermogen <strong>van</strong> de splitsende rechtsper<br />

Daarbij zal als leidraad kunnen gelden de verhouding <strong>van</strong><br />

Maar er is <strong>een</strong> verschil!<br />

nog <strong>een</strong> rol toebedacht.<br />

ting <strong>op</strong> het splitsingsvoorstel is ook hier de accountant<br />

Voor het versiag omtrent de mededelingen in de toelich<br />

de tekst te formuleren als “Ten aanzjen <strong>van</strong>... “.<br />

2:334bb BW verklaart ten aanzien daar<strong>van</strong> de artt. 2:94a<br />

en 94b respectievelijk 204a en 204b BW <strong>van</strong> over<strong>een</strong>kom<br />

stige toepassing. Nu er bij gebruikmaking <strong>van</strong> de nulver<br />

de splitsingsakte moeten verkiaren dat hem gebleken is dat<br />

de vormvoorschriften met betrekking tot de splitsing zijn<br />

houding g<strong>een</strong> aandelen worden toegekend is de bepaling<br />

houder worden <strong>van</strong> alle verkrijgende vennootschappen<br />

aandeelhouders <strong>van</strong> de splitsende vennootschap aandeel—<br />

In geval <strong>van</strong> <strong>een</strong> aandeelhouderssplitsing waar onder<br />

scheiden aandeelhouders <strong>van</strong> de splitsende rechtspersoon<br />

aandeelhouder worden <strong>van</strong> onderscheiden verkrijgende<br />

zinloos geworden en kan naar mijn idee de accountant<br />

g<strong>een</strong> verklaring afgeven. De wet geeft die ruimte ook door<br />

voorbij gaan en de splitsing zonder toekenning <strong>van</strong> aande<br />

negatieve mening <strong>van</strong> de accountant aan zijn oordeel<br />

Ook hier kan de algemene vergadering bij <strong>een</strong> <strong>mogelijk</strong><br />

De regeling bij de splitsing is gelijk aan die bij de fusie.


Wanneer <strong>een</strong> ruime uitleg wel zou kunnen betekent dat<br />

5 <strong>van</strong> de Tiende Richtlijn<br />

<strong>van</strong> art. 2:325 lid 4 BW niet onderschrijft.<br />

Dc (ruime) uitleg <strong>van</strong> art. 325 lid 4<br />

redelijke verdeling over<strong>een</strong> zou willen komen.<br />

niet in waarom <strong>een</strong> aandeelhouder <strong>een</strong> andere dan <strong>een</strong><br />

In de inleiding gaf ik aan dat Van Olffen <strong>een</strong> ruime uitleg<br />

ruimere <strong>mogelijk</strong>heden bestaan om <strong>een</strong> fusie te bewerk<br />

De geschetste situatie doet zich (straks) ook voor bij de<br />

grensoverschrijdende fusie. In dat kader bepaalt art. 14 lid<br />

54<br />

De Tiende Richtlijn<br />

de nulverklaring daargelaten.<br />

len die worden gegeven in art. 2:333 BW, de methode <strong>van</strong><br />

stelligen zonder toekenning <strong>van</strong> aandelen dan in de geval<br />

REACTIE<br />

.<br />

5-12 aug. 2006/6674 WPNR 549<br />

Richtlijn. Uit de tekst kan vaak worden afgeleid of<br />

Toetsing <strong>van</strong> de criteria aan de Derde Richtlijn geeft g<strong>een</strong><br />

aanleiding te veronderstellen dat <strong>een</strong> expliciete ruimere<br />

ruimte bestaat voor eigen invulling of afwijking.<br />

53<br />

(ii) wanneer er <strong>een</strong> daarvoor bestaande grondsiag in het<br />

(iii) <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> interpretatie <strong>van</strong> de richtlijn zeif waar—<br />

bij gekeken wordt naar doel en inhoud <strong>van</strong> de<br />

52<br />

bestaat)<br />

mag nemen indien daartoe <strong>een</strong> rechtvaardiging<br />

Er zijn drie gronden voor de nationale wetgever om af te<br />

richtlijn voorschrijft.<br />

voorbeeld als de richtlijn keuze<strong>mogelijk</strong>heden<br />

t5)<br />

EG-Verdrag is (bijvoorbeeld de regel dat <strong>op</strong> basis <strong>van</strong><br />

het Verdrag <strong>een</strong> lidstaat verdergaande maatregelen<br />

geeft<br />

50. Ministerie <strong>van</strong> Justitie, 101 praktijkvragen over de implementatie <strong>van</strong><br />

51. Zie bijvoorbeeld art. 4 lid 2 <strong>van</strong> de Derde Richtlijn: “In de wetgeving <strong>van</strong><br />

52. Art. 100A lid 4 EG—Verdrag. Eis is wel dat de mastregel niet noodzake—<br />

53. Mogelijk is dat de richt1in totaie harmonisatie beoogt, bijvoorbeeld door<br />

54. Richtlijn 2005/56/EG <strong>van</strong> het Eur<strong>op</strong>eea Parlement en de Raad, aange<br />

55. Art. 1 Tiende Richtlijn.<br />

(i) <strong>op</strong> basis <strong>van</strong> <strong>een</strong> bepaling in de richtlijn zelf (bij—<br />

kapitaalbescherming tussen N.y. en By.<br />

verdwijnende vennootschappen in vereffening zijn mits deze <strong>mogelijk</strong><br />

het gebruik <strong>van</strong> woorden ala “uitsluitend”, “slechta” en “niet <strong>op</strong> andere<br />

nomen <strong>op</strong> 26 oktober 2006 3 10/1.<br />

wljze”.<br />

belemmering <strong>van</strong> de handel <strong>op</strong>levert.<br />

Afwijken mag:<br />

48. Vergelijk bijvoorbeeld ook de implementatie <strong>van</strong> de Tweede Richtlin die<br />

lijk en pr<strong>op</strong>ortioned is, niet willekeurig discrimineert en g<strong>een</strong> verkapte<br />

<strong>een</strong> Lid-Staat kan worden bepaald dat fusie door <strong>op</strong>richting <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

gemaakt met de verdeling <strong>van</strong> hun vermogen onder hun aandeelhou<br />

keuze gebruik heeft gemaakt.<br />

heid wordt beperkt tot vennootachappen die nog g<strong>een</strong> begin hebben<br />

ders”. Zie art. 2:310 lid 5 BV1 waaruit blijkt dat Nederland <strong>van</strong> deze<br />

nieuwe vennootschap ook kan plaatsvinden wanneer <strong>een</strong> of meer <strong>van</strong> de<br />

EG-besluiten, Den Haag; SDU uitgevers 1998.<br />

49. De geschetste rechtsvraag geeft niet san of het ging om NV’s of B.V.’s.<br />

ook all<strong>een</strong> <strong>op</strong> de NV. zag en de daardoor te verkiaren versehillen in de<br />

5°<br />

regeling.<br />

le wetgever mag afwijken <strong>van</strong> de door de Richtlijn gegeven<br />

de N.y. dient te worden nagegaan in hoeverre de nationa—<br />

wijken of verdergaande maatregelen te nemen dan de<br />

ruime uitleg te geven aan art. 2:325 lid 4 BW dat deze<br />

naamloze vennootschappen niet <strong>mogelijk</strong> <strong>een</strong> dermate<br />

Bij <strong>een</strong> <strong>omgekeerde</strong> <strong>rolluikfusie</strong> is het ten aanzien <strong>van</strong><br />

Wat betreft de ruime uitleg <strong>van</strong> art. 2:325 lid 4 BW voor<br />

Conclusie<br />

e1kar heeft willen laten aansluiten zou hiermee beant<br />

schappen die worden gehouden door (..) de fuserende<br />

48 De ruime uitleg <strong>van</strong> art. 2:325 lid 4 BW, inhouden<br />

acht.<br />

De bepalingen <strong>van</strong> de Derde richtlijn zien (slechts) <strong>op</strong><br />

tussen <strong>een</strong> fusie met <strong>een</strong> B.V. of met <strong>een</strong> N.y.<br />

aandelen in het kapitaal <strong>van</strong> de verdwijnende vennoot—<br />

selijke Richtlijn.<br />

vennootschappen stuit voor de B.V. naar mijn mening niet<br />

<strong>op</strong> bezwaren.<br />

49 De vraag welke ik hiervoor stelde of de<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> ruime(re) regeling dan voortvloeit uit de toepas<br />

niet bij de juridische splitsing omdat daar g<strong>een</strong> sprake is<br />

Naar mijn idee moet <strong>een</strong> onderscheid gemaakt worden<br />

vennootschappen <strong>van</strong> het N.y. type. Voor de B.V. is de<br />

niet <strong>op</strong> wijst.<br />

de <strong>rolluikfusie</strong>. Zoals wij hiervoor al zagen heipt ons dat<br />

de dat er g<strong>een</strong> aandelen hoeven te worden toegekend voor<br />

<strong>een</strong> ver<strong>een</strong>voudiging <strong>van</strong> de procedure bij <strong>een</strong> omgekeer<br />

wetgever vrij <strong>een</strong> regeling <strong>op</strong> te stellen die zij wenselijk<br />

wetgever ook niet hier logica en expliciete wettekst <strong>op</strong><br />

woord kunnen worden zij het dat de wetsgeschiedenis hier<br />

Derde Richtlijn die, zoals wij zagen, slechts ziet <strong>op</strong> yen<br />

worden gehouden door de fusie komen te vervallen. Men<br />

vennootschap in <strong>een</strong> andere verdwijnende vennootschap<br />

delen die door of voor rekening <strong>van</strong> de ene verdwijnende<br />

ziet <strong>op</strong> vennootschappen <strong>van</strong> bet B.V. type!<br />

55<br />

nende vennootschap bij de fusie is betrokken, ook de aan<br />

dient echter wel te bedenken dat in tegenstelling tot de<br />

nootschappen <strong>van</strong> het N.y. type, de Tiende Richtlijn óók<br />

voorzien dat in <strong>een</strong> situatie waarin meer dan één verdwij<br />

Ook bij de grensoverschrijdende fusie wordt dus niet<br />

eigen naam, maar voor rekening <strong>van</strong> deze vennoot<br />

b) de overgenomen vennootschap of <strong>een</strong> persoon die in<br />

schap handelt: hetzij<br />

eigen naam, maar voor rekening <strong>van</strong> deze vennoot<br />

schap handelt.”<br />

a) de overnemende vennootschap of <strong>een</strong> persoon die in<br />

vennootschap door hetzij:<br />

“Aandelen <strong>van</strong> de overnemende vennootschap mogen<br />

niet worden geruild voor aandelen <strong>van</strong> de overgenomen<br />

nen afgeven en daarmee zijn medewerking aan de splitsing<br />

dienen te onthouden.<br />

Overigens <strong>een</strong> regeling met weinig gevolgen want ik zie<br />

ben ik het met Van Olffen <strong>een</strong>s dat er voor de NV. g<strong>een</strong><br />

<strong>een</strong> accountant zal de notaris de voetverklaring niet kun<br />

keuze<strong>mogelijk</strong>heid wordt gegeven. Bij gebreke daar<strong>van</strong>


REACTIE<br />

fusie kan worden geeffectueerd zonder toekenning <strong>van</strong><br />

aandelen in de tussenliggende verdwijnende vennoot<br />

schappen. Hetzelfde geldt straks ten aanzien <strong>van</strong> besloten<br />

vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid bij <strong>een</strong><br />

grensoverschrijdende fusie.<br />

Wat betreft nationale fusies lijkt er g<strong>een</strong> bezwaar te<br />

bestaan voor <strong>een</strong> ruime uitleg ten aanzien <strong>van</strong> de besloten<br />

vennootschap.<br />

Het moeten toekennen <strong>van</strong> aandelen lijkt in de geschetste<br />

gevallen <strong>een</strong> formaliteit die g<strong>een</strong> materieel doel dient.<br />

Deze formaliteit kan terzijde worden geschoven indien de<br />

ruilverhouding <strong>van</strong> de aandelen wordt vastgesteld <strong>op</strong> nul.<br />

Ook bij de juridische splitsing kan de ruilverhouding uit<br />

I<br />

komst bieden in die gevallen waar <strong>een</strong> “verplichte” toekenning<br />

<strong>van</strong> aandelen g<strong>een</strong> materieel doel dient. De rol die<br />

de accountant bij dergelijke fusie— en splitsingsprocessen<br />

speelt heeft nauwelijks betekenis en Ieidt slechts tot onno<br />

dige vertraging en kosten in de afwikkeling <strong>van</strong> het fusie<br />

en splitsingsproces.<br />

Mr. H.J.M.M. <strong>van</strong> Boxel*<br />

Notaris te Eindhoven en medewerker <strong>van</strong> hetVan der Heijden Instituut<br />

Radhoud Universiteit Nijmegen.<br />

Met dank aan J.FC. Veelenturf voor haar ondersteuning.<br />

NASCH RIFT<br />

1. In de bijdragen <strong>van</strong> Portengen en Van Boxel worden<br />

verschillende argumenten aangevoerd waarom in de<br />

geschetste casus <strong>een</strong> <strong>omgekeerde</strong> <strong>rolluikfusie</strong> <strong>mogelijk</strong> is<br />

zonder dat door de verkrijgende vennootschap aan de aan<br />

deelhouders <strong>van</strong> alle verdwijnende vennootschappen aan<br />

delen worden toegekend.<br />

2. Onderdeel 5 <strong>van</strong> de bijdrage <strong>van</strong> Portengen herbergt 3<br />

argumenten. Deze overtuigen mij niet. Het feit dat <strong>een</strong><br />

wettekst, geIsoleerd gelezen, duidelijk is, wil nog niet zeg<br />

gen dat waar deze in geIsoleerde vorm of in de context<br />

met andere,,bepalingen strij dig is met <strong>een</strong> Richtlijn waar<br />

<strong>op</strong> zij is gebaseerd ook in de duidelijke vorm kan worden<br />

uitgelegd. Ret feit dat de ratio <strong>van</strong> de Richtlijn of de fusie<br />

voorschriften zich niet zouden verzetten tegen <strong>een</strong> ruime<br />

uit1eg <strong>van</strong> art. 2:325, lid 4 BW betekent nog niet dat waar<br />

de bepaling strijdig is met <strong>een</strong> bepaling uit de Richtlijn<br />

ook in de strijdige vorm kan worden begrepen. Ret feit<br />

dat aan <strong>een</strong> downstream merger niet is gedacht, en dat is<br />

heel goed <strong>mogelijk</strong>, wil nog niet zeggen dat daarom aan<br />

<strong>een</strong> bepaling uit de Richtlijn voorbij kan worden gegaan.<br />

3. Zowel Portengen als Van Boxel vragen nog aandacht<br />

voor het feit dat de fusie-Richtlijn g<strong>een</strong> betrekking heeft<br />

<strong>op</strong> de BV en dat daarom voor de fusie <strong>van</strong> de BV aan art.<br />

325, lid 4 <strong>een</strong> ruimere uitleg <strong>mogelijk</strong> is, aithans niet in<br />

strijd met de Richtlijn. Dat lijkt mij vreemd. Onze wetge<br />

ver heeft de regeling voor de fusie <strong>van</strong> <strong>een</strong> NV of <strong>een</strong> BV<br />

<strong>op</strong> <strong>een</strong>vormige wijze uitgewerkt. Ret zou dan niet passend<br />

zijn de bepalingen verschillend uit te leggen al naar gelang<br />

er sprake is <strong>van</strong> <strong>een</strong> fusie <strong>van</strong> <strong>een</strong> NV of <strong>een</strong> By.<br />

4. Meer sympathie heb ik voor de variant die Van Boxel<br />

bespreekt om <strong>een</strong> fusie door te voeren waarin door de ver<br />

krijgende vennootschap g<strong>een</strong> aandelen worden toegekend<br />

omdat in het fusievoorstel de ruilverhouding <strong>op</strong> nul is<br />

gesteld. Als aandeelhouders bereid zijn <strong>op</strong> die basis <strong>een</strong><br />

fusie door te voeren en er bovendien g<strong>een</strong> sprake is <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> onredelijke benadeling <strong>van</strong> belanghebbenden, dan<br />

lijkt mij dat <strong>mogelijk</strong>.<br />

Prof mr. M. <strong>van</strong> Olffen *<br />

*<br />

Notaris te Amsterdam, hoogleraar ondernemingsrecht aan de Radboud<br />

Universiteit Nijmegen (Van der Heijden Instituut), redacteur <strong>van</strong> het<br />

WPNR.<br />

REC HTS VRAG EN RU B RIEK<br />

10.<br />

‘Boedelkosten’<br />

Bij mij (notaris C) is in behandeling de nalatenschap <strong>van</strong><br />

<strong>een</strong> weduwnaar, die is overleden zonder achterlating <strong>van</strong><br />

afstammelingen.<br />

Op het moment <strong>van</strong> overlijden <strong>van</strong> erfiater was onder<br />

meer in leven, broer X. Op grond <strong>van</strong> het testament <strong>van</strong><br />

erfiater is broer X één <strong>van</strong> de erfgenamen.<br />

Broer X overlijdt enkele maanden later, en broer X laat als<br />

erfgenaam achter één kind. De nalatenschap <strong>van</strong> broer X<br />

blijkt negatief te zijn.<br />

Broer X heeft tot enkele maanden voor zijn dood samen<br />

gewoond met mevrouw Y. Mevrouw Y informeert bij<br />

notaris A na het overlijden <strong>van</strong> broer X of zij erfgename is<br />

<strong>van</strong> broer X, dat blijkt niet het geval te zijn. Notaris A<br />

stuurt <strong>een</strong> nota naar mevrouw Y, welke zij niet betaalt.<br />

Het kind <strong>van</strong> broer X heeft bij notaris B de nalatenschap<br />

<strong>van</strong> zijn vader (broer X) verworpen.<br />

550 WPNR 5-12 aug. 2006/6674

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!