01.12.2014 Views

DOiT meetprotocol-1 - EMGO

DOiT meetprotocol-1 - EMGO

DOiT meetprotocol-1 - EMGO

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Meetprotocol <strong>DOiT</strong>-project<br />

Dutch Obesity Intervention in Teenagers<br />

<strong>EMGO</strong> instituut<br />

Sociale Geneeskunde<br />

VU medisch centrum september 2003


Inhoudsopgave<br />

1 Antropometrie 3<br />

1.1 Benodigde materialen 3<br />

1.2 Opstelling en taakverdeling 3<br />

1.3 Meetprotocol 3<br />

1.3.1 Lengte 3<br />

1.3.2 Gewicht 3<br />

1.3.3 Lichaamsomtrekken 4<br />

1.3.4 Huidplooimeting 4<br />

2 Test voor het aeroob uithoudingsvermogen: de 20 meter shuttle run test 5<br />

2.1 Benodigde materialen 5<br />

2.2 Taakverdeling 5<br />

2.3 Toelichting testprotocol 5<br />

2.4 Testprotocol 5<br />

3 Activiteitenmeter (CSA) 6<br />

3.1 Het dragen van de CSA 6<br />

3.2 Opzetten reader interface 7<br />

3.3 Initialiseren CSA 7<br />

3.4 Downloaden van CSA 7


1 Antropometrie<br />

Bij alle proefpersonen zal het gewicht, de lengte en de lichaamssamenstelling<br />

gemeten worden. De lichaamssamenstelling zal door middel van twee methoden,<br />

meting van lichaamsomtrekken en huidplooimeting, bepaald worden.<br />

1.1 Benodigde materialen<br />

2 weegschalen (seca 888)<br />

2 meetlatten (staand, en verschuifbare hoogte)<br />

2 meetlinten (seca, bodymeter 206)<br />

2 huidplooimeters (metalen, john bull)<br />

2 wandschermen, incl. douchegordijnen<br />

registratieformulieren (jvl/scholen/baselineregistratie.doc) + pennen<br />

1.2 Opstelling en taakverdeling<br />

Gedurende een blokuur lichamelijke opvoeding zal er één schoolklas gemeten<br />

worden. De opstelling gedurende de metingen ziet er als volgt uit:<br />

Meetruimte<br />

- tafeltje voor stagiaire<br />

- lengtemeter<br />

- weegschaal<br />

Omkleedruimte scholieren<br />

Tafeltje voor scholier om adresgegevens in te vullen<br />

In twee verschillende (kleed)kamers, met in iedere (kleed)kamer een wandscherm in<br />

bovenstaande opstelling, zal een onderzoeksassistent samen met een stagiair de<br />

metingen uitvoeren. De onderzoeksassistent verricht de metingen, de stagiair vult alle<br />

gegevens op het registratieformulier in.<br />

De procedure gaat als volgt:<br />

Scholier 1 wordt gemeten, scholier 2 kleedt zich alvast uit en scholier 3 vult zijn<br />

adresgegevens in. Als scholier 1 gemeten is, kan scholier 1 zich weer aankleden en<br />

scholier 2 binnenkomen om gemeten te worden. Terwijl de onderzoeksassistent aan<br />

de scholier uitlegt wat er gemeten wordt, checkt de stagiaire het formulier bij scholier<br />

3 en wijst hem/haar de omkleedruimte.<br />

1.3 Meetprotocol<br />

1.3.1 Gewicht<br />

Draai de weegschaal voorzichtig om zodat de bodem van de weegschaal<br />

toegankelijk wordt.<br />

Druk de sluiting van het batterijvlak in de richting van het opschrift ‘battery’ en<br />

klap het deksel open.<br />

Sluit de kabel aan de houder met batterijen aan.<br />

Plaats de houder in het batterijvak.<br />

Sluit het deksel en draai de weegschaal vervolgens weer om.


Plaats de weegschaal op een stabiele ondergrond.<br />

Maak de contramoeren boven de vier voetschroeven los.<br />

Richt de weegschaal door de voetschroeven te draaien. De luchtbel van de libel<br />

moet zich precies in het midden van de cirkel bevinden.<br />

Schroef vervolgens de contramoeren weer vast.<br />

De toets kg/lbs voor het omschakelen van het gewichtsdisplay bevindt zich aan de<br />

kopzijde van de weegschaal.<br />

Trap voorzichtig op de weegschaal. De trillingsschakelaar start de weegschaal. Op<br />

het display verschijnen achtereenvolgens SECA, 8888 en 00. Daarna is de<br />

weegschaal automatisch op nul gezet.<br />

De proefpersoon wordt gewogen met alleen ondergoed aan. De proefpersoon stapt<br />

met zijn/haar rug naar de display toe op de weegschaal. De stagiaire registreert het<br />

gewicht. Zorg dat de stagiaire het gewicht makkelijk kan aflezen zodat het niet<br />

hardop genoemd hoeft te worden!<br />

1.3.2 Lengte<br />

De proefpersoon wordt gevraagd de schoenen en sokken uit te trekken en gaat<br />

vervolgens met de rug tegen de meetlat aanstaan (de hakken moeten tegen de<br />

achterrand aanstaan). Let op dat de proefpersoon rechtop staat en dat de ogen en de<br />

bovenste rand van de oren op één lijn zijn (recht vooruit kijken). De<br />

onderzoeksassistent duwt de schuif naar beneden en leest af en de stagiaire registreert.<br />

1.3.3 Lichaamsomtrekken<br />

De ‘Waist-Hip’ (middel-heup) ratio zal gemeten worden door de onderzoeksassistent,<br />

de stagiaire registreert en houdt in de gaten dat het meetlint overal op gelijke hoogte<br />

zit.<br />

De middel wordt gemeten in het midden van de afstand tussen de laagste rib en de<br />

iliacale rand. De heupomtrek wordt gemeten over de grote trochanter.<br />

Zorg dat het meetlint strak om het lichaam zit, bevestig het lint en meet vervolgens af.<br />

1.3.4 Huidplooimeting ter bepaling van het percentage lichaamsvet<br />

De proefpersoon staat ontspannen naast de onderzoeksassistent.<br />

De huidplooien (triceps, biceps, subscapulair, suprailiacaal) worden door de<br />

onderzoeksassistent gemeten aan de linkerzijde van het lichaam, iedere huidplooi<br />

wordt twee keer achter elkaar gemeten. De huidplooi (huid, onderhoudsbindweefsel<br />

en onderhuids vet) wordt stevig en royaal van de onderlaag opgelicht tussen duim en<br />

wijsvinger van de linkerhand. De geopende huidplooimeter wordt vlak onder de<br />

vingers van de linkerhand over de gehele plooi gezet. Daarna wordt de veer losgelaten<br />

en sluit de bek van de huidplooimeter om de huidplooi. Tegelijkertijd wordt de<br />

huidplooi met de linkerhand vastgehouden. 2 a 3 seconden nadat de veer is losgelaten<br />

wordt er afgelezen.<br />

Triceps<br />

De proefpersoon laat de arm ontspannen afhangen. De meting vindt plaats aan de<br />

achterzijde van de linker bovenarm. De plaats van de meting wordt bepaald door het<br />

midden van de denkbeeldige lijn tussen acromion (top van de schouder) en olecranon<br />

(elleboogspunt). De bek van de huidplooimeter wordt in verticale richting gehouden.


Biceps<br />

De proefpersoon laat de arm ontspannen afhangen. De meting vindt plaats aan de<br />

voorzijde van de linker bovenarm. De plaats van de meting ligt op dezelfde hoogte als<br />

de tricepsplooi. De bek van de huidplooimeter wordt in vertikale richting gehouden.<br />

Subscapulair<br />

De meting vindt plaats aan de achterzijde van de romp, juist onder de angulus inferior<br />

van de scapula (dit is de onderste punt van het schouderblad) evenwijdig aan de<br />

binnenrand van het schouderblad (dat wil zeggen schuin buitenwaarts gericht).<br />

Suprailiacaal<br />

De meting vindt plaats aan de zijkant van de romp, juist boven de spina iliaca anterior<br />

superior, in de voorste axillairlijn (dat wil zeggen juist boven de voorste uitstekende<br />

punt van de bekkenkam, in het verlengde van de voorste oksellijn). De huidplooi<br />

wordt naar voren- en binnenwaarts opgelicht onder een hoek van 45 graden.<br />

Let op dat er goed gemeten wordt in het verlengde van de voorste oksellijn en dat de<br />

gehele plooi wordt opgelicht!<br />

2 Test voor het aëroob uithoudingsvermogen: de 20 meter shuttle run test<br />

2.1 Benodigde materialen<br />

− Gymnastieklokaal met (minimale) afmetingen van 12x20 meter<br />

− Tape/pionnen voor het uitzetten van het parcours<br />

− Meetlint met minimale lengte van 18 meter<br />

− CD speler<br />

− CD (met geluidssignalen voor de shuttle run test)<br />

− Stopwatch<br />

− Registratieformulier behaalde trap<br />

2.2 Taakverdeling<br />

De voorbereiding, dat wil zeggen het uitzetten van het parcours, zal uitgevoerd<br />

worden door onderzoeksassistenten en stagiaires. Met behulp van pionnen worden<br />

twee lijnen op 18 meter afstand van elkaar uitgezet (volleybal-veld). Tevens worden<br />

er twee pionnen geplaatst, ieder op 3 meter afstand van de 18-meter lijnen richting<br />

centrum van het veld.<br />

2.3 Toelichting testprotocol<br />

De test bestaat uit het heen en weer rennen tussen twee lijnen, die op 18 meter afstand<br />

van elkaar gelegen zijn. De loopsnelheid van de deelnemers wordt bepaald door het<br />

interval tussen twee geluidssignalen. De hardloopsnelheid wordt elke minuut<br />

verhoogd door het interval tussen de geluidssignalen te verkorten. De loopsnelheid bij<br />

aanvang van de test bedraagt 8 km/h. Elke minuut neemt de hardloopsnelheid met 0,5<br />

km/h toe. De verhoging van de hardloopsnelheid wordt als een trap aangeduid en<br />

wordt tevens als testresultaat gebruikt. Een testtrap komt dus overeen met ongeveer 1


minuut heen en weer lopen. Het is belangrijk dat de testleider erop toeziet dat de<br />

deelnemer die de test beëindigd, weet welke trap hij of zij behaalde.<br />

2.4 Testprotocol<br />

Voordat de test begint worden de namen van de proefpersonen op het formulier<br />

ingevuld.<br />

De instructie aan de deelnemers wordt gegeven door de onderzoeksassistent waarbij<br />

de volgende punten belangrijk zijn:<br />

− De deelnemers moeten gelijkmatig lopen, dat wil zeggen niet langzamer, maar<br />

ook niet sneller dan het door de piepjes aangegeven tempo.<br />

− Het hardlooptempo gaat per minuut omhoog, in het begin rustig maar gaandeweg<br />

zal het steeds moeilijker worden de piepjes bij te houden.<br />

− De buitenste lijnen van het volleybal-veld worden als keerpunten gemarkeerd (18<br />

meter)<br />

− Aantikken met één voet is voldoende.<br />

− Het keerpunt dient met een zo kort mogelijke draai te gebeuren<br />

− De deelnemer moet in een rechte lijn lopen<br />

− Als de deelnemer voor de piep op de lijn aankomt, dan moet hij op de piep<br />

wachten alvorens verder te gaan<br />

− Als de deelnemer de lijn bij de piep nog niet heeft bereikt, dan moet hij doorlopen<br />

en de lijn alsnog aantikken, alvorens terug te lopen.<br />

− De test is afgelopen als de deelnemer zelf opgeeft of als de deelnemer in twee<br />

opeenvolgende keren voor de piep meer dan circa 3 meter van de lijn verwijderd<br />

is. De testleider houdt dit in de gaten.<br />

− Wanneer een deelnemer de test moet stoppen, wordt het veld zo snel mogelijk<br />

verlaten en kan plaats worden genomen aan de zijlijn van het veld.<br />

− Het testresultaat wordt uitgedrukt in behaalde trappen met een nauwkeurigheid<br />

van een halve trap. Het aantal bereikte trappen wordt aangegeven op de band.<br />

3. Activiteitenmeter (CSA)<br />

De CSA is een versnellingsmeter die verticale versnellingen meet. Deze gegevens<br />

kunnen gebruikt worden om de fysieke activiteit van een proefpersoon te bepalen.<br />

Tevens kan het calorieverbruik van een proefpersoon eruit afgeleid worden.<br />

3.1 Het dragen van de activiteitenmeter<br />

Per school zullen 20 kinderen de CSA gedurende vier dagen (woensdag, donderdag,<br />

vrijdag en zaterdag) dragen. De CSA dient gedragen te worden van ’s ochtends vanaf<br />

het opstaan tot ’s avonds voor het naar bed gaan, behalve tijdens het douchen/baden<br />

en zwemmen.<br />

De CSA wordt om het middel op de rechter heup gedragen. De draagband mag niet te<br />

los zitten zodat het apparaatje op en neer bungelt, maar ook niet oncomfortabel strak<br />

en het mag over de kleding gedragen worden. Het is belangrijk dat de CSA goed<br />

gedragen wordt zoals op de sticker staat aangegeven.<br />

3.2 Opzetten van de reader interface unit (RIU)


De RUI zorgt voor communicatie tussen de computer en de CSA.<br />

- De computer moet uitgeschakeld zijn.<br />

- Adapter in de RIU en in het stopcontact plaatsen<br />

- De kabel in de PC en aan de achterzijde van de RIU bevestigen<br />

- De CSA in de RIU plaatsen met de inkeping van de CSA naar beneden en naar de<br />

voorkant van de RIU<br />

- De computer aanzetten<br />

3.3 Initialiseren van de activiteitenmeter<br />

De activiteitenmeters moeten geprogrammeerd worden om te starten met meten op<br />

het juiste moment. De starttijd moet altijd minimaal 2 minuten later zijn dan de tijd<br />

waarop de activiteitenmeter wordt geinitialiseerd!<br />

- Druk op de knop ‘initialize’<br />

- Vul de startdatum (woensdag) en de starttijd (9.00u) in<br />

- Stel de cyclus tijd (Epoch) in op 1 minuut (01:00)<br />

- De filenaam waaronder de gegevens opgeslagen worden bestaat uit de eerste 3<br />

letters van de plaats + de eerste 3 letters van de school + het nummer van de<br />

proefpersoon + -0 (van baselinemeting)<br />

- Haal de CSA uit de RIU en druk op OK<br />

3.4 Downloaden van de activiteitenmeter<br />

De gegevens van de activiteitenmeters moeten worden gedownload voordat ze naar de<br />

volgende school gaan.<br />

- Plaats de CSA in de RIU met de inkeping naar beneden en naar de voorkant van<br />

de RIU<br />

- Druk op de knop ‘download’<br />

- Bevestig de download filename<br />

- De gegevens worden opgeslagen in een data (DAT) file


3.4 Analyseren van de gegevens<br />

Het programma heeft ook de optie om de verkregen data te analyseren. Dit moet nog<br />

verder uitgezocht worden!!

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!