case report - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
case report - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
case report - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
12 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />
|<br />
De anesthesie werd ingeleid met propofol,<br />
alfentanil en mivacurium en<br />
onderhouden door middel van totaal<br />
intraveneuze anesthesie met propofol,<br />
alfentanil en piritramide. In verband<br />
met de hoge score op de risicoschaal<br />
<strong>voor</strong> postoperatieve misselijkheid<br />
werd 1 mg granisetron en 1,25 mg<br />
droperidol gegeven. De patiënt werd<br />
geïntubeerd met tube 8,0 RAE en er<br />
werd een keeltampon ingebracht. De<br />
operatie verliep vlot en na 40 minuten<br />
werd de anesthesie probleemloos<br />
beëindigd nadat door de operateur<br />
lokale infiltratie met levobupivacaïne<br />
0,25 % was gegeven. Ruim een uur na<br />
de operatie werd de patiënt in goede<br />
conditie van de recovery naar de verpleegafdeling<br />
overgeplaatst. Drie uur<br />
later ontwikkelde zich echter een progressieve<br />
zwelling van de tong, de onderlip<br />
en de kin (zie foto). De patiënt<br />
had moeite met slikken en praten, er<br />
was een profuse speekselproductie en<br />
de patiënt kon slechts met moeite de<br />
ademweg vrijhouden. In verband met<br />
de verdenking op een allergische reactie<br />
met als gevolg een angioneurotisch<br />
oedeem werd 2 mg clemastine en 50<br />
mg prednisolon intraveneus gegeven,<br />
de patiënt werd overgebracht naar de<br />
recovery. De zwelling nam na toedienen<br />
van deze medicatie niet verder toe<br />
en intubatie bleek niet noodzakelijk.<br />
Zes uur later was de zwelling vrijwel<br />
verdwenen en de volgende morgen<br />
kon de patiënt in goede toestand worden<br />
ontslagen uit het ziekenhuis.<br />
Beschouwing<br />
Oorzaak<br />
De zwelling van de tong en de onderste<br />
gelaatshelft enkele uren na de<br />
operatie kan worden veroorzaakt door<br />
een mechanisch probleem of door een<br />
allergische reactie. Een te stevig aangedrukte<br />
keeltampon kan een forse<br />
zwelling van de tong tot gevolg hebben,<br />
oorzaak is dan een belemmering<br />
van de veneuze afvloed van de tong die<br />
via de tongbasis verloopt [1]. Er zijn<br />
ook gevallen beschreven van massieve<br />
zwelling van de tong na orotracheale<br />
intubatie [2)] forse flexie van de nek<br />
[3] of als gevolg van een bloeding na<br />
een trauma, na operatieve behandeling<br />
[4] en bij patiënten met ‘doorgeschoten<br />
antistolling’[5]. Bij de hier beschreven<br />
patiënt is een mechanische oorzaak<br />
minder waarschijnlijk omdat de<br />
zwelling pas enkele uren na de ingreep<br />
optrad. In dit geval is een angioneurotisch<br />
oedeem waarschijnlijker, daarbij<br />
is sprake van een non-pitting oedeem<br />
meestal beperkt tot de huid en slijmvliezen<br />
van het aangezicht en bovenste<br />
luchtwegen. Snelle herkenning van dit<br />
beeld is belangrijk in verband met adequaat<br />
luchtwegmanagement. Voor het<br />
angioneurotisch oedeem kon niet direct<br />
een oorzaak worden aangewezen.<br />
Van lisinopril is – evenals van andere<br />
ACE-remmers - bekend dat dit tot angioneurotisch<br />
oedeem kan leiden [6-8]<br />
maar dit geneesmiddel gebruikte patiënt<br />
al enige tijd en het middel kon na<br />
ontslag uit het ziekenhuis zonder problemen<br />
<strong>voor</strong>tgezet worden. Ook de<br />
<strong>voor</strong>geschreven NSAID’s gaven later<br />
geen allergische verschijnselen tijdens<br />
de nabehandeling. Helaas weigerde de<br />
patiënt een allergie-onderzoek.<br />
Ethische problematiek<br />
Een minstens even interessant discussiepunt<br />
als het zoeken naar de<br />
oorzaak van de aangezichtszwelling<br />
is de ethische problematiek van deze<br />
casus. De patiënt had immers op het<br />
preoperatief spreekuur de wens tot<br />
niet-reanimeren uitgesproken. Als het<br />
beeld postoperatief echt uit de hand<br />
was gelopen, hadden we er dan consequenties<br />
aan moeten verbinden dat de<br />
patiënt bij herhaling aangegeven had<br />
peroperatief niet gereanimeerd te willen<br />
worden?<br />
Er dienen zich naar aanleiding van<br />
deze casus de volgende vragen aan:<br />
a. Welke verantwoordelijkheid heeft<br />
de anesthesioloog met betrekking<br />
tot het afspreken van het reanimatiebeleid?<br />
Kan de patiënt op het<br />
preoperatief spreekuur hierover<br />
een afspraak maken met de anesthesioloog<br />
of is de hoofdbehandelaar<br />
hier<strong>voor</strong> verantwoordelijk?<br />
b. Wat is de betekenis van een van<br />
te voren gemaakte ‘algemene’ afspraak<br />
tot niet-reanimeren <strong>voor</strong> het<br />
peri-operatieve reanimatiebeleid?<br />
Ad a. Welke verantwoordelijkheid<br />
heeft de anesthesioloog?<br />
Met de ontwikkeling van het preoperatief<br />
anesthesiologisch spreekuur is<br />
de rol van de anesthesioloog in het perioperatief<br />
proces duidelijker en meer<br />
omvattend geworden. In het preoperatief<br />
onderzoek worden verschillende<br />
aspecten onderzocht en beoordeeld<br />
[9], één van de aspecten van het preoperatief<br />
onderzoek is het beoordelen<br />
van de proportionaliteit van de<br />
ingreep [10]. Dit is het beoordelen of<br />
op basis van de door preoperatief onderzoek<br />
verkregen informatie – en na<br />
het realiseren van de mogelijkheden<br />
tot verbeteren van de preoperatieve<br />
conditie – de <strong>voor</strong>gestelde operatieve<br />
behandeling bij deze patiënt proportioneel<br />
kan worden geacht [10]. Het is<br />
de vraag stellen: “Is de keuze van behandelen<br />
<strong>voor</strong> deze patiënt niet alleen<br />
‘the best’ maar ook ‘the right’?”. Er zal<br />
ook ten aanzien van het reanimatiebeleid<br />
een weloverwogen afweging moeten<br />
worden gemaakt: Is reanimatie bij<br />
deze patiënt proportioneel of niet?<br />
Reanimeren is namelijk niet een automatisme<br />
zonder meer. Artsen die<br />
reanimeren zijn geen ‘monteurs die<br />
aan een stilstaand hart sleutelen’, maar<br />
hebben met mensen in hun totaliteit<br />
te maken [11]. Hoewel over het algemeen<br />
het medische aspect in de afwegingen<br />
bij het besluit tot wel of niet<br />
reanimeren zwakker is dan de meeste<br />
artsen denken [11].<br />
De afspraken over wel of niet reanimeren<br />
moeten - in principe - door de<br />
hoofdbehandelaar samen met de patiënt<br />
worden gemaakt [12, 13]. Juridisch<br />
gezien is namelijk de hoofdbehandelaar<br />
verantwoordelijk, dit blijkt ook<br />
uit casuïstiek in het tuchtrecht. Het<br />
medisch tuchtcollege oordeelde dat<br />
de algehele verantwoordelijkheid <strong>voor</strong><br />
een operatie – en dus <strong>voor</strong> de hele<br />
perioperatieve behandeling - ligt bij<br />
de operateur. Dit geldt nota bene zelfs<br />
<strong>voor</strong> de anesthesie en de keuze van de<br />
anesthesievorm [14]. Van anesthesiologische<br />
zijde is terecht tegen dit standpunt<br />
bezwaar gemaakt [15]. Het tuchtcollege<br />
gaf aan dat de anesthesioloog<br />
wel een eigen, specifieke verantwoordelijkheid<br />
heeft <strong>voor</strong> de anesthesie<br />
tijdens de operatie [14]. Als de patiënt<br />
een niet-reanimeerwens uitspreekt, is<br />
noodzakelijk dat de hoofdbehandelaar<br />
de proportionaliteit van de ingreep<br />
opnieuw beoordeelt, daarbij kan de<br />
inbreng van de anesthesioloog met<br />
zijn specifieke expertise betreffende<br />
de perioperative zorg niet gemist<br />
worden.