31.12.2014 Views

Lees de pdf - Museum Volkenkunde

Lees de pdf - Museum Volkenkunde

Lees de pdf - Museum Volkenkunde

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Ge<strong>de</strong>eld Cultureel Erfgoed in het <strong>Museum</strong> Nasional Indonesia en<br />

het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Wayang kulit figuur, Batara Brama (RMV 37-729).


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Inhoudsopgave<br />

Introductie<br />

1. ‘Gemeen begin’<br />

2. Verzamelen in een koloniale context<br />

3. Wetenschappelijke expedities<br />

4. Archeologische vindplaatsen<br />

5. Bestuursambtenaren, zen<strong>de</strong>lingen en missionarissen, individuele verzamelaars<br />

6. Geschenken<br />

7. Militaire expedities<br />

Nawoord<br />

Literatuur<br />

1


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Introductie<br />

‘Gemeen’ in <strong>de</strong> betekenis van gezamenlijk, gemeenschappelijk. Niet in <strong>de</strong> zin van ‘kwaadaardig’ of<br />

met slechte bedoelingen. En 'goed' in <strong>de</strong> betekenis van goe<strong>de</strong>ren, erfgoe<strong>de</strong>ren in dit geval. Overigens<br />

is zeker niet al het in <strong>de</strong> afgelopen eeuwen in Indonesië verzamel<strong>de</strong> cultuurgoed, dat zich thans in het<br />

Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong> te Lei<strong>de</strong>n of in het <strong>Museum</strong> Nasional Indonesia te Jakarta bevindt,<br />

even vrien<strong>de</strong>lijk en zon<strong>de</strong>r kwa<strong>de</strong> bedoelingen of gevolgen bijeengebracht. Maar ook als dit een<br />

historisch feit is, dan heeft dat ons – me<strong>de</strong>werkers van het project “Shared Cultural Heritage” in Lei<strong>de</strong>n<br />

en Jakarta – er niet van weerhou<strong>de</strong>n vooral uiting te willen geven aan het gemeenschappelijk belang<br />

van het beheren, ontsluiten en presenteren van cultureel erfgoed uit Indonesië.<br />

In dat ka<strong>de</strong>r zijn on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re gezamenlijk twee grote tentoonstellingen gemaakt: Warisan Budaya<br />

Bersama (‘Ge<strong>de</strong>eld Cultureel Erfgoed’), van 17 augustus tot 13 november 2005 in het Nationaal<br />

<strong>Museum</strong> te Jakarta, en Indonesia. De ont<strong>de</strong>kking van het verle<strong>de</strong>n, van 13 <strong>de</strong>cember 2005 tot 17 april<br />

2006 in <strong>de</strong> Nieuwe Kerk te Amsterdam. Bij bei<strong>de</strong> tentoonstellingen is een catalogus in <strong>de</strong> landstaal<br />

verschenen. Deze digitale publicatie volgt in hoofdlijnen <strong>de</strong> inhoud van die tentoonstellingscatalogus.<br />

De omslagen van <strong>de</strong> tentoonstellingscatalogi.<br />

2


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

1. ‘Gemeen begin’<br />

Ne<strong>de</strong>rland en Indonesië hebben veel gemeenschappelijk. Vanaf 1596, toen <strong>de</strong> eerste Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs<br />

op Java arriveer<strong>de</strong>n, heeft <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse politieke en militaire macht zich steeds ver<strong>de</strong>r over wat nu<br />

Indonesië wordt genoemd uitgebreid. In het begin van <strong>de</strong> twintigste eeuw stond vrijwel <strong>de</strong> gehele<br />

archipel on<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse controle.<br />

In 1778 werd, op initiatief van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r J.M.C. Ra<strong>de</strong>macher, het ‘Bataviaasch Genootschap <strong>de</strong>r<br />

Konsten en Wetenschappen’ opgericht. Dit Genootschap, voortkomend uit <strong>de</strong> Europese Verlichting,<br />

zou tot aan <strong>de</strong> onafhankelijkheid van Indonesië een grote rol spelen in <strong>de</strong> wetenschappelijke studie<br />

van <strong>de</strong> archipel. Tevens wer<strong>de</strong>n op grote schaal archeologica en etnografica verzameld. Het museum<br />

van het Genootschap, dat vanaf 1868 in een apart gebouw gehuisvest was, zou na <strong>de</strong> Indonesische<br />

onafhankelijkheid wor<strong>de</strong>n omgedoopt tot ‘<strong>Museum</strong> Nasional Indonesia ‘, het Nationaal <strong>Museum</strong> van<br />

Indonesië.<br />

Hoewel het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen veel ou<strong>de</strong>r is dan het sinds<br />

1837 te Lei<strong>de</strong>n gevestig<strong>de</strong> Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong>, hebben bei<strong>de</strong> instituten veel<br />

gemeenschappelijk. De wetenschap heeft bij bei<strong>de</strong> altijd hoog in het vaan<strong>de</strong>l gestaan en in <strong>de</strong> loop<br />

van <strong>de</strong> 19 e eeuw ontwikkel<strong>de</strong>n zich ook parallellen in het verzamelbeleid. Vanaf 1862 is er formeel<br />

sprake van het op<strong>de</strong>len van collecties voor Batavia en Lei<strong>de</strong>n, maar ook daarvóór zijn collecties<br />

regelmatig ver<strong>de</strong>eld tussen bei<strong>de</strong> musea. Uitgangspunt van het samenwerkingsproject ‘Shared<br />

Cultural Heritage, Indonesia-Netherlands’, tussen het Nationaal <strong>Museum</strong> in Jakarta en het<br />

Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong> in Lei<strong>de</strong>n, was een passage in <strong>de</strong> Notulen van het Bataviaasch<br />

Genootschap uit 1863.<br />

… bij gouvernements-besluit van 24 Mei 1862 no.2 werd, …, aan <strong>de</strong> hoof<strong>de</strong>n van gewestelijk<br />

bestuur in Ne<strong>de</strong>rlansch-Indië eene uitnoodiging gerigt, om ten behoeve van het<br />

gouvernement, zoveel hun zulks mogelijk is, ethnographische verzamelingen te maken, met<br />

last om die aan het genootschap op te zen<strong>de</strong>n, wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> tevens <strong>de</strong> directie verzocht, om,<br />

wanneer zoodanige voorwerpen krachtens die aanschrijving wor<strong>de</strong>n ontvangen, daarvan<br />

kennis te geven aan <strong>de</strong> regering, on<strong>de</strong>r me<strong>de</strong><strong>de</strong>eling wat zij daarvan voor <strong>de</strong> verzameling van<br />

het genootschap wenscht te hou<strong>de</strong>n, tenein<strong>de</strong> zulks alsdan aan het genootschap af te staan<br />

en het overige te zen<strong>de</strong>n naar Ne<strong>de</strong>rland tot het zamenstellen aldaar van eene ethnologische<br />

verzameling. 1<br />

Dit gouvernementsbesluit was on<strong>de</strong>r meer het gevolg van een nota van Dr. Conradus Leemans (1809-<br />

1893), <strong>de</strong> toenmalige directeur van zowel het Etnografisch als het Oudheidkundig <strong>Museum</strong> in Lei<strong>de</strong>n.<br />

Conradus Leemans (1809-1893).<br />

Leemans had <strong>de</strong> koloniale overheid verzocht te overwegen collecties bijeen te laten brengen door<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse koloniale ambtenaren en vervolgens die collecties te ver<strong>de</strong>len tussen het Bataviaasch<br />

Genootschap en het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong>, toen ’s-Rijks Ethnografisch <strong>Museum</strong> geheten.<br />

Dit Leidse museum had al sterke verzamelingen uit Japan, afkomstig van Philipp Franz von Siebold,<br />

<strong>de</strong> stichter van het museum, maar ook enkele belangwekken<strong>de</strong> collecties uit het toenmalige<br />

Ne<strong>de</strong>rlands-Indië. Leemans had zich echter ten doel gesteld <strong>de</strong> collecties van het Leidse museum fors<br />

uit te brei<strong>de</strong>n; niet alleen maar uit Japan en Indië, maar ook uit an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> wereld. ’s-Rijks<br />

Ethnografisch <strong>Museum</strong> moest een algemeen volkenkundig museum wor<strong>de</strong>n, maar Ne<strong>de</strong>rlandsch-<br />

Indië moest een belangrijke rol in <strong>de</strong>ze uitbreiding gaan spelen. Leemans’ opvolger, Mr. Lindor<br />

Serrurier, heeft <strong>de</strong>ze zienswijze grootschalig in praktijk gebracht.<br />

3


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Lindor Serrurier.<br />

Niet alleen Lei<strong>de</strong>n had baat bij intensivering van <strong>de</strong> verzamelactiviteiten. Ook het bestuur van het<br />

Bataviaasch Genootschap, concurrent van het Leidse museum, zag wel wat in uitbreiding van <strong>de</strong><br />

verzameling.<br />

De directie hoopt nogthans van <strong>de</strong>n wetenschappelijken zin <strong>de</strong>r hoof<strong>de</strong>n van gewestelijk<br />

bestuur, die ook bijna allen le<strong>de</strong>n zijn van het genootschap, dat zij aan <strong>de</strong> uitnodiging gevolg<br />

zullen geven, want, hoezeer <strong>de</strong> ethnographische verzameling van het genootschap in vele<br />

opzigten zeer merkwaardig mag genoemd wor<strong>de</strong>n, is zij toch verre van volledig en voldoet zij<br />

op verre na niet aan <strong>de</strong> vereischten van een goed ethnographisch museum, waardoor men in<br />

<strong>de</strong> gelegenheid moet zijn het volk te leeren kennen in zijne gewoonten, gebruiken, nijverheid,<br />

akkerbouw, enz. enz. 2<br />

Ne<strong>de</strong>rland werd echter ook door het bestuur van het Genootschap niet vergeten.<br />

Bovendien mag het ook voor Ne<strong>de</strong>rland eene hoogst wenschelijke zaak geacht wor<strong>de</strong>n, dat<br />

het algemeen daar <strong>de</strong> gelegenheid hebbe in een goed ethnologisch museum althans eenig<br />

<strong>de</strong>nkbeeld te verkrijgen van <strong>de</strong> Indische volken, die aan het Ne<strong>de</strong>rlandsch gezag<br />

on<strong>de</strong>rworpen zijn. 3<br />

Officieel had het Bataviaasch Genootschap <strong>de</strong> eerste keuze bij het bepalen van wat in Batavia moest<br />

blijven en wat naar Ne<strong>de</strong>rland zou wor<strong>de</strong>n verscheept. In <strong>de</strong> praktijk was er waarschijnlijk regelmatig<br />

sprake van een zekere concurrentie tussen Batavia en Lei<strong>de</strong>n. In november 1889 lezen we in <strong>de</strong><br />

Notulen een felle reactie van het bestuur van het Bataviaasch Genootschap op aanspraken die het<br />

Leidse museum op etnologische verzamelingen van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlands Indische regering doet. Zo wordt<br />

blijkbaar, op initiatief van het Leidse museum, getwijfeld aan het vermogen van het Bataviaasch<br />

Genootschap <strong>de</strong> collectie voldoen<strong>de</strong> wetenschappelijk te ontsluiten en men vraagt om regelgeving<br />

voor het geval het Bataviaasch Genootschap opgeheven wordt. Wat gebeurt er dan met <strong>de</strong> collecties<br />

Het bestuur reageert fel:<br />

Ons genootschap heeft zich on<strong>de</strong>r moeielijke omstandighe<strong>de</strong>n en wisselingen 111 jaar weten<br />

staan<strong>de</strong> te hou<strong>de</strong>n en met beschei<strong>de</strong>nheid meenen wij, dat er op het ogenblik nog geene<br />

aanleiding bestaat om naar onze nalatenschap uit te zien. 4<br />

Hoe het ook zij, het Bataviaasch Genootschap en het ’s Rijks Ethnografisch <strong>Museum</strong> waren in<br />

belangrijke mate tot elkaar veroor<strong>de</strong>eld. Hoewel het consequent verzamelen voor bei<strong>de</strong> instituten niet<br />

altijd in praktijk werd gebracht en hoewel veel verzamelaars ook, soms indirect, voor an<strong>de</strong>re<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse musea hebben verzameld, is er toch sprake van een bewuste verzamelpolitiek<br />

waarbinnen het Bataviaasch Genootschap en ’s Rijks Ethnografisch <strong>Museum</strong> <strong>de</strong> twee voornaamste<br />

<strong>de</strong>elnemers zijn. Als gevolg daarvan wer<strong>de</strong>n in<strong>de</strong>rdaad veel verzamelingen ver<strong>de</strong>eld tussen bei<strong>de</strong><br />

musea.<br />

4


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Van Bataviaasch Genootschap naar <strong>Museum</strong> Nasional Indonesia<br />

Het Bataviaasch Genootschap was niet louter een Indische instelling voor belangstellen<strong>de</strong>n die in<br />

Batavia woon<strong>de</strong>n. Ook wetenschappers die in Ne<strong>de</strong>rland of in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re Ne<strong>de</strong>rlandse koloniën<br />

woon<strong>de</strong>n kon<strong>de</strong>n lid wor<strong>de</strong>n. Het aantal le<strong>de</strong>n varieer<strong>de</strong> tussen <strong>de</strong> hon<strong>de</strong>rd en driehon<strong>de</strong>rd personen.<br />

Vanaf 1860 kon<strong>de</strong>n ook Indonesiërs lid wor<strong>de</strong>n, maar dat gold dan toch alleen voor le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

Javaanse a<strong>de</strong>l. Tot <strong>de</strong> jaren <strong>de</strong>rtig van <strong>de</strong> twintigste eeuw steeg het aan<strong>de</strong>el van Indonesische le<strong>de</strong>n<br />

naar tien procent. In 1936 werd een Indonesische wetenschapper, prof.dr. Hoesein Djajadiningrat,<br />

benoemd tot presi<strong>de</strong>nt van het Bataviaasch Genootschap. Met <strong>de</strong> verlening van het predikaat<br />

‘Koninklijk’ in 1923 on<strong>de</strong>rstreepte <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse regering het belang van het genootschap als<br />

instelling voor cultuuron<strong>de</strong>rzoek.<br />

Prof.dr. Hoesein Djajadiningrat.<br />

De activiteiten van het Bataviaasch Genootschap wer<strong>de</strong>n voortgezet na <strong>de</strong> Indonesische<br />

onafhankelijkheid. In 1950 veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> naam van het genootschap in Lembaga Kebudayaan<br />

Indonesia (Instituut voor <strong>de</strong> Cultuur van Indonesië), waaraan toen nog steeds professor Djajadiningrat<br />

leiding gaf. In 1952 echter, werd <strong>de</strong>ze instelling opgeheven. Alleen het museum van het voormalige<br />

Bataviaasch Genootschap bleef voortbestaan, eerst on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> naam <strong>Museum</strong> Pusat (Centraal<br />

<strong>Museum</strong>) en sinds 1979 als <strong>Museum</strong> Nasional Indonesia (Nationaal <strong>Museum</strong> van Indonesië).<br />

<strong>Museum</strong> van het Bataviaasch Genootschap<br />

Het <strong>Museum</strong> van Bataviaasch Genootschap - waarvan het Nationaal <strong>Museum</strong> <strong>de</strong> erfgenaam is - is<br />

bijna even oud als het genootschap zelf. Al sinds zijn ontstaan hield het genootschap zich intensief<br />

bezig met het verzamelen van artefacten die wer<strong>de</strong>n geschonken door zijn le<strong>de</strong>n. Grondlegger J.C.M.<br />

Ra<strong>de</strong>rmacher maakte daarmee een aanvang door zijn eigen huis te schenken in <strong>de</strong> Kali Besar-straat<br />

in Batavia, inclusief zijn verzamelingen van boeken, muziekinstrumenten, munten, specimina van<br />

planten en herbaria. In <strong>de</strong> hogere koloniale kringen was <strong>de</strong>stijds <strong>de</strong> gewoonte in zwang om unica te<br />

verzamelen. Hierdoor breid<strong>de</strong>n <strong>de</strong> collecties van het genootschap zich in zeer korte tijd aanzienlijk uit.<br />

In 1779 besloot men <strong>de</strong> collecties open te stellen voor het publiek: het begin van het <strong>Museum</strong> van het<br />

Bataviaasch Genootschap, dat aanvankelijk alleen op woensdag geopend was van 8 tot 10 uur<br />

’s ochtends. De le<strong>de</strong>n van het genootschap kon<strong>de</strong>n ook boeken lenen voor een perio<strong>de</strong> van drie<br />

weken.<br />

Toen het museumbezit tij<strong>de</strong>ns het Britse tussenbewind in omvang toenam, stel<strong>de</strong> gouverneur Raffles<br />

een extra gebouw beschikbaar in <strong>de</strong> wijk Harmoni (nu het gebied rond <strong>de</strong> Majapahit-straat in Jakarta).<br />

Helaas is dit pand inmid<strong>de</strong>ls afgebroken en vervangen door een overheidsgebouw. De collecties van<br />

het Bataviaasch Genootschap kon<strong>de</strong>n dankzij dit nieuwe on<strong>de</strong>rkomen blijven toenemen met<br />

voorwerpen als preparaten van zoogdieren, vogels, schelpen etc. Dat <strong>de</strong> koloniale overheid belang<br />

hechtte aan het werk van het genootschap, blijkt uit een <strong>de</strong>creet van gouverneur-generaal G.A. baron<br />

van <strong>de</strong>r Capellen (die het gezag voer<strong>de</strong> over <strong>de</strong> archipel sinds het vertrek van <strong>de</strong> Engelsen) uit 1822.<br />

Hierin bepaal<strong>de</strong> hij dat <strong>de</strong> verzamel<strong>de</strong> oudheidkundige objecten van Java moesten wor<strong>de</strong>n afgestaan<br />

aan het Bataviaasch Genootschap. Op basis van dit <strong>de</strong>creet wer<strong>de</strong>n alle archeologische vondsten in<br />

5


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> hele archipel naar Batavia gezon<strong>de</strong>n, zelfs het beeld van Bhairawa uit West-Sumatra (met zijn<br />

hoogte van ruim vier meter). Geduren<strong>de</strong> het bewind van gouverneur-generaal J.C. Baud in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />

1833-1836 kregen daarenboven alle bestuursambtenaren in <strong>de</strong> archipel <strong>de</strong> opdracht actief<br />

oudheidkundige voorwerpen te verzamelen ter verrijking van <strong>de</strong> collecties van het <strong>Museum</strong> van het<br />

Bataviaasch Genootschap.<br />

In 1885 werd door het Ne<strong>de</strong>rlands-Indisch gouvernement een wet over het culturele erfgoed<br />

uitgevaardigd, die bepaal<strong>de</strong> dat alle archeologische vondsten voortaan eigendom waren van het<br />

gouvernement en dat het <strong>Museum</strong> van het Bataviaasch Genootschap ze kon kopen op basis van <strong>de</strong><br />

geschatte waar<strong>de</strong>. Omdat echter <strong>de</strong> groei van <strong>de</strong> collecties leid<strong>de</strong> tot knelpunten voor wat betreft <strong>de</strong><br />

kosten van het beheer, werd het beleid meer gericht op het afgrenzen van het museumbezit. In 1843<br />

was <strong>de</strong> zoölogische verzameling al afgesplitst; een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> voorwerpen werd naar Lei<strong>de</strong>n<br />

gestuurd, <strong>de</strong> rest werd geveild. In 1850 wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> geologische en mineralogische collecties<br />

geschonken aan het Natuurkundig Genootschap, dat toen net was opgericht. Vanaf dat moment<br />

concentreer<strong>de</strong> het <strong>Museum</strong> van het Bataviaasch Genootschap zich op geschie<strong>de</strong>nis, archeologie,<br />

numismatiek, etnografie en handschriftenverzamelingen.<br />

Het gebouw in <strong>de</strong> Majapahit-straat werd mid<strong>de</strong>n 19 e eeuw niet langer geschikt geacht als on<strong>de</strong>rkomen<br />

voor een museum. Er kwam een nieuw gebouw in Mer<strong>de</strong>ka Barat, niet ver van <strong>de</strong> vorige locatie. Dit<br />

gebouw, dat in 1868 werd ingewijd, is nog altijd in gebruik.<br />

Luchtfoto van het Koningsplein te Batavia met in het mid<strong>de</strong>n het museum.<br />

6


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

De voorzij<strong>de</strong> van het <strong>Museum</strong> Nasional, jaren <strong>de</strong>rtig van <strong>de</strong> 20 e eeuw.<br />

Straatbeeld voor het museum, jaren <strong>de</strong>rtig 20 e eeuw.<br />

In het nieuwe museumgebouw groei<strong>de</strong> <strong>de</strong> collectie weer. Niet alleen wer<strong>de</strong>n voorwerpen afgestaan<br />

door bestuursambtenaren, ook kocht het museum objecten van particuliere verzamelaars, terwijl<br />

daarnaast voorwerpen afkomstig waren van militaire expedities.<br />

7


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Zo verkreeg het museum bijvoorbeeld voorwerpen als gevolg van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse aanval op het<br />

koninklijk paleis van Cakranegara in Lombok. Als resultaat van dit alles beston<strong>de</strong>n <strong>de</strong> collecties van<br />

het <strong>Museum</strong> van het Bataviaasch Genootschap uit verschillen<strong>de</strong> soorten cultureel erfgoed. Ze wer<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>stijds inge<strong>de</strong>eld naar discipline, zoals prehistorie, archeologie, numismatiek en heraldiek,<br />

etnografie, historische overblijfselen, geografie, keramiek, schil<strong>de</strong>rkunst en handschriften.<br />

<strong>Museum</strong> Nasional Indonesia<br />

Na <strong>de</strong> onafhankelijkheid kwam het bestuur van het <strong>Museum</strong> van het Bataviaasch Genootschap in<br />

han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> overheid van <strong>de</strong> Republiek Indonesië en werd <strong>de</strong> naam uitein<strong>de</strong>lijk veran<strong>de</strong>rd in<br />

<strong>Museum</strong> Nasional Indonesia, het Nationaal <strong>Museum</strong> van Indonesië. In <strong>de</strong> laatste twee <strong>de</strong>cennia van<br />

<strong>de</strong> vorige eeuw kwam opnieuw veran<strong>de</strong>ring in <strong>de</strong> samenstelling van <strong>de</strong> collecties: <strong>de</strong><br />

handschriftenverzameling en <strong>de</strong> bibliotheek wer<strong>de</strong>n overgebracht naar <strong>de</strong> Nationale Bibliotheek,<br />

terwijl <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijenverzameling werd afgestaan aan het Nationale Kunstmuseum.<br />

Daarnaast startte <strong>de</strong> regering begin jaren tachtig met <strong>de</strong> bouw van overheidsmusea in elke provincie<br />

van het land, een operatie die in 1995 werd afgerond. Van toen af aan was en is het overheidsbeleid<br />

om artefacten te bewaren in het museum van <strong>de</strong> provincie waar ze wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n. Alleen<br />

voorwerpen van buitengewone betekenis voor <strong>de</strong> Indonesische samenleving als geheel moeten nog<br />

aan het Nationaal <strong>Museum</strong> wor<strong>de</strong>n afgestaan. Dit is bijvoorbeeld het geval geweest met <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n<br />

voorwerpen die in 1990 wer<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n in Wonoboyo, Centraal-Java. Omdat dit zeer belangrijke<br />

vondsten wer<strong>de</strong>n geacht, zowel in archeologisch als kunstzinnig opzicht, kwam <strong>de</strong>ze goudschat uit <strong>de</strong><br />

tien<strong>de</strong> eeuw met een totaalgewicht van 31,8 kilo in het Nationaal <strong>Museum</strong> terecht. Een an<strong>de</strong>r<br />

voorbeeld is het bronzen beeld van Siva dat werd gevon<strong>de</strong>n in Karangnongko, Klaten, Centraal-Java,<br />

in 2001. Het hoofdloze beeld was in artistiek opzicht van grote betekenis en kon wor<strong>de</strong>n benut als<br />

referentiepunt voor <strong>de</strong> stijl van <strong>de</strong> beeldhouwkunst vanaf <strong>de</strong> tien<strong>de</strong> eeuw.<br />

Historisch gezien kan het ontstaan van <strong>de</strong> voorloper van het Nationaal <strong>Museum</strong> niet wor<strong>de</strong>n losgezien<br />

van <strong>de</strong> koloniale belangen en behoeften. Als we echter het spoor terug volgen naar het werk dat door<br />

<strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van het Bataviaasch Genootschap werd on<strong>de</strong>rnomen om <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Indonesische cultuur te<br />

bestu<strong>de</strong>ren, dan zien we dat dit on<strong>de</strong>rzoekswerk niet alleen werd verricht om <strong>de</strong> cultuur van het<br />

beheerste gebied te leren kennen, maar dat het ook ging om werkelijk wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek uit<br />

belangstelling voor <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Indonesische cultuur – on<strong>de</strong>rzoek dat met grote toewijding werd en nog<br />

wordt verricht.<br />

De beel<strong>de</strong>nzaal van het <strong>Museum</strong> Nasional.<br />

8


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

2. Verzamelen in een koloniale context<br />

Nadat <strong>de</strong> V.O.C. in 1799 was opgeheven, werd het beheer van <strong>de</strong> bezittingen in <strong>de</strong> Oost<br />

overgedragen aan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse staat. Nu begon <strong>de</strong> gestage uitbreiding van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

militaire en politieke controle in <strong>de</strong> hele archipel; een proces dat tot in het begin van <strong>de</strong> 20 e eeuw<br />

voortduur<strong>de</strong>. Tegelijkertijd kreeg <strong>de</strong> wetenschappelijke interesse voor Indië een enorme stimulans. Dit<br />

uitte zich vooral in <strong>de</strong> activiteiten van <strong>de</strong> Natuurkundige Commissie, die in 1820 door Koning Willem I<br />

was ingesteld om meer kennis te vergaren over <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse bezittingen overzee. Hoewel<br />

wetenschappelijk van aard, was ook hierbij <strong>de</strong> politiek nooit ver weg. Regelmatig zijn in <strong>de</strong> verslagen<br />

opmerkingen te vin<strong>de</strong>n over geschikte ankerplaatsen voor schepen (ook militair van groot belang) of<br />

over mineralen die ergens wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n. Overal zocht men naar wat eventueel economisch was<br />

te exploiteren.<br />

In het ka<strong>de</strong>r van het project ‘Shared Cultural Heritage’ is <strong>de</strong> nadruk komen te liggen op 19 e -eeuws en<br />

begin 20 e -eeuws verzamelen. Hierbij zijn <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> bronnen van verzamelingen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n:<br />

- Wetenschappelijke expedities<br />

- Archeologische vindplaatsen<br />

- Bestuursambtenaren, zen<strong>de</strong>lingen en missionarissen, individuele verzamelaars<br />

- Geschenken<br />

- Militaire expedities<br />

9


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

3. Wetenschappelijke expedities<br />

In het voormalige Ne<strong>de</strong>rlandsch-Indië heeft een respectabel aantal wetenschappelijk expedities<br />

plaatsgevon<strong>de</strong>n. Soms was hierbij <strong>de</strong> overheid opdrachtgever, maar ook wetenschappelijke<br />

organisaties, zoals het Koninklijk Ne<strong>de</strong>rlands Aardrijkskundig Genootschap en <strong>de</strong> Maatschappij ter<br />

Bevor<strong>de</strong>ring van het Natuurkundig On<strong>de</strong>rzoek, waren op dit terrein actief.<br />

In <strong>de</strong> tijd waarin Europa werd verscheurd door <strong>de</strong> Napoleontische oorlogen en Ne<strong>de</strong>rland door <strong>de</strong><br />

Fransen was bezet, bestuur<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Engelsen <strong>de</strong> Indische archipel. Vooral sir Thomas Stamford<br />

Raffles (1781 –1826) 5 , <strong>de</strong> man wiens naam zo innig verbon<strong>de</strong>n is met stichting en <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis<br />

van Singapore, heeft als hoogste Engelse bestuur<strong>de</strong>r ook in Indië zijn sporen nagelaten.<br />

Portret van Sir Thomas Stamford Raffles (na 1817).<br />

Hij heeft vooral het wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek sterk gestimuleerd. Zijn eigen fenomenale History of<br />

Java verscheen in 1817. Toen Napoleon in 1815 <strong>de</strong>finitief was verslagen en <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse staat het<br />

bestuur van Indië weer op zich mocht nemen, werd al gauw <strong>de</strong> wens geuit dit wetenschappelijk<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar land en culturen met grote voortvarendheid voort te zetten. Al in 1815 werd Prof.<br />

Casper G.C. Reinwardt (1773-1854), hoogleraar <strong>de</strong>r Natuurlijke Geschie<strong>de</strong>nis bij het Athenaeum te<br />

Amsterdam, naar Indië gestuurd om aanbevelingen te doen om het on<strong>de</strong>rzoek te stimuleren.<br />

Reinwardt adviseer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r meer in Buitenzorg, het huidige Bogor, een ‘Plantentuin’ in te richten; een<br />

botanische tuin die nu nog steeds bestaat. Hij besteed<strong>de</strong> eveneens veel aandacht aan <strong>de</strong><br />

hindoeboeddhistische overblijfselen op Java, die er toen nog overwoekert bij lagen.<br />

Buitenzorg, begin 19 e eeuw (links) en vandaag <strong>de</strong> dag.<br />

10


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Enkele jaren later, in 1820, begon <strong>de</strong> bloeitijd van <strong>de</strong> toen door koning Willem I opgerichte<br />

‘Natuurkundige Commissie in Ne<strong>de</strong>rlandsch Indie’. 6 In <strong>de</strong> verslagen van reizen van Commissiele<strong>de</strong>n –<br />

in totaal heeft <strong>de</strong> commissie 18 le<strong>de</strong>n geteld - werd regelmatig verwezen naar het werk van Prof.<br />

Reinwardt en het is dui<strong>de</strong>lijk dat zij in hem hun voorbeeld zagen. De Natuurkundige Commissie kon<br />

echter veel meer doen dan Reinwardt. Tussen 1820 en 1836 hebben diverse commissiele<strong>de</strong>n, zoals<br />

<strong>de</strong> naturalisten Salomon Müller, Heinrich Macklot en Heinrich Boie, grote <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> archipel<br />

bereisd en veel verzamelingen – vooral van geologische, botanische, zoölogische en etnologische<br />

aard - bijeengebracht. Veel van dat materiaal werd verscheept naar Lei<strong>de</strong>n. Het natuurhistorische <strong>de</strong>el<br />

wordt thans in het Leidse <strong>Museum</strong> Naturalis bewaard.<br />

De etnografische verzamelingen zijn helaas moeilijker te traceren. Vrijwel alle Europese le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

expedities verzamel<strong>de</strong>n etnografisch materiaal, maar het lijkt niet <strong>de</strong> gewoonte te zijn geweest <strong>de</strong>ze<br />

verzamelingen goed gedocumenteerd bij een museum on<strong>de</strong>r te brengen. De Europese volkenkundige<br />

musea beston<strong>de</strong>n toentertijd nog niet en wat bij het Bataviaasch Genootschap werd on<strong>de</strong>rgebracht is<br />

helaas door verschillen<strong>de</strong> omnummeringen op verschillen<strong>de</strong> momenten nu niet meer te traceren. Het<br />

Leidse volkenkundige museum heeft uitein<strong>de</strong>lijk twee on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> volkenkundige collectie van<br />

<strong>de</strong> Natuurkundige Commissie binnen gekregen. De voorwerpen van <strong>de</strong> Heinrich Macklot (1799 –<br />

1832) 7 , wer<strong>de</strong>n overgenomen door Philip Franz von Siebold, <strong>de</strong> Duitse arts die later Koning Willem I<br />

zou adviseren een volkenkundig museum in <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong> op te richten en die zelf <strong>de</strong> eerste directeur van<br />

het Leidse museum zou wor<strong>de</strong>n. De Macklot collectie maakt nu <strong>de</strong>el uit van serie 1 van het<br />

Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong>. Ook <strong>de</strong> collectie van Salomon Müller (1804-1864) 8 zou later in<br />

Lei<strong>de</strong>n terechtkomen. Pas in 1864 werd <strong>de</strong> Müller collectie door ’s-Rijks Ethnographisch <strong>Museum</strong><br />

verworven en ingeschreven on<strong>de</strong>r serienummer 16.<br />

Drinkbeker, Timor, Kleine Sunda eilan<strong>de</strong>n, verzameld door S. Müller (RMV16-219).<br />

In <strong>de</strong> jaren 1839-1844 verscheen Verhan<strong>de</strong>lingen over <strong>de</strong> natuurlijke geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandsche<br />

Overzeesche bezittingen, door <strong>de</strong> Le<strong>de</strong>n <strong>de</strong>r Natuurkundige Commissie en an<strong>de</strong>re schrijvers,<br />

uitgegeven op last van <strong>de</strong>n Koning door C.J. Temminck. 9 Deze officiële verslaglegging van <strong>de</strong><br />

activiteiten van <strong>de</strong> Natuurkundige Commissie geeft een goed beeld van wat men allemaal ambieer<strong>de</strong>.<br />

11


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Het etnografische <strong>de</strong>el van Temminck’s publicatie werd on<strong>de</strong>r redactie van Salomon Müller in 1857<br />

heruitgegeven, met weglating van <strong>de</strong> meeste illustraties.<br />

Een dorp op Timor. Afbeelding uit het verslag van Salomon Müller.<br />

Salomon Müller’s tekst geeft een enkele keer een indruk van hoe men etnografisch materiaal<br />

verzamel<strong>de</strong>. Vaak waren het toevallige omstandighe<strong>de</strong>n die bepaal<strong>de</strong>n of er al of niet werd<br />

verzameld. Er was absoluut geen sprake van a-select, goed gedocumenteerd verzamelen. Tij<strong>de</strong>ns<br />

een tocht naar <strong>de</strong> zuidkust van Nieuw-Guinea in 1828, het gebied waar <strong>de</strong> Marind Anim wonen, werd<br />

contact gelegd met <strong>de</strong> lokale bevolking. Salomon Müller beschreef <strong>de</strong> voorzichtige manier waarop dit<br />

alles plaatsvond. Uren van communicatie met gebarentaal - <strong>de</strong> Molukse tolken begrepen <strong>de</strong> lokale taal<br />

niet - leken goed te verlopen; totdat <strong>de</strong> expeditiele<strong>de</strong>n besloten terug te gaan naar <strong>de</strong> boot vanwege<br />

<strong>de</strong> zonson<strong>de</strong>rgang. De lokale bevolking trachtte <strong>de</strong> expeditiele<strong>de</strong>n te verhin<strong>de</strong>ren met <strong>de</strong> sloep terug<br />

te varen en toen dat mislukte ging men met speren gooien. Er werd teruggeschoten, maar niemand<br />

werd gedood. Uit angst ren<strong>de</strong> <strong>de</strong> groep lokale bewoners het bos in waarbij sommigen hun speer in <strong>de</strong><br />

mod<strong>de</strong>r staken en achterlieten. De expeditiele<strong>de</strong>n keer<strong>de</strong>n terug naar <strong>de</strong> oever om <strong>de</strong> achtergelaten<br />

wapens mee te nemen.<br />

Verreweg <strong>de</strong> meeste <strong>de</strong>elnemers aan <strong>de</strong> expedities van <strong>de</strong> Natuurkundige Commissie overleef<strong>de</strong>n<br />

hun tochten niet. Het tropische klimaat eiste aan het begin van <strong>de</strong> 19 e eeuw nog een zware tol.<br />

Salomon Müller was één van <strong>de</strong> weinigen die het heeft kunnen navertellen.<br />

Met – letterlijk – an<strong>de</strong>re vertrekpunten, reisdoelen, doelstellingen, <strong>de</strong>elnemers, mid<strong>de</strong>len, resultaten en<br />

<strong>de</strong>rgelijke, zijn naast en na <strong>de</strong> activiteiten van <strong>de</strong> Natuurkundige Commissie ook an<strong>de</strong>re<br />

wetenschappelijke expedities op touw gezet en wetenschappers <strong>de</strong> hort op gegaan. Ook hiervan zijn<br />

tastbare getuigenissen in zowel Jakarta als Lei<strong>de</strong>n terug te vin<strong>de</strong>n. Noemenswaardig in dit verband<br />

zijn:<br />

- <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>n-Sumatra expeditie;<br />

- <strong>de</strong> expedities van A.W. Nieuwenhuis;<br />

- <strong>de</strong> Noord Nieuw-Guinea expeditie van G.J. van <strong>de</strong>r San<strong>de</strong>;<br />

- <strong>de</strong> expedities van P. Wirz.<br />

12


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

4. Archeologische vindplaatsen<br />

In Europa ontstond en bestond ten tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Renaissance – ruwweg <strong>de</strong> 14 e tot <strong>de</strong> 17 e eeuw - een<br />

grote belangstelling voor <strong>de</strong> eigen antieke wereld en <strong>de</strong> oudhe<strong>de</strong>n die daar <strong>de</strong> tastbare getuigenissen<br />

van waren. Tegelijkertijd ontpopte zich in datzelf<strong>de</strong> Europa <strong>de</strong> haast ontembare drift tot het ont<strong>de</strong>kken<br />

en – zomogelijk - in bezit nemen van nieuwe wereld<strong>de</strong>len en landstreken.<br />

Als uitvloeisel en combinatie van die grenzenloze ont<strong>de</strong>kkings- en expansiedriften en <strong>de</strong><br />

nieuwsgierigheid naar het verle<strong>de</strong>n van het toenmalige he<strong>de</strong>n, ging men op beschei<strong>de</strong>n schaal ook in<br />

<strong>de</strong> ‘nieuwe’ territoria speuren naar oudhe<strong>de</strong>n en kostbaarhe<strong>de</strong>n. Ook Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs zijn met <strong>de</strong>ze<br />

aandrang in het achterhoofd in Indonesië tot da<strong>de</strong>n, vondsten en beschrijvingen gekomen.<br />

Een vroeg voorbeeld van een beschrijving van oudheidkundige zeldzaamhe<strong>de</strong>n is het verslag van<br />

Scippio uit 1687 over megalithische overblijfselen die waren gevon<strong>de</strong>n in het Bogor-gebied, West-<br />

Java. Een an<strong>de</strong>r voorbeeld is <strong>de</strong> beschrijving van bronzen en neolithische stenen bijlen van <strong>de</strong> hand<br />

van Georg Everard Rumphius (1627-1702) 10 , in 1705 gepubliceerd in zijn boek D’Amboinsche<br />

rariteitkamer.<br />

Later in <strong>de</strong> 18 e eeuw, maar vooral in <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> 19 e eeuw, leid<strong>de</strong>n voortschrij<strong>de</strong>nd inzicht<br />

en groeien<strong>de</strong> belangstelling tot <strong>de</strong> ont<strong>de</strong>kking van en verhan<strong>de</strong>lingen over omvangrijke ‘Hei<strong>de</strong>nsche<br />

Tempels van eene buitengewoone groote’ 11 , zoals <strong>de</strong> ruïnes van het Loro Jonggrang-tempelcomplex<br />

bij Prambanan in Centraal-Java, of <strong>de</strong> bouwval van <strong>de</strong> Borobudur in <strong>de</strong> binnenlan<strong>de</strong>n van Kedu, ten<br />

noordwesten van Yogyakarta.<br />

Tezelf<strong>de</strong>rtijd groei<strong>de</strong> langzaam maar zeker ook het besef <strong>de</strong>ze nieuwe ont<strong>de</strong>kkingen zo verantwoord<br />

mogelijk te on<strong>de</strong>rzoeken, te documenteren en te behou<strong>de</strong>n. Een zeer belangrijk hulpmid<strong>de</strong>l hierbij -<br />

vooral vanaf <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> 19 e eeuw en met betrekking tot <strong>de</strong> documentatie – bleek <strong>de</strong><br />

fotografie te zijn.<br />

Om die re<strong>de</strong>n vergezel<strong>de</strong> bijvoorbeeld <strong>de</strong> getalenteer<strong>de</strong> kunstenaar en fotograaf Isidoor van<br />

Kinsbergen 12 vanaf 1862 <strong>de</strong> archeologen bij hun opgravingen en maakte fraaie foto’s van <strong>de</strong><br />

vindplaatsen en opgegraven objecten, ook van <strong>de</strong> voorwerpen die naar musea gingen. Zijn foto’s,<br />

samen met die van <strong>de</strong> Javaanse fotograaf Kassian Céphas 13 , zou<strong>de</strong>n vanaf 1913 <strong>de</strong> kern vormen van<br />

<strong>de</strong> fotocollectie van <strong>de</strong> toen door het Indische gouvernement opgerichte ‘Oudheidkundige Dienst’.<br />

In overeenstemming met zijn status als een officieel overheidsorgaan kreeg die Oudheidkundige<br />

Dienst een zwaar<strong>de</strong>r takenpakket, waartoe on<strong>de</strong>r meer behoor<strong>de</strong>n: het opstellen van archeologische<br />

inventarissen, het inspecteren van <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n waarin historische overblijfselen verkeer<strong>de</strong>n,<br />

en het opzetten van een programma om monumenten en objecten te documenteren en voor <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rgang te behoe<strong>de</strong>n. Er kwam ook een wettelijk instrumentarium tot stand om archeologische en<br />

historische overblijfselen te beschermen. Zo vaardig<strong>de</strong> het gouvernement in 1931 <strong>de</strong> Monumenten<br />

Ordonnantie uit. Deze regeling zou zestig jaar later, tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Indonesische Republiek, wor<strong>de</strong>n<br />

omgezet in Undang-Undang tentang Benda Cagar Budaya, <strong>de</strong> ‘ Wet ter bescherming van materieel<br />

cultureel erfgoed’.<br />

Tot dit culturele erfgoed behoren inmid<strong>de</strong>ls zeer vele grote en kleine, ou<strong>de</strong> en nieuwe archeologische<br />

vindplaatsen in heel Indonesië en talloze objecten die daar in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r tijd zijn opgegraven. Over<br />

enkele van <strong>de</strong>ze nog altijd indrukwekken<strong>de</strong> archeologische complexen, waarvan zowel in Jakarta als<br />

Lei<strong>de</strong>n documentatie en artefacten wor<strong>de</strong>n beheerd, en over een spectaculaire recente<br />

archeologische vondst, kunt u meer lezen wanneer <strong>de</strong> <strong>pdf</strong>-files opent van:<br />

- Beeldhouwkunst uit <strong>de</strong> Singasari-perio<strong>de</strong><br />

- De puzzlestukjes van <strong>de</strong> Borobudur opnieuw bekeken<br />

- De boeddhabeel<strong>de</strong>n van Combre en Puger Wetan<br />

- De vondsten van Muteran en Wonoboyo<br />

13


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

5. Individuele verzamelaars, bestuursambtenaren, zen<strong>de</strong>lingen en<br />

missionarissen<br />

In dit <strong>de</strong>el van het project staat <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> categorie van individuele verzamelaars centraal. Hoewel alle<br />

besproken figuren <strong>de</strong> koloniale context gemeenschappelijk hebben, zijn er grote individuele<br />

verschillen aan te wijzen. Niet alleen <strong>de</strong> persoonlijke achtergron<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> verzamelaars waren zeer<br />

verschillend, maar ook <strong>de</strong> manier van verzamelen varieer<strong>de</strong> sterk. Veel hangt eveneens af van <strong>de</strong><br />

perio<strong>de</strong> waarin een verzamelaar opereer<strong>de</strong>. Een verzamelaar van rond 1900 was, naar huidige<br />

maatstaven, op etnografisch gebied veel oppervlakkiger, trok min<strong>de</strong>r ver het binnenland in en<br />

vergaar<strong>de</strong> min<strong>de</strong>r ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> etnografische informatie dan een verzamelaar van een eeuw later.<br />

Bij wijze van illustratie noemen we één voorbeeld van een verzamelaar uit het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> 19 e<br />

eeuw: Carl Benjamin Hermann Baron von Rosenberg. Hij heeft voor zowel het museum in Batavia als<br />

voor het museum in Lei<strong>de</strong>n verzameld. Helaas is nu in <strong>de</strong> collectie van het Nationaal <strong>Museum</strong> niet<br />

meer met zekerheid vast te stellen welke voorwerpen door hem zijn verzameld. Vooral twee 19 e -<br />

eeuwse omnummeringen van <strong>de</strong> Sumatra collecties van het Bataviaasch Genootschap hebben voor<br />

grote ondui<strong>de</strong>lijkheid en vewarring gezorgd. Na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek is nodig om hierin hel<strong>de</strong>rheid te<br />

brengen.<br />

C.B.H. Baron von Rosenberg. Afbeelding uit zijn in 1878 verschenen boek Der Malayische Archipel.<br />

Rosenberg werd in 1817 in Darmstadt geboren. Hij was weliswaar een telg uit een oud a<strong>de</strong>llijk<br />

geslacht, maar beschikte niet over <strong>de</strong> financiële mid<strong>de</strong>len om zijn eigen gang te kunnen gaan. Als<br />

jongeman had hij al <strong>de</strong> wens naar verre lan<strong>de</strong>n af te reizen, maar een militaire loopbaan lag meer in<br />

<strong>de</strong> lijn <strong>de</strong>r verwachtingen. Zijn studietijd was dan ook meer een voorbereiding op <strong>de</strong> militaire dienst<br />

dan op een aca<strong>de</strong>mische toekomst.<br />

14


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Na enkele jaren in het Hessische leger te hebben gediend, meld<strong>de</strong> Rosenberg zich voor het<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse koloniale leger. Blijkbaar had hij nog steeds geen geld, want hij moest genoegen nemen<br />

met <strong>de</strong> rang van korporaal.<br />

In mei 1840 arriveer<strong>de</strong> Rosenberg op Java. Hij werd vervolgens overgeplaatst naar Sumatra, waar hij<br />

on<strong>de</strong>r meer assistent van <strong>de</strong> geoloog Frans Junghuhn (1809-1864) werd.<br />

Frans Junghun (1809-1864).<br />

Hij nam ook regelmatig <strong>de</strong>el aan militaire expedities in het Batak gebied, dat op dat moment nog niet<br />

stevig on<strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse controle stond. Het moet die perio<strong>de</strong> zijn geweest waarin Rosenberg<br />

diverse voorwerpen van <strong>de</strong> Batak verzamel<strong>de</strong>.<br />

Eén van <strong>de</strong> oudste Batakse toverstaven (tunggal panaluan) (RMV 79-3) moet door hem omstreeks<br />

1850 zijn verzameld, maar uit Rosenberg’s gepubliceer<strong>de</strong> en ongepubliceer<strong>de</strong> aantekeningen is niet<br />

precies op te maken wanneer en on<strong>de</strong>r welke omstandighe<strong>de</strong>n hij die staf heeft verworven. Wel<br />

schreef hij regelmatig over verlaten dorpen die door <strong>de</strong> soldaten wer<strong>de</strong>n aangetroffen, waardoor het<br />

erg moeilijk was met <strong>de</strong> lokale bevolking in contact te komen. Het lijkt waarschijnlijk dat Rosenberg<br />

heeft geprofiteerd van het gegeven dat <strong>de</strong> lokale bevolking zich uit <strong>de</strong> voeten maakte zodra een<br />

legerpatrouille na<strong>de</strong>r<strong>de</strong>.<br />

Toverstaf (<strong>de</strong>tail), tunggal panaluan, verzameld door Rosenberg (RMV 79-3).<br />

15


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Vanaf 1845 maakte Rosenberg <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> Generale Staf in Padang (West-Sumatra) en kreeg hij<br />

meer en meer <strong>de</strong> kans zijn bre<strong>de</strong> interessesfeer te ontwikkelen. Hij <strong>de</strong>ed veel cartografisch werk en<br />

reis<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r meer langs <strong>de</strong> eilan<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> westkust van Sumatra.<br />

Voorou<strong>de</strong>rbeeldje, Nias, verzameld door C.B.H. von Rosenberg (RMV 695-5).<br />

In 1847 en in 1849 <strong>de</strong>ed hij <strong>de</strong> Mentawai eilan<strong>de</strong>n aan en in 1852 bezocht hij het eiland Enggano. In<br />

die tijd begon hij tevens zijn bevindingen te publiceren en een gestage stroom artikelen kwam op<br />

gang. Zo was hij één van <strong>de</strong> eersten die enigszins betrouwbare informatie over <strong>de</strong> bevolking van<br />

Enggano publiceer<strong>de</strong>. Het stond allemaal nog ver af van he<strong>de</strong>ndaags volkenkundig veldwerk -<br />

Rosenberg’s verblijf op Enggano duur<strong>de</strong> slechts twee weken en vanwege ziekte was hij niet in staat<br />

<strong>de</strong> binnenlan<strong>de</strong>n in te gaan – , maar het was een begin.<br />

Zoals eer<strong>de</strong>r opgemerkt werd <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> volkenkundige observaties in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> 19 e<br />

eeuw steeds beter. Ook Rosenberg - oorspronkelijk geen etnograaf - ontwikkel<strong>de</strong> zich in dit opzicht. In<br />

1855 trad hij in dienst van het Topografisch Bureau in Batavia en in 1859 liet hij het militaire leven<br />

achter zich.<br />

‘Kaart <strong>de</strong>r Groote Geelvinkbaai’, in 1869 samengesteld door Rosenberg.<br />

16


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Hij kwam in dienst van <strong>de</strong> koloniale overheid en werd vrijgesteld om zich te wij<strong>de</strong>n aan<br />

wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek. Vanaf dat moment richtte hij zich vooral op Oost-Indonesië. Hij was al op<br />

Nieuw-Guinea geweest, maar nu kon hij ook <strong>de</strong> Molukken, <strong>de</strong> Kleine Soenda eilan<strong>de</strong>n en Sulawesi<br />

bezoeken. Zijn geschriften bleven regelmatig verschijnen, maar zoals zo vaak bij vroege on<strong>de</strong>rzoekers<br />

kreeg ook hij veel en in toenemen<strong>de</strong> mate last van tropische ziekten. In 1871 trad hij daarom <strong>de</strong>finitief<br />

uit overheidsdienst en verliet hij Indië. Terug in Europa ontving Rosenberg voor zijn vele<br />

werkzaamhe<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rscheidingen van zowel <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse staat als van enkele Duitse staten,<br />

zoals zijn bakermat Hessen. In 1878 verscheen het boek Der Malaysische Archipel waarin hij op<br />

toegankelijke wijze zijn avonturen in Ne<strong>de</strong>rlandsch-Indië heeft beschreven. In 1888 overleed hij te Den<br />

Haag.<br />

Rosenberg’s zeer productieve leven is niet in enkele alinea’s te vatten. Hij heeft veel geschreven en<br />

als wetenschappelijk ambtenaar heeft hij grote <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> archipel bereisd. In Batavia was<br />

Rosenberg eveneens betrokken bij het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.<br />

Hij wordt in <strong>de</strong> Notulen regelmatig genoemd; vooral als schenker van collecties, maar hij was ook in<br />

an<strong>de</strong>re opzichten bij het Genootschap betrokken. Hij publiceer<strong>de</strong> in het Tijdschrift van het Bataviaasch<br />

Genootschap en adviseer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r meer over <strong>de</strong> categorie in<strong>de</strong>ling die gebruikt zou wor<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong><br />

eerste catalogus.<br />

Waar het aantal grootschalig opgezette wetenschappelijke expedities in <strong>de</strong> 19 e en 20 e eeuw in het<br />

toenmalig Ne<strong>de</strong>rlands Indië op <strong>de</strong> vingers van een of twee han<strong>de</strong>n zijn te tellen, komen wij voor het<br />

aantal nijvere individuele verzamelaars vele han<strong>de</strong>n te kort. Daarmee is niet per sé gezegd dat zij voor<br />

<strong>de</strong> omvang of kwaliteit van <strong>de</strong> verzamelingen van <strong>de</strong> musea in Jakarta en Lei<strong>de</strong>n in evenredigheid<br />

belangrijker zijn geweest, dan <strong>de</strong> in gezamenlijkheid ploeteren<strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van grote expedities.<br />

Misschien geldt dat wèl voor <strong>de</strong> diversiteit van <strong>de</strong> collecties. Immers, op tal van locaties en momenten,<br />

geduren<strong>de</strong> tal van – soms lange – perio<strong>de</strong>s en met tal van verschillen<strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n,<br />

invalshoeken, motieven en ‘eigenaardighe<strong>de</strong>n’, heeft een baaierd aan individuen in Indië een zee aan<br />

kennis en bijpassen<strong>de</strong> objecten verzameld, die later <strong>de</strong> gemeenschap ten goe<strong>de</strong> zijn gekomen.<br />

Schild, Siberut, Mentawei eilan<strong>de</strong>n, verzameld door C.B.H. von Rosenberg (RMV 79-1).<br />

17


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Van <strong>de</strong> velen die zodoen<strong>de</strong>, net als Rosenberg, hun sporen hebben verdiend en/of achtergelaten,<br />

kunnen - als representanten van drie door ons on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n ‘hoofdgroepen’ - wor<strong>de</strong>n genoemd:<br />

1. <strong>de</strong> bestuursambtenaren:<br />

- O.L. Helfrich<br />

- J.E. Jasper<br />

- J.G.F. Rie<strong>de</strong>l<br />

- G.W.W.C. van Hoëvell<br />

2. <strong>de</strong> zen<strong>de</strong>lingen en missionarissen<br />

- B.F. Matthes<br />

- A.C. Kruyt en N. Adriani<br />

- B.A.G. Vroklage<br />

- P. Mid<strong>de</strong>lkoop<br />

3. <strong>de</strong> individuele collectioneurs<br />

- E. Jacobson<br />

- Th. A. Resink<br />

- W.O.J. Nieuwenkamp<br />

18


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

6. Geschenken<br />

Diverse geschenken van Indonesische vorsten aan Ne<strong>de</strong>rlandse machthebbers zijn in musea beland.<br />

In een aantal gevallen hebben we kunnen traceren dat geschenken ver<strong>de</strong>eld zijn tussen het<br />

Bataviaasch Genootschap en het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong>. Vooral in <strong>de</strong> context van <strong>de</strong><br />

complexe geschie<strong>de</strong>nis van Bali – een geschie<strong>de</strong>nis van allianties, veroveringen en geweld – zijn<br />

goe<strong>de</strong> voorbeel<strong>de</strong>n te vin<strong>de</strong>n. Maar ook el<strong>de</strong>rs, en in een an<strong>de</strong>re context, is sprake geweest van<br />

geschenken.<br />

Kratongeschenken aan gouverneurs-generaal<br />

Java stond bekend om <strong>de</strong> zeer verfijn<strong>de</strong>, rijke hofcultuur. Uitingen hiervan kwamen <strong>de</strong> musea binnen<br />

via geschenken die <strong>de</strong> vorsten van <strong>de</strong> Javaanse hoven bij verschillen<strong>de</strong> gelegenhe<strong>de</strong>n aanbo<strong>de</strong>n aan<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse koloniale regering.<br />

Hoewel het koloniale gezag zich in <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw vooral op Java had<br />

gevestigd, waren <strong>de</strong> vier vorstenhuizen van Centraal-Java relatief zelfstandig gebleven. In 1755 was<br />

het ou<strong>de</strong> Javaanse rijk Mataram opge<strong>de</strong>eld in <strong>de</strong> vorstenlan<strong>de</strong>n Yogyakarta en Surakarta, en in 1757<br />

en 1812 von<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>re afscheidingen plaats, respectievelijk van <strong>de</strong> Mangkunegaran in Surakarta en<br />

<strong>de</strong> Paku Alaman in Yogyakarta. De vorsten die over <strong>de</strong>ze rijkjes heersten, on<strong>de</strong>rhiel<strong>de</strong>n hun<br />

betrekkingen met <strong>de</strong> koloniale regering door het aanbie<strong>de</strong>n van geschenken aan <strong>de</strong> gouverneursgeneraal.<br />

Dezen kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> ca<strong>de</strong>aus zelf hou<strong>de</strong>n, of <strong>de</strong> geschenken laten verkopen. Volgens <strong>de</strong><br />

notulen van het Bataviaasch Genootschap <strong>de</strong>ed het gouvernement echter in 1858 een belangrijk<br />

voorstel:<br />

om zoodanige wapenen, kleedingstukken en <strong>de</strong>rgelijke, welke als geschenk of hul<strong>de</strong>betoon van<br />

inlandsche vorsten wor<strong>de</strong>n ontvangen en niet door <strong>de</strong> gouverneur-generaal wor<strong>de</strong>n overgenomen,<br />

doch aan welke historische waar<strong>de</strong> kan wor<strong>de</strong>n gehecht, voortaan niet meer in het openbaar te<br />

verkoopen, maar te bewaren, om als eene afzon<strong>de</strong>rlijke af<strong>de</strong>eling <strong>de</strong>r verzameling van het<br />

Genootschap bij hetzelf<strong>de</strong> te doen opnemen.<br />

Het genootschap ‘verklaar<strong>de</strong> zich volgaarne bereid <strong>de</strong> zorg over <strong>de</strong> bedoel<strong>de</strong> voorwerpen op zich te<br />

nemen’. De eerste die aan dit voorstel gehoor gaf, was Charles Ferdinand Pahud (1803-1873) die van<br />

1856 tot 1861 het ambt van gouverneur-generaal bekleed<strong>de</strong>, nadat hij in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1849-1855<br />

minister van Koloniën was geweest.<br />

GG. Charles Ferdinand Pahud <strong>de</strong> Mortanges (1803-1873).<br />

19


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Zo wer<strong>de</strong>n aan hem bijvoorbeeld staatsielansen (MNI E636 en E637 (1660 a en b)) geschonken door<br />

<strong>de</strong> Sultan van Yogyakarta, Hamengkubuwana VI, alsook een siersabel (MNI E632 (1671) door <strong>de</strong><br />

Sultan van Surakarta, Mangkunegara IV (1853-1881).<br />

Hamengkubuwana VI, Sultan van Yogyakarta, in hofkleding, ca. 1865.<br />

De gouverneur-generaal, die zich sinds 1867 Pahud <strong>de</strong> Mortanges mocht noemen, gaf <strong>de</strong>ze<br />

voorwerpen in 1860 aan het <strong>Museum</strong> van het Bataviaasch Genootschap.<br />

Een staatsielans (MNI E636 / 1660 a) en een siersabel (MNI E632 / 1671; rechts een <strong>de</strong>tail van <strong>de</strong> greep), aan GG. Pahud<br />

geschonken door respectievelijk <strong>de</strong> Sultan van Yogyakarta, Hamengkubuwana VI en door Mangkunegara IV, Sultan van<br />

Surakarta.<br />

20


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Ook het Leidse museum bezit geschenken van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> gevers, want Hamengkubuwana VI en<br />

Mangkunegara IV bo<strong>de</strong>n tussen 1861 en 1865 aan <strong>de</strong> opvolger van Pahud, gouverneur-generaal<br />

L.A.W.J. baron Sloet van <strong>de</strong> Beele, een aantal schitteren<strong>de</strong> geschenken aan.<br />

GG. L.A.W.J. baron Sloet van <strong>de</strong> Beele (1806-1890).<br />

Hij gaf <strong>de</strong>ze echter niet aan het museum in Batavia, maar hij nam ze mee naar Ne<strong>de</strong>rland als<br />

on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een mooie verzameling. Zijn collectie Indonesische sierwapens werd in 1888 met<br />

bewon<strong>de</strong>ring bekeken en op zijn verzoek beschreven door <strong>de</strong> conservator van ’s Rijks Ethnografisch<br />

<strong>Museum</strong>, dr. J.D.E. Schmeltz. Enkele jaren later, na zijn overlij<strong>de</strong>n in 1890, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze wapens voor<br />

hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n gul<strong>de</strong>ns per stuk door zijn erfgenamen aan dit museum verkocht. Voorbeel<strong>de</strong>n hiervan zijn<br />

een kris (RMV 1089-2) en een dolk (RMV 982-1) van Mangkunegara IV; en een wedung of hakmes<br />

(RMV 963-5) van <strong>de</strong> sultan van Yogyakarta.<br />

Kris (RMV 1089-2) en een dolk (RMV 982-1).<br />

21


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Hakmes, wedung, (RMV 963-5)<br />

Baron Sloet van <strong>de</strong> Beele had ook geschenken ontvangen van buiten <strong>de</strong> Javaanse Vorstenlan<strong>de</strong>n. Zo<br />

bevatte <strong>de</strong> verzameling een aantal geschenken (on<strong>de</strong>r meer een rijk versierd offermes, RMV 1050-2),<br />

die I Gusti Ngurah Ketut Djelantik, <strong>de</strong> regent van Buleleng, Noord-Bali, in 1864 aan hem had gegeven<br />

toen hij in Batavia op staatsbezoek was.<br />

I Gusti Ngurah Ketut Djelantik, <strong>de</strong> vorst van Buleleng, Noord-Bali, in 1864 op bezoek bij GG. Sloet van Beele.<br />

22


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Ceremoniële sier- of staatsiewapens waren een geliefd vorstelijk geschenk, maar <strong>de</strong> Indonesische<br />

vorsten bezaten zelf <strong>de</strong> belangrijkste collecties op dit gebied. Lansen waren waardigheidstekens die in<br />

processies wer<strong>de</strong>n meegedragen en bewaard wer<strong>de</strong>n als kostbare erfstukken, pusaka, die geluk<br />

brachten. De speciale vormen van <strong>de</strong> prachtige, met goud ingeleg<strong>de</strong> punten waren vaak door<br />

familiele<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vorst zelf ontworpen en had<strong>de</strong>n ie<strong>de</strong>r een eigen betekenis (bijvoorbeeld een punt<br />

in <strong>de</strong> vorm van een vogel die banyak angrem, broe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gans, wordt genoemd, MNI E636 / 1660a).<br />

Lanspunt in <strong>de</strong> vorm van een banyak angrem, ‘broe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gans’ (MNI E636 / 1660a).<br />

Bijzon<strong>de</strong>re dolken en krissen behoor<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> staatsregalia van <strong>de</strong> vorst. Het waren magischreligieuze<br />

voorwerpen, vaak met eigen namen, die <strong>de</strong> macht van <strong>de</strong> vorst vertegenwoordig<strong>de</strong>n.<br />

Baron Sloet van <strong>de</strong> Beele had zijn mooie collectie misschien <strong>de</strong>els te danken aan het feit dat hij in <strong>de</strong><br />

jaren van zijn gouverneur-generaalschap tevens ge<strong>de</strong>puteerd grootmeester van <strong>de</strong> vrijmetselarij was.<br />

Hoewel er in die perio<strong>de</strong> nog geen Indonesische le<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> loges waren aangesloten, bestond er wel<br />

een we<strong>de</strong>rzijdse sympathie tussen <strong>de</strong> Javaanse hoven en <strong>de</strong> vrijmetselarij.<br />

Bij het Bataviaasch Genootschap waren al wel vroeg le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Javaanse a<strong>de</strong>l aangesloten. Erelid<br />

was <strong>de</strong> al genoem<strong>de</strong> Mangkunegara IV, die in 1871 een bijzon<strong>de</strong>r geschenk gaf, rechtstreeks aan het<br />

museum. Volgens <strong>de</strong> notulen schonk hij ‘een compleet stel figuren van <strong>de</strong> wajang poerwa, dat in<br />

uitvoering en grootte voortreffelijk genoemd mag wor<strong>de</strong>n’ (MNI 1852 tot 1968). Zij wor<strong>de</strong>n genoemd in<br />

<strong>de</strong> grote studie over wayang purwa die L. Serrurier in 1896 publiceer<strong>de</strong>.<br />

Twee wayang kulit figuren, Batara Bayu en Batara Surya, Mid<strong>de</strong>n-Java, in 1871 geschonken door Sultan Mangkunegara IV<br />

(MNI 1856 en 1859).<br />

23


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

7. Militaire expedities<br />

Militaire expedities zijn ook belangrijke bronnen van collecties gebleken. Deze verzamelcontext is<br />

echter het meest omstre<strong>de</strong>n en sterk verbon<strong>de</strong>n met ethische vragen als: Met welk recht hebben <strong>de</strong><br />

koloniale overheersers voorwerpen met militair geweld uit Indonesië weggehaald En: Zijn <strong>de</strong><br />

Europese volkenkundige musea verlengstukken van ou<strong>de</strong>rwets koloniaal <strong>de</strong>nken Zo ja, wat moeten<br />

we dan nog met die musea<br />

Het met geweld on<strong>de</strong>r controle brengen van gebie<strong>de</strong>n wordt nu, terecht, gezien als een zwarte<br />

bladzij<strong>de</strong> in <strong>de</strong> koloniale geschie<strong>de</strong>nis. Ook toen <strong>de</strong> veldtochten plaatsvon<strong>de</strong>n, was er kritiek, maar<br />

over het algemeen twijfel<strong>de</strong> men niet fundamenteel aan het koloniale avontuur. Of het nu om gel<strong>de</strong>lijk<br />

gewin ging, of om het brengen van <strong>de</strong> Europese ‘beschaving’ en <strong>de</strong> christelijke religie, slechts<br />

weinigen twijfel<strong>de</strong>n openlijk aan het ‘groots dat werd verricht’. Militair ingrijpen hoor<strong>de</strong> daarbij. Een<br />

meer of min<strong>de</strong>r dubieuze rechtvaardiging bleek vaak snel gevon<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> gruwelijke confrontatie liet<br />

daarna al evenmin lang op zich wachten.<br />

De versterking Koetö Reh met <strong>de</strong> slachtoffers na het gevecht, 1904 (foto uit het verslag van J.C.J. Kempes (1905), Luitenant<br />

<strong>de</strong>r Artillerie en Adjudant van Van Daalen.<br />

In schril contrast tot <strong>de</strong> gruwelijkhe<strong>de</strong>n en ellen<strong>de</strong> die <strong>de</strong> militaire expedities voor <strong>de</strong> plaatselijke<br />

bevolking met zich meebrachten, lijkt allereerst <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> bewon<strong>de</strong>ring te staan voor <strong>de</strong> pracht en <strong>de</strong><br />

praal van <strong>de</strong> ontelbare kostbaarhe<strong>de</strong>n, die door diezelf<strong>de</strong> militaire acties schaamteloos aan <strong>de</strong><br />

plaatselijke bevolking waren ontnomen.<br />

Een twee<strong>de</strong> contrasteren<strong>de</strong> bijwerking van <strong>de</strong> gewelddadige on<strong>de</strong>rdrukking is geweest <strong>de</strong> grote<br />

opbloei in <strong>de</strong> wetenschappelijke belangstelling voor <strong>de</strong> letterlijk en figuurlijk terneergeslagen<br />

bevolkingsgroepen. Na het hardhandig opleggen van bestuurlijk gezag en het in bezit nemen van<br />

kostbare oorlogsbuit, volg<strong>de</strong> vrijwel direct - vol goe<strong>de</strong> bedoelingen en uit oprechte belangstelling - <strong>de</strong><br />

vreedzame, volkenkundige ontsluiting van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rworpen regio en <strong>de</strong> daar wonen<strong>de</strong> bevolking.<br />

Vooral <strong>de</strong> omvangrijke en belangwekken<strong>de</strong> etnografische collecties die toen ter plaatse wer<strong>de</strong>n<br />

bijeengebracht en later in Batavia of Lei<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>poneerd, zijn daarvan - nog altijd - <strong>de</strong><br />

tastbare getuigenissen.<br />

Tot <strong>de</strong> plaatsen waar <strong>de</strong> strafste militaire expedities zich hebben afgespeeld, waar <strong>de</strong> meeste morele<br />

ophef over is ontstaan, waar <strong>de</strong> kostbaarste buit is vergaard en waar nadien rijke volkenkundige<br />

collecties vandaan zijn gekomen, behoren:<br />

24


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

1894 Lombok<br />

Enkele hoofdrolspelers van <strong>de</strong> Lombok-expeditie in 1894: Op <strong>de</strong> voorste rij v.l.n.r. Anak Agung Ketut Karangasem, Generaal-<br />

Majoor P.P.H. van Ham, Generaal-Majoor J.A. Vetter, Resi<strong>de</strong>nt M.C. Dannenbargh en Gusti Djelantik (foto RMV 11671-30).<br />

Verwoesting van Pagesangan-Oost. `Op gelijke wijze was geheel Mataram en <strong>de</strong> helft van Cakranegara verwoest’.<br />

(foto RMV 11671-10/26)<br />

25


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

1904 Aceh (Sumatra)<br />

Verzamelen en ‘het ruwe werk <strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rwerping. Van Daalen, Snouck Hurgronje en <strong>de</strong><br />

etnografische ontginning van Noord-Sumatra<br />

Commandant G.C.E. van Daalen in zijn hangmat (links) ten tij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> militaire expeditie in Noord-Sumatra (1904).<br />

1905 – 1906 Bone en Gowa (Sulawesi)<br />

La Pawawoi, <strong>de</strong> laatste Buginese vorst van Bone wordt in 1906, on<strong>de</strong>r toeziend oog van KNIL militairen, naar <strong>de</strong> draagstoel<br />

gebracht die hem naar zijn verbanningsoord Bandung zal brengen.<br />

26


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

1906 en 1908 Badung en Klungkung (Bali)<br />

Het stoffelijke overschot van <strong>de</strong> vorst van Badung wordt na <strong>de</strong> puputan (een gezamenlijke zelfmoordactie) overgebracht naar<br />

het paleis van Denpassar (foto Van Wee<strong>de</strong>, colectie KITLV 10107).<br />

Oorlogsbuit na <strong>de</strong> verovering van Klungkung<br />

Foto met links, staan<strong>de</strong> naast <strong>de</strong> vorst Déwa Agung Djambé, kroonprins Déwa Agung Gedé Agung, kort voor <strong>de</strong> puputan<br />

(gezamenlijke zelfmoord). Rechts het sieraad dat hij op <strong>de</strong> foto nog om zijn hals droeg (MNI E 821 / 14891).<br />

27


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

1907 – 1915 Nieuw-Guinea<br />

Naast <strong>de</strong>ze, door nietsontzien<strong>de</strong> ijzervreters gelei<strong>de</strong> en uitgevoer<strong>de</strong> militaire (straf)expedities, zijn er<br />

gelukkig ook an<strong>de</strong>re georganiseer<strong>de</strong> troepenbewegingen geweest. Daarbij hebben <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemers in<br />

pais en vree - maar ook met pijn en moeite - zich een weg gebaand door toen nog onbeken<strong>de</strong><br />

streken. Vooral <strong>de</strong> jarenlange militaire verkenningen en breed georiënteer<strong>de</strong> verzamelactiviteiten in<br />

Nieuw-Guinea en nabij gelegen eilan<strong>de</strong>ngroepen moeten hier wor<strong>de</strong>n genoemd.<br />

Voor <strong>de</strong> kennis over <strong>de</strong> bevolkingsgroepen waarmee men in contact kwam en voor <strong>de</strong> omvangrijke<br />

uitbreiding van <strong>de</strong> volkenkundige collecties in <strong>de</strong> musea in Batavia en Lei<strong>de</strong>n, zijn <strong>de</strong>ze tochten in elk<br />

geval van onschatbare waar<strong>de</strong> gebleken. Het verhaal over één militair commandant - ‘A.J. Gooszen:<br />

<strong>de</strong> Pionier in Nieuw-Guinea’ - wiens inspanning voor <strong>de</strong> verwerving van kennis over en voorwerpen<br />

uit Nieuw-Guinea van bijzon<strong>de</strong>r belang is geweest voor bei<strong>de</strong> musea, is in dit verband illustratief.<br />

Staf van het zui<strong>de</strong>lijke exploratie<strong>de</strong>tachement in 1908. Zittend met muts A.J. Gooszen (2).<br />

Ook het verhaal van W.O.J. Nieuwenkamp, een kunstschil<strong>de</strong>r die professioneel helemaal niets te<br />

maken had met militaire acties, maar die wel op 14 september 1906 op Bali aan het strand van Sanur<br />

zat te tekenen, toen daar op <strong>de</strong> oorlogsvloot van <strong>de</strong> militaire expeditie voor <strong>de</strong> kust verscheen, kan<br />

een bijzon<strong>de</strong>r licht werpen op een militair ingrijpen en <strong>de</strong> gevolgen daarvan voor <strong>de</strong> plaatselijke<br />

bevolking en cultuur.<br />

Tekening van W.O.J. Nieuwenkamp van <strong>de</strong> aankomst van <strong>de</strong> oorlogsvloot bij het strand van Sanur, 14 september 1906.<br />

28


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Slotwoord<br />

De Engelse uitdrukking Shared Cultural Heritage kan op twee manieren wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd: als<br />

ge<strong>de</strong>eld cultureel erfgoed of als gezamenlijk cultureel erfgoed. Hier wor<strong>de</strong>n bewust bei<strong>de</strong><br />

betekenissen gebruikt. De collecties die in het ka<strong>de</strong>r van het project zijn bestu<strong>de</strong>erd, zijn weliswaar<br />

ooit ver<strong>de</strong>eld tussen Batavia en Lei<strong>de</strong>n, maar zijn tegelijkertijd afkomstig uit één en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> bron:<br />

verzamelaar, schenker of archeologische vindplaats. Hoewel geproduceerd in <strong>de</strong> diverse<br />

Indonesische regio’s vormen <strong>de</strong> collecties een erfgoed dat Indonesië en Ne<strong>de</strong>rland<br />

gemeenschappelijk hebben en dat ook in gemeenschappelijkheid moet wor<strong>de</strong>n bena<strong>de</strong>rd; zowel<br />

wetenschappelijk als politiek. Studie naar <strong>de</strong> verzamelcontexten is voor <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring essentieel.<br />

Alleen als we meer weten over <strong>de</strong> verzamelcontexten van historische, koloniale verzamelingen<br />

kunnen we met open vizier naar het he<strong>de</strong>n kijken. Alleen dan kunnen we mo<strong>de</strong>llen gaan uitwerken die<br />

samenwerking in <strong>de</strong> toekomst mogelijk en vruchtbaar maken.<br />

We kunnen in dit project niet alles tegelijkertijd doen. Veel vragen blijven ook nu onbeantwoord. We<br />

willen echter wel expliciet aandacht vragen voor datgene wat voorheen vaak niet genoemd werd; uit<br />

angst voor <strong>de</strong> politiek/culturele consequenties of uit onwetendheid of omdat men niet het belang ervan<br />

inzag. Wij vragen expliciet aandacht voor het boeien<strong>de</strong> verhaal van <strong>de</strong> verzamelcontext: een stuk<br />

koloniale geschie<strong>de</strong>nis met <strong>de</strong> collecties als referentiepunten. Er is veel te leren van <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis<br />

van het verzamelen.<br />

Links een beeld van Prajnaparamita, godin van <strong>de</strong> opperste wijsheid, Singasari, Java, 13 e eeuw (MNI 1403-1587). Dit beeld<br />

heeft jarenlang als vast on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el en topstuk van <strong>de</strong> openbare opstelling in het museum te Lei<strong>de</strong>n gestaan. In 1977 is het<br />

teruggeven aan Indonesië en se<strong>de</strong>rtdien maakt het <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> collectie van het Nationaal <strong>Museum</strong>.<br />

Rechts een voorou<strong>de</strong>rfiguur, korwar, Biak, Nieuw-Guinea, in 1916 verzameld door W.K.H. Feuilletau <strong>de</strong> Bruyn (MNI 17632).<br />

29


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

Literatuur<br />

Bloembergen, M.<br />

Groot, J.P.M.<br />

'Van <strong>de</strong> Grote Rivier naar het Koningsplein. Het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en<br />

Wetenschappen 1778-1867' (2006)<br />

Müller, S.<br />

Rosenberg, C.B.H. von<br />

1 NBG 1863: 150-151<br />

2 NBG 1863: 151<br />

3 NBG 1863: 151<br />

4 NBG 1863: 143<br />

5 Raffles, Sir Thomas Stamford Bingley, 1781–1826, British East Indian administrator. He was one of the foun<strong>de</strong>rs of<br />

Britain's empire in East Asia. Beginning his career (1795) as a clerk in the British East India Company, he was sent to Pinang,<br />

Malaya (Malaysia), in 1805 as assistant secretary. Through his knowledge of the Malay language and customs he played a<br />

large part in planning the capture of Java from the Dutch. He ruled Java as lieutenant governor (1811–15) and reduced the<br />

power of native princes. Raffles also reorganized the administration, launched reforms in taxation, abolished forced labor and<br />

feudal dues, and provi<strong>de</strong>d security of land tenure. Recalled (1815) on the eve of Java's restoration to the Dutch, he returned to<br />

England, where his History of Java (1817) was published. While lieutenant governor of Bencooleen in Sumatra (1818–23), he<br />

introduced coffee and sugar cultivation and established schools. He secured the transfer (1819) of Singapore to the East India<br />

Company and initiated policies that contributed greatly to Singapore's vital role in the lucrative China tra<strong>de</strong>. Raffles was<br />

outstanding for his liberal attitu<strong>de</strong> toward peoples un<strong>de</strong>r colonial rule, his rigorous suppression of the slave tra<strong>de</strong>, and his zeal<br />

in collecting historical and scientific information. He played the chief role in founding the Zoological Society of London and was<br />

its first presi<strong>de</strong>nt. He was knighted in 1817.<br />

6 Koning Willem I nam na <strong>de</strong> Franse tijd het heft stevig in han<strong>de</strong>n. Hij bevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> niet alleen <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l sterk, maar had ook<br />

aandacht voor <strong>de</strong> wetenschap. Bij Koninklijk Besluit werd in 1820 <strong>de</strong> Natuurkundige Commissie opgericht. Deze had tot taak<br />

voorwerpen van natuur- en volkenkundige aard te verzamelen in Ne<strong>de</strong>rlands Indië. Daartoe wer<strong>de</strong>n mensen met overheidsgeld<br />

uitgezon<strong>de</strong>n of wer<strong>de</strong>n contracten met verzamelaars afgesloten. De commissie heeft 18 le<strong>de</strong>n geteld. Van dit achttiental<br />

overle<strong>de</strong>n er 12 in Indië, vijf hiervan al binnen drie jaar. De commissie werd in 1850 opgeheven. De verzamel<strong>de</strong> natuurkundige<br />

voorwerpen wer<strong>de</strong>n in het Leids museum opgeslagen. Zij maakten van het museum een wereldcentrum voor <strong>de</strong> kennis van <strong>de</strong><br />

fauna van Zuidoost-Azië. Vele latere inspanningen van het museum, tot en met <strong>de</strong> recente expedities, bouwen voort op <strong>de</strong><br />

fundamenten die in <strong>de</strong> eerste helft van <strong>de</strong> 19<strong>de</strong> eeuw wer<strong>de</strong>n gelegd.<br />

7 Heinrich Christian Macklot (1799 - 1832) was a German naturalist. Coenraad Jacob Temminck sent Macklot with Heinrich Boie<br />

and Salomon Müller to Asia to collect specimens for the Natural history museum of Lei<strong>de</strong>n. Macklot visited New Guinea and the<br />

island of Timor from 1828 to 1830 on board Triton.<br />

8 Dr Salomon Müller (1804 - 1864) was a German naturalist. Müller was the son of a saddler in Hei<strong>de</strong>lberg. In 1823 Müller,<br />

along with Heinrich Boie and Heinrich Christian Macklot, was sent by Coenraad Jacob Temminck to collect specimens in the<br />

East Indies. Müller visited Indonesia in 1826, New Guinea and Timor in 1828, Java in 1831 and Sumatra between 1833 and<br />

1835.<br />

9 Coenraad Jacob Temminck (March 31, 1778 - January 30, 1858) was a Dutch aristocrat and zoologist.<br />

Temminck was the first director of the National Natural History <strong>Museum</strong> at Lei<strong>de</strong>n from 1820 until his <strong>de</strong>ath. His Manuel<br />

d'ornithologie, ou Tableau systematique <strong>de</strong>s oiseaux qui se trouvent en Europe (1815) was the standard work on European<br />

birds for many years. He inherited a large collection of bird specimens from his father, who was treasurer of the Dutch East India<br />

Company.<br />

Temminck was also the author of Histoire naturelle générale <strong>de</strong>s Pigeons et <strong>de</strong>s Gallinacées (1813-1817), Nouveau Recueil <strong>de</strong><br />

Planches coloriées d'Oiseaux (1820-1839), and contributed to the mammalian sections of Philipp Franz von Siebold's Fauna<br />

japonica (1844-1850).<br />

10 Georg Everard Rumphius (1627 - 1702) vertrok op 25 jarige leeftijd naar Ambon (Molukken) om koopman te wor<strong>de</strong>n in dienst<br />

van <strong>de</strong> VOC. Daar raakte hij echter bijzon<strong>de</strong>r geïnteresseerd in <strong>de</strong> tropische flora en fauna. Hij bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> <strong>de</strong> planten en<br />

krui<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> schelpen, lagere zeedieren en stenen.<br />

Tot aan zijn dood in 1702 heeft hij ondanks blindheid nog prachtige wetenschappelijke boeken geschreven en bloemen en<br />

insecten getekend of laten tekenen. Rumphius bijnaam was dan ook toepasselijk <strong>de</strong> ‘blin<strong>de</strong> ziener van Ambon’. Tot zijn<br />

bekendste werken behoren on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>ren het 12-<strong>de</strong>lige ‘Amboinsch kruidboek’ en ‘D'Amboinsche rariteitkamer’. Dit laatste<br />

werk is een van <strong>de</strong> weinige boeken die in <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong> eeuw verscheen over schelpen. Het eerste echte schelpenboek was<br />

van <strong>de</strong> Italiaan Fillipo Buonanni. Rumphius boek over <strong>de</strong> schelpen verscheen pas na zijn dood, in 1741.<br />

Het eerste <strong>de</strong>el van ‘Amboinsch kruidboek’ geeft een indruk van het imposante werk dat Rumphius lever<strong>de</strong>. Ook nu nog is het<br />

een veel geraadpleeg<strong>de</strong> bron voor <strong>de</strong> natuur van <strong>de</strong> Molukken.<br />

30


GEMEEN GOED. GEDEELD CULTUREEL ERFGOED IN HET MUSEUM NASIONAL INDONESIA<br />

EN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />

Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkun<strong>de</strong><br />

11 Nicolaus Engelhard (1761-1831), rond 1800 gouverneur van <strong>de</strong> noordoostkust van Java en een van <strong>de</strong> eersten die een<br />

bijzon<strong>de</strong>re belangstelling aan <strong>de</strong> dag leg<strong>de</strong> voor Hindoe-Javaanse oudhe<strong>de</strong>n. In zijn opdracht maakte in 1806 een genieofficier,<br />

H.C. Cornelius tekeningen van het Prambanan-tempelcomplex. Enkele jaren later, in 1811, <strong>de</strong>ed <strong>de</strong>ze Cornelius in<br />

opdracht van T.S. Raffles het zelf<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> Borobudur.<br />

12 Isidore van Kinsbergen (1821-1905). Ne<strong>de</strong>rlands fotograaf, acteur en schil<strong>de</strong>r. In 1851 kwam hij naar Indonesië en<br />

fotografeer<strong>de</strong> daar on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> tempels op het Diëng plateau en in 1873 <strong>de</strong> Borobudur.<br />

13 Kassian Céphas (1845-1912). From the early 1870s Kassian Céphas was photographer to the court of the Sultans of<br />

Yogyakarta. As such he was responsible for many portraits of the royal family, in particular during the reign of Sultan<br />

Hamengkubuwana VII. Besi<strong>de</strong>s portraits of the royal family, Kassian Cephas documented theatrical performances, ceremonies<br />

at court, and impressive temple ruins.<br />

31

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!