case report - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie

case report - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie case report - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie

anesthesiologie.nl
from anesthesiologie.nl More from this publisher
29.11.2014 Views

Advertentie Nederlands tijdschrift voor anesthesiologie Dr. M. Klimek, hoofdredacteur Prof. Dr. M.A.E. Marcus, plaatsvervangend hoofdredacteur Officiële uitgave van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie volume 22, maart 20102 • Locoregionaal anesthesie bij een neurotrauma patiënt met een potentieel luchtweg probleem op basis van een instabiele C3 fractuur; veilige luchtweg, optimale analgesie en neurologische beoordeling D.M. Coll, L.B. Verbrugge, C. Keijzer • Peri-operatief wel reanimeren als de patiënt geen reanimatie wenst? W.L.H. Smelt, K. Kuizenga, J.M. van Ingen • Prehospitale echografie door het Mobiel Medisch Team B.M. Gerritse, P. Dirven, G.J. Scheffer, J.M.Th. Draaisma • Convulsie tijdens carotisendarteriëctomie I.J. Bruaset, D.G. Snijdelaar • Novalung en non-invasieve beademing als bridge to transplant A. Kulk, R. Braams

Advertentie<br />

Nederlands tijdschrift <strong>voor</strong><br />

anesthesiologie<br />

Dr. M. Klimek, hoofdredacteur<br />

Prof. Dr. M.A.E. Marcus, plaatsvervangend hoofdredacteur<br />

Officiële uitgave van<br />

de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong><br />

volume 22,<br />

maart 20102<br />

• Locoregionaal anesthesie<br />

bij een neurotrauma patiënt<br />

met een potentieel luchtweg<br />

probleem op basis van<br />

een instabiele C3 fractuur;<br />

veilige luchtweg, optimale<br />

analgesie en neurologische<br />

beoordeling<br />

D.M. Coll, L.B. Verbrugge,<br />

C. Keijzer<br />

• Peri-operatief wel reanimeren<br />

als de patiënt geen<br />

reanimatie wenst?<br />

W.L.H. Smelt, K. Kuizenga,<br />

J.M. van Ingen<br />

• Prehospitale echografie<br />

door het Mobiel Medisch<br />

Team<br />

B.M. Gerritse, P. Dirven,<br />

G.J. Scheffer,<br />

J.M.Th. Draaisma<br />

• Convulsie tijdens carotisendarteriëctomie<br />

I.J. Bruaset, D.G. Snijdelaar<br />

• Novalung en non-invasieve<br />

beademing als bridge to<br />

transplant<br />

A. Kulk, R. Braams


Ernstige, onverwachte bloeding<br />

subcutaan, weke delen<br />

Tijdig denken aan verworven hemofilie kan een leven redden


Advertentie<br />

maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 1<br />

|<br />

inhoud<br />

Nederlands tijdschrift <strong>voor</strong><br />

anesthesiologie<br />

volume 22<br />

Nummer 2<br />

maart 2010<br />

Cover:­<br />

Shutterstock<br />

editorial 3<br />

“…<strong>voor</strong> overige vragen: kies 9!”<br />

M.­Klimek<br />

<strong>case</strong> <strong>report</strong> 4<br />

Locoregionaal anesthesie bij een neurotrauma patiënt<br />

met een potentieel luchtweg probleem op basis van<br />

een instabiele C3 fractuur; veilige luchtweg, optimale<br />

analgesie en neurologische beoordeling<br />

D.M.­Coll,­.B.­Verbrugge,­C.­Keijzer<br />

<strong>case</strong> <strong>report</strong> 10<br />

Peri-operatief wel reanimeren als de patiënt<br />

geen reanimatie wenst?<br />

W.L.H.­Smelt,­K.­Kuizenga,­J.M.­van­Ingen<br />

<strong>case</strong> <strong>report</strong> 17<br />

Prehospitale echografie door het Mobiel Medisch Team<br />

B.M.­Gerritse,­P.­Dirven,­G.J.­Scheffer,­J.M.Th.­Draaisma<br />

<strong>case</strong> <strong>report</strong> 23<br />

Convulsie tijdens carotisendarteriëctomie<br />

I.J.­Bruaset,­D.G.­Snijdelaar<br />

<strong>case</strong> <strong>report</strong> 29<br />

Novalung en non-invasieve beademing als bridge<br />

to transplant<br />

A.­Kulk,­R.­Braams


Advertentie<br />

Zo vader, zo zoon<br />

• Effectieve pijnstilling <strong>voor</strong> alle volwassenen 1<br />

• Veilig, ook als langer gebruik nodig is 2<br />

• Uitstekend te combineren met lage dosering NSAID 1,3,4<br />

NU OOK ALS<br />

BRUISTABLET<br />

Zie productinformatie elders in dit tijdschrift ZAL-ADV/27.08.2009-12<br />

Zeker Zaldiar


maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 3<br />

|<br />

colofon<br />

Het Nederlands Tijdschrift <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong><br />

is het officiële orgaan van de<br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>.<br />

Het stelt zich ten doel om door<br />

middel van publicatie van overzichtsartikelen,<br />

klinische en laboratoriumstudies<br />

en casuïstiek, de verspreiding<br />

van kennis betreffende de anesthesiologie<br />

en gerelateerde vakgebieden te<br />

bevorderen.<br />

“…<strong>voor</strong> overige<br />

vragen: kies 9!”<br />

editorial<br />

M. Klimek<br />

Hoofdredacteur<br />

REDACTIE<br />

Kernredacteuren: Dr. C. Boer,<br />

Prof. Dr. A. Dahan, Dr. H. van Dongen,<br />

Dr. H.G.D. Hendriks, Prof. Dr. S. de Hert,<br />

Dr. M. Klimek, Prof. Dr. J. Knape,<br />

Prof. Dr. M.A.E. Marcus, Prof. Dr. G. Scheffer.<br />

Ondersteunend redacteuren:<br />

Drs. M. van der Beek, Drs. E. Bouman,<br />

Dr. P. Bruins, Drs. G. Filippini, Dr. D. Gommers,<br />

Prof. Dr. M. Hollmann, Dr. W. Klei,<br />

Dr. A. Koopman, Prof. Dr. S.A. Loer,<br />

Dr. S. Schiere, Dr. B. in het Veld, Dr. K. Vissers,<br />

Dr. J.K.G. Wietasch, Drs. E. Wiewel.<br />

Secretaresse: mw. W. van Engelshoven<br />

Voor informatie over adverteren en het<br />

reserveren van advertentieruimte in het<br />

Nederlands Tijdschrift <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>:<br />

Mw W. van Engelshoven<br />

e-mail: ntva@mumc.nl<br />

REDACTIE-ADRES<br />

Nederlands Tijdschrift <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>,<br />

mw. W. van Engelshoven, Academisch<br />

Ziekenhuis Maastricht, Afdeling<br />

<strong>Anesthesiologie</strong>, Postbus 5800,<br />

6202 AZ Maastricht; ntva@mumc.nl<br />

internet: www.anesthesiologie.nl<br />

INZENDEN VAN KOPIJ<br />

Richtlijnen <strong>voor</strong> het inzenden van kopij vindt u<br />

op www.anesthesiologie.nl of kunt u opvragen<br />

bij de redactie of de uitgever.<br />

OPLAGE<br />

2.500 exemplaren, 5x per jaar<br />

Het NTvA wordt uitsluitend toegezonden<br />

aan leden van de NVA. Adreswijzigingen:<br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>,<br />

Postbus 20063, 3502 LB Utrecht,<br />

tel. 030-2823385, fax 030-2823856,<br />

e-mail nva@anesthesiologie.nl<br />

PRODUCTIE<br />

Bladcoördinatie: Drs. Thomas Eldering<br />

(023-5259332)<br />

Ontwerp: Dimitry de Bruin<br />

Eindredactie: Monique de Mijttenaere<br />

AUTEURSRECHT EN<br />

AANSPRAKELIJKHEID<br />

© De Stichting tot Beheer van het Nederlands<br />

Tijdschrift <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong> 2009. Nederlands<br />

Tijdschrift <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>® is een<br />

wettig gedeponeerd woordmerk van de <strong>Nederlandse</strong><br />

<strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>. Alle<br />

rechten <strong>voor</strong>behouden. Niets uit deze uitgave<br />

mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een<br />

geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar<br />

gemaakt, in enige vorm of op enige wijzen, hetzij<br />

elektronisch, mechanisch, door foto kopieën,<br />

opnamen of enige andere manier, zonder<br />

<strong>voor</strong>afgaande schriftelijke toestemming.<br />

Geachte lezer,<br />

Het nieuwe NTvA ligt weer <strong>voor</strong><br />

u, een bloemlezing van ervaringen<br />

uit de praktijk, <strong>voor</strong> de praktijk. Goede<br />

ervaringen, opgeloste problemen maar ook<br />

onverwachte incidenten en medische en ethische<br />

dilemma's - kortom: een spiegel van de<br />

dagelijkse werkelijkheid.<br />

Ik was een week geleden op een dagsymposium<br />

met de bijzondere titel “Waarom slimme<br />

mensen domme dingen doen?”. Als (misschien<br />

wel enige) medicus tussen managers,<br />

psychologen en beleidsadviseurs beleefde<br />

ik een dag, die vol zat met lezingen over het<br />

individuele functioneren van “medewerker”<br />

en “manager”, en eindeloze adviezen hoe<br />

men hun fouten zou kunnen <strong>voor</strong>komen. Op<br />

deze dag gingen – mede geïnspireerd door<br />

de lezingen - een aantal gedachten door mijn<br />

hoofd:<br />

Hoe kan het, dat men in het bedrijfsleven<br />

nog zo gefocust is op het individu, terwijl<br />

medici toch <strong>voor</strong>al pogen het systeem veilig<br />

te maken, in de overtuiging dat het individu<br />

toch altijd fouten zal blijven maken? Hoeveel<br />

bijna-incidenten produceert de gemiddelde<br />

verkeersdeelnemer tijdens één autorit, zonder<br />

dat hij hier<strong>voor</strong> een MIP-formulier invult<br />

of over verbetering nadenkt. Echter, waarom<br />

is de gemiddelde verkeersdeelnemer zo laagdrempelig<br />

bereid diverse vormen feedback<br />

aan anderen te geven, zodra hij bij hen een<br />

foutje ontdekt? Hoeveel blinde vlekken heeft<br />

de gemiddelde manager, waardoor deze de<br />

eigen fouten überhaupt niet ziet? Hoeveel<br />

blinde vlekken heb ikzelf…?<br />

Ik zou hierover nog lang door kunnen gaan;<br />

uiteindelijk werden bij mij meer vragen<br />

opgeroepen dan beantwoord. Toch denk ik<br />

na deze dag, dat het waarschijnlijk de betere<br />

bedrijven zijn, die <strong>voor</strong> (de soms daverend<br />

irritante) digitale keuzemenu’s, standaard<br />

openingszinnen en gespreksevaluaties in<br />

hun call-centers kiezen. Het is hun manier<br />

om te <strong>voor</strong>komen, dat hun ‘slimme’ mensen<br />

‘domme’ dingen doen, dit zijn hun protocollen,<br />

hun SOP’s. En net zoals bij ons op de OK<br />

wordt het soms pas lastig, als de cliënt (de<br />

patiënt) met zijn problemen niet helemaal in<br />

het protocol past.<br />

Patiënten die anders zijn, zich anders gedragen,<br />

onverwachte reacties vertonen of<br />

complicaties oplopen: deze patiënten zijn<br />

– hoe vervelend en ingrijpend <strong>voor</strong> de anesthesioloog<br />

in kwestie ook - een bijzonder<br />

waardevolle bron van kennis en ervaring.<br />

“Good judgment comes from experience –<br />

experience comes from poor judgment! “ – is<br />

een pedagogisch principe. Maar: niet alle<br />

complicaties berusten op “poor judgment”,<br />

en men kan ook veel leren van elkaars verhalen<br />

over een goede afloop bij een bijzonder<br />

uitdagende patiënt.<br />

Ik ben blij, dat het NTvA een platform kan<br />

bieden om deze ervaringen met elkaar te<br />

delen. Ik roep u hierbij dan ook weer op om,<br />

ook in de toekomst, uw <strong>case</strong>-<strong>report</strong>s in te<br />

blijven sturen. Zo kunnen wij in ieder geval<br />

op ons gebied zorgen, dat wij slimme mensen<br />

steeds minder domme dingen doen.<br />

Ik wens u veel leesplezier!<br />

Markus Klimek


4 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />

|<br />

<strong>case</strong> <strong>report</strong><br />

¹ Academisch Medisch Centrum<br />

Amsterdam, Afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>.<br />

² Maasstad Ziekenhuis Rotterdam,<br />

Afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>.<br />

contactinformatie<br />

Erasmus Medisch Centrum<br />

Sophia Kinderziekenhuis<br />

Dr. Molewaterplein 60<br />

3015 GJ Rotterdam<br />

Email d.coll@erasmusmc.nl<br />

Locoregionaal anesthesie bij een<br />

neurotrauma patiënt met een<br />

potentieel luchtweg probleem op<br />

basis van een instabiele C3 fractuur<br />

Veilige luchtweg,<br />

optimale analgesie<br />

en neurologische<br />

beoordeling<br />

D.M. Coll, Drs. ¹<br />

L.B. Verbrugge, Drs. ²<br />

C. Keijzer, Dr. ¹


maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 5<br />

|<br />

samenvatting Ondanks de sterk verbeterde kans op overleven na een multi (neuro)<br />

trauma door opvang middels het Advanced Trauma Life Support principe blijft traumatisch<br />

letsel van het centrale zenuwstelsel een belangrijke oorzaak van sterfte en invaliditeit.<br />

Tevens blijft adequate behandeling van pijn in de trauma setting ernstig onderbelicht.<br />

Het moeten toedienen van algehele anesthesie bij een traumapatiënt brengt meerdere<br />

risico’s met zich mee. De optimale behandeling van een neurotrauma met cervicaal letsel<br />

zou moeten bestaan uit continue neurologische beoordeling, continue immobilisatie van<br />

het (cervicale) wervelkolom en dus vermijden van intubatie, en optimale pijnstilling. Deze<br />

optimale behandeling is haalbaar middels het gebruik van locoregionale technieken. De<br />

veiligheid en effectiviteit van locoregionale technieken is de laatste tien jaar dramatisch<br />

verbeterd door het gebruik van neurostimulatoren, echodoppler geleide puncties en<br />

steriele en aseptische technieken. Onze indruk is helaas dat deze techniek weinig wordt<br />

toegepast in de trauma setting. Aan de hand van de volgende casus waarbij met succes een<br />

locoregionale techniek is toegepast bij een neurotrauma patiënt met een instabiele cervicale<br />

3 fractuur bespreken wij de risico’s van dergelijke casuïstiek en de <strong>voor</strong>delen van het<br />

toepassen van een locoregionale techniek.<br />

abstract Despite the improved chances of survival after a multi trauma since the implementation<br />

of the Advanced Trauma Life Support protocol, trauma to the central nervous<br />

system remains an important cause of death and invalidity. Unfortunately treatment of<br />

pain in the trauma setting also remains inadequate. General anesthesia in the trauma setting<br />

does not go without risk. Optimal treatment of a neurotrauma patient should include<br />

continous neurological monitoring, continous immobilization of the (cervical) spinal cord,<br />

thus no need for intubation, and optimal pain treatment. This optimal treatment is possible<br />

by means of employing a locoregional technique. The safety and efficacy of locoregional<br />

techniques has dramatically improved over the last decade due to the use of neurostimulators,<br />

ultrasound, and sterile and aseptic techniques. Unfortunately we have the impression<br />

that within the trauma setting locoregional anesthesia is infrequently used. The following<br />

<strong>case</strong> describes the successful use of locoregional anesthesia in a patient with a neurotrauma<br />

and an instable cervical 3 fracture. We will discuss the risks in such trauma patients and the<br />

advantages of locoregional anesthesia.<br />

Keywords: cervical spine, locoregional anesthesia, pain, trauma.<br />

Inleiding<br />

In Nederland zijn sinds 1999 elf level-<br />

1- traumacentra welke ongevalslachtoffers<br />

opvangen volgens het ‘advanced<br />

trauma life support’ ( = ATLS)<br />

principe. Dit heeft geleid tot een<br />

vergrote kans op overleven van traumapatiënten<br />

[1]. Daar letsels van het<br />

centrale zenuwstelsel een hoge kans<br />

op mortaliteit en sterfte hebben [2] is<br />

een optimale observatie van het neurologische<br />

beeld hierbij van cruciaal<br />

belang. Alcohol- en drugsgebruik,<br />

maar ook (anesthesiologische) medicatie<br />

kan deze beoordeling bemoeilijken.<br />

Hemodynamische effecten<br />

van de anesthesie en directe laryngoscopie<br />

kunnen ruggenmergletsel<br />

veroorzaken bij instabiele cervicale<br />

fracturen [3]. Het belang en de mogelijkheden<br />

van regionaal anesthesie in<br />

dit soort casuïstiek worden in de hier<br />

volgende casus belicht.<br />

Casus<br />

Een 82-jarige aanspreekbare patiënt<br />

werd de traumakamer binnengebracht<br />

door de ambulance dienst na<br />

een hoog energetische trauma (80<br />

km/h), waarbij hij als voetganger was<br />

aangereden door een motor.<br />

Bij analyse volgens Advanced Trauma<br />

Life Support (ATLS) protocol had de<br />

patiënt een vrije ademweg ( A= airway)<br />

met adequate ademhaling (B=<br />

breathing) en was hemo-dynamisch


6 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />

|<br />

stabiel (RR 136/75, HF 78/ min ) (C=<br />

circulation). Bij globaal neurologisch<br />

onderzoek (D= disability) had de<br />

patiënt een Glasgow Coma Score van<br />

E= 4, M = 6, V = 5 ; EMV score 15 ( =<br />

maximaal) ( E = openen ogen, M motorische<br />

reactie, V = verbale reactie)<br />

en isocore pupillen met een normale<br />

lichtreactie. Bij verder lichamelijk<br />

onderzoek (E =Exsposure) bleek er<br />

sprake te zijn van een laceratie links<br />

occipitaal, weke delen letsel laterale<br />

zijde onderbeen rechts, welke wond<br />

nettoyage behoefte, en een gezwollen<br />

enkel, kuit en voet links. Op de<br />

volgens het ATLS protocol verrichte<br />

aanvullende onderzoeken werden<br />

op de X-thorax multiple ribfracturen<br />

(basis costa 2 t/m 4) rechts gezien en<br />

op de X-CWK fracturen van C2, C3<br />

en C4. Naar aanleiding van de aard<br />

van het hoog energetische trauma en<br />

de gevonden afwijkingen werd een<br />

CT brein en cervicale wervelkolom<br />

verricht.<br />

Op de CT brein/ cervicale wervelkolom<br />

werden de volgende afwijkingen<br />

geconstateerd; meerdere contusiehaarden<br />

craniaal links, hersenstam<br />

en hippocampus, klein subduraal<br />

hematoom links en een schedelfractuur<br />

links occipitaal doorlopend tot<br />

links pariëtaal. Van de fracturen van<br />

C2, C3 en C4 bleek C3 een instabiele<br />

fractuur. Naast deze cranio-cervicale<br />

afwijkingen werden metatarsale<br />

fracturen links (2-5), een trimalleolaire<br />

enkel fractuur links en een tibia<br />

plateau fractuur rechts lateraal met<br />

osteochondraal letsel van het femur<br />

lateraal geconstateerd, welke allen<br />

conservatief behandeld zijn. Daar<br />

wond nettoyage van het weke delen<br />

letsel van het rechter onderbeen<br />

geïndiceerd was, ontstond er op<br />

neurologisch en anesthesiologisch<br />

vakgebied een dilemma, met aan de<br />

ene kant de onmogelijkheid tot neurologische<br />

beoordeling gedurende<br />

algehele anesthesie en aan de andere<br />

kant de noodzaak <strong>voor</strong> anesthesie<br />

<strong>voor</strong> het verrichten van de ingreep.<br />

Na informed consent heeft de ingreep<br />

plaatsgevonden onder een<br />

zogenaamd “een-beens-blok”, met<br />

standaard monitoring bestaande uit<br />

ECG, NIBD, en pulse oximetrie. Een<br />

“een-beens-blok” bestaat uit twee<br />

verschillende zenuwblokkades; een<br />

nervus femoralis blokkade en een<br />

nervus ischiadicus blokkade.<br />

Met behulp van een zenuwstimulator<br />

en stimuplex D 50mm en 150mm<br />

naalden zijn respectievelijk de n.<br />

femoralis en de n. ischiadicus geïdentificeerd.<br />

Voor verdoving van<br />

de n. ischiadicus zijn verschillende<br />

benaderingen mogelijk. Gezien het<br />

trauma is gekozen <strong>voor</strong> de laterale<br />

subtrochantere benadering volgens<br />

Guardini [4]. Het <strong>voor</strong>deel hiervan is<br />

dat de patiënt in rugligging geprikt<br />

kan worden. Pijnlijk positionering<br />

wordt hierdoor vermeden en de wervelkolom<br />

blijft geïmmobiliseerd. De<br />

punctieplaats is ongeveer 2cm inferior<br />

en 4 cm distaal van de trochanter<br />

major. De prikrichting is horizontaal.<br />

De nervus ischiadicus wordt op een<br />

diepte van 8-12cm bereikt. Indien het<br />

femur geraakt wordt moet de naald<br />

iets naar caudaal gericht worden.<br />

Na toediening van scandicaine 1,5%<br />

(n. femoralis 10 ml en n. ischiadicus<br />

30 ml) ontstond een volledig sensorisch<br />

en motorisch blok van het<br />

onderbeen, met goede chirurgische<br />

omstandigheden en de mogelijkheid<br />

patiënt neurologisch te beoordelen .<br />

De operatie is ongecompliceerd verlopen.<br />

Patiënt werd enige maanden<br />

behandeld met een Haloframe maar<br />

ontwikkelde ondanks dit een progressieve<br />

anteropositie van C3 t.o.v.<br />

C4. Er werd besloten een posterieure<br />

spondylodese te verrichten. Bij controle<br />

werd er een goede consolidatie<br />

van de fractuur gezien en een goede<br />

onderlinge stand van de wervels<br />

en het ingebrachte osteosynthese<br />

materiaal. De halskraag kon daarom<br />

worden verwijderd en de neurochirurgische<br />

controle beëindigd.<br />

Discussie<br />

Het moeten toedienen van algehele<br />

anesthesie bij een traumapatiënt<br />

brengt meerdere risico’s met zich<br />

mee, zoals het maskeren van symptomen,<br />

risico op aspiratie en/of ruggenmergschade.<br />

Door het gebruik<br />

van locoregionale technieken blijft<br />

observatie mogelijk en wordt intubatie<br />

vermeden. Tevens vermijdt men<br />

de bijwerkingen van systemische<br />

analgetica en wordt de stressrespons<br />

op trauma gemodificeerd waarbij<br />

mogelijk de incidentie van cardiorespiratoire<br />

complicaties daalt [5]. Ondanks<br />

dat het gebruik van regionale<br />

anesthesie in deze setting logisch<br />

lijkt, wordt deze techniek in ons<br />

ziekenhuis maar weinig toegepast.<br />

Puntsgewijs bespreken wij de risico’s<br />

van dergelijke trauma patiënten en<br />

de <strong>voor</strong>delen van locoregionale technieken.<br />

ATLS bij traumatisch ruggenmergletsel<br />

De opvang van (neuro)traumapatiënten<br />

gebeurt systematische volgens<br />

het ATLS principe (ABCDE) en richt<br />

zich primair op een inventarisatie<br />

van de vitale functies. Immobilisatie<br />

van de wervelkolom bemoeilijkt een<br />

optimale beoordeling van de patiënt.<br />

Bij stomp letsel is deze preventieve<br />

immobilisatie de ‘gouden standaard’,<br />

vanwege mogelijk iatrogeen letsel en<br />

het potentiële risico op een dwarslaesie<br />

[6]. Hypotensie bij een (neuro)<br />

traumapatiënt kan multifactorieel<br />

zijn; hypovolemie en/ of neurogeen.<br />

Cervicale en thoracale dwarslaesies<br />

kunnen in verschillende gradaties<br />

autonome dysfunctie veroorzaken,<br />

door verlies van sympathicus tonus<br />

kan hypotensie ontstaan en ten gevolge<br />

van overheersing van vagus<br />

activiteit bij hoge dwarslaesies kan<br />

bradycardie ontstaan. De mate van<br />

neurogene shock correleert direct<br />

met de hoogte en ernst van de dwarslaesie.<br />

Onder het niveau van T5 blijft<br />

de sympathische en parasympatische<br />

innervatie van hart en longen<br />

intact. Vooral cervicaal letsel, zoals<br />

in onze casus, kan gepaard gaan met<br />

ernstige cardiovasculaire dysfunctie<br />

resulterend in ernstige hypotensie<br />

en bradycardie [7]. In een grote database<br />

study in Engeland en Wales<br />

vond Guly et al. een incidentie van<br />

neurogene shock bij cervicale ruggenmerg<br />

letsels van 19.3%, bij thoracale<br />

en lumbale ruggenmerg letsels<br />

was dit respectievelijke 7% en 3% [8].<br />

Er bestaat consensus met betrekking


maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 7<br />

|<br />

tot de “vrijgave” van de cervicale<br />

wervelkolom bij de wakkere alerte<br />

patiënt. Echter bij patiënten met een<br />

verstoord bewustzijn is dit nog controversieel<br />

[3].<br />

Een slechte neurologische uitkomst<br />

na inductie en directe laryngoscopie<br />

wordt beschreven. Echter de incidentie<br />

is lastig te <strong>voor</strong>spellen, mede<br />

daar men niet kan differentiëren<br />

tussen het anesthesiologische beleid<br />

of de directe laryngoscopie, welke<br />

bepalend is geweest <strong>voor</strong> de slechte<br />

uitkomst [3]. Intubatie heeft een<br />

potentieel risico op letsel van het<br />

ruggenmerg. De meeste beweging<br />

in de cervicale wervelkolom tijdens<br />

directe laryngoscopie bevindt zich<br />

in het bovenste gedeelte van de cervicale<br />

wervelkolom. Deze beweging<br />

is verminderd bij “in line” immobilisatie,<br />

desalniettemin veroorzaken<br />

tractiekrachten klinisch belangrijke<br />

distractie en dient daarom vermeden<br />

te worden [9]. De soort en locatie<br />

van het cervicale wervelkolom letsel<br />

en de hemodynamiek zullen de uitkomst<br />

beïnvloeden na intubatie [10].<br />

Bilaterale facet dislocaties en gebarsten<br />

fracturen geven een grotere kans<br />

op ruggenmergletsel in de onderste<br />

cervicale wervels (C3-C7) vergeleken<br />

met unilaterale facet dislocaties en<br />

andere soorten osteoligamenteus<br />

letsel [11]. De autoregulatie van het<br />

ruggenmerg is onbetrouwbaar in<br />

beschadigd ruggenmerg, hypotensie<br />

kan ruggenmergschade veroorzaken.<br />

De bloedtoevoer naar het ruggenmerg<br />

kan zo wisselend zijn, dat zelfs<br />

normotensie onvoldoende is om quadriparese<br />

te <strong>voor</strong>komen [9]. Bij gebruik<br />

van locoregionale technieken<br />

handhaaft men de immobilisatie van<br />

de nek en <strong>voor</strong>komt men anesthesie<br />

gerelateerde hypotensie.<br />

Regionaal anesthesie<br />

Bij deze patiënt is gebruik gemaakt<br />

van locoregionaal anesthesie, zodat<br />

de beoordeling van ABCDE optimaal<br />

gecontinueerd kon worden, zonder<br />

vertroebeling van het klinische beeld<br />

door intubatie en medicatie noodzakelijk<br />

<strong>voor</strong> algehele anesthesie.<br />

Selectieve zenuwblokkades worden<br />

gebruikt <strong>voor</strong> procedures aan de<br />

extremiteiten. De meest frequent<br />

toegepaste zenuwblokkades <strong>voor</strong> de<br />

bovenste extremiteiten gericht op de<br />

plexus brachiales zijn het interscalenus-<br />

infraclaviculair en axillair blok.<br />

Hierbij is slechts één punctieplaats<br />

nodig. De innervatie van de onderste<br />

extremiteiten gaat via de plexus<br />

lumbosacralis. Omdat de aftakkingen<br />

dieper liggen, minder dicht bij elkaar<br />

en moeilijker benaderbaar zijn, kan<br />

het lastig zijn om met één injectie te<br />

volstaan. Om het gehele been te verdoven<br />

worden in de praktijk de twee<br />

hoofdaftakkingen van de plexus onafhankelijk<br />

van elkaar uitgeschakeld<br />

door selectieve verdoving van de n.<br />

ischiadicus en n. femoralis. Dergelijke<br />

zenuwblokkades van een ledemaat<br />

worden verricht bij diverse chirurgische<br />

ingrepen <strong>voor</strong> peri-operatieve<br />

pijnstilling. Met behulp van een<br />

neurostimulator en/of echo wordt de<br />

zenuw opgezocht. Bij contracties in<br />

het doelgebied wordt de benodigde<br />

hoeveelheid lokaal anestheticum<br />

ingespoten. De veiligheid en effectiviteit<br />

van deze procedures is in de<br />

laatste tien jaar drastisch verbeterd<br />

door het gebruik van neurostimulatoren,<br />

echodoppler geleide puncties<br />

en steriele en aseptische technieken.<br />

Auroy et al [12] vond een incidentie<br />

van perifere neuropathie van 12 op de<br />

23.784 uitgevoerde perifere zenuwblokkades.<br />

Bij het gebruik van katheters<br />

werd bij 1.398 orthopedische<br />

patiënten een incidentie van inflammatie<br />

0.6 % en lokale ontsteking 0.2<br />

%, zonder serieuze neurologische<br />

complicaties gevonden [13].<br />

Het grote <strong>voor</strong>deel van selectieve<br />

zenuwblokkades is relaxatie en analgesie<br />

van het geselecteerde gebied,<br />

zonder de aan algehele anesthesie of<br />

spinale anesthesie gerelateerde mogelijke<br />

hemodynamische instabiliteit.<br />

Locoregionale anesthesie bleek ideaal<br />

bij deze patiënt, omdat de mogelijkheid<br />

bleef bestaan om patiënt neurologisch<br />

te beoordelen gedurende<br />

de ingreep en laryngoscopie niet<br />

noodzakelijk was bij een potentieelbedreigde<br />

luchtweg ‘A’ (= instabiele<br />

C3 fractuur)<br />

Belang van adequate pijnstilling<br />

Ondanks de sterk verbeterde kans op<br />

overleven na een multitrauma door<br />

het standaardiseren van de opvang<br />

middels het ATLS principe, blijft adequate<br />

behandeling van pijn als onderdeel<br />

van trauma behandeling ernstig<br />

onderbelicht. Uit angst <strong>voor</strong> het missen<br />

van door pijnstilling gemaskeerde<br />

klinische verschijnselen heeft de<br />

behandeling van pijn een lage prioriteit.<br />

In het ATLS protocol wordt pijn<br />

gezien als een belangrijk signaal <strong>voor</strong><br />

abdominaal, cervicaal en ander letsel.<br />

De reactie op pijnlijke stimuli wordt<br />

gebruikt om het bewustzijn te meten<br />

(GCS).<br />

Systemische opioiden kunnen gepaard<br />

gaan met ernstige directe en<br />

indirecte bijwerkingen; zoals sedatie,<br />

luchtwegobstructie en ademhalingsdepressie,<br />

aspiratie van maag inhoud,<br />

hemodynamische instabiliteit, en<br />

pupil veranderingen. Uit angst <strong>voor</strong><br />

bijwerkingen bij gebruik van systemische<br />

opioiden, bereikt men geen<br />

adequate pijnstilling, wat met een<br />

locoregionale techniek vaak wel haalbaar<br />

is. Onbehandelde pijn versterkt<br />

de neuroendocriene stressrespons.<br />

Verhoogde spiegels van cytokinen,<br />

acute fase eiwitten, cathecholaminen,<br />

cortisol, groeihormoon en adrenocorticotroop<br />

hormoon, activatie van<br />

het reninangiotensine systeem, verstoorde<br />

stolling, en een veranderde<br />

immuunreactie, vergroten de kans op<br />

mortaliteit bij een traumapatiënt [14].<br />

Het niet of onvoldoende behandelen<br />

van pijn geeft een verhoogde incidentie<br />

van interventies (o.a. intubatie)<br />

ten gevolge van oncoöperatieve tot<br />

zelfs tegenwerkende patiënten [15].<br />

Pijn dient adequaat behandeld te<br />

worden om de hierboven genoemde<br />

fysiologische, anatomische- en psychologische<br />

redenen. Neuroplasticiteit,<br />

ten gevolge van het inadequaat<br />

behandelen van acute pijn kan leiden<br />

tot het ontstaan van invaliderende<br />

chronische neuropathische pijn. Het<br />

<strong>voor</strong>komen van onnodig lijden verkleint<br />

de kans op post traumatisch<br />

stress syndroom (PTSS) en verhoogt<br />

het comfort. De incidentie PTSS is<br />

hoger na stressvolle medische gebeur-


8 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />

|<br />

tenissen met onvoldoende pijnstilling.<br />

Er bestaat toenemend bewijs dat<br />

er een verband is tussen chronische<br />

pijn en de aanwezigheid van PTSS.<br />

Vijftig procent van de patiënten met<br />

PTSS na een gemotoriseerd ongeval<br />

leidt aan chronische pijn [15]. Het<br />

toepassen van locoregionale technieken<br />

kan de behandeling van pijn in de<br />

trauma setting mogelijk verbeteren.<br />

Conclusie<br />

Door het toepassen van de locoregionale<br />

techniek in deze setting<br />

hebben we het gevaar van intubatie<br />

kunnen vermijden, was het mogelijk<br />

om de patiënt neurologisch goed<br />

te beoordelen en heeft de patiënt<br />

goede pijnstilling gehad. Middels<br />

onze casus willen we illustreren dat<br />

de locoregionale anesthesietechniek<br />

van duidelijk toegevoegde waarde<br />

was bij de chirurgische behandeling<br />

van onze traumapatiënt. Door een<br />

adequate pijnbehandeling en gelijktijdig<br />

behoud van neurologische<br />

beoordelingsmogelijkheden kan wellicht<br />

onnodig letsel aan het centraal<br />

zenuwstelsel en ‘overdiagnostiek’<br />

worden <strong>voor</strong>komen.<br />

referenties<br />

1. Carmont M.R. The Advanced<br />

Trauma Life Support course: a history<br />

of its development and review<br />

of related literature. Postgrad Med J<br />

2005;81:87-91 (abstract).<br />

2. Cleiman P., Nemeth J., Vetere P. A<br />

significant cervical spine fracture:<br />

think of the airway. J Emerg Med<br />

2009.<br />

3. Ford P., Nolan J. Cervical spine<br />

injury and airway management. Curr<br />

Opin Anaesthesiol 2002;15:193-201.<br />

4. Guardini R., Waldron B.A., Wallace<br />

W.A. Sciatic nerve block: A new<br />

lateral appoach. Acta Anaesthesiol.<br />

Scand. 1985;29:515-519.<br />

5. Desborough J.P. The stress response<br />

to trauma and surgery. Br J Anaesth<br />

2000;85:109-117.<br />

6. Van Vugt A.B. [Protocols for trauma<br />

care and the missing of injuries in<br />

severely injured accident victims<br />

during the prehospital phase]. Ned<br />

Tijdschr Geneeskd 2006;150:2180-<br />

2182.<br />

7. Krassioukov A. Autonomic function<br />

following cervical spinal cord injury.<br />

Respiratory Physiology & Neurobioloy<br />

2009; 169:157-164.<br />

8. Guly H.R., Bouamra O., Lecky F.E.<br />

The incidence of neurogenic shock<br />

in patients with isolated spinal cord<br />

injury in the emergency department.<br />

Resuscitation 2008;76:57-62.<br />

9. Crosby E. Airway management after<br />

upper cervical spine injury: what<br />

have we learned? Can J Anaesth<br />

2002;49:733-744.<br />

10. Ghafoor A.U., Martin T.W., Gopalakrishnan<br />

S. et al. Caring for the<br />

patients with cervical spine injuries:<br />

what have we learned? J Clin Anesth<br />

2005;17:640-649.<br />

11. Coelho D.G., Brasil A.V., Ferreira<br />

N.P. Risk factors of neurological<br />

lesions in low cervical spine fractures<br />

and dislocations. Arq Neuropsiquiatr<br />

2000;58:1030-1034.<br />

12. Auroy Y., Benhamou D., Bargues L.<br />

et al. Major complications of regional<br />

anesthesia in France: The SOS<br />

Regional Anesthesia Hotline Service.<br />

Anesthesiology 2002;97:1274-1280.<br />

13. Wiegel M., Gottschaldt U., Hennebach<br />

R. et al. Complications<br />

and adverse effects associated with<br />

continuous peripheral nerve blocks<br />

in orthopedic patients. Anesth Analg<br />

2007;104:1578-82, table.<br />

14. Cohen S.P., Christo P.J., Moroz<br />

L. Pain management in trauma<br />

patients. Am J Phys Med Rehabil<br />

2004;83:142-161.<br />

15. Davidson E.M., Ginosar Y., Avidan<br />

A. Pain management and regional<br />

anaesthesia in the trauma patient.<br />

Curr Opin Anaesthesiol 2005;18:169-<br />

174.


Masterclass Delier, Sedatie en<br />

Analgesie op de Intensive Care<br />

Een initiatief van<br />

11 juni 2010<br />

Congrescentrum De Reehorst, Ede<br />

Doelgroepen<br />

Anesthesiologen, Hoofden<br />

IC Verpleegkundigen,<br />

IC specialisten,<br />

Intensivisten en Ziekenhuisapothekers.<br />

Accreditatie aangevraagd bij<br />

• Nederlandsche Internisten Vereeniging<br />

• <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong><br />

• <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Intensive Care<br />

• <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong><br />

Ziekenhuisapothekers<br />

Inschrijven via<br />

www.interactie.org/gsk<br />

Deelnameprijs: € 125,-<br />

Organisatie en informatie<br />

Stationsweg 73-C<br />

6711 PL Ede<br />

Telefoon 0318-693501<br />

info@interactie.org<br />

www.interactie.org<br />

GSK 190x125.indd 1 20-01-2010 14:57:46<br />

Verkorte productinformatie Bridion 100 mg/ml oplossing <strong>voor</strong> injectie<br />

Referenties: 1. SmPC Instanyl® 50, 100, 200 µg/dosis, juli 2009 2. Christrup LL et al. Pharmacokinetics,<br />

Samenstelling: 1 ml Bridion 100mg/ml, oplossing <strong>voor</strong> injectie, bevat sugammadex<br />

als natriumzout equivalent aan 100 mg sugammadex. Elke ml bevat 9,7 mg na-<br />

efficacy, and tolerability of fentanyl following intranasal versus intravenous administration in adults undergoing<br />

third-molar extraction: a randomized, double-blind, double-dummy, two-way, crossover study.<br />

trium. Indicatie: Opheffing van de door rocuronium of vecuronium geïnduceerde<br />

Clin Ther 2008;30:469-481 3. Kress HG et al. Efficacy and tolerability of intranasal fentanyl spray 50 to<br />

neuromusculaire blokkade. Bij kinderen en adolescenten wordt het gebruik van<br />

200 mg for breakthrough pain in patients with cancer: a phase III, multinational, randomized, double blind,<br />

sugammadex alleen aanbevolen bij standaardopheffing van een door rocuronium<br />

placebo-controlled, crossover trial with a 10-month, open-label extension treatment period. Clin Ther 2009;31<br />

geïnduceerde neuromusculaire blokkade. Dosering: Sugammadex dient intraveneus<br />

te worden toegediend als eenmalige bolusinjectie. Sugammadex mag alleen worden toegediend door of onder<br />

4. Mercadante S et al. A comparison of intranasal fentanyl spray with oral transmucosal fentanyl citrate for the treatment of<br />

supervisie van een anesthesist. Het gebruik van een geschikte neuromusculaire monitortechniek wordt aanbevolen<br />

breakthrough cancer pain – an open-label, randomised, crossover trial. Curr Med Res Opin 2009;25(11):2805-2815<br />

om het herstel van de neuromusculaire blokkade te bewaken. De aanbevolen dosis sugammadex is afhankelijk van<br />

het niveau van de neuromusculaire blokkade. De aanbevolen dosis is niet afhankelijk van de toegediende anesthesie.<br />

Instanyl 50 microgram/dosis neusspray, oplossing. Instanyl 100 microgram/dosis neusspray, oplossing. Instanyl 200 microgram/dosis<br />

neusspray, oplossing. Kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling: 1 ml oplossing bevat fentanylcitraat equivalent aan<br />

(zie rubriek 6.6*). Standaardopheffing: Er wordt een dosis van 4 mg/kg sugammadex aanbevolen indien het herstel<br />

Bridion kan worden verdund tot 10 mg/ml ten behoeve van een betere nauwkeurigheid van de dosering bij kinderen<br />

respectievelijk 500, 1000 en 2000 microgram fentanyl. 1 dosis (100 microliter) bevat respectievelijk 50, 100 en 200 microgram<br />

ten minste 1–2 posttetanische tellingen (PTC) heeft bereikt na een door rocuronium of vecuronium geïnduceerde<br />

fentanyl. Farmaceutische vorm: Neusspray, oplossing. Heldere, kleurloze oplossing. Therapeutische indicaties: Instanyl is geïndiceerd<br />

blokkade. Een dosis van 2 mg/kg sugammadex wordt aanbevolen als spontaan herstel is opgetreden tot minimaal<br />

<strong>voor</strong> de behandeling van doorbraakpijn bij volwassenen die al een onderhoudsbehandeling met opioïden ontvangen tegen chronische<br />

het terugkeren van T2 na een door rocuronium of vecuronium geïnduceerde blokkade. Bij kinderen en adolescenten<br />

kankerpijn. Doorbraakpijn is een tijdelijke exacerbatie van pijn die optreedt bovenop een bestaande, aanhoudende pijn die reeds onder<br />

(2–17 jaar) wordt <strong>voor</strong> standaardopheffing bij terugkeer van T2 na een door rocuronium geïnduceerde blokkade 2 mg/<br />

controle is. Patiënten die een onderhoudsbehandeling met opioïden ontvangen, gebruiken minstens 60 mg orale morfine per dag,<br />

kg sugammadex aanbevolen. Andere situaties van standaard opheffing bij kinderen en adolescenten zijn niet onderzocht<br />

en worden daarom niet aanbevolen. Het gebruik van sugammadex bij voldragen pasgeborenen en zuigelingen<br />

minstens 25 microgram transdermale fentanyl per uur, minstens 30 mg oxycodon per dag, minstens 8 mg orale hydromorfon per dag<br />

of een equianalgetische dosis van een ander opioïd gedurende één week of langer. Dosering en wijze van toediening: De behandeling<br />

wordt niet aanbevolen. Onmiddellijke opheffing: Als er klinische noodzaak bestaat van onmiddellijke opheffing na<br />

dient te worden ingesteld door en onder toezicht te blijven van een arts met ervaring in de behandeling van kankerpatiënten met opioïden.<br />

toediening van rocuronium, wordt een dosis van 16 mg/kg sugammadex aanbevolen. Onmiddellijke opheffing is bij<br />

Voor verdere informatie, zie de volledige IB-tekst. Contra-indicaties: Overgevoeligheid <strong>voor</strong> het werkzame bestanddeel of <strong>voor</strong> één<br />

kinderen en adolescenten niet onderzocht en wordt daarom niet aanbevolen. Hernieuwde toediening sugammadex:<br />

van de hulpstoffen. Gebruik bij opioïd-naïeve patiënten. Ernstige respiratoire depressie of ernstige obstructieve longaandoeningen.<br />

In de uitzonderlijke situatie dat zich postoperatief, na een initiële dosis van 2 mg/kg of 4 mg/kg, opnieuw een<br />

Eerdere faciale radiotherapie. Terugkerende epistaxisaanvallen. Bijzondere waarschuwingen en <strong>voor</strong>zorgen bij gebruik: Zoals bij<br />

blokkade <strong>voor</strong>doet (zie rubriek 4.4*), wordt een herhalingsdosis van 4 mg/kg sugammadex aanbevolen. Contraindicaties:<br />

Overgevoeligheid <strong>voor</strong> het werkzame bestanddeel of <strong>voor</strong> één van de hulpstoffen. Waarschuwingen:<br />

alle krachtige opioïden kan er klinisch significante respiratoire depressie optreden bij gebruik van fentanyl en moeten patiënten<br />

Patiënten moeten kunstmatig worden beademd totdat de spontane ademhaling voldoende is hersteld. Andere geneesmiddelen,<br />

die tijdens en na de operatie zijn gebruikt, kunnen de ademhalingsfunctie onderdrukken. In geval<br />

geobserveerd worden op deze effecten. Patiënten met pijn die een chronische opioïdbehandeling ontvangen, ontwikkelen een tolerantie<br />

<strong>voor</strong> respiratoire depressie en dus is het risico op respiratoire depressie bij deze patiënten lager. Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die<br />

dat hernieuwd optreden van een neuromusculaire blokkade wordt waargenomen, kunnen kunstmatige beademing<br />

het centrale zenuwstelsel onderdrukken kan het risico op respiratoire depressie verhogen. Bij patiënten met chronische obstructieve<br />

en hernieuwde toediening van sugammadex noodzakelijk zijn (zie rubriek 4.2*). Om hernieuwd optreden van neuromusculaire<br />

blokkade te <strong>voor</strong>komen, dienen de aanbevolen doses van sugammadex te worden gebruikt. Sugammadex<br />

longaandoeningen kan fentanyl ernstigere bijwerkingen hebben. Bij deze patiënten kunnen opioïden de ademhalingsprikkel onderdrukken<br />

en de weerstand van de luchtwegen verhogen. Fentanyl dient met zorg te worden toegediend aan patiënten met matige tot<br />

mag niet worden gebruikt <strong>voor</strong> opheffing van blokkades geïnduceerd door niet steroïde neuromusculair blokkerende<br />

stoffen en door steroïde neuromusculair blokkerende stoffen, anders dan rocuronium of vecuronium. Indien<br />

ernstige lever- of nierfunctiestoornissen. De invloed van lever- en nierfunctiestoornissen op de farmacokinetiek van Instanyl is niet<br />

geëvalueerd; wanneer fentanyl echter intraveneus wordt toegediend, is de klaring gewijzigd als gevolg van lever- en nierfunctiestoornissen,<br />

veroorzaakt door veranderingen in metabole klaring en plasma-eiwitten. Fentanyl dient met zorg te worden gebruikt<br />

van het anestheticum en/of opioïd te worden gegeven op geleide van de klinische indicatie. Indien hernieuwde<br />

de neuromusculaire blokkade wordt opgeheven onder <strong>voor</strong>tzetting van de anesthesie, dienen aanvullende doses<br />

bij patiënten met tekenen van een verhoogde intracraniale druk, een verminderd bewustzijn of coma. Instanyl dient met zorg te<br />

neuromusculaire blokkade is vereist vóór het verstrijken van de aanbevolen wachttijd van 24 uur, dient een nietsteroïde<br />

neuromusculair blokkerende stof te worden gebruikt. Sugammadex is niet onderzocht bij patiënten, die<br />

worden gebruikt bij patiënten met een hersentumor of hoofdletsel. Fentanyl kan bradycardie veroorzaken. Fentanyl dient daarom<br />

met zorg te worden toegediend aan patiënten met bradyaritmie. Opioïden kunnen hypotonie veroorzaken, <strong>voor</strong>al bij patiënten met<br />

rocuronium of vecuronium krijgen op de Intensive Care. Mogelijke interacties: In situaties waar mogelijke verdringingsinteracties<br />

verwacht kunnen worden, dienen patiënten (na parenterale toediening van een ander geneesmid-<br />

hypovolemie. Instanyl dient daarom met zorg te worden gebruikt bij patiënten met hypotonie en/of hypovolemie. Als de patiënt<br />

herhaalde episodes van epistaxis of nasaal ongemak ervaart bij het gebruik van Instanyl, dient een andere toedieningsvorm <strong>voor</strong> de<br />

del binnen 6 uur na toediening van sugammadex) zorgvuldig gecontroleerd te worden op tekenen van hernieuwd<br />

behandeling van doorbraakpijn overwogen te worden. De totale blootstelling aan fentanyl bij personen met een verkoudheid, zonder<br />

optreden van een blokkade (<strong>voor</strong> maximaal ongeveer 15 minuten). In situaties waar mogelijke bindingsinteracties<br />

eerdere behandeling met een nasale vasoconstrictor, is vergelijkbaar met die bij gezonde personen. Tolerantie en lichamelijke en/<br />

kunnen optreden wordt de arts geadviseerd om het geneesmiddel opnieuw toe te dienen of de toediening van een<br />

of psychische fhankelijkheid kan optreden na herhaald gebruik van opioïden zoals fentanyl. Iatrogene verslaving na therapeutisch<br />

therapeutisch gelijkwaardig geneesmiddel en/of niet farmacologische interventies te overwegen (zie rubriek 4.5*).<br />

Nierfunctiestoornis: Het gebruik van sugammadex bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis wordt niet<br />

gebruik van opioïden komt echter zelden <strong>voor</strong> bij de behandeling van kankergerelateerde pijn. Ontwenningsverschijnselen kunnen<br />

aanbevolen. Leverfunctiestoornis: Patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis moeten met grote <strong>voor</strong>zichtigheid<br />

worden behandeld. Vertraagd herstel: Aandoeningen waarbij sprake is van een verlengde circulatietijd, zoals<br />

optreden door de toediening van stoffen met opioïd-antagonistische activiteit, bijv. naloxon, of door analgetica met een gecombineerde<br />

agonistische en antagonistische werking (bijv. pentazocine, butorfanol, buprenorfine, nalbufine). Wanneer de behandeling met<br />

cardiovasculaire aandoeningen, gevorderde leeftijd of oedeemvorming kunnen gepaard gaan met langere hersteltijden.<br />

Allergische reacties: Artsen moeten <strong>voor</strong>bereid zijn op de mogelijkheid van allergische reacties en de nodige<br />

Instanyl wordt gestart, dienen andere toedieningsvormen overwogen te worden <strong>voor</strong> gelijktijdige behandeling van samenlopende<br />

ziektes die via de neus kunnen worden behandeld. Bijwerkingen: Met het gebruik van Instanyl kunnen typische opioïd-gerelateerde<br />

<strong>voor</strong>zorgsmaatregelen treffen. Natriumbeperkt dieet: Indien er meer dan 2,4 ml oplossing moet worden toegediend,<br />

bijwerkingen worden verwacht. Vaak zullen na <strong>voor</strong>tgezet gebruik van het geneesmiddel de meeste van deze bijwerkingen verdwijnen<br />

of in intensiteit afnemen. De meest ernstige bijwerkingen zijn respiratoire depressie (mogelijk leidend tot apneu of ademstilinterval:<br />

De routinematige <strong>voor</strong>zorgsmaatregelen <strong>voor</strong> de behandeling van aritmie moeten in overweging worden<br />

dient hier rekening mee te worden gehouden bij patiënten met een natriumbeperkt dieet. Verlenging van het QTcstand),<br />

circulatoire depressie, hypotensie en shock. Alle patiënten dienen nauwlettend te worden geobserveerd op deze bijwerkingen.<br />

genomen. Pediatrische populatie: De interacties en waarschuwingen <strong>voor</strong> volwassenen gelden ook <strong>voor</strong> kinderen.<br />

De volgende categorieën worden gebruikt om de bijwerkingen volgens frequentie van <strong>voor</strong>komen te rangschikken: zeer vaak (≥1/10);<br />

Interacties: Voor toremifeen, flucloxacilline en fusidinezuur konden verdringingsinteracties niet worden uitgesloten.<br />

vaak (>1/100 en 1/1.000 en 1/10.000 en


10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />

|<br />

<strong>case</strong> <strong>report</strong><br />

1 Isala klinieken, Groot Wezenland 20,<br />

Postbus 10500, 8000 GM Zwolle.<br />

contactinformatie<br />

Peri-operatief wel<br />

dr. W.L.H. Smelt<br />

Isala Klinieken<br />

Groot Wezenland 20<br />

Postbus 10500<br />

reanimeren als de<br />

8000 GM Zwolle<br />

Email w.l.h.smelt@isala.nl<br />

patiënt geen<br />

reanimatie wenst?<br />

W.L.H. Smelt, Dr., anesthesioloog 1<br />

K. Kuizenga, Dr., anesthesioloog 1<br />

J.M. van Ingen, kaakchirurg 1<br />

samenvatting In deze casuïstische mededeling wordt een patiënt beschreven die<br />

op het anesthesiologische preoperatieve spreekuur aangaf peroperatief in geval van<br />

calamiteiten niet gereanimeerd te willen worden. De patiënt weigerde deze wens met de<br />

hoofdbehandelaar te bespreken, de niet-reanimeerwens werd niet schriftelijk vastgelegd.<br />

Na de kaakchirurgische ingreep trad postoperatief een forse zwelling van de tong en het<br />

onderste deel van het aangezicht op, de zwelling was zodanig dat dit de vrije luchtweg<br />

bedreigde. In de beschouwing wordt <strong>voor</strong>al ingegaan op de ethische problematiek van<br />

deze op de valreep uitgesproken niet-reanimeerwens en de rol van de verschillende<br />

behandelend specialisten, intensive care de hoofdbehandelende operateur en de anesthesioloog.<br />

Conclusie is dat een preoperatief uitgesproken niet-reanimeerwens lang niet<br />

altijd zondermeer betekent dat tijdens de ingreep en de anesthesie en in de direct postoperatieve<br />

fase niet gereanimeerd moet worden.<br />

summary At preoperative medical assessment a patient coming for maxillofacial<br />

surgery gave the anesthesiologist the instruction not to resuscitate in <strong>case</strong> of crisis during<br />

the operation. The patient refused neither to discuss this item with the surgeon, nor<br />

to give a written do not resuscitate order. Three hours after termination of the surgical<br />

procedure – a cyst of the maxilla - the patient developed a pronounced swelling of the<br />

tongue and the face threatening the airway. In the discussion we consider the ethical<br />

consequences of a DNR-order declared by the patient. Because anesthesia involves many<br />

elements of cardiopulmonary resuscitation, a DNR-order does not automatically mean<br />

peroperative resuscitation measures should not be applied by the anaesthesiologist.


maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 11<br />

|<br />

Inleiding<br />

Op het preoperatief spreekuur wordt<br />

soms op de valreep een belangrijke<br />

kwestie aangesneden. Als een<br />

deurknopfenomeen kwam in de hier<br />

beschreven casus ineens de uitspraak:<br />

‘Ik wil - als zich tijdens de operatie<br />

iets ergs <strong>voor</strong>doet - niet gereanimeerd<br />

worden.’ Ondanks het advies de wens<br />

tot niet reanimeren met de hoofdbehandelaar<br />

te bespreken, werd dit door<br />

de patiënt niet gedaan. Op de operatiekamer<br />

vlak <strong>voor</strong> de ingreep herhaalde<br />

de patiënt de uitspraak. Welke<br />

consequenties moet de anesthesioloog<br />

daar op dat moment aan verbinden?<br />

In de hieronder beschreven casus<br />

ontwikkelde zich postoperatief een<br />

forse aangezichtszwelling, die bijna<br />

noopte tot reanimatieve handelingen.<br />

Behalve op de mogelijke oorzaken<br />

van de aangezichtszwelling gaan we<br />

in op de ethische aspecten van het<br />

peri-operatieve reanimatiebeleid in<br />

een dergelijke situatie. Een algemene<br />

afspraak niet te reanimeren betekent<br />

– zo blijkt - lang niet in alle gevallen<br />

dat peroperatief van alle reanimatieve<br />

handelingen moet worden afgezien.<br />

Pro­gressieve zwelling van tong, on­derlip en kin vier uur na de operatie.<br />

Casus<br />

Een 63-jarige man bezocht ons preoperatief<br />

spreekuur in verband met een<br />

geplande kaakchirurgische ingreep,<br />

namelijk het verwijderen van een cyste<br />

van de bovenkaak.<br />

Er was sprake van een uitgebreide medische<br />

<strong>voor</strong>geschiedenis. De patiënt<br />

had vele operatieve ingrepen ondergaan<br />

en maakte tweemaal een TIA<br />

door; hij had een COPD GOLD-klasse<br />

III en was een forse roker. De alcoholconsumptie<br />

was ruim, dientengevolge<br />

was sprake van een polyneuropathie.<br />

Hij was in het verleden behandeld<br />

door de psychiater in verband met<br />

depressieve klachten. Een (electieve)<br />

operatieve behandeling van het<br />

aorta abdominalis aneurysma enkele<br />

jaren geleden was gevolgd door vele<br />

complicaties o.a. in de vorm van nierfalen,<br />

darmischaemie en een partiële<br />

dwarslaesie. De complicaties maakten<br />

toen ondermeer een opname van 18<br />

dagen op de intensive care noodzakelijk.<br />

Vanwege de darmischaemie moest<br />

een stoma worden aangelegd. Toen<br />

een jaar later de chirurg <strong>voor</strong>stelde een<br />

operatie uit te voeren om het stoma<br />

op te heffen, sprak de cardioloog een<br />

negatief behandeladvies uit in verband<br />

met de zeer slechte linker-ventrikelfunctie<br />

bij een op dat moment niet<br />

significant coronairlijden.<br />

Bij het preoperatief onderzoek zagen<br />

we een patiënt in matige conditie, die<br />

met een rollator redelijk mobiel was.<br />

Bij lichamelijk onderzoek werden<br />

geen evidente afwijkingen van hart en<br />

longen geconstateerd. Het medicatiegebruik<br />

bestond onder andere uit<br />

seretide, ascal (100 mg) lisinopril,<br />

metoprolol, furosemide, thiamine,<br />

vit B-complex en omeprazol. Het<br />

laboratoriumonderzoek was normaal<br />

met uitzondering van fors gestoorde<br />

leverfuncties. De patiënt werd geclassificeerd<br />

als ASA 3 en geaccepteerd<br />

<strong>voor</strong> operatie.<br />

Bij de afronding van het preoperatief<br />

onderzoek sprak de patiënt een<br />

niet-reanimeerwens uit. De anesthesioloog<br />

vroeg hem deze wens met<br />

de hoofdbehandelaar te bespreken,<br />

<strong>voor</strong> de operatie had deze echter geen<br />

afspraak meer met de patiënt en de<br />

patiënt ondernam geen verdere actie.<br />

De operatieve behandeling werd<br />

volgens plan uitgevoerd. Vlak <strong>voor</strong> de<br />

inleiding herhaalde de patiënt tegen<br />

de anesthesioloog de mededeling dat<br />

hij niet gereanimeerd wilde worden,<br />

maar hij weigerde dit op dat moment<br />

met de - aanwezige - hoofdbehandelaar<br />

te bespreken. De anesthesioloog<br />

gaf aan dat dit niet het meest geschikte<br />

moment was <strong>voor</strong> discussie over dit<br />

onderwerp en dat in het geval de<br />

patiënt de ingreep zou willen laten<br />

doorgaan er perioperatief wel gereanimeerd<br />

zou worden. De patiënt wenste<br />

dat de ingreep doorging.


12 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />

|<br />

De anesthesie werd ingeleid met propofol,<br />

alfentanil en mivacurium en<br />

onderhouden door middel van totaal<br />

intraveneuze anesthesie met propofol,<br />

alfentanil en piritramide. In verband<br />

met de hoge score op de risicoschaal<br />

<strong>voor</strong> postoperatieve misselijkheid<br />

werd 1 mg granisetron en 1,25 mg<br />

droperidol gegeven. De patiënt werd<br />

geïntubeerd met tube 8,0 RAE en er<br />

werd een keeltampon ingebracht. De<br />

operatie verliep vlot en na 40 minuten<br />

werd de anesthesie probleemloos<br />

beëindigd nadat door de operateur<br />

lokale infiltratie met levobupivacaïne<br />

0,25 % was gegeven. Ruim een uur na<br />

de operatie werd de patiënt in goede<br />

conditie van de recovery naar de verpleegafdeling<br />

overgeplaatst. Drie uur<br />

later ontwikkelde zich echter een progressieve<br />

zwelling van de tong, de onderlip<br />

en de kin (zie foto). De patiënt<br />

had moeite met slikken en praten, er<br />

was een profuse speekselproductie en<br />

de patiënt kon slechts met moeite de<br />

ademweg vrijhouden. In verband met<br />

de verdenking op een allergische reactie<br />

met als gevolg een angioneurotisch<br />

oedeem werd 2 mg clemastine en 50<br />

mg prednisolon intraveneus gegeven,<br />

de patiënt werd overgebracht naar de<br />

recovery. De zwelling nam na toedienen<br />

van deze medicatie niet verder toe<br />

en intubatie bleek niet noodzakelijk.<br />

Zes uur later was de zwelling vrijwel<br />

verdwenen en de volgende morgen<br />

kon de patiënt in goede toestand worden<br />

ontslagen uit het ziekenhuis.<br />

Beschouwing<br />

Oorzaak<br />

De zwelling van de tong en de onderste<br />

gelaatshelft enkele uren na de<br />

operatie kan worden veroorzaakt door<br />

een mechanisch probleem of door een<br />

allergische reactie. Een te stevig aangedrukte<br />

keeltampon kan een forse<br />

zwelling van de tong tot gevolg hebben,<br />

oorzaak is dan een belemmering<br />

van de veneuze afvloed van de tong die<br />

via de tongbasis verloopt [1]. Er zijn<br />

ook gevallen beschreven van massieve<br />

zwelling van de tong na orotracheale<br />

intubatie [2)] forse flexie van de nek<br />

[3] of als gevolg van een bloeding na<br />

een trauma, na operatieve behandeling<br />

[4] en bij patiënten met ‘doorgeschoten<br />

antistolling’[5]. Bij de hier beschreven<br />

patiënt is een mechanische oorzaak<br />

minder waarschijnlijk omdat de<br />

zwelling pas enkele uren na de ingreep<br />

optrad. In dit geval is een angioneurotisch<br />

oedeem waarschijnlijker, daarbij<br />

is sprake van een non-pitting oedeem<br />

meestal beperkt tot de huid en slijmvliezen<br />

van het aangezicht en bovenste<br />

luchtwegen. Snelle herkenning van dit<br />

beeld is belangrijk in verband met adequaat<br />

luchtwegmanagement. Voor het<br />

angioneurotisch oedeem kon niet direct<br />

een oorzaak worden aangewezen.<br />

Van lisinopril is – evenals van andere<br />

ACE-remmers - bekend dat dit tot angioneurotisch<br />

oedeem kan leiden [6-8]<br />

maar dit geneesmiddel gebruikte patiënt<br />

al enige tijd en het middel kon na<br />

ontslag uit het ziekenhuis zonder problemen<br />

<strong>voor</strong>tgezet worden. Ook de<br />

<strong>voor</strong>geschreven NSAID’s gaven later<br />

geen allergische verschijnselen tijdens<br />

de nabehandeling. Helaas weigerde de<br />

patiënt een allergie-onderzoek.<br />

Ethische problematiek<br />

Een minstens even interessant discussiepunt<br />

als het zoeken naar de<br />

oorzaak van de aangezichtszwelling<br />

is de ethische problematiek van deze<br />

casus. De patiënt had immers op het<br />

preoperatief spreekuur de wens tot<br />

niet-reanimeren uitgesproken. Als het<br />

beeld postoperatief echt uit de hand<br />

was gelopen, hadden we er dan consequenties<br />

aan moeten verbinden dat de<br />

patiënt bij herhaling aangegeven had<br />

peroperatief niet gereanimeerd te willen<br />

worden?<br />

Er dienen zich naar aanleiding van<br />

deze casus de volgende vragen aan:<br />

a. Welke verantwoordelijkheid heeft<br />

de anesthesioloog met betrekking<br />

tot het afspreken van het reanimatiebeleid?<br />

Kan de patiënt op het<br />

preoperatief spreekuur hierover<br />

een afspraak maken met de anesthesioloog<br />

of is de hoofdbehandelaar<br />

hier<strong>voor</strong> verantwoordelijk?<br />

b. Wat is de betekenis van een van<br />

te voren gemaakte ‘algemene’ afspraak<br />

tot niet-reanimeren <strong>voor</strong> het<br />

peri-operatieve reanimatiebeleid?<br />

Ad a. Welke verantwoordelijkheid<br />

heeft de anesthesioloog?<br />

Met de ontwikkeling van het preoperatief<br />

anesthesiologisch spreekuur is<br />

de rol van de anesthesioloog in het perioperatief<br />

proces duidelijker en meer<br />

omvattend geworden. In het preoperatief<br />

onderzoek worden verschillende<br />

aspecten onderzocht en beoordeeld<br />

[9], één van de aspecten van het preoperatief<br />

onderzoek is het beoordelen<br />

van de proportionaliteit van de<br />

ingreep [10]. Dit is het beoordelen of<br />

op basis van de door preoperatief onderzoek<br />

verkregen informatie – en na<br />

het realiseren van de mogelijkheden<br />

tot verbeteren van de preoperatieve<br />

conditie – de <strong>voor</strong>gestelde operatieve<br />

behandeling bij deze patiënt proportioneel<br />

kan worden geacht [10]. Het is<br />

de vraag stellen: “Is de keuze van behandelen<br />

<strong>voor</strong> deze patiënt niet alleen<br />

‘the best’ maar ook ‘the right’?”. Er zal<br />

ook ten aanzien van het reanimatiebeleid<br />

een weloverwogen afweging moeten<br />

worden gemaakt: Is reanimatie bij<br />

deze patiënt proportioneel of niet?<br />

Reanimeren is namelijk niet een automatisme<br />

zonder meer. Artsen die<br />

reanimeren zijn geen ‘monteurs die<br />

aan een stilstaand hart sleutelen’, maar<br />

hebben met mensen in hun totaliteit<br />

te maken [11]. Hoewel over het algemeen<br />

het medische aspect in de afwegingen<br />

bij het besluit tot wel of niet<br />

reanimeren zwakker is dan de meeste<br />

artsen denken [11].<br />

De afspraken over wel of niet reanimeren<br />

moeten - in principe - door de<br />

hoofdbehandelaar samen met de patiënt<br />

worden gemaakt [12, 13]. Juridisch<br />

gezien is namelijk de hoofdbehandelaar<br />

verantwoordelijk, dit blijkt ook<br />

uit casuïstiek in het tuchtrecht. Het<br />

medisch tuchtcollege oordeelde dat<br />

de algehele verantwoordelijkheid <strong>voor</strong><br />

een operatie – en dus <strong>voor</strong> de hele<br />

perioperatieve behandeling - ligt bij<br />

de operateur. Dit geldt nota bene zelfs<br />

<strong>voor</strong> de anesthesie en de keuze van de<br />

anesthesievorm [14]. Van anesthesiologische<br />

zijde is terecht tegen dit standpunt<br />

bezwaar gemaakt [15]. Het tuchtcollege<br />

gaf aan dat de anesthesioloog<br />

wel een eigen, specifieke verantwoordelijkheid<br />

heeft <strong>voor</strong> de anesthesie<br />

tijdens de operatie [14]. Als de patiënt<br />

een niet-reanimeerwens uitspreekt, is<br />

noodzakelijk dat de hoofdbehandelaar<br />

de proportionaliteit van de ingreep<br />

opnieuw beoordeelt, daarbij kan de<br />

inbreng van de anesthesioloog met<br />

zijn specifieke expertise betreffende<br />

de perioperative zorg niet gemist<br />

worden.


maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 13<br />

|<br />

Het is samenwerken op het scherp<br />

van de snede, zoals de titel luidt van<br />

een publicatie over deze materie [16].<br />

Indien patiënten worden behandeld<br />

door (meerdere) medische specialisten<br />

uit verschillende disciplines<br />

ontstaat tussen patiënt en betrokken<br />

specialisten een geneeskundige<br />

behandelingsovereenkomst volgens<br />

het nevenschikkingsmodel. Iedere<br />

medebehandelend specialist is verantwoordelijk<br />

en is aansprakelijk <strong>voor</strong><br />

eventuele tekortkomingen van zijn<br />

EIGEN verrichtingen, zowel de handelingen<br />

op medisch-technisch gebied<br />

als die in het kader van zijn informatieen<br />

documentatieverplichtingen jegens<br />

de patiënt [16]. Bij grote ingrepen en<br />

een matige gezondheidstoestand van<br />

de patiënt (ASA 3 of hoger), dient er<br />

structureel overleg plaats te vinden<br />

tussen de snijdend specialist en de<br />

anesthesioloog over de zin en de haalbaarheid<br />

van het <strong>voor</strong>stel. De snijdend<br />

specialist en de anesthesioloog kunnen<br />

later niet van de gemaakte afspraken<br />

afwijken, tenzij dit alsnog met de patiënt<br />

wordt overeengekomen [16].<br />

Samenvattend: de hoofdbehandelaar<br />

mag dan eindverantwoordelijk zijn,<br />

het inschatten van de proportionaliteit<br />

is een gezamenlijk proces waarin<br />

ook de anesthesioloog zijn bijdrage levert<br />

en waarbij in nauwe samenspraak<br />

met de patiënt tot een weloverwogen<br />

behandelplan wordt gekomen.<br />

Ad b: Wat is de betekenis van een van<br />

te voren gemaakte ‘algemene’ afspraak<br />

tot niet-reanimeren <strong>voor</strong> het perioperatieve<br />

reanimatiebeleid?<br />

Het is belangrijk te realiseren dat 15 %<br />

van alle patiënten bij wie een besluit<br />

tot niet-reanimeren is genomen een<br />

operatie ondergaat [17]. Een nietreanimeerbesluit<br />

betekent niet zonder<br />

meer dat in alle gevallen peroperatief<br />

of direct postoperatief niet gereanimeerd<br />

moet worden. Immers door de<br />

anesthesioloog worden peroperatief<br />

reeds handelingen verricht die grote<br />

overeenkomst hebben met reanimatiehandelingen,<br />

zoals het zeker stellen<br />

van de vrije luchtweg en het toepassen<br />

van kunstmatige ademhaling.<br />

Er zijn perioperatief een viertal beleidskeuzes<br />

[18-22] mogelijk:<br />

1. Continuation: volledig handhaven<br />

van de afspraak tot niet reanimeren.<br />

Wanneer de uitdrukkelijke wens van<br />

de patiënt de basis <strong>voor</strong> het besluit<br />

niet te reanimeren is, zijn verschillende<br />

auteurs van mening dat hiervan ook<br />

op de OK niet mag worden afgeweken,<br />

“het respect <strong>voor</strong> de autonomie<br />

stopt niet bij de deur van de operatieafdeling”<br />

[11] en het zou “de patiënt in<br />

een moeilijke situatie brengen” [20].<br />

Het door de arts op grond van eigen<br />

oordeel over de zin van de reanimatie<br />

naast zich neerleggen van de wens van<br />

de patiënt is slechts in uitzonderlijke<br />

gevallen te rechtvaardigen [11]. In de<br />

praktijk is continuation een keuze die<br />

bij<strong>voor</strong>beeld gemaakt wordt bij een<br />

palliatieve ingreep bij een patiënt met<br />

een aandoening die een - op korte termijn<br />

- infauste prognose heeft.<br />

2. Automatic suspension: opschorten van<br />

het niet-reanimeerbesluit.<br />

In vele klinieken is dit de algemene<br />

routine omdat men er<strong>voor</strong> kiest de<br />

operatieve behandeling en het toepassen<br />

van (algehele) anesthesie niet in<br />

een kwaad daglicht te stellen door<br />

peroperatief de patiënt te laten overlijden.<br />

Daarom kiest men altijd <strong>voor</strong><br />

een actief beleid perioperatief. De operatiekamer<br />

is immers bij uitstek het<br />

medisch-technische werkterrein waar<br />

de arts het – actieve - beleid bepaald<br />

en waar zijn of haar mening dientengevolge<br />

prevaleert. De stelling die men<br />

hanteert is: de patiënt die bereid is een<br />

operatie te ondergaan moet ook de<br />

eventueel noodzakelijke reanimatie<br />

accepteren, immers elke anesthesie<br />

gaat gepaard met verandering c.q. bedreiging<br />

in de vitale functies gevolgd<br />

door bijsturen en reguleren er van<br />

[20].<br />

3. Negotiated suspension: partieel opschorten<br />

van de afspraak niet te<br />

reanimeren.<br />

Hier wordt een tussenweg gekozen:<br />

bij<strong>voor</strong>beeld wel beademen, maar<br />

geen hartmassage toepassen. Het <strong>voor</strong>deel<br />

van deze keuze is dat van te voren<br />

heldere afspraken kunnen worden<br />

gemaakt over te volgen beleidslijn.<br />

Deze afspraken moeten dan wel met<br />

de patiënt besproken worden en in het<br />

dossier vastgelegd zijn.<br />

4. Goal-directed resuscitation: ‘gewogen<br />

reanimatie’.<br />

Bij deze strategie worden tijdens het<br />

reanimatieproces de definitieve keuzes<br />

gemaakt. Peroperatieve complicaties<br />

die eenvoudig te corrigeren zijn<br />

worden wel behandeld, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

defibrilleren bij ventrikelfibrilleren.<br />

Is er een probleem waarbij van interventie<br />

weinig of geen kans op succes<br />

wordt verwacht, dan wordt deze niet<br />

toegepast. De ‘gewogen reanimatie’<br />

veronderstelt bij de behandelaars voldoende<br />

inzicht in het ziekteproces van<br />

de patiënt en de anesthesiologische<br />

c.q. reanimatie-technische mogelijkheden<br />

enerzijds en voldoende ‘ethisch<br />

gevoel’ om gedurende de behandeling<br />

verantwoorde keuzes te maken anderzijds.<br />

Dit is dus niet een eenvoudige<br />

strategie, maar in sommige gevallen<br />

waarschijnlijk wel de ethisch meest<br />

verantwoorde.<br />

Er zijn dus verschillende strategieën<br />

mogelijk en te voren dient hierover<br />

een duidelijke en weloverwogen afspraak<br />

te worden gemaakt tussen de<br />

behandelende specialisten en de betrokken<br />

patiënt.<br />

De casus<br />

In de beschreven casus was een extra<br />

lastig aspect dat de patiënt tweemaal<br />

op de valreep met de mededeling<br />

kwam niet gereanimeerd te willen<br />

worden, maar weigerde deze schriftelijk<br />

vast te leggen of zelfs maar met de<br />

hoofdbehandelaar te bespreken. In het<br />

dagelijks leven geldt dat een mondelinge<br />

overeenkomst bindend is, maar<br />

<strong>voor</strong> de zaken van leven en dood als<br />

de onderhavige is dat niet voldoende.<br />

Alleen een schriftelijk behandelverbod<br />

zoals een schriftelijke reanimatieverklaring<br />

is voldoende om reanimatie<br />

achterwege te laten [14]. Een dergelijke<br />

op schrift gestelde weigering<br />

dient door de betrokken patiënt zelf<br />

te zijn geformuleerd, gedagtekend en<br />

ondertekend. De inhoud en bedoeling<br />

moeten ondubbelzinnig zijn. De arts<br />

dient de overtuiging te hebben dat de<br />

verklaring de wil van de patiënt weerspiegelt.


14 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />

|<br />

In dit geval hebben wij er<strong>voor</strong> gekozen<br />

de ingreep door te laten gaan,<br />

mede omdat we vanwege de <strong>voor</strong>geschiedenis<br />

het vermoeden hadden dat<br />

een discussie met deze patiënt over de<br />

proportionaliteit van een reanimatie<br />

niet gemakkelijk tot een eenduidig<br />

resultaat zou leiden. Er bestond enige<br />

twijfel aan de wilsbekwaamheid van de<br />

patiënt, bovendien is op de operatiedag<br />

de patiënt vanzelfsprekend extra<br />

gespannen en kan hij dientengevolge<br />

minder gemakkelijk een weloverwogen<br />

besluit nemen. Ook had in dit<br />

geval de patiënt de premedicatie al<br />

ingenomen, zodat er op dat moment<br />

geen verandering van het gekozen beleid<br />

kon worden afgesproken. Andere<br />

punten van aandacht bij de proportionaliteitsafweging<br />

waren enerzijds dat<br />

er sprake was van een relatief kleine<br />

operatieve behandeling, anderzijds dat<br />

de cardioloog recent een uitgesproken<br />

negatief behandeladvies had uitgesproken<br />

toen een abdominale ingreep<br />

werd <strong>voor</strong>gesteld, dat er sprake was<br />

van een ruime alcoholconsumptie en<br />

een uitgebreide psychiatrische bemoeienis.<br />

Moest bij deze patiënt om tot een verantwoorde<br />

afspraak te komen een psychiater<br />

in consult worden gevraagd?<br />

Gezien de beperkte grootte van de<br />

ingreep en de uitdrukkelijke wens van<br />

de patiënt geopereerd te worden, werd<br />

door ons de ingreep proportioneel<br />

geacht, en daarmee ook een eventuele<br />

reanimatie. Met uitstel van de ingreep<br />

zouden we gezien de heftige reacties<br />

van de patiënt hem ook geen dienst bewijzen.<br />

Daarom werd door ons gekozen<br />

<strong>voor</strong> doorzetten van de operatie en<br />

<strong>voor</strong> een actief beleid, waarbij we ons<br />

realiseerden dat het daarmee allesbehalve<br />

een stijlbloempje van een ethisch<br />

afwegingsproces werd. Achteraf werd<br />

de gang van zaken uitvoerig met de<br />

patiënt besproken en leek hij tevreden<br />

te zijn met de gemaakte keuze. Hoewel<br />

het met zijn persisterende alcoholconsumptie<br />

wederom niet eenvoudig<br />

was een eenduidige reactie van hem te<br />

krijgen.<br />

De vraag rijst: Indien de patiënt wel<br />

handelingsbekwaam is, geen <strong>voor</strong>geschiedenis<br />

van alcoholconsumptie en<br />

psychiatrische behandeling heeft, wat<br />

is dan de keuze? Waarschijnlijk maakt<br />

in dat geval de patiënt zelf al andere<br />

keuzes. Een handelingsbekwame patiënt<br />

bespreekt van te voren met de<br />

hoofdbehandelaar zijn wens niet gereanimeerd<br />

te worden. Daarna zullen de<br />

operateur (als hoofdbehandelaar) en<br />

de anesthesioloog (als ondersteunend<br />

specialist) samen met de patiënt tot<br />

een concrete afspraak moeten komen.<br />

Indien de patiënt blijft bij de wens tot<br />

niet-reanimeren, staan de chirurg en<br />

de anesthesioloog <strong>voor</strong> de keuze wel of<br />

niet akkoord te gaan met de gevraagde<br />

niet-reanimeerafspraak. Indien één van<br />

hen (of beide) met dit beleid niet kan<br />

instemmen, zal de betreffende specialist<br />

niet aan de operatieve behandeling<br />

kunnen en willen meewerken. Mocht<br />

een wilsbekwame patiënt de wens<br />

niet gereanimeerd te worden echt op<br />

het allerlaatste moment vlak <strong>voor</strong> de<br />

inleiding van de anesthesie uitspreken,<br />

dan is er geen andere keuze dan de<br />

ingreep uit te stellen om in een rustige<br />

(poliklinische) setting het gesprek over<br />

wel- of niet-reanimeren te voeren en<br />

een definitieve afspraak over deze niet<br />

eenvoudige kwestie te maken.<br />

referenties<br />

1. Schultz-Coulon H.J., Laubert A.<br />

Acute circulatory disorders of the<br />

tongue. HNO 1988; 38: 77-83.<br />

2. Huehns T.Y., Yentis S.M., Cumberworth<br />

V. Apparent massive tongue<br />

swelling. A complication of orotracheal<br />

intubation on the Intensive<br />

care unit. Anaesthesia 1994; 49:<br />

414-6.<br />

3. Bennett R.L., Lee T.S., Wright B.D.,<br />

Airway-obstructing supraglottic<br />

edema following anesthesia with the<br />

head positioned in forced flexion.<br />

Anesthesiology 1984: 61 : A386.<br />

4. Ellis S.C. Bryan-Brown C.W., Hyderally<br />

H. Massive swelling of the head<br />

and neck. Anesthesiology 1975: 42:<br />

102-103.<br />

5. Piper S.N., Malec W.H., Kumle B.,<br />

Deschner E., Boldt J. Massive postoperative<br />

swelling of the tongue:<br />

manual decompression and tactile<br />

intubation as a life-saving measure.<br />

Resuscitation 2000; 43: 217-20.<br />

6. Zanoletti E., Bertino G., Malvezzi<br />

L., Benazzo M., Mira E. Angioneurotic<br />

edema of the upper airways<br />

and antihypertensive therapy. Acta<br />

Otolaryngol 2003; 123:960-4.<br />

7. Kaur S., Thami G.P., Srinivasan V.,<br />

Singh R., Kanwar A.J. Severe angiooedema<br />

induced by angiotensin<br />

converting enzyme inhibitors: role<br />

of precipitating factors. J Dermatol<br />

2002; 29: 336-8.<br />

8. Wahbe L., Schultz-Coulon H.J.<br />

Angioneurotic edema of the head<br />

and neck in association with ACE<br />

inhibitors. HNO 2007; 55: 709-15.<br />

9. Rutten C.L.G. De Anesthesiologische<br />

Preoperatieve Zorg. Proefschrift<br />

Rijksuniversiteit Groningen<br />

1996: 7-10.<br />

10. Smelt W.L.H. Wel of niet opereren?<br />

Morele dilemma’s in de anesthesiologie.<br />

Over de rol van de anesthesioloog<br />

bij de grenzen van de geneeskunde.<br />

Nederlands Tijdschrift <strong>voor</strong><br />

<strong>Anesthesiologie</strong> 2000, 13: 115-121.<br />

11. Van Delden J.J.M. Beslissen om<br />

niet te reanimeren. Een medisch en<br />

ethisch vraagstuk. Assen, Van Gorcum<br />

1993: 121,143.<br />

12. <strong>Nederlandse</strong> reanimatie raad. Starten,<br />

niet starten en stoppen van de<br />

reanimatie. Richtlijn van de NRR.<br />

2008, 1 oktober.<br />

13. WGBO Artikel 450: <strong>voor</strong> verrichtingen<br />

ter uitvoering van een<br />

behandelovereenkomst is de toestemming<br />

van de patiënt vereist. De<br />

hulpverlener kan hiervan afwijken<br />

indien hij daartoe gegronde redenen<br />

aanwezig acht.<br />

14. Tuchtrecht 2004-4: Tijdschrift <strong>voor</strong><br />

gezondheidsrecht 2004; 8 : 652.<br />

15. Maassen H. Arts en Recht. Een<br />

omstreden uitspraak. Deskundigen<br />

over de verhouding tussen snijdend<br />

specialist en anesthesioloog. Medisch<br />

Contact 2005: 96-99.<br />

16. Samenwerken op het scherp van de<br />

snede over de verantwoordelijkheden<br />

van de snijdend specialist en<br />

de anesthesioloog bij een operatie<br />

behandeling. Ten Hoopen M.M.,<br />

Knape , J.T.A., van Wijmen F.C.B.,<br />

van Kleef M. Universiteit Maastricht<br />

2006: 79.<br />

17. Barash P., Anesthesiology. JAMA<br />

1992; 268: 335-7.<br />

18. Smelt E., Steinkamp N., Corté I. Wel<br />

of niet naar de intensive care? Uit de<br />

praktijk. Tijdschrift <strong>voor</strong> Geneeskunde<br />

en Ethiek. 2008; 18: 20-24.<br />

19. Troug R.D., Waisel D.B., Burns J.P.:<br />

DNR in the OR. A goal-directed<br />

approach. Anesthesiology 90: 289-<br />

295, 1999.<br />

20. Truog R.D. “Do-Not-Resuscitate” orders<br />

during anaesthesia and surgery.<br />

Anesthesiology 1991: 74: 608-8.<br />

21. Walker R.M. DNR in the OR. Resuscitation<br />

as an operative risk. JAMA<br />

1991; 266: 2407-12.<br />

22. Cohen C.B., Cohen P.J. Do-Not-<br />

Resuscitate orders in the operating<br />

room. N Engl J Med 1991; 325:<br />

1879-82.


Keep your target<br />

in sight.<br />

The SmartPilot ® View represents a new dimension in<br />

anaesthesia support.<br />

Much more than just an information display, it uses mathematical models to predict anaesthetic<br />

drug concentrations and interactions for the given dosage. The SmartPilot View<br />

gives you both advanced process and decision support in one intuitive package.<br />

CONTACT US FOR MORE INFORMATION: WWW.DRAEGER.COM<br />

DF 1656


PSSST!<br />

Bij doorbraakpijn heb je geen tijd<br />

<strong>voor</strong> omwegen en kies je liever<br />

de snelste weg. Daarom is er nu<br />

Instanyl®: de eerste intranasale<br />

toedieningsvorm van fentanyl.<br />

Instanyl maakt het mogelijk om doorbraakpijn<br />

zelf in de hand te houden. Meer weten?<br />

NIEUW!<br />

Tegen doorbraakpijn<br />

bij kanker<br />

www.doorbraakpijnbijkanker.nl<br />

Snel 1-3<br />

Kortwerkend 2,3<br />

Eenvoudig 4<br />

HET NIEUWSTE SNUFJE<br />

TEGEN DOORBRAAKPIJN BIJ KANKER


maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 17<br />

|<br />

<strong>case</strong> <strong>report</strong><br />

Prehospitale<br />

echografie door<br />

het Mobiel<br />

Medisch Team<br />

1 Anesthesioloog, Amphia Ziekenhuis Breda,<br />

afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>.<br />

2 Anesthesioloog, Erasmus Medisch Centrum<br />

Rotterdam, afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>.<br />

3 Anesthesioloog, Universitair Medisch Centrum<br />

Radboud, afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>.<br />

4 Kinderarts, Universitair Medisch Centrum<br />

Radboud, afdeling Kindergeneeskunde.<br />

contactinformatie<br />

B.M. Gerritse<br />

Weezenhof 2924<br />

6536 HM Nijmegen<br />

Email bgerritse@amphia.nl<br />

B.M. Gerritse 1<br />

P. Dirven 2<br />

G.J. Scheffer, Prof. Dr. 3<br />

J.M.Th. Draaisma, Dr. 4<br />

samenvatting Door de introductie van het Helikopter-Mobiel Medisch<br />

Team (H-MMT’s) in Nederland is er een uitbreiding van preklinische<br />

diagnostische mogelijkheden bij vitaal bedreigde patiënten. Prehospitale<br />

echografie kan een belangrijke ondersteuning geven bij het stellen van<br />

diagnoses onder moeilijke omstandigheden. Het werken volgens de ABCDEsystematiek<br />

in de prehospitale traumazorg wordt ondersteund door de<br />

echografische beeldvorming van hart, longen en abdomen. Echografie kan<br />

belangrijke ondersteuning geven bij het uitsluiten van een pneumothorax<br />

en het controleren van de positie van een endotracheale tube. Internationaal<br />

is reeds ervaring met de toepassing van prehospitale echografie in het veld,<br />

een vast stramien <strong>voor</strong> het verrichten van dit onderzoek is vereist. De auteurs<br />

pleiten <strong>voor</strong> een prospectief onderzoek naar deze nieuwe techniek door de<br />

vier H-MMT’s.<br />

abstract The introduction of a Helicopter Emergency Medical Service<br />

(HEMS) in the Netherlands improves the diagnostic possibilities for vitally<br />

compromised patients in the field. Prehospital sonography can give important<br />

support in diagnosing under difficult circumstances. Imaging of heart,<br />

lungs and abdomen can support decision making for the provider of trauma<br />

care, especially regarding the ABC’s in the primary survey. Excluding a pneumothorax<br />

and checking the position of the endotracheal tube by means of<br />

sonography, is still rarely applied, even in hospital. Two <strong>case</strong>s are described,<br />

and a review of relevant literature is given. Further research into the benefit<br />

of prehospital ultrasound by HEMS in the Netherlands is necessary.


18 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />

|<br />

PREP 1: lever en rechter nier<br />

Figuur 1. Echovensters volgens de ‘Polytrauma<br />

Rapid Echo-Evaluation Program’<br />

PREP 2: milt en linker nier<br />

Inleiding<br />

Sinds 1995 staan in ons land Helikopter-Mobiel<br />

Medische Teams<br />

(H-MMT’s), ook wel ‘traumahelikopters’<br />

genoemd, paraat. Hun taken en<br />

de verwachtingen die men van hun<br />

inzet heeft, zijn omschreven in de<br />

‘Beleidsvisie traumazorg 2006-2010’<br />

van de overheid [1]. Een H-MMT<br />

bestaat uit een medisch specialist<br />

(anesthesioloog of chirurg-traumatoloog),<br />

een verpleegkundige en<br />

een piloot. In samenwerking met de<br />

ambulancehulpverlening bieden zij<br />

gespecialiseerde acute prehospitale<br />

zorg. H-MMT’s worden <strong>voor</strong>namelijk<br />

ingezet bij ongevallen. Daarbij is hun<br />

belangrijkste taak het snel en efficiënt<br />

verzorgen van medische handelingen<br />

ter stabilisatie van vitale functies,<br />

die anders pas in de kliniek kunnen<br />

worden uitgevoerd. Soortgelijke<br />

prehospitale behandelsystemen zijn<br />

in veel Europese landen al langer in<br />

gebruik [2-6].<br />

Door de introductie van MMT-artsen<br />

met uitgebreide scholing in de acute<br />

(prehospitale) hulpverlening heeft<br />

ook een uitbreiding van de diagnostische<br />

mogelijkheden plaatsgevonden.<br />

Een belangrijk diagnostisch hulpmiddel<br />

dat door het Mobiel Medisch<br />

Team Nijmegen in het prehospitale<br />

veld geïntroduceerd is, is de prehospitale<br />

echografie bij vitaal bedreigde<br />

patiënten. Door Walcher e.a. is in<br />

Duitsland reeds gedemonstreerd dat<br />

prehospitale echografie een positieve<br />

bijdrage levert bij de behandeling van<br />

intra-abdominale bloedingen na een<br />

trauma [7]. In Nederland is echter een<br />

andere organisatie van de acute zorg<br />

buiten het ziekenhuis, en is de prehospitale<br />

echografie nog niet eerder<br />

beschreven.<br />

Casus A<br />

Een jongeman, 15 jaar, wordt bij het<br />

fietsend oversteken van een provinciale<br />

weg geschept door een auto<br />

met geschatte snelheid van 65 km/hr.<br />

Gezien de aard van de melding wordt<br />

door de centralist van de Meldkamer<br />

Ambulancedienst zowel een ambulance<br />

als een H-MMT ingeschakeld.<br />

Bij aankomst van het H-MMT 12<br />

minuten na het ongeval blijkt patiënt<br />

op de grond te liggen. Om optimale<br />

behandeling te verlenen in een zo<br />

kort mogelijke tijdspanne worden de<br />

richtlijnen van Advanced Paediatric<br />

Life Support (APLS) gevolgd [8].<br />

Primary survey: Airway: bedreigd,<br />

reutelende ademhaling, Breathing:<br />

verminderd ademgeruis links, trachea<br />

in middenstand, Circulation: pols 48/<br />

minuut systolische bloeddruk 110 mm<br />

Hg, geen groot uitwendig bloedverlies,<br />

grauwe huidskleur Disability:<br />

unresponsive, beiderzijds traag<br />

reagerende pupillen, middenstand.<br />

Exposure: schaafwonden / snijwonden<br />

hoofd, blauwe plekken/schaafwonden<br />

thorax en abdomen.<br />

Door het ambulance personeel is<br />

15 liter/min O2 gegeven via een<br />

non-rebreathing masker, er is een<br />

intraveneuze toegang en een monitor<br />

aangesloten. Door de MMT-arts<br />

wordt na preoxygenatie sedativa en<br />

spierrelaxatie gegeven, bij laryngoscopie<br />

zijn de stembanden makkelijk<br />

à vue te krijgen. De endotracheale<br />

tube wordt ingebracht met de cuff<br />

vlak onder de stembanden, de diepte<br />

is 16 cm gemeten vanaf de tanden.<br />

Door middel van end-tidal capnografie<br />

wordt beademing van de longen<br />

bevestigd, bij auscultatie wordt links<br />

bij auscultatie minder ademgeruis<br />

waargenomen dan rechts. De patiënt<br />

wordt in de ambulance geplaatst om<br />

naar het dichtstbijzijnde traumacentrum<br />

vervoerd, op 19 minuten rijden<br />

afstand. Bij het installeren van de<br />

patiënt in de ambulance blijkt bij een<br />

beademinginstelling met een ademminuutvolume<br />

6 liter/min en een<br />

inspiratoire O2 fractie van 1,0 slechts<br />

een O2 saturatie van 81% te zijn.<br />

Parameters op dit moment: Airway:<br />

vrij door endotracheale tube, diepte


maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 19<br />

|<br />

PREP 5: aorta abdominalis<br />

PREP 3: uterus, blaas, en het cavum douglasi<br />

PREP 4: hart en pericard<br />

conform intubatie. Breathing: nog<br />

steeds verminderd ademgeruis links,<br />

rechts goed ademgeruis, trachea<br />

middenstand. Percussie van de thorax<br />

niet mogelijk in een rijdende ambulance<br />

met sirene. Circulation: pols<br />

98/minuut bloeddruk 127/84 mm Hg<br />

Disability: unresponsive, gesedeerd.<br />

Exposure: cyanotisch.<br />

Op dit moment zijn de meest waarschijnlijke<br />

oorzaken <strong>voor</strong> de lage O2<br />

één long ventilatie door accidentele<br />

intubatie van de bronchus rechts, een<br />

pneumothorax of een longcontusie.<br />

Bij de eerste mogelijkheid zal weer<br />

directe laryngoscopie moeten plaatsvinden,<br />

om à vue de beademingstube<br />

terug te trekken, geen makkelijke<br />

taak in een rijdende ambulance. Bij<br />

het vermoeden van een pneumothorax<br />

zal op basis van het lichamelijk<br />

onderzoek moeten worden besloten<br />

tot behandeling door middel van<br />

een thoraxpunctie of thoraxdrain,<br />

wat buiten het ziekenhuis ook een<br />

risicovolle procedure is [9]. Bij het<br />

verrichten van echografisch onderzoek<br />

( Sonosite®, Micromaxx, 4-8<br />

MHz transducer) tijdens het ambulancetransport<br />

worden er zowel links<br />

als rechts over het hele thoracale<br />

gebied een pneumothorax uitgesloten.<br />

Tevens wordt waargenomen<br />

dat beide longen beademd worden.<br />

Bij het echografisch onderzoek van<br />

het abdomen worden geen bijzonderheden<br />

waargenomen. Hiermee<br />

worden zowel een pneumothorax als<br />

een endobronchiale intubatie rechts<br />

verworpen, en wordt longcontusie<br />

links als waarschijnlijkheidsdiagnose<br />

gesteld. Aan de beademingsmodus<br />

wordt 10 cm Positief Eind-Expiratoire<br />

Druk toegevoegd, waarop de O2<br />

saturatie herstelt. Na binnenkomst<br />

op de SEH van het traumacentrum<br />

wordt op de X-thorax de diagnose<br />

longcontusie bevestigd, echografisch<br />

onderzoek van het abdomen laat geen<br />

bijzonderheden zien.<br />

Casus B<br />

Een jongetje, 7 jaar, wordt binnen de<br />

bebouwde kom bij het oversteken<br />

van de straat geschept door een auto<br />

met een geschatte snelheid van 55<br />

km/hr. Bij aankomst van de ambulancedienst<br />

blijkt het kind een sterk<br />

verminderd bewustzijn te hebben,<br />

het H-MMT wordt secundair gealarmeerd.<br />

Bij aankomst van het H-MMT<br />

18 minuten na het ongeval wordt<br />

een kind aangetroffen dat geïmmobiliseerd<br />

is op een wervelplank. Na<br />

overdracht van de 1e ambulanceverpleegkundige<br />

vindt onderzoek plaats<br />

aan de hand van de richtlijnen van de<br />

APLS. Primary survey: Airway: vrij,<br />

15 liter O /min via non-rebreathing<br />

masker, Breathing: symmetrisch<br />

ademgeruis Circulation: pols 110/min<br />

bloeddruk 90/65 mmHg Disability:<br />

Glasgow Coma Scale 1-2-1, beiderzijds<br />

midwijde pupillen, traag reagerend,<br />

geen dwangstand Exposure: diverse<br />

schaafwonden / snijwonden thorax<br />

abdomen. Patiëntje wordt na het<br />

geven van anesthetica en spierrelaxatie<br />

endotracheal geïntubeerd. Bij het<br />

intuberen wordt een hypermobiele<br />

mandibula geconstateerd, mogelijk<br />

een mandibulafractuur. In overleg<br />

met de ambulancedienst wordt<br />

vervolgens de keuze gemaakt <strong>voor</strong><br />

het type ontvangende ziekenhuis.<br />

Het dilemma tussen transport naar<br />

het dichtbij gelegen perifeer ziekenhuis<br />

(11 minuten rijden) of een verder<br />

gelegen traumacentrum (22 minuten<br />

vliegen) is een dagelijks <strong>voor</strong>komend<br />

probleem in de ambulance en H-<br />

MMT hulpverlening. Een verkeerde<br />

keuze kan ernstig nadelige gevolgen<br />

hebben <strong>voor</strong> de patiënt, en zal de<br />

betrokken hulpverlener worden aangerekend.<br />

Ondanks de reeds verlopen<br />

tijd (nu 34 minuten na het ongeval),<br />

en de kans op inwendig letsel, wordt<br />

toch gekozen om het kind naar het<br />

traumacentrum te brengen. Tijdens<br />

de vlucht waarbij patiëntje volledig<br />

wordt beademd en monitoring, vindt


20 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />

|<br />

ook echografisch onderzoek van de<br />

thorax en abdomen plaats. Hierbij<br />

wordt geconstateerd dat de longen<br />

symmetrisch beademd worden, en<br />

de endotracheale tube niet te diep<br />

zit. Bij echografie van het abdomen<br />

wordt geen vrij vocht waargenomen;<br />

een intra-abdominale bloeding is<br />

hierdoor onwaarschijnlijk. Na binnenkomst<br />

in het traumacentrum (56<br />

minuten na het ongeval) wordt een<br />

schedelfractuur, mandibula fractuur,<br />

contusio cerebri gediagnosticeerd. Bij<br />

de verdenking op een intra-abdominale<br />

bloeding had de patiënt naar het<br />

dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht<br />

moeten worden, met betrekking<br />

tot het neurologisch letsel gaat de<br />

<strong>voor</strong>keur echter uit naar primaire<br />

opname in een traumacentrum. Door<br />

de toepassing van echografie kan<br />

vrij intra-abdominaal vocht worden<br />

uitgesloten, de transport omstandigheden<br />

worden geoptimaliseerd. Er<br />

is hierdoor een verantwoorde keuze<br />

<strong>voor</strong> transport van de ongevalslocatie<br />

naar het traumacentrum mogelijk.<br />

Prehospitale echografie<br />

Door de revolutionaire ontwikkelingen<br />

in de elektronica, zijn de<br />

laatste jaren kleine, relatief goedkope<br />

en draagbare echografie apparaten<br />

verkrijgbaar geworden. Hierdoor is<br />

echografische beeldvorming beschikbaar<br />

op locaties en omstandigheden<br />

die eerder ondenkbaar waren. Door<br />

middel van echografie is snel vast te<br />

stellen of er vrij vocht aanwezig is<br />

in het abdomen, en is een pneumothorax<br />

snel uit te sluiten. Met name<br />

het echografisch uitsluiten van een<br />

(spannings) pneumothorax heeft<br />

meerwaarde als het lichamelijk onderzoek<br />

geen uitsluitsel kan geven, of<br />

de patiënt op een locatie is waar een<br />

thoraxfoto niet snel te maken is [10,<br />

11]. Zoals Liechtenstein e.a. en Noble<br />

e.a demonstreerden, zal er bij het<br />

waarnemen van twee echografische<br />

tekenen: het gliding sign en de lichtkegel,<br />

geen sprake zijn van pneumothorax.<br />

Het gliding sign ontstaat door<br />

het directe contact tussen de pleura<br />

parietalis en de pleura visceralis, de<br />

lichtkegel is een artefact dat onstaat<br />

door het ontplooid zijn van alveoli.<br />

Tevens kan door middel van echografie<br />

een uitspraak worden gedaan<br />

over de contractiliteit en vulling van<br />

het hart. Echografie <strong>voor</strong> de detectie<br />

van het intra-abdominaal vrij vocht,<br />

kan succesvol gedaan worden door<br />

getrainde artsen op een SEH [12].<br />

Ook in het onderzoek van Walcher<br />

e.a. werd geconstateerd dat prehospitale<br />

echografie <strong>voor</strong> het diagnosticeren<br />

van intra-abdominaal vrij vocht<br />

een zinvolle bijdrage aan de opvang<br />

van het multitrauma levert [7]. In<br />

dit onderzoek werden 230 patiënten<br />

geïncludeerd die door H-MMT’s in<br />

Duitsland behandeld werden. Het<br />

prehospitale echografisch onderzoek<br />

en het preoperatief lichamelijk onderzoek<br />

werden vergeleken met alle<br />

beeldvormende diagnostiek in het<br />

ziekenhuis (echografie en CT-scan).<br />

Een volledige follow up werd verkregen<br />

in 202 patiënten. De sensitiviteit,<br />

specificiteit en accuratesse van het<br />

prehospitaal echografisch onderzoek<br />

waren respectievelijk 93%, 99% en<br />

99% versus 93%, 52% en 57% <strong>voor</strong><br />

het prehospitale lichamelijk onderzoek.<br />

Het prehospitale echografische<br />

onderzoek was gemiddeld 35 minuten<br />

(standaarddeviatie 13) eerder dan<br />

het intrahospitale echografische<br />

onderzoek. De prehospitale echografie<br />

leidde tot een verandering in<br />

behandeling in 30% van de patiënten,<br />

en beïnvloedde de ziekenhuiskeuze in<br />

22% van de gevallen.<br />

Gestructureerd onderwijs is cruciaal<br />

om de betrokken artsen met succes<br />

echografische beelden te kunnen laten<br />

beoordelen. Na een korte onderwijsmodule<br />

bleek in het onderzoek<br />

van Noble e.a. een aanmerkelijke verbetering<br />

in het herkenningsvermogen<br />

van echografische beeldvorming te<br />

zijn bij artsen werkzaam in de prehospitale<br />

hulpverlening [11]. Snelle<br />

echografie volgens een vast stramien<br />

is goed te leren <strong>voor</strong> niet-radiologen/<br />

echografisten. Na een 1-daagse<br />

training konden chirurgen de FAST<br />

(Focused Abdominal Sonography<br />

in Trauma) verrichten bij kinderen<br />

met stomp buiktrauma met een hoge<br />

specificiteit, ook in dit onderzoek<br />

bleek echografie door niet radioloog /<br />

echografisten een waardevol hulpmiddel<br />

bij stomp letsel [13].<br />

Internationaal zijn de toonaangevende<br />

cursussen <strong>voor</strong> echografie bij<br />

traumapatiënten <strong>voor</strong> niet-radioloog/<br />

echografisten de FAST en de PREP<br />

(Polytrauma rapid echo-evaluation<br />

program). De FAST is een 1-daagse<br />

cursus waarin alleen aandacht wordt<br />

besteed aan het echografisch onderzoek<br />

van het abdomen. In de<br />

PREP wordt in twee dagen naast het<br />

abdomen inzicht verschaft in echografische<br />

beeldvorming van het hart,<br />

longen en grote vaten. Door middel<br />

van het nauwkeurig volgen van vijf<br />

omschreven echovensters (PREP 1-5,<br />

zie figuur 1), kan snel een echografische<br />

diagnose worden gesteld. In<br />

beiden cursussen wordt benadrukt<br />

dat het gehele echografisch onderzoek<br />

niet langer dan drie minuten<br />

mag duren, om te <strong>voor</strong>komen dat<br />

de behandelend arts het verdere<br />

overzicht over de opvang en behandeling<br />

van de patiënt verliest. In de<br />

Verenigde Staten bleek bij 95% van<br />

de geaccrediteerde opleidingscentra<br />

<strong>voor</strong> SEH-artsen echografie een vast<br />

onderdeel van het curriculum te<br />

zijn, in 87% van de centra is ook een<br />

‘eigen’ echoapparaat beschikbaar (bij<br />

een enquête respons van 79%) [14].<br />

Ook in militaire omstandigheden is<br />

ervaring opgedaan met prehospitale<br />

echografie door niet-radiologen.<br />

Getrainde artsen bleken in het veld<br />

een hoge sensitiviteit en specificiteit<br />

te hebben bij het evalueren van stomp<br />

buik trauma [15]. Ook in vliegende<br />

helikopters is het mogelijk om echografie<br />

te verrichten indien <strong>voor</strong> het<br />

echoapparaat een luchtwaardigheidsbewijs<br />

door de daar<strong>voor</strong> bevoegde<br />

autoriteit is gegeven. In een vliegende<br />

helikopter is auscultatie onmogelijk,<br />

maar kan naast de gebruikelijke<br />

diagnostiek, door het visualiseren van<br />

de longbewegingen de positie van een<br />

endotracheale tube mede gecontroleerd<br />

worden [16-18].<br />

Tenslotte moet ook de keerzijde van<br />

prehospitale echografie benoemd<br />

worden. Echografie kan geen vervanger<br />

zijn van klinische deskundigheid<br />

met betrekking tot de zorg <strong>voor</strong><br />

traumapatiënten. Het verrichten van<br />

dergelijke diagnostiek kan tijds-


maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 21<br />

|<br />

verlies geven, of er toe leiden dat<br />

de MMT-arts het overzicht over de<br />

totale hulpverlening verliest. In een<br />

systematische review en meta-analyse<br />

door Stengel e.a. bleek dat ondanks<br />

de hoge specificiteit, echografie van<br />

het abdomen een lage sensitiviteit<br />

heeft <strong>voor</strong> het waarnemen van vrij<br />

vocht [19]. Zeker op een SEH zal<br />

echografisch onderzoek van het abdomen<br />

vaker vrij vocht in het abdomen<br />

missen dan een CT-scan [20]. Gezien<br />

het gebrek aan hoogwaardig wetenschappelijk<br />

bewijs dient de verdere<br />

referenties<br />

implementatie van een deze nieuwe<br />

techniek zeer zorgvuldig plaatsvinden,<br />

bij <strong>voor</strong>keur in een gezamenlijk<br />

onderzoeksverband door de vier<br />

H-MMT’s in Nederland.<br />

Conclusie<br />

Tot slot, de introductie van prehospitale<br />

echografie zal de noodzaak <strong>voor</strong><br />

het afnemen van een (hetero)anamnese<br />

en het verrichten van lichamelijk<br />

onderzoek bij de prehospitale opvang<br />

van vitaal bedreigde patiënten niet<br />

verminderen. Wel is er de mogelijkheid<br />

dat de arts in moeilijke omstandigheden<br />

ondersteuning krijgt<br />

door beeldvormende technieken bij<br />

besluitvorming omtrent het wel of<br />

niet verrichten van medische handelingen<br />

en bij het uitvoeren van beleid.<br />

Voor het aantonen van het verminderen<br />

van morbiditeit of mortaliteit<br />

door deze techniek bij prehospitale<br />

hulpverlening van vitaal bedreigde<br />

patiënten is een prospectief onderzoek<br />

door de vier H-MMT’s vereist.<br />

1. Acute zorg; brief minister met de<br />

Beleidsvisie traumazorg 2006-2010.<br />

Kamerstukken 2005-2006 29.247,37.<br />

2. Langhelle A., Lossius H.M., Silfvast<br />

T., Björnsson H.M., Lippert F.K.,<br />

Ersson A., et al. International EMS<br />

systems: the Nordic countries. Resuscitation.<br />

2004;61:9-21.<br />

3. Albert J., Phillips H. Trauma care<br />

systems in the United Kingdom.<br />

Injury. 2003;34:728-734.<br />

4. Masmejean E.H., Faye A., Alnot J.Y.,<br />

Mignon A.F. Trauma care systems in<br />

France. Injury. 2003;34:669-673.<br />

5. Westhoff J., Hildebrand F., Grotz<br />

M., Richter M., Pape H.C., Krettek<br />

C. Trauma care in Germany. Injury.<br />

2003;34:674-683.<br />

6. Nijs S.J., Broos P.L. Trauma care systems<br />

in Belgium. Injury. 2003;34:652-<br />

657.<br />

7. Walcher F., Weinlich M., Conrad<br />

G., Schweigkofler U., Breitkreutzs<br />

R., Kirschnings T., Marzi L. Prehospital<br />

ultrasound imaging improves<br />

management of abdominal<br />

trauma. British Journal of Surgery<br />

2006;93:238–242.<br />

8. Turner N.M., Vught A.J. Advanced<br />

Paediatric Life Support, de <strong>Nederlandse</strong><br />

editie. Elsevier Gezondheidszorg<br />

Maarssen 2e druk 2006.<br />

9. Perkins Z., Gunning M. Life-saving<br />

or life-threatening? Prehospital<br />

thoracostomy for thoracic trauma.<br />

Emerg Med J. 2007;24:305-306.<br />

10. Lichtenstein G., Meziere P., Biderman<br />

A., Gepner A. The comet-tail<br />

artifact: an ultrasound sign ruling<br />

out pneumothorax. Intensive Care<br />

Med 1999;25:383-388.<br />

11. Noble V.E., Lamhaut L., Capp R.,<br />

Bosson R., Liteplo A., Marx J.,Carli P.<br />

Evaluation of a thoracic ultrasound<br />

training module for the detection<br />

of pneumothorax and pulmonary<br />

edema by prehospital physician care<br />

providers. BMC Med Educ. 2009;9:3.<br />

12. Connolly J. Brooks A., Davies B.,<br />

Smethhurst M. Prospective evaluation<br />

of non-radiologist performed<br />

emergency abdominal ultrasound<br />

for haemoperitoneum. Emerg Med<br />

J. 2004;21:e5.<br />

13. Soundappan S.V.S., Holland A.J.A.,<br />

Cass D.T., Lam A. Diagnostic accuracy<br />

of surgeon-performed focused<br />

abdominal sonography (FAST)<br />

in blunt paediatric trauma. Injury<br />

2005;36:970-975.<br />

14. Counselman F.L., Sanders A., Slovis<br />

C.M., Danzl D., Binder L.S., Perina<br />

D.G. The status of bedside ultrasonography<br />

training in emergency<br />

medicine residency programs. Acad<br />

Emerg Med. 2003;10:37-42.<br />

15. Brooks A., Davies B., Connolly J.<br />

Prospective evaluation of handheld<br />

ultrasound in the diagnosis of blunt<br />

abdominal trauma. J R Army Med<br />

Corps. 2002;148:19-21.<br />

16. Melanson S.W., McCarthy J.,<br />

Stromski C.J., Kostenbader J., Heller<br />

M. Aeromedical trauma sonography<br />

by flight crews with a miniature ultrasound<br />

unit. Prehosp Emerg Care.<br />

2001;5:399-402.<br />

17. Price D.D., Wilson S.R., Murphy<br />

T.G. Trauma ultrasound feasibility<br />

during helicopter transport. Air Med<br />

J. 2000;19:144-146.<br />

18. Ward D.I. Prehospital point-of-care<br />

ultrasound use by the military.<br />

Emergency Medicine Australasia<br />

2007;19:282.<br />

19. Stengel D., Bauwens K., Sehouli J.,<br />

Porzolt F., Rademacher G., Mutze S.,<br />

Ekkernkamp A. Systematic review<br />

and meta-analysis of emergency ultrasonography<br />

for blunt abdominal<br />

trauma. Br J Surg 2001;88:901-912.<br />

20. Miller M.T., Pasquale M.D., Bromberg<br />

W.J., Wasser T.E., Cox J. Not so<br />

Fast. J Trauma 2003;54:52-60.


oraal of nasaal<br />

bewezen beter<br />

GDT Goal Directed Therapy<br />

met ODM Oesophageal Doppler Monitoring:<br />

minder complicaties & een kortere opnameduur<br />

klinisch- & kosteneffectief*<br />

*referenties<br />

negen peer reviewed randomized controlled<br />

clinical trials (986 patiënten),<br />

drie meta analysis‘s<br />

twee independent Health Technology<br />

Assessments (2007 ECRI USA, 2009 NHS GB)<br />

Medical Technology Transfer BV<br />

adres J.F. Oltmansstraat 10, 7221 NA Steenderen<br />

tel +31 (0)57 54 52 919<br />

fax +31 (0)57 54 50 800<br />

mail info@mttnl.com<br />

web www.mttnl.com<br />

Meer informatie over onze<br />

methodieken, trainingsmaterialen en<br />

literatuur sturen wij u graag toe


maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 23<br />

|<br />

<strong>case</strong> <strong>report</strong><br />

1 Aios anesthesiologie, Afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>,<br />

Pijn en Palliatieve Geneeskunde,<br />

UMC St Radboud, Nijmegen.<br />

2 Anesthesioloog, Afdeling <strong>Anesthesiologie</strong><br />

en Pijnbestrijding, Ziekenhuis Gelderse<br />

Vallei, Ede.<br />

contactinformatie<br />

I.J. Bruaset<br />

Afdeling <strong>Anesthesiologie</strong><br />

Pijn en Palliatieve Geneeskunde<br />

UMC St Radboud<br />

Postbus 9101<br />

6500 HB Nijmegen<br />

Email I.Bruaset@anes.umcn.nl<br />

of snijdelaard@zgv.nl<br />

I.J. Bruaset 1<br />

Convulsie tijdens<br />

carotisendarteriëctomie<br />

D.G. Snijdelaar, Dr. 2<br />

samenvatting Carotisendarteriëctomie is een frequent uitgevoerde ingreep<br />

bij patiënten met een symptomatische carotisstenose en kan onder een<br />

vorm van locoregionale anesthesie worden uitgevoerd. Wanneer een cervicaal<br />

plexus blok toegepast wordt is het vaak noodzakelijk dat de chirurg tijdens<br />

de procedure lidocaïne infiltreert in de regio van de a. carotis, wegens pijn bij<br />

manipulatie welke niet door het blok gedekt word. De casus betreft een patiënt<br />

onder locoregionale anesthesie die na accidentele injectie van lidocaïne in de a.<br />

carotis, een convulsie doormaakte. Een dergelijke casus is slechts éénmaal eerder<br />

beschreven in de literatuur. Tijdens en na de convulsie ontwikkelde de patiënt<br />

een ernstige gecombineerde lactaat en respiratoire acidose. Er trad een volledig<br />

spontaan herstel op van de acidose en de patiënt hield geen neurologische restverschijnselen<br />

over aan het <strong>voor</strong>val. Lactaatacidose na een gegeneraliseerd insult<br />

is een self limiting conditie welke geen specifieke behandeling behoeft.<br />

abstract Carotid endarterectomy is a procedure frequently performed<br />

on patients with symptomatic internal carotid stenosis, often under regional<br />

anesthesia. Because of additional afferent autonomic innervation not covered by<br />

the regional anesthesia, supplementation with a local anesthetic by the surgeon<br />

is often needed to treat pain or discomfort during manipulation of the carotid<br />

artery. We describe a patient under regional anesthesia who had a convulsion<br />

following infiltration of lidocaine in the region of the internal carotid artery.<br />

Only one similar <strong>case</strong> has been <strong>report</strong>ed before. The patient developed a severe<br />

combined respiratory and lactic acidosis. Complete recovery of the acidosis occurred<br />

spontaneously and there were no residual neurological deficits after the<br />

event. Lactic acidosis following a convulsion is self limiting, no specific treatment<br />

is needed.<br />

Keywords: carotid endarterectomy, complication, convulsion, hypercapnia, lactic acidosis, lidocaine.


24 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />

|<br />

Inleiding<br />

Bij patiënten die een ”transient ischemic<br />

attack” (TIA) doorgemaakt hebben<br />

blijkt vaak een stenose in een (of<br />

beiden!) a. carotis interna de oorzaak<br />

te zijn. Bij de aanwezigheid van een<br />

ernstige stenose wordt een operatieve<br />

ingreep in de vorm van een carotisendarteriëctomie<br />

aanbevolen. Het doel<br />

van deze ingreep is het <strong>voor</strong>komen van<br />

een cerebrovasculair accident (CVA).<br />

Het CVA kent in de eerste maand een<br />

mortaliteit van 25% en op langere<br />

termijn zelfs van 50%. Van de patiënten<br />

die een CVA overleven ervaart<br />

75% dusdanig ernstige lichamelijke,<br />

mentale en emotionele beperkingen<br />

dat zij niet meer aan het arbeidsproces<br />

kunnen deelnemen [1]. De carotisendarteriëctomie<br />

heeft bewezen effectief<br />

te zijn in het <strong>voor</strong>komen van CVA bij<br />

patiënten met een ernstige, symptomatische<br />

carotisstenose [2] en is daarmee<br />

een frequent uitgevoerde vaatchirurgische<br />

ingreep geworden. Deze ingreep<br />

kan zowel onder een vorm van locoregionale<br />

anesthesie, een cervicaal plexus<br />

blok, als onder algehele anesthesie<br />

uitgevoerd worden. Uit recent onderzoek<br />

blijkt dat de outcome, <strong>voor</strong> wat<br />

betreft het optreden van een cerebraal<br />

of een myocard infarct, tussen beide<br />

technieken gelijk is [3].<br />

Wij beschrijven een patiënt die een<br />

electieve endarteriëctomie van de a.<br />

carotis interna rechts onderging onder<br />

een cervicaal plexus blok en tijdens<br />

de ingreep een convulsie ontwikkelde<br />

na infiltratie van lokaal anestheticum<br />

in het gebied van de a. carotis interna.<br />

Het mechanisme van de daarop volgende<br />

lactaat en respiratoire acidose<br />

en implicaties <strong>voor</strong> behandeling worden<br />

besproken.<br />

Casus<br />

Een 56-jarige man, met een <strong>voor</strong>geschiedenis<br />

van multipele TIA’s een half<br />

jaar eerder, werd aangeboden <strong>voor</strong> een<br />

electieve carotisendarteriëctomie. Een<br />

magnetische resonantie angiografie<br />

van het cerebrum toonde een totale<br />

occlusie van de a. carotis interna links<br />

en een subtotale stenose van de a.<br />

carotis interna rechts (90%) aan. De<br />

overige medische <strong>voor</strong>geschiedenis<br />

vermelde claudicatio intermittens op<br />

basis van perifeer arteriëel vaatlijden<br />

en hypertensie welke adequaat behandeld<br />

werd middels lisinopril.<br />

Op de ochtend van de ingreep kreeg<br />

patiënt 1000 mg paracetamol als<br />

premedicatie en tevens werd een<br />

eutectisch mengsel van lidocaïne en<br />

prilocaïne (EMLA®) op de huid ter<br />

plaatse van de <strong>voor</strong>gestelde incisie<br />

aangebracht. Op de operatiekamer<br />

werd, na het plaatsen van een intraveneuze<br />

toegangsweg, monitoring<br />

gestart in de vorm van invasieve intraarteriële<br />

bloeddrukmeting aan de<br />

contralaterale a. radialis, non-invasieve<br />

bloeddrukmeting, 5-lead elektrocardiogram<br />

met ST-segmentbewaking<br />

en pulsoxymetrie. Via een neuscanule<br />

werd 3 l/min zuurstof toegediend. Een<br />

“intermediate” cervicaal plexus blok<br />

werd geplaatst met injecteren van 10<br />

ml ropivacaïne 0,75% onder de m. sternocleidomastoïdius.<br />

Ook werd een oppervlakkige<br />

cervicale plexusblokkade<br />

uitgevoerd waarbij 20 ml ropivacaïne<br />

0,375% subcutaan langs de posterieure<br />

grens van de m. sternocleidomastoïdius<br />

in de richting van het mastoïd en de<br />

aanhechting op de clavicula geïnjecteerd<br />

werd [4].<br />

Voor incisie werd gestart met een<br />

continue infusie van remifentanil 0.08<br />

μg/kg/min welke bij geconstateerde<br />

goede analgesie tijdens de huidincisie<br />

werd afgebouwd tot 0.03 μg/kg/<br />

min. Tien minuten na de huidincisie<br />

werd door de patiënt pijn aangegeven<br />

bij het manipuleren van de carotisschede.<br />

Door de chirurg werd ter<br />

plaatse 1 ml lidocaïne 1% geïnfiltreerd<br />

met onmiddellijk een goed effect.<br />

De patiënt was op dat moment goed<br />

coöperatief en vertoonde geen enkel<br />

teken van neurologische uitval. Na<br />

ongeveer 40 minuten werd, wederom<br />

bij pijnklachten tijdens manipulatie<br />

van de carotisschede, 3 ml lidocaïne 1%<br />

geïnfiltreerd door de chirurg. Vrijwel<br />

direct hierna was de patiënt niet meer<br />

aanspreekbaar en vertoonde hij een<br />

gegeneraliseerd tonisch-clonische convulsie.<br />

De chirurgie werd onderbroken<br />

en 100% zuurstof via een masker<br />

toegediend, terwijl de toestand van de<br />

patiënt verder geëvalueerd werd. Na<br />

toediening van 5 mg midazolam intraveneus<br />

verdween de convulsie. Een<br />

insufficiënte ademhaling bij een niet<br />

snel herstellend neurologisch beeld<br />

maakte een endotracheale intubatie,<br />

gefaciliteerd door 100 mg succinylcholine,<br />

noodzakelijk. Direct na intubatie<br />

viel een hoog end tidal CO 2<br />

van 16 kPa<br />

op, waarop de beademingsparameters<br />

werden aangepast. Vanwege hypotensie<br />

enkele minuten na intubatie<br />

werd 15 mg efedrine toegediend en<br />

gestart met fenylefrine continu infusie<br />

teneinde adequate perfusiedrukken<br />

te handhaven. Een arterieel bloedgas<br />

analyse toonde de volgende waarden:<br />

pH 6.99; pO 2<br />

48.2 kPa; pCO 2<br />

7.4 kPa;<br />

bicarbonaat 13.0 mmol/l; base excess<br />

18.6; lactaat 16.3 mmol/l; kalium 4.4<br />

mmol/l. Na haemodynamische en<br />

respiratoire stabilisatie van de patiënt<br />

werd besloten tot het afbreken van<br />

de procedure en de patiënt naar de<br />

postanesthesia care unit (PACU) over<br />

te brengen <strong>voor</strong> verdere monitoring,<br />

behandeling en evaluatie.<br />

Op de PACU kon de vasopressie<br />

snel worden afgebouwd en werd de<br />

inmiddels weer spontane ademhaling<br />

van patiënt ondersteund met “pressure<br />

support”. Een herhaling van de<br />

arteriële bloedgas analyse, 1½ uur na<br />

de convulsie, liet een spontaan herstel<br />

richting normaalwaarden zien: pH<br />

7.42; pO 2<br />

28.2 kPa; pCO 2<br />

4.9 kPa; bicarbonaat<br />

23.5 mmol/l; base excess -0.5;<br />

lactaat 2,9 mmol/l; kalium 4.1 mmol/l.<br />

Neurologisch herstel met spontane<br />

beweging van alle ledematen volgde<br />

en patiënt kon 2½ uur na het insult<br />

gedetubeerd worden. Tot aan zijn ontslag<br />

de volgende ochtend is de patiënt<br />

hemodynamisch en respiratoir stabiel<br />

gebleven en bij herhaald neurologisch<br />

onderzoek werden geen neurologische<br />

uitvalsverschijnselen gevonden. Gezien<br />

de peroperatief opgetreden complicatie<br />

is er in onderling overleg tussen<br />

vaatchirurg en interventieradioloog<br />

gekeken naar alternatieve therapie<br />

<strong>voor</strong> de behandeling van de carotisstenose.<br />

Enkele weken later heeft de patiënt<br />

een ongecompliceerde plaatsing<br />

van een carotis stent ondergaan door<br />

de interventieradioloog.<br />

Discussie<br />

Een convulsie tijdens een carotisendarteriëctomie<br />

kan ernstige gevolgen<br />

hebben. Naast een gecompromitteerde<br />

luchtweg is de cerebrale zuurstofconsumptie<br />

verhoogd en kan het een<br />

reeds opgetreden cerebrale ischaemie<br />

verergeren.<br />

Deze casus roept een aantal vragen<br />

op; Waarom is niet primair gekozen<br />

<strong>voor</strong> een endovasculaire behandeling<br />

(plaatsing van een stent)? Meerdere<br />

gerandomiseerde, gecontroleerde<br />

studies hebben tot op heden nog geen<br />

eenduidig antwoord kunnen geven<br />

of de endovasculaire behandeling van<br />

een carotisstenose gelijkwaardig is aan


maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 25<br />

|<br />

de operatieve behandeling. Een Cochrane<br />

review uit 2009 concludeerde<br />

dat de endovasculaire behandeling op<br />

de korte termijn een reductie geeft in<br />

de incidentie van hersenzenuwbeschadiging<br />

en myocardinfarct maar dat op<br />

de lange termijn geen verschil is [5].<br />

Op het moment dat de casus speelde<br />

was in ons ziekenhuis de operatieve<br />

behandeling nog de “standaard” en<br />

was de ervaring met de endovasculaire<br />

behandeling nog relatief beperkt.<br />

Waarom is <strong>voor</strong> het behandelen van de<br />

convulsie niet gekozen <strong>voor</strong> kortwerkende<br />

middelen? Voor het behandelen van de<br />

convulsie is in deze casus gekozen <strong>voor</strong><br />

de toediening van een benzodiazepine<br />

(5 mg midazolam). Mogelijk dat het<br />

toedienen van een lage dosis thiopental<br />

(50-100mg) of propofol (1mg/<br />

kg) betere keuzes waren geweest daar<br />

deze middelen een snellere inwerking<br />

en kortere werkingsduur hebben in<br />

vergelijking met benzodiazepines. Of<br />

echter het gebruik van deze middelen<br />

hadden kunnen <strong>voor</strong>komen dat in<br />

deze casus moest worden overgegaan<br />

tot endotracheale intubatie is maar<br />

zeer de vraag.<br />

Waardoor werd de convulsie veroorzaakt?<br />

Ten gevolge van hoge plasmaspiegels van<br />

ropivacaïne?<br />

Dit kan optreden tijdens of vlak na een<br />

cervicaal plexus blok door (onbedoelde)<br />

intravasculaire injectie van ropivacaïne<br />

of door vasculaire absorptie uit<br />

weefsel. De maximale plasma concentratie<br />

van ropivacaïne wordt 1 tot 15<br />

minuten na het plaatsen van het blok<br />

bereikt [6, 7]. De convulsie bij onze<br />

patiënt trad echter 80 minuten op na<br />

het plaatsen van het cervicaal plexus<br />

blok. Daarnaast werd in totaal 150 mg<br />

ropivacaïne toegediend wat overeenkomt<br />

met 2,5 mg/kg <strong>voor</strong> deze patiënt;<br />

dit is ruim onder de geadviseerde<br />

maximale dosering <strong>voor</strong> ropivacaïne.<br />

Ten gevolge van cerebrale ischaemie?<br />

Bij onze patiënt is de a. carotis niet<br />

afgeklemd geweest <strong>voor</strong> het optreden<br />

van de convulsie. Tot aan de convulsie<br />

was de patiënt hemodynamisch stabiel<br />

en zijn er geen hypotensieve momenten<br />

geweest [8, 9].<br />

Ten gevolge van een intra-arteriële injectie<br />

van lidocaïne?<br />

De relatie tussen het inspuiten van lokaal<br />

anestheticum door de chirurg en<br />

het direct optreden van de convulsie<br />

maakt een intra-arteriële injectie van<br />

lidocaïne als oorzaak <strong>voor</strong> de convulsie<br />

hoogstwaarschijnlijk. De lidocaïne kan<br />

via drie wegen de cerebrale circulatie<br />

bereiken: door directe injectie in het<br />

lumen van de a. carotis, retrograad<br />

door injectie in de vasa vasorum van<br />

de carotis en tenslotte door injectie in<br />

de collaterale vaat<strong>voor</strong>ziening via de<br />

a. pharyngea ascendens. De toxiciteit<br />

van lidocaïne op het centraal zenuwstelsel<br />

wordt gekenmerkt door een<br />

bifasische reactie. Vroege manifestaties<br />

worden veroorzaakt door excitatie,<br />

met convulsies als gevolg. Later treedt<br />

depressie op met het uitdoven van<br />

convulsies en begin van bewusteloosheid<br />

en ademhalingsdepressie of zelfs<br />

ademhalingsstilstand. Het bifasische<br />

effect wordt veroorzaakt doordat<br />

lokaal anesthetica eerst de inhibitoire<br />

“pathways” blokkeren en vervolgens<br />

zowel inhibitoire alsook excitatoire<br />

“pathways” in het centraal zenuwstelsel<br />

blokkeren [10].<br />

Hoe is het ontstaan van de lactaatacidose<br />

en de hypercapnie in onze patiënt te<br />

verklaren? Gedurende een convulsie<br />

ontstaat er een acute, sterk verhoogde<br />

energiebehoefte van de massaal<br />

contraherende spiercellen. De energie<br />

die nodig is <strong>voor</strong> deze spiercontracties<br />

wordt geleverd in de vorm van<br />

adenosinetrifosfaat (ATP). ATP wordt<br />

via twee routes in de spiercel aangemaakt:<br />

oxidatieve fosforylering in de<br />

mitochondriën en anaerobe glycolyse<br />

in het cytoplasma. Als er niet snel<br />

aan de grote zuurstofbehoefte van de<br />

contraherende spiercellen kan worden<br />

voldaan ontstaat lokale hypoxie in<br />

de spieren welke leidt tot versnelling<br />

van de anaerobe glycolyse. Hierdoor<br />

ontstaat in de cel een sterk toegenomen<br />

productie van ATP maar ook van<br />

pyruvaat. Het ATP wordt gehydrolyseerd<br />

tot adenosinebifosfaat (ADP)<br />

waarbij waterstof (H+)-ionen vrijkomen.<br />

Het pyruvaat wordt afgebroken<br />

met behulp van lactaatdehydrogenase<br />

waarbij lactaat wordt gevormd. Voor<br />

de grote hoeveelheden H+-ionen die<br />

vrijkomen bij de afbraak van ATP is<br />

onvoldoende buffercapaciteit in de cel<br />

aanwezig waardoor de intracellulaire<br />

pH daalt. De grote hoeveelheid gevormde<br />

lactaat verlaat, gedreven door<br />

de concentratiegradiënt, de cel door<br />

middel van een hydroxyl anion (OH-)<br />

antiport syteem; OH- gaat dus de cel<br />

in, in ruil <strong>voor</strong> lactaat. De bron van<br />

het benodigde extracellulair OH- is<br />

de dissociatie van water in OH- en H+.<br />

Het lactaat dat de cel verlaat vormt<br />

samen met extracellulair H+ melkzuur,<br />

terwijl het OH- in de cel de H+-ionen<br />

bindt en water vormt. Door het cellulair<br />

transport van lactaat wordt de<br />

intracellulaire acidose verminderd<br />

maar ontstaat wel extracellulaire<br />

(lactaat)acidose [11]. Het extracellulair<br />

gevormde melkzuur wordt snel<br />

gebufferd door bicarbonaat, wat weer<br />

resulteert in het vrijkomen van lactaat<br />

en CO 2<br />

.<br />

Nadat de convulsies gestaakt zijn<br />

vermindert de productie van lactaat en<br />

H+ in de spiercel sterk en herstelt het<br />

aeroob metabolisme zich. Het extracellulaire<br />

lactaat wordt <strong>voor</strong>namelijk gemetaboliseerd<br />

in de lever en de nieren<br />

en ook uitscheiding in de urine vindt<br />

plaats. Het lactaat wordt omgezet in<br />

CO 2<br />

en water in de citroenzuurcyclus<br />

of in glucose (gluconeogenese). Beide<br />

processen resulteren in regeneratie van<br />

het bicarbonaat wat eerder verloren is<br />

gegaan bij het bufferen van lactaatzuur<br />

[12]. De ernstige hypercapnie die wij<br />

bij onze patiënt beschreven is ontstaan<br />

door een combinatie van factoren.<br />

Aanvankelijk is er toegenomen CO 2<br />

productie door aeroob metabolisme in<br />

de spiercellen, daarnaast is er een toename<br />

van CO 2<br />

in het plasma door het<br />

extracellulair bufferen van lactaatzuur<br />

door bicarbonaat. Tenslotte leidt de<br />

respiratoire insufficiëntie tijdens en<br />

na de convulsie tot een verminderde<br />

eliminatie van CO 2<br />

.<br />

Het toedienen van lokaal anestheticum<br />

door de chirurg tijdens een carotisendarteriëctomie<br />

bij een patiënt<br />

onder een cervicaal plexus blok is in<br />

meer dan helft van de operaties noodzakelijk<br />

[13]. De reden hier<strong>voor</strong> is<br />

dat de a. carotis additionele afferente<br />

autonome innervatie kan hebben,<br />

die niet noodzakelijkerwijs door<br />

de plexusblokkade gedekt wordt.<br />

Directe injectie van lidocaïne in de a.<br />

carotis interna tijdens een endarteriëctomie<br />

is slechts in drie patiënten<br />

beschreven; twee patiënten onder<br />

algehele anesthesie [14] en één patiënt<br />

onder locoregionale anesthesie [15]. In<br />

deze <strong>case</strong> <strong>report</strong>s werd echter niet de<br />

respiratoire en lactaatacidose beschreven<br />

die wij bij onze patiënt zagen.<br />

Bij de twee patiënten onder algeheel<br />

anesthesie werd een verandering gezien<br />

op het EEG direct na injectie van


26 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />

|<br />

40 mg lidocaïne in de sinus caroticus<br />

door de chirurg. Dit betrof éénmaal<br />

een vertraging in het EEG en éénmaal<br />

duidelijke epileptiforme activiteit<br />

gedurende 10 minuten. End tidal CO 2<br />

en arteriële bloedgas analyse toonden<br />

hierbij geen afwijkingen van de uitgangswaarden.<br />

Er was geen sprake van<br />

zichtbare convulsies, waarschijnlijk<br />

ten gevolge van de aan deze patiënten<br />

toegediende spierrelaxantia. In de<br />

patiënt onder locoregionale anesthesie<br />

werd 1ml lidocaïne 0.5% geïnfiltreerd<br />

bij mild discomfort waarna een<br />

convulsie optrad. De convulsie doofde<br />

na 30 seconden spontaan uit, met<br />

herstel van de spontane ademhaling.<br />

Na 2 minuten was de patiënt weer<br />

aanspreekbaar, een bloedgas analyse<br />

werd niet verricht. Metabole acidose<br />

is wel eerder beschreven bij patiënten<br />

na een gegeneraliseerd epileptisch<br />

insult [16-20]. Spontaan herstel van<br />

de acidose trad in de meeste gevallen<br />

binnen 60 minuten op. In deze patiënten<br />

is direct na het insult het lactaat<br />

sterk verhoogd wat overeenkomt met<br />

hetgeen wij zagen in onze patiënt.<br />

De ernstige hypercapnie echter, in<br />

combinatie met de metabole acidose,<br />

is alleen eerder beschreven na een<br />

convulsie ten gevolge van accidentele<br />

intraveneuze injectie van (hoge doses)<br />

lokaal anesthetica [21, 22].<br />

Lactaatacidose na een convulsie is “self<br />

limiting” en behoeft geen specifieke<br />

correctie. Het toedienen van natriumbicarbonaat<br />

kan juist leiden tot toename<br />

van lactaat- en CO 2<br />

-productie.<br />

Ook kan zich een metabole alkalose<br />

<strong>voor</strong>doen wanneer het natuurlijk<br />

herstel is ingetreden. Ondanks de<br />

indrukwekkend afwijkende bloedgas<br />

waarden die gevonden kunnen worden<br />

na een convulsie is, uiteraard naast<br />

de gebruikelijke ondersteuning op<br />

gebied van luchtweg, beademing en<br />

circulatie, afwachten het devies.<br />

Wij danken prof.dr. Hans van der Hoeven<br />

<strong>voor</strong> zijn commentaren.<br />

references<br />

1. Snijdelaar D.G., Scheffer G.J. Een<br />

patiënt <strong>voor</strong> een carotisendarteriëctomie<br />

In: Probleemgeoriënteerd<br />

denken in de anesthesiologie. Snijdelaar<br />

D.G., Kalkman C.J., Klimek<br />

M., Scheffer G.J. (red). Utrecht: De<br />

Tijdstroom, 2008: 267-74.<br />

2. Rothwell P.M., Eliasziw M., Gutnikov<br />

S.A., Warlow C.P., Barnett H.J.<br />

Endarterectomy for symptomatic<br />

carotid stenosis in relation to clinical<br />

subgroups and timing of surgery.<br />

The Lancet 2004; 363: 915-24.<br />

3. Lewis S.C., Warlow C.P., Bodenham<br />

A.R., et al. General anaesthesia<br />

versus local anaesthesia for carotid<br />

surgery (GALA): a multicentre, randomised<br />

controlled trial. The Lancet<br />

2008; 372: 2132-42.<br />

4. Telford R.J., Stoneham M.D.,<br />

Pandit J.J. Correct nomenclature of<br />

superficial cervical plexus blocks. Br<br />

J Anaesth 2004; 92: 775-6.<br />

5. Ederle J., Featherstone R.L., Brown<br />

M.M. Randomized Controlled Trials<br />

Comparing Endarterectomy and<br />

Endovascular Treatment for Carotid<br />

Artery Stenosis: A Cochrane Systematic<br />

Review. Stroke 2009; 40: 1373-80.<br />

6. Junca A., Marret E., Goursot G.,<br />

Mazoit X., Bonnet F. A comparison<br />

of ropivacaine and bupivacaine for<br />

cervical plexus block. Anesth Analg<br />

2001; 92: 720-4.<br />

7. Wilke H.J., Ellis J.E., McKinsey J.F.<br />

Carotid endarterectomy: perioperative<br />

and anesthetic considerations. J<br />

Cardiothorac Vasc Anesth 1996; 10:<br />

928–49.<br />

8. Lawrence P.F., Alves J.C., Jicha D.,<br />

Bhirangi K., Dobrin P.B. Incidence,<br />

timing, and causes of cerebral ischemia<br />

during carotid endarterectomy<br />

with regional anesthesia. J Vasc Surg<br />

1998; 27: 329-34.<br />

9. Wagman I.H., De Jong R.H., Prince<br />

D.A. Effects of lidocaine on the central<br />

nervous system. Anesthesiology<br />

1967; 28: 155-72.<br />

10. Davies M.J., Silbert B.S., Scott D.A.,<br />

Cook R.J., Mooney P.H., Blyth C.<br />

Superficial and deep cervical plexus<br />

block for carotid artery surgery: a<br />

prospective study of 1000 blocks.<br />

Reg Anesth 1997; 22: 442–6.<br />

11. Handy J. Lactate—The bad boy of<br />

metabolism, or simply misunderstood?<br />

Current Anaesthesia & Critical<br />

Care 2006; 17: 71-76.<br />

12. Luft F.C. Lactic acidosis update for<br />

critical care clinicians. J Am Soc<br />

Nephrol 2001; 12: 15-9.<br />

13. Tissot S., Frering B., Gagnieu M.C.,<br />

Vallon J.J., Motin J. Plasma concentrations<br />

of lidocaine and bupivacaine<br />

after cervical plexus block for<br />

carotid surgery. Anesth Analg 1997;<br />

84: 1377–9.<br />

14. Perkins W.J. Jr., Lanier W.L.,<br />

Sharbrough F.W. Cerebral and<br />

hemodynamic effects of lidocaine<br />

accidentally injected into the carotid<br />

arteries of patients having carotid<br />

endarterectomy. Anesthesiology<br />

1988; 69: 787–90.<br />

15. Stoneham M.D., Bree S.E. Epileptic<br />

seizure during awake carotid endarterectomy.<br />

Anesth Analg 1999; 89:<br />

885–6.<br />

16. Orringer C.E., Eustace J.C., Wunsch<br />

C.D., Gardner L.B. Natural history<br />

of lactic acidosis after grand-mal<br />

seizures. A model for the study of<br />

an anion-gap acidosis not associated<br />

with hyperkalemia. N Engl. J Med<br />

1977; 297: 796-9.<br />

17. Krentz A.J. Post-convulsive lactic<br />

acidosis in diabetic patients. Ann<br />

Clin Biochem 1988; 25: 327–9. [Abstract]<br />

18. Winocour P.H., Waise A., Young G.,<br />

Moriarty K.J. Severe, self-limiting<br />

lactic acidosis and rhabdomyolysis<br />

accompanying convulsions. Postgrad<br />

Med J 1989; 65: 321–322.<br />

19. Lipka K., Bülow H.H. Lactic acidosis<br />

following convulsions. Acta Anaesthesiol<br />

Scand 2003; 47: 616–8.<br />

20. Baba R., Zwaal J.W. Severe metabolic<br />

acidosis after a single tonic-clonic<br />

seizure. Anaesthesia 2005; 60: 623-4.<br />

21. Moore D.C., Crawford R.D., Scurlock<br />

J.E. Severe hypoxia and acidosis<br />

following local anesthetic-induced<br />

convulsions. Anesthesiology 1980; 53:<br />

259–60.<br />

22. Dernedde M., Furlan D., Verbesselt<br />

R., Gepts E., Boogaerts J.G. Grand<br />

Mal Convulsion After an Accidental<br />

Intravenous Injection of Ropivacaine.<br />

Anesth Analg 2004; 98: 521-3.


Advertentie<br />

Masterclass Delier, Sedatie en<br />

Analgesie op de Intensive Care<br />

Een initiatief van<br />

11 juni 2010<br />

Congrescentrum De Reehorst, Ede<br />

Doelgroepen<br />

Anesthesiologen, Hoofden<br />

IC Verpleegkundigen,<br />

IC specialisten,<br />

Intensivisten en Ziekenhuisapothekers.<br />

Accreditatie aangevraagd bij<br />

• Nederlandsche Internisten Vereeniging<br />

• <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong><br />

• <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Intensive Care<br />

• <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong><br />

Ziekenhuisapothekers<br />

Inschrijven via<br />

www.interactie.org/gsk<br />

Deelnameprijs: € 125,-<br />

Organisatie en informatie<br />

Stationsweg 73-C<br />

6711 PL Ede<br />

Telefoon 0318-693501<br />

info@interactie.org<br />

www.interactie.org<br />

GSK 190x125.indd 1 20-01-2010 14:57:46<br />

NovoSeven 1 mg (50 KIE), 2 mg (100 KIE), 5 mg (250<br />

KIE), poeder en oplosmiddel <strong>voor</strong> oplossing <strong>voor</strong> injectie.<br />

Zeker Zaldiar<br />

(EU/1/96/006/004 EU/1/96/006/005 en EU/1/96/006/006).<br />

Samenstelling: Eptacog alfa (geactiveerd) 1 mg/injectieflacon,<br />

resp. 2 mg/injectieflacon, resp. 5 mg/injectieflacon (overeenkomend met 50, resp. 100, resp. 250<br />

KIE per injectieflacon), recombinant stollingsfactor VIIa. Therapeutische indicatie: NovoSeven is<br />

geïndiceerd <strong>voor</strong> de behandeling van bloedingen en het <strong>voor</strong>komen van bloedingen bij het ondergaan<br />

Referenties: 1. Registratietekst Zaldiar 2. Bennet et al. Am J Med. 2003 May;114(7):537-45. 3. Rosenthal<br />

van operaties of invasieve ingrepen bij de volgende patiëntengroepen: bij patiënten met overgeërfde<br />

et al. J Am Geriatr Soc. 2004 Mar;52(3):374-80. 4. Silverfi eld et al. Clin Ther. 2002 Feb;24(2):282-97.<br />

hemofilie die remmers tegen stollingsfactor VIII of IX hebben > 5 BU, bij patiënten met overgeërfde<br />

hemofilie bij wie een hoge anamnestische respons op factor VIII- of factor IX-toediening kan worden<br />

Verkorte Productinformatie Zaldiar® / Zaldiar® Bruis 37,5 mg/325 mg<br />

verwacht, bij patiënten met verworven hemofilie, bij patiënten met overgeërfde FVII-deficiëntie, bij<br />

Samenstelling: ZALDIAR fi lmomhulde tabletten en ZALDIAR BRUIS bruistabletten bevatten 37,5<br />

patiënten met de ziekte van Glanzmann (trombasthenie) die antilichamen hebben tegen GP IIb-IIIa<br />

mg tramadol en 325 mg paracetamol. Indicaties: ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS zijn bestemd <strong>voor</strong> de<br />

en/of HLA en bij wie in het verleden ongevoeligheid is opgetreden of bij wie overgevoeligheid bestaat<br />

symptomatische behandeling van matige tot ernstige pijn. Dosering: Het wordt aanbevolen de behandeling<br />

<strong>voor</strong> bloedplaatjestransfusie. Contra-indicaties: Bekende overgevoeligheid <strong>voor</strong> het werkzame<br />

te starten met twee (bruis)tabletten, maximale dosering per dag is acht (bruis)tabletten (overeenkomend<br />

bestanddeel, de hulpstoffen of <strong>voor</strong> muis-, hamster- of rundereiwit kan een contra-indicatie zijn <strong>voor</strong><br />

met 300 mg tramadol en 2600 mg paracetamol). ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS worden niet aanbevolen bij<br />

het gebruik van NovoSeven. Bijzondere waarschuwingen en <strong>voor</strong>zorgen bij gebruik: Onder<br />

kinderen jonger dan 12 jaar. Contra-indicaties: Overgevoeligheid <strong>voor</strong> tramadol, paracetamol of <strong>voor</strong><br />

pathologische omstandigheden waarbij weefselfactor in verhoogde mate kan worden aangetroffen,<br />

één van de hulpstoffen. Acute intoxicatie met alcohol, hypnotica, centraal werkende analgetica, opioïden<br />

zou een verhoogd risico kunnen bestaan op het ontwikkelen van trombotische complicaties of het<br />

of psychotrope middelen. Gebruik van MAO-remmers, ernstige leverfunctiestoornissen, epilepsie die niet<br />

ontstaan van gedissemineerde intravasculaire stolling (DIS) in verband met de behandeling van<br />

voldoende onder controle is door middel van behandeling. Speciale waarschuwingen: ZALDIAR en<br />

NovoSeven. Deze omstandigheden kunnen ook gelden <strong>voor</strong> patiënten met gevorderde atherosclerose,<br />

ZALDIAR BRUIS worden niet aanbevolen bij patiënten met ernstige nierinsuffi ciëntie (creatinineklaring <<br />

crush syndroom, sepsis of DIS. In geval van ernstige bloedingen dient het product te worden toegediend<br />

10 ml/ min) of bij ernstige ademhalingsinsuffi ciënte. Niet gelijktijdig gebruiken met andere paracetamol of<br />

in ziekenhuizen die bij <strong>voor</strong>keur gespecialiseerd zijn in de behandeling van hemofiliepatiënten met<br />

tramadol bevattende geneesmiddelen zonder een arts te raadplegen. Epilepsiepatiënten die met behandeling<br />

remmers tegen stollingsfactor VIII of IX, of indien dat niet mogelijk is in nauwe samenwerking met<br />

onder controle zijn of patiënten die ontvankelijk zijn <strong>voor</strong> aanvallen, mogen alleen met ZALDIAR of ZALDIAR<br />

een arts gespecialiseerd in de behandeling van hemofilie. De duur van de thuisbehandeling mag<br />

BRUIS worden behandeld als dat absoluut noodzakelijk is. Gelijktijdig gebruik van opioïd-agonistenantagonisten<br />

(nalbufi ne, buprenorfi ne, pentazocine) wordt niet aangeraden. ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS<br />

niet langer dan 24 uur zijn. Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van<br />

interactie: Het risico van een mogelijke interactie van NovoSeven met stollingsfactorconcentraten<br />

moeten met <strong>voor</strong>zichtigheid worden gebruikt bij opioïd-afhankelijke patiënten of bij patiënten met een<br />

is niet bekend. Gelijktijdig gebruik met protrombinecomplexconcentraten, geactiveerd of niet, moet<br />

craniaal trauma, met een aanleg <strong>voor</strong> convulsieve aandoeningen, galwegaandoeningen, in een toestand<br />

worden vermeden. Antifibrinolytische middelen kunnen bloedverlies tijdens operatief ingrijpen bij<br />

van shock, in een toestand van veranderd bewustzijn van onbekende oorzaak, met problemen van het<br />

hemofiliepatiënten beperken, met name bij orthopedische chirurgie en operaties in delen van het<br />

ademhalingscentrum of de ademhalingsfunctie, of met een verhoogde intracraniale druk. Interacties:<br />

lichaam met veel fibrinolytische activiteit, zoals de mondholte. Ervaring met het gelijktijdig toedienen<br />

MAO-remmers, alcohol, carbamazepine en andere enzyminductoren, opioïd-agonisten-antagonisten,<br />

van antifibrinolytische therapie en rFVIIa is echter beperkt. Zwangerschap en borstvoeding: Het is<br />

SSRI’s, triptanen, andere opioïdderivaten, benzodiazepinen, barbituraten, anxiolytica, hypnotica, sedatieve<br />

niet bekend of NovoSeven, toegediend aan een zwangere vrouw, de foetus zou kunnen schaden, of<br />

antidepressiva, sedatieve antihistaminica, neuroleptica, centraal werkende antihypertensieve middelen,<br />

de vruchtbaarheid zou kunnen beïnvloeden. NovoSeven dient uitsluitend te worden toegediend aan<br />

zwangere vrouwen indien dit noodzakelijk is. Het is niet bekend of NovoSeven wordt uitgescheiden<br />

thalidomide, baclofen, warfarines, andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze CYP3A4 remmen,<br />

in moedermelk. Men dient <strong>voor</strong>zichtig te zijn met het toedienen van NovoSeven bij vrouwen die<br />

bupropion. Meest <strong>voor</strong>komende bijwerkingen: misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid,<br />

borstvoeding geven. Bijwerkingen: Op basis van ervaringen na toelating op de geneesmiddelenmarkt<br />

hoofdpijn, beven, verwardheid, stemmingswisselingen, slaapstoornissen, braken, constipatie, droge mond,<br />

komen ongewenste bijwerkingen zelden <strong>voor</strong> (< 1 per 1000 standaarddoses). Gedurende de post<br />

diarree, abdominale pijn, dyspepsie, fl atulentie, zweten, pruritus. Houdbaarheid: ZALDIAR 3 jaar<br />

marketingperiode zijn de volgende ernstige bijwerkingen gerapporteerd: Arteriële trombotische<br />

/ ZALDIAR BRUIS 18 maanden. Verpakking en prijs: ZALDIAR 30 of 60 tabletten per verpakking /<br />

complicaties zoals myocardinfarct of ischaemie, cerebrovasculaire aandoeningen en darminfarct, veneuze<br />

ZALDIAR BRUIS 30 tabletten per verpakking. Prijs: zie Z-Index taxe. Registratienummer: ZALDIAR RVG<br />

trombotische complicaties zoals tromboflebitis, diepe veneuze trombose en hieraan verwante pulmonale<br />

28113 / ZALDIAR BRUIS RVG 101592. Afleverstatus: UR. Vergoeding: volledig vergoed. Datering<br />

embolie. In de meerderheid van de gevallen waren de patiënten gepredisponeerd <strong>voor</strong> trombotische<br />

IB tekst: ZALDIAR April 2008 en ZALDIAR BRUIS Februari 2009. Volledige productinformatie is<br />

complicaties door gelijktijdige risicofactoren. Gedurende de post marketingperiode zijn geen spontane<br />

op aanvraag verkrijgbaar: Grünenthal B.V., Kosterijland 70-78, 3981 AJ Bunnik. Tel: 030 – 60 463<br />

gevallen van anafylactische reacties gerapporteerd, maar patiënten met een verleden van allergische<br />

70. E-mail: info.nl@grunenthal.com<br />

reacties dienen zorgvuldig te worden opgevolgd. Er zijn geen antilichamen tegen factor VII gerapporteerd<br />

bij patiënten met hemofilie A of B. Farmacotherapeutische categorie: Bloedstollingsfactoren, ATCcode:<br />

B02B D08 Afleverstatus: U.R. Vergoedingsstatus: Volledig vergoed. Datum: april 2008.<br />

Novo Nordisk B.V.<br />

Postbus 443<br />

2400 AK Alphen aan den Rijn<br />

T (0172) 44 94 94<br />

www.novonordisk.nl<br />

Nu ook als bruis beschikbaar


Advertentie<br />

Het Nederlands Tijdschrift <strong>voor</strong><br />

<strong>Anesthesiologie</strong><br />

kondigt met<br />

gepaste trots aan<br />

N T v A<br />

prof. dr.<br />

RITSEMA<br />

VAN ECK<br />

AWARD<br />

Van harte nodigen wij auteurs uit, werkzaam aan een<br />

<strong>Nederlandse</strong> afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>, tot het indienen<br />

van hun internationale publicaties, die in de periode<br />

van 1 juli 2009 – 30 juni 2010 zijn gepubliceerd. Deze<br />

worden beoordeeld door een onafhankelijk expertcomité<br />

bestaande uit de Kernredacteuren NTvA en het Stichtingsbestuur<br />

NTvA. De drie meest oorspronkelijke publicaties<br />

worden beloond met geldprijzen bestaande uit:<br />

1e award € 3.000,-<br />

2e award € 2.000,-<br />

3e award € 1.000,-<br />

De winnende awards worden<br />

gepubliceerd in het NTvA met een<br />

explicatie van de hoofdredacteur,<br />

waarbij de winnende Awardauteur<br />

zich met het indienen van<br />

een publicatie verplicht tot een<br />

beschrijving van de inbedding van<br />

de publicatie en het onderzoek in<br />

een brede context.<br />

De uitreiking van de NTvA – Prof.<br />

Dr. Ritsema van Eck Awards<br />

vindt plaats tijdens de NVA –<br />

Wetenschapsdag 2010 met een<br />

feestelijk tintje.<br />

Dien daarom zo spoedig mogelijk uw publicatie in<br />

Dit initiatief wordt mede mogelijk gemaakt door<br />

Graag <strong>voor</strong> 30 juni 2010 (artikelen met postdatum na 30.06.2010 kunnen niet in aanmerking komen <strong>voor</strong> de<br />

Awards) naar de redactie van het NTvA – ntva@mumc.nl - onder vermelding<br />

NTvA – Prof. Dr. Ritsema van Eck Award 2010<br />

Award <strong>voor</strong>waarden zijn van toepassing; op te vragen bij de redactie van het NTvA via een e.mail: ntva@mumc.nl


maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 29<br />

|<br />

<strong>case</strong> <strong>report</strong><br />

1 Intensive Care, Universitair Medisch<br />

Centrum Utrecht.<br />

contactinformatie<br />

Novalung en<br />

A. Kulk<br />

Joost van Geelstraat 35<br />

3021 VK Rotterdam<br />

Email annemiekekulk@hotmail.com<br />

non-invasieve<br />

beademing als bridge<br />

to transplant<br />

A. Kulk, Drs. 1<br />

R. Braams, Dr. 1<br />

abstract Introduction Pre-transplant mechanical ventilation in lung transplant<br />

(LTx) patients is associated with increased morbidity and mortality after<br />

LTx and therefore considered a (relative) contraindication for LTx. Unfortunately<br />

due to organ shortage an increasing number of patients in the Euro<br />

Transplant region require mechanical ventilation before high-urgency LTx. We<br />

describe the combined use of the Novalung interventional lung assist (iLA) device<br />

and non-invasive ventilation (NIV) in a patient waiting for a high-urgency<br />

LTx. Methods A Novalung (iLA) device was implanted in a hemodynamically stable<br />

26 year old male diagnosed with non-specific interstitial pneumonitis, because<br />

of increasing hypercapnia despite NIV. Results After admission to the ICU<br />

the patient was started on NIV because of an increasing respiratory acidosis due<br />

to hypercapnia (pCO2 82 mmHg/ 10,9 kPa on admission to the ICU). On day 4<br />

despite NIV the pCO2 had increased to 112 mm Hg/ 14,9 kPa while oxygenation<br />

remained relatively unaffected. In an effort to prevent invasive mechanical ventilation<br />

an iLA device was implanted and intravenous heparin was started. With<br />

the combination of NIV and iLA pCO2 decreased to 62 mmHg/ 8,2 kPa on day<br />

5 post-implant and remained at this level until day 7 when a successful LTx was<br />

performed. The iLA was tolerated well by the (awake) patient and no bleeding<br />

complications occurred. Conclusion In selected patients waiting for a LTx,<br />

the combination of NIV and Novalung iLA can prevent pre-transplant invasive<br />

mechanical ventilation thereby offering a bridge to transplant.<br />

Keywords: Bridge to transplant, Lung transplant, Mechanical ventilation, Novalung iLA device.


30 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />

|<br />

samenvatting Introductie Mechanische ventilatie <strong>voor</strong>afgaand aan longtransplantatie<br />

(LTx) is geassocieerd met verhoogde morbiditeit en mortaliteit na LTx en wordt<br />

daarom beschouwd als een relatieve contra-indicatie <strong>voor</strong> LTx. Ten gevolge van het tekort<br />

aan organen behoeft een toenemend aantal patiënten echter wel mechanische ventilatie<br />

<strong>voor</strong>afgaand aan een high-urgency LTx. Wij beschrijven het gecombineerde gebruik van<br />

de Novalung interventional lung assist (iLA) device en non-invasieve beademing bij een<br />

patiënt wachtend op een high-urgency LTx. Methode Een Novalung (iLA) device werd ingebracht<br />

bij een hemodynamisch stabiele 26-jarige man, gediagnosticeerd met niet specifieke<br />

interstitiële pneumonitis in verband met een oplopende pCO2 ondanks non-invasieve<br />

beademing. Resultaten Na opname op de intensive care was gestart met non-invasieve beademing<br />

in verband met een toenemende respiratoire acidose ten gevolge van hypercapnie<br />

(pCO2 82 mmHg/ 10,9 kPa bij opname op de Intensive Care). Op dag 4 van de IC opname<br />

was, ondanks non-invasieve beademing, de pCO2 opgelopen tot 112 mmHg/14,9 kPa. Oxygenatie<br />

bleef relatief goed. Om invasieve beademing te <strong>voor</strong>komen werd een iLA device<br />

ingebracht. Met de combinatie van non-invasieve beademing en iLA daalde de pCO2 tot<br />

62 mmHg/ 8,2 kPa op dag 5 na implantatie van de iLA. De pCO2 bleef stabiel op dit niveau<br />

tot de patiënt op dag 7 succesvol een LTx onderging. De iLA werd goed getolereerd door<br />

de (wakkere) patiënt en er zijn geen bloedingcomplicaties opgetreden. Conclusie In geselecteerde<br />

patiënten op de wachtlijst <strong>voor</strong> een LTx, kan door een combinatie van non-invasieve<br />

beademing en Novalung iLA, invasieve beademing <strong>voor</strong>komen worden. Daardoor kan deze<br />

combinatie als ‘bridge to transplant’ fungeren.<br />

Introductie<br />

Mechanische ventilatie <strong>voor</strong>afgaand<br />

aan longtransplantatie (LTx) is geassocieerd<br />

met verhoogde morbiditeit en<br />

mortaliteit na LTx en wordt daarom<br />

beschouwd als een relatieve contraindicatie<br />

<strong>voor</strong> LTx [4, 5, 6, 7, 8]. Ten<br />

gevolge van het tekort aan organen<br />

behoeft een toenemend aantal patiënten<br />

echter wel mechanische ventilatie<br />

<strong>voor</strong>afgaand aan een high-urgency<br />

LTx. Wij beschrijven het gecombineerde<br />

gebruik van de Novalung<br />

interventional lung assist (iLA) device<br />

en non-invasieve beademing bij een<br />

patiënt wachtend op een high-urgency<br />

LTx.<br />

Casus<br />

Een 26-jarige man werd opgenomen<br />

in het ziekenhuis in verband met<br />

progressieve dyspnoe bij een niet<br />

specifieke interstitiële pneumonitis,<br />

waarschijnlijk op basis van reumatoïde<br />

artritis. Zijn medische <strong>voor</strong>geschiedenis<br />

was blanco behoudens gewrichtsklachten<br />

sinds twee jaar en toenemende<br />

dyspnoe sinds enkele maanden.<br />

Deze klachten verbeterden na starten<br />

van prednison.<br />

Tijdens opname verslechterde het<br />

pulmonale beeld ondanks prednison<br />

en tacrolimus. Omdat er sprake was<br />

van een dubieus positieve IgG en IgM<br />

titer <strong>voor</strong> CMV werd tevens valaciclovir<br />

gestart, hierbij werd profylactisch<br />

fluconazol, cotrimoxazol en imipenem/<br />

cilastine gegeven. In verband<br />

met toenemende zuurstofbehoefte<br />

en verslechterende bloedgassen werd<br />

patiënt aangeboden <strong>voor</strong> screening<br />

longtransplantatie. Binnen twee<br />

maanden na opname in het ziekenhuis<br />

werd patiënt op de high-urgency-list<br />

<strong>voor</strong> longtransplantatie geplaatst.<br />

Hij werd in verband met respiratoire<br />

insufficiëntie en hypercapnie overgeplaatst<br />

naar onze intensive care unit.<br />

Aanvankelijk werd de patiënt noninvasief<br />

beademd. Dit gaf echter een<br />

toename van CO2 stapeling ondanks<br />

dat patiënt zich beter uitgerust voelde.<br />

Patiënt had pCO2 waarden in het arteriële<br />

bloed variërend tussen de 70 en<br />

90 mm Hg (9,3 en 12 kPa) uiteindelijk<br />

oplopend tot 110 mm Hg (14,6 kPa).<br />

Hierbij was er sprake van een wisselend<br />

gedaald bewustzijn.<br />

Patiënt was gedurende de gehele<br />

opname op de IC hemodynamisch<br />

stabiel en gebruikte geen inotropica<br />

of vasopressoren. Er werd (op dag 4<br />

IC opname) besloten tot het gebruik<br />

van een Novalung in een poging<br />

onze patiënt niet invasief te hoeven<br />

beademen. Patiënt was voldoende coöperatief<br />

om in een wakkere toestand<br />

de behandeling met de Novalung te<br />

kunnen ondergaan (deze behandeling<br />

vereist strikte bedrust in rugligging<br />

waarbij flexie in de benen vermeden<br />

moet worden vanwege de arteriële<br />

en veneuze canules). Er werd zonder<br />

problemen een arteriële en veneuze<br />

canule ingebracht in de arterie en vene<br />

femoralis volgens Seldinger techniek.<br />

Hierop werd de iLA membraanventilator<br />

aangesloten. Patiënt kreeg een<br />

heparine-pomp (streef heparine ratio 2<br />

tot 3) ter <strong>voor</strong>koming van het ontstaan<br />

van stolsels in de membraan en de canules.<br />

Patiënt voelde zich beter tijdens<br />

de behandeling met de Novalung. Er<br />

was sprake van een duidelijke daling<br />

van het PaCO2 en van een stijging<br />

van het PaO2 (zie tabel 1 en 2). Patiënt<br />

werd gedurende zeven dagen behandeld<br />

met de Novalung.<br />

Daarnaast werd patiënt intermitterend<br />

non-invasief beademd. Gedurende<br />

deze 7 dagen is de filter van<br />

de Novalung eenmaal vervangen in<br />

verband met een verminderde flow,<br />

waarschijnlijk op basis van stolsels. Dit


maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 31<br />

|<br />

­Figuur­1:­Novalung­iLA­device<br />

Tabel­2:­PaCO2­en­PaO2­na­start­behandeling­Novalung­(dag­5-10­ICU)<br />

Tabel­1:­PaCO2­en­PaO2­van­dag­1­tot­en­met­dag­4­op­IC<br />

Figuur­1:­Membraan­van­Novalung<br />

gebeurde overigens bij een inadequate<br />

heparine-ratio ondanks ophogen van<br />

de heparine-pomp en enkele malen<br />

een bolus heparine. Na tien dagen op<br />

de intensive care kon patiënt succesvol<br />

worden getransplanteerd. Enkele<br />

dagen na transplantatie kon patiënt in<br />

goede toestand overgeplaatst worden<br />

van de intensive care unit naar de<br />

longafdeling.<br />

De Novalung<br />

De Novalung interventional lung assist<br />

device is een membraanventilator<br />

waarover zuurstof en kooldioxide<br />

kunnen diffunderen (figuur 1, figuur<br />

2). Het membraan bestaat uit polymethylpenteen<br />

vezels welke met heparine<br />

gecoat zijn om thrombusvorming<br />

te <strong>voor</strong>komen. De bloedflow over<br />

het membraan is afhankelijk van de<br />

arterio-veneuze drukgradiënt en is<br />

gemiddeld 1 tot 2 liter per minuut.<br />

De verse gasflow is variabel met een<br />

maximum van 15 liter per minuut en<br />

is bepalend <strong>voor</strong> de CO2 uitwisseling.<br />

Bij <strong>voor</strong>keur worden de arterie en vene<br />

femoralis gecanuleerd en aangesloten<br />

op de inlet en outlet van de Novalung.<br />

De Novalung is bij arterio-veneuze<br />

shunt <strong>voor</strong>namelijk te gebruiken<br />

om CO2 uit te wassen. Indien er een<br />

veno-veneuze shunt wordt aangelegd<br />

is de Novalung ook goed geschikt<br />

<strong>voor</strong> het verbeteren van de oxygenatie<br />

[1]. Er moet dan wel gebruik worden<br />

gemaakt van een externe mechanische<br />

pomp welke niet standaard bij de<br />

Novalung geleverd wordt.<br />

Indicaties Novalung<br />

Het gebruik van de Novalung is<br />

beschreven bij patiënten met acuut<br />

longfalen ten gevolge van ARDS,<br />

inhalatietrauma, ernstige pneumonie,<br />

thoraxtrauma, corpus alienum aspiratie<br />

en na hart-long chirurgie. Daarnaast<br />

wordt de Novalung gebruikt als<br />

‘bridge to transplant’ bij patiënten met<br />

een ernstig gestoorde gaswisseling ondanks<br />

maximale invasieve beademing.<br />

In de literatuur wordt het gebruik van<br />

de Novalung <strong>voor</strong>namelijk beschreven<br />

als rescue therapie <strong>voor</strong> patiënten die<br />

invasief beademd worden en ondanks<br />

deze invasieve beademing onvoldoende<br />

gaswisseling hebben [2, 3].<br />

Contra-indicaties <strong>voor</strong> het gebruik<br />

van de Novalung zijn hemodynamische<br />

instabiliteit, ernstig perifeer<br />

vaatlijden en kinderen met een<br />

gewicht van minder dan 20 kg. HIT<br />

is een relatieve contra-indicatie, er<br />

kan gebruik worden gemaakt van een<br />

ander anticoagulans.<br />

Bespreking<br />

Longtransplantaties vinden steeds<br />

vaker plaats. Echter, de beschikbaarheid<br />

van donorlongen is beperkt. Dit<br />

zorgt er<strong>voor</strong> dat patiënten vaak lang<br />

op de wachtlijst staan en respiratoir


32 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />

|<br />

zodanig verslechteren dat beademing<br />

noodzakelijk wordt.<br />

Invasieve beademing wordt echter<br />

beschouwd als een relatieve contraindicatie<br />

<strong>voor</strong> longtransplantatie<br />

[4-8]. Er zou een groter risico op<br />

postoperatieve infecties bestaan en<br />

meer spierzwakte optreden waardoor<br />

het weanen van de beademing postoperatief<br />

bemoeilijkt wordt. Hoewel<br />

in een aantal studies de survival<br />

niet slechter lijkt bij patiënten die<br />

pre-transplantatie invasief beademd<br />

werden ten opzichte van de patiënten<br />

die pre-transplantatie niet beademd<br />

werden is de postoperatieve beademingsduur<br />

significant langer [9, 10].<br />

Figuur 2: Novalung in situ<br />

Over het gebruik van de Novalung als<br />

bridge to transplant is weinig literatuur<br />

beschreven [11]. De combinatie<br />

van de Novalung met non invasieve<br />

beademing als bridge to transplant<br />

werd niet eerder beschreven. Deze<br />

casus laat zien, dat deze combinatie<br />

wel succesvol toegepast kan worden.<br />

Conclusie<br />

Bij patiënten op de wachtlijst <strong>voor</strong><br />

een longtransplantatie kan de combinatie<br />

van non-invasieve beademing<br />

en het gebruik van een Novalung<br />

invasieve beademing <strong>voor</strong>komen<br />

en daarmee als bridge to transplant<br />

fungeren.<br />

references<br />

1.<br />

2.<br />

3.<br />

Fischer S. et al. Bridge to lung transplantation<br />

with the extracorporeal<br />

membrane ventilator Novalung in<br />

the veno-venous mode: the initial<br />

hannover experience. ASAIO J. 2007.<br />

Fischer S. et al. Interventional lung<br />

assist: a new concept of protective<br />

ventilation in bridge to lung transplantation.<br />

ASAIO J. 2008 Jan-Feb;<br />

54(1): 3-10.<br />

Ruettimann U. et al. Management of<br />

acute respiratory distress syndrome<br />

using pumpless extracorporeal lung<br />

assist. Can J Anaesth. 2006 Jan; 53(1):<br />

101-5.<br />

4. Elizur A. et al. Pre-transplant mechanical<br />

ventilation increases short-term<br />

morbidity and mortality in pediatric<br />

patients with cystic fibrosis. J Heart<br />

Lung Transplant. 2007 Feb; 26(2):<br />

127-31.<br />

5. O’Brien G. et al. Mechanical ventilation<br />

as a bridge to lung transplantation.<br />

J heart Lung Transplant. 1999<br />

Mar; 18(3): 255-65.<br />

6. Hadjiliadis D. et al. Outcome of<br />

lung transplant patients admitted to<br />

the medical ICU. Chest. 2004 Mar;<br />

125(3): 813-5.<br />

7. Trulock et al. Registry of the International<br />

Society for Heart And Lung<br />

Transplantation: Twenty-second<br />

Official Adult Lung and Heart-Lung<br />

Transplant Report-2005. J heart<br />

Lung Transplant 24: 956-967, 2005.<br />

8. Smits et al. Predictors of lung transplant<br />

survival in EuroTransplant .<br />

Am J Transplant. 2003;3:1400-6.<br />

9. Bartz R.R. et al. Pre-transplant<br />

mechanical ventilation and outcome<br />

in patients with cystic fibrosis. J<br />

heart Lung Transplant 2003 Apr;<br />

22(4): 433-8.<br />

10. Baz M.A. et al. Lung transplantation<br />

after long-term mechanical ventilation:<br />

results and 1-year follow-up.<br />

Chest 2001 Jan; 119(1): 224-7.<br />

11. Matheis G. et al. New technologies<br />

for respiratory assist. Perfusion, 2003<br />

jul; 18(4): 245-51.


Nu kunt u snel en veilig antagoneren<br />

onafhankelijk van diepte<br />

Verkorte productinformatie zie elders in dit blad<br />

* Mediane waarde<br />

BRIDION ® heft snel en veilig<br />

het neuromusculaire blok op,<br />

onafhankelijk van de diepte:<br />

Uniek werkingsmechanisme: BRIDION inactiveert<br />

rocuronium en vecuronium door inkapseling.<br />

Nu ook snelle opheffing van een diep blok<br />

– 2,7 minuten bij een rocuronium blok *<br />

– 3,3 minuten bij een vecuronium blok *<br />

Weinig kans op bijwerkingen<br />

Geen anticholinergica nodig<br />

NIEUW<br />

Grip op spierverslapping<br />

2008-NL-467

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!