25.12.2014 Views

raamplan ICT - VVKSO - ICT-coördinatoren

raamplan ICT - VVKSO - ICT-coördinatoren

raamplan ICT - VVKSO - ICT-coördinatoren

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

VLAAMS VERBOND VAN HET<br />

KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS<br />

RAAMPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS<br />

Informatie- en communicatietechnologie<br />

1e graad<br />

1e leerjaar A en/of 2e leerjaar<br />

Licap – Brussel D/2003/0279/027 September 2003


Inleiding<br />

Op 1 september 1991 werd het vak AV Informatica verplicht ingevoerd in de meeste studierichtingen van de 2e<br />

graad ASO, KSO en TSO. Op dat ogenblik bleek dit de meest geschikte benadering om alle leerlingen verplicht<br />

te laten kennismaken met informatica. Bijna 10 jaar later bleek de situatie echter – zoals overigens van<br />

meet af aan verwacht werd – in aanzienlijke mate geëvolueerd te zijn. Er heerste een vrij algemene consensus<br />

dat alle leerlingen de basisvaardigheden <strong>ICT</strong> (Informatie- en communicatietechnologie) op veel jongere leeftijd<br />

horen te verwerven.<br />

Daarom werd een <strong>raamplan</strong> uitgeschreven dat vanaf 1 september 2001 het kader bood om de basisvaardigheden<br />

<strong>ICT</strong> aan alle leerlingen van de eerste graad aan te bieden op basis van ongeveer 25 wekelijkse lestijden in<br />

de 1e graad van de A-stroom, bij voorkeur in het eerste leerjaar. Bovendien wordt vanaf 1 september 2003 in de<br />

tweede graad ASO-KSO-TSO een vernieuwd leerplan voor het vak Informatica progressief ingevoerd, dat rekening<br />

houdt met de vaardigheden die de leerlingen reeds in de eerste graad verworven hebben.<br />

In dit <strong>raamplan</strong> worden eerst de achtergronden van deze beslissing toegelicht. Voorts vindt u hier een overzicht<br />

van de verschillende scenario’s die de scholen kunnen toepassen bij de invoering van <strong>ICT</strong> in de eerste graad.<br />

Opzet en modaliteiten van het Vlaams <strong>ICT</strong>-attest (VIA) worden toegelicht. De opsomming van doelstellingen en<br />

leerinhouden van <strong>ICT</strong> in de eerste graad is uitvoerig voorzien van pedagogisch-didactische wenken. Tenslotte<br />

wordt ook aan de evaluatie en aan de minimale materiële vereisten aandacht besteed.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 3 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


Inhoud<br />

Inleiding ....................................................................... 3<br />

Inhoud ......................................................................... 5<br />

1 Achtergronden van de invoering van <strong>ICT</strong> in de eerste graad .......................... 7<br />

1.1 Eerste kennismaking nodig op jongere leeftijd ......................................... 7<br />

1.2 Basisvaardigheden <strong>ICT</strong> verwerven binnen of buiten het onderwijs ........................... 7<br />

1.3 Basisvaardigheden <strong>ICT</strong> verwerven in het lager of het secundair onderwijs ..................... 7<br />

2 Mogelijke scenario’s voor de invoering van <strong>ICT</strong> in de eerste graad ..................... 8<br />

2.1 Als afzonderlijk vak ........................................................... 8<br />

2.2 Binnen TV Technologische opvoeding .............................................. 8<br />

2.3 Geïntegreerd in diverse vakken ................................................... 8<br />

2.4 Onder de vorm van remediëring ................................................... 9<br />

3 Het Vlaams <strong>ICT</strong>-attest (VIA) .................................................... 9<br />

4 Algemene doelstellingen van het <strong>raamplan</strong> ...................................... 10<br />

5 Raamplandoelstellingen, leerinhouden, pedagogisch-didactische wenken .............. 10<br />

5.1 Structuur van het <strong>raamplan</strong> ..................................................... 10<br />

5.2 Volgorde van de onderdelen van het <strong>raamplan</strong> ........................................ 10<br />

5.3 Aantal lestijden ............................................................. 11<br />

5.4 Heterogene voorkennis, differentiatie .............................................. 11<br />

5.5 Klemtoon op utilitaire vaardigheden ............................................... 12<br />

5.6 Samenwerking met de andere vakken ............................................. 12<br />

6 Kennismaking met de computerconfiguratie ...................................... 13<br />

6.1 Gegevensverwerking .......................................................... 13<br />

6.2 Verwerking door de computer ................................................... 13<br />

6.3 Opslag door een computer ..................................................... 14<br />

6.4 Invoer en uitvoer door een computer ............................................... 14<br />

6.5 Communicatie en netwerken .................................................... 15<br />

6.6 Een computersysteem gebruiken ................................................ 15<br />

7 Sleutelattitudes bij het werken met software ..................................... 16<br />

8 Elementaire vaardigheden bij het werken met software ............................. 17<br />

8.1 Omgaan met het toetsenbord ................................................... 17<br />

8.2 Omgaan met een grafische gebruikersinterface ....................................... 18<br />

9 Het besturingssysteem ....................................................... 19<br />

9.1 Organisatie van de harde schijf .................................................. 19<br />

9.2 Omgaan met programma’s ..................................................... 20<br />

9.3 Omgaan met gegevensbestanden ................................................ 20<br />

10 Tekstverwerking ........................................................... 21<br />

10.1 Invoer van tekst ............................................................. 21<br />

10.2 Opmaak van tekst en figuren .................................................... 22<br />

10.3 Afdrukken van tekst .......................................................... 22<br />

11 Het Internet ............................................................... 23<br />

11.1 Het Internet ................................................................ 23<br />

11.2 Surfen op het Internet ......................................................... 23<br />

11.3 E-mail .................................................................... 24<br />

12 Ergonomie ................................................................ 24<br />

13 Evaluatie ................................................................. 25<br />

14 Minimale materiële vereisten ................................................. 25<br />

14.1 Programmatuur ............................................................. 25<br />

14.2 Apparatuur ................................................................ 26<br />

14.3 Overige ................................................................... 26<br />

15 Vragen, reacties en commentaar .............................................. 26<br />

Informatie- en communicatietechnologie 5 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


BIJLAGE: Vlaams <strong>ICT</strong>-attest (VIA) – Vereiste kennis, vaardigheden en attitudes ............... 27<br />

1 Computer en randapparatuur ................................................. 27<br />

1.1 Computersysteem ........................................................... 27<br />

1.2 Processor en werkgeheugen .................................................... 27<br />

1.3 Gegevensdragers ............................................................ 27<br />

1.4 Randapparatuur ............................................................. 28<br />

1.5 Netwerken ................................................................. 28<br />

2 Besturingssysteem .......................................................... 28<br />

2.1 Besturingssysteem .......................................................... 28<br />

2.2 Opstarten en afsluiten van de computer ............................................ 29<br />

2.3 Organisatie en gebruik van een schijf(volume) ........................................ 29<br />

2.4 Programma’s en bestanden .................................................... 29<br />

3 Tekstverwerking ........................................................... 30<br />

4 Rekenblad ................................................................ 31<br />

5 Gegevensbeheer ........................................................... 32<br />

6 Presentaties ............................................................... 33<br />

7 Internet .................................................................. 33<br />

8 Algemene vaardigheden en attitudes ........................................... 34<br />

8.1 Gebruik van toetsenbord en muis ................................................. 34<br />

8.2 Gebruikersinterface .......................................................... 35<br />

8.3 Sleutelvaardigheden en -attitudes ................................................ 35<br />

8.4 Ergonomie ................................................................. 36<br />

8.5 <strong>ICT</strong> en maatschappij .......................................................... 36<br />

Informatie- en communicatietechnologie 6 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


1 Achtergronden van de invoering van <strong>ICT</strong> in de eerste graad<br />

1.1 Eerste kennismaking nodig op jongere leeftijd<br />

Sedert 1 september 1991 is Informatica een verplicht vak in de meeste studierichtingen van de tweede graad.<br />

Tien jaar later drong zich echter om verschillende redenen de noodzaak op om de leerlingen niet langer pas in<br />

de tweede graad van het secundair onderwijs, maar op jongere leeftijd in staat te stellen de basisvaardigheden<br />

van <strong>ICT</strong> te verwerven:<br />

• Leerlingen moeten <strong>ICT</strong> zo snel mogelijk in de diverse vakken van het curriculum integreren, dit wil zeggen<br />

vanaf de eerste graad. Maar om <strong>ICT</strong> te integreren binnen andere vakken, moeten de leerlingen eerst enkele<br />

basisvaardigheden <strong>ICT</strong> verwerven.<br />

• Meer en meer leerlingen beschikken thuis over een pc, wat tot gevolg heeft dat er bij het begin van de tweede<br />

graad voor het vak Informatica een zeer heterogene beginsituatie bestaat.<br />

• De explosieve verspreiding van het Internet en zijn toepassingen maakt het noodzakelijk dat de leerlingen<br />

veel vroeger met de actuele mogelijkheden van <strong>ICT</strong> geconfronteerd worden.<br />

• Via het pc/kd-project van de Vlaamse regering worden sedert 1 september 1998 een aanzienlijk aantal pc’s<br />

geïntroduceerd in de lagere scholen. Meer en meer leerlingen verwerven reeds in het lager onderwijs enige<br />

basisvaardigheden inzake <strong>ICT</strong>.<br />

1.2 Basisvaardigheden <strong>ICT</strong> verwerven binnen of buiten het onderwijs<br />

Steeds meer leerlingen hebben thuis toegang tot een pc. Moeten basisvaardigheden <strong>ICT</strong> dan nog wel in het<br />

onderwijs aangeleerd worden Het antwoord hierop is ondubbelzinnig ja.<br />

Anno 2000 had 42 % van de Belgen thuis toegang tot een pc (gegevens van NIS, Europese Commissie en<br />

INRA). Voorts beschikte 36,4% van de Belgische gezinnen met een telefoonaansluiting in 2001 ook over een<br />

Internetaansluiting (Europese Commissie) en telde België in december 2002 reeds 1 438 379 privé-Internetaansluitingen<br />

(NIS). Alhoewel deze getallen niet steeds gelijklopend zijn, blijkt toch zeer duidelijk dat nog altijd<br />

een meerderheid van de Vlaamse gezinnen thuis niet over een pc beschikt. Bovendien blijkt de aanwezigheid<br />

van een pc sterk te correleren met de inkomensklasse: volgens vroegere enquêtes van het NIS is het aantal<br />

gezinnen in de hoogste inkomensgroep dat over een pc beschikt, vijf maal groter dan het aantal gezinnen in de<br />

laagste inkomensgroep dat over een pc beschikt.<br />

Met dergelijke cijfers is de veelbesproken duale maatschappij bijna een feit. Er kan dus geen twijfel over bestaan<br />

dat de katholieke school hier haar maatschappelijke verantwoordelijkheid moet opnemen. Leerlingen die<br />

geen basisvaardigheden <strong>ICT</strong> verworven hebben, dragen in onze hedendaagse maatschappij een formidabele<br />

handicap. De school moet tot het uiterste gaan om alle leerlingen maximaal te initiëren in de kennis, de vaardigheden<br />

en de attitudes die zij nodig hebben in de kennismaatschappij.<br />

1.3 Basisvaardigheden <strong>ICT</strong> verwerven in het lager of het secundair onderwijs<br />

Het verwerven van basisvaardigheden <strong>ICT</strong> wordt vaak vergeleken met leren lezen en leren schrijven. Horen deze<br />

basisvaardigheden niet thuis in het lager onderwijs Ook hier is het antwoord op termijn ondubbelzinnig ja.<br />

Voorlopig is de situatie in het lager onderwijs echter te heterogeen om er in het secundair onderwijs systematisch<br />

en structureel op voort te bouwen. Het VVKBaO (Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs)<br />

heeft een leerlijn ontwikkeld die basisscholen helpt om op systematische wijze bij leerlingen aan bepaalde <strong>ICT</strong>kennis<br />

en -vaardigheden te werken. Deze leerlijn vormt een ordeningsmodel van doelstellingen. Het is geen<br />

leerplan en is derhalve niet bindend. De leerlingen worden er niet over geëvalueerd. De doelstellingen worden<br />

niet nagestreefd in afzonderlijke lessen over de computer, maar wel verwerkt in allerlei activiteiten voor diverse<br />

vakken.<br />

Het <strong>VVKSO</strong> gaat er dan ook van uit dat na een overgangsfase de basisvaardigheden <strong>ICT</strong> in het basisonderwijs<br />

en niet meer in het secundair onderwijs aangeleerd moeten worden. Ondertussen kunnen de secundaire scho-<br />

Informatie- en communicatietechnologie 7 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


len zeer zinvolle initiatieven nemen in samenwerking met de basisscholen van hun regio, bijvoorbeeld door de<br />

leerkrachten van het basisonderwijs <strong>ICT</strong>-initiatie aan te bieden of door afspraken te maken inzake het onderhoud<br />

en het beheer van de <strong>ICT</strong>-infrastructuur.<br />

2 Mogelijke scenario’s voor de invoering van <strong>ICT</strong> in de eerste graad<br />

Omwille van de grote verscheidenheid tussen de scholen, laat het <strong>VVKSO</strong> de scholen vrij kiezen tussen enkele<br />

scenario’s:<br />

• de basisvaardigheden <strong>ICT</strong> worden aangeboden als een afzonderlijk vak van één wekelijkse lestijd in het<br />

keuzegedeelte;<br />

• de basisvaardigheden <strong>ICT</strong> worden ondergebracht in het vak TV Technologische opvoeding dat daartoe wordt<br />

uitgebreid met één wekelijkse lestijd;<br />

• de basisvaardigheden <strong>ICT</strong> worden geïntegreerd aangeboden binnen diverse bestaande vakken;<br />

• de leerlingen met <strong>ICT</strong>-tekorten worden geremedieerd op dezelfde wijze als ze geremedieerd worden voor<br />

tekorten voor andere vakken;<br />

• ...<br />

Geen enkel van de genoemde scenario’s wordt opgelegd. De school kan eventueel zelf nog een ander scenario<br />

uitwerken of een combinatie van scenario’s toepassen. Bij haar keuze tussen deze scenario’s laat de school<br />

zich leiden door de inzet, de motivatie en de voorkennis van de betrokken leraren, door de heterogeniteit van de<br />

voorkennis van de leerlingengroep en door de beschikbaarheid van pc-infrastructuur binnen de school.<br />

We lichten hierna elk van deze scenario’s bondig toe.<br />

2.1 Als afzonderlijk vak<br />

De school kan 1 wekelijkse lestijd uit het keuzegedeelte gebruiken om de basisvaardigheden <strong>ICT</strong> aan te bieden.<br />

Als benaming van het vak kan men opteren voor AV Exploratie. De school heeft dan op soepele wijze de<br />

mogelijkheid het vak toe te vertrouwen aan de meest geschikte leerkrachten.<br />

Zolang de voorkennis van de meeste leerlingen inzake <strong>ICT</strong> eerder beperkt is – wat de eerstvolgende jaren nog<br />

vaak het geval zal zijn – geniet dit scenario zonder twijfel de voorkeur.<br />

2.2 Binnen TV Technologische opvoeding<br />

De basisvaardigheden <strong>ICT</strong> (Informatie- en Communicatietechnologie) lijken op basis van de benaming nauw aan<br />

te sluiten bij de leerinhouden van TV Technologische opvoeding (TO). Toch is er een duidelijk onderscheid. TO<br />

focusseert op het technologisch oplossingsproces: leerlingen leren een gegeven probleem systematisch<br />

oplossen in functie van de beschikbare technologie. Het probleemoplossend werken met handen en hersenen,<br />

en het ontdekken van technieken en materialen spelen een grote rol in TO. Bij de basisvaardigheden <strong>ICT</strong><br />

daarentegen is dit aspect veel minder sterk aanwezig; repetitieve werkzaamheden en encyclopedische kennis<br />

van de apparatuur komen er geregeld aan bod.<br />

Bovendien dient men erover te waken dat de leerplandoelstellingen en de eindtermen onverkort gerealiseerd<br />

worden. Dit kan indien men TV Technologische opvoeding uitbreidt met een uur uit het keuzegedeelte. Dit<br />

scenario is dan sterk vergelijkbaar met dit van 2.1 Als afzonderlijk vak .<br />

Informatie- en communicatietechnologie 8 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


2.3 Geïntegreerd in diverse vakken<br />

Als de school de verantwoordelijkheid om basisvaardigheden <strong>ICT</strong> aan te leren toevertrouwt aan leraren van<br />

diverse vakken, ontstaat er vanzelfsprekend een breder draagvlak voor de integratie van <strong>ICT</strong> binnen andere<br />

vakken. Alle betrokken leraren worden er dan immers toe gestimuleerd kennis te maken met <strong>ICT</strong>, en zijn<br />

verplicht zelf <strong>ICT</strong>-vaardigheid te verwerven. Bovendien zijn er geen structurele wijzigingen aan het lessenrooster<br />

nodig.<br />

In dit scenario moet de school werken aan een projectmatige, gecoördineerde aanpak van het <strong>raamplan</strong>, om<br />

een verwaterd en versnipperd aanbod te vermijden, gekenmerkt door grote verschillen in aanpak en terminologie.<br />

Sommige leraars AV zullen dit misschien ervaren als een verlies van tijd ten koste van het eigen vak en er<br />

zo weinig mogelijk aandacht aan besteden, er bewust of onbewust op rekenend dat de inhouden wel in de<br />

andere vakken aan bod zullen komen.<br />

Dit scenario stelt bovendien zeer hoge eisen aan de pc-infrastructuur op school. In principe moeten immers<br />

alle betrokken vakken kunnen gebruik maken van de computerklas. Ook de nascholing van de betrokken<br />

leerkrachten vormt een grote uitdaging; zij moeten immers voldoende vaardigheid en zelfvertrouwen verwerven<br />

om met de leerlingen in de computerklas aan de slag te gaan.<br />

Indien de voorkennis van de meeste leerlingen inzake <strong>ICT</strong> reeds behoorlijk is, dan geniet dit scenario de voorkeur,<br />

eventueel in combinatie met 2.4 Onder de vorm van remediëring (voor de leerlingen die de voorkennis nog<br />

ontberen). Op termijn wordt dit scenario steeds belangrijker, omdat men kan verwachten dat steeds meer<br />

leerlingen de basisvaardigheden geheel of gedeeltelijk verworven hebben vóór hun intrede in het secundair<br />

onderwijs.<br />

2.4 Onder de vorm van remediëring<br />

Leerlingen die bij de aanvang van het secundair onderwijs een achterstand inzake basisvaardigheden <strong>ICT</strong><br />

vertonen, kunnen afzonderlijk en specifiek voor deze tekorten geremedieerd worden, zoals dat ook gebeurt voor<br />

rekenen of taalvaardigheid. Deze benadering biedt vele differentiatiemogelijkheden en kan diverse noden opvangen<br />

in verband met de overgang van BaO naar SO en met de <strong>ICT</strong>-cultuur bij de leerlingen thuis.<br />

Toch kan dit scenario in de huidige context voor de meeste scholen omwille van het aantal te remediëren<br />

leerlingen neerkomen op een verkapte vorm van extra lessen. Enkel scholen in regio’s waar de lagere scholen<br />

een systematische <strong>ICT</strong>-inspanning doen en een relatief homogene instroom leveren, komen voor deze benadering<br />

in aanmerking.<br />

3 Het Vlaams <strong>ICT</strong>-attest (VIA)<br />

Het Vlaams <strong>ICT</strong>-attest (VIA) wordt uitgereikt aan leerlingen die op het einde van de tweede graad (ASO, KSO,<br />

TSO) een basispakket van <strong>ICT</strong>-kennis, -vaardigheden en -attitudes verworven hebben. Dit basispakket is vastgelegd<br />

in 134 doelstellingen en heeft betrekking op de volgende onderwerpen:<br />

• Computer en randapparatuur<br />

• Besturingssysteem<br />

• Tekstverwerking<br />

• Rekenblad<br />

• Gegevensbeheer<br />

• Presentaties<br />

• Internet<br />

• Algemene vaardigheden en attitudes<br />

Informatie- en communicatietechnologie 9 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


Deze VIA-doelstellingen zijn integraal opgesomd in de bijlage (zie blz. 28). De VIA-doelstellingen zijn hoofdzakelijk<br />

utilitair gericht, maar een aantal algemene vaardigheden en attitudes in het laatste hoofdstuk reiken veel<br />

verder dan het strikt utilitaire.<br />

De VIA-doelstellingen worden gespreid over de eerste en de tweede graad. Daartoe zijn ze letterlijk opgenomen<br />

in het <strong>raamplan</strong> Informatie- en Communicatietechnologie (eerste graad) en in de leerplannen voor het vak<br />

Informatica (tweede graad, ASO, KSO, TSO). De VIA-doelstellingen zijn gemerkt met een U-teken in de<br />

tweede kolom (zie blz. 14 en volgende).<br />

Leerlingen die op het einde van het tweede leerjaar van de tweede graad slagen voor het vak Informatica, worden<br />

derhalve geacht ook de VIA-doelstellingen te hebben verworven. Aan deze leerlingen kan derhalve het<br />

Vlaams <strong>ICT</strong>-attest uitgereikt worden.<br />

Aan leerlingen die op het einde van het 2e leerjaar van de 2e<br />

graad ASO, KSO of TSO slagen voor het vak Informatica, wordt<br />

derhalve automatisch het Vlaams <strong>ICT</strong>-attest uitgereikt.<br />

Alle doelstellingen moeten echter in gelijke mate nagestreefd worden: op dit vlak is er in het kader van het<br />

<strong>raamplan</strong> Informatie- en Communicatietechnologie geen onderscheid tussen de VIA-doelstellingen en de<br />

andere doelstellingen.<br />

Het Vlaams <strong>ICT</strong>-attest heeft geen wettelijke betekenis, maar wel een groot moreel gezag, want het wordt in<br />

gelijke vorm en onder gelijke modaliteiten uitgereikt door alle onderwijsverstrekkers van het secundair onderwijs<br />

in Vlaanderen.<br />

4 Algemene doelstellingen van het <strong>raamplan</strong><br />

De leerlingen dienen<br />

• elementaire kennis op te doen van <strong>ICT</strong>-apparatuur, vanuit het oogpunt van het eenvoudige gebruik;<br />

• elementaire vaardigheid te verwerven in het gebruik van toetsenbord en muis;<br />

• elementaire vaardigheid te verwerven in het gebruik van een grafische gebruikersomgeving;<br />

• elementaire tekstverwerkingsvaardigheden te verwerven;<br />

• elementaire vaardigheden te verwerven inzake het gebruik van het Internet, in het bijzonder wat surfen en e-<br />

mailen betreft;<br />

• bewust aandacht op te brengen voor de ergonomische aspecten van het werken met <strong>ICT</strong>.<br />

Het verwerven van deze basisvaardigheden is er uitdrukkelijk op gericht <strong>ICT</strong> vanaf het eerste jaar SO met<br />

succes te integreren in alle vakken.<br />

5 Raamplandoelstellingen, leerinhouden, pedagogisch-didactische wenken<br />

In hoofdstukken 6 tot en met 12 worden de concrete doelstellingen, de leerinhouden en de pedagogisch-didactische<br />

wenken opgesomd. We geven vooraf enkele algemene toelichtingen.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 10 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


5.1 Structuur van het <strong>raamplan</strong><br />

De hoofdstukken over tekstverwerking (hoofdstuk 10) en over het Internet (hoofdstuk 11) vormen in feite de kern<br />

van het leerplan. Het is in deze hoofdstukken dat de leerlingen de vaardigheden opdoen die hen in staat zullen<br />

stellen <strong>ICT</strong> te integreren in de andere vakken. Deze twee hoofdstukken vormen als het ware de top van een<br />

piramide waarvan de overige hoofdstukken (computerconfiguratie, besturingssysteem, ...) de fundamenten<br />

vormen. Deze laatste hoofdstukken vervullen dan ook geen andere functie dan steun te bieden aan de hoofdstukken<br />

over tekstverwerking en over het Internet.<br />

5.2 Volgorde van de onderdelen van het <strong>raamplan</strong><br />

De doelstellingen worden in thematische volgorde opgesomd, logisch gegroepeerd per onderwerp. Deze ordening<br />

wekt de indruk dat de doelstellingen ook in deze volgorde in de klas behandeld worden. Dit is zeker niet<br />

juist. De leraar legt zelf in zijn jaarplan de volgorde vast die hem het meest geschikt lijkt voor zijn klasgroep.<br />

De leraar dient er naar te streven de verschillende leerinhouden zo geïntegreerd mogelijk te behandelen. Dit<br />

houdt in dat nauw bij elkaar aansluitende onderwerpen uit verschillende hoofdstukken samen behandeld worden.<br />

Het bewaren van een tekst op een diskette kan bijvoorbeeld een aanleiding zijn om iets te vertellen over<br />

de diskette en het diskettestation, het afdrukken van een tekst kan een aanleiding zijn om iets te vertellen over<br />

de printer. Het heeft in de eerste graad bijvoorbeeld geen zin één of meer volledige lestijden uitsluitend te<br />

wijden aan een theoretische bespreking van de computerconfiguratie.<br />

5.3 Aantal lestijden<br />

Bij elk hoofdstuk geven we een raming van het vereiste aantal lestijden.<br />

Onderdeel van het <strong>raamplan</strong><br />

Aantal lestijden<br />

Kennismaking met de computerconfiguratie 5<br />

Sleutelattitudes bij het werken met software<br />

Elementaire vaardigheden bij het werken met software<br />

Doorlopend<br />

Doorlopend<br />

Het besturingssysteem 6<br />

Tekstverwerking 8<br />

Het Internet 6<br />

Ergonomie<br />

Doorlopend<br />

Totaal 25<br />

Deze raming is indicatief: de leraar is niet verplicht zich hier strikt aan te houden. Bovendien is de leraar, zoals<br />

reeds in punt 5.2 beklemtoond werd, niet verplicht alle doelstellingen van één hoofdstuk chronologisch na<br />

elkaar te behandelen. Indien bijvoorbeeld met een bepaald onderdeel vier lestijden geassocieerd worden, dan<br />

betekent dit dat, gespreid over het volledige schooljaar, in totaal ongeveer 4 lestijden aan dit onderdeel besteed<br />

worden, terwijl het best mogelijk is dat de leraar in de praktijk nooit langer dan een kwartier aan één stuk met<br />

het onderwerp bezig is geweest.<br />

Bij sommige hoofdstukken wordt de geraamde tijd omschreven met de term “Doorlopend”. Dit betekent dat de<br />

doelstellingen en de leerinhouden in elke les doorlopend aan bod (kunnen) komen. Deze doelstellingen en<br />

leerinhouden dienen derhalve geïntegreerd in alle hoofdstukken aan bod te komen.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 11 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


5.4 Heterogene voorkennis, differentiatie<br />

Ongetwijfeld zal de klasgroep in de eerste graad qua <strong>ICT</strong>-voorkennis vaak zeer heterogeen samengesteld zijn.<br />

Nogal wat leerlingen zullen in meerdere of in mindere mate ervaring hebben in het omgaan met <strong>ICT</strong>, bijvoorbeeld<br />

tijdens de lessen op de lagere school of via een pc thuis. Sommige leerlingen kunnen wellicht tienvingerblind<br />

typen, terwijl anderen met moeite sommige toetsen op het toetsenbord vinden. Het is belangrijk dat de<br />

leraar zich zeer goed bewust is van deze situatie en er actief op inspeelt.<br />

Vooreerst moet tijdens de lessen voldoende differentiatie ingebouwd worden, zodat alle leerlingen op hun kennis<br />

en hun kunde aangesproken worden. De leraar kan hierbij onder meer gebruik maken van de facultatieve<br />

doelstellingen en leerinhouden van het <strong>raamplan</strong>. Facultatieve doelstellingen en leerinhouden zijn steeds<br />

cursief geschreven.<br />

Voorts moet de leraar zich er voldoende van vergewissen of de leerlingen ook effectief de vaardigheden bezitten<br />

die ze beweren verworven hebben. Vooral bij leerlingen die zich op eigen houtje deze vaardigheden eigen<br />

gemaakt hebben, bestaat het risico dat dit onvolledig of onvoldoende grondig gebeurd is. In dat opzicht kan de<br />

opsomming van doelstellingen en leerinhouden ook gezien worden als een soort inventaris of checklist om na<br />

te gaan welke vaardigheden precies verworven zijn. Dit geldt in het bijzonder voor hoofdstukken zoals hoofdstuk<br />

8 (Elementaire vaardigheden bij het werken met software), waarvan sommige vaardigheden zeer voor de<br />

hand liggen.<br />

Tenslotte moet de leraar er op toezien dat álle leerlingen voldoende actief bij de les betrokken worden, ook de<br />

leerlingen die minder gemotiveerd lijken voor <strong>ICT</strong> of die enige <strong>ICT</strong>-achterstand ten opzichte van hun medeleerlingen<br />

hebben. De leraar dient hen aan te moedigen hun drempelvrees te overwinnen en actief mee te werken.<br />

Bovendien kan het beeld vertroebeld worden door leerlingen met veel computerervaring die enigszins opschepperig<br />

hun eigen vaardigheden vingervlug ten toon spreiden. Vooreerst is de kans groot dat de vaardigheden die<br />

deze leerlingen bezitten, niet de vaardigheden zijn die in het <strong>raamplan</strong> nagestreefd worden: wellicht munten<br />

deze leerlingen eerder uit in chatten, surfen en computerspelletjes, dan in de sleutelvaardigheden en -attitudes<br />

van hoofdstuk 7. Bovendien kan hun gedrag remmend werken op leerlingen die (nog) niet zo <strong>ICT</strong>-vaardig zijn,<br />

waardoor steeds dezelfde leerlingen de oefeningen oplossen en steeds dezelfde leerlingen hierop toekijken.<br />

Vanzelfsprekend moet de leraar dergelijke situaties tot elke prijs vermijden.<br />

5.5 Klemtoon op utilitaire vaardigheden<br />

Bij de meeste doelstellingen ligt de klemtoon op het utilitaire aspect: het kunnen is primordiaal. De leerling<br />

moet op deze basisvaardigheden immers kunnen voortbouwen bij het integreren van <strong>ICT</strong> in de andere vakken.<br />

Dit geldt vanzelfsprekend in verband met het leren omgaan met software (gebruikersinterface, tekstverwerker,<br />

browser, e-mailpakket). Dit geldt echter ook voor de computerconfiguratie: in geen geval is het de bedoeling<br />

uitgebreide theoretische of encyclopedische kennis op te doen van een computersysteem en zijn componenten.<br />

De leerling van de eerste graad moet deze componenten uitsluitend leren kennen vanuit een utilitair,<br />

functioneel aspect: waarvoor dienen deze apparaten, wat kan ik ermee doen, in welke omstandigheden heb ik<br />

ze nodig<br />

Bij de pedagogisch-didactische wenken wordt daarom vaak vermeld dat op bepaalde elementen niet ingegaan<br />

mag worden, om te vermijden dat de leraar te diep zou ingaan op theoretische of technische aspecten.<br />

5.6 Samenwerking met de andere vakken<br />

Veel onderdelen van het <strong>raamplan</strong> lenen zich uitstekend tot samenwerking met de collega’s van andere vakken,<br />

in het bijzonder de hoofdstukken over tekstverwerking, surfen op het web en e-mail. Het wordt zeer sterk<br />

aanbevolen zo snel mogelijk dergelijke samenwerking effectief toe te passen en er zorg voor te dragen dat de<br />

collega’s van de andere vakken op de hoogte zijn van de belangrijkste doelstellingen en leerinhouden van het<br />

<strong>raamplan</strong> <strong>ICT</strong> in de eerste graad. Deze samenwerking kan zich uitstrekken tot alle collega’s van de eerste<br />

graad.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 12 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


Ook een aantal vakoverschrijdende eindtermen Leren leren kunnen aan bod komen, onder meer begrijpend<br />

lezen, informatiebronnen hanteren, zelfredzaamheid. Het is belangrijk dan de link te kunnen leggen met de<br />

momenten waarop deze in andere vakken aan bod komen.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 13 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


DOELSTELLINGEN VIA INHOUDEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN<br />

6 Kennismaking met de computerconfiguratie Geraamde tijd: 5 lestijden<br />

De kennismaking met de computerconfiguratie heeft uitsluitend tot doel de leerlingen vertrouwd te maken met de namen en de functies van de belangrijkste componenten.<br />

De computerconfiguratie moet dus beschouwd worden vanuit het standpunt van de gebruiker. Het is niet de bedoeling encyclopedische kennis op te bouwen<br />

of in te gaan op technische details. Theoretische lessen moeten zoveel mogelijk vermeden worden; het is wenselijk dat de leerlingen zo snel mogelijk achter de<br />

computer plaatsnemen. Bij voorkeur worden de leerinhouden van dit hoofdstuk op samenhangende wijze verweven met de leerinhouden van de andere hoofdstukken. De<br />

printer en de diskette kunnen bijvoorbeeld aan bod komen op het ogenblik dat de leerlingen een tekst afdrukken of op diskette bewaren.<br />

6.1 Gegevensverwerking<br />

6.1.1 De hoofdfuncties van een gegevensverwerkend proces<br />

kennen en toelichten en in een schema voorstellen.<br />

6.1.2 De belangrijkste onderdelen van een computersysteem<br />

aanwijzen, benoemen en in verband brengen<br />

met de hoofdfuncties van het gegevensverwerkend<br />

proces.<br />

6.2 Verwerking door de computer<br />

6.2.1 De rol van de processor in algemene bewoordingen<br />

toelichten.<br />

6.2.2 De rol van het werkgeheugen (intern geheugen) en de<br />

belangrijkste kenmerken ervan toelichten.<br />

6.2.3 Zich permanent bewust zijn van de gevaren verbonden<br />

aan de vluchtigheid van het werkgeheugen.<br />

U Invoer, verwerking, opslag, uitvoer. De hoofdfuncties uitsluitend toelichten met concrete<br />

voorbeelden bij een computer.<br />

U<br />

Systeemeenheid en belangrijkste<br />

randapparaten.<br />

Onder meer:<br />

• invoer: toetsenbord, muis;<br />

• verwerking: systeemeenheid;<br />

• opslag: harde schijf, diskettestation, cd-speler, dvdspeler;<br />

• uitvoer: printer.<br />

Enkel omschrijven voor welke functie elk onderdeel gebruikt<br />

wordt, niet ingaan op de werking ervan.<br />

Engels jargon vermijden. Correcte Nederlandse terminologie<br />

nastreven. Rekening houden met de voorkennis<br />

van sommige leerlingen.<br />

U Centrale verwerkingseenheid. Enkel de functie toelichten, niet ingaan op de technische<br />

realisatie, de interne busarchitectuur e.d.<br />

U Capaciteit, vluchtigheid. Enkel de functie (tijdelijke opslag van programma’s en<br />

gegevens) toelichten, niet ingaan op technische details.<br />

Wat betekenen capaciteit en vluchtigheid voor de gebruiker:<br />

wat zijn de gevolgen van een stroomuitval, ...<br />

Aan de vorming van deze attitude moet zeer veel belang<br />

gehecht worden.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 14 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


DOELSTELLINGEN VIA INHOUDEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN<br />

6.2.4 De eenheden waarmee de capaciteit van een geheugen<br />

uitgedrukt wordt, kennen en kunnen gebruiken.<br />

Het verband aangeven tussen de capaciteit van een<br />

geheugen en de omvang van bestanden.<br />

6.3 Opslag door een computer<br />

6.3.1 Inzien waarom programma’s en gegevens permanent<br />

opgeslagen worden.<br />

6.3.2 De belangrijkste media voor de permanente opslag<br />

van gegevens kennen en gebruiken.<br />

6.3.3 De kenmerken van enkele belangrijke soorten gegevensdragers<br />

onderling vergelijken.<br />

6.3.4 Zorg dragen voor de gegevensdragers. De risico’s kennen<br />

waaraan deze bloot staan.<br />

6.4 Invoer en uitvoer door een computer<br />

6.4.1 Het begrip randapparatuur toelichten. Van de belangrijkste<br />

randapparaten de functie en het gebruik kennen.<br />

6.4.2 De verbindingskabels tussen de systeemeenheid en<br />

sommige randapparaten aanwijzen. Losgekomen verbindingen<br />

tussen randapparaten en de systeemeenheid<br />

opnieuw aansluiten.<br />

U Byte, kbyte, Mbyte, Gbyte, Tbyte... Ervaringsgericht werken, benaderen vanuit functioneel<br />

opzicht. Bijvoorbeeld: hoeveel bytes zijn nodig om een<br />

document van één pagina te bewaren. Geen ASCII-codes,<br />

geen berekeningen met binaire of hexadecimale codestelsels.<br />

Verband leggen met het werkgeheugen.<br />

U Harde schijf, diskette, cd, dvd. Niet op encyclopedische wijze benaderen, maar op<br />

functionele wijze: welke gegevensdrager wordt waarvoor<br />

gebruikt<br />

U Capaciteit, overschrijfbaarheid. Benaderen vanuit functioneel opzicht: welke gegevensdrager<br />

is het meest geschikt voor welke doeleinden<br />

U<br />

U<br />

U<br />

Krassen, stof, warmte, vochtigheid,<br />

mechanische druk, nabijheid van<br />

magnetische velden.<br />

Toetsenbord, muis, beeldscherm, diskettestation,<br />

harde schijf, cd-eenheid,<br />

dvd-eenheid, printer, ...<br />

Verbindingen tussen systeemcomponenten.<br />

Attitude van zorgzaamheid nastreven.<br />

Beperken tot terminologie, niet ingaan op de technische<br />

werking van de apparaten. Naar gelang van de studierichting<br />

en de aanwezige apparatuur kan men ingaan op<br />

andere randapparaten, bijvoorbeeld multimediacomponenten,<br />

scanner of plotter.<br />

Het computersysteem demystificeren. Niet ingaan op<br />

technische aspecten zoals het aantal pinnen of het onderscheid<br />

tussen parallel en serieel. De kabels traceren<br />

tot aan het contactpunt op de systeemeenheid. Het verschil<br />

met kabels voor stroomtoevoer beklemtonen.<br />

Ervaringsgericht werken. Beseffen dat niet noodzakelijk<br />

voor elk probleem hulp moet worden ingeroepen.<br />

Zelf kleine problemen leren oplossen (eventueel onder<br />

begeleiding van de leraar).<br />

Informatie- en communicatietechnologie 15 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


DOELSTELLINGEN VIA INHOUDEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN<br />

6.4.3 Enkele verbindingen tussen randapparaten en de systeemeenheid<br />

loskoppelen en terug insteken.<br />

6.4.4 Het beeldscherm afstellen voor optimaal gebruik. Bijvoorbeeld instellen van kantelhoek,<br />

helderheid, contrast.<br />

6.4.5 De printer bedienen, eenvoudige problemen detecteren<br />

en oplossen.<br />

U<br />

Eenvoudige problemen zoals geen<br />

papier aanwezig, niet on line, inktpatroon<br />

of toner leeg...<br />

De aandacht vestigen op het belang van een goede connectie<br />

en op de kwetsbaarheid van de pinnen. Geen ‘trial<br />

and error’: stekker en ingang goed bekijken vooraleer te<br />

proberen (eventueel onder begeleiding van de leraar).<br />

De zelfredzaamheid van de leerling bevorderen. Vermijden<br />

dat leerlingen onder ongunstige ergonomische omstandigheden<br />

werken.<br />

De zelfredzaamheid van de leerling bevorderen. Leren<br />

wachten op een afdruk. Geen 10 printopdrachten geven<br />

als de printer niet of niet snel genoeg reageert. Leren<br />

problemen detecteren en oplossen (eventueel onder begeleiding<br />

van de leraar).<br />

6.5 Communicatie en netwerken<br />

6.5.1 Weten dat pc’s met elkaar in een netwerk verbonden<br />

kunnen zijn.<br />

6.5.2 In algemene bewoordingen omschrijven hoe de pc<br />

fysisch op het Internet aangesloten is.<br />

6.6 Een computersysteem gebruiken<br />

6.6.1 De computer correct starten en afsluiten. Als gebruiker<br />

correct aanmelden en afmelden.<br />

6.6.2 Zeer eenvoudige probleemsituaties bij het starten of<br />

het afsluiten herkennen en de gepaste acties ondernemen<br />

om het probleem op te lossen.<br />

6.6.3 Zeer eenvoudige noodoplossingen toepassen, indien<br />

een programma vastloopt.<br />

6.6.4 Een attitude van zorgzaamheid ontwikkelen voor computer<br />

en randapparatuur.<br />

U Netwerken. Lokaal netwerk, het Internet. Beperken tot terminologie.<br />

Niet ingaan op historische, technische of commerciele<br />

aspecten.<br />

U<br />

U<br />

U<br />

Bijvoorbeeld via het telefoonnet of via<br />

kabeldistributie.<br />

Bijvoorbeeld scherm niet ingeschakeld,<br />

diskette in diskettestation, cd in<br />

cd-eenheid.<br />

Bijvoorbeeld Ctrl-Alt-Del, reset,<br />

uit/aanschakelen.<br />

Niet ingaan op technische aspecten zoals PSTN, ISDN,<br />

ADSL, ...<br />

De aandacht vestigen op de gevolgen van het aan- en<br />

afmelden en op het gevaar voor beschadiging van bestanden<br />

als gevolg van foutief afsluiten.<br />

De zelfredzaamheid van de leerling bevorderen. De leerling<br />

dient systematisch te werk te gaan: symptomen<br />

herkennen, mogelijke oorzaken vaststellen en eventuele<br />

remedies toepassen.<br />

De zelfredzaamheid van de leerling bevorderen. De gradatie<br />

van de genoemde ingrepen beklemtonen.<br />

U Zorgzaamheid. Aandacht vragen voor kwetsbare onderdelen: voeding,<br />

lade van cd-speler, pinnetjes van stekkers, netwerkkabels,<br />

...<br />

Informatie- en communicatietechnologie 16 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


DOELSTELLINGEN VIA INHOUDEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN<br />

6.6.5 Computersystemen vergelijken op basis van de belangrijkste<br />

kwalitatieve kenmerken.<br />

Processortype, klokfrequentie, capaciteit<br />

van het werkgeheugen, capaciteit<br />

van de harde schijf.<br />

De klemtoon ligt op het kunnen vergelijken, niet op de<br />

technische details. Snobisme aan de kaak stellen.<br />

7 Sleutelattitudes bij het werken met software Geraamde tijd: doorlopend<br />

Sleutelattitudes spelen een centrale rol bij het gebruik van software, omdat ze de leerling van pas komen bij het werken met om het even welk softwarepakket, onder<br />

meer grafische gebruikersinterface (8.2), besturingssysteem (9), tekstverwerking (10), browser (11.2) en e-mail (11.3). Dit houdt in dat deze attitudes geïntegreerd<br />

aangeboden moeten worden: ze moeten aan bod komen bij het werken met elk softwarepakket. Het heeft geen zin afzonderlijke lessen te wijden aan de<br />

behandeling van “de” sleutelattitudes.<br />

7.1 De meldingen en aanduidingen op het scherm lezen,<br />

beoordelen en desgevallend opvolgen.<br />

7.2 Spontaan gebruik maken van de beschikbare hulpmiddelen.<br />

7.3 Een preventieve houding ontwikkelen ten aanzien van<br />

het verlies van gegevens. Alert zijn voor het geregeld<br />

veilig opslaan van bestanden.<br />

7.4 Weten hoe virussen een computersysteem kunnen<br />

binnendringen en welk effect ze dan kunnen hebben.<br />

7.5 De gevolgen kennen van het binnendringen van virussen<br />

in een computersysteem, een preventieve houding<br />

ontwikkelen ten aanzien van de verspreiding van<br />

virussen en weten hoe gepast te reageren bij de confrontatie<br />

met een virus.<br />

U<br />

U<br />

U<br />

Statusbalk. Dialoogvenster. Berichten.<br />

Foutmeldingen.<br />

Bijvoorbeeld ingebouwde helpfunctie,<br />

handleiding.<br />

Back-up.<br />

Automatisch bewaren van bestanden.<br />

Besmetting via diskettes, via het Internet<br />

(vooral e-mailbijlagen).<br />

Leren selecteren wat belangrijke informatie is, met het<br />

oog op zelfredzaamheid. Extra aandacht opbrengen voor<br />

waarschuwingen van het systeem, bijvoorbeeld bij het<br />

verwijderen of overschrijven van bestanden.<br />

Zowel contextgevoelige help als algemene helpfuncties.<br />

De klemtoon ligt op ‘spontaan’. De zelfredzaamheid van<br />

de leerling bevorderen. Vermijden dat leerlingen oeverloos<br />

blijven zoeken.<br />

Spontaan veiligheidskopieën maken. Gegevens kunnen<br />

verloren gaan om verschillende redenen: de harde schijf<br />

is gecrasht, een bestand is per vergissing verwijderd of<br />

overschreven, een virus is binnengedrongen, ...<br />

Wijzen op de risico’s verbonden aan bestanden waarvan<br />

men de herkomst niet of onvoldoende kent.<br />

U Virussen. Onder meer verdachte bestanden en e-mails van verdachte<br />

of onbekende herkomst weren.<br />

Onder meer de werking van het programma stopzetten<br />

en de leraar verwittigen. Het verwijderen van virussen<br />

kan waarschijnlijk beter door de leraar zelf gedaan<br />

worden.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 17 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


DOELSTELLINGEN VIA INHOUDEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN<br />

7.6 Een correcte houding ontwikkelen ten aanzien van de<br />

auteursrechtelijke aspecten van software en van digitaal<br />

tekst-, beeld- en geluidsmateriaal.<br />

U<br />

Auteursrechtelijke aspecten, onder<br />

meer op het Internet.<br />

Legaal softwaregebruik. Het onrechtmatig kopiëren van<br />

computerprogramma’s, beelden, muziekbestanden, films<br />

e.d. ontraden en ontmoedigen. Aandacht voor bronvermelding<br />

en toestemming van de auteur. Klemtoon ligt op<br />

attitudevorming.<br />

8 Elementaire vaardigheden bij het werken met software Geraamde tijd: doorlopend<br />

De leerlingen dienen elementaire vaardigheid te verwerven in het gebruik van toetsenbord, muis en gebruikersinterface. Deze vaardigheid moet groeien tijdens het<br />

werken met software. Het gebruik van toetsenbord en muis wordt dan ook geïntegreerd aangeboden bij het werken met software. Het heeft geen zin dat “het<br />

toetsenbord” of “de muis” uitdrukkelijk als “lesonderwerp” behandeld worden. Het is evenmin de bedoeling dat de leerlingen (behalve deze van de basisoptie Handel)<br />

tienvingerblind leren typen. Er bestaan computerprogrammaatjes die de leerling helpen bij het verkennen van het toetsenbord en de gebruikersinterface; het gebruik<br />

van dergelijke programmaatjes kan bijdragen tot de interesse en de motivatie van de leerlingen.<br />

8.1 Omgaan met het toetsenbord<br />

8.1.1 Het toetsenbord met aanvaardbare vlotheid gebruiken. U Toetsenbord. Indien sommige leerlingen reeds tienvingerblind typen,<br />

moet er op toegezien worden dat ze deze vaardigheid<br />

permanent toepassen.<br />

8.1.2 De navigatietoetsen en veel gebruikte speciale toetsen<br />

met een aanvaardbare vlotheid gebruiken.<br />

8.1.3 Veel gebruikte tekens genereren met een toetsencombinatie.<br />

U<br />

U<br />

Pijltjes, PgUp, PgDn, Home, End...<br />

Esc, Enter, Tab, F1, Backspace, Ins,<br />

Del, ShiftLock, NumLock, Shift, Alt,<br />

AltGr, Ctrl...<br />

Bijvoorbeeld á, ó, ê, ë, @, \, i<br />

De betekenis van dergelijke toetsen is vaak in vele programma’s<br />

dezelfde; de leerlingen moeten deze betekenis<br />

‘in de vingers krijgen’.<br />

Ernaar streven in elke omstandigheid de meest geschikte<br />

toets voor cursorverplaatsing te gebruiken.<br />

De combinaties van dode toetsen met andere toetsen<br />

gebruiken. Maar het gebruik van sneltoetsen (bijvoorbeeld<br />

Ctrl-S voor “Bestand bewaren”) is te vermijden<br />

bij beginnende leerlingen.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 18 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


DOELSTELLINGEN VIA INHOUDEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN<br />

8.2 Omgaan met een grafische gebruikersinterface<br />

8.2.1 Courante muistechnieken vlot en efficiënt uitvoeren. U Muisaanwijzer correct positioneren,<br />

linksklikken, rechtsklikken, dubbelklikken,<br />

slepen, schuifbalken hanteren,<br />

tekstblokken markeren, scrollen.<br />

8.2.2 Aandacht hebben voor de vorm van de muisaanwijzer<br />

en in een aantal gevallen de betekenis ervan kennen.<br />

8.2.3 De onderdelen van een venster kennen en gebruiken. U Titelbalk, werkbalk, menubalk, statusbalk,<br />

schuifbalk, taakbalk.<br />

8.2.4 Actief gebruik maken van de courante interactiemogelijkheden<br />

van een softwarepakket.<br />

Door ervaring een goede oog-hand-coördinatie verwerven.<br />

Ernaar streven in alle omstandigheden de cursor zo<br />

efficiënt mogelijk te verplaatsen.<br />

U Muisaanwijzer. Onder meer pijltje, balkje, handje, zandloper.<br />

U<br />

Menu’s, pictogrammen, knoppen,<br />

tabbladen, dialoogvensters, snelmenu’s.<br />

8.2.5 Vensters manipuleren. U Activeren, minimaliseren, maximaliseren,<br />

vergroten, verkleinen, verplaatsen.<br />

8.2.6 Efficiënt kopiëren, knippen en plakken. U Kopiëren, knippen, plakken.<br />

Sommige besturingselementen zijn niet altijd actief.<br />

Ernaar streven de meest geschikte werkwijze toe te<br />

passen.<br />

Het leren manipuleren van vensters is geen doel op zich,<br />

maar moet uitdrukkelijk in functie staan van het overzichtelijk<br />

organiseren van het bureaublad.<br />

8.2.7 Een bewerking ongedaan maken. U Deze mogelijkheid niet zien als een alibi voor ondoordacht<br />

knippen en wissen.<br />

8.2.8 De belangrijkste types van gegevensinvoer gebruiken. U Tekstvakken, afvinkvakjes, keuzerondjes,<br />

keuzelijsten.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 19 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


DOELSTELLINGEN VIA INHOUDEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN<br />

9 Het besturingssysteem Geraamde tijd: 6 lestijden<br />

De leerlingen moeten het besturingssysteem in functioneel opzicht leren kennen: ze moeten enkel die elementen kennen en gebruiken, die hen van nut zijn bij het<br />

uitvoeren van eenvoudige werkzaamheden. Het is niet de bedoeling een theoretische studie te maken van het besturingssysteem.<br />

9.1 Organisatie van de harde schijf<br />

9.1.1 Inzicht hebben in de logische organisatie van een harde<br />

schijf(volume).<br />

9.1.2 Het belang van een goede organisatie van een harde<br />

schijf inzien.<br />

9.1.3 In beperkte mate navigeren op een permanente gegevensdrager.<br />

9.1.4 Weten dat een map actief gemaakt moet worden vooraleer<br />

men er mee kan werken. De actieve map herkennen.<br />

Elementaire bewerkingen met mappen uitvoeren.<br />

9.1.5 Een bestandenlijst opvragen en sommige eigenschappen<br />

van een bestand aflezen.<br />

9.1.6 Aandacht opbrengen voor de pictogrammen waarmee<br />

programma’s en gegevensbestanden in de<br />

bestandenlijst gekenmerkt worden.<br />

U Mappen en submappen. Voorstelling van mappen en submappen door middel van<br />

pictogrammen.<br />

De leerlingen moeten inzien dat bestanden in een<br />

hiërarchische structuur kunnen worden opgeborgen.<br />

U<br />

U<br />

U<br />

Onder meer veranderen van map of<br />

van schijfeenheid (bijvoorbeeld van<br />

harde schijf naar diskette).<br />

Onder meer een map activeren, creëren,<br />

verwijderen.<br />

Eigenschappen zoals naam, datum<br />

en grootte.<br />

De attitude ontwikkelen om orde en systematiek na te<br />

streven.<br />

Het gaat vooral om navigatie binnen een beperkt deelgebied<br />

van de harde schijf. De leerlingen hoeven bijvoorbeeld<br />

niet de volledige structuur van een harde<br />

schijf te doorlopen.<br />

De klemtoon ligt op het foutloos uitvoeren met een aanvaardbare<br />

vlotheid.<br />

Wijzen op de gevaren van het verwijderen van mappen<br />

waarvan men de functie niet kent. Oefeningen inzake<br />

het maken en verwijderen van mappen worden<br />

veiligheidshalve op een diskette uitgevoerd.<br />

De leerlingen hoeven alleen de pictogrammen van de<br />

programma’s en de gegevensbestanden te kennen waarmee<br />

ze effectief werken.<br />

9.1.7 De betekenis van * als jokerteken kennen. De uitdrukking *.doc kan als filter ingesteld zijn bij<br />

het oproepen van de bestandenlijst met een tekstverwerker.<br />

In die zin kan het nuttig zijn dat de leerling<br />

weet wat de gevolgen daarvan zijn.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 20 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


DOELSTELLINGEN VIA INHOUDEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN<br />

9.2 Omgaan met programma’s<br />

9.2.1 De begrippen computerprogramma en bestand in<br />

algemene bewoordingen omschrijven. Het onderscheid<br />

tussen een uitvoerbaar en een niet-uitvoerbaar<br />

bestand duiden.<br />

9.2.2 Toelichten waarom programma’s en bestanden op een<br />

permanente gegevensdrager bewaard worden en vóór<br />

het gebruik in het werkgeheugen geladen moeten<br />

worden.<br />

9.2.3 Een programma starten en afsluiten. Meerdere programma’s<br />

gelijktijdig open houden. Tussen geopende<br />

programma’s schakelen.<br />

9.3 Omgaan met gegevensbestanden<br />

U Programma versus bestand. De leerling moet beseffen dat de computer niet werkt<br />

zonder programma. Om met een gegevensbestand te<br />

werken, heb je een programma nodig.<br />

U<br />

Laden van programma’s en<br />

bestanden.<br />

9.3.1 Een bestand openen en sluiten. U Openen en sluiten van bestanden.<br />

9.3.2 Een bestand bewaren onder een betekenisvolle naam. U Naamgeving van nieuwe bestanden.<br />

Bewaren onder dezelfde naam of<br />

onder een andere naam, in dezelfde<br />

map of in een andere map.<br />

9.3.3 Elementaire handelingen op bestanden uitvoeren. U Onder meer<br />

• selecteren,<br />

• kopiëren naar een andere map of<br />

naar een diskette,<br />

• een nieuwe naam geven,<br />

• verwijderen,<br />

• verplaatsen.<br />

U Starten en afsluiten van programma’s. Wijzen op de risico’s van het foutief afsluiten van een<br />

programma. Er hoeven niet meer dan twee programma’s<br />

tegelijkertijd geopend te worden, bijvoorbeeld een<br />

tekstverwerker en een webbrowser. Vermijden dat<br />

hetzelfde programma tweemaal gestart wordt.<br />

Korte, eenduidige en relevante naamkeuze. Spaties en<br />

diakritische tekens in de naam vermijden.<br />

De klemtoon ligt op het foutloos uitvoeren met een<br />

aanvaardbare vlotheid. Bij het kopiëren of verplaatsen<br />

van bestanden moet de leerling een goede kijk krijgen op<br />

bron en bestemming van de operatie: waar bevond het<br />

bestand zich oorspronkelijk, waar is het nu naartoe<br />

Wijzen op de gevaren van het hernoemen, verwijderen,<br />

overschrijven of verplaatsen van bestanden waarvan<br />

men de functie niet kent. “Een bestand verplaatsen” bij<br />

voorkeur toepassen via Knippen en Plakken, niet via<br />

Slepen.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 21 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


DOELSTELLINGEN VIA INHOUDEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN<br />

10 Tekstverwerking Geraamde tijd: 8 lestijden<br />

De leerlingen moeten de elementaire vaardigheden beheersen om met een tekstverwerker eenvoudige documenten (samenvatting, verslag, rapport, brief) te<br />

produceren. De samenwerking met de collega Nederlands ligt voor de hand. De klemtoon ligt op het foutloos uitvoeren met een aanvaardbare vlotheid.<br />

10.1 Invoer van tekst<br />

10.1.1 Tekst met aanvaardbare vlotheid invoeren. U Inclusief veel gebruikte symbolen. Vermijden dat de leerlingen tijdens de les langdurig<br />

typen. Uitsluitend zinvolle, korte teksten laten intypen.<br />

Symbolen en pictogrammen zoals ±, , C, T, ...<br />

10.1.2 De cursor op efficiënte wijze naar een bepaalde plaats<br />

in het document verplaatsen.<br />

10.1.3 Tekstfragmenten in een document zoeken en eventueel<br />

vervangen.<br />

U<br />

Onder meer<br />

• naar vorig of volgend scherm,<br />

• naar vorige of volgende pagina,<br />

• naar begin of einde van de tekst.<br />

Zoeken, vervangen.<br />

10.1.4 Eenvoudige tekstwijzigingen uitvoeren. U Tussenvoegen, overschrijven, wissen.<br />

10.1.5 Tekstentiteiten maken, herkennen en selecteren. U Tekstentiteiten zoals teken, woord,<br />

regel, alinea, pagina.<br />

Scheidingstekens zoals spatie, regeleinde,<br />

alinea-einde, pagina-einde.<br />

10.1.6 Systematisch spellingcontrole toepassen. Kritisch<br />

staan tegenover de beperkingen ervan.<br />

Spellingcontrole.<br />

Vermijden dat de leerlingen alle cursorverplaatsingen<br />

uitsluitend met de pijltjes uitvoeren.<br />

Wijzen op de gevaren van “Alles vervangen”.<br />

Er op wijzen dat ook de computer fouten kan maken.<br />

10.1.7 Zinvol omgaan met automatische tekstcorrectie. Autocorrectie. Er op wijzen dat ook de computer fouten kan maken.<br />

10.2 Opmaak van tekst en figuren<br />

10.2.1 Enkele belangrijke opmaakkenmerken op het niveau<br />

van teken, alinea en pagina kennen en herkennen, en<br />

deze vlot en efficiënt toewijzen en ongedaan maken.<br />

De opmaak van een tekstfragment kopiëren.<br />

U<br />

Onder meer<br />

• lettertype, lettergrootte;<br />

• letterweergave (vet, onderstreept,<br />

cursief);<br />

• centreren, links uitlijnen, uitvullen;<br />

• instelling van marges en tabulatie.<br />

Opmaakkenmerken hanteren in functie van een aantrekkelijke<br />

en overzichtelijke lay-out. Kitscherigheid en<br />

overdrijving vermijden.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 22 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


DOELSTELLINGEN VIA INHOUDEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN<br />

10.2.2 Een afbeelding in een tekst inlassen en eenvoudige<br />

aanpassingen aan de lay-out aanbrengen.<br />

10.2.3 Tekstfragmenten en figuren van het Internet in een<br />

tekst inlassen. De vormgeving van de geïmporteerde<br />

tekstfragmenten en figuren inpassen in de lay-out van<br />

de tekst.<br />

10.2.4 Bij het opmaken van een tekst eenvoudige normen<br />

naleven.<br />

10.2.5 Bij het opmaken van een tekst leesbaarheid,<br />

uniformiteit en een consequente vormgeving<br />

nastreven.<br />

10.3 Afdrukken van tekst<br />

U<br />

Onder meer<br />

• vergroten, verkleinen, verplaatsen;<br />

• tekstomloop aanpassen.<br />

Onder meer betreffende de spatiëringsregels<br />

rond leestekens en de<br />

notatie van telefoonnummers en<br />

datum.<br />

Een uniform lettertype gebruiken,<br />

systematisch dezelfde witruimte rond<br />

titels toepassen, ...<br />

Het werken met figuren is zeer motiverend voor<br />

leerlingen.<br />

Liefst ook oefenen binnen andere vakken. De leraar<br />

dient erover te waken dat de voorbeelden waarmee de<br />

leerlingen werken, niet te complex zijn.<br />

Zie NBN Z 01-002 (de zogenaamde BIN-norm). Het is<br />

niet de bedoeling de volledige norm aan te leren, maar de<br />

leerling moet de norm wel correct toepassen in de situaties<br />

waarin hij ermee geconfronteerd wordt.<br />

De klemtoon ligt op sobere, maar consequente vormgeving,<br />

niet op ‘mooie’ of ‘indrukwekkende’ vormgeving.<br />

10.3.1 Een tekst afdrukken. Vermijden dat leerlingen prutsen aan de<br />

printerinstellingen.<br />

10.3.2 Een tekstfragment afdrukken. Onder meer bepaalde pagina’s of een<br />

bepaalde selectie uit de tekst.<br />

11 Het Internet Geraamde tijd: 6 lestijden<br />

De leerlingen moeten de basisvaardigheden van het surfen op het internet en van het werken met e-mail beheersen. De leraar <strong>ICT</strong> moet bij het surfen en het<br />

e-mailen zoveel mogelijk samenwerking met collega’s van diverse andere vakken nastreven.<br />

11.1 Het Internet<br />

11.1.1 Het begrip Internet en enkele mogelijkheden ervan<br />

toelichten.<br />

U<br />

Internet.<br />

Bijvoorbeeld surfen, mailen, chatten,<br />

downloaden.<br />

Geen theoretische bagage wel praktische kennis. Niet<br />

ingaan op historische, technische of commerciële<br />

aspecten.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 23 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


DOELSTELLINGEN VIA INHOUDEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN<br />

11.2 Surfen op het Internet<br />

11.2.1 De functie van een webbrowser omschrijven. U Webbrowser.<br />

11.2.2 Een Internetadres herkennen en gebruiken om een<br />

Internetlocatie op te zoeken. De componenten van<br />

een internetadres toelichten.<br />

11.2.3 Met behulp van een browser surfen op het web. Webpagina’s<br />

afdrukken.<br />

11.2.4 De belangrijkste hulpmiddelen van een browser<br />

functioneel gebruiken bij het navigeren.<br />

11.2.5 Een zoekinstrument gebruiken om eenvoudige, gerichte<br />

zoekopdrachten op het Internet uit te voeren.<br />

Logische operatoren toepassen.<br />

U Domeinnaam. Internetadres (url). Niet ingaan op technische details (bijvoorbeeld niet<br />

ingaan op het verband tussen url en IP-adres). Behandeling<br />

van suffixen beperken (bijvoorbeeld .com, .be).<br />

U Surfen. Hyperlinks. Liefst ook oefenen binnen andere vakken zoals<br />

Nederlands, Frans, aardrijkskunde, biologie, ...<br />

U<br />

U<br />

Navigatieknoppen, favorieten,<br />

geschiedenis.<br />

Zoekinstrumenten.<br />

Complexe zoekopdrachten (en, of,<br />

niet).<br />

11.2.6 Taakgericht informatie zoeken met een browser. Met betrekking tot een gegeven probleemstelling<br />

systematisch en<br />

gericht informatie opzoeken.<br />

11.2.7 Kritisch staan tegenover de oorsprong en de inhoud<br />

van teksten op het web.<br />

11.3 E-mail<br />

11.3.1 De belangrijkste elementen van een e-mailbericht kennen<br />

en hun functie omschrijven.<br />

U<br />

Onder meer bestemmeling,<br />

onderwerp, kopie (cc), blinde kopie<br />

(bcc).<br />

11.3.2 Taakgericht werken met e-mail. U Onder meer een e-mailbericht<br />

• openen;<br />

• afdrukken;<br />

• intypen en verzenden;<br />

• beantwoorden.<br />

11.3.3 Werken met aangehechte bestanden. Onder meer:<br />

• een aangehecht tekstbestand openen<br />

en afdrukken;<br />

• een bestand aan een e-mailbericht<br />

hechten en zo verzenden.<br />

Aandacht opbrengen voor het doelgericht navigeren.<br />

Niet klikken om te klikken.<br />

Vermijden dat leerlingen oeverloos blijven zoeken. De<br />

logische operatoren worden ook gezien in Technologische<br />

opvoeding.<br />

De leerlingen moeten nadenken over de zoekopdracht<br />

vooraleer ze beginnen te typen. Geen trial and error.<br />

Liefst ook oefenen binnen andere vakken.<br />

Klemtoon ligt op attitudevorming.<br />

Elke leerling beschikt bij voorkeur over een persoonlijk<br />

e-mailadres.<br />

Er naar streven dat de activiteiten van de leerlingen<br />

taakgericht zijn: de leerlingen versturen niet ‘zomaar’<br />

berichten, maar deze berichten passen bijvoorbeeld in<br />

een project.<br />

Opletten met virussen.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 24 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


DOELSTELLINGEN VIA INHOUDEN PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN<br />

11.3.4 Correct e-mailgebruik nastreven. U Netiquette, bijvoorbeeld in verband<br />

met correct taalgebruik, taal- en<br />

typefouten, kettingbrieven, spam,<br />

nutteloze e-mails.<br />

De attitudevorming primeert: de leerlingen moeten aandacht<br />

opbrengen voor correct e-mailgebruik. Het is niet<br />

de bedoeling te sanctioneren voor taal- of typefouten.<br />

12 Ergonomie Geraamde tijd: doorlopend<br />

Attitudes met betrekking tot ergonomie worden enkel verworven indien de leerlingen er van jongs af aan systematisch en dagelijks op gewezen worden.<br />

12.1 Enkele elementaire regels kennen en toepassen betreffende<br />

een ergonomisch correcte houding.<br />

12.2 Enkele elementaire regels kennen en toepassen betreffende<br />

de ergonomisch verantwoorde inrichting van<br />

de werkplek.<br />

12.3 Potentiële gevaren voor gezondheid en veiligheid<br />

herkennen en voorkomen.<br />

U<br />

U<br />

U<br />

Onder meer zithouding, positie van de<br />

handen, overbelasting van spieren en<br />

gewrichten.<br />

Onder meer afstand tot het scherm,<br />

plaats van het toetsenbord, lichtweerspiegeling<br />

in het beeldscherm,<br />

tegenlicht, afstelling van de stoel.<br />

Bijvoorbeeld slordige bevestiging en<br />

opberging van kabels, diffusie van<br />

gevaarlijke producten (tonerstof,<br />

ozon).<br />

Informatie- en communicatietechnologie 25 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


13 Evaluatie<br />

In dit <strong>raamplan</strong> staat in de allereerste plaats de verwerving van vaardigheden centraal. Daarnaast moet voldoende<br />

aandacht besteed worden aan de verwerving van attitudes. Theoretische kennis moet tot een minimum<br />

beperkt worden.<br />

Het ligt dan ook voor de hand dat de leerlingen zoveel mogelijk de gelegenheid moeten krijgen praktijkervaring<br />

op te bouwen. Hun vorderingen bij de ontwikkeling van de vaardigheden en de attitudes worden vooral via<br />

permanente of gespreide observatie en evaluatie vastgesteld. Permanente evaluatie zonder een reeks<br />

gegroepeerde examens moet het streefdoel zijn.<br />

Schriftelijke summatieve testen hebben geen of hooguit een zeer beperkte plaats bij de evaluatie van <strong>ICT</strong> in de<br />

eerste graad. Het heeft immers geen enkele zin de mate waarin de leerling een bepaalde vaardigheid of attitude<br />

verworven heeft, te evalueren aan de hand van een schriftelijk examen.<br />

Bij permanente evaluatie doet de leraar er goed aan vooraf een lijst samen te stellen van de (deel)vaardigheden<br />

en de attitudes waarop geëvalueerd zal worden en met elke (deel)vaardigheid of attitude een beoordelingswijze<br />

te associëren, teneinde de mate waarin de leerling deze doelstellingen verworven heeft, zo nauwkeurig mogelijk<br />

te evalueren.<br />

Om de leraar in staat te stellen in voldoende mate de leerlingen individueel te begeleiden, binnenklasdifferentiatie<br />

na te streven, de leerlingen permanent te evalueren en om onveilige situaties te vermijden, is een<br />

maximum van 16 leerlingen per leraar aangewezen.<br />

Het is aan te bevelen de leerlingen ook tijdens de evaluatie gebruik te laten maken van hulpmiddelen zoals de<br />

handleiding van een softwarepakket, de on line-help, de brochure van de BIN-norm, de eigen notities, ... (‘open<br />

boek’). De mate waarin de leerling zelfredzaamheid verworven heeft, is immers een belangrijk element bij het<br />

meten van zijn vorderingen.<br />

Tot de leerlingendocumenten die bewaard moeten worden met het oog op een schooldoorlichting door de<br />

onderwijsinspectie behoren ook de werkstukken die de leerlingen onder digitale vorm realiseren (bijvoorbeeld op<br />

diskette). Concreet betekent dit dat van álle regelmatige leerlingen de digitale bestanden bewaard moeten worden<br />

die (mede) de basis gevormd hebben voor de studiebekrachtiging en dat van 3 regelmatige leerlingen naar<br />

keuze per leerjaar en per structuuronderdeel álle digitale werkstukken bewaard moeten worden. De<br />

bewaringsduur van deze digitale werkstukken is beperkt tot het lopend schooljaar en het vorig schooljaar.<br />

Vanzelfsprekend dient de school er eveneens voor te zorgen dat de werkstukken achteraf nog gelezen kunnen<br />

worden, ook indien de school overgestapt is op andere computersystemen, gegevensdragers of<br />

softwarepakketten.<br />

Zoals beschreven in punt 3, vindt er voor het Vlaams <strong>ICT</strong>-attest geen afzonderlijke evaluatie plaats. Leerlingen<br />

die in het 2e leerjaar van de 2e graad (ASO, KSO, TSO) slagen voor het vak Informatica, krijgen dit attest<br />

automatisch. Vermits de VIA-doelstellingen pas vanaf 1 september 2003 ingevoerd worden in het 1e leerjaar<br />

van de 2e graad, zullen de eerste VIA’s op 30 juni 2005 uitgereikt worden.<br />

14 Minimale materiële vereisten<br />

14.1 Programmatuur<br />

• De school moet minimaal beschikken over alle vereiste software om de doelstellingen en de leerinhouden<br />

van het <strong>raamplan</strong> te realiseren.<br />

• Het <strong>raamplan</strong> legt geen specifieke softwarepakketten op. De school kiest zelf de software waarmee gewerkt<br />

wordt. De gebruikte softwarepakketten moeten toereikend zijn om de doelstellingen te realiseren en de<br />

leerinhouden te verwerven, en ze moeten voldoende actueel zijn.<br />

• De keuze van het besturingssysteem is vrij: bijvoorbeeld Windows, Macintosh, Linux, ...<br />

Informatie- en communicatietechnologie 26 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


• Het werken met een grafische gebruikersinterface (zoals bijvoorbeeld in Windows en Macintosh standaard<br />

ingebouwd is) is verplicht.<br />

• De leerlingen moeten toegang hebben tot handleidingen (on line of in boekvorm) betreffende de aangeleerde<br />

softwarepakketten.<br />

14.2 Apparatuur<br />

• Aangezien het inoefenen van vaardigheden van groot belang is, werkt aan elke pc slechts één leerling.<br />

• De pc’s moeten geschikt zijn om de gebruikte softwarepakketten op aanvaardbare wijze te draaien.<br />

• In de praktijk stellen deze softwarepakketten geen zware eisen aan de gebruikte pc’s. De school hoeft voor<br />

<strong>ICT</strong> in de eerste graad derhalve niet noodzakelijk de meest recente pc’s in te zetten.<br />

14.3 Overige<br />

• Elke pc moet een voldoende performante toegang tot het Internet hebben.<br />

• Elke leerling dient over een individueel e-mailadres te beschikken. Het is wenselijk dit e-mailadres zodanig<br />

te kiezen dat de leerlingen het ook thuis kunnen gebruiken.<br />

• De school dient aandacht op te brengen voor de ergonomische aspecten van de werkplek: hoogte en<br />

opstelling van scherm, toetsenbord en muis; lichtinval en weerkaatsing; ergonomische bureaustoel; ...<br />

• De wettelijke ergonomische vereisten voor het werken met computers worden beschreven in het KB van 27<br />

augustus 1993 betreffende Het werken met beeldschermapparatuur (Belgisch Staatsblad van 7 september<br />

1993) en in de Vijfde Bijzondere Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen (90/270/EEG<br />

d.d. 29 mei 1990).<br />

15 Vragen, reacties en commentaar<br />

Leerplannen van het <strong>VVKSO</strong> zijn het werk van leerplancommissies waarin begeleiders, leraren en eventueel<br />

externe deskundigen samenwerken.<br />

Op het voorliggende leerplan kunt u als leraar ook reageren en uw opmerkingen, zowel positief als negatief,<br />

aan de leerplancommissie meedelen via e-mail (leerplannen@vvkso.vsko.be) of per brief (Dienst Leerplannen<br />

<strong>VVKSO</strong>, Guimardstraat 1, 1040 Brussel).<br />

Vergeet niet te vermelden over welk leerplan u schrijft: vak, studierichting, graad, Licap-nummer.<br />

Langs dezelfde weg kunt u zich ook aanmelden om lid te worden van een leerplancommissie.<br />

In beide gevallen zal de Dienst Leerplannen zo snel mogelijk op uw schrijven reageren.<br />

Informatie- en communicatietechnologie 27 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


BIJLAGE: Vlaams <strong>ICT</strong>-attest (VIA) – Vereiste kennis, vaardigheden en attitudes<br />

Het getal in de laatste kolom geeft aan of deze doelstellingen en inhouden nagestreefd worden in de 1e graad<br />

of in de 2e graad. Sommige doelstellingen worden deels in de 1e graad, deels in de 2e graad nagestreefd.<br />

Alle VIA-doelstellingen met het cijfer 1 in de laatste kolom zijn letterlijk opgenomen in het <strong>raamplan</strong> Informatieen<br />

Communicatietechnologie voor de 1e graad.<br />

Doelstellingen Inhouden Gr.<br />

1 Computer en randapparatuur<br />

1.1 Computersysteem<br />

1.1.1 Weten dat er verschillende soorten computers<br />

bestaan en de belangrijkste kenmerken ervan omschrijven.<br />

1.1.2 De begrippen computersysteem, apparatuur en<br />

programmatuur omschrijven en hun onderling verband<br />

toelichten.<br />

Onder andere mainframe computers,<br />

pc’s, laptopcomputers.<br />

Computersysteem, apparatuur, programmatuur.<br />

2<br />

2<br />

1.1.3 De hoofdfuncties van een gegevensverwerkend<br />

proces kennen en toelichten en in een schema<br />

voorstellen.<br />

Invoer, verwerking, opslag, uitvoer. 1<br />

1.1.4 De belangrijkste onderdelen van een<br />

computersysteem aanwijzen, benoemen en in<br />

verband brengen met de hoofdfuncties van het<br />

gegevensverwerkend proces.<br />

1.1.5 Computersystemen vergelijken op basis van enkele<br />

belangrijke kenmerken.<br />

1.2 Processor en werkgeheugen<br />

Systeemeenheid en belangrijkste<br />

randapparaten.<br />

Processortype, klokfrequentie,<br />

capaciteit van werkgeheugen en van<br />

harde schijf.<br />

1<br />

2<br />

1.2.1 De rol van de processor in algemene bewoordingen<br />

toelichten.<br />

1.2.2 De rol van het werkgeheugen (intern geheugen) en de<br />

belangrijkste kenmerken ervan toelichten.<br />

Centrale verwerkingseenheid. 1<br />

Capaciteit, vluchtigheid. 1<br />

1.2.3 Het onderscheid kennen tussen RAM en ROM. RAM, ROM. 2<br />

1.2.4 De eenheden waarmee de capaciteit van een<br />

geheugen uitgedrukt wordt, kennen en kunnen<br />

gebruiken. Het verband aangeven tussen de<br />

capaciteit van een geheugen en de omvang van<br />

bestanden.<br />

Byte, kbyte, Mbyte, Gbyte, Tbyte... 1<br />

1.3 Gegevensdragers<br />

1.3.1 De belangrijkste media voor de permanente opslag<br />

van gegevens kennen en gebruiken.<br />

Harde schijf, diskette, cd, dvd. 1<br />

Informatie- en communicatietechnologie 28 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


Doelstellingen Inhouden Gr.<br />

1.3.2 De kenmerken van enkele belangrijke soorten<br />

gegevensdragers onderling vergelijken.<br />

Capaciteit, overschrijfbaarheid. 1<br />

1.3.3 Zorg dragen voor de gegevensdragers. De risico’s<br />

kennen waaraan deze bloot staan.<br />

1.4 Randapparatuur<br />

1.4.1 Het begrip randapparatuur toelichten. Van de<br />

belangrijkste randapparaten de functie en het gebruik<br />

kennen.<br />

1.4.2 De verbindingskabels tussen de systeemeenheid en<br />

sommige randapparaten aanwijzen. Losgekomen verbindingen<br />

tussen randapparaten en de<br />

systeemeenheid opnieuw aansluiten.<br />

Krassen, stof, warmte, vochtigheid,<br />

mechanische druk, nabijheid van<br />

magnetische velden.<br />

Toetsenbord, muis, beeldscherm,<br />

diskettestation, harde schijf, cd-eenheid,<br />

dvd-eenheid, printer, ...<br />

Toetsenbord, muis, beeldscherm,<br />

diskettestation, harde schijf, cd-eenheid,<br />

dvd-eenheid, printer, scanner,<br />

multimedia-componenten, ...<br />

Verbindingen tussen<br />

systeemcomponenten.<br />

1<br />

1<br />

2<br />

1<br />

1.4.3 Het beeldscherm instellen voor optimaal gebruik. Kantelhoek, helderheid, contrast. 2<br />

1.4.4 De printer bedienen, eenvoudige problemen<br />

detecteren en oplossen.<br />

1.5 Netwerken<br />

Eenvoudige problemen zoals geen<br />

papier aanwezig, niet on line,<br />

inktpatroon of toner leeg...<br />

1<br />

1.5.1 Weten dat pc’s met elkaar in een netwerk verbonden<br />

kunnen zijn.<br />

Enkele voordelen en enkele risico’s noemen van het<br />

verbinden van pc’s in een netwerk.<br />

1.5.2 Het onderscheid kennen tussen lokale en<br />

wereldwijde netwerken.<br />

Netwerken. 1<br />

Netwerken. 2<br />

Lokale en wereldwijde netwerken. 2<br />

1.5.3 De begrippen server en werkstation omschrijven. Server. Werkstation. 2<br />

2 Besturingssysteem<br />

2.1 Besturingssysteem<br />

2.1.1 Het verschil toelichten tussen een<br />

besturingssysteem en toepassingssoftware.<br />

Besturingssysteem versus<br />

toepassingssoftware.<br />

2<br />

2.1.2 De belangrijkste taken van een besturingssysteem<br />

kennen, zijn centrale rol correct inschatten en het<br />

verband leggen met de systeemeenheid.<br />

Besturingssysteem. 2<br />

2.1.3 Het belang van systeeminstellingen inzien en<br />

eenvoudige systeeminstellingen doorvoeren.<br />

Bijvoorbeeld:<br />

• systeemdatum of -tijd aanpassen,<br />

• schermbeveiliging instellen,<br />

• beeldschermresolutie aanpassen.<br />

2<br />

Informatie- en communicatietechnologie 29 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


Doelstellingen Inhouden Gr.<br />

2.1.4 Van een gegeven computersysteem de belangrijkste<br />

kenmerken vaststellen.<br />

2.2 Opstarten en afsluiten van de computer<br />

2.2.1 De computer correct starten en afsluiten. Als<br />

gebruiker correct aanmelden en afmelden.<br />

2.2.2 Zeer eenvoudige probleemsituaties bij het starten of<br />

het afsluiten herkennen en de gepaste acties<br />

ondernemen om het probleem op te lossen.<br />

2.2.3 Zeer eenvoudige noodoplossingen toepassen, indien<br />

een programma vastloopt.<br />

2.3 Organisatie en gebruik van een schijf(volume)<br />

2.3.1 Elementaire handelingen op het niveau van een<br />

schijf(volume) uitvoeren.<br />

Type en versie van processor en van<br />

besturingssysteem, capaciteit van<br />

werkgeheugen en van harde schijf.<br />

Bijvoorbeeld scherm niet<br />

ingeschakeld, diskette in<br />

diskettestation, cd in cd-eenheid.<br />

Bijvoorbeeld Ctrl-Alt-Del, reset,<br />

uit/aanschakelen.<br />

Onder meer<br />

• de actieve schijf herkennen,<br />

• een schijf(volume) activeren,<br />

• de vrije geheugenruimte op een<br />

schijf(volume) bepalen,<br />

• een diskette formatteren.<br />

2<br />

1<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2.3.2 Inzicht hebben in de logische organisatie van een<br />

harde schijf(volume).<br />

2.3.3 Weten dat een map actief gemaakt moet worden<br />

vooraleer men ermee kan werken. De actieve map<br />

herkennen. Elementaire bewerkingen met mappen<br />

uitvoeren.<br />

Mappen en submappen. 1<br />

Onder meer een map activeren. 1<br />

Elementaire bewerkingen met mappen uitvoeren.<br />

2.3.4 Efficiënt navigeren binnen de organisatiestructuur van<br />

een schijf.<br />

2.3.5 Het belang van een goede organisatie van een harde<br />

schijf inzien.<br />

2.4 Programma’s en bestanden<br />

2.4.1 Een bestandenlijst opvragen en sommige eigenschappen<br />

van een bestand aflezen.<br />

Een bestandenlijst opvragen volgens bepaalde criteria.<br />

Onder meer een map creëren,<br />

verwijderen.<br />

Eigenschappen zoals naam, datum<br />

en grootte.<br />

Criteria zoals bepaalde volgorde,<br />

bepaalde selectie.<br />

2<br />

2<br />

1<br />

1<br />

2<br />

2.4.2 Het verband kennen tussen de bestandsextensie en<br />

de toepassing waarmee het bestand verwerkt kan<br />

worden.<br />

Bestandsextensie. 2<br />

2.4.3 De betekenis van * als jokerteken kennen. Jokerteken. 2<br />

2.4.4 De begrippen computerprogramma en bestand in<br />

algemene bewoordingen omschrijven. Het<br />

onderscheid tussen een uitvoerbaar en een nietuitvoerbaar<br />

bestand duiden.<br />

Programma versus bestand. 1<br />

Informatie- en communicatietechnologie 30 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


Doelstellingen Inhouden Gr.<br />

2.4.5 Toelichten waarom programma’s en bestanden op<br />

een permanente gegevensdrager bewaard worden en<br />

vóór het gebruik in het werkgeheugen geladen moeten<br />

worden.<br />

2.4.6 Een programma starten en afsluiten. Meerdere<br />

programma’s gelijktijdig open houden. Tussen<br />

geopende programma’s schakelen.<br />

Laden van programma’s en<br />

bestanden.<br />

Starten en afsluiten van programma’s.<br />

1<br />

1<br />

2.4.7 Een bestand openen en sluiten. Openen en sluiten van bestanden. 1<br />

2.4.8 Een bestand bewaren onder een betekenisvolle<br />

naam.<br />

Naamgeving van nieuwe bestanden.<br />

Bewaren onder dezelfde naam of<br />

onder een andere naam, in dezelfde<br />

map of in een andere map.<br />

1<br />

2.4.9 Elementaire handelingen op bestanden uitvoeren. Onder meer<br />

• selecteren,<br />

• kopiëren naar een andere map of<br />

naar een diskette,<br />

• een nieuwe naam geven,<br />

• verwijderen,<br />

• verplaatsen.<br />

1<br />

2.4.10 Een bestand waarvan (een deel van) de naam gekend<br />

is, zoeken.<br />

Bestand zoeken. 2<br />

2.4.11 Een bestand vanuit een toepassing geheel of<br />

gedeeltelijk afdrukken. Het verloop van de drukopdracht<br />

opvolgen. Een drukopdracht annuleren en<br />

verwijderen.<br />

3 Tekstverwerking<br />

Afdrukken.<br />

Afdrukbeheer.<br />

2<br />

3.1 Tekst met aanvaardbare vlotheid invoeren. Inclusief veel gebruikte symbolen. 1<br />

3.2 Tekstentiteiten maken, herkennen en selecteren. Tekstentiteiten zoals teken, woord,<br />

regel, alinea, pagina.<br />

Scheidingstekens zoals spatie,<br />

regeleinde, alinea-einde, paginaeinde.<br />

3.3 Eenvoudige tekstwijzigingen uitvoeren. Tussenvoegen, overschrijven,<br />

wissen.<br />

1<br />

1<br />

3.4 De cursor op efficiënte wijze naar een bepaalde<br />

plaats in het document verplaatsen.<br />

3.5 Tekstfragmenten in een document zoeken en eventueel<br />

vervangen. Zich bewust zijn van de risico’s<br />

verbonden aan automatisch zoeken en vervangen.<br />

3.6 Spellingcontrole toepassen, de aanwijzingen<br />

interpreteren en zo nodig verbeteringen aanbrengen.<br />

Weten wat grammaticale controle en automatische<br />

tekstcorrectie doen.<br />

Onder meer<br />

• naar vorig of volgend scherm,<br />

• naar vorige of volgende pagina,<br />

• naar begin of einde van de tekst.<br />

Zoeken en vervangen (manueel en<br />

automatisch).<br />

Spellingcontrole.<br />

Grammaticale controle.<br />

Automatische tekstcorrectie.<br />

1<br />

2<br />

2<br />

Informatie- en communicatietechnologie 31 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


Doelstellingen Inhouden Gr.<br />

3.7 Weten wat een opmaakprofiel is en een bestaand<br />

opmaakprofiel gebruiken.<br />

Opmaakprofiel. 2<br />

3.8 Enkele belangrijke opmaakkenmerken op het niveau<br />

van teken, alinea en pagina kennen en herkennen, en<br />

deze vlot en efficiënt toewijzen en ongedaan maken.<br />

De opmaak van een tekstfragment kopiëren.<br />

3.9 Tabellen creëren en elementaire bewerkingen er op<br />

uitvoeren.<br />

3.10 Een afbeelding in een tekst inlassen en eenvoudige<br />

aanpassingen aan de lay-out aanbrengen.<br />

Een grafiek of (deel van een) rekenblad in een tekst<br />

inlassen en eenvoudige aanpassingen aan de lay-out<br />

aanbrengen.<br />

4 Rekenblad<br />

4.1 De belangrijkste structuurelementen van een<br />

werkmap kennen en hanteren.<br />

Onder meer<br />

• lettertype, lettergrootte;<br />

• letterweergave (vet, onderstreept,<br />

cursief);<br />

• centreren, links uitlijnen, uitvullen.<br />

• instelling van marges en tabulatie;<br />

• superschrift, subschrift;<br />

• opsomming;<br />

• paginanummering, kop- en voetteksten;<br />

• afdrukstand.<br />

Onder meer<br />

• een tabel creëren;<br />

• opmaakkenmerken van een cel<br />

wijzigen;<br />

• rijen en kolommen toevoegen en<br />

verwijderen;<br />

• hoogte en breedte aanpassen.<br />

Onder meer<br />

• vergroten, verkleinen, verplaatsen;<br />

• tekstomloop aanpassen.<br />

Onder meer<br />

• vergroten, verkleinen, verplaatsen;<br />

• tekstomloop aanpassen.<br />

Werkblad. Cel, bereik, rij, kolom.<br />

Actief structuurelement. Celadres<br />

(celverwijzing).<br />

1<br />

2<br />

2<br />

1<br />

2<br />

2<br />

4.2 De cursor efficiënt naar de gewenste cel verplaatsen.<br />

Structuurelementen vlot en efficiënt selecteren.<br />

Cursorverplaatsing. Selecteren. 2<br />

4.3 Rijen en kolommen invoegen en verwijderen. Invoegen en verwijderen. 2<br />

4.4 Verschillende gegevenstypes herkennen en efficiënt<br />

invoeren en wijzigen. Verschillende notatievormen<br />

toepassen op een cel of een groep cellen.<br />

Getal, tekst, datum.<br />

Decimale notatie met bepaald aantal<br />

cijfers na de komma.<br />

2<br />

4.5 Het onderscheid toelichten tussen de inhoud van een<br />

cel en het weergegeven resultaat.<br />

Inhoud versus weergave. 2<br />

4.6 De belangrijkste structuurelementen efficiënt opmaken.<br />

Bijvoorbeeld<br />

• lettertype en lettergrootte;<br />

• vet, cursief;<br />

• verschillende vormen van uitlijning;<br />

• kolombreedte en rijhoogte<br />

aanpassen.<br />

2<br />

Informatie- en communicatietechnologie 32 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


Doelstellingen Inhouden Gr.<br />

4.7 Cellen automatisch vullen met een opeenvolgende<br />

reeks waarden.<br />

Automatisch vullen. 2<br />

4.8 Een formule opstellen en correct en efficiënt invoeren. Formules en operatoren. Relatieve<br />

en absolute celverwijzing.<br />

2<br />

4.9 Cellen en groepen van cellen efficiënt kopiëren, verplaatsen,<br />

wissen en verwijderen.<br />

4.10 Enkele belangrijke standaardfuncties kennen en<br />

gebruiken.<br />

Kopiëren, verplaatsen, wissen en<br />

verwijderen.<br />

Onder meer som, gemiddelde,<br />

aantal, als.<br />

2<br />

2<br />

4.11 Een aantal rijen sorteren in oplopende of aflopende<br />

volgorde.<br />

Sorteren. 2<br />

4.12 Een grafische voorstelling maken van (een deel van)<br />

een werkblad.<br />

4.13 Navigeren tussen verschillende werkbladen binnen<br />

één werkmap.<br />

Enkele soorten grafische voorstellingen,<br />

bijvoorbeeld staafdiagram,<br />

cirkeldiagram, lijndiagram.<br />

Opmaak van de grafische voorstelling.<br />

2<br />

2<br />

4.14 Een afdrukvoorbeeld bekijken en beoordelen. Afdrukvoorbeeld. 2<br />

5 Gegevensbeheer<br />

5.1 Het begrip tabel en de belangrijkste structuurelementen<br />

ervan omschrijven en hanteren.<br />

Tabel, record (rij), veld (kolom). 2<br />

5.2 De belangrijkste gegevenstypes kennen en<br />

gebruiken.<br />

5.3 Enkele eigenschappen van velden kennen,<br />

interpreteren en aanpassen. Betekenisvolle<br />

veldnamen hanteren.<br />

Onder meer tekst, getal, datum,<br />

logisch.<br />

Onder meer veldlengte, toegelaten<br />

waarden.<br />

2<br />

2<br />

5.4 Een primaire sleutel definiëren. Primaire sleutel. 2<br />

5.5 Een tabel ontwerpen voor een eenvoudige welomschreven<br />

probleemstelling. Een bestaande tabel<br />

aanpassen.<br />

5.6 Efficiënt navigeren in een tabel. De gegevens in een<br />

tabel raadplegen en interpreteren.<br />

5.7 Een rij opzoeken op basis van een bepaald gegeven<br />

of een combinatie van gegevens.<br />

Tabelontwerp. 2<br />

Zoeken. 2<br />

2<br />

5.8 Eenvoudige logische uitdrukkingen opbouwen. De logische operatoren EN, OF,<br />

NIET.<br />

2<br />

5.9 Rijen volgens een gegeven volgorde rangschikken. Rangschikken. 2<br />

5.10 Op basis van een gegeven informatiebehoefte een gegevensbank<br />

bevragen en de gegevens rangschikken<br />

Filter. Selectiequery. 2<br />

Informatie- en communicatietechnologie 33 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


Doelstellingen Inhouden Gr.<br />

5.11 Een tabel updaten. Records (rijen) aanpassen,<br />

toevoegen of verwijderen.<br />

2<br />

5.12 Gegevens groepsgewijze in een tabel wijzigen of eruit<br />

verwijderen.<br />

5.13 De functie van een formulier toelichten. Een bestaand<br />

formulier gebruiken. Weten hoe aanpassingen aan<br />

een bestaand formulier doorgevoerd worden.<br />

5.14 Een nieuw formulier ontwerpen aan de hand van een<br />

wizard.<br />

5.15 De functie van een rapport toelichten. Een bestaand<br />

rapport gebruiken. Weten hoe aanpassingen aan een<br />

bestaand rapport doorgevoerd worden.<br />

5.16 Een nieuw rapport ontwerpen aan de hand van een<br />

wizard.<br />

Actiequery. 2<br />

Formulier. 2<br />

Formulierontwerp. 2<br />

Rapport. 2<br />

Rapportontwerp. 2<br />

5.17 Relaties tussen twee of meer tabellen begrijpen en<br />

aan de hand van een eenvoudig gegeven voorbeeld<br />

toelichten. Het begrip relationele databank toelichten.<br />

6 Presentaties<br />

6.1 Verschillende vormen van schermopbouw in een<br />

presentatie gebruiken.<br />

6.2 In een bestaande presentatie dia's tussenvoegen, verwijderen,<br />

verplaatsen en dupliceren.<br />

6.3 De vormelijke componenten van de presentatie kiezen,<br />

opmaken en aanpassen.<br />

Relaties. Relationele databank.<br />

Refererende sleutel.<br />

Onder meer titel, opsomming,<br />

genummerde lijst, grafische voorstelling.<br />

Tussenvoegen, verwijderen,<br />

verplaatsen en dupliceren<br />

Lettertype, achtergrond,<br />

opsommingstekens.<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

6.4 Ontwerpsjablonen gebruiken en aanpassen. Ontwerpsjablonen. 2<br />

6.5 Spontaan en op sobere en functionele wijze gebruik<br />

maken van de mogelijkheden die het pakket biedt.<br />

Onder meer beeldopbouw, dia-overgangen,<br />

animatie-effecten.<br />

2<br />

6.6 Grafische vormen toevoegen (pijl, cirkel, ...). Grafische vormen. 2<br />

6.7 Statische objecten invoegen. Bijvoorbeeld afbeelding of tabel 2<br />

6.8 De presentatie op verschillende wijzen afdrukken. Hand-outs. 2<br />

6.9 Een presentatie voorwaarts en achterwaarts<br />

doorlopen op het scherm. Een automatisch<br />

doorlopende presentatie maken.<br />

Presenteren. 2<br />

Informatie- en communicatietechnologie 34 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


Doelstellingen Inhouden Gr.<br />

7 Internet<br />

7.1 Het begrip Internet en enkele mogelijkheden ervan<br />

toelichten.<br />

7.2 De functie van een dienstenleverancier (provider)<br />

toelichten. Enkele voorbeelden van Internetdiensten<br />

beschrijven.<br />

Internet.<br />

Bijvoorbeeld surfen, mailen, chatten,<br />

downloaden.<br />

Internet.<br />

Bijvoorbeeld videoconferentie,<br />

telewerken, telebankieren.<br />

Provider.<br />

Bijvoorbeeld www, e-mail, ftp, irc.<br />

1<br />

2<br />

2<br />

7.3 Enkele soorten connecties noemen en met elkaar<br />

vergelijken.<br />

Breedband versus smalband. 2<br />

7.4 De functie van een webbrowser omschrijven. Webbrowser. 1<br />

7.5 De belangrijkste hulpmiddelen van een browser<br />

functioneel gebruiken bij het navigeren.<br />

Navigatieknoppen, favorieten, geschiedenis.<br />

1<br />

7.6 Met behulp van een browser surfen op het web. Webpagina’s<br />

afdrukken.<br />

7.7 Een Internetadres herkennen en gebruiken om een<br />

Internetlocatie op te zoeken. De componenten van<br />

een internetadres toelichten.<br />

Surfen. Hyperlinks. 1<br />

Domeinnaam. Internetadres (url). 1<br />

7.8 Een zoekinstrument gebruiken om eenvoudige, gerichte<br />

zoekopdrachten op het Internet uit te voeren.<br />

Logische operatoren toepassen.<br />

7.9 De belangrijkste elementen van een e-mailbericht<br />

kennen en hun functie omschrijven.<br />

Zoekinstrumenten.<br />

Complexe zoekopdrachten (en, of,<br />

niet).<br />

Onder meer bestemmeling,<br />

onderwerp, kopie (cc), blinde kopie<br />

(bcc).<br />

1<br />

1<br />

Onder meer aangehecht bestand. 2<br />

7.10 Taakgericht werken met e-mail. Onder meer een e-mailbericht<br />

• openen;<br />

• afdrukken;<br />

• intypen en verzenden;<br />

• beantwoorden.<br />

Onder meer een e-mailbericht<br />

• doorsturen;<br />

• verwijderen.<br />

7.11 Werken met aangehechte bestanden. Onder meer<br />

• een aangehecht tekstbestand<br />

openen en afdrukken;<br />

• een bestand aan een e-<br />

mailbericht hechten en verzenden.<br />

1<br />

2<br />

2<br />

7.12 Weten hoe een e-mailadresboek wordt samengesteld<br />

en actueel gehouden.<br />

E-mailadresboek. 2<br />

Informatie- en communicatietechnologie 35 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


Doelstellingen Inhouden Gr.<br />

7.13 Correct e-mailgebruik nastreven. Netiquette, bijvoorbeeld in verband<br />

met correct taalgebruik, taal- en<br />

typefouten, kettingbrieven, spam,<br />

nutteloze e-mails.<br />

1<br />

8 Algemene vaardigheden en attitudes<br />

Alle vaardigheden en attitudes van deze module moeten in elk van de voorgaande modules uitdrukkelijk<br />

nagestreefd worden.<br />

8.1 Gebruik van toetsenbord en muis<br />

8.1.1 Het toetsenbord met aanvaardbare vlotheid<br />

gebruiken.<br />

Toetsenbord. 1<br />

8.1.2 De navigatietoetsen en veel gebruikte speciale toetsen<br />

met een aanvaardbare vlotheid gebruiken.<br />

Pijltjes, PgUp, PgDn, Home, End...<br />

Esc, Enter, Tab, F1, Backspace,<br />

Ins, Del, ShiftLock, NumLock, Shift,<br />

Alt, AltGr, Ctrl...<br />

1<br />

8.1.3 Veel gebruikte tekens genereren met een<br />

toetsencombinatie.<br />

Bijvoorbeeld á, ó, ê, ë, @, \, i 1<br />

8.1.4 Courante muistechnieken vlot en efficiënt uitvoeren. Muisaanwijzer correct positioneren,<br />

linksklikken, rechtsklikken,<br />

dubbelklikken, slepen, schuifbalken<br />

hanteren, tekstblokken markeren,<br />

scrollen.<br />

1<br />

8.1.5 Aandacht hebben voor de vorm van de muisaanwijzer<br />

en in een aantal gevallen de betekenis ervan kennen.<br />

Muisaanwijzer. 1<br />

8.2 Gebruikersinterface<br />

8.2.1 De onderdelen van een venster kennen en gebruiken. Titelbalk, werkbalk, menubalk,<br />

statusbalk, schuifbalk, taakbalk.<br />

8.2.2 Vensters manipuleren. Activeren, minimaliseren,<br />

maximaliseren, vergroten, verkleinen,<br />

verplaatsen.<br />

1<br />

1<br />

8.2.3 Actief gebruik maken van de courante<br />

interactiemogelijkheden van een softwarepakket.<br />

8.2.4 De meldingen en aanduidingen op het scherm lezen,<br />

beoordelen en desgevallend opvolgen.<br />

Menu’s, pictogrammen, knoppen,<br />

tabbladen, dialoogvensters,<br />

snelmenu’s.<br />

Statusbalk. Dialoogvenster.<br />

Berichten. Foutmeldingen.<br />

1<br />

1<br />

8.2.5 De belangrijkste types van gegevensinvoer gebruiken. Tekstvakken, afvinkvakjes,<br />

keuzerondjes, keuzelijsten.<br />

1<br />

8.2.6 Efficiënt kopiëren, knippen en plakken. Kopiëren, knippen, plakken. 1<br />

8.2.7 Een bewerking ongedaan maken. 1<br />

8.2.8 Spontaan gebruik maken van de beschikbare<br />

hulpmiddelen.<br />

Bijvoorbeeld ingebouwde helpfunctie,<br />

handleiding.<br />

1<br />

Informatie- en communicatietechnologie 36 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


Doelstellingen Inhouden Gr.<br />

8.3 Sleutelvaardigheden en -attitudes<br />

8.3.1 Inzicht hebben in de functionaliteit van softwarepakketten<br />

en een verantwoorde keuze maken uit de beschikbare<br />

software voor het efficiënt realiseren van de<br />

oplossing van een gegeven probleem.<br />

Functionaliteit van softwarepakketten:<br />

tekstverwerking, rekenblad,<br />

gegevensbeheer, presentatie, ...<br />

2<br />

8.3.2 Zelfredzaamheid ontwikkelen teneinde zelfstandig<br />

oplossingen te realiseren.<br />

Zelfredzaamheid. 2<br />

8.3.3 Aandacht besteden aan leesbaarheid, aan uniforme,<br />

esthetisch verantwoorde en doeltreffende vormgeving<br />

en aan normering.<br />

Vormgeving.<br />

BIN-norm NBN Z01-002.<br />

2<br />

8.3.4 Een kritische instelling ontwikkelen t.a.v. gegevens<br />

en oplossingen, deze controleren en zo nodig corrigeren.<br />

8.3.5 Een attitude van zorgzaamheid ontwikkelen voor<br />

computer en randapparatuur.<br />

Kritische instelling. 2<br />

Zorgzaamheid. 1<br />

8.3.6 Een preventieve houding ontwikkelen ten aanzien van<br />

het verlies van gegevens. Alert zijn voor het geregeld<br />

veilig opslaan van bestanden.<br />

Back-up.<br />

Automatisch bewaren van<br />

bestanden.<br />

1<br />

8.3.7 De gevolgen kennen van het binnendringen van<br />

virussen in een computersysteem, een preventieve<br />

houding ontwikkelen ten aanzien van de verspreiding<br />

van virussen en weten hoe gepast te reageren bij de<br />

confrontatie met een virus.<br />

Virussen. 1,2<br />

8.4 Ergonomie<br />

8.4.1 Enkele elementaire regels kennen en toepassen betreffende<br />

een ergonomisch correcte houding.<br />

8.4.2 Enkele elementaire regels kennen en toepassen betreffende<br />

de ergonomisch verantwoorde inrichting van<br />

de werkplek.<br />

8.4.3 Potentiële gevaren voor gezondheid en veiligheid<br />

herkennen en voorkomen.<br />

8.5 <strong>ICT</strong> en maatschappij<br />

8.5.1 Alert zijn voor het feit dat ontwikkelingen binnen <strong>ICT</strong><br />

een maatschappelijk-ethische dimensie kunnen<br />

inhouden.<br />

Onder meer zithouding, positie van<br />

de handen, overbelasting van spieren<br />

en gewrichten.<br />

Onder meer afstand tot het scherm,<br />

plaats van het toetsenbord,<br />

lichtweerspiegeling in het beeldscherm,<br />

tegenlicht, afstelling van de<br />

stoel.<br />

Bijvoorbeeld slordige bevestiging en<br />

opberging van kabels, diffusie van<br />

gevaarlijke producten (tonerstof,<br />

ozon).<br />

Maatschappelijk-ethische aspecten<br />

van <strong>ICT</strong>.<br />

1<br />

1<br />

1<br />

2<br />

8.5.2 Bij de verwerking van persoonsgegevens respect<br />

opbrengen voor de persoonlijke levenssfeer. Een kritische<br />

reflex ontwikkelen ten aanzien van de<br />

verzameling en het gebruik van persoonsgegevens<br />

door derden.<br />

Persoonlijke levenssfeer. 2<br />

Informatie- en communicatietechnologie 37 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)


Doelstellingen Inhouden Gr.<br />

8.5.3 Een correcte houding ontwikkelen ten aanzien van de<br />

auteursrechtelijke aspecten van software en van<br />

digitaal tekst-, beeld- en geluidsmateriaal.<br />

8.5.4 Alert zijn voor de milieu-effecten van computergebruik<br />

en spontaan voorzorgsmaatregelen nemen.<br />

Auteursrechtelijke aspecten, onder<br />

meer op het Internet.<br />

Bijvoorbeeld beperking papier- en<br />

inkt- of tonerverbruik, afdrukvoorbeeld<br />

op het scherm, energiebesparende<br />

functies van apparaten, recycleren<br />

van pc’s, printers en toners.<br />

1,2<br />

2<br />

8.5.5 Aandacht opbrengen voor de hedendaagse evolutie<br />

van computerapparatuur.<br />

8.5.6 Bereidheid ontwikkelen om op eigen initiatief levenslang<br />

bij te leren en op de hoogte te blijven van<br />

nieuwe ontwikkelingen<br />

Evolutie van computerapparatuur. 2<br />

Levenslang leren. 2<br />

Informatie- en communicatietechnologie 38 1e graad (1A en/of 2e leerjaar)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!