Mattheus l:l-16 en Lukas III: 23-38 - dewoesteweg.nl
Mattheus l:l-16 en Lukas III: 23-38 - dewoesteweg.nl
Mattheus l:l-16 en Lukas III: 23-38 - dewoesteweg.nl
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
T-<br />
het gelooÍ, maar het ls gegaan teg<strong>en</strong> naturg het ls e<strong>en</strong> onbegrilpeliJk<br />
wonder geïveest, dat heel de wereld ln verbazlng gezet heeft,<br />
tot de paradiJscngel<strong>en</strong> toe, zooals Paulus daarvan spreekt. Leer<strong>en</strong><br />
wlt .oo dan in alle weeze te wandel<strong>en</strong>, om <strong>nl</strong>et uit Gods<br />
huls afgesned<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. En nadat onze Heere Jezus Chrtstus<br />
Zich e<strong>en</strong>maal aan orul meegedeeld heeft (geliJk wiJ zi<strong>en</strong> dat HiJ de<br />
Redder van heel de wereld Ís) volhard<strong>en</strong> wiJ dan in ware standvastigheid<br />
des geloofs. En al zgn wJ dan verrrloekt in onz<strong>en</strong> vader<br />
Adam, lat<strong>en</strong> wiJ toch wet<strong>en</strong>, dat wU ln onz<strong>en</strong> Heere Jezus Chrtstus<br />
e<strong>en</strong> zeg<strong>en</strong>ing hebb<strong>en</strong> wedergekreg<strong>en</strong>, dle ons niet kan ontgaan"<br />
En al hebb<strong>en</strong> wil slechts stof voor dood <strong>en</strong> eeuwige verdoem<strong>en</strong>ls,<br />
toch moet<strong>en</strong> wij zeker zijn, dat het heil, hetwelk ons door Hem is ver.<br />
worv<strong>en</strong>, ons nu zoo met Hem heeft vere<strong>en</strong>igd, dat wij één ziJn door<br />
het middel dat wii al noemd<strong>en</strong>, <strong>nl</strong>, door de broederschap, welke<br />
Jezus Christus Zlch verwaardigd heeft met ons te hebb<strong>en</strong>. Hop<strong>en</strong><br />
wij dan, deze ding<strong>en</strong> verstaande, standvastiglijk, dat God ons t<strong>en</strong><br />
Vader zal ziJn om ons te geleid<strong>en</strong> in dlt brooze lev<strong>en</strong> <strong>en</strong> om ons<br />
eindelijk te voer<strong>en</strong> tot die erf<strong>en</strong>is, welke IIij ons heeft bereid vóór<br />
de schepping der wereld, <strong>en</strong> welke Hij ons voor zoo dur<strong>en</strong> pr{s<br />
heeft verworv<strong>en</strong> ln d<strong>en</strong> persoon van onz<strong>en</strong> Heere Jszus Christus.<br />
<strong>Mattheus</strong> l:l-<strong>16</strong> <strong>en</strong> <strong>Lukas</strong> <strong>III</strong>: <strong>23</strong>-<strong>38</strong><br />
Deze preek gaat nog over d<strong>en</strong>zelfd<strong>en</strong> tekst van<br />
Mattheiis <strong>en</strong> <strong>Lukas</strong> als de voorafgaande, <strong>nl</strong>.<br />
over het geslacht van onz<strong>en</strong> Heere Jezus<br />
Christus 1).<br />
\{d hebb<strong>en</strong> hiervoor verklaard, hoezeer het ons profijtelijk was<br />
te wet<strong>en</strong>, dat Gods Zoon ons in het vleesch is versch<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> onze<br />
natuur heeft aangedaan, opdat u/tj vepekerd zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, dat<br />
HIJ met ons verbond<strong>en</strong> is zelfs met e<strong>en</strong> broederband, <strong>en</strong> dit om<br />
onze voorspraak te zijn bij God Zijn Vader <strong>en</strong> voor ons tussch<strong>en</strong> te<br />
tred<strong>en</strong>. Ja, dat H$ zelfs al onze zwakhed<strong>en</strong> op Zich g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> heeft<br />
om er medelijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontferm<strong>en</strong> mee te hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> otrs in onz<strong>en</strong> nood<br />
te hulp te kom<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat HiJ de betaling <strong>en</strong> g<strong>en</strong>oegdo<strong>en</strong>ing voor onze<br />
zond<strong>en</strong> heeft teweeggebracht, opdat wij biJ God kwijtschelding<br />
mog<strong>en</strong> verkrifg<strong>en</strong> <strong>en</strong> Hem wiJ als onz<strong>en</strong> Vader kunn<strong>en</strong> aanroep<strong>en</strong>,<br />
aangezi<strong>en</strong> wij led<strong>en</strong> ziJn van ZiJn e<strong>en</strong>ig<strong>en</strong> Zoon <strong>en</strong> door aanneming<br />
hebb<strong>en</strong> wat Hij van nature heeft. Nu rest nog, <strong>en</strong>kele punt<strong>en</strong> aan te<br />
stipp<strong>en</strong> ln wat hier door Mattheiis <strong>en</strong> Lucas verhaald wordt. Niet<br />
zonder red<strong>en</strong> noemt Matthetis, die noch van Ismaël noch van Ezau<br />
melding maakte, wel de broeders van Juda, <strong>nl</strong>. de twaalf patriarch<strong>en</strong><br />
Want wij hebb<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>gezet, dat zijn bedoeling ls te toon<strong>en</strong>, dat de<br />
Heere Jezus de Verlosser is, Die van alle tijd<strong>en</strong> beloofd was <strong>en</strong><br />
verwaeht door de vader<strong>en</strong>. Het staat dus zoo, dat het gezeg<strong>en</strong>de<br />
zaak verwekt is in Izaák, zooals nadrukkelijk gezegd wordt; dat, hoe<br />
wel Ismaël e<strong>en</strong>igermate deelde in de g<strong>en</strong>ade Gods, hij toch als aÍgesned<strong>en</strong><br />
is uit het huis; <strong>en</strong> dat God verklaart, dat het heil, waarop<br />
wij moet<strong>en</strong> hop<strong>en</strong> door onz<strong>en</strong> Verlosser, <strong>nl</strong>et voortvloeit ult vleesche-<br />
Ujke erf<strong>en</strong>is, maar dat wij het moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> van de bizondere goedheid<br />
Gods, zooals Paulus dit punt ook zeer goed uitgewerkt heeÍt.<br />
Verder, waar Ismaël <strong>en</strong> Ezau verworp<strong>en</strong> zijn, hoewel zij de voornaamst<strong>en</strong><br />
war<strong>en</strong> uit oorzaak van hun eerstgeboorte, heeft God daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />
Zijn zeg<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> uitgebreid over al de twaalÍ kinder<strong>en</strong> van<br />
86<br />
1) Calv. Opera, XLVI, <strong>23</strong>*248.<br />
gí
Jakob, waarom zij dan ook hier met name staan uitgedrukt'<br />
fntussch<strong>en</strong> staat er, dat Juda de vader geweest is van onz<strong>en</strong><br />
Heere Jezus christus, waar hij uit zijn schoondochter Thamar kin'<br />
der<strong>en</strong> heeft gewonn<strong>en</strong>, van wie de Zoon van God afstamt' Onze<br />
Ileere Jezus Christus kon Zich wel, wanneer Hii dat gewild had'<br />
voor zoo'n schande gevriiwaard hebb<strong>en</strong>, 266 dat er in Zijn geslacht<br />
niet zoo'n hoererij, ja bloedschande, welke e<strong>en</strong> doodelijk misdriif was'<br />
ware geweest. zelfs zi<strong>en</strong> wij, dat Juda zijn schoondochter veroordeelde<br />
om verbrand te word<strong>en</strong>, niet wet<strong>en</strong>d van wi<strong>en</strong> zij ontvang<strong>en</strong><br />
had. Hij verdi<strong>en</strong>de dus door vier paard<strong>en</strong> vane<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong> te wor'<br />
d<strong>en</strong>, gezi<strong>en</strong> de verfoeilijke misdaad die hij had bedrev<strong>en</strong>' Want<br />
hoewel God alle hoererij ernstig veroordeelt, is bloedschande e<strong>en</strong><br />
monsterachtig ding, <strong>en</strong> door ons t<strong>en</strong> zeerste te verfoei<strong>en</strong>. Is het niet<br />
weeselijk, dat e<strong>en</strong> man omgang heeft met zÍjn schoondochter<br />
Desalniettemin is dat voorgekom<strong>en</strong> in het geslacht van onz<strong>en</strong><br />
Heere Jezus Christus. Wat zull<strong>en</strong> wij hier zegg<strong>en</strong> Want (zooals<br />
wij al hebb<strong>en</strong> aangestipt) het kon wel gebeur<strong>en</strong>, dat heel Zijn ge'<br />
slacht slechts adeldom <strong>en</strong> waardigheid had gehad, <strong>en</strong> dat er ge<strong>en</strong><br />
smet noch vlek van schande aan geweest was. Maar verstaan wij<br />
het dan, dat Hij reeds, vóór Hij gebor<strong>en</strong> was, Zich voor ons heeft<br />
will<strong>en</strong> vernietig<strong>en</strong>, zooals Paulus dat woord gebruikt, wanneer hij<br />
ons aantoont, hoe dur<strong>en</strong> prijs onze zaligheid aan onz<strong>en</strong> Heere Jezus<br />
christus heeft gekost <strong>en</strong> hoezeer hij zijnerzijds ze ook heeft geschat.<br />
Zoo moest dan Hij, Die Hoofd is der <strong>en</strong>gel<strong>en</strong>, Die de Koning der<br />
eere is, Wi<strong>en</strong> alle Majesteit toekomt, <strong>en</strong> voor Wi<strong>en</strong> alle knie moet<br />
gebog<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, als vernietigd word<strong>en</strong>, <strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> zijn van het al'<br />
geme<strong>en</strong> peil der m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>, maar in Zijn geslacht e<strong>en</strong> zoo leelijk<br />
ding hebb<strong>en</strong> als bloedschande, gelijk wij zag<strong>en</strong>. En wanneer Hij in de<br />
wereld versch<strong>en</strong><strong>en</strong> is, dan zi<strong>en</strong> wij, hoe Hij door all<strong>en</strong> geminacht<br />
is geword<strong>en</strong>, zooals het in d<strong>en</strong> psalm staat, dat Hii e<strong>en</strong> worm is ge'<br />
weest <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> man, vooïaverp van spot <strong>en</strong> praat niet alle<strong>en</strong> bij de<br />
voornaamst<strong>en</strong> <strong>en</strong> deg<strong>en</strong><strong>en</strong>, die achtbaar will<strong>en</strong> geacht word<strong>en</strong>, maar<br />
zelfs bij het gewone volk. Zietdaar dan wat wij bij deze passage<br />
hebb<strong>en</strong> te onthoud<strong>en</strong>, <strong>nl</strong>. dat onze Heere Jezus Christus onze m<strong>en</strong>'<br />
schelijke natuur niet heeft aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om Zijn waardigheid te vergroot<strong>en</strong>,<br />
maar veeleer heeÍt Hij, Zich vernederd hebb<strong>en</strong>de, heelemaal<br />
als 't ware will<strong>en</strong> vernietigd word<strong>en</strong>. En zulks, opdat wij met<br />
te grooter vertrouw<strong>en</strong> ons bii Hem kond<strong>en</strong> veilig stell<strong>en</strong>; want onze<br />
ongeloovigheid driift ons altijd aan' ons van God verre te houd<strong>en</strong>'<br />
En het is haast alsof, naarmate Hii ons meer nadert, wij lijk<strong>en</strong><br />
88<br />
sam<strong>en</strong> te spann<strong>en</strong> om van Hem terug te wijk<strong>en</strong>. Inderdaad, ziet, hoe<br />
m<strong>en</strong> in het pausdom zich in zoo veel afgrond<strong>en</strong> van bijgeloovighed<strong>en</strong><br />
gestort heeft, alsof onze Heere Jezus Christus niet de weg was om<br />
ons tot God, Zijn<strong>en</strong> Vader te leid<strong>en</strong>, gelijk Hij dat toch zegt. Wanneer<br />
het dan ook e<strong>en</strong> <strong>en</strong> al majesteit was in het geslacht van onz<strong>en</strong><br />
Heere Jezus Christus, zoud<strong>en</strong> wij daaruit aa<strong>nl</strong>eiding kunn<strong>en</strong> ontle<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
om te zegg<strong>en</strong>, dat wij niet waardig zijn ons in Zijn hand<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> onder Zijn leiding te stell<strong>en</strong>. Maar wanneer we zi<strong>en</strong>, dat Hij e<strong>en</strong><br />
deel van onze schande op Zic}l heeft will<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> wij daaruit<br />
verstaan, dat Hij Zicn- zoo verbond<strong>en</strong> heeft met de arme zondar<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> met h<strong>en</strong>, die verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> heelemaal door God verworp<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>,<br />
dat wij in ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel opzicht hebb<strong>en</strong> te betwijfel<strong>en</strong>, dat Hij ons tot<br />
led<strong>en</strong> Zijns lichaams aanneemt <strong>en</strong> ons, uit oorzaak der broederschap<br />
die Hij met ons heeft, toegang doet vind<strong>en</strong>, zóó dat wij door God<br />
zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verhoord <strong>en</strong> Hem aang<strong>en</strong>aam zull<strong>en</strong> zijn, <strong>en</strong> Hem<br />
altijd Vader zull<strong>en</strong> bevind<strong>en</strong>, wanneer wij onze toevlucht nem<strong>en</strong> tot<br />
Hem. Ziet daar dan, wat wij bij dit Schriftgedeelte hebb<strong>en</strong> te onthoud<strong>en</strong>.<br />
Verder hebb<strong>en</strong> wij ook dit te overweg<strong>en</strong>, dat al wat bij Juda aan<br />
voortreffelijkheid te vind<strong>en</strong> was, uit wije gunst voortgekom<strong>en</strong><br />
is <strong>en</strong> dat dit privilege hem niet gegev<strong>en</strong> is, omdat hij het verdi<strong>en</strong>d<br />
heeft, maar omdat God daarin de oneindige schatt<strong>en</strong> Zijner g<strong>en</strong>ade<br />
heeft will<strong>en</strong> ontvouw<strong>en</strong>. \il'ant Juda was niet de oudste zoon van<br />
Jakob, zooals wij wet<strong>en</strong>, <strong>en</strong> desniettemin is hem het eerstgeboorterecht<br />
gegev<strong>en</strong>. Zelfs is hem ook de koninklijke scepter gegev<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
aan deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die uit zijn geslacht zoud<strong>en</strong> voortkom<strong>en</strong>, zooals door<br />
d<strong>en</strong> mond van zijn vader Jakob zelf is uitgesprok<strong>en</strong>. Hij gewint e<strong>en</strong><br />
kind, <strong>en</strong> David stamt daar weer van af. En hoe gewint hij het<br />
Niet door huwelijk, noch door e<strong>en</strong>voudige hoererij, maar door bloedschande.<br />
Zietdaar dus e<strong>en</strong> schepsel, dat verdi<strong>en</strong>t uitgeroeid te word<strong>en</strong><br />
van de wereld, <strong>en</strong> toch is Jezus Christus daaruit voortgekom<strong>en</strong>. En<br />
Juda heeft dit gezag over zijn broeders, hoewel het hem niet toe.<br />
kwam naar orde van geboorte, aangezi<strong>en</strong> hij dan e<strong>en</strong> lager<strong>en</strong> rang<br />
moest hebb<strong>en</strong>. Desniettemin verkiest God hem bov<strong>en</strong> al de<br />
ander<strong>en</strong>, <strong>en</strong> beveelt, dat het zoo zal zijn, <strong>en</strong> laat di<strong>en</strong>aangaande<br />
door d<strong>en</strong> patriarch Jakob uitspraak do<strong>en</strong>. \{'ij zi<strong>en</strong> hier dus,<br />
hoe alle m<strong>en</strong>schelijke verdi<strong>en</strong>ste neergeslag<strong>en</strong> wordt <strong>en</strong> dat God<br />
aan Z$ne g<strong>en</strong>ade zulk e<strong>en</strong> luister wil bijzett<strong>en</strong>, opdat wij zoud<strong>en</strong><br />
wet<strong>en</strong>, dat, wanneer Hij ons in Zijne weldad<strong>en</strong> doet deel<strong>en</strong>, dit niet<br />
voortvloeit uit iets onzerzdds noch wij Hem iets hoeg<strong>en</strong>aamd hebb<strong>en</strong><br />
89
toegebracht noch kunn<strong>en</strong> roem<strong>en</strong> het verdi<strong>en</strong>d te hebb<strong>en</strong>. Alle mond<br />
moet gestopt word<strong>en</strong> <strong>en</strong> wiJ moet<strong>en</strong> verstaan, Ja belijd<strong>en</strong>, dat God,<br />
zonder acht te slaan op onze person<strong>en</strong> maar <strong>en</strong>kel uit medeliJd<strong>en</strong><br />
met onze ell<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, Ziin onbegriipelijke barmhartigheid aan ons<br />
besteedt.<br />
Mattheiis komt dan verder biJ koning David. En inderdaad heeft<br />
hij hier de geslachtslijst van onz<strong>en</strong> Heere Jezus Christus in drie<br />
deel<strong>en</strong> verdeeld. Van Abraham tot David stelt hij veerti<strong>en</strong> geslacht<strong>en</strong>.<br />
Vanaf David totdat het volk verbann<strong>en</strong> werd uit het land Kanaán<br />
<strong>en</strong> naar Babylonië overgebracht, veerti<strong>en</strong> geslacht<strong>en</strong>. (Niet dat er<br />
niet meer zijn geweest, maar hij verdeelt ze in drieën, opdat de<br />
herinnering aan h<strong>en</strong>, die in de heilige geschied<strong>en</strong>is word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd,<br />
te vaster zou zijn). En vandaar tot aan Jezus Christus andere veerti<strong>en</strong><br />
geslacht<strong>en</strong>. Ziet daar, wat wij hebb<strong>en</strong> op te merk<strong>en</strong>: Matthei.is<br />
heeft in d<strong>en</strong> persoon van David will<strong>en</strong> aanwiJz<strong>en</strong>, dat<br />
God in het einde heeft opgehelderd, wat duister was, <strong>nl</strong>. dat Hij<br />
e<strong>en</strong> koning zou verwekk<strong>en</strong>, die voor eeuwig zou regeer<strong>en</strong>. HiJ had<br />
dat tevor<strong>en</strong> beloofd, zelfs door d<strong>en</strong> mond van Jakob, zooals wiJ al<br />
aangestipt hebb<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> merkte het intussch<strong>en</strong> niet, dat Juda voor<br />
altijd moest rege<strong>en</strong><strong>en</strong>. Weliswaar is hij in achting geblev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> to<strong>en</strong><br />
m<strong>en</strong> Kanaán moest binn<strong>en</strong>trekk<strong>en</strong>, liet m<strong>en</strong> hem aan de spits gaan,<br />
gelijk wij dat ook zi<strong>en</strong> bij het eerste oÍfer dat in het heiligdom ge<br />
bracht werd <strong>en</strong> bij andere geleg<strong>en</strong>hed<strong>en</strong>. Zoo is dus die eere e<strong>en</strong>igermate<br />
geblev<strong>en</strong>. Maar toch was er eindelijk scepter noch kroon,<br />
er was ge<strong>en</strong> koningschap noch rijk, om nu te zegg<strong>en</strong>, dat m<strong>en</strong><br />
aan dit geslacht van Juda gehoorzaamde. Wie meer is, dat is Saul<br />
uit het geslacht van B<strong>en</strong>jamin, die door het volk tot koning verkoz<strong>en</strong><br />
ls, zij het ook in d<strong>en</strong> weg van opstand <strong>en</strong> ongevoegelijkheid. Niet<br />
zonder red<strong>en</strong> zegt Mattheiis hier, dat eindelijk de koning Davld uit<br />
Jessa is voortgekom<strong>en</strong>, alsof hij zegg<strong>en</strong> wilde, dat m<strong>en</strong> in d<strong>en</strong> persoon<br />
van David leert verstaan, dat Jezus waarlijk de Verlosser is, op wi<strong>en</strong><br />
de vader<strong>en</strong> hoopt<strong>en</strong>" En waarom Naardi<strong>en</strong> wtj de beloft<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>,<br />
die aan Davld betreff<strong>en</strong>de zijn opvolgers gedaan fin, dat, z.oo.<br />
lang als de zon <strong>en</strong> de maan aan d<strong>en</strong> hemel zoud<strong>en</strong> staan, altijd die<br />
troonzetel door Gods onverwi<strong>nl</strong>ijke kracht zou staande gehoud<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong>. Zlet dan nu onz<strong>en</strong> Heere Jezus Christus, Die uit hem<br />
voortkomt. Zoo moet<strong>en</strong> wij tot de slotsom kom<strong>en</strong>, dat de duurzaamheid<br />
waarvan de Schrift spreekt, slechts in Jezus Christus gevond<strong>en</strong><br />
wordt. Want wlj zi<strong>en</strong> ÍeiteliJk, dat weldra na David, <strong>nl</strong>. na de overtredlng<br />
van Salomo, het ko<strong>nl</strong>nkrijk vervall<strong>en</strong> ls <strong>en</strong> er slechts e<strong>en</strong><br />
90<br />
Iileln gedeelte van overgeblev<strong>en</strong> ls. T<strong>en</strong> slotte is alles uitgeplunderd<br />
<strong>en</strong> verwoest. Jeruzalem is met d<strong>en</strong> grond geliJk gemaakt, de tempel<br />
ls verbrand, <strong>en</strong>, wat e<strong>en</strong> verschrikkeliJk ding was om aan te zl<strong>en</strong>,<br />
de arme Jod<strong>en</strong> ziJn her- <strong>en</strong> derwaarts verstrooid, <strong>en</strong> <strong>nl</strong>et alle<strong>en</strong> opgejaagd<br />
als kaf voor d<strong>en</strong> wind maar ln zoo groote schande<br />
geraakt, dat zii, zooals m<strong>en</strong> zegt, tot voetveeg zijn geword<strong>en</strong>, iedere<strong>en</strong><br />
leek wel d<strong>en</strong> voet hun op d<strong>en</strong> strot te zett<strong>en</strong>. zoo was hun toestand.<br />
Daarom moet<strong>en</strong> wij, om de vervulltng te vind<strong>en</strong> van wat meermal<strong>en</strong><br />
voorzegd is, <strong>nl</strong>. dat God e<strong>en</strong> Koninkrijk zou opricht<strong>en</strong> waarvan HiJ<br />
de Beschermer zou ziin, e<strong>en</strong> IIem toegewijd Koninkriik dat aan Zijn<br />
MaJesteit <strong>en</strong> in Zijn Naam zou word<strong>en</strong> opgedrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> waaruit Hij<br />
d<strong>en</strong> verlosser zou do<strong>en</strong> voortkom<strong>en</strong>, terecht kom<strong>en</strong> bij onz<strong>en</strong> Heere<br />
Jezus christus, die uit Davids geslacht is gesprot<strong>en</strong>. Zietdaar dan,<br />
waarom David hier als koning betiteld wordt.<br />
verder zal m<strong>en</strong> ook niet vind<strong>en</strong>, dat David verdi<strong>en</strong>de zóó vermaard<br />
te word<strong>en</strong>. Daarom verhaalt de Evangelist uitdrukkeliJk, dat<br />
Salomo gewonn<strong>en</strong> is uit haar, die Uria,s huiswouw is geweest.'Ziet<br />
daar e<strong>en</strong> bedrijf zoo buit<strong>en</strong>sporig als er ooit zou kunn<strong>en</strong> begaan<br />
word<strong>en</strong>. lVant David verraadt, voorzoover het aan trem lag, het<br />
leger Gods <strong>en</strong> roept zulk e<strong>en</strong> wraak tn over ziin hoofd, Oai treel<br />
het volk door de ongeloovig<strong>en</strong> kon verslag<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Zijn onderhoorlge,<br />
die zijn lev<strong>en</strong> voor hem waagt teg<strong>en</strong> zijne vijand<strong>en</strong>, die<br />
zelÍs e<strong>en</strong> dapper <strong>en</strong> vermaard man was, verrooeh<strong>en</strong>t zichzerf <strong>en</strong> al<br />
ziin geriefeliJkhed<strong>en</strong> om zijn koning <strong>en</strong> heel het volk te di<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
-<br />
toch ontrooÍt m<strong>en</strong> hem ziJn vrouw, <strong>en</strong> wordt hiJ onteerd. En zerfs<br />
laat David hem tot zrch roep<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wanneer m<strong>en</strong> hem niet kan overhal<strong>en</strong><br />
om bij zijn vrouw intrek te nem<strong>en</strong>, broedt hiJ e<strong>en</strong> ander kwaad<br />
uit om zijn zonde te bedekk<strong>en</strong>. Hd hoort dit antwoord, dat hem<br />
honderdmaal het hart moest brek<strong>en</strong>, als uria zegt: Dat verhoede<br />
God, dat ik nu op mdn gemak zou gaan slap<strong>en</strong>, terwijl het leger<br />
Gods in gevaar is <strong>en</strong> onze broeders in d<strong>en</strong> sfiJd zijn; ne<strong>en</strong>, ik zar het<br />
niet do<strong>en</strong>. En toch dringt David er nog op aan; hij is daarin als verdwaasd,<br />
zijn oog<strong>en</strong> zSn hem zoo geblinddoekt, dat hij alle weeze<br />
Gods <strong>en</strong> alle geloof <strong>en</strong> trouw vergeet, <strong>en</strong> zelfs alle eerbaarheid onder<br />
de m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>. Want hiJ geeft bevel, dat deze man, dle zlch zoo<br />
loyaal jeg<strong>en</strong>s hem bewez<strong>en</strong> had, daar door de v{and<strong>en</strong> <strong>en</strong> de onge<br />
loovig<strong>en</strong> verrnoord wordt, <strong>en</strong> ondertussch<strong>en</strong> g<strong>en</strong>lei hil van 4tn vmó.<br />
lvat ls dat voor huwerijksbegin rret rs slechts één schurk<strong>en</strong>streek,<br />
Ja helsche gruwel. Alzoo dan, wanneer m<strong>en</strong> David goed bekek<strong>en</strong><br />
heett, zat m<strong>en</strong> <strong>nl</strong>et zêgg<strong>en</strong>, dat hij verdl<strong>en</strong>t hier ko<strong>nl</strong>ng David te<br />
91
word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd. Weliswaar is hij het overige van zijn lev<strong>en</strong> als<br />
e<strong>en</strong> <strong>en</strong>gel Gods onder de m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> geweest, want zelfs God geeft<br />
hem dit getuig<strong>en</strong>is, dat Hij hem bevond<strong>en</strong> heeÍt als e<strong>en</strong> man naar<br />
ZrJn}rart; <strong>en</strong> wanneer de Schrift ervan spreekt, maakt zij alle<strong>en</strong> deze<br />
uitzonderingl uitgezonderd het geval van Uria. Maar overig<strong>en</strong>s heeÍt<br />
hij zoo oprecht gewandeld, dat zijn lev<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> regel van volmaaktheid<br />
geweest is. Maar het gaat hier over zijn geslachtslijst,<br />
hoe Salomo gewonn<strong>en</strong> is geword<strong>en</strong> <strong>en</strong> wie zijn moeder is geweest,<br />
Nadrukkelijk zegt toch hetEvangelie: d i e U r i a's h u i s-<br />
vrouw is geweest, om de verfoeilijke misdaad van David<br />
aan te wijz<strong>en</strong>.<br />
En zoo moet<strong>en</strong> wij altijd weer bij dit punt terugkom<strong>en</strong>, <strong>nl</strong>. dat<br />
wanneer God voor het volk Israël het koninkrijk opgericht heeft,<br />
<strong>en</strong> gewild heeft, dat het beeld <strong>en</strong> schaduw zou zijn van het eeuwig<br />
koninkrijk Zijns Zoons, dit niet gefundeerd is op e<strong>en</strong>ige verdi<strong>en</strong>ste<br />
van m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> noch op iets, dat zij hebb<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> aanbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>,<br />
maar dat God heeft will<strong>en</strong> toon<strong>en</strong>, dat Zijn arm alles ge.<br />
daan heeft. Zoo spreekt ook Jesaja ervan, wanneer het gaat over de<br />
verlossing van het m<strong>en</strong>schelijk geslacht, dat God her- <strong>en</strong> derwaarts<br />
heeft gezi<strong>en</strong>, of Hij ook hulp vond, <strong>en</strong> dat Hij er ge<strong>en</strong> heeft ge.<br />
vond<strong>en</strong>. Zoo moest Hij dan met Zijn eig<strong>en</strong> arm <strong>en</strong> met Zijn gerechtigheid<br />
zich wap<strong>en</strong><strong>en</strong>, zegt hij. Zoo word<strong>en</strong> wij hier opnieuw onderwez<strong>en</strong>,<br />
opdat wij wegdo<strong>en</strong> alle verkeerde inbeelding, die ons in ons<br />
hooÍd zou kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, lr/anneer wij het schepsel grootmak<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
als teg<strong>en</strong> God over stell<strong>en</strong>, opdat Zijn goedheid di<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komstig<br />
verdonkerd worde <strong>en</strong> Hij d<strong>en</strong> loÍ niet ontvangt, welke Hem verschuldigd<br />
is. Dat alzoo alles vernederd worde <strong>en</strong> er slechts overblijve<br />
Zijn bloote <strong>en</strong> vrijmachtige barmhartigheid, waarop e<strong>en</strong> ieder<br />
leune, <strong>en</strong> dat wij daarop onze oog<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> gevestigd houd<strong>en</strong>, Daarop<br />
hebb<strong>en</strong> wij opnieuw te lett<strong>en</strong>. Verder zijn er onder de koning<strong>en</strong><br />
die hier word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>oemd, sommig<strong>en</strong> aÍgod<strong>en</strong>di<strong>en</strong>aars, ander<strong>en</strong> vol<br />
wreedheid <strong>en</strong> tirannie, weer ander<strong>en</strong> geme<strong>en</strong> <strong>en</strong> ongebond<strong>en</strong> van<br />
Iev<strong>en</strong>. Leer<strong>en</strong> wij dan nog te beter, dat onze l{eere Jezus Christus<br />
Zie}r alzoo verm<strong>en</strong>gd heeft met de zondar<strong>en</strong>, om ons tot Zich te<br />
trekk<strong>en</strong>, <strong>en</strong>, hoewel Hij zonder vlek was, het Lam Gods geweest<br />
is om, in alle zuiverheid, geofÍerd te word<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hierom ontvang<strong>en</strong><br />
is van d<strong>en</strong> Heilig<strong>en</strong> Geest; dat Hij desniettemin zoo met de zondar<strong>en</strong><br />
wilde verbond<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, opdat wij niet zull<strong>en</strong> weez<strong>en</strong> ons heel<br />
vertrouwelijk tot Hem te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>; opdat wij zull<strong>en</strong> verstaan, wat<br />
Paulus niet zonder oorzaak zegt, dat het e<strong>en</strong> getrouw <strong>en</strong> onfeil-<br />
92<br />
baar woord is, dat Hij gekom<strong>en</strong> is om h<strong>en</strong> te redd<strong>en</strong>, die heelemaal<br />
verdoemd war<strong>en</strong>. Zoo betuigt Hij zelf ook, dat Hij gekom<strong>en</strong> is voor<br />
de verdwaalde <strong>en</strong> verlor<strong>en</strong> schap<strong>en</strong> van het huis Israëls, <strong>en</strong> ook,<br />
dat Hij de medicijnmeester is, die niet voor de gezond<strong>en</strong> maar voor<br />
de ziek<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong> is, <strong>en</strong> ook, dat Hij het lev<strong>en</strong> is <strong>en</strong> gekom<strong>en</strong> om<br />
het lev<strong>en</strong> te gev<strong>en</strong> aan h<strong>en</strong>, die reeds gestorv<strong>en</strong> war<strong>en</strong>. Verstaan wij<br />
dit dan, als het er om gaat bij God onze schuilplaats te hebb<strong>en</strong>,<br />
wet<strong>en</strong>d dat onze Heere Jezus Christus tot ons neergedaald is <strong>en</strong> dat<br />
Hij onze krankhed<strong>en</strong> op zich heeft will<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> om ons daarin te<br />
hulp te kom<strong>en</strong>.<br />
Ziethier dan, wat wij e<strong>en</strong>erzijds moet<strong>en</strong> opmerk<strong>en</strong>. Anderzijcls zi<strong>en</strong><br />
wij, wat het beteek<strong>en</strong>t bloot familie van onz<strong>en</strong> Heere Jezus Christus<br />
te zijn <strong>en</strong> sleehts naar de wereld e<strong>en</strong>ig<strong>en</strong> omgang met Hem te<br />
hebb<strong>en</strong>. Dat is slechts ijdelheid <strong>en</strong> rook. Daarom zeide Hij, to<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />
vrouw uit de m<strong>en</strong>igte riep: Zalig de buik die u heeft gedrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />
borst<strong>en</strong> die u hebb<strong>en</strong> gezoogd: ja, zalíg zijn veelmeer zij die het<br />
Woord Gods hoor<strong>en</strong> <strong>en</strong> hetzelve bewar<strong>en</strong>. Het gaat er hier niet om<br />
de maagd Maria te verheerlijk<strong>en</strong>, zooals de papist<strong>en</strong> van haar e<strong>en</strong> afgod<br />
mak<strong>en</strong>, omdat zij d<strong>en</strong> .Zoon Gods gedrag<strong>en</strong> heeft, <strong>en</strong> van al<br />
hare deugd<strong>en</strong>, alsof zij daarmee omwikkeld word<strong>en</strong>. Wanneer zij de<br />
heilige Maagd zeer will<strong>en</strong> prijz<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> zij het niet over de<br />
vreeze Gods die in haar was, noeh over haar ootmoed of geloof <strong>en</strong><br />
gehoorzaamheid <strong>en</strong>z. Maar zíj zal hemelkoningin zijn, poort van het<br />
paradijs <strong>en</strong> het lev<strong>en</strong> zelf, kortom, alles rvat onz<strong>en</strong> Heere Jezus<br />
Christus toebehoort, gev<strong>en</strong> zij haar. En intussch<strong>en</strong> wordt de Zoon<br />
van God beroofd van de eere, die Hem door God Zijn Vader is toegedeeld;<br />
dat alles wordt prijs gegev<strong>en</strong>. En waarop steun<strong>en</strong> de<br />
papist<strong>en</strong> Hierop, dat zij Jezus Christus in haar schoot gedrag<strong>en</strong><br />
heeft. Zeer zeker is dat zoo, maar Hij van Zijn kant gaat hier toch<br />
teg<strong>en</strong> in <strong>en</strong> weerspreekt dit, waar Hij zegt, dat veeleer zalig zijn die<br />
het W'oord Gods hoor<strong>en</strong>. En dan niet op die manier, dat wat ingaat<br />
door net e<strong>en</strong>e oor terstond door het andere weer uitgaat. Zij word<strong>en</strong><br />
bedoeld, die het Woord Gods bewar<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> kostbar<strong>en</strong> schat, zoodat<br />
het wortel schiet in hunne hart<strong>en</strong>.<br />
Ook dit kunn<strong>en</strong> wij nog uit deze gesehied<strong>en</strong>is me<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Want<br />
waartoe heeft het Manasse gedi<strong>en</strong>d <strong>en</strong> vóór hem zijn grootvader<br />
Achaz <strong>en</strong> huns gelijk<strong>en</strong>, dat zij de voorvader<strong>en</strong> <strong>en</strong> de voorouders geweest<br />
zijn van onz<strong>en</strong> Heere Jezus Christus Het is hun tot te zwaarder<br />
verdoem<strong>en</strong>is geword<strong>en</strong>. Want ziet slechts Achaz, die e<strong>en</strong> ongeloovige<br />
<strong>en</strong> e<strong>en</strong> boosdo<strong>en</strong>er is, die teg<strong>en</strong> God <strong>en</strong> heel Zijn heilige leer strijdt.<br />
93
Wij zi<strong>en</strong> Manasse, die de stad Jeruzalem heeft vernield met bloed,<br />
die de profet<strong>en</strong> vermoord heeft. Wij zi<strong>en</strong> ander<strong>en</strong>, die zoo'n rooveriJ<br />
hebb<strong>en</strong> uitgeoef<strong>en</strong>d, dat er slechts schrikkelijke verwarring was. En<br />
toch is onze Heere Jezus Christus uit hun geslacht voortgekom<strong>en</strong>.<br />
Maar zij moet<strong>en</strong> opgeteek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> voor God, opdat wij ze ver.<br />
foei<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong>, in plaats van h<strong>en</strong> te eer<strong>en</strong>, omdat zij afstamd<strong>en</strong> allereerst<br />
uit Abrahams door God aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> geslacht, dan uit het<br />
geslacht van Juda, die weer e<strong>en</strong> graad voornamer <strong>en</strong> hooger was, <strong>en</strong><br />
t<strong>en</strong> slotte van Davids koninklijk<strong>en</strong> zetel. God }rad. Ziclt dat Koninkrijk<br />
als e<strong>en</strong> priesterlijk koninkrijk voorbehoud<strong>en</strong>: Hij had het in Zijn<br />
Naam gewgd, zooals reeds aangetoond is -<br />
<strong>en</strong> toch war<strong>en</strong> zij aÍvallig<strong>en</strong><br />
die God hebb<strong>en</strong> bedrog<strong>en</strong>, Hem d<strong>en</strong> oorlog hebb<strong>en</strong> verklaard,<br />
wreed de heilige profet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> vervolgd, in wie niets was dan<br />
leug<strong>en</strong> <strong>en</strong> valschheid, ge<strong>en</strong> medelijd<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> ontferm<strong>en</strong> hoeg<strong>en</strong>aamd<br />
niet, die kortom van dit heilig Koningschap e<strong>en</strong> rooverstroep hebb<strong>en</strong><br />
gemaakt. Wanneer wij daarop zi<strong>en</strong>, dan zqn zij te meer te veroordeel<strong>en</strong>.<br />
Daarom moet<strong>en</strong> wij verstaan, dat het niets waard is e<strong>en</strong><br />
mooi<strong>en</strong> schijn te hebb<strong>en</strong>, naam te hebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> voor de meest vooraanstaande<br />
m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>, als wij niet waarldk vernieuwd<br />
zijn, gelijk ook Paulus zegt: Die in Jezus Christus gerek<strong>en</strong>d<br />
wil word<strong>en</strong>, die zij e<strong>en</strong> nieuw schepsel. Hij spreekt daar over h<strong>en</strong>,<br />
die g<strong>en</strong>oeg<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> mooi vertoon <strong>en</strong> staatsie <strong>en</strong> die zich<br />
voor de m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>. Maar hij zegt: het is alles niets dan<br />
beuzelarij. Will<strong>en</strong> wij voor God <strong>en</strong> Zijne <strong>en</strong>gel<strong>en</strong> erk<strong>en</strong>ning vind<strong>en</strong>,<br />
dan moet<strong>en</strong> wij van natuur verander<strong>en</strong>. Want wat komt ons uit<br />
moeders schoot toe dan alle bederf <strong>en</strong> boosheid Wanneer wij dus<br />
omgegot<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, d.w.z. vernieuwd word<strong>en</strong> door Gods Geest, dan<br />
hebb<strong>en</strong> wij e<strong>en</strong> onfeilbaar merkteekqn, dat wij als Zijne kinder<strong>en</strong><br />
erk<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>. Zietdaar dan, wat die koning<strong>en</strong> aangaatoverwiehier<br />
wordt gesprok<strong>en</strong>.<br />
Daarna is er ook nog de Babylonische ballingschap, waarin het<br />
blijkt, dat alles wat te vor<strong>en</strong> opgericht was, wordt neergeslag<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
geruineerd. Wel e<strong>en</strong> harde beproeving, die de heilige vader<strong>en</strong> kond<strong>en</strong><br />
doormak<strong>en</strong>, van alle kant<strong>en</strong> geplaagd <strong>en</strong> in zoo harde di<strong>en</strong>stbaarheid<br />
gehoud<strong>en</strong>, dat zij daar war<strong>en</strong> als marktvee. En wat hoop was er<br />
voor h<strong>en</strong> Het leek er niet op, dat zij ooit moest<strong>en</strong> terugkeer<strong>en</strong>. En<br />
dat, terwijl God gezegd had, dat Davids koninkrijk best<strong>en</strong>dig zou<br />
ziJn, zoolang de zon <strong>en</strong> de maan aan d<strong>en</strong> hemel staan, Hoe komt er<br />
wat van terecht De voorlaatste koning wordt als e<strong>en</strong> boosdo<strong>en</strong>er<br />
voortgesleept; m<strong>en</strong> doet hem ket<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> ijzers aan voet<strong>en</strong> <strong>en</strong> hand<strong>en</strong>,<br />
94<br />
zelfs steekt m<strong>en</strong> hem de oog<strong>en</strong> uit, na z$ne kinder<strong>en</strong> in zijn teg<strong>en</strong>'<br />
woordigheid te hebb<strong>en</strong> geslacht. Daarxa houdt m<strong>en</strong> over hem e<strong>en</strong><br />
strafgeding <strong>en</strong> wordt h{ als e<strong>en</strong> misdadiger ter dood gebracht. Zoo<br />
wordt t<strong>en</strong> slotte het koninkrijk heelemaal vernietigd <strong>en</strong> (zooals ik<br />
al zeide) heel het koninklijke zaad uitgeroeid. Want hoewel Salathiël<br />
nog e<strong>en</strong>ige positie heeft, is toch heel het koninklijk geslacht als weg'<br />
gevaagd. Wie zou to<strong>en</strong> wat andere gezegd, hebb<strong>en</strong> dan dat God niet<br />
in ernst had gesprok<strong>en</strong> Zao zi<strong>en</strong> wij, dat die arme m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>, die<br />
slechts de Íigur<strong>en</strong> <strong>en</strong> schaduw<strong>en</strong> der Wet bezat<strong>en</strong>, wel e<strong>en</strong> moeilijk<strong>en</strong><br />
strijd hadd<strong>en</strong> te verdur<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> zii zulk e<strong>en</strong> verwoesting zag<strong>en</strong>' dat<br />
hun, die er van hoord<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong>, de har<strong>en</strong> te berge rez<strong>en</strong>; gelijk<br />
God hun ook door Zijne profet<strong>en</strong> had bek<strong>en</strong>d gemaakt, dat alwie<br />
hoorde sprek<strong>en</strong> van de wraak, die Hij over Zijn volk uitoeÍ<strong>en</strong>de, ver'<br />
baasd zou zijn, <strong>en</strong> dat het iets zou zdn om iedere<strong>en</strong> tot verbijstering<br />
te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De oor<strong>en</strong>, zegt Hij, zull<strong>en</strong> klink<strong>en</strong>, wanneer m<strong>en</strong> zal<br />
hoor<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> over de verschrikkelfike verwoesting, die Ik over u<br />
z<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zal, wanneer m<strong>en</strong> ziet, dat gij e<strong>en</strong> zoo verdory<strong>en</strong> volk zijt'<br />
dat Ik u op die manier verdruk. En zoo is het gekom<strong>en</strong>.<br />
Wij kunn<strong>en</strong> hier dan opmerk<strong>en</strong>, dat, als de heilige vader<strong>en</strong> stand'<br />
vastÍg gestred<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> alle schermutseling<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de aanvall<strong>en</strong><br />
welke de Satan op h<strong>en</strong> richtte, <strong>en</strong> toch volhardd<strong>en</strong> met altdd de hun<br />
beloofde verlossing te verwacht<strong>en</strong>, wij hed<strong>en</strong>t<strong>en</strong>dage te sterker<br />
red<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> om onwankelbaar <strong>en</strong> standvastig te zijn. 'Wanneer<br />
wij de Kerk verstrooid <strong>en</strong> verward zi<strong>en</strong>, de duivel <strong>en</strong> zijn trawant<strong>en</strong><br />
ln eere zijn <strong>en</strong> d<strong>en</strong> teugel vier<strong>en</strong>, <strong>en</strong> Gods arme kinder<strong>en</strong> gekweld<br />
word<strong>en</strong>, dan moet<strong>en</strong> wij toch niet bezwiik<strong>en</strong>. Waarom niet De striid,<br />
di<strong>en</strong> de oude vader<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> verdur<strong>en</strong>, is veel moeilijker geweest<br />
om weer te bov<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in ge<strong>en</strong> geval beschikt<strong>en</strong> zij over de<br />
rvap<strong>en</strong><strong>en</strong> die wij teg<strong>en</strong>woordig hebb<strong>en</strong>. Wij kunn<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> op onz<strong>en</strong><br />
lleere Jezus Christus, Die gezet<strong>en</strong> is aan de rechterhand Gods Zijns<br />
Vaders, <strong>en</strong> Die ons uitdrukkelijk zegt, dat Hii alle macht heeft in<br />
hemel <strong>en</strong> op aardg <strong>en</strong> dat Ziin kracht g<strong>en</strong>oegzaam is om Zijn Kerk<br />
op te richt<strong>en</strong>, ook wanneer zij honderdkeer neergeworp<strong>en</strong> was. Aan'<br />
gezi<strong>en</strong> wij dat hebb<strong>en</strong> tot onze versterking <strong>en</strong> God wil, dat ons<br />
gelooÍ triumfeer<strong>en</strong> zal over all<strong>en</strong> angst voor Satan, dan mog<strong>en</strong> w(j<br />
niet zoo laf zijn, dat wij verschrikk<strong>en</strong> <strong>en</strong> alles in d<strong>en</strong> steek lat<strong>en</strong>,<br />
wanneer wij zi<strong>en</strong>, dat de Kerk niet bloeit <strong>en</strong> het Rijk van onz<strong>en</strong><br />
Heere Jezus Christus niet di<strong>en</strong> voorspoed heeft als te w<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> ware.<br />
Daar mog<strong>en</strong> w$ wel tweemaal om d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. En dan, wii word<strong>en</strong> hier<br />
telk<strong>en</strong>s weer onderricht, dat God op Zin wjjze handelt <strong>en</strong> niet naar<br />
95
'T<br />
l<br />
d<strong>en</strong> smaak der m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>, d.w.z. dat Zijn dad<strong>en</strong> altijd vreemd zull<strong>en</strong><br />
word<strong>en</strong> gwond<strong>en</strong>. Want als Hij in alles <strong>en</strong> bij alles e<strong>en</strong> gewone wijze<br />
van handel<strong>en</strong> volgde, zoud<strong>en</strong> wij niet d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, dat Zijn hand er in gem<strong>en</strong>gd<br />
was. Want wij zi<strong>en</strong> zelf, hoe ijdele lied<strong>en</strong> <strong>en</strong> de ongeloovig<strong>en</strong><br />
altijd het woord natuur vóór in d<strong>en</strong> mond hebb<strong>en</strong>, alsof God niets<br />
was. Wanneer wij zi<strong>en</strong>, dat de zon alle dag<strong>en</strong> op- <strong>en</strong> ondergaat, dat<br />
de jaargetijd<strong>en</strong> in geregelde orde terugkom<strong>en</strong>, dan heet het: de natuur,<br />
de natuur. Zij blijv<strong>en</strong> altijd vastzitt<strong>en</strong> in wat zij hier b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong><br />
zi<strong>en</strong>, bijv. wanneer de aarde voortbr<strong>en</strong>gt wat de m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> moet<br />
voed<strong>en</strong>, dan hebb<strong>en</strong> zij daar hun g<strong>en</strong>ot in, maar God komt er niet<br />
bij te pas. En waarom Het is alles voor h<strong>en</strong> zoo gewoon. Dat is wel<br />
e<strong>en</strong> lage ond<strong>en</strong>kbaarheid. Als God dan, wanneer het gaat om ons<br />
eeuwig zieleheil, altijd e<strong>en</strong> handelwijze volgde, die voor ons gewoon<br />
was, <strong>en</strong> die wij narek<strong>en</strong><strong>en</strong> kond<strong>en</strong>, zou zeker Zijn loÍ veelszins verdonkerd<br />
word<strong>en</strong>. Want wij zijn zoo onerk<strong>en</strong>telijk, dat wij wel opzettelijk<br />
aa<strong>nl</strong>eiding zoek<strong>en</strong> om al Zijn kracht te begrav<strong>en</strong>. Echter moet<strong>en</strong><br />
wij verwonderd zijn, wanneer God bov<strong>en</strong> alle m<strong>en</strong>schelijk d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />
handelt <strong>en</strong> bov<strong>en</strong> alles uitgaat wat wij zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vatt<strong>en</strong>; kortom,<br />
Zijne werk<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> wonderlijk zijn om ons mee te voer<strong>en</strong> tot<br />
verwondering.<br />
Zietdaar, wat wij bij deze schriftuurplaats hebb<strong>en</strong> te onthoud<strong>en</strong>.<br />
God had Zijn volk, als Hij gewild had, wel kunn<strong>en</strong> beveilig<strong>en</strong>,<br />
zoodat zijn vijand<strong>en</strong> altijd teruggeslag<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, gelijk Hij in vorige<br />
tijd<strong>en</strong> gedaan had. Maar al moge dit zoo zi:n, Hij heeft gewild, dat<br />
de tempel verbrand, de stad Jeruzaleà met d<strong>en</strong> grond gelijk<br />
gemaakt <strong>en</strong> het land is verlat<strong>en</strong>, omdat het door zooveel gruwelijkhed<strong>en</strong><br />
als de Jod<strong>en</strong> beging<strong>en</strong>, bezoedeld was. Hij had daar het<br />
altaar opgericht, waar Hij wilde dat Hem de oÍferand<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />
gebracht, <strong>en</strong> daar is verder ge<strong>en</strong> sprake van. Ziet het<br />
volk, dat niet alle<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> ver land wordt overgebracht, maar<br />
m<strong>en</strong> verEtrooit het als stroo voor d<strong>en</strong> wind, dat van d<strong>en</strong> e<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
naar d<strong>en</strong> ander<strong>en</strong> kant geworp<strong>en</strong> wordt. Ziet dan dit vo1k, dat in<br />
zoodanige verwarring is, als wanneer m<strong>en</strong> het lichaam van e<strong>en</strong><br />
m<strong>en</strong>sch in mootjes gesned<strong>en</strong>, <strong>en</strong> het dan bij kleine stukjes naar alle<br />
kant<strong>en</strong> had he<strong>en</strong>geworp<strong>en</strong>, in de lucht <strong>en</strong> in het water <strong>en</strong> op de<br />
aarde, nadat het zoo in stukjes verdeeld had. Ziet, hoe de staat <strong>en</strong><br />
toestand der Kerk was, to<strong>en</strong> de Jod<strong>en</strong> naar Babel zijn overgebracht.<br />
Maar al mc;e dit zoo zijn, God heeft niet nagelat<strong>en</strong> nog weer d<strong>en</strong><br />
scepter van David op te heff<strong>en</strong>, zooals Hij reeds door Zijne profet<strong>en</strong><br />
verklaard had. De koninklijke zetel moest word<strong>en</strong> neer-<br />
96<br />
geworp<strong>en</strong>, opdat God daarna de stukk<strong>en</strong> als uit e<strong>en</strong> afbraak weer<br />
zou bije<strong>en</strong>br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> om hem te herbouw<strong>en</strong>. Zoo spreekt Amos er over.<br />
En ook JesaJa wijst er op, dat dit koninkrijk moest vernietigd<br />
word<strong>en</strong>, wanneer onze Heere Jezus Christus zou gezond<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />
ter verlossing der wereld. Want hij noemt Hem niet zoon van David,<br />
maar zoon van Isal, die e<strong>en</strong> arme buit<strong>en</strong>man is geweest, zonder eer<br />
<strong>en</strong> zonder naam. Zoo zi<strong>en</strong> wij dan, dat God gehandeld heeft op e<strong>en</strong><br />
wijze, die voor de m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> totaal verborg<strong>en</strong> <strong>en</strong> onbek<strong>en</strong>d was, opdat<br />
wij zoud<strong>en</strong> leer<strong>en</strong> Zijn kracht in all<strong>en</strong> eerbied <strong>en</strong> ootmoed te<br />
aanbidd<strong>en</strong>; opdat wij, wanneer het er om gaat op Hem te hop<strong>en</strong>, niet<br />
naar alle kant<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> kijk<strong>en</strong> of er e<strong>en</strong> middel ware, <strong>en</strong> niet aan<br />
het disputeer<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> slaan om ons af te wag<strong>en</strong>: zal het mogeldk<br />
zijn hoe zal het gebeur<strong>en</strong> watzal er uit voortkom<strong>en</strong> Ne<strong>en</strong>, ne<strong>en</strong>,<br />
voor al dergelijke ding<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> w:j de oog<strong>en</strong> dicht houd<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />
beloft<strong>en</strong> Gods met zulk e<strong>en</strong> geloof <strong>en</strong> zekerheid omhelz<strong>en</strong>, dat wij<br />
tot deze slotsom kom<strong>en</strong>: al moest<strong>en</strong> hemel <strong>en</strong> aarde door elkaar<br />
rak<strong>en</strong>, toch zull<strong>en</strong> wd niet ophoud<strong>en</strong> met altijd onz<strong>en</strong> weg te vervolg<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong> deze eere aan God te bewijz<strong>en</strong>, dat wij aan Zijn bloote<br />
Woord geloof hecht<strong>en</strong>. Al moest<strong>en</strong> wij honderdmaal in d<strong>en</strong> dood, HiJ<br />
zai ons kunn<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>d mak<strong>en</strong>; al werd<strong>en</strong> w[j geschokt <strong>en</strong> geschud<br />
her- <strong>en</strong> derwaarts door onderscheid<strong>en</strong> beproeving<strong>en</strong>, wij zull<strong>en</strong> door<br />
Hem staande gehoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>en</strong> Hij z,al onzn beschermer zijn.<br />
Zoo, zeg ik, moet, als te midd<strong>en</strong> van alle afgrond<strong>en</strong> waarin w$<br />
zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vall<strong>en</strong> <strong>en</strong> verzwolg<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, desniettemin ons geloof<br />
overwinn<strong>en</strong> <strong>en</strong> hemelwaarts gericht zijn, gelijk God ons daartoe<br />
roept door Zijn Woord. Op Hem moet<strong>en</strong> wij hop<strong>en</strong>, wet<strong>en</strong>d dat Hij<br />
ook al zi<strong>en</strong> wij niet hoe Hij ons moet redd<strong>en</strong> <strong>en</strong> al lijkt het zelfs dat<br />
ge<strong>en</strong> sprake meer van is, nochtans getrouw is <strong>en</strong> alles zal vervull<strong>en</strong><br />
wat Hij ons zegt, al moet het dan door.ongewone middel<strong>en</strong><br />
gebeur<strong>en</strong>. Ziet dan, wat wij in verband met deze Babylonische<br />
ballingschap hebb<strong>en</strong> te onthoud<strong>en</strong>.<br />
Nu is hier nog e<strong>en</strong> moeilijkheid, die we terloops zull<strong>en</strong> aanstipp€n,<br />
opdat niemand daar liast mee krljge. Niet, dat wiJ ons daar teveel<br />
bij moet<strong>en</strong> ophoud<strong>en</strong>, want veeleer moet<strong>en</strong> wij aandring<strong>en</strong> op hetge<strong>en</strong><br />
tot nut <strong>en</strong> stichting di<strong>en</strong>t. Maar al is dit zoo, toch zal het goed<br />
zijn e<strong>en</strong> opheldering te gev<strong>en</strong>, opdat niemand van zijn stuk rake,<br />
omdat MattheÉs e<strong>en</strong>ig verschil heeft met <strong>Lukas</strong>, wijl <strong>Lukas</strong> ge<strong>en</strong><br />
meldtng maakt van Salomo <strong>en</strong> zijne opvolgers, <strong>en</strong> desniettemin<br />
Salomo de ware erfg<strong>en</strong>aam van David geweest ls. En hoe heeft niet<br />
Jezus Christus vandaar Zdn afstamming lVant Hij tjkt niet voor<br />
97
de Christus Gods gehoud<strong>en</strong> te màetgn word<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>zii Hij uit dit ge.<br />
slacht voortgekom<strong>en</strong> is. Maar de Schi'iÍt doet zoo vaker <strong>en</strong> neemt de<br />
zoog<strong>en</strong>aamde wettige linie, ook al zal zij niet de natuurlijke zijn, alsof<br />
zij de natuurlijke geslachtslinie wegliet. En inderdaad is onze Heere<br />
Jàzus Christus niet gesprot<strong>en</strong> uit Salomo maar uit Nathan. En<br />
waarom wordt HiJ zoon van David g<strong>en</strong>oemd over de linie van<br />
Salomo Omdat de kroon, bij wijze van sprek<strong>en</strong>' voor e<strong>en</strong> tijd als<br />
in e<strong>en</strong> privaat huis verborg<strong>en</strong> was, totdat zij e<strong>en</strong>igszins in salathiël<br />
<strong>en</strong> Zerubbabel weer naar vor<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong> is. Leer<strong>en</strong> wij dan, dat er<br />
ge<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>strijdigheid is tussch<strong>en</strong> de beide Eyangelist<strong>en</strong>, wanneer<br />
á" *tr" de geslaehtslijst van onz<strong>en</strong> Heere Jezus Christus beschrijft<br />
van Nathan's kant, <strong>en</strong> de andere van salomo's kant. want de e<strong>en</strong>e<br />
bedoelt Zijn geslachtsliist aan te gev<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de natuurlijke linie,<br />
<strong>en</strong> de andere volg<strong>en</strong>s de wettelijke linig <strong>nl</strong>. van het koninklijk reeht<br />
<strong>en</strong> de waardigheid der lrfoon. want God wilde, dat in d<strong>en</strong> pelsoon<br />
van Jezus christus alles wat van Salomo voorzegd was, werd<br />
vervuld <strong>en</strong> bewaarheid,. Opnieuw zi<strong>en</strong> wij nog hierin, dat God ge<strong>en</strong><br />
groote praal gebruikt op de manier van de m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>' Want wan'<br />
neer dez<strong>en</strong> wat gaan ondernem<strong>en</strong>, mak<strong>en</strong> zij groote toebereidsel<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>grootlawaai.Enzelfszi<strong>en</strong>wij,date<strong>en</strong>handwerksmange<strong>en</strong>draad<br />
in áe naald kan rijg<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> steek naai<strong>en</strong>, zonder dat hij zijn arm<br />
beweegt,erbijgaatzitt<strong>en</strong>ofzichope<strong>en</strong>igeanderewijzebeweegt.<br />
Maar God houdt bij Zijn werk<strong>en</strong> al dat vertoon er niet op na: Hij<br />
doet het als in e<strong>en</strong> schuilhoekje, zoodat m<strong>en</strong> er niets van merkt.<br />
Maar zoo moet het, opdat w$ tot het geloof kom<strong>en</strong>, <strong>en</strong> begriip<strong>en</strong>,<br />
dat mettertijd God ons zal op<strong>en</strong>bar<strong>en</strong>, wat wij nooit hadd<strong>en</strong> gedacht.<br />
Verstaan wij het alzoo dan, dat God reeds in d<strong>en</strong> persoon van<br />
David wilde, dat het geslacht van d<strong>en</strong> Heere Jezus christus verviel,<br />
zonder dat echter de belofte werd t<strong>en</strong>iet gedaan, want deze<br />
houdt altijd haar kracht, <strong>nl</strong>. naar de orde die wij reeds uite<strong>en</strong>gezet<br />
hebb<strong>en</strong>. Maar al zij dit zoo, onze Heere Jezus heeft niet zoo'n<br />
luisterrijke afstamming, als de lied<strong>en</strong> van deze wereld het zoud<strong>en</strong><br />
will<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> ziet, dat Hii uit m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong> voortgekom<strong>en</strong> is, die niet'<br />
overe<strong>en</strong>komstig hun aÍstamming van koning David, e<strong>en</strong> klink<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />
naam hebb<strong>en</strong>. Maar dat geschiedt, opdat wij altijd zull<strong>en</strong> verstaan'<br />
dat Zijn kracht om op te hop<strong>en</strong> onbegrijpelijk is, <strong>en</strong> opdat wij niet<br />
_o oi"rg"g"v<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> zijn aan alles wat zich voor onze oog<strong>en</strong> laat<br />
zi<strong>en</strong>,datwljHemnietgrootmak<strong>en</strong>;wijmoet<strong>en</strong>wet<strong>en</strong>,datonsgeloof<br />
bov<strong>en</strong> heel de wereld uitklimm<strong>en</strong> moet, of het zou niet meer geloof<br />
zijn. Want gelijk het Woord Gods bov<strong>en</strong> de hemel<strong>en</strong> uitgaat, zoo<br />
98<br />
moet het ons ook daarhe<strong>en</strong> opvoer<strong>en</strong>; <strong>en</strong> wd moet<strong>en</strong> God toestaan,<br />
dat Hij handelt naar Zijn macht <strong>en</strong> Z4n raad, zóó dat wij zijn als<br />
arme blind<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>zij <strong>en</strong> voorzoover Hij ons verlicht, opdat wij Hem<br />
d<strong>en</strong> loÍ gev<strong>en</strong> die Hem toekomt, wanneer Hij zoo bov<strong>en</strong> al ons d<strong>en</strong>keir<br />
uitgegaan is. Zietdaar in hooÍdzaak, wat wij hebb<strong>en</strong> te onthoud<strong>en</strong>.<br />
Eindelijk moet<strong>en</strong> wij nog bij het punt kom<strong>en</strong>, dat <strong>Lukas</strong> zegt,<br />
dat Adam de zoon van God is geweest. Wij hebb<strong>en</strong> er bov<strong>en</strong> reeds<br />
op gewez<strong>en</strong>, dat <strong>Lukas</strong> e<strong>en</strong> ander <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>d oogmerk heeft dan<br />
Mattheiis. Want Matthei.is ging niet verder dan het geslacht van<br />
Abraham, omdat de belofte daar het begin had. Dat was als 't ware<br />
de fontein <strong>en</strong> de bron van d<strong>en</strong> zeg<strong>en</strong>, waarop de wereld moest hop<strong>en</strong>.<br />
Matthe0s heeft het dus voldo<strong>en</strong>de geacht, ons Jezus voor oog<strong>en</strong> te<br />
houd<strong>en</strong> als d<strong>en</strong>g<strong>en</strong>e, aan wi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> kan zi<strong>en</strong>, dat God getrouw <strong>en</strong><br />
oprecht is geweest in hetge<strong>en</strong> Hij aan Zijn knecht Abraham heeft<br />
beloofd <strong>en</strong> daarna aan David heeft herhaald. Wij zi<strong>en</strong> dit, <strong>en</strong> zoo<br />
moet<strong>en</strong> wij tot de conclusie kom<strong>en</strong> (zooals van het begin af gezegd<br />
ls), dat Jezus Christus, de zoon van David <strong>en</strong> de zoon van Abraham,<br />
ook onze Verlosser is geweest, waaryan we heelemaal <strong>en</strong> vast verzekerd<br />
kunn<strong>en</strong> zijn. Maar <strong>Lukas</strong> heeft ons will<strong>en</strong> aantoon<strong>en</strong>, dat de<br />
génade, die door Gods Zoon is aangebracht, zich in het algeme<strong>en</strong><br />
tot heel de wereld uitstrekt. En inderdaad, wat zou het zijn, als wij<br />
slechts de geslachtslijst van Mattheiis hadd<strong>en</strong> Daarmee zou voor<br />
ons de deur geslot<strong>en</strong> zijn, nooit zoud<strong>en</strong> wij in Gods huis kunn<strong>en</strong><br />
ingaan, nooit e<strong>en</strong>ige geme<strong>en</strong>schap met Jezus Christus hebb<strong>en</strong>. Hij<br />
zou weliswaar m<strong>en</strong>schelijk vleesch hebb<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, maar er<br />
zou e<strong>en</strong> dikke muur zijn, die ons scheidde van Abrahams geslacht.<br />
lVant wij stamm<strong>en</strong> af van de heid<strong>en</strong><strong>en</strong>. \il'ij war<strong>en</strong> vreemdeling<strong>en</strong><br />
van Gods kerk, zonder e<strong>en</strong>ige belofte, zelfs zonder God, want Hd<br />
had. Zic}r van ons afgezonderd om te zegg<strong>en</strong>, dat Hij niet wilde, dat<br />
wij deelg<strong>en</strong>oot<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> van de geestelijke goeder<strong>en</strong>, die als e<strong>en</strong><br />
schat voor Zijn kinder<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> voorbehoud<strong>en</strong>. Maar wanneer wiJ<br />
dan e<strong>en</strong>erzijds zi<strong>en</strong>, dat Jezus Christus ons hier als zoon van<br />
Abraham wordt verklaard, lat<strong>en</strong> wij dan wet<strong>en</strong>, dat Hij de beloofde<br />
Verlosser is; wanneer Hij anderzijds zoon van Adam wordt g<strong>en</strong>oemd,<br />
verstaan wij het dan, dat het goed dat H$ heeft verworv<strong>en</strong>, niet<br />
slechts is voor e<strong>en</strong> handjevol m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>, maar voor all<strong>en</strong>, van d<strong>en</strong><br />
grootste tot de kleinste, <strong>en</strong> dat wij waarlijk deel <strong>en</strong> aandeel hebb<strong>en</strong><br />
aan dit heil, hetwelk Hij voor ons heeft verdi<strong>en</strong>d bij God Zijn Vader<br />
door Zijn ge.hoorzaamheid, dat wij word<strong>en</strong> gewassch<strong>en</strong> <strong>en</strong> gereinigd<br />
door Zijn bloed, dat de erf<strong>en</strong>is welke Hem van nature toebehoort,<br />
99
ons door onverdi<strong>en</strong>de aannemlng wordt meegedeeld. Daarop hebb<strong>en</strong><br />
wij dus wel te lett<strong>en</strong>, wanneer <strong>Lukas</strong> hier d<strong>en</strong> eerst<strong>en</strong> m<strong>en</strong>sch noemt,<br />
van wi<strong>en</strong> wij all<strong>en</strong> aÍstamm<strong>en</strong>. En daarln hebb<strong>en</strong> wii de voorzi<strong>en</strong>ige<br />
leiding des H. Geestes te erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Want God heeft onze verlossing<br />
ln Jezus Christus will<strong>en</strong> bewijz<strong>en</strong>, niet door d<strong>en</strong> mond van e<strong>en</strong><br />
<strong>en</strong>kel<strong>en</strong> Evangelist, maar Hij heeft aan leder ziJn aandeel toegedeeld'<br />
zoo dat Hij wilde, dat Mattheiis voor ons de getuige zou ziJn, dat<br />
Jezus Christus het gezeg<strong>en</strong>de zaad was, waarop Abraham volg<strong>en</strong>s<br />
de belofte had gehoopt. <strong>Lukas</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> komt ons verklar<strong>en</strong>, dat<br />
hierin ge<strong>en</strong>szins e<strong>en</strong> belemmering voor ons ligt om met Hem ver'<br />
bond<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> <strong>en</strong> all<strong>en</strong> saam in Zijn lichaam opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> te<br />
word<strong>en</strong>, want Hij is de zoon van Adam zelf. Ook daarom staat er,<br />
dat Adam is geweest de zoon van God, om uit te<br />
drukk<strong>en</strong>, dat m<strong>en</strong> zich niet verbaz<strong>en</strong> moet, zoo God heel het m<strong>en</strong>sche'<br />
lijk geslacht wilde wijkoop<strong>en</strong>. En waarom Want wij zijn Zijn<br />
maaksel, Weliswaar moet Hij ons herschepp<strong>en</strong>, want wij zijn zoo<br />
misvormd, dat Hij ons niet meer erk<strong>en</strong>t, zooals wiJ dezer dag<strong>en</strong><br />
gezi<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, wanneer Hij zegt, dat het Hem berouwt d<strong>en</strong> m<strong>en</strong>sch<br />
gemaakt te hebb<strong>en</strong>. 'Wij word<strong>en</strong> dus vanwege de zonde, die in ons<br />
is, door God verworp<strong>en</strong>. Maar toch wordt Adam niet zonder red<strong>en</strong><br />
zoon van God g<strong>en</strong>oemd, want God heeft hem geschap<strong>en</strong> <strong>en</strong> ge'<br />
Íormeerd. Welnu, naardi<strong>en</strong> wij van hem afstamm<strong>en</strong>, al ziin wii nu<br />
in zulk e<strong>en</strong> verderf gevall<strong>en</strong> dat wii er in zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> omkom<strong>en</strong>,<br />
<strong>en</strong> al houdt de duivel ons gevang<strong>en</strong> <strong>en</strong> al zlin wli tot d<strong>en</strong> eeuwig<strong>en</strong><br />
dood veroordeeld, moet m<strong>en</strong> zich dan verbaz<strong>en</strong>, zoo God ons ln<br />
medelijd<strong>en</strong> aanschouwt <strong>en</strong> ons in onze ell<strong>en</strong>de wil te hulp kom<strong>en</strong><br />
Want Hij heeft ons in Adam in 21k e<strong>en</strong> zuiverheid geschap<strong>en</strong>, dat<br />
wij als Zijn kinder<strong>en</strong> gerek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>. rffeliswaar was het Zijn<br />
goed recht ons te ontery<strong>en</strong>, maar Hij wil ons in de erf<strong>en</strong>is do<strong>en</strong><br />
deel<strong>en</strong>, zooals e<strong>en</strong> vader, die zijn kinder<strong>en</strong> ontbiedt. Wij zi<strong>en</strong> dan,<br />
hoe in alles <strong>en</strong> overal de Heilige Geest ons niet heeft will<strong>en</strong> vermak<strong>en</strong><br />
met nuttelooze speculatie's, maar ons daar heeÍt will<strong>en</strong><br />
br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, dat wij geme<strong>en</strong>zam<strong>en</strong> toegang hebb<strong>en</strong> tot onz<strong>en</strong> Heere<br />
Jezus Christus, <strong>en</strong> niet twijfel<strong>en</strong> of HiJ leidt ons altijd tot God Zijn<br />
Vader, geeft ons daar altiJd goed<strong>en</strong> ingang <strong>en</strong> op<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> maakt,<br />
dat al onze gebed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verhoord, <strong>en</strong> doet ons eindelijk kom<strong>en</strong><br />
tot dat glorier$k geluk, als God ons zal erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> als Zijn kinder<strong>en</strong>,<br />
opdat wij mog<strong>en</strong> g<strong>en</strong>iet<strong>en</strong> van de erf<strong>en</strong>is van het hemelsche koninkrijk,<br />
gelijk Hii het ons beloofd heeft.<br />
<strong>Mattheus</strong> I: 18 -21<br />
iDe geboorte van Jezus Christus was nu aldus:<br />
Want, als Maria, Ziine moeder, met Jozef<br />
ondertrouwd was, eer zii sam<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />
war<strong>en</strong>, werd z{ zwang'er bevond<strong>en</strong> uit d<strong>en</strong><br />
Heilig<strong>en</strong> Geest.<br />
Jozef nu, haar man, alzoo hij rechtvaardig<br />
was, <strong>en</strong> haar niet wilde op<strong>en</strong>baarlijk te<br />
schande mak<strong>en</strong>, was van wille haar heimelfrk<br />
van zich te lat<strong>en</strong>.<br />
En alzoo hij deze ding<strong>en</strong> in d<strong>en</strong> zin had, zie,<br />
de <strong>en</strong>gel des Ileer<strong>en</strong> versche<strong>en</strong> haar in d<strong>en</strong><br />
droom, zegg<strong>en</strong>de: Jozef, gg zoon Davids, wees<br />
niet bevreesd, Maria, uwe vrouw' tot u te<br />
nem<strong>en</strong>. Want hetge<strong>en</strong> in haar ontvang<strong>en</strong> is,<br />
dat is uit d<strong>en</strong> Heilig<strong>en</strong> Geest.<br />
En ztj zal e<strong>en</strong><strong>en</strong> zoon bar<strong>en</strong>, <strong>en</strong> gij zult zijn<strong>en</strong><br />
naam heet<strong>en</strong> Jezus, want hij zal zfin volk zalig<br />
mak<strong>en</strong> van hunne zond<strong>en</strong>l).<br />
Gelijk wij hierbov<strong>en</strong> onderwez<strong>en</strong> zijn, dat onze lleere Jezus<br />
Christus waarachtig m<strong>en</strong>sch geword<strong>en</strong> is <strong>en</strong> God geop<strong>en</strong>baard in<br />
het vleesch, opdat ons geloof kon rust<strong>en</strong> op dê broederlijke vere<strong>en</strong>iging,<br />
die tussch<strong>en</strong> Hem <strong>en</strong> ons is, zoo wordt ons nu wederom ge'<br />
toond, dat Hij afgezonderd is geweest van d<strong>en</strong> gewon<strong>en</strong> rang der<br />
m<strong>en</strong>sch<strong>en</strong>. \ilant HiJ was zoon van Adam, d.w.z. afstamm<strong>en</strong>d uit<br />
het m<strong>en</strong>schelijk geslacht, <strong>en</strong> toch niet op gewone wiize, maar Hii<br />
is ontvang<strong>en</strong> van d<strong>en</strong> Heilig<strong>en</strong> Geest. Want Hij is de fontein, waar'<br />
door w$ gereinigd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> van al onze smett<strong>en</strong>. En hoe zou<br />
Hij reinheid aan arÍne zondar<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> gev<strong>en</strong>, wanneer Hij niet<br />
alle volmaaktheid in Z,ich bezat TVee ding<strong>en</strong> zijn vereischt in d<strong>en</strong><br />
Zoon van Go{ om jeg<strong>en</strong>s ons als middelaar te kunn<strong>en</strong> optred<strong>en</strong>'<br />
1) CaIv. Opera, XLVL 247-260.<br />
101<br />
100