02.01.2015 Views

Tekst - Vlaams Parlement

Tekst - Vlaams Parlement

Tekst - Vlaams Parlement

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Stuk 2011 (2008-2009) – Nr. 6<br />

30<br />

omtrent zogenaamde politieke rechten is belast. De<br />

noodzaak om over te gaan tot de instelling van de<br />

Raad voor vergunningsbetwistingen, de omstandigheid<br />

dat slechts op marginale wijze aan de federale<br />

justitiële ordening wordt geraakt en de mogelijkheid<br />

tot een gedifferentieerde regeling van de gewestelijke<br />

beroepstrap tegen vergunningsbeslissingen worden<br />

eveneens gemotiveerd.<br />

Ook meer beleidsmatige aspecten worden in de<br />

memorie van toelichting behandeld. Meer bepaald<br />

wordt uiteengezet dat de nodige waarborgen op het<br />

vlak van onafhankelijkheid en objectiviteit van de<br />

Raad voor vergunningsbetwistingen worden geboden<br />

en dat een gewestelijke beroepstrap wordt behouden.<br />

Daarnaast wordt zeer nauwgezet aangegeven dat<br />

het aspect ‘snelheid’ niet zomaar een algemene, vage<br />

beleidsdoelstelling of een stoplap is. Er wordt op<br />

een onderbouwde manier verantwoord waarom een<br />

snelle beslissing binnen het specifieke vergunningencontentieux<br />

aan heel concrete noden beantwoordt,<br />

met name het vermijden van langere verstoringen<br />

van de gronden- en pandenmarkt door de onzekerheden<br />

over het juridisch statuut van een onroerend<br />

goed en het tegengaan van daarmee samenhangende<br />

economische en menselijke problemen. Bovendien<br />

wordt in de memorie van toelichting de link gelegd<br />

met het subsidiariteitsbeginsel en het <strong>Vlaams</strong> Regeerakkoord.<br />

De memorie van toelichting verwijst daarenboven<br />

naar een aantal precedenten van gewestelijke regelingen<br />

waarin administratieve rechtscolleges werden<br />

opgericht. In dat verband is volgens de minister<br />

vooral de verwijzing naar het Milieuhandhavingscollege,<br />

opgericht bij decreet van 21 december 2007 tot<br />

aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende<br />

algemene bepalingen inzake milieubeleid met een<br />

titel XVI – Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen,<br />

van belang. De afdeling wetgeving van de<br />

Raad van State heeft voorafgaand aan dit decreet, in<br />

quasi identieke bewoordingen als in het advies over<br />

het voorliggende ontwerp van decreet, gesteld dat<br />

de oprichting van een administratief rechtscollege<br />

bij gewestdecreet weliswaar tot de mogelijkheden<br />

behoort, maar dat de in de toelichting opgegeven<br />

redenen een te algemene draagwijdte hadden en<br />

aldus op een generieke wijze zouden kunnen worden<br />

ingeroepen. De Raad van State verzette zich met<br />

andere woorden tegen ‘passe-partoutmotieven’ die<br />

onvoldoende concreet verantwoorden waarom een<br />

rechtscollege nodig is in dat specifieke geval, zonder<br />

evenwel de mogelijkheid tot de decretale instelling<br />

van administratieve rechtbanken in twijfel te trekken.<br />

De bevoegde milieuminister heeft in de parlementaire<br />

voorbereiding van het Milieuhandhavingsdecreet<br />

evenwel uitgebreid en gedetailleerd zeer diverse en<br />

concrete elementen uit de memorie van toelichting<br />

belicht (Parl. St. Vl. Parl. 2006-07, nr. 1249/5). Die<br />

hebben volgens minister Van Mechelen bijgedragen<br />

tot de conclusie – overgenomen door de decreetgever<br />

– dat redelijkerwijze en met voldoende precisie kan<br />

worden aangetoond dat de oprichting van het Milieuhandhavingscollege<br />

nodig is voor het voeren van een<br />

autonoom <strong>Vlaams</strong> milieuhandhavingsbeleid.<br />

De Raad van State heeft ook kritiek gegeven op het<br />

feit dat het aan de afdeling wetgeving voorgelegde<br />

voorontwerp een Raad voor vergunningsbetwistingen<br />

uittekende waarvan de contouren te zeer waren<br />

afgestemd op de Raad van State. Inderdaad waren<br />

de aanwervingsvoorwaarden (en het statuut) van<br />

de raadsleden binnen de Raad voor vergunningsbetwistingen<br />

initieel volledig afgestemd op dat van de<br />

staatsraden. De bedoeling om van die raadsleden een<br />

specifieke ruimtelijkeordeningsgebonden expertise<br />

te eisen, was onvoldoende in de tekst verwerkt. Dat<br />

wekte volgens de minister de onbedoelde indruk dat<br />

met de Raad voor vergunningsbetwistingen een miniversie<br />

van de Raad van State in het leven zou worden<br />

geroepen. Die onterechte visie is in de finale ontwerpteksten<br />

volledig weggewerkt. De aanstellingsvoorwaarden<br />

voor de raadsleden zijn nu duidelijk<br />

afgelijnd en afgestemd op de specifieke vereisten van<br />

de Raad voor vergunningsbetwistingen, die onder<br />

meer een marginale toetsing aan de goede ruimtelijke<br />

ordening doorvoert. Een raadslid dient onder<br />

meer een grondige kennis van en ten minste tien jaar<br />

nuttige ervaring te hebben in het domein van het<br />

<strong>Vlaams</strong>e ruimtelijkeordeningsrecht.<br />

Ten slotte is de rechtspositie van de raadsleden voortaan<br />

volledig decretaal geregeld, zonder verwijzing<br />

naar de regelingen in de schoot van de Raad van<br />

State. Ook de rechtspositie van de griffiers, adviseurs<br />

en administratieve personeelsleden wordt voortaan<br />

volledig op <strong>Vlaams</strong>e statutaire regelgeving afgestemd.<br />

Op die manier wordt volgende de minister wel degelijk<br />

tegemoet gekomen aan de opmerkingen van de<br />

afdeling wetgeving van de Raad van State in dat verband.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!