case report - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
case report - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
case report - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Advertentie<br />
Nederlands tijdschrift <strong>voor</strong><br />
anesthesiologie<br />
Dr. M. Klimek, hoofdredacteur<br />
Prof. Dr. M.A.E. Marcus, plaatsvervangend hoofdredacteur<br />
Officiële uitgave van<br />
de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong><br />
<strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong><br />
volume 22,<br />
maart 20102<br />
• Locoregionaal anesthesie<br />
bij een neurotrauma patiënt<br />
met een potentieel luchtweg<br />
probleem op basis van<br />
een instabiele C3 fractuur;<br />
veilige luchtweg, optimale<br />
analgesie en neurologische<br />
beoordeling<br />
D.M. Coll, L.B. Verbrugge,<br />
C. Keijzer<br />
• Peri-operatief wel reanimeren<br />
als de patiënt geen<br />
reanimatie wenst?<br />
W.L.H. Smelt, K. Kuizenga,<br />
J.M. van Ingen<br />
• Prehospitale echografie<br />
door het Mobiel Medisch<br />
Team<br />
B.M. Gerritse, P. Dirven,<br />
G.J. Scheffer,<br />
J.M.Th. Draaisma<br />
• Convulsie tijdens carotisendarteriëctomie<br />
I.J. Bruaset, D.G. Snijdelaar<br />
• Novalung en non-invasieve<br />
beademing als bridge to<br />
transplant<br />
A. Kulk, R. Braams
Ernstige, onverwachte bloeding<br />
subcutaan, weke delen<br />
Tijdig denken aan verworven hemofilie kan een leven redden
Advertentie<br />
maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 1<br />
|<br />
inhoud<br />
Nederlands tijdschrift <strong>voor</strong><br />
anesthesiologie<br />
volume 22<br />
Nummer 2<br />
maart 2010<br />
Cover:<br />
Shutterstock<br />
editorial 3<br />
“…<strong>voor</strong> overige vragen: kies 9!”<br />
M.Klimek<br />
<strong>case</strong> <strong>report</strong> 4<br />
Locoregionaal anesthesie bij een neurotrauma patiënt<br />
met een potentieel luchtweg probleem op basis van<br />
een instabiele C3 fractuur; veilige luchtweg, optimale<br />
analgesie en neurologische beoordeling<br />
D.M.Coll,.B.Verbrugge,C.Keijzer<br />
<strong>case</strong> <strong>report</strong> 10<br />
Peri-operatief wel reanimeren als de patiënt<br />
geen reanimatie wenst?<br />
W.L.H.Smelt,K.Kuizenga,J.M.vanIngen<br />
<strong>case</strong> <strong>report</strong> 17<br />
Prehospitale echografie door het Mobiel Medisch Team<br />
B.M.Gerritse,P.Dirven,G.J.Scheffer,J.M.Th.Draaisma<br />
<strong>case</strong> <strong>report</strong> 23<br />
Convulsie tijdens carotisendarteriëctomie<br />
I.J.Bruaset,D.G.Snijdelaar<br />
<strong>case</strong> <strong>report</strong> 29<br />
Novalung en non-invasieve beademing als bridge<br />
to transplant<br />
A.Kulk,R.Braams
Advertentie<br />
Zo vader, zo zoon<br />
• Effectieve pijnstilling <strong>voor</strong> alle volwassenen 1<br />
• Veilig, ook als langer gebruik nodig is 2<br />
• Uitstekend te combineren met lage dosering NSAID 1,3,4<br />
NU OOK ALS<br />
BRUISTABLET<br />
Zie productinformatie elders in dit tijdschrift ZAL-ADV/27.08.2009-12<br />
Zeker Zaldiar
maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 3<br />
|<br />
colofon<br />
Het Nederlands Tijdschrift <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong><br />
is het officiële orgaan van de<br />
<strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>.<br />
Het stelt zich ten doel om door<br />
middel van publicatie van overzichtsartikelen,<br />
klinische en laboratoriumstudies<br />
en casuïstiek, de verspreiding<br />
van kennis betreffende de anesthesiologie<br />
en gerelateerde vakgebieden te<br />
bevorderen.<br />
“…<strong>voor</strong> overige<br />
vragen: kies 9!”<br />
editorial<br />
M. Klimek<br />
Hoofdredacteur<br />
REDACTIE<br />
Kernredacteuren: Dr. C. Boer,<br />
Prof. Dr. A. Dahan, Dr. H. van Dongen,<br />
Dr. H.G.D. Hendriks, Prof. Dr. S. de Hert,<br />
Dr. M. Klimek, Prof. Dr. J. Knape,<br />
Prof. Dr. M.A.E. Marcus, Prof. Dr. G. Scheffer.<br />
Ondersteunend redacteuren:<br />
Drs. M. van der Beek, Drs. E. Bouman,<br />
Dr. P. Bruins, Drs. G. Filippini, Dr. D. Gommers,<br />
Prof. Dr. M. Hollmann, Dr. W. Klei,<br />
Dr. A. Koopman, Prof. Dr. S.A. Loer,<br />
Dr. S. Schiere, Dr. B. in het Veld, Dr. K. Vissers,<br />
Dr. J.K.G. Wietasch, Drs. E. Wiewel.<br />
Secretaresse: mw. W. van Engelshoven<br />
Voor informatie over adverteren en het<br />
reserveren van advertentieruimte in het<br />
Nederlands Tijdschrift <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>:<br />
Mw W. van Engelshoven<br />
e-mail: ntva@mumc.nl<br />
REDACTIE-ADRES<br />
Nederlands Tijdschrift <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>,<br />
mw. W. van Engelshoven, Academisch<br />
Ziekenhuis Maastricht, Afdeling<br />
<strong>Anesthesiologie</strong>, Postbus 5800,<br />
6202 AZ Maastricht; ntva@mumc.nl<br />
internet: www.anesthesiologie.nl<br />
INZENDEN VAN KOPIJ<br />
Richtlijnen <strong>voor</strong> het inzenden van kopij vindt u<br />
op www.anesthesiologie.nl of kunt u opvragen<br />
bij de redactie of de uitgever.<br />
OPLAGE<br />
2.500 exemplaren, 5x per jaar<br />
Het NTvA wordt uitsluitend toegezonden<br />
aan leden van de NVA. Adreswijzigingen:<br />
<strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>,<br />
Postbus 20063, 3502 LB Utrecht,<br />
tel. 030-2823385, fax 030-2823856,<br />
e-mail nva@anesthesiologie.nl<br />
PRODUCTIE<br />
Bladcoördinatie: Drs. Thomas Eldering<br />
(023-5259332)<br />
Ontwerp: Dimitry de Bruin<br />
Eindredactie: Monique de Mijttenaere<br />
AUTEURSRECHT EN<br />
AANSPRAKELIJKHEID<br />
© De Stichting tot Beheer van het Nederlands<br />
Tijdschrift <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong> 2009. Nederlands<br />
Tijdschrift <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>® is een<br />
wettig gedeponeerd woordmerk van de <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>. Alle<br />
rechten <strong>voor</strong>behouden. Niets uit deze uitgave<br />
mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een<br />
geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar<br />
gemaakt, in enige vorm of op enige wijzen, hetzij<br />
elektronisch, mechanisch, door foto kopieën,<br />
opnamen of enige andere manier, zonder<br />
<strong>voor</strong>afgaande schriftelijke toestemming.<br />
Geachte lezer,<br />
Het nieuwe NTvA ligt weer <strong>voor</strong><br />
u, een bloemlezing van ervaringen<br />
uit de praktijk, <strong>voor</strong> de praktijk. Goede<br />
ervaringen, opgeloste problemen maar ook<br />
onverwachte incidenten en medische en ethische<br />
dilemma's - kortom: een spiegel van de<br />
dagelijkse werkelijkheid.<br />
Ik was een week geleden op een dagsymposium<br />
met de bijzondere titel “Waarom slimme<br />
mensen domme dingen doen?”. Als (misschien<br />
wel enige) medicus tussen managers,<br />
psychologen en beleidsadviseurs beleefde<br />
ik een dag, die vol zat met lezingen over het<br />
individuele functioneren van “medewerker”<br />
en “manager”, en eindeloze adviezen hoe<br />
men hun fouten zou kunnen <strong>voor</strong>komen. Op<br />
deze dag gingen – mede geïnspireerd door<br />
de lezingen - een aantal gedachten door mijn<br />
hoofd:<br />
Hoe kan het, dat men in het bedrijfsleven<br />
nog zo gefocust is op het individu, terwijl<br />
medici toch <strong>voor</strong>al pogen het systeem veilig<br />
te maken, in de overtuiging dat het individu<br />
toch altijd fouten zal blijven maken? Hoeveel<br />
bijna-incidenten produceert de gemiddelde<br />
verkeersdeelnemer tijdens één autorit, zonder<br />
dat hij hier<strong>voor</strong> een MIP-formulier invult<br />
of over verbetering nadenkt. Echter, waarom<br />
is de gemiddelde verkeersdeelnemer zo laagdrempelig<br />
bereid diverse vormen feedback<br />
aan anderen te geven, zodra hij bij hen een<br />
foutje ontdekt? Hoeveel blinde vlekken heeft<br />
de gemiddelde manager, waardoor deze de<br />
eigen fouten überhaupt niet ziet? Hoeveel<br />
blinde vlekken heb ikzelf…?<br />
Ik zou hierover nog lang door kunnen gaan;<br />
uiteindelijk werden bij mij meer vragen<br />
opgeroepen dan beantwoord. Toch denk ik<br />
na deze dag, dat het waarschijnlijk de betere<br />
bedrijven zijn, die <strong>voor</strong> (de soms daverend<br />
irritante) digitale keuzemenu’s, standaard<br />
openingszinnen en gespreksevaluaties in<br />
hun call-centers kiezen. Het is hun manier<br />
om te <strong>voor</strong>komen, dat hun ‘slimme’ mensen<br />
‘domme’ dingen doen, dit zijn hun protocollen,<br />
hun SOP’s. En net zoals bij ons op de OK<br />
wordt het soms pas lastig, als de cliënt (de<br />
patiënt) met zijn problemen niet helemaal in<br />
het protocol past.<br />
Patiënten die anders zijn, zich anders gedragen,<br />
onverwachte reacties vertonen of<br />
complicaties oplopen: deze patiënten zijn<br />
– hoe vervelend en ingrijpend <strong>voor</strong> de anesthesioloog<br />
in kwestie ook - een bijzonder<br />
waardevolle bron van kennis en ervaring.<br />
“Good judgment comes from experience –<br />
experience comes from poor judgment! “ – is<br />
een pedagogisch principe. Maar: niet alle<br />
complicaties berusten op “poor judgment”,<br />
en men kan ook veel leren van elkaars verhalen<br />
over een goede afloop bij een bijzonder<br />
uitdagende patiënt.<br />
Ik ben blij, dat het NTvA een platform kan<br />
bieden om deze ervaringen met elkaar te<br />
delen. Ik roep u hierbij dan ook weer op om,<br />
ook in de toekomst, uw <strong>case</strong>-<strong>report</strong>s in te<br />
blijven sturen. Zo kunnen wij in ieder geval<br />
op ons gebied zorgen, dat wij slimme mensen<br />
steeds minder domme dingen doen.<br />
Ik wens u veel leesplezier!<br />
Markus Klimek
4 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />
|<br />
<strong>case</strong> <strong>report</strong><br />
¹ Academisch Medisch Centrum<br />
Amsterdam, Afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>.<br />
² Maasstad Ziekenhuis Rotterdam,<br />
Afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>.<br />
contactinformatie<br />
Erasmus Medisch Centrum<br />
Sophia Kinderziekenhuis<br />
Dr. Molewaterplein 60<br />
3015 GJ Rotterdam<br />
Email d.coll@erasmusmc.nl<br />
Locoregionaal anesthesie bij een<br />
neurotrauma patiënt met een<br />
potentieel luchtweg probleem op<br />
basis van een instabiele C3 fractuur<br />
Veilige luchtweg,<br />
optimale analgesie<br />
en neurologische<br />
beoordeling<br />
D.M. Coll, Drs. ¹<br />
L.B. Verbrugge, Drs. ²<br />
C. Keijzer, Dr. ¹
maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 5<br />
|<br />
samenvatting Ondanks de sterk verbeterde kans op overleven na een multi (neuro)<br />
trauma door opvang middels het Advanced Trauma Life Support principe blijft traumatisch<br />
letsel van het centrale zenuwstelsel een belangrijke oorzaak van sterfte en invaliditeit.<br />
Tevens blijft adequate behandeling van pijn in de trauma setting ernstig onderbelicht.<br />
Het moeten toedienen van algehele anesthesie bij een traumapatiënt brengt meerdere<br />
risico’s met zich mee. De optimale behandeling van een neurotrauma met cervicaal letsel<br />
zou moeten bestaan uit continue neurologische beoordeling, continue immobilisatie van<br />
het (cervicale) wervelkolom en dus vermijden van intubatie, en optimale pijnstilling. Deze<br />
optimale behandeling is haalbaar middels het gebruik van locoregionale technieken. De<br />
veiligheid en effectiviteit van locoregionale technieken is de laatste tien jaar dramatisch<br />
verbeterd door het gebruik van neurostimulatoren, echodoppler geleide puncties en<br />
steriele en aseptische technieken. Onze indruk is helaas dat deze techniek weinig wordt<br />
toegepast in de trauma setting. Aan de hand van de volgende casus waarbij met succes een<br />
locoregionale techniek is toegepast bij een neurotrauma patiënt met een instabiele cervicale<br />
3 fractuur bespreken wij de risico’s van dergelijke casuïstiek en de <strong>voor</strong>delen van het<br />
toepassen van een locoregionale techniek.<br />
abstract Despite the improved chances of survival after a multi trauma since the implementation<br />
of the Advanced Trauma Life Support protocol, trauma to the central nervous<br />
system remains an important cause of death and invalidity. Unfortunately treatment of<br />
pain in the trauma setting also remains inadequate. General anesthesia in the trauma setting<br />
does not go without risk. Optimal treatment of a neurotrauma patient should include<br />
continous neurological monitoring, continous immobilization of the (cervical) spinal cord,<br />
thus no need for intubation, and optimal pain treatment. This optimal treatment is possible<br />
by means of employing a locoregional technique. The safety and efficacy of locoregional<br />
techniques has dramatically improved over the last decade due to the use of neurostimulators,<br />
ultrasound, and sterile and aseptic techniques. Unfortunately we have the impression<br />
that within the trauma setting locoregional anesthesia is infrequently used. The following<br />
<strong>case</strong> describes the successful use of locoregional anesthesia in a patient with a neurotrauma<br />
and an instable cervical 3 fracture. We will discuss the risks in such trauma patients and the<br />
advantages of locoregional anesthesia.<br />
Keywords: cervical spine, locoregional anesthesia, pain, trauma.<br />
Inleiding<br />
In Nederland zijn sinds 1999 elf level-<br />
1- traumacentra welke ongevalslachtoffers<br />
opvangen volgens het ‘advanced<br />
trauma life support’ ( = ATLS)<br />
principe. Dit heeft geleid tot een<br />
vergrote kans op overleven van traumapatiënten<br />
[1]. Daar letsels van het<br />
centrale zenuwstelsel een hoge kans<br />
op mortaliteit en sterfte hebben [2] is<br />
een optimale observatie van het neurologische<br />
beeld hierbij van cruciaal<br />
belang. Alcohol- en drugsgebruik,<br />
maar ook (anesthesiologische) medicatie<br />
kan deze beoordeling bemoeilijken.<br />
Hemodynamische effecten<br />
van de anesthesie en directe laryngoscopie<br />
kunnen ruggenmergletsel<br />
veroorzaken bij instabiele cervicale<br />
fracturen [3]. Het belang en de mogelijkheden<br />
van regionaal anesthesie in<br />
dit soort casuïstiek worden in de hier<br />
volgende casus belicht.<br />
Casus<br />
Een 82-jarige aanspreekbare patiënt<br />
werd de traumakamer binnengebracht<br />
door de ambulance dienst na<br />
een hoog energetische trauma (80<br />
km/h), waarbij hij als voetganger was<br />
aangereden door een motor.<br />
Bij analyse volgens Advanced Trauma<br />
Life Support (ATLS) protocol had de<br />
patiënt een vrije ademweg ( A= airway)<br />
met adequate ademhaling (B=<br />
breathing) en was hemo-dynamisch
6 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />
|<br />
stabiel (RR 136/75, HF 78/ min ) (C=<br />
circulation). Bij globaal neurologisch<br />
onderzoek (D= disability) had de<br />
patiënt een Glasgow Coma Score van<br />
E= 4, M = 6, V = 5 ; EMV score 15 ( =<br />
maximaal) ( E = openen ogen, M motorische<br />
reactie, V = verbale reactie)<br />
en isocore pupillen met een normale<br />
lichtreactie. Bij verder lichamelijk<br />
onderzoek (E =Exsposure) bleek er<br />
sprake te zijn van een laceratie links<br />
occipitaal, weke delen letsel laterale<br />
zijde onderbeen rechts, welke wond<br />
nettoyage behoefte, en een gezwollen<br />
enkel, kuit en voet links. Op de<br />
volgens het ATLS protocol verrichte<br />
aanvullende onderzoeken werden<br />
op de X-thorax multiple ribfracturen<br />
(basis costa 2 t/m 4) rechts gezien en<br />
op de X-CWK fracturen van C2, C3<br />
en C4. Naar aanleiding van de aard<br />
van het hoog energetische trauma en<br />
de gevonden afwijkingen werd een<br />
CT brein en cervicale wervelkolom<br />
verricht.<br />
Op de CT brein/ cervicale wervelkolom<br />
werden de volgende afwijkingen<br />
geconstateerd; meerdere contusiehaarden<br />
craniaal links, hersenstam<br />
en hippocampus, klein subduraal<br />
hematoom links en een schedelfractuur<br />
links occipitaal doorlopend tot<br />
links pariëtaal. Van de fracturen van<br />
C2, C3 en C4 bleek C3 een instabiele<br />
fractuur. Naast deze cranio-cervicale<br />
afwijkingen werden metatarsale<br />
fracturen links (2-5), een trimalleolaire<br />
enkel fractuur links en een tibia<br />
plateau fractuur rechts lateraal met<br />
osteochondraal letsel van het femur<br />
lateraal geconstateerd, welke allen<br />
conservatief behandeld zijn. Daar<br />
wond nettoyage van het weke delen<br />
letsel van het rechter onderbeen<br />
geïndiceerd was, ontstond er op<br />
neurologisch en anesthesiologisch<br />
vakgebied een dilemma, met aan de<br />
ene kant de onmogelijkheid tot neurologische<br />
beoordeling gedurende<br />
algehele anesthesie en aan de andere<br />
kant de noodzaak <strong>voor</strong> anesthesie<br />
<strong>voor</strong> het verrichten van de ingreep.<br />
Na informed consent heeft de ingreep<br />
plaatsgevonden onder een<br />
zogenaamd “een-beens-blok”, met<br />
standaard monitoring bestaande uit<br />
ECG, NIBD, en pulse oximetrie. Een<br />
“een-beens-blok” bestaat uit twee<br />
verschillende zenuwblokkades; een<br />
nervus femoralis blokkade en een<br />
nervus ischiadicus blokkade.<br />
Met behulp van een zenuwstimulator<br />
en stimuplex D 50mm en 150mm<br />
naalden zijn respectievelijk de n.<br />
femoralis en de n. ischiadicus geïdentificeerd.<br />
Voor verdoving van<br />
de n. ischiadicus zijn verschillende<br />
benaderingen mogelijk. Gezien het<br />
trauma is gekozen <strong>voor</strong> de laterale<br />
subtrochantere benadering volgens<br />
Guardini [4]. Het <strong>voor</strong>deel hiervan is<br />
dat de patiënt in rugligging geprikt<br />
kan worden. Pijnlijk positionering<br />
wordt hierdoor vermeden en de wervelkolom<br />
blijft geïmmobiliseerd. De<br />
punctieplaats is ongeveer 2cm inferior<br />
en 4 cm distaal van de trochanter<br />
major. De prikrichting is horizontaal.<br />
De nervus ischiadicus wordt op een<br />
diepte van 8-12cm bereikt. Indien het<br />
femur geraakt wordt moet de naald<br />
iets naar caudaal gericht worden.<br />
Na toediening van scandicaine 1,5%<br />
(n. femoralis 10 ml en n. ischiadicus<br />
30 ml) ontstond een volledig sensorisch<br />
en motorisch blok van het<br />
onderbeen, met goede chirurgische<br />
omstandigheden en de mogelijkheid<br />
patiënt neurologisch te beoordelen .<br />
De operatie is ongecompliceerd verlopen.<br />
Patiënt werd enige maanden<br />
behandeld met een Haloframe maar<br />
ontwikkelde ondanks dit een progressieve<br />
anteropositie van C3 t.o.v.<br />
C4. Er werd besloten een posterieure<br />
spondylodese te verrichten. Bij controle<br />
werd er een goede consolidatie<br />
van de fractuur gezien en een goede<br />
onderlinge stand van de wervels<br />
en het ingebrachte osteosynthese<br />
materiaal. De halskraag kon daarom<br />
worden verwijderd en de neurochirurgische<br />
controle beëindigd.<br />
Discussie<br />
Het moeten toedienen van algehele<br />
anesthesie bij een traumapatiënt<br />
brengt meerdere risico’s met zich<br />
mee, zoals het maskeren van symptomen,<br />
risico op aspiratie en/of ruggenmergschade.<br />
Door het gebruik<br />
van locoregionale technieken blijft<br />
observatie mogelijk en wordt intubatie<br />
vermeden. Tevens vermijdt men<br />
de bijwerkingen van systemische<br />
analgetica en wordt de stressrespons<br />
op trauma gemodificeerd waarbij<br />
mogelijk de incidentie van cardiorespiratoire<br />
complicaties daalt [5]. Ondanks<br />
dat het gebruik van regionale<br />
anesthesie in deze setting logisch<br />
lijkt, wordt deze techniek in ons<br />
ziekenhuis maar weinig toegepast.<br />
Puntsgewijs bespreken wij de risico’s<br />
van dergelijke trauma patiënten en<br />
de <strong>voor</strong>delen van locoregionale technieken.<br />
ATLS bij traumatisch ruggenmergletsel<br />
De opvang van (neuro)traumapatiënten<br />
gebeurt systematische volgens<br />
het ATLS principe (ABCDE) en richt<br />
zich primair op een inventarisatie<br />
van de vitale functies. Immobilisatie<br />
van de wervelkolom bemoeilijkt een<br />
optimale beoordeling van de patiënt.<br />
Bij stomp letsel is deze preventieve<br />
immobilisatie de ‘gouden standaard’,<br />
vanwege mogelijk iatrogeen letsel en<br />
het potentiële risico op een dwarslaesie<br />
[6]. Hypotensie bij een (neuro)<br />
traumapatiënt kan multifactorieel<br />
zijn; hypovolemie en/ of neurogeen.<br />
Cervicale en thoracale dwarslaesies<br />
kunnen in verschillende gradaties<br />
autonome dysfunctie veroorzaken,<br />
door verlies van sympathicus tonus<br />
kan hypotensie ontstaan en ten gevolge<br />
van overheersing van vagus<br />
activiteit bij hoge dwarslaesies kan<br />
bradycardie ontstaan. De mate van<br />
neurogene shock correleert direct<br />
met de hoogte en ernst van de dwarslaesie.<br />
Onder het niveau van T5 blijft<br />
de sympathische en parasympatische<br />
innervatie van hart en longen<br />
intact. Vooral cervicaal letsel, zoals<br />
in onze casus, kan gepaard gaan met<br />
ernstige cardiovasculaire dysfunctie<br />
resulterend in ernstige hypotensie<br />
en bradycardie [7]. In een grote database<br />
study in Engeland en Wales<br />
vond Guly et al. een incidentie van<br />
neurogene shock bij cervicale ruggenmerg<br />
letsels van 19.3%, bij thoracale<br />
en lumbale ruggenmerg letsels<br />
was dit respectievelijke 7% en 3% [8].<br />
Er bestaat consensus met betrekking
maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 7<br />
|<br />
tot de “vrijgave” van de cervicale<br />
wervelkolom bij de wakkere alerte<br />
patiënt. Echter bij patiënten met een<br />
verstoord bewustzijn is dit nog controversieel<br />
[3].<br />
Een slechte neurologische uitkomst<br />
na inductie en directe laryngoscopie<br />
wordt beschreven. Echter de incidentie<br />
is lastig te <strong>voor</strong>spellen, mede<br />
daar men niet kan differentiëren<br />
tussen het anesthesiologische beleid<br />
of de directe laryngoscopie, welke<br />
bepalend is geweest <strong>voor</strong> de slechte<br />
uitkomst [3]. Intubatie heeft een<br />
potentieel risico op letsel van het<br />
ruggenmerg. De meeste beweging<br />
in de cervicale wervelkolom tijdens<br />
directe laryngoscopie bevindt zich<br />
in het bovenste gedeelte van de cervicale<br />
wervelkolom. Deze beweging<br />
is verminderd bij “in line” immobilisatie,<br />
desalniettemin veroorzaken<br />
tractiekrachten klinisch belangrijke<br />
distractie en dient daarom vermeden<br />
te worden [9]. De soort en locatie<br />
van het cervicale wervelkolom letsel<br />
en de hemodynamiek zullen de uitkomst<br />
beïnvloeden na intubatie [10].<br />
Bilaterale facet dislocaties en gebarsten<br />
fracturen geven een grotere kans<br />
op ruggenmergletsel in de onderste<br />
cervicale wervels (C3-C7) vergeleken<br />
met unilaterale facet dislocaties en<br />
andere soorten osteoligamenteus<br />
letsel [11]. De autoregulatie van het<br />
ruggenmerg is onbetrouwbaar in<br />
beschadigd ruggenmerg, hypotensie<br />
kan ruggenmergschade veroorzaken.<br />
De bloedtoevoer naar het ruggenmerg<br />
kan zo wisselend zijn, dat zelfs<br />
normotensie onvoldoende is om quadriparese<br />
te <strong>voor</strong>komen [9]. Bij gebruik<br />
van locoregionale technieken<br />
handhaaft men de immobilisatie van<br />
de nek en <strong>voor</strong>komt men anesthesie<br />
gerelateerde hypotensie.<br />
Regionaal anesthesie<br />
Bij deze patiënt is gebruik gemaakt<br />
van locoregionaal anesthesie, zodat<br />
de beoordeling van ABCDE optimaal<br />
gecontinueerd kon worden, zonder<br />
vertroebeling van het klinische beeld<br />
door intubatie en medicatie noodzakelijk<br />
<strong>voor</strong> algehele anesthesie.<br />
Selectieve zenuwblokkades worden<br />
gebruikt <strong>voor</strong> procedures aan de<br />
extremiteiten. De meest frequent<br />
toegepaste zenuwblokkades <strong>voor</strong> de<br />
bovenste extremiteiten gericht op de<br />
plexus brachiales zijn het interscalenus-<br />
infraclaviculair en axillair blok.<br />
Hierbij is slechts één punctieplaats<br />
nodig. De innervatie van de onderste<br />
extremiteiten gaat via de plexus<br />
lumbosacralis. Omdat de aftakkingen<br />
dieper liggen, minder dicht bij elkaar<br />
en moeilijker benaderbaar zijn, kan<br />
het lastig zijn om met één injectie te<br />
volstaan. Om het gehele been te verdoven<br />
worden in de praktijk de twee<br />
hoofdaftakkingen van de plexus onafhankelijk<br />
van elkaar uitgeschakeld<br />
door selectieve verdoving van de n.<br />
ischiadicus en n. femoralis. Dergelijke<br />
zenuwblokkades van een ledemaat<br />
worden verricht bij diverse chirurgische<br />
ingrepen <strong>voor</strong> peri-operatieve<br />
pijnstilling. Met behulp van een<br />
neurostimulator en/of echo wordt de<br />
zenuw opgezocht. Bij contracties in<br />
het doelgebied wordt de benodigde<br />
hoeveelheid lokaal anestheticum<br />
ingespoten. De veiligheid en effectiviteit<br />
van deze procedures is in de<br />
laatste tien jaar drastisch verbeterd<br />
door het gebruik van neurostimulatoren,<br />
echodoppler geleide puncties<br />
en steriele en aseptische technieken.<br />
Auroy et al [12] vond een incidentie<br />
van perifere neuropathie van 12 op de<br />
23.784 uitgevoerde perifere zenuwblokkades.<br />
Bij het gebruik van katheters<br />
werd bij 1.398 orthopedische<br />
patiënten een incidentie van inflammatie<br />
0.6 % en lokale ontsteking 0.2<br />
%, zonder serieuze neurologische<br />
complicaties gevonden [13].<br />
Het grote <strong>voor</strong>deel van selectieve<br />
zenuwblokkades is relaxatie en analgesie<br />
van het geselecteerde gebied,<br />
zonder de aan algehele anesthesie of<br />
spinale anesthesie gerelateerde mogelijke<br />
hemodynamische instabiliteit.<br />
Locoregionale anesthesie bleek ideaal<br />
bij deze patiënt, omdat de mogelijkheid<br />
bleef bestaan om patiënt neurologisch<br />
te beoordelen gedurende<br />
de ingreep en laryngoscopie niet<br />
noodzakelijk was bij een potentieelbedreigde<br />
luchtweg ‘A’ (= instabiele<br />
C3 fractuur)<br />
Belang van adequate pijnstilling<br />
Ondanks de sterk verbeterde kans op<br />
overleven na een multitrauma door<br />
het standaardiseren van de opvang<br />
middels het ATLS principe, blijft adequate<br />
behandeling van pijn als onderdeel<br />
van trauma behandeling ernstig<br />
onderbelicht. Uit angst <strong>voor</strong> het missen<br />
van door pijnstilling gemaskeerde<br />
klinische verschijnselen heeft de<br />
behandeling van pijn een lage prioriteit.<br />
In het ATLS protocol wordt pijn<br />
gezien als een belangrijk signaal <strong>voor</strong><br />
abdominaal, cervicaal en ander letsel.<br />
De reactie op pijnlijke stimuli wordt<br />
gebruikt om het bewustzijn te meten<br />
(GCS).<br />
Systemische opioiden kunnen gepaard<br />
gaan met ernstige directe en<br />
indirecte bijwerkingen; zoals sedatie,<br />
luchtwegobstructie en ademhalingsdepressie,<br />
aspiratie van maag inhoud,<br />
hemodynamische instabiliteit, en<br />
pupil veranderingen. Uit angst <strong>voor</strong><br />
bijwerkingen bij gebruik van systemische<br />
opioiden, bereikt men geen<br />
adequate pijnstilling, wat met een<br />
locoregionale techniek vaak wel haalbaar<br />
is. Onbehandelde pijn versterkt<br />
de neuroendocriene stressrespons.<br />
Verhoogde spiegels van cytokinen,<br />
acute fase eiwitten, cathecholaminen,<br />
cortisol, groeihormoon en adrenocorticotroop<br />
hormoon, activatie van<br />
het reninangiotensine systeem, verstoorde<br />
stolling, en een veranderde<br />
immuunreactie, vergroten de kans op<br />
mortaliteit bij een traumapatiënt [14].<br />
Het niet of onvoldoende behandelen<br />
van pijn geeft een verhoogde incidentie<br />
van interventies (o.a. intubatie)<br />
ten gevolge van oncoöperatieve tot<br />
zelfs tegenwerkende patiënten [15].<br />
Pijn dient adequaat behandeld te<br />
worden om de hierboven genoemde<br />
fysiologische, anatomische- en psychologische<br />
redenen. Neuroplasticiteit,<br />
ten gevolge van het inadequaat<br />
behandelen van acute pijn kan leiden<br />
tot het ontstaan van invaliderende<br />
chronische neuropathische pijn. Het<br />
<strong>voor</strong>komen van onnodig lijden verkleint<br />
de kans op post traumatisch<br />
stress syndroom (PTSS) en verhoogt<br />
het comfort. De incidentie PTSS is<br />
hoger na stressvolle medische gebeur-
8 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />
|<br />
tenissen met onvoldoende pijnstilling.<br />
Er bestaat toenemend bewijs dat<br />
er een verband is tussen chronische<br />
pijn en de aanwezigheid van PTSS.<br />
Vijftig procent van de patiënten met<br />
PTSS na een gemotoriseerd ongeval<br />
leidt aan chronische pijn [15]. Het<br />
toepassen van locoregionale technieken<br />
kan de behandeling van pijn in de<br />
trauma setting mogelijk verbeteren.<br />
Conclusie<br />
Door het toepassen van de locoregionale<br />
techniek in deze setting<br />
hebben we het gevaar van intubatie<br />
kunnen vermijden, was het mogelijk<br />
om de patiënt neurologisch goed<br />
te beoordelen en heeft de patiënt<br />
goede pijnstilling gehad. Middels<br />
onze casus willen we illustreren dat<br />
de locoregionale anesthesietechniek<br />
van duidelijk toegevoegde waarde<br />
was bij de chirurgische behandeling<br />
van onze traumapatiënt. Door een<br />
adequate pijnbehandeling en gelijktijdig<br />
behoud van neurologische<br />
beoordelingsmogelijkheden kan wellicht<br />
onnodig letsel aan het centraal<br />
zenuwstelsel en ‘overdiagnostiek’<br />
worden <strong>voor</strong>komen.<br />
referenties<br />
1. Carmont M.R. The Advanced<br />
Trauma Life Support course: a history<br />
of its development and review<br />
of related literature. Postgrad Med J<br />
2005;81:87-91 (abstract).<br />
2. Cleiman P., Nemeth J., Vetere P. A<br />
significant cervical spine fracture:<br />
think of the airway. J Emerg Med<br />
2009.<br />
3. Ford P., Nolan J. Cervical spine<br />
injury and airway management. Curr<br />
Opin Anaesthesiol 2002;15:193-201.<br />
4. Guardini R., Waldron B.A., Wallace<br />
W.A. Sciatic nerve block: A new<br />
lateral appoach. Acta Anaesthesiol.<br />
Scand. 1985;29:515-519.<br />
5. Desborough J.P. The stress response<br />
to trauma and surgery. Br J Anaesth<br />
2000;85:109-117.<br />
6. Van Vugt A.B. [Protocols for trauma<br />
care and the missing of injuries in<br />
severely injured accident victims<br />
during the prehospital phase]. Ned<br />
Tijdschr Geneeskd 2006;150:2180-<br />
2182.<br />
7. Krassioukov A. Autonomic function<br />
following cervical spinal cord injury.<br />
Respiratory Physiology & Neurobioloy<br />
2009; 169:157-164.<br />
8. Guly H.R., Bouamra O., Lecky F.E.<br />
The incidence of neurogenic shock<br />
in patients with isolated spinal cord<br />
injury in the emergency department.<br />
Resuscitation 2008;76:57-62.<br />
9. Crosby E. Airway management after<br />
upper cervical spine injury: what<br />
have we learned? Can J Anaesth<br />
2002;49:733-744.<br />
10. Ghafoor A.U., Martin T.W., Gopalakrishnan<br />
S. et al. Caring for the<br />
patients with cervical spine injuries:<br />
what have we learned? J Clin Anesth<br />
2005;17:640-649.<br />
11. Coelho D.G., Brasil A.V., Ferreira<br />
N.P. Risk factors of neurological<br />
lesions in low cervical spine fractures<br />
and dislocations. Arq Neuropsiquiatr<br />
2000;58:1030-1034.<br />
12. Auroy Y., Benhamou D., Bargues L.<br />
et al. Major complications of regional<br />
anesthesia in France: The SOS<br />
Regional Anesthesia Hotline Service.<br />
Anesthesiology 2002;97:1274-1280.<br />
13. Wiegel M., Gottschaldt U., Hennebach<br />
R. et al. Complications<br />
and adverse effects associated with<br />
continuous peripheral nerve blocks<br />
in orthopedic patients. Anesth Analg<br />
2007;104:1578-82, table.<br />
14. Cohen S.P., Christo P.J., Moroz<br />
L. Pain management in trauma<br />
patients. Am J Phys Med Rehabil<br />
2004;83:142-161.<br />
15. Davidson E.M., Ginosar Y., Avidan<br />
A. Pain management and regional<br />
anaesthesia in the trauma patient.<br />
Curr Opin Anaesthesiol 2005;18:169-<br />
174.
Masterclass Delier, Sedatie en<br />
Analgesie op de Intensive Care<br />
Een initiatief van<br />
11 juni 2010<br />
Congrescentrum De Reehorst, Ede<br />
Doelgroepen<br />
Anesthesiologen, Hoofden<br />
IC Verpleegkundigen,<br />
IC specialisten,<br />
Intensivisten en Ziekenhuisapothekers.<br />
Accreditatie aangevraagd bij<br />
• Nederlandsche Internisten Vereeniging<br />
• <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong><br />
• <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Intensive Care<br />
• <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong><br />
Ziekenhuisapothekers<br />
Inschrijven via<br />
www.interactie.org/gsk<br />
Deelnameprijs: € 125,-<br />
Organisatie en informatie<br />
Stationsweg 73-C<br />
6711 PL Ede<br />
Telefoon 0318-693501<br />
info@interactie.org<br />
www.interactie.org<br />
GSK 190x125.indd 1 20-01-2010 14:57:46<br />
Verkorte productinformatie Bridion 100 mg/ml oplossing <strong>voor</strong> injectie<br />
Referenties: 1. SmPC Instanyl® 50, 100, 200 µg/dosis, juli 2009 2. Christrup LL et al. Pharmacokinetics,<br />
Samenstelling: 1 ml Bridion 100mg/ml, oplossing <strong>voor</strong> injectie, bevat sugammadex<br />
als natriumzout equivalent aan 100 mg sugammadex. Elke ml bevat 9,7 mg na-<br />
efficacy, and tolerability of fentanyl following intranasal versus intravenous administration in adults undergoing<br />
third-molar extraction: a randomized, double-blind, double-dummy, two-way, crossover study.<br />
trium. Indicatie: Opheffing van de door rocuronium of vecuronium geïnduceerde<br />
Clin Ther 2008;30:469-481 3. Kress HG et al. Efficacy and tolerability of intranasal fentanyl spray 50 to<br />
neuromusculaire blokkade. Bij kinderen en adolescenten wordt het gebruik van<br />
200 mg for breakthrough pain in patients with cancer: a phase III, multinational, randomized, double blind,<br />
sugammadex alleen aanbevolen bij standaardopheffing van een door rocuronium<br />
placebo-controlled, crossover trial with a 10-month, open-label extension treatment period. Clin Ther 2009;31<br />
geïnduceerde neuromusculaire blokkade. Dosering: Sugammadex dient intraveneus<br />
te worden toegediend als eenmalige bolusinjectie. Sugammadex mag alleen worden toegediend door of onder<br />
4. Mercadante S et al. A comparison of intranasal fentanyl spray with oral transmucosal fentanyl citrate for the treatment of<br />
supervisie van een anesthesist. Het gebruik van een geschikte neuromusculaire monitortechniek wordt aanbevolen<br />
breakthrough cancer pain – an open-label, randomised, crossover trial. Curr Med Res Opin 2009;25(11):2805-2815<br />
om het herstel van de neuromusculaire blokkade te bewaken. De aanbevolen dosis sugammadex is afhankelijk van<br />
het niveau van de neuromusculaire blokkade. De aanbevolen dosis is niet afhankelijk van de toegediende anesthesie.<br />
Instanyl 50 microgram/dosis neusspray, oplossing. Instanyl 100 microgram/dosis neusspray, oplossing. Instanyl 200 microgram/dosis<br />
neusspray, oplossing. Kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling: 1 ml oplossing bevat fentanylcitraat equivalent aan<br />
(zie rubriek 6.6*). Standaardopheffing: Er wordt een dosis van 4 mg/kg sugammadex aanbevolen indien het herstel<br />
Bridion kan worden verdund tot 10 mg/ml ten behoeve van een betere nauwkeurigheid van de dosering bij kinderen<br />
respectievelijk 500, 1000 en 2000 microgram fentanyl. 1 dosis (100 microliter) bevat respectievelijk 50, 100 en 200 microgram<br />
ten minste 1–2 posttetanische tellingen (PTC) heeft bereikt na een door rocuronium of vecuronium geïnduceerde<br />
fentanyl. Farmaceutische vorm: Neusspray, oplossing. Heldere, kleurloze oplossing. Therapeutische indicaties: Instanyl is geïndiceerd<br />
blokkade. Een dosis van 2 mg/kg sugammadex wordt aanbevolen als spontaan herstel is opgetreden tot minimaal<br />
<strong>voor</strong> de behandeling van doorbraakpijn bij volwassenen die al een onderhoudsbehandeling met opioïden ontvangen tegen chronische<br />
het terugkeren van T2 na een door rocuronium of vecuronium geïnduceerde blokkade. Bij kinderen en adolescenten<br />
kankerpijn. Doorbraakpijn is een tijdelijke exacerbatie van pijn die optreedt bovenop een bestaande, aanhoudende pijn die reeds onder<br />
(2–17 jaar) wordt <strong>voor</strong> standaardopheffing bij terugkeer van T2 na een door rocuronium geïnduceerde blokkade 2 mg/<br />
controle is. Patiënten die een onderhoudsbehandeling met opioïden ontvangen, gebruiken minstens 60 mg orale morfine per dag,<br />
kg sugammadex aanbevolen. Andere situaties van standaard opheffing bij kinderen en adolescenten zijn niet onderzocht<br />
en worden daarom niet aanbevolen. Het gebruik van sugammadex bij voldragen pasgeborenen en zuigelingen<br />
minstens 25 microgram transdermale fentanyl per uur, minstens 30 mg oxycodon per dag, minstens 8 mg orale hydromorfon per dag<br />
of een equianalgetische dosis van een ander opioïd gedurende één week of langer. Dosering en wijze van toediening: De behandeling<br />
wordt niet aanbevolen. Onmiddellijke opheffing: Als er klinische noodzaak bestaat van onmiddellijke opheffing na<br />
dient te worden ingesteld door en onder toezicht te blijven van een arts met ervaring in de behandeling van kankerpatiënten met opioïden.<br />
toediening van rocuronium, wordt een dosis van 16 mg/kg sugammadex aanbevolen. Onmiddellijke opheffing is bij<br />
Voor verdere informatie, zie de volledige IB-tekst. Contra-indicaties: Overgevoeligheid <strong>voor</strong> het werkzame bestanddeel of <strong>voor</strong> één<br />
kinderen en adolescenten niet onderzocht en wordt daarom niet aanbevolen. Hernieuwde toediening sugammadex:<br />
van de hulpstoffen. Gebruik bij opioïd-naïeve patiënten. Ernstige respiratoire depressie of ernstige obstructieve longaandoeningen.<br />
In de uitzonderlijke situatie dat zich postoperatief, na een initiële dosis van 2 mg/kg of 4 mg/kg, opnieuw een<br />
Eerdere faciale radiotherapie. Terugkerende epistaxisaanvallen. Bijzondere waarschuwingen en <strong>voor</strong>zorgen bij gebruik: Zoals bij<br />
blokkade <strong>voor</strong>doet (zie rubriek 4.4*), wordt een herhalingsdosis van 4 mg/kg sugammadex aanbevolen. Contraindicaties:<br />
Overgevoeligheid <strong>voor</strong> het werkzame bestanddeel of <strong>voor</strong> één van de hulpstoffen. Waarschuwingen:<br />
alle krachtige opioïden kan er klinisch significante respiratoire depressie optreden bij gebruik van fentanyl en moeten patiënten<br />
Patiënten moeten kunstmatig worden beademd totdat de spontane ademhaling voldoende is hersteld. Andere geneesmiddelen,<br />
die tijdens en na de operatie zijn gebruikt, kunnen de ademhalingsfunctie onderdrukken. In geval<br />
geobserveerd worden op deze effecten. Patiënten met pijn die een chronische opioïdbehandeling ontvangen, ontwikkelen een tolerantie<br />
<strong>voor</strong> respiratoire depressie en dus is het risico op respiratoire depressie bij deze patiënten lager. Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die<br />
dat hernieuwd optreden van een neuromusculaire blokkade wordt waargenomen, kunnen kunstmatige beademing<br />
het centrale zenuwstelsel onderdrukken kan het risico op respiratoire depressie verhogen. Bij patiënten met chronische obstructieve<br />
en hernieuwde toediening van sugammadex noodzakelijk zijn (zie rubriek 4.2*). Om hernieuwd optreden van neuromusculaire<br />
blokkade te <strong>voor</strong>komen, dienen de aanbevolen doses van sugammadex te worden gebruikt. Sugammadex<br />
longaandoeningen kan fentanyl ernstigere bijwerkingen hebben. Bij deze patiënten kunnen opioïden de ademhalingsprikkel onderdrukken<br />
en de weerstand van de luchtwegen verhogen. Fentanyl dient met zorg te worden toegediend aan patiënten met matige tot<br />
mag niet worden gebruikt <strong>voor</strong> opheffing van blokkades geïnduceerd door niet steroïde neuromusculair blokkerende<br />
stoffen en door steroïde neuromusculair blokkerende stoffen, anders dan rocuronium of vecuronium. Indien<br />
ernstige lever- of nierfunctiestoornissen. De invloed van lever- en nierfunctiestoornissen op de farmacokinetiek van Instanyl is niet<br />
geëvalueerd; wanneer fentanyl echter intraveneus wordt toegediend, is de klaring gewijzigd als gevolg van lever- en nierfunctiestoornissen,<br />
veroorzaakt door veranderingen in metabole klaring en plasma-eiwitten. Fentanyl dient met zorg te worden gebruikt<br />
van het anestheticum en/of opioïd te worden gegeven op geleide van de klinische indicatie. Indien hernieuwde<br />
de neuromusculaire blokkade wordt opgeheven onder <strong>voor</strong>tzetting van de anesthesie, dienen aanvullende doses<br />
bij patiënten met tekenen van een verhoogde intracraniale druk, een verminderd bewustzijn of coma. Instanyl dient met zorg te<br />
neuromusculaire blokkade is vereist vóór het verstrijken van de aanbevolen wachttijd van 24 uur, dient een nietsteroïde<br />
neuromusculair blokkerende stof te worden gebruikt. Sugammadex is niet onderzocht bij patiënten, die<br />
worden gebruikt bij patiënten met een hersentumor of hoofdletsel. Fentanyl kan bradycardie veroorzaken. Fentanyl dient daarom<br />
met zorg te worden toegediend aan patiënten met bradyaritmie. Opioïden kunnen hypotonie veroorzaken, <strong>voor</strong>al bij patiënten met<br />
rocuronium of vecuronium krijgen op de Intensive Care. Mogelijke interacties: In situaties waar mogelijke verdringingsinteracties<br />
verwacht kunnen worden, dienen patiënten (na parenterale toediening van een ander geneesmid-<br />
hypovolemie. Instanyl dient daarom met zorg te worden gebruikt bij patiënten met hypotonie en/of hypovolemie. Als de patiënt<br />
herhaalde episodes van epistaxis of nasaal ongemak ervaart bij het gebruik van Instanyl, dient een andere toedieningsvorm <strong>voor</strong> de<br />
del binnen 6 uur na toediening van sugammadex) zorgvuldig gecontroleerd te worden op tekenen van hernieuwd<br />
behandeling van doorbraakpijn overwogen te worden. De totale blootstelling aan fentanyl bij personen met een verkoudheid, zonder<br />
optreden van een blokkade (<strong>voor</strong> maximaal ongeveer 15 minuten). In situaties waar mogelijke bindingsinteracties<br />
eerdere behandeling met een nasale vasoconstrictor, is vergelijkbaar met die bij gezonde personen. Tolerantie en lichamelijke en/<br />
kunnen optreden wordt de arts geadviseerd om het geneesmiddel opnieuw toe te dienen of de toediening van een<br />
of psychische fhankelijkheid kan optreden na herhaald gebruik van opioïden zoals fentanyl. Iatrogene verslaving na therapeutisch<br />
therapeutisch gelijkwaardig geneesmiddel en/of niet farmacologische interventies te overwegen (zie rubriek 4.5*).<br />
Nierfunctiestoornis: Het gebruik van sugammadex bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis wordt niet<br />
gebruik van opioïden komt echter zelden <strong>voor</strong> bij de behandeling van kankergerelateerde pijn. Ontwenningsverschijnselen kunnen<br />
aanbevolen. Leverfunctiestoornis: Patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis moeten met grote <strong>voor</strong>zichtigheid<br />
worden behandeld. Vertraagd herstel: Aandoeningen waarbij sprake is van een verlengde circulatietijd, zoals<br />
optreden door de toediening van stoffen met opioïd-antagonistische activiteit, bijv. naloxon, of door analgetica met een gecombineerde<br />
agonistische en antagonistische werking (bijv. pentazocine, butorfanol, buprenorfine, nalbufine). Wanneer de behandeling met<br />
cardiovasculaire aandoeningen, gevorderde leeftijd of oedeemvorming kunnen gepaard gaan met langere hersteltijden.<br />
Allergische reacties: Artsen moeten <strong>voor</strong>bereid zijn op de mogelijkheid van allergische reacties en de nodige<br />
Instanyl wordt gestart, dienen andere toedieningsvormen overwogen te worden <strong>voor</strong> gelijktijdige behandeling van samenlopende<br />
ziektes die via de neus kunnen worden behandeld. Bijwerkingen: Met het gebruik van Instanyl kunnen typische opioïd-gerelateerde<br />
<strong>voor</strong>zorgsmaatregelen treffen. Natriumbeperkt dieet: Indien er meer dan 2,4 ml oplossing moet worden toegediend,<br />
bijwerkingen worden verwacht. Vaak zullen na <strong>voor</strong>tgezet gebruik van het geneesmiddel de meeste van deze bijwerkingen verdwijnen<br />
of in intensiteit afnemen. De meest ernstige bijwerkingen zijn respiratoire depressie (mogelijk leidend tot apneu of ademstilinterval:<br />
De routinematige <strong>voor</strong>zorgsmaatregelen <strong>voor</strong> de behandeling van aritmie moeten in overweging worden<br />
dient hier rekening mee te worden gehouden bij patiënten met een natriumbeperkt dieet. Verlenging van het QTcstand),<br />
circulatoire depressie, hypotensie en shock. Alle patiënten dienen nauwlettend te worden geobserveerd op deze bijwerkingen.<br />
genomen. Pediatrische populatie: De interacties en waarschuwingen <strong>voor</strong> volwassenen gelden ook <strong>voor</strong> kinderen.<br />
De volgende categorieën worden gebruikt om de bijwerkingen volgens frequentie van <strong>voor</strong>komen te rangschikken: zeer vaak (≥1/10);<br />
Interacties: Voor toremifeen, flucloxacilline en fusidinezuur konden verdringingsinteracties niet worden uitgesloten.<br />
vaak (>1/100 en 1/1.000 en 1/10.000 en
10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />
|<br />
<strong>case</strong> <strong>report</strong><br />
1 Isala klinieken, Groot Wezenland 20,<br />
Postbus 10500, 8000 GM Zwolle.<br />
contactinformatie<br />
Peri-operatief wel<br />
dr. W.L.H. Smelt<br />
Isala Klinieken<br />
Groot Wezenland 20<br />
Postbus 10500<br />
reanimeren als de<br />
8000 GM Zwolle<br />
Email w.l.h.smelt@isala.nl<br />
patiënt geen<br />
reanimatie wenst?<br />
W.L.H. Smelt, Dr., anesthesioloog 1<br />
K. Kuizenga, Dr., anesthesioloog 1<br />
J.M. van Ingen, kaakchirurg 1<br />
samenvatting In deze casuïstische mededeling wordt een patiënt beschreven die<br />
op het anesthesiologische preoperatieve spreekuur aangaf peroperatief in geval van<br />
calamiteiten niet gereanimeerd te willen worden. De patiënt weigerde deze wens met de<br />
hoofdbehandelaar te bespreken, de niet-reanimeerwens werd niet schriftelijk vastgelegd.<br />
Na de kaakchirurgische ingreep trad postoperatief een forse zwelling van de tong en het<br />
onderste deel van het aangezicht op, de zwelling was zodanig dat dit de vrije luchtweg<br />
bedreigde. In de beschouwing wordt <strong>voor</strong>al ingegaan op de ethische problematiek van<br />
deze op de valreep uitgesproken niet-reanimeerwens en de rol van de verschillende<br />
behandelend specialisten, intensive care de hoofdbehandelende operateur en de anesthesioloog.<br />
Conclusie is dat een preoperatief uitgesproken niet-reanimeerwens lang niet<br />
altijd zondermeer betekent dat tijdens de ingreep en de anesthesie en in de direct postoperatieve<br />
fase niet gereanimeerd moet worden.<br />
summary At preoperative medical assessment a patient coming for maxillofacial<br />
surgery gave the anesthesiologist the instruction not to resuscitate in <strong>case</strong> of crisis during<br />
the operation. The patient refused neither to discuss this item with the surgeon, nor<br />
to give a written do not resuscitate order. Three hours after termination of the surgical<br />
procedure – a cyst of the maxilla - the patient developed a pronounced swelling of the<br />
tongue and the face threatening the airway. In the discussion we consider the ethical<br />
consequences of a DNR-order declared by the patient. Because anesthesia involves many<br />
elements of cardiopulmonary resuscitation, a DNR-order does not automatically mean<br />
peroperative resuscitation measures should not be applied by the anaesthesiologist.
maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 11<br />
|<br />
Inleiding<br />
Op het preoperatief spreekuur wordt<br />
soms op de valreep een belangrijke<br />
kwestie aangesneden. Als een<br />
deurknopfenomeen kwam in de hier<br />
beschreven casus ineens de uitspraak:<br />
‘Ik wil - als zich tijdens de operatie<br />
iets ergs <strong>voor</strong>doet - niet gereanimeerd<br />
worden.’ Ondanks het advies de wens<br />
tot niet reanimeren met de hoofdbehandelaar<br />
te bespreken, werd dit door<br />
de patiënt niet gedaan. Op de operatiekamer<br />
vlak <strong>voor</strong> de ingreep herhaalde<br />
de patiënt de uitspraak. Welke<br />
consequenties moet de anesthesioloog<br />
daar op dat moment aan verbinden?<br />
In de hieronder beschreven casus<br />
ontwikkelde zich postoperatief een<br />
forse aangezichtszwelling, die bijna<br />
noopte tot reanimatieve handelingen.<br />
Behalve op de mogelijke oorzaken<br />
van de aangezichtszwelling gaan we<br />
in op de ethische aspecten van het<br />
peri-operatieve reanimatiebeleid in<br />
een dergelijke situatie. Een algemene<br />
afspraak niet te reanimeren betekent<br />
– zo blijkt - lang niet in alle gevallen<br />
dat peroperatief van alle reanimatieve<br />
handelingen moet worden afgezien.<br />
Progressieve zwelling van tong, onderlip en kin vier uur na de operatie.<br />
Casus<br />
Een 63-jarige man bezocht ons preoperatief<br />
spreekuur in verband met een<br />
geplande kaakchirurgische ingreep,<br />
namelijk het verwijderen van een cyste<br />
van de bovenkaak.<br />
Er was sprake van een uitgebreide medische<br />
<strong>voor</strong>geschiedenis. De patiënt<br />
had vele operatieve ingrepen ondergaan<br />
en maakte tweemaal een TIA<br />
door; hij had een COPD GOLD-klasse<br />
III en was een forse roker. De alcoholconsumptie<br />
was ruim, dientengevolge<br />
was sprake van een polyneuropathie.<br />
Hij was in het verleden behandeld<br />
door de psychiater in verband met<br />
depressieve klachten. Een (electieve)<br />
operatieve behandeling van het<br />
aorta abdominalis aneurysma enkele<br />
jaren geleden was gevolgd door vele<br />
complicaties o.a. in de vorm van nierfalen,<br />
darmischaemie en een partiële<br />
dwarslaesie. De complicaties maakten<br />
toen ondermeer een opname van 18<br />
dagen op de intensive care noodzakelijk.<br />
Vanwege de darmischaemie moest<br />
een stoma worden aangelegd. Toen<br />
een jaar later de chirurg <strong>voor</strong>stelde een<br />
operatie uit te voeren om het stoma<br />
op te heffen, sprak de cardioloog een<br />
negatief behandeladvies uit in verband<br />
met de zeer slechte linker-ventrikelfunctie<br />
bij een op dat moment niet<br />
significant coronairlijden.<br />
Bij het preoperatief onderzoek zagen<br />
we een patiënt in matige conditie, die<br />
met een rollator redelijk mobiel was.<br />
Bij lichamelijk onderzoek werden<br />
geen evidente afwijkingen van hart en<br />
longen geconstateerd. Het medicatiegebruik<br />
bestond onder andere uit<br />
seretide, ascal (100 mg) lisinopril,<br />
metoprolol, furosemide, thiamine,<br />
vit B-complex en omeprazol. Het<br />
laboratoriumonderzoek was normaal<br />
met uitzondering van fors gestoorde<br />
leverfuncties. De patiënt werd geclassificeerd<br />
als ASA 3 en geaccepteerd<br />
<strong>voor</strong> operatie.<br />
Bij de afronding van het preoperatief<br />
onderzoek sprak de patiënt een<br />
niet-reanimeerwens uit. De anesthesioloog<br />
vroeg hem deze wens met<br />
de hoofdbehandelaar te bespreken,<br />
<strong>voor</strong> de operatie had deze echter geen<br />
afspraak meer met de patiënt en de<br />
patiënt ondernam geen verdere actie.<br />
De operatieve behandeling werd<br />
volgens plan uitgevoerd. Vlak <strong>voor</strong> de<br />
inleiding herhaalde de patiënt tegen<br />
de anesthesioloog de mededeling dat<br />
hij niet gereanimeerd wilde worden,<br />
maar hij weigerde dit op dat moment<br />
met de - aanwezige - hoofdbehandelaar<br />
te bespreken. De anesthesioloog<br />
gaf aan dat dit niet het meest geschikte<br />
moment was <strong>voor</strong> discussie over dit<br />
onderwerp en dat in het geval de<br />
patiënt de ingreep zou willen laten<br />
doorgaan er perioperatief wel gereanimeerd<br />
zou worden. De patiënt wenste<br />
dat de ingreep doorging.
12 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />
|<br />
De anesthesie werd ingeleid met propofol,<br />
alfentanil en mivacurium en<br />
onderhouden door middel van totaal<br />
intraveneuze anesthesie met propofol,<br />
alfentanil en piritramide. In verband<br />
met de hoge score op de risicoschaal<br />
<strong>voor</strong> postoperatieve misselijkheid<br />
werd 1 mg granisetron en 1,25 mg<br />
droperidol gegeven. De patiënt werd<br />
geïntubeerd met tube 8,0 RAE en er<br />
werd een keeltampon ingebracht. De<br />
operatie verliep vlot en na 40 minuten<br />
werd de anesthesie probleemloos<br />
beëindigd nadat door de operateur<br />
lokale infiltratie met levobupivacaïne<br />
0,25 % was gegeven. Ruim een uur na<br />
de operatie werd de patiënt in goede<br />
conditie van de recovery naar de verpleegafdeling<br />
overgeplaatst. Drie uur<br />
later ontwikkelde zich echter een progressieve<br />
zwelling van de tong, de onderlip<br />
en de kin (zie foto). De patiënt<br />
had moeite met slikken en praten, er<br />
was een profuse speekselproductie en<br />
de patiënt kon slechts met moeite de<br />
ademweg vrijhouden. In verband met<br />
de verdenking op een allergische reactie<br />
met als gevolg een angioneurotisch<br />
oedeem werd 2 mg clemastine en 50<br />
mg prednisolon intraveneus gegeven,<br />
de patiënt werd overgebracht naar de<br />
recovery. De zwelling nam na toedienen<br />
van deze medicatie niet verder toe<br />
en intubatie bleek niet noodzakelijk.<br />
Zes uur later was de zwelling vrijwel<br />
verdwenen en de volgende morgen<br />
kon de patiënt in goede toestand worden<br />
ontslagen uit het ziekenhuis.<br />
Beschouwing<br />
Oorzaak<br />
De zwelling van de tong en de onderste<br />
gelaatshelft enkele uren na de<br />
operatie kan worden veroorzaakt door<br />
een mechanisch probleem of door een<br />
allergische reactie. Een te stevig aangedrukte<br />
keeltampon kan een forse<br />
zwelling van de tong tot gevolg hebben,<br />
oorzaak is dan een belemmering<br />
van de veneuze afvloed van de tong die<br />
via de tongbasis verloopt [1]. Er zijn<br />
ook gevallen beschreven van massieve<br />
zwelling van de tong na orotracheale<br />
intubatie [2)] forse flexie van de nek<br />
[3] of als gevolg van een bloeding na<br />
een trauma, na operatieve behandeling<br />
[4] en bij patiënten met ‘doorgeschoten<br />
antistolling’[5]. Bij de hier beschreven<br />
patiënt is een mechanische oorzaak<br />
minder waarschijnlijk omdat de<br />
zwelling pas enkele uren na de ingreep<br />
optrad. In dit geval is een angioneurotisch<br />
oedeem waarschijnlijker, daarbij<br />
is sprake van een non-pitting oedeem<br />
meestal beperkt tot de huid en slijmvliezen<br />
van het aangezicht en bovenste<br />
luchtwegen. Snelle herkenning van dit<br />
beeld is belangrijk in verband met adequaat<br />
luchtwegmanagement. Voor het<br />
angioneurotisch oedeem kon niet direct<br />
een oorzaak worden aangewezen.<br />
Van lisinopril is – evenals van andere<br />
ACE-remmers - bekend dat dit tot angioneurotisch<br />
oedeem kan leiden [6-8]<br />
maar dit geneesmiddel gebruikte patiënt<br />
al enige tijd en het middel kon na<br />
ontslag uit het ziekenhuis zonder problemen<br />
<strong>voor</strong>tgezet worden. Ook de<br />
<strong>voor</strong>geschreven NSAID’s gaven later<br />
geen allergische verschijnselen tijdens<br />
de nabehandeling. Helaas weigerde de<br />
patiënt een allergie-onderzoek.<br />
Ethische problematiek<br />
Een minstens even interessant discussiepunt<br />
als het zoeken naar de<br />
oorzaak van de aangezichtszwelling<br />
is de ethische problematiek van deze<br />
casus. De patiënt had immers op het<br />
preoperatief spreekuur de wens tot<br />
niet-reanimeren uitgesproken. Als het<br />
beeld postoperatief echt uit de hand<br />
was gelopen, hadden we er dan consequenties<br />
aan moeten verbinden dat de<br />
patiënt bij herhaling aangegeven had<br />
peroperatief niet gereanimeerd te willen<br />
worden?<br />
Er dienen zich naar aanleiding van<br />
deze casus de volgende vragen aan:<br />
a. Welke verantwoordelijkheid heeft<br />
de anesthesioloog met betrekking<br />
tot het afspreken van het reanimatiebeleid?<br />
Kan de patiënt op het<br />
preoperatief spreekuur hierover<br />
een afspraak maken met de anesthesioloog<br />
of is de hoofdbehandelaar<br />
hier<strong>voor</strong> verantwoordelijk?<br />
b. Wat is de betekenis van een van<br />
te voren gemaakte ‘algemene’ afspraak<br />
tot niet-reanimeren <strong>voor</strong> het<br />
peri-operatieve reanimatiebeleid?<br />
Ad a. Welke verantwoordelijkheid<br />
heeft de anesthesioloog?<br />
Met de ontwikkeling van het preoperatief<br />
anesthesiologisch spreekuur is<br />
de rol van de anesthesioloog in het perioperatief<br />
proces duidelijker en meer<br />
omvattend geworden. In het preoperatief<br />
onderzoek worden verschillende<br />
aspecten onderzocht en beoordeeld<br />
[9], één van de aspecten van het preoperatief<br />
onderzoek is het beoordelen<br />
van de proportionaliteit van de<br />
ingreep [10]. Dit is het beoordelen of<br />
op basis van de door preoperatief onderzoek<br />
verkregen informatie – en na<br />
het realiseren van de mogelijkheden<br />
tot verbeteren van de preoperatieve<br />
conditie – de <strong>voor</strong>gestelde operatieve<br />
behandeling bij deze patiënt proportioneel<br />
kan worden geacht [10]. Het is<br />
de vraag stellen: “Is de keuze van behandelen<br />
<strong>voor</strong> deze patiënt niet alleen<br />
‘the best’ maar ook ‘the right’?”. Er zal<br />
ook ten aanzien van het reanimatiebeleid<br />
een weloverwogen afweging moeten<br />
worden gemaakt: Is reanimatie bij<br />
deze patiënt proportioneel of niet?<br />
Reanimeren is namelijk niet een automatisme<br />
zonder meer. Artsen die<br />
reanimeren zijn geen ‘monteurs die<br />
aan een stilstaand hart sleutelen’, maar<br />
hebben met mensen in hun totaliteit<br />
te maken [11]. Hoewel over het algemeen<br />
het medische aspect in de afwegingen<br />
bij het besluit tot wel of niet<br />
reanimeren zwakker is dan de meeste<br />
artsen denken [11].<br />
De afspraken over wel of niet reanimeren<br />
moeten - in principe - door de<br />
hoofdbehandelaar samen met de patiënt<br />
worden gemaakt [12, 13]. Juridisch<br />
gezien is namelijk de hoofdbehandelaar<br />
verantwoordelijk, dit blijkt ook<br />
uit casuïstiek in het tuchtrecht. Het<br />
medisch tuchtcollege oordeelde dat<br />
de algehele verantwoordelijkheid <strong>voor</strong><br />
een operatie – en dus <strong>voor</strong> de hele<br />
perioperatieve behandeling - ligt bij<br />
de operateur. Dit geldt nota bene zelfs<br />
<strong>voor</strong> de anesthesie en de keuze van de<br />
anesthesievorm [14]. Van anesthesiologische<br />
zijde is terecht tegen dit standpunt<br />
bezwaar gemaakt [15]. Het tuchtcollege<br />
gaf aan dat de anesthesioloog<br />
wel een eigen, specifieke verantwoordelijkheid<br />
heeft <strong>voor</strong> de anesthesie<br />
tijdens de operatie [14]. Als de patiënt<br />
een niet-reanimeerwens uitspreekt, is<br />
noodzakelijk dat de hoofdbehandelaar<br />
de proportionaliteit van de ingreep<br />
opnieuw beoordeelt, daarbij kan de<br />
inbreng van de anesthesioloog met<br />
zijn specifieke expertise betreffende<br />
de perioperative zorg niet gemist<br />
worden.
maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 13<br />
|<br />
Het is samenwerken op het scherp<br />
van de snede, zoals de titel luidt van<br />
een publicatie over deze materie [16].<br />
Indien patiënten worden behandeld<br />
door (meerdere) medische specialisten<br />
uit verschillende disciplines<br />
ontstaat tussen patiënt en betrokken<br />
specialisten een geneeskundige<br />
behandelingsovereenkomst volgens<br />
het nevenschikkingsmodel. Iedere<br />
medebehandelend specialist is verantwoordelijk<br />
en is aansprakelijk <strong>voor</strong><br />
eventuele tekortkomingen van zijn<br />
EIGEN verrichtingen, zowel de handelingen<br />
op medisch-technisch gebied<br />
als die in het kader van zijn informatieen<br />
documentatieverplichtingen jegens<br />
de patiënt [16]. Bij grote ingrepen en<br />
een matige gezondheidstoestand van<br />
de patiënt (ASA 3 of hoger), dient er<br />
structureel overleg plaats te vinden<br />
tussen de snijdend specialist en de<br />
anesthesioloog over de zin en de haalbaarheid<br />
van het <strong>voor</strong>stel. De snijdend<br />
specialist en de anesthesioloog kunnen<br />
later niet van de gemaakte afspraken<br />
afwijken, tenzij dit alsnog met de patiënt<br />
wordt overeengekomen [16].<br />
Samenvattend: de hoofdbehandelaar<br />
mag dan eindverantwoordelijk zijn,<br />
het inschatten van de proportionaliteit<br />
is een gezamenlijk proces waarin<br />
ook de anesthesioloog zijn bijdrage levert<br />
en waarbij in nauwe samenspraak<br />
met de patiënt tot een weloverwogen<br />
behandelplan wordt gekomen.<br />
Ad b: Wat is de betekenis van een van<br />
te voren gemaakte ‘algemene’ afspraak<br />
tot niet-reanimeren <strong>voor</strong> het perioperatieve<br />
reanimatiebeleid?<br />
Het is belangrijk te realiseren dat 15 %<br />
van alle patiënten bij wie een besluit<br />
tot niet-reanimeren is genomen een<br />
operatie ondergaat [17]. Een nietreanimeerbesluit<br />
betekent niet zonder<br />
meer dat in alle gevallen peroperatief<br />
of direct postoperatief niet gereanimeerd<br />
moet worden. Immers door de<br />
anesthesioloog worden peroperatief<br />
reeds handelingen verricht die grote<br />
overeenkomst hebben met reanimatiehandelingen,<br />
zoals het zeker stellen<br />
van de vrije luchtweg en het toepassen<br />
van kunstmatige ademhaling.<br />
Er zijn perioperatief een viertal beleidskeuzes<br />
[18-22] mogelijk:<br />
1. Continuation: volledig handhaven<br />
van de afspraak tot niet reanimeren.<br />
Wanneer de uitdrukkelijke wens van<br />
de patiënt de basis <strong>voor</strong> het besluit<br />
niet te reanimeren is, zijn verschillende<br />
auteurs van mening dat hiervan ook<br />
op de OK niet mag worden afgeweken,<br />
“het respect <strong>voor</strong> de autonomie<br />
stopt niet bij de deur van de operatieafdeling”<br />
[11] en het zou “de patiënt in<br />
een moeilijke situatie brengen” [20].<br />
Het door de arts op grond van eigen<br />
oordeel over de zin van de reanimatie<br />
naast zich neerleggen van de wens van<br />
de patiënt is slechts in uitzonderlijke<br />
gevallen te rechtvaardigen [11]. In de<br />
praktijk is continuation een keuze die<br />
bij<strong>voor</strong>beeld gemaakt wordt bij een<br />
palliatieve ingreep bij een patiënt met<br />
een aandoening die een - op korte termijn<br />
- infauste prognose heeft.<br />
2. Automatic suspension: opschorten van<br />
het niet-reanimeerbesluit.<br />
In vele klinieken is dit de algemene<br />
routine omdat men er<strong>voor</strong> kiest de<br />
operatieve behandeling en het toepassen<br />
van (algehele) anesthesie niet in<br />
een kwaad daglicht te stellen door<br />
peroperatief de patiënt te laten overlijden.<br />
Daarom kiest men altijd <strong>voor</strong><br />
een actief beleid perioperatief. De operatiekamer<br />
is immers bij uitstek het<br />
medisch-technische werkterrein waar<br />
de arts het – actieve - beleid bepaald<br />
en waar zijn of haar mening dientengevolge<br />
prevaleert. De stelling die men<br />
hanteert is: de patiënt die bereid is een<br />
operatie te ondergaan moet ook de<br />
eventueel noodzakelijke reanimatie<br />
accepteren, immers elke anesthesie<br />
gaat gepaard met verandering c.q. bedreiging<br />
in de vitale functies gevolgd<br />
door bijsturen en reguleren er van<br />
[20].<br />
3. Negotiated suspension: partieel opschorten<br />
van de afspraak niet te<br />
reanimeren.<br />
Hier wordt een tussenweg gekozen:<br />
bij<strong>voor</strong>beeld wel beademen, maar<br />
geen hartmassage toepassen. Het <strong>voor</strong>deel<br />
van deze keuze is dat van te voren<br />
heldere afspraken kunnen worden<br />
gemaakt over te volgen beleidslijn.<br />
Deze afspraken moeten dan wel met<br />
de patiënt besproken worden en in het<br />
dossier vastgelegd zijn.<br />
4. Goal-directed resuscitation: ‘gewogen<br />
reanimatie’.<br />
Bij deze strategie worden tijdens het<br />
reanimatieproces de definitieve keuzes<br />
gemaakt. Peroperatieve complicaties<br />
die eenvoudig te corrigeren zijn<br />
worden wel behandeld, bij<strong>voor</strong>beeld<br />
defibrilleren bij ventrikelfibrilleren.<br />
Is er een probleem waarbij van interventie<br />
weinig of geen kans op succes<br />
wordt verwacht, dan wordt deze niet<br />
toegepast. De ‘gewogen reanimatie’<br />
veronderstelt bij de behandelaars voldoende<br />
inzicht in het ziekteproces van<br />
de patiënt en de anesthesiologische<br />
c.q. reanimatie-technische mogelijkheden<br />
enerzijds en voldoende ‘ethisch<br />
gevoel’ om gedurende de behandeling<br />
verantwoorde keuzes te maken anderzijds.<br />
Dit is dus niet een eenvoudige<br />
strategie, maar in sommige gevallen<br />
waarschijnlijk wel de ethisch meest<br />
verantwoorde.<br />
Er zijn dus verschillende strategieën<br />
mogelijk en te voren dient hierover<br />
een duidelijke en weloverwogen afspraak<br />
te worden gemaakt tussen de<br />
behandelende specialisten en de betrokken<br />
patiënt.<br />
De casus<br />
In de beschreven casus was een extra<br />
lastig aspect dat de patiënt tweemaal<br />
op de valreep met de mededeling<br />
kwam niet gereanimeerd te willen<br />
worden, maar weigerde deze schriftelijk<br />
vast te leggen of zelfs maar met de<br />
hoofdbehandelaar te bespreken. In het<br />
dagelijks leven geldt dat een mondelinge<br />
overeenkomst bindend is, maar<br />
<strong>voor</strong> de zaken van leven en dood als<br />
de onderhavige is dat niet voldoende.<br />
Alleen een schriftelijk behandelverbod<br />
zoals een schriftelijke reanimatieverklaring<br />
is voldoende om reanimatie<br />
achterwege te laten [14]. Een dergelijke<br />
op schrift gestelde weigering<br />
dient door de betrokken patiënt zelf<br />
te zijn geformuleerd, gedagtekend en<br />
ondertekend. De inhoud en bedoeling<br />
moeten ondubbelzinnig zijn. De arts<br />
dient de overtuiging te hebben dat de<br />
verklaring de wil van de patiënt weerspiegelt.
14 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />
|<br />
In dit geval hebben wij er<strong>voor</strong> gekozen<br />
de ingreep door te laten gaan,<br />
mede omdat we vanwege de <strong>voor</strong>geschiedenis<br />
het vermoeden hadden dat<br />
een discussie met deze patiënt over de<br />
proportionaliteit van een reanimatie<br />
niet gemakkelijk tot een eenduidig<br />
resultaat zou leiden. Er bestond enige<br />
twijfel aan de wilsbekwaamheid van de<br />
patiënt, bovendien is op de operatiedag<br />
de patiënt vanzelfsprekend extra<br />
gespannen en kan hij dientengevolge<br />
minder gemakkelijk een weloverwogen<br />
besluit nemen. Ook had in dit<br />
geval de patiënt de premedicatie al<br />
ingenomen, zodat er op dat moment<br />
geen verandering van het gekozen beleid<br />
kon worden afgesproken. Andere<br />
punten van aandacht bij de proportionaliteitsafweging<br />
waren enerzijds dat<br />
er sprake was van een relatief kleine<br />
operatieve behandeling, anderzijds dat<br />
de cardioloog recent een uitgesproken<br />
negatief behandeladvies had uitgesproken<br />
toen een abdominale ingreep<br />
werd <strong>voor</strong>gesteld, dat er sprake was<br />
van een ruime alcoholconsumptie en<br />
een uitgebreide psychiatrische bemoeienis.<br />
Moest bij deze patiënt om tot een verantwoorde<br />
afspraak te komen een psychiater<br />
in consult worden gevraagd?<br />
Gezien de beperkte grootte van de<br />
ingreep en de uitdrukkelijke wens van<br />
de patiënt geopereerd te worden, werd<br />
door ons de ingreep proportioneel<br />
geacht, en daarmee ook een eventuele<br />
reanimatie. Met uitstel van de ingreep<br />
zouden we gezien de heftige reacties<br />
van de patiënt hem ook geen dienst bewijzen.<br />
Daarom werd door ons gekozen<br />
<strong>voor</strong> doorzetten van de operatie en<br />
<strong>voor</strong> een actief beleid, waarbij we ons<br />
realiseerden dat het daarmee allesbehalve<br />
een stijlbloempje van een ethisch<br />
afwegingsproces werd. Achteraf werd<br />
de gang van zaken uitvoerig met de<br />
patiënt besproken en leek hij tevreden<br />
te zijn met de gemaakte keuze. Hoewel<br />
het met zijn persisterende alcoholconsumptie<br />
wederom niet eenvoudig<br />
was een eenduidige reactie van hem te<br />
krijgen.<br />
De vraag rijst: Indien de patiënt wel<br />
handelingsbekwaam is, geen <strong>voor</strong>geschiedenis<br />
van alcoholconsumptie en<br />
psychiatrische behandeling heeft, wat<br />
is dan de keuze? Waarschijnlijk maakt<br />
in dat geval de patiënt zelf al andere<br />
keuzes. Een handelingsbekwame patiënt<br />
bespreekt van te voren met de<br />
hoofdbehandelaar zijn wens niet gereanimeerd<br />
te worden. Daarna zullen de<br />
operateur (als hoofdbehandelaar) en<br />
de anesthesioloog (als ondersteunend<br />
specialist) samen met de patiënt tot<br />
een concrete afspraak moeten komen.<br />
Indien de patiënt blijft bij de wens tot<br />
niet-reanimeren, staan de chirurg en<br />
de anesthesioloog <strong>voor</strong> de keuze wel of<br />
niet akkoord te gaan met de gevraagde<br />
niet-reanimeerafspraak. Indien één van<br />
hen (of beide) met dit beleid niet kan<br />
instemmen, zal de betreffende specialist<br />
niet aan de operatieve behandeling<br />
kunnen en willen meewerken. Mocht<br />
een wilsbekwame patiënt de wens<br />
niet gereanimeerd te worden echt op<br />
het allerlaatste moment vlak <strong>voor</strong> de<br />
inleiding van de anesthesie uitspreken,<br />
dan is er geen andere keuze dan de<br />
ingreep uit te stellen om in een rustige<br />
(poliklinische) setting het gesprek over<br />
wel- of niet-reanimeren te voeren en<br />
een definitieve afspraak over deze niet<br />
eenvoudige kwestie te maken.<br />
referenties<br />
1. Schultz-Coulon H.J., Laubert A.<br />
Acute circulatory disorders of the<br />
tongue. HNO 1988; 38: 77-83.<br />
2. Huehns T.Y., Yentis S.M., Cumberworth<br />
V. Apparent massive tongue<br />
swelling. A complication of orotracheal<br />
intubation on the Intensive<br />
care unit. Anaesthesia 1994; 49:<br />
414-6.<br />
3. Bennett R.L., Lee T.S., Wright B.D.,<br />
Airway-obstructing supraglottic<br />
edema following anesthesia with the<br />
head positioned in forced flexion.<br />
Anesthesiology 1984: 61 : A386.<br />
4. Ellis S.C. Bryan-Brown C.W., Hyderally<br />
H. Massive swelling of the head<br />
and neck. Anesthesiology 1975: 42:<br />
102-103.<br />
5. Piper S.N., Malec W.H., Kumle B.,<br />
Deschner E., Boldt J. Massive postoperative<br />
swelling of the tongue:<br />
manual decompression and tactile<br />
intubation as a life-saving measure.<br />
Resuscitation 2000; 43: 217-20.<br />
6. Zanoletti E., Bertino G., Malvezzi<br />
L., Benazzo M., Mira E. Angioneurotic<br />
edema of the upper airways<br />
and antihypertensive therapy. Acta<br />
Otolaryngol 2003; 123:960-4.<br />
7. Kaur S., Thami G.P., Srinivasan V.,<br />
Singh R., Kanwar A.J. Severe angiooedema<br />
induced by angiotensin<br />
converting enzyme inhibitors: role<br />
of precipitating factors. J Dermatol<br />
2002; 29: 336-8.<br />
8. Wahbe L., Schultz-Coulon H.J.<br />
Angioneurotic edema of the head<br />
and neck in association with ACE<br />
inhibitors. HNO 2007; 55: 709-15.<br />
9. Rutten C.L.G. De Anesthesiologische<br />
Preoperatieve Zorg. Proefschrift<br />
Rijksuniversiteit Groningen<br />
1996: 7-10.<br />
10. Smelt W.L.H. Wel of niet opereren?<br />
Morele dilemma’s in de anesthesiologie.<br />
Over de rol van de anesthesioloog<br />
bij de grenzen van de geneeskunde.<br />
Nederlands Tijdschrift <strong>voor</strong><br />
<strong>Anesthesiologie</strong> 2000, 13: 115-121.<br />
11. Van Delden J.J.M. Beslissen om<br />
niet te reanimeren. Een medisch en<br />
ethisch vraagstuk. Assen, Van Gorcum<br />
1993: 121,143.<br />
12. <strong>Nederlandse</strong> reanimatie raad. Starten,<br />
niet starten en stoppen van de<br />
reanimatie. Richtlijn van de NRR.<br />
2008, 1 oktober.<br />
13. WGBO Artikel 450: <strong>voor</strong> verrichtingen<br />
ter uitvoering van een<br />
behandelovereenkomst is de toestemming<br />
van de patiënt vereist. De<br />
hulpverlener kan hiervan afwijken<br />
indien hij daartoe gegronde redenen<br />
aanwezig acht.<br />
14. Tuchtrecht 2004-4: Tijdschrift <strong>voor</strong><br />
gezondheidsrecht 2004; 8 : 652.<br />
15. Maassen H. Arts en Recht. Een<br />
omstreden uitspraak. Deskundigen<br />
over de verhouding tussen snijdend<br />
specialist en anesthesioloog. Medisch<br />
Contact 2005: 96-99.<br />
16. Samenwerken op het scherp van de<br />
snede over de verantwoordelijkheden<br />
van de snijdend specialist en<br />
de anesthesioloog bij een operatie<br />
behandeling. Ten Hoopen M.M.,<br />
Knape , J.T.A., van Wijmen F.C.B.,<br />
van Kleef M. Universiteit Maastricht<br />
2006: 79.<br />
17. Barash P., Anesthesiology. JAMA<br />
1992; 268: 335-7.<br />
18. Smelt E., Steinkamp N., Corté I. Wel<br />
of niet naar de intensive care? Uit de<br />
praktijk. Tijdschrift <strong>voor</strong> Geneeskunde<br />
en Ethiek. 2008; 18: 20-24.<br />
19. Troug R.D., Waisel D.B., Burns J.P.:<br />
DNR in the OR. A goal-directed<br />
approach. Anesthesiology 90: 289-<br />
295, 1999.<br />
20. Truog R.D. “Do-Not-Resuscitate” orders<br />
during anaesthesia and surgery.<br />
Anesthesiology 1991: 74: 608-8.<br />
21. Walker R.M. DNR in the OR. Resuscitation<br />
as an operative risk. JAMA<br />
1991; 266: 2407-12.<br />
22. Cohen C.B., Cohen P.J. Do-Not-<br />
Resuscitate orders in the operating<br />
room. N Engl J Med 1991; 325:<br />
1879-82.
Keep your target<br />
in sight.<br />
The SmartPilot ® View represents a new dimension in<br />
anaesthesia support.<br />
Much more than just an information display, it uses mathematical models to predict anaesthetic<br />
drug concentrations and interactions for the given dosage. The SmartPilot View<br />
gives you both advanced process and decision support in one intuitive package.<br />
CONTACT US FOR MORE INFORMATION: WWW.DRAEGER.COM<br />
DF 1656
PSSST!<br />
Bij doorbraakpijn heb je geen tijd<br />
<strong>voor</strong> omwegen en kies je liever<br />
de snelste weg. Daarom is er nu<br />
Instanyl®: de eerste intranasale<br />
toedieningsvorm van fentanyl.<br />
Instanyl maakt het mogelijk om doorbraakpijn<br />
zelf in de hand te houden. Meer weten?<br />
NIEUW!<br />
Tegen doorbraakpijn<br />
bij kanker<br />
www.doorbraakpijnbijkanker.nl<br />
Snel 1-3<br />
Kortwerkend 2,3<br />
Eenvoudig 4<br />
HET NIEUWSTE SNUFJE<br />
TEGEN DOORBRAAKPIJN BIJ KANKER
maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 17<br />
|<br />
<strong>case</strong> <strong>report</strong><br />
Prehospitale<br />
echografie door<br />
het Mobiel<br />
Medisch Team<br />
1 Anesthesioloog, Amphia Ziekenhuis Breda,<br />
afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>.<br />
2 Anesthesioloog, Erasmus Medisch Centrum<br />
Rotterdam, afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>.<br />
3 Anesthesioloog, Universitair Medisch Centrum<br />
Radboud, afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>.<br />
4 Kinderarts, Universitair Medisch Centrum<br />
Radboud, afdeling Kindergeneeskunde.<br />
contactinformatie<br />
B.M. Gerritse<br />
Weezenhof 2924<br />
6536 HM Nijmegen<br />
Email bgerritse@amphia.nl<br />
B.M. Gerritse 1<br />
P. Dirven 2<br />
G.J. Scheffer, Prof. Dr. 3<br />
J.M.Th. Draaisma, Dr. 4<br />
samenvatting Door de introductie van het Helikopter-Mobiel Medisch<br />
Team (H-MMT’s) in Nederland is er een uitbreiding van preklinische<br />
diagnostische mogelijkheden bij vitaal bedreigde patiënten. Prehospitale<br />
echografie kan een belangrijke ondersteuning geven bij het stellen van<br />
diagnoses onder moeilijke omstandigheden. Het werken volgens de ABCDEsystematiek<br />
in de prehospitale traumazorg wordt ondersteund door de<br />
echografische beeldvorming van hart, longen en abdomen. Echografie kan<br />
belangrijke ondersteuning geven bij het uitsluiten van een pneumothorax<br />
en het controleren van de positie van een endotracheale tube. Internationaal<br />
is reeds ervaring met de toepassing van prehospitale echografie in het veld,<br />
een vast stramien <strong>voor</strong> het verrichten van dit onderzoek is vereist. De auteurs<br />
pleiten <strong>voor</strong> een prospectief onderzoek naar deze nieuwe techniek door de<br />
vier H-MMT’s.<br />
abstract The introduction of a Helicopter Emergency Medical Service<br />
(HEMS) in the Netherlands improves the diagnostic possibilities for vitally<br />
compromised patients in the field. Prehospital sonography can give important<br />
support in diagnosing under difficult circumstances. Imaging of heart,<br />
lungs and abdomen can support decision making for the provider of trauma<br />
care, especially regarding the ABC’s in the primary survey. Excluding a pneumothorax<br />
and checking the position of the endotracheal tube by means of<br />
sonography, is still rarely applied, even in hospital. Two <strong>case</strong>s are described,<br />
and a review of relevant literature is given. Further research into the benefit<br />
of prehospital ultrasound by HEMS in the Netherlands is necessary.
18 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />
|<br />
PREP 1: lever en rechter nier<br />
Figuur 1. Echovensters volgens de ‘Polytrauma<br />
Rapid Echo-Evaluation Program’<br />
PREP 2: milt en linker nier<br />
Inleiding<br />
Sinds 1995 staan in ons land Helikopter-Mobiel<br />
Medische Teams<br />
(H-MMT’s), ook wel ‘traumahelikopters’<br />
genoemd, paraat. Hun taken en<br />
de verwachtingen die men van hun<br />
inzet heeft, zijn omschreven in de<br />
‘Beleidsvisie traumazorg 2006-2010’<br />
van de overheid [1]. Een H-MMT<br />
bestaat uit een medisch specialist<br />
(anesthesioloog of chirurg-traumatoloog),<br />
een verpleegkundige en<br />
een piloot. In samenwerking met de<br />
ambulancehulpverlening bieden zij<br />
gespecialiseerde acute prehospitale<br />
zorg. H-MMT’s worden <strong>voor</strong>namelijk<br />
ingezet bij ongevallen. Daarbij is hun<br />
belangrijkste taak het snel en efficiënt<br />
verzorgen van medische handelingen<br />
ter stabilisatie van vitale functies,<br />
die anders pas in de kliniek kunnen<br />
worden uitgevoerd. Soortgelijke<br />
prehospitale behandelsystemen zijn<br />
in veel Europese landen al langer in<br />
gebruik [2-6].<br />
Door de introductie van MMT-artsen<br />
met uitgebreide scholing in de acute<br />
(prehospitale) hulpverlening heeft<br />
ook een uitbreiding van de diagnostische<br />
mogelijkheden plaatsgevonden.<br />
Een belangrijk diagnostisch hulpmiddel<br />
dat door het Mobiel Medisch<br />
Team Nijmegen in het prehospitale<br />
veld geïntroduceerd is, is de prehospitale<br />
echografie bij vitaal bedreigde<br />
patiënten. Door Walcher e.a. is in<br />
Duitsland reeds gedemonstreerd dat<br />
prehospitale echografie een positieve<br />
bijdrage levert bij de behandeling van<br />
intra-abdominale bloedingen na een<br />
trauma [7]. In Nederland is echter een<br />
andere organisatie van de acute zorg<br />
buiten het ziekenhuis, en is de prehospitale<br />
echografie nog niet eerder<br />
beschreven.<br />
Casus A<br />
Een jongeman, 15 jaar, wordt bij het<br />
fietsend oversteken van een provinciale<br />
weg geschept door een auto<br />
met geschatte snelheid van 65 km/hr.<br />
Gezien de aard van de melding wordt<br />
door de centralist van de Meldkamer<br />
Ambulancedienst zowel een ambulance<br />
als een H-MMT ingeschakeld.<br />
Bij aankomst van het H-MMT 12<br />
minuten na het ongeval blijkt patiënt<br />
op de grond te liggen. Om optimale<br />
behandeling te verlenen in een zo<br />
kort mogelijke tijdspanne worden de<br />
richtlijnen van Advanced Paediatric<br />
Life Support (APLS) gevolgd [8].<br />
Primary survey: Airway: bedreigd,<br />
reutelende ademhaling, Breathing:<br />
verminderd ademgeruis links, trachea<br />
in middenstand, Circulation: pols 48/<br />
minuut systolische bloeddruk 110 mm<br />
Hg, geen groot uitwendig bloedverlies,<br />
grauwe huidskleur Disability:<br />
unresponsive, beiderzijds traag<br />
reagerende pupillen, middenstand.<br />
Exposure: schaafwonden / snijwonden<br />
hoofd, blauwe plekken/schaafwonden<br />
thorax en abdomen.<br />
Door het ambulance personeel is<br />
15 liter/min O2 gegeven via een<br />
non-rebreathing masker, er is een<br />
intraveneuze toegang en een monitor<br />
aangesloten. Door de MMT-arts<br />
wordt na preoxygenatie sedativa en<br />
spierrelaxatie gegeven, bij laryngoscopie<br />
zijn de stembanden makkelijk<br />
à vue te krijgen. De endotracheale<br />
tube wordt ingebracht met de cuff<br />
vlak onder de stembanden, de diepte<br />
is 16 cm gemeten vanaf de tanden.<br />
Door middel van end-tidal capnografie<br />
wordt beademing van de longen<br />
bevestigd, bij auscultatie wordt links<br />
bij auscultatie minder ademgeruis<br />
waargenomen dan rechts. De patiënt<br />
wordt in de ambulance geplaatst om<br />
naar het dichtstbijzijnde traumacentrum<br />
vervoerd, op 19 minuten rijden<br />
afstand. Bij het installeren van de<br />
patiënt in de ambulance blijkt bij een<br />
beademinginstelling met een ademminuutvolume<br />
6 liter/min en een<br />
inspiratoire O2 fractie van 1,0 slechts<br />
een O2 saturatie van 81% te zijn.<br />
Parameters op dit moment: Airway:<br />
vrij door endotracheale tube, diepte
maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 19<br />
|<br />
PREP 5: aorta abdominalis<br />
PREP 3: uterus, blaas, en het cavum douglasi<br />
PREP 4: hart en pericard<br />
conform intubatie. Breathing: nog<br />
steeds verminderd ademgeruis links,<br />
rechts goed ademgeruis, trachea<br />
middenstand. Percussie van de thorax<br />
niet mogelijk in een rijdende ambulance<br />
met sirene. Circulation: pols<br />
98/minuut bloeddruk 127/84 mm Hg<br />
Disability: unresponsive, gesedeerd.<br />
Exposure: cyanotisch.<br />
Op dit moment zijn de meest waarschijnlijke<br />
oorzaken <strong>voor</strong> de lage O2<br />
één long ventilatie door accidentele<br />
intubatie van de bronchus rechts, een<br />
pneumothorax of een longcontusie.<br />
Bij de eerste mogelijkheid zal weer<br />
directe laryngoscopie moeten plaatsvinden,<br />
om à vue de beademingstube<br />
terug te trekken, geen makkelijke<br />
taak in een rijdende ambulance. Bij<br />
het vermoeden van een pneumothorax<br />
zal op basis van het lichamelijk<br />
onderzoek moeten worden besloten<br />
tot behandeling door middel van<br />
een thoraxpunctie of thoraxdrain,<br />
wat buiten het ziekenhuis ook een<br />
risicovolle procedure is [9]. Bij het<br />
verrichten van echografisch onderzoek<br />
( Sonosite®, Micromaxx, 4-8<br />
MHz transducer) tijdens het ambulancetransport<br />
worden er zowel links<br />
als rechts over het hele thoracale<br />
gebied een pneumothorax uitgesloten.<br />
Tevens wordt waargenomen<br />
dat beide longen beademd worden.<br />
Bij het echografisch onderzoek van<br />
het abdomen worden geen bijzonderheden<br />
waargenomen. Hiermee<br />
worden zowel een pneumothorax als<br />
een endobronchiale intubatie rechts<br />
verworpen, en wordt longcontusie<br />
links als waarschijnlijkheidsdiagnose<br />
gesteld. Aan de beademingsmodus<br />
wordt 10 cm Positief Eind-Expiratoire<br />
Druk toegevoegd, waarop de O2<br />
saturatie herstelt. Na binnenkomst<br />
op de SEH van het traumacentrum<br />
wordt op de X-thorax de diagnose<br />
longcontusie bevestigd, echografisch<br />
onderzoek van het abdomen laat geen<br />
bijzonderheden zien.<br />
Casus B<br />
Een jongetje, 7 jaar, wordt binnen de<br />
bebouwde kom bij het oversteken<br />
van de straat geschept door een auto<br />
met een geschatte snelheid van 55<br />
km/hr. Bij aankomst van de ambulancedienst<br />
blijkt het kind een sterk<br />
verminderd bewustzijn te hebben,<br />
het H-MMT wordt secundair gealarmeerd.<br />
Bij aankomst van het H-MMT<br />
18 minuten na het ongeval wordt<br />
een kind aangetroffen dat geïmmobiliseerd<br />
is op een wervelplank. Na<br />
overdracht van de 1e ambulanceverpleegkundige<br />
vindt onderzoek plaats<br />
aan de hand van de richtlijnen van de<br />
APLS. Primary survey: Airway: vrij,<br />
15 liter O /min via non-rebreathing<br />
masker, Breathing: symmetrisch<br />
ademgeruis Circulation: pols 110/min<br />
bloeddruk 90/65 mmHg Disability:<br />
Glasgow Coma Scale 1-2-1, beiderzijds<br />
midwijde pupillen, traag reagerend,<br />
geen dwangstand Exposure: diverse<br />
schaafwonden / snijwonden thorax<br />
abdomen. Patiëntje wordt na het<br />
geven van anesthetica en spierrelaxatie<br />
endotracheal geïntubeerd. Bij het<br />
intuberen wordt een hypermobiele<br />
mandibula geconstateerd, mogelijk<br />
een mandibulafractuur. In overleg<br />
met de ambulancedienst wordt<br />
vervolgens de keuze gemaakt <strong>voor</strong><br />
het type ontvangende ziekenhuis.<br />
Het dilemma tussen transport naar<br />
het dichtbij gelegen perifeer ziekenhuis<br />
(11 minuten rijden) of een verder<br />
gelegen traumacentrum (22 minuten<br />
vliegen) is een dagelijks <strong>voor</strong>komend<br />
probleem in de ambulance en H-<br />
MMT hulpverlening. Een verkeerde<br />
keuze kan ernstig nadelige gevolgen<br />
hebben <strong>voor</strong> de patiënt, en zal de<br />
betrokken hulpverlener worden aangerekend.<br />
Ondanks de reeds verlopen<br />
tijd (nu 34 minuten na het ongeval),<br />
en de kans op inwendig letsel, wordt<br />
toch gekozen om het kind naar het<br />
traumacentrum te brengen. Tijdens<br />
de vlucht waarbij patiëntje volledig<br />
wordt beademd en monitoring, vindt
20 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />
|<br />
ook echografisch onderzoek van de<br />
thorax en abdomen plaats. Hierbij<br />
wordt geconstateerd dat de longen<br />
symmetrisch beademd worden, en<br />
de endotracheale tube niet te diep<br />
zit. Bij echografie van het abdomen<br />
wordt geen vrij vocht waargenomen;<br />
een intra-abdominale bloeding is<br />
hierdoor onwaarschijnlijk. Na binnenkomst<br />
in het traumacentrum (56<br />
minuten na het ongeval) wordt een<br />
schedelfractuur, mandibula fractuur,<br />
contusio cerebri gediagnosticeerd. Bij<br />
de verdenking op een intra-abdominale<br />
bloeding had de patiënt naar het<br />
dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht<br />
moeten worden, met betrekking<br />
tot het neurologisch letsel gaat de<br />
<strong>voor</strong>keur echter uit naar primaire<br />
opname in een traumacentrum. Door<br />
de toepassing van echografie kan<br />
vrij intra-abdominaal vocht worden<br />
uitgesloten, de transport omstandigheden<br />
worden geoptimaliseerd. Er<br />
is hierdoor een verantwoorde keuze<br />
<strong>voor</strong> transport van de ongevalslocatie<br />
naar het traumacentrum mogelijk.<br />
Prehospitale echografie<br />
Door de revolutionaire ontwikkelingen<br />
in de elektronica, zijn de<br />
laatste jaren kleine, relatief goedkope<br />
en draagbare echografie apparaten<br />
verkrijgbaar geworden. Hierdoor is<br />
echografische beeldvorming beschikbaar<br />
op locaties en omstandigheden<br />
die eerder ondenkbaar waren. Door<br />
middel van echografie is snel vast te<br />
stellen of er vrij vocht aanwezig is<br />
in het abdomen, en is een pneumothorax<br />
snel uit te sluiten. Met name<br />
het echografisch uitsluiten van een<br />
(spannings) pneumothorax heeft<br />
meerwaarde als het lichamelijk onderzoek<br />
geen uitsluitsel kan geven, of<br />
de patiënt op een locatie is waar een<br />
thoraxfoto niet snel te maken is [10,<br />
11]. Zoals Liechtenstein e.a. en Noble<br />
e.a demonstreerden, zal er bij het<br />
waarnemen van twee echografische<br />
tekenen: het gliding sign en de lichtkegel,<br />
geen sprake zijn van pneumothorax.<br />
Het gliding sign ontstaat door<br />
het directe contact tussen de pleura<br />
parietalis en de pleura visceralis, de<br />
lichtkegel is een artefact dat onstaat<br />
door het ontplooid zijn van alveoli.<br />
Tevens kan door middel van echografie<br />
een uitspraak worden gedaan<br />
over de contractiliteit en vulling van<br />
het hart. Echografie <strong>voor</strong> de detectie<br />
van het intra-abdominaal vrij vocht,<br />
kan succesvol gedaan worden door<br />
getrainde artsen op een SEH [12].<br />
Ook in het onderzoek van Walcher<br />
e.a. werd geconstateerd dat prehospitale<br />
echografie <strong>voor</strong> het diagnosticeren<br />
van intra-abdominaal vrij vocht<br />
een zinvolle bijdrage aan de opvang<br />
van het multitrauma levert [7]. In<br />
dit onderzoek werden 230 patiënten<br />
geïncludeerd die door H-MMT’s in<br />
Duitsland behandeld werden. Het<br />
prehospitale echografisch onderzoek<br />
en het preoperatief lichamelijk onderzoek<br />
werden vergeleken met alle<br />
beeldvormende diagnostiek in het<br />
ziekenhuis (echografie en CT-scan).<br />
Een volledige follow up werd verkregen<br />
in 202 patiënten. De sensitiviteit,<br />
specificiteit en accuratesse van het<br />
prehospitaal echografisch onderzoek<br />
waren respectievelijk 93%, 99% en<br />
99% versus 93%, 52% en 57% <strong>voor</strong><br />
het prehospitale lichamelijk onderzoek.<br />
Het prehospitale echografische<br />
onderzoek was gemiddeld 35 minuten<br />
(standaarddeviatie 13) eerder dan<br />
het intrahospitale echografische<br />
onderzoek. De prehospitale echografie<br />
leidde tot een verandering in<br />
behandeling in 30% van de patiënten,<br />
en beïnvloedde de ziekenhuiskeuze in<br />
22% van de gevallen.<br />
Gestructureerd onderwijs is cruciaal<br />
om de betrokken artsen met succes<br />
echografische beelden te kunnen laten<br />
beoordelen. Na een korte onderwijsmodule<br />
bleek in het onderzoek<br />
van Noble e.a. een aanmerkelijke verbetering<br />
in het herkenningsvermogen<br />
van echografische beeldvorming te<br />
zijn bij artsen werkzaam in de prehospitale<br />
hulpverlening [11]. Snelle<br />
echografie volgens een vast stramien<br />
is goed te leren <strong>voor</strong> niet-radiologen/<br />
echografisten. Na een 1-daagse<br />
training konden chirurgen de FAST<br />
(Focused Abdominal Sonography<br />
in Trauma) verrichten bij kinderen<br />
met stomp buiktrauma met een hoge<br />
specificiteit, ook in dit onderzoek<br />
bleek echografie door niet radioloog /<br />
echografisten een waardevol hulpmiddel<br />
bij stomp letsel [13].<br />
Internationaal zijn de toonaangevende<br />
cursussen <strong>voor</strong> echografie bij<br />
traumapatiënten <strong>voor</strong> niet-radioloog/<br />
echografisten de FAST en de PREP<br />
(Polytrauma rapid echo-evaluation<br />
program). De FAST is een 1-daagse<br />
cursus waarin alleen aandacht wordt<br />
besteed aan het echografisch onderzoek<br />
van het abdomen. In de<br />
PREP wordt in twee dagen naast het<br />
abdomen inzicht verschaft in echografische<br />
beeldvorming van het hart,<br />
longen en grote vaten. Door middel<br />
van het nauwkeurig volgen van vijf<br />
omschreven echovensters (PREP 1-5,<br />
zie figuur 1), kan snel een echografische<br />
diagnose worden gesteld. In<br />
beiden cursussen wordt benadrukt<br />
dat het gehele echografisch onderzoek<br />
niet langer dan drie minuten<br />
mag duren, om te <strong>voor</strong>komen dat<br />
de behandelend arts het verdere<br />
overzicht over de opvang en behandeling<br />
van de patiënt verliest. In de<br />
Verenigde Staten bleek bij 95% van<br />
de geaccrediteerde opleidingscentra<br />
<strong>voor</strong> SEH-artsen echografie een vast<br />
onderdeel van het curriculum te<br />
zijn, in 87% van de centra is ook een<br />
‘eigen’ echoapparaat beschikbaar (bij<br />
een enquête respons van 79%) [14].<br />
Ook in militaire omstandigheden is<br />
ervaring opgedaan met prehospitale<br />
echografie door niet-radiologen.<br />
Getrainde artsen bleken in het veld<br />
een hoge sensitiviteit en specificiteit<br />
te hebben bij het evalueren van stomp<br />
buik trauma [15]. Ook in vliegende<br />
helikopters is het mogelijk om echografie<br />
te verrichten indien <strong>voor</strong> het<br />
echoapparaat een luchtwaardigheidsbewijs<br />
door de daar<strong>voor</strong> bevoegde<br />
autoriteit is gegeven. In een vliegende<br />
helikopter is auscultatie onmogelijk,<br />
maar kan naast de gebruikelijke<br />
diagnostiek, door het visualiseren van<br />
de longbewegingen de positie van een<br />
endotracheale tube mede gecontroleerd<br />
worden [16-18].<br />
Tenslotte moet ook de keerzijde van<br />
prehospitale echografie benoemd<br />
worden. Echografie kan geen vervanger<br />
zijn van klinische deskundigheid<br />
met betrekking tot de zorg <strong>voor</strong><br />
traumapatiënten. Het verrichten van<br />
dergelijke diagnostiek kan tijds-
maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 21<br />
|<br />
verlies geven, of er toe leiden dat<br />
de MMT-arts het overzicht over de<br />
totale hulpverlening verliest. In een<br />
systematische review en meta-analyse<br />
door Stengel e.a. bleek dat ondanks<br />
de hoge specificiteit, echografie van<br />
het abdomen een lage sensitiviteit<br />
heeft <strong>voor</strong> het waarnemen van vrij<br />
vocht [19]. Zeker op een SEH zal<br />
echografisch onderzoek van het abdomen<br />
vaker vrij vocht in het abdomen<br />
missen dan een CT-scan [20]. Gezien<br />
het gebrek aan hoogwaardig wetenschappelijk<br />
bewijs dient de verdere<br />
referenties<br />
implementatie van een deze nieuwe<br />
techniek zeer zorgvuldig plaatsvinden,<br />
bij <strong>voor</strong>keur in een gezamenlijk<br />
onderzoeksverband door de vier<br />
H-MMT’s in Nederland.<br />
Conclusie<br />
Tot slot, de introductie van prehospitale<br />
echografie zal de noodzaak <strong>voor</strong><br />
het afnemen van een (hetero)anamnese<br />
en het verrichten van lichamelijk<br />
onderzoek bij de prehospitale opvang<br />
van vitaal bedreigde patiënten niet<br />
verminderen. Wel is er de mogelijkheid<br />
dat de arts in moeilijke omstandigheden<br />
ondersteuning krijgt<br />
door beeldvormende technieken bij<br />
besluitvorming omtrent het wel of<br />
niet verrichten van medische handelingen<br />
en bij het uitvoeren van beleid.<br />
Voor het aantonen van het verminderen<br />
van morbiditeit of mortaliteit<br />
door deze techniek bij prehospitale<br />
hulpverlening van vitaal bedreigde<br />
patiënten is een prospectief onderzoek<br />
door de vier H-MMT’s vereist.<br />
1. Acute zorg; brief minister met de<br />
Beleidsvisie traumazorg 2006-2010.<br />
Kamerstukken 2005-2006 29.247,37.<br />
2. Langhelle A., Lossius H.M., Silfvast<br />
T., Björnsson H.M., Lippert F.K.,<br />
Ersson A., et al. International EMS<br />
systems: the Nordic countries. Resuscitation.<br />
2004;61:9-21.<br />
3. Albert J., Phillips H. Trauma care<br />
systems in the United Kingdom.<br />
Injury. 2003;34:728-734.<br />
4. Masmejean E.H., Faye A., Alnot J.Y.,<br />
Mignon A.F. Trauma care systems in<br />
France. Injury. 2003;34:669-673.<br />
5. Westhoff J., Hildebrand F., Grotz<br />
M., Richter M., Pape H.C., Krettek<br />
C. Trauma care in Germany. Injury.<br />
2003;34:674-683.<br />
6. Nijs S.J., Broos P.L. Trauma care systems<br />
in Belgium. Injury. 2003;34:652-<br />
657.<br />
7. Walcher F., Weinlich M., Conrad<br />
G., Schweigkofler U., Breitkreutzs<br />
R., Kirschnings T., Marzi L. Prehospital<br />
ultrasound imaging improves<br />
management of abdominal<br />
trauma. British Journal of Surgery<br />
2006;93:238–242.<br />
8. Turner N.M., Vught A.J. Advanced<br />
Paediatric Life Support, de <strong>Nederlandse</strong><br />
editie. Elsevier Gezondheidszorg<br />
Maarssen 2e druk 2006.<br />
9. Perkins Z., Gunning M. Life-saving<br />
or life-threatening? Prehospital<br />
thoracostomy for thoracic trauma.<br />
Emerg Med J. 2007;24:305-306.<br />
10. Lichtenstein G., Meziere P., Biderman<br />
A., Gepner A. The comet-tail<br />
artifact: an ultrasound sign ruling<br />
out pneumothorax. Intensive Care<br />
Med 1999;25:383-388.<br />
11. Noble V.E., Lamhaut L., Capp R.,<br />
Bosson R., Liteplo A., Marx J.,Carli P.<br />
Evaluation of a thoracic ultrasound<br />
training module for the detection<br />
of pneumothorax and pulmonary<br />
edema by prehospital physician care<br />
providers. BMC Med Educ. 2009;9:3.<br />
12. Connolly J. Brooks A., Davies B.,<br />
Smethhurst M. Prospective evaluation<br />
of non-radiologist performed<br />
emergency abdominal ultrasound<br />
for haemoperitoneum. Emerg Med<br />
J. 2004;21:e5.<br />
13. Soundappan S.V.S., Holland A.J.A.,<br />
Cass D.T., Lam A. Diagnostic accuracy<br />
of surgeon-performed focused<br />
abdominal sonography (FAST)<br />
in blunt paediatric trauma. Injury<br />
2005;36:970-975.<br />
14. Counselman F.L., Sanders A., Slovis<br />
C.M., Danzl D., Binder L.S., Perina<br />
D.G. The status of bedside ultrasonography<br />
training in emergency<br />
medicine residency programs. Acad<br />
Emerg Med. 2003;10:37-42.<br />
15. Brooks A., Davies B., Connolly J.<br />
Prospective evaluation of handheld<br />
ultrasound in the diagnosis of blunt<br />
abdominal trauma. J R Army Med<br />
Corps. 2002;148:19-21.<br />
16. Melanson S.W., McCarthy J.,<br />
Stromski C.J., Kostenbader J., Heller<br />
M. Aeromedical trauma sonography<br />
by flight crews with a miniature ultrasound<br />
unit. Prehosp Emerg Care.<br />
2001;5:399-402.<br />
17. Price D.D., Wilson S.R., Murphy<br />
T.G. Trauma ultrasound feasibility<br />
during helicopter transport. Air Med<br />
J. 2000;19:144-146.<br />
18. Ward D.I. Prehospital point-of-care<br />
ultrasound use by the military.<br />
Emergency Medicine Australasia<br />
2007;19:282.<br />
19. Stengel D., Bauwens K., Sehouli J.,<br />
Porzolt F., Rademacher G., Mutze S.,<br />
Ekkernkamp A. Systematic review<br />
and meta-analysis of emergency ultrasonography<br />
for blunt abdominal<br />
trauma. Br J Surg 2001;88:901-912.<br />
20. Miller M.T., Pasquale M.D., Bromberg<br />
W.J., Wasser T.E., Cox J. Not so<br />
Fast. J Trauma 2003;54:52-60.
oraal of nasaal<br />
bewezen beter<br />
GDT Goal Directed Therapy<br />
met ODM Oesophageal Doppler Monitoring:<br />
minder complicaties & een kortere opnameduur<br />
klinisch- & kosteneffectief*<br />
*referenties<br />
negen peer reviewed randomized controlled<br />
clinical trials (986 patiënten),<br />
drie meta analysis‘s<br />
twee independent Health Technology<br />
Assessments (2007 ECRI USA, 2009 NHS GB)<br />
Medical Technology Transfer BV<br />
adres J.F. Oltmansstraat 10, 7221 NA Steenderen<br />
tel +31 (0)57 54 52 919<br />
fax +31 (0)57 54 50 800<br />
mail info@mttnl.com<br />
web www.mttnl.com<br />
Meer informatie over onze<br />
methodieken, trainingsmaterialen en<br />
literatuur sturen wij u graag toe
maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 23<br />
|<br />
<strong>case</strong> <strong>report</strong><br />
1 Aios anesthesiologie, Afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>,<br />
Pijn en Palliatieve Geneeskunde,<br />
UMC St Radboud, Nijmegen.<br />
2 Anesthesioloog, Afdeling <strong>Anesthesiologie</strong><br />
en Pijnbestrijding, Ziekenhuis Gelderse<br />
Vallei, Ede.<br />
contactinformatie<br />
I.J. Bruaset<br />
Afdeling <strong>Anesthesiologie</strong><br />
Pijn en Palliatieve Geneeskunde<br />
UMC St Radboud<br />
Postbus 9101<br />
6500 HB Nijmegen<br />
Email I.Bruaset@anes.umcn.nl<br />
of snijdelaard@zgv.nl<br />
I.J. Bruaset 1<br />
Convulsie tijdens<br />
carotisendarteriëctomie<br />
D.G. Snijdelaar, Dr. 2<br />
samenvatting Carotisendarteriëctomie is een frequent uitgevoerde ingreep<br />
bij patiënten met een symptomatische carotisstenose en kan onder een<br />
vorm van locoregionale anesthesie worden uitgevoerd. Wanneer een cervicaal<br />
plexus blok toegepast wordt is het vaak noodzakelijk dat de chirurg tijdens<br />
de procedure lidocaïne infiltreert in de regio van de a. carotis, wegens pijn bij<br />
manipulatie welke niet door het blok gedekt word. De casus betreft een patiënt<br />
onder locoregionale anesthesie die na accidentele injectie van lidocaïne in de a.<br />
carotis, een convulsie doormaakte. Een dergelijke casus is slechts éénmaal eerder<br />
beschreven in de literatuur. Tijdens en na de convulsie ontwikkelde de patiënt<br />
een ernstige gecombineerde lactaat en respiratoire acidose. Er trad een volledig<br />
spontaan herstel op van de acidose en de patiënt hield geen neurologische restverschijnselen<br />
over aan het <strong>voor</strong>val. Lactaatacidose na een gegeneraliseerd insult<br />
is een self limiting conditie welke geen specifieke behandeling behoeft.<br />
abstract Carotid endarterectomy is a procedure frequently performed<br />
on patients with symptomatic internal carotid stenosis, often under regional<br />
anesthesia. Because of additional afferent autonomic innervation not covered by<br />
the regional anesthesia, supplementation with a local anesthetic by the surgeon<br />
is often needed to treat pain or discomfort during manipulation of the carotid<br />
artery. We describe a patient under regional anesthesia who had a convulsion<br />
following infiltration of lidocaine in the region of the internal carotid artery.<br />
Only one similar <strong>case</strong> has been <strong>report</strong>ed before. The patient developed a severe<br />
combined respiratory and lactic acidosis. Complete recovery of the acidosis occurred<br />
spontaneously and there were no residual neurological deficits after the<br />
event. Lactic acidosis following a convulsion is self limiting, no specific treatment<br />
is needed.<br />
Keywords: carotid endarterectomy, complication, convulsion, hypercapnia, lactic acidosis, lidocaine.
24 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />
|<br />
Inleiding<br />
Bij patiënten die een ”transient ischemic<br />
attack” (TIA) doorgemaakt hebben<br />
blijkt vaak een stenose in een (of<br />
beiden!) a. carotis interna de oorzaak<br />
te zijn. Bij de aanwezigheid van een<br />
ernstige stenose wordt een operatieve<br />
ingreep in de vorm van een carotisendarteriëctomie<br />
aanbevolen. Het doel<br />
van deze ingreep is het <strong>voor</strong>komen van<br />
een cerebrovasculair accident (CVA).<br />
Het CVA kent in de eerste maand een<br />
mortaliteit van 25% en op langere<br />
termijn zelfs van 50%. Van de patiënten<br />
die een CVA overleven ervaart<br />
75% dusdanig ernstige lichamelijke,<br />
mentale en emotionele beperkingen<br />
dat zij niet meer aan het arbeidsproces<br />
kunnen deelnemen [1]. De carotisendarteriëctomie<br />
heeft bewezen effectief<br />
te zijn in het <strong>voor</strong>komen van CVA bij<br />
patiënten met een ernstige, symptomatische<br />
carotisstenose [2] en is daarmee<br />
een frequent uitgevoerde vaatchirurgische<br />
ingreep geworden. Deze ingreep<br />
kan zowel onder een vorm van locoregionale<br />
anesthesie, een cervicaal plexus<br />
blok, als onder algehele anesthesie<br />
uitgevoerd worden. Uit recent onderzoek<br />
blijkt dat de outcome, <strong>voor</strong> wat<br />
betreft het optreden van een cerebraal<br />
of een myocard infarct, tussen beide<br />
technieken gelijk is [3].<br />
Wij beschrijven een patiënt die een<br />
electieve endarteriëctomie van de a.<br />
carotis interna rechts onderging onder<br />
een cervicaal plexus blok en tijdens<br />
de ingreep een convulsie ontwikkelde<br />
na infiltratie van lokaal anestheticum<br />
in het gebied van de a. carotis interna.<br />
Het mechanisme van de daarop volgende<br />
lactaat en respiratoire acidose<br />
en implicaties <strong>voor</strong> behandeling worden<br />
besproken.<br />
Casus<br />
Een 56-jarige man, met een <strong>voor</strong>geschiedenis<br />
van multipele TIA’s een half<br />
jaar eerder, werd aangeboden <strong>voor</strong> een<br />
electieve carotisendarteriëctomie. Een<br />
magnetische resonantie angiografie<br />
van het cerebrum toonde een totale<br />
occlusie van de a. carotis interna links<br />
en een subtotale stenose van de a.<br />
carotis interna rechts (90%) aan. De<br />
overige medische <strong>voor</strong>geschiedenis<br />
vermelde claudicatio intermittens op<br />
basis van perifeer arteriëel vaatlijden<br />
en hypertensie welke adequaat behandeld<br />
werd middels lisinopril.<br />
Op de ochtend van de ingreep kreeg<br />
patiënt 1000 mg paracetamol als<br />
premedicatie en tevens werd een<br />
eutectisch mengsel van lidocaïne en<br />
prilocaïne (EMLA®) op de huid ter<br />
plaatse van de <strong>voor</strong>gestelde incisie<br />
aangebracht. Op de operatiekamer<br />
werd, na het plaatsen van een intraveneuze<br />
toegangsweg, monitoring<br />
gestart in de vorm van invasieve intraarteriële<br />
bloeddrukmeting aan de<br />
contralaterale a. radialis, non-invasieve<br />
bloeddrukmeting, 5-lead elektrocardiogram<br />
met ST-segmentbewaking<br />
en pulsoxymetrie. Via een neuscanule<br />
werd 3 l/min zuurstof toegediend. Een<br />
“intermediate” cervicaal plexus blok<br />
werd geplaatst met injecteren van 10<br />
ml ropivacaïne 0,75% onder de m. sternocleidomastoïdius.<br />
Ook werd een oppervlakkige<br />
cervicale plexusblokkade<br />
uitgevoerd waarbij 20 ml ropivacaïne<br />
0,375% subcutaan langs de posterieure<br />
grens van de m. sternocleidomastoïdius<br />
in de richting van het mastoïd en de<br />
aanhechting op de clavicula geïnjecteerd<br />
werd [4].<br />
Voor incisie werd gestart met een<br />
continue infusie van remifentanil 0.08<br />
μg/kg/min welke bij geconstateerde<br />
goede analgesie tijdens de huidincisie<br />
werd afgebouwd tot 0.03 μg/kg/<br />
min. Tien minuten na de huidincisie<br />
werd door de patiënt pijn aangegeven<br />
bij het manipuleren van de carotisschede.<br />
Door de chirurg werd ter<br />
plaatse 1 ml lidocaïne 1% geïnfiltreerd<br />
met onmiddellijk een goed effect.<br />
De patiënt was op dat moment goed<br />
coöperatief en vertoonde geen enkel<br />
teken van neurologische uitval. Na<br />
ongeveer 40 minuten werd, wederom<br />
bij pijnklachten tijdens manipulatie<br />
van de carotisschede, 3 ml lidocaïne 1%<br />
geïnfiltreerd door de chirurg. Vrijwel<br />
direct hierna was de patiënt niet meer<br />
aanspreekbaar en vertoonde hij een<br />
gegeneraliseerd tonisch-clonische convulsie.<br />
De chirurgie werd onderbroken<br />
en 100% zuurstof via een masker<br />
toegediend, terwijl de toestand van de<br />
patiënt verder geëvalueerd werd. Na<br />
toediening van 5 mg midazolam intraveneus<br />
verdween de convulsie. Een<br />
insufficiënte ademhaling bij een niet<br />
snel herstellend neurologisch beeld<br />
maakte een endotracheale intubatie,<br />
gefaciliteerd door 100 mg succinylcholine,<br />
noodzakelijk. Direct na intubatie<br />
viel een hoog end tidal CO 2<br />
van 16 kPa<br />
op, waarop de beademingsparameters<br />
werden aangepast. Vanwege hypotensie<br />
enkele minuten na intubatie<br />
werd 15 mg efedrine toegediend en<br />
gestart met fenylefrine continu infusie<br />
teneinde adequate perfusiedrukken<br />
te handhaven. Een arterieel bloedgas<br />
analyse toonde de volgende waarden:<br />
pH 6.99; pO 2<br />
48.2 kPa; pCO 2<br />
7.4 kPa;<br />
bicarbonaat 13.0 mmol/l; base excess<br />
18.6; lactaat 16.3 mmol/l; kalium 4.4<br />
mmol/l. Na haemodynamische en<br />
respiratoire stabilisatie van de patiënt<br />
werd besloten tot het afbreken van<br />
de procedure en de patiënt naar de<br />
postanesthesia care unit (PACU) over<br />
te brengen <strong>voor</strong> verdere monitoring,<br />
behandeling en evaluatie.<br />
Op de PACU kon de vasopressie<br />
snel worden afgebouwd en werd de<br />
inmiddels weer spontane ademhaling<br />
van patiënt ondersteund met “pressure<br />
support”. Een herhaling van de<br />
arteriële bloedgas analyse, 1½ uur na<br />
de convulsie, liet een spontaan herstel<br />
richting normaalwaarden zien: pH<br />
7.42; pO 2<br />
28.2 kPa; pCO 2<br />
4.9 kPa; bicarbonaat<br />
23.5 mmol/l; base excess -0.5;<br />
lactaat 2,9 mmol/l; kalium 4.1 mmol/l.<br />
Neurologisch herstel met spontane<br />
beweging van alle ledematen volgde<br />
en patiënt kon 2½ uur na het insult<br />
gedetubeerd worden. Tot aan zijn ontslag<br />
de volgende ochtend is de patiënt<br />
hemodynamisch en respiratoir stabiel<br />
gebleven en bij herhaald neurologisch<br />
onderzoek werden geen neurologische<br />
uitvalsverschijnselen gevonden. Gezien<br />
de peroperatief opgetreden complicatie<br />
is er in onderling overleg tussen<br />
vaatchirurg en interventieradioloog<br />
gekeken naar alternatieve therapie<br />
<strong>voor</strong> de behandeling van de carotisstenose.<br />
Enkele weken later heeft de patiënt<br />
een ongecompliceerde plaatsing<br />
van een carotis stent ondergaan door<br />
de interventieradioloog.<br />
Discussie<br />
Een convulsie tijdens een carotisendarteriëctomie<br />
kan ernstige gevolgen<br />
hebben. Naast een gecompromitteerde<br />
luchtweg is de cerebrale zuurstofconsumptie<br />
verhoogd en kan het een<br />
reeds opgetreden cerebrale ischaemie<br />
verergeren.<br />
Deze casus roept een aantal vragen<br />
op; Waarom is niet primair gekozen<br />
<strong>voor</strong> een endovasculaire behandeling<br />
(plaatsing van een stent)? Meerdere<br />
gerandomiseerde, gecontroleerde<br />
studies hebben tot op heden nog geen<br />
eenduidig antwoord kunnen geven<br />
of de endovasculaire behandeling van<br />
een carotisstenose gelijkwaardig is aan
maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 25<br />
|<br />
de operatieve behandeling. Een Cochrane<br />
review uit 2009 concludeerde<br />
dat de endovasculaire behandeling op<br />
de korte termijn een reductie geeft in<br />
de incidentie van hersenzenuwbeschadiging<br />
en myocardinfarct maar dat op<br />
de lange termijn geen verschil is [5].<br />
Op het moment dat de casus speelde<br />
was in ons ziekenhuis de operatieve<br />
behandeling nog de “standaard” en<br />
was de ervaring met de endovasculaire<br />
behandeling nog relatief beperkt.<br />
Waarom is <strong>voor</strong> het behandelen van de<br />
convulsie niet gekozen <strong>voor</strong> kortwerkende<br />
middelen? Voor het behandelen van de<br />
convulsie is in deze casus gekozen <strong>voor</strong><br />
de toediening van een benzodiazepine<br />
(5 mg midazolam). Mogelijk dat het<br />
toedienen van een lage dosis thiopental<br />
(50-100mg) of propofol (1mg/<br />
kg) betere keuzes waren geweest daar<br />
deze middelen een snellere inwerking<br />
en kortere werkingsduur hebben in<br />
vergelijking met benzodiazepines. Of<br />
echter het gebruik van deze middelen<br />
hadden kunnen <strong>voor</strong>komen dat in<br />
deze casus moest worden overgegaan<br />
tot endotracheale intubatie is maar<br />
zeer de vraag.<br />
Waardoor werd de convulsie veroorzaakt?<br />
Ten gevolge van hoge plasmaspiegels van<br />
ropivacaïne?<br />
Dit kan optreden tijdens of vlak na een<br />
cervicaal plexus blok door (onbedoelde)<br />
intravasculaire injectie van ropivacaïne<br />
of door vasculaire absorptie uit<br />
weefsel. De maximale plasma concentratie<br />
van ropivacaïne wordt 1 tot 15<br />
minuten na het plaatsen van het blok<br />
bereikt [6, 7]. De convulsie bij onze<br />
patiënt trad echter 80 minuten op na<br />
het plaatsen van het cervicaal plexus<br />
blok. Daarnaast werd in totaal 150 mg<br />
ropivacaïne toegediend wat overeenkomt<br />
met 2,5 mg/kg <strong>voor</strong> deze patiënt;<br />
dit is ruim onder de geadviseerde<br />
maximale dosering <strong>voor</strong> ropivacaïne.<br />
Ten gevolge van cerebrale ischaemie?<br />
Bij onze patiënt is de a. carotis niet<br />
afgeklemd geweest <strong>voor</strong> het optreden<br />
van de convulsie. Tot aan de convulsie<br />
was de patiënt hemodynamisch stabiel<br />
en zijn er geen hypotensieve momenten<br />
geweest [8, 9].<br />
Ten gevolge van een intra-arteriële injectie<br />
van lidocaïne?<br />
De relatie tussen het inspuiten van lokaal<br />
anestheticum door de chirurg en<br />
het direct optreden van de convulsie<br />
maakt een intra-arteriële injectie van<br />
lidocaïne als oorzaak <strong>voor</strong> de convulsie<br />
hoogstwaarschijnlijk. De lidocaïne kan<br />
via drie wegen de cerebrale circulatie<br />
bereiken: door directe injectie in het<br />
lumen van de a. carotis, retrograad<br />
door injectie in de vasa vasorum van<br />
de carotis en tenslotte door injectie in<br />
de collaterale vaat<strong>voor</strong>ziening via de<br />
a. pharyngea ascendens. De toxiciteit<br />
van lidocaïne op het centraal zenuwstelsel<br />
wordt gekenmerkt door een<br />
bifasische reactie. Vroege manifestaties<br />
worden veroorzaakt door excitatie,<br />
met convulsies als gevolg. Later treedt<br />
depressie op met het uitdoven van<br />
convulsies en begin van bewusteloosheid<br />
en ademhalingsdepressie of zelfs<br />
ademhalingsstilstand. Het bifasische<br />
effect wordt veroorzaakt doordat<br />
lokaal anesthetica eerst de inhibitoire<br />
“pathways” blokkeren en vervolgens<br />
zowel inhibitoire alsook excitatoire<br />
“pathways” in het centraal zenuwstelsel<br />
blokkeren [10].<br />
Hoe is het ontstaan van de lactaatacidose<br />
en de hypercapnie in onze patiënt te<br />
verklaren? Gedurende een convulsie<br />
ontstaat er een acute, sterk verhoogde<br />
energiebehoefte van de massaal<br />
contraherende spiercellen. De energie<br />
die nodig is <strong>voor</strong> deze spiercontracties<br />
wordt geleverd in de vorm van<br />
adenosinetrifosfaat (ATP). ATP wordt<br />
via twee routes in de spiercel aangemaakt:<br />
oxidatieve fosforylering in de<br />
mitochondriën en anaerobe glycolyse<br />
in het cytoplasma. Als er niet snel<br />
aan de grote zuurstofbehoefte van de<br />
contraherende spiercellen kan worden<br />
voldaan ontstaat lokale hypoxie in<br />
de spieren welke leidt tot versnelling<br />
van de anaerobe glycolyse. Hierdoor<br />
ontstaat in de cel een sterk toegenomen<br />
productie van ATP maar ook van<br />
pyruvaat. Het ATP wordt gehydrolyseerd<br />
tot adenosinebifosfaat (ADP)<br />
waarbij waterstof (H+)-ionen vrijkomen.<br />
Het pyruvaat wordt afgebroken<br />
met behulp van lactaatdehydrogenase<br />
waarbij lactaat wordt gevormd. Voor<br />
de grote hoeveelheden H+-ionen die<br />
vrijkomen bij de afbraak van ATP is<br />
onvoldoende buffercapaciteit in de cel<br />
aanwezig waardoor de intracellulaire<br />
pH daalt. De grote hoeveelheid gevormde<br />
lactaat verlaat, gedreven door<br />
de concentratiegradiënt, de cel door<br />
middel van een hydroxyl anion (OH-)<br />
antiport syteem; OH- gaat dus de cel<br />
in, in ruil <strong>voor</strong> lactaat. De bron van<br />
het benodigde extracellulair OH- is<br />
de dissociatie van water in OH- en H+.<br />
Het lactaat dat de cel verlaat vormt<br />
samen met extracellulair H+ melkzuur,<br />
terwijl het OH- in de cel de H+-ionen<br />
bindt en water vormt. Door het cellulair<br />
transport van lactaat wordt de<br />
intracellulaire acidose verminderd<br />
maar ontstaat wel extracellulaire<br />
(lactaat)acidose [11]. Het extracellulair<br />
gevormde melkzuur wordt snel<br />
gebufferd door bicarbonaat, wat weer<br />
resulteert in het vrijkomen van lactaat<br />
en CO 2<br />
.<br />
Nadat de convulsies gestaakt zijn<br />
vermindert de productie van lactaat en<br />
H+ in de spiercel sterk en herstelt het<br />
aeroob metabolisme zich. Het extracellulaire<br />
lactaat wordt <strong>voor</strong>namelijk gemetaboliseerd<br />
in de lever en de nieren<br />
en ook uitscheiding in de urine vindt<br />
plaats. Het lactaat wordt omgezet in<br />
CO 2<br />
en water in de citroenzuurcyclus<br />
of in glucose (gluconeogenese). Beide<br />
processen resulteren in regeneratie van<br />
het bicarbonaat wat eerder verloren is<br />
gegaan bij het bufferen van lactaatzuur<br />
[12]. De ernstige hypercapnie die wij<br />
bij onze patiënt beschreven is ontstaan<br />
door een combinatie van factoren.<br />
Aanvankelijk is er toegenomen CO 2<br />
productie door aeroob metabolisme in<br />
de spiercellen, daarnaast is er een toename<br />
van CO 2<br />
in het plasma door het<br />
extracellulair bufferen van lactaatzuur<br />
door bicarbonaat. Tenslotte leidt de<br />
respiratoire insufficiëntie tijdens en<br />
na de convulsie tot een verminderde<br />
eliminatie van CO 2<br />
.<br />
Het toedienen van lokaal anestheticum<br />
door de chirurg tijdens een carotisendarteriëctomie<br />
bij een patiënt<br />
onder een cervicaal plexus blok is in<br />
meer dan helft van de operaties noodzakelijk<br />
[13]. De reden hier<strong>voor</strong> is<br />
dat de a. carotis additionele afferente<br />
autonome innervatie kan hebben,<br />
die niet noodzakelijkerwijs door<br />
de plexusblokkade gedekt wordt.<br />
Directe injectie van lidocaïne in de a.<br />
carotis interna tijdens een endarteriëctomie<br />
is slechts in drie patiënten<br />
beschreven; twee patiënten onder<br />
algehele anesthesie [14] en één patiënt<br />
onder locoregionale anesthesie [15]. In<br />
deze <strong>case</strong> <strong>report</strong>s werd echter niet de<br />
respiratoire en lactaatacidose beschreven<br />
die wij bij onze patiënt zagen.<br />
Bij de twee patiënten onder algeheel<br />
anesthesie werd een verandering gezien<br />
op het EEG direct na injectie van
26 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />
|<br />
40 mg lidocaïne in de sinus caroticus<br />
door de chirurg. Dit betrof éénmaal<br />
een vertraging in het EEG en éénmaal<br />
duidelijke epileptiforme activiteit<br />
gedurende 10 minuten. End tidal CO 2<br />
en arteriële bloedgas analyse toonden<br />
hierbij geen afwijkingen van de uitgangswaarden.<br />
Er was geen sprake van<br />
zichtbare convulsies, waarschijnlijk<br />
ten gevolge van de aan deze patiënten<br />
toegediende spierrelaxantia. In de<br />
patiënt onder locoregionale anesthesie<br />
werd 1ml lidocaïne 0.5% geïnfiltreerd<br />
bij mild discomfort waarna een<br />
convulsie optrad. De convulsie doofde<br />
na 30 seconden spontaan uit, met<br />
herstel van de spontane ademhaling.<br />
Na 2 minuten was de patiënt weer<br />
aanspreekbaar, een bloedgas analyse<br />
werd niet verricht. Metabole acidose<br />
is wel eerder beschreven bij patiënten<br />
na een gegeneraliseerd epileptisch<br />
insult [16-20]. Spontaan herstel van<br />
de acidose trad in de meeste gevallen<br />
binnen 60 minuten op. In deze patiënten<br />
is direct na het insult het lactaat<br />
sterk verhoogd wat overeenkomt met<br />
hetgeen wij zagen in onze patiënt.<br />
De ernstige hypercapnie echter, in<br />
combinatie met de metabole acidose,<br />
is alleen eerder beschreven na een<br />
convulsie ten gevolge van accidentele<br />
intraveneuze injectie van (hoge doses)<br />
lokaal anesthetica [21, 22].<br />
Lactaatacidose na een convulsie is “self<br />
limiting” en behoeft geen specifieke<br />
correctie. Het toedienen van natriumbicarbonaat<br />
kan juist leiden tot toename<br />
van lactaat- en CO 2<br />
-productie.<br />
Ook kan zich een metabole alkalose<br />
<strong>voor</strong>doen wanneer het natuurlijk<br />
herstel is ingetreden. Ondanks de<br />
indrukwekkend afwijkende bloedgas<br />
waarden die gevonden kunnen worden<br />
na een convulsie is, uiteraard naast<br />
de gebruikelijke ondersteuning op<br />
gebied van luchtweg, beademing en<br />
circulatie, afwachten het devies.<br />
Wij danken prof.dr. Hans van der Hoeven<br />
<strong>voor</strong> zijn commentaren.<br />
references<br />
1. Snijdelaar D.G., Scheffer G.J. Een<br />
patiënt <strong>voor</strong> een carotisendarteriëctomie<br />
In: Probleemgeoriënteerd<br />
denken in de anesthesiologie. Snijdelaar<br />
D.G., Kalkman C.J., Klimek<br />
M., Scheffer G.J. (red). Utrecht: De<br />
Tijdstroom, 2008: 267-74.<br />
2. Rothwell P.M., Eliasziw M., Gutnikov<br />
S.A., Warlow C.P., Barnett H.J.<br />
Endarterectomy for symptomatic<br />
carotid stenosis in relation to clinical<br />
subgroups and timing of surgery.<br />
The Lancet 2004; 363: 915-24.<br />
3. Lewis S.C., Warlow C.P., Bodenham<br />
A.R., et al. General anaesthesia<br />
versus local anaesthesia for carotid<br />
surgery (GALA): a multicentre, randomised<br />
controlled trial. The Lancet<br />
2008; 372: 2132-42.<br />
4. Telford R.J., Stoneham M.D.,<br />
Pandit J.J. Correct nomenclature of<br />
superficial cervical plexus blocks. Br<br />
J Anaesth 2004; 92: 775-6.<br />
5. Ederle J., Featherstone R.L., Brown<br />
M.M. Randomized Controlled Trials<br />
Comparing Endarterectomy and<br />
Endovascular Treatment for Carotid<br />
Artery Stenosis: A Cochrane Systematic<br />
Review. Stroke 2009; 40: 1373-80.<br />
6. Junca A., Marret E., Goursot G.,<br />
Mazoit X., Bonnet F. A comparison<br />
of ropivacaine and bupivacaine for<br />
cervical plexus block. Anesth Analg<br />
2001; 92: 720-4.<br />
7. Wilke H.J., Ellis J.E., McKinsey J.F.<br />
Carotid endarterectomy: perioperative<br />
and anesthetic considerations. J<br />
Cardiothorac Vasc Anesth 1996; 10:<br />
928–49.<br />
8. Lawrence P.F., Alves J.C., Jicha D.,<br />
Bhirangi K., Dobrin P.B. Incidence,<br />
timing, and causes of cerebral ischemia<br />
during carotid endarterectomy<br />
with regional anesthesia. J Vasc Surg<br />
1998; 27: 329-34.<br />
9. Wagman I.H., De Jong R.H., Prince<br />
D.A. Effects of lidocaine on the central<br />
nervous system. Anesthesiology<br />
1967; 28: 155-72.<br />
10. Davies M.J., Silbert B.S., Scott D.A.,<br />
Cook R.J., Mooney P.H., Blyth C.<br />
Superficial and deep cervical plexus<br />
block for carotid artery surgery: a<br />
prospective study of 1000 blocks.<br />
Reg Anesth 1997; 22: 442–6.<br />
11. Handy J. Lactate—The bad boy of<br />
metabolism, or simply misunderstood?<br />
Current Anaesthesia & Critical<br />
Care 2006; 17: 71-76.<br />
12. Luft F.C. Lactic acidosis update for<br />
critical care clinicians. J Am Soc<br />
Nephrol 2001; 12: 15-9.<br />
13. Tissot S., Frering B., Gagnieu M.C.,<br />
Vallon J.J., Motin J. Plasma concentrations<br />
of lidocaine and bupivacaine<br />
after cervical plexus block for<br />
carotid surgery. Anesth Analg 1997;<br />
84: 1377–9.<br />
14. Perkins W.J. Jr., Lanier W.L.,<br />
Sharbrough F.W. Cerebral and<br />
hemodynamic effects of lidocaine<br />
accidentally injected into the carotid<br />
arteries of patients having carotid<br />
endarterectomy. Anesthesiology<br />
1988; 69: 787–90.<br />
15. Stoneham M.D., Bree S.E. Epileptic<br />
seizure during awake carotid endarterectomy.<br />
Anesth Analg 1999; 89:<br />
885–6.<br />
16. Orringer C.E., Eustace J.C., Wunsch<br />
C.D., Gardner L.B. Natural history<br />
of lactic acidosis after grand-mal<br />
seizures. A model for the study of<br />
an anion-gap acidosis not associated<br />
with hyperkalemia. N Engl. J Med<br />
1977; 297: 796-9.<br />
17. Krentz A.J. Post-convulsive lactic<br />
acidosis in diabetic patients. Ann<br />
Clin Biochem 1988; 25: 327–9. [Abstract]<br />
18. Winocour P.H., Waise A., Young G.,<br />
Moriarty K.J. Severe, self-limiting<br />
lactic acidosis and rhabdomyolysis<br />
accompanying convulsions. Postgrad<br />
Med J 1989; 65: 321–322.<br />
19. Lipka K., Bülow H.H. Lactic acidosis<br />
following convulsions. Acta Anaesthesiol<br />
Scand 2003; 47: 616–8.<br />
20. Baba R., Zwaal J.W. Severe metabolic<br />
acidosis after a single tonic-clonic<br />
seizure. Anaesthesia 2005; 60: 623-4.<br />
21. Moore D.C., Crawford R.D., Scurlock<br />
J.E. Severe hypoxia and acidosis<br />
following local anesthetic-induced<br />
convulsions. Anesthesiology 1980; 53:<br />
259–60.<br />
22. Dernedde M., Furlan D., Verbesselt<br />
R., Gepts E., Boogaerts J.G. Grand<br />
Mal Convulsion After an Accidental<br />
Intravenous Injection of Ropivacaine.<br />
Anesth Analg 2004; 98: 521-3.
Advertentie<br />
Masterclass Delier, Sedatie en<br />
Analgesie op de Intensive Care<br />
Een initiatief van<br />
11 juni 2010<br />
Congrescentrum De Reehorst, Ede<br />
Doelgroepen<br />
Anesthesiologen, Hoofden<br />
IC Verpleegkundigen,<br />
IC specialisten,<br />
Intensivisten en Ziekenhuisapothekers.<br />
Accreditatie aangevraagd bij<br />
• Nederlandsche Internisten Vereeniging<br />
• <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong><br />
• <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> Intensive Care<br />
• <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong><br />
Ziekenhuisapothekers<br />
Inschrijven via<br />
www.interactie.org/gsk<br />
Deelnameprijs: € 125,-<br />
Organisatie en informatie<br />
Stationsweg 73-C<br />
6711 PL Ede<br />
Telefoon 0318-693501<br />
info@interactie.org<br />
www.interactie.org<br />
GSK 190x125.indd 1 20-01-2010 14:57:46<br />
NovoSeven 1 mg (50 KIE), 2 mg (100 KIE), 5 mg (250<br />
KIE), poeder en oplosmiddel <strong>voor</strong> oplossing <strong>voor</strong> injectie.<br />
Zeker Zaldiar<br />
(EU/1/96/006/004 EU/1/96/006/005 en EU/1/96/006/006).<br />
Samenstelling: Eptacog alfa (geactiveerd) 1 mg/injectieflacon,<br />
resp. 2 mg/injectieflacon, resp. 5 mg/injectieflacon (overeenkomend met 50, resp. 100, resp. 250<br />
KIE per injectieflacon), recombinant stollingsfactor VIIa. Therapeutische indicatie: NovoSeven is<br />
geïndiceerd <strong>voor</strong> de behandeling van bloedingen en het <strong>voor</strong>komen van bloedingen bij het ondergaan<br />
Referenties: 1. Registratietekst Zaldiar 2. Bennet et al. Am J Med. 2003 May;114(7):537-45. 3. Rosenthal<br />
van operaties of invasieve ingrepen bij de volgende patiëntengroepen: bij patiënten met overgeërfde<br />
et al. J Am Geriatr Soc. 2004 Mar;52(3):374-80. 4. Silverfi eld et al. Clin Ther. 2002 Feb;24(2):282-97.<br />
hemofilie die remmers tegen stollingsfactor VIII of IX hebben > 5 BU, bij patiënten met overgeërfde<br />
hemofilie bij wie een hoge anamnestische respons op factor VIII- of factor IX-toediening kan worden<br />
Verkorte Productinformatie Zaldiar® / Zaldiar® Bruis 37,5 mg/325 mg<br />
verwacht, bij patiënten met verworven hemofilie, bij patiënten met overgeërfde FVII-deficiëntie, bij<br />
Samenstelling: ZALDIAR fi lmomhulde tabletten en ZALDIAR BRUIS bruistabletten bevatten 37,5<br />
patiënten met de ziekte van Glanzmann (trombasthenie) die antilichamen hebben tegen GP IIb-IIIa<br />
mg tramadol en 325 mg paracetamol. Indicaties: ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS zijn bestemd <strong>voor</strong> de<br />
en/of HLA en bij wie in het verleden ongevoeligheid is opgetreden of bij wie overgevoeligheid bestaat<br />
symptomatische behandeling van matige tot ernstige pijn. Dosering: Het wordt aanbevolen de behandeling<br />
<strong>voor</strong> bloedplaatjestransfusie. Contra-indicaties: Bekende overgevoeligheid <strong>voor</strong> het werkzame<br />
te starten met twee (bruis)tabletten, maximale dosering per dag is acht (bruis)tabletten (overeenkomend<br />
bestanddeel, de hulpstoffen of <strong>voor</strong> muis-, hamster- of rundereiwit kan een contra-indicatie zijn <strong>voor</strong><br />
met 300 mg tramadol en 2600 mg paracetamol). ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS worden niet aanbevolen bij<br />
het gebruik van NovoSeven. Bijzondere waarschuwingen en <strong>voor</strong>zorgen bij gebruik: Onder<br />
kinderen jonger dan 12 jaar. Contra-indicaties: Overgevoeligheid <strong>voor</strong> tramadol, paracetamol of <strong>voor</strong><br />
pathologische omstandigheden waarbij weefselfactor in verhoogde mate kan worden aangetroffen,<br />
één van de hulpstoffen. Acute intoxicatie met alcohol, hypnotica, centraal werkende analgetica, opioïden<br />
zou een verhoogd risico kunnen bestaan op het ontwikkelen van trombotische complicaties of het<br />
of psychotrope middelen. Gebruik van MAO-remmers, ernstige leverfunctiestoornissen, epilepsie die niet<br />
ontstaan van gedissemineerde intravasculaire stolling (DIS) in verband met de behandeling van<br />
voldoende onder controle is door middel van behandeling. Speciale waarschuwingen: ZALDIAR en<br />
NovoSeven. Deze omstandigheden kunnen ook gelden <strong>voor</strong> patiënten met gevorderde atherosclerose,<br />
ZALDIAR BRUIS worden niet aanbevolen bij patiënten met ernstige nierinsuffi ciëntie (creatinineklaring <<br />
crush syndroom, sepsis of DIS. In geval van ernstige bloedingen dient het product te worden toegediend<br />
10 ml/ min) of bij ernstige ademhalingsinsuffi ciënte. Niet gelijktijdig gebruiken met andere paracetamol of<br />
in ziekenhuizen die bij <strong>voor</strong>keur gespecialiseerd zijn in de behandeling van hemofiliepatiënten met<br />
tramadol bevattende geneesmiddelen zonder een arts te raadplegen. Epilepsiepatiënten die met behandeling<br />
remmers tegen stollingsfactor VIII of IX, of indien dat niet mogelijk is in nauwe samenwerking met<br />
onder controle zijn of patiënten die ontvankelijk zijn <strong>voor</strong> aanvallen, mogen alleen met ZALDIAR of ZALDIAR<br />
een arts gespecialiseerd in de behandeling van hemofilie. De duur van de thuisbehandeling mag<br />
BRUIS worden behandeld als dat absoluut noodzakelijk is. Gelijktijdig gebruik van opioïd-agonistenantagonisten<br />
(nalbufi ne, buprenorfi ne, pentazocine) wordt niet aangeraden. ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS<br />
niet langer dan 24 uur zijn. Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van<br />
interactie: Het risico van een mogelijke interactie van NovoSeven met stollingsfactorconcentraten<br />
moeten met <strong>voor</strong>zichtigheid worden gebruikt bij opioïd-afhankelijke patiënten of bij patiënten met een<br />
is niet bekend. Gelijktijdig gebruik met protrombinecomplexconcentraten, geactiveerd of niet, moet<br />
craniaal trauma, met een aanleg <strong>voor</strong> convulsieve aandoeningen, galwegaandoeningen, in een toestand<br />
worden vermeden. Antifibrinolytische middelen kunnen bloedverlies tijdens operatief ingrijpen bij<br />
van shock, in een toestand van veranderd bewustzijn van onbekende oorzaak, met problemen van het<br />
hemofiliepatiënten beperken, met name bij orthopedische chirurgie en operaties in delen van het<br />
ademhalingscentrum of de ademhalingsfunctie, of met een verhoogde intracraniale druk. Interacties:<br />
lichaam met veel fibrinolytische activiteit, zoals de mondholte. Ervaring met het gelijktijdig toedienen<br />
MAO-remmers, alcohol, carbamazepine en andere enzyminductoren, opioïd-agonisten-antagonisten,<br />
van antifibrinolytische therapie en rFVIIa is echter beperkt. Zwangerschap en borstvoeding: Het is<br />
SSRI’s, triptanen, andere opioïdderivaten, benzodiazepinen, barbituraten, anxiolytica, hypnotica, sedatieve<br />
niet bekend of NovoSeven, toegediend aan een zwangere vrouw, de foetus zou kunnen schaden, of<br />
antidepressiva, sedatieve antihistaminica, neuroleptica, centraal werkende antihypertensieve middelen,<br />
de vruchtbaarheid zou kunnen beïnvloeden. NovoSeven dient uitsluitend te worden toegediend aan<br />
zwangere vrouwen indien dit noodzakelijk is. Het is niet bekend of NovoSeven wordt uitgescheiden<br />
thalidomide, baclofen, warfarines, andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze CYP3A4 remmen,<br />
in moedermelk. Men dient <strong>voor</strong>zichtig te zijn met het toedienen van NovoSeven bij vrouwen die<br />
bupropion. Meest <strong>voor</strong>komende bijwerkingen: misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid,<br />
borstvoeding geven. Bijwerkingen: Op basis van ervaringen na toelating op de geneesmiddelenmarkt<br />
hoofdpijn, beven, verwardheid, stemmingswisselingen, slaapstoornissen, braken, constipatie, droge mond,<br />
komen ongewenste bijwerkingen zelden <strong>voor</strong> (< 1 per 1000 standaarddoses). Gedurende de post<br />
diarree, abdominale pijn, dyspepsie, fl atulentie, zweten, pruritus. Houdbaarheid: ZALDIAR 3 jaar<br />
marketingperiode zijn de volgende ernstige bijwerkingen gerapporteerd: Arteriële trombotische<br />
/ ZALDIAR BRUIS 18 maanden. Verpakking en prijs: ZALDIAR 30 of 60 tabletten per verpakking /<br />
complicaties zoals myocardinfarct of ischaemie, cerebrovasculaire aandoeningen en darminfarct, veneuze<br />
ZALDIAR BRUIS 30 tabletten per verpakking. Prijs: zie Z-Index taxe. Registratienummer: ZALDIAR RVG<br />
trombotische complicaties zoals tromboflebitis, diepe veneuze trombose en hieraan verwante pulmonale<br />
28113 / ZALDIAR BRUIS RVG 101592. Afleverstatus: UR. Vergoeding: volledig vergoed. Datering<br />
embolie. In de meerderheid van de gevallen waren de patiënten gepredisponeerd <strong>voor</strong> trombotische<br />
IB tekst: ZALDIAR April 2008 en ZALDIAR BRUIS Februari 2009. Volledige productinformatie is<br />
complicaties door gelijktijdige risicofactoren. Gedurende de post marketingperiode zijn geen spontane<br />
op aanvraag verkrijgbaar: Grünenthal B.V., Kosterijland 70-78, 3981 AJ Bunnik. Tel: 030 – 60 463<br />
gevallen van anafylactische reacties gerapporteerd, maar patiënten met een verleden van allergische<br />
70. E-mail: info.nl@grunenthal.com<br />
reacties dienen zorgvuldig te worden opgevolgd. Er zijn geen antilichamen tegen factor VII gerapporteerd<br />
bij patiënten met hemofilie A of B. Farmacotherapeutische categorie: Bloedstollingsfactoren, ATCcode:<br />
B02B D08 Afleverstatus: U.R. Vergoedingsstatus: Volledig vergoed. Datum: april 2008.<br />
Novo Nordisk B.V.<br />
Postbus 443<br />
2400 AK Alphen aan den Rijn<br />
T (0172) 44 94 94<br />
www.novonordisk.nl<br />
Nu ook als bruis beschikbaar
Advertentie<br />
Het Nederlands Tijdschrift <strong>voor</strong><br />
<strong>Anesthesiologie</strong><br />
kondigt met<br />
gepaste trots aan<br />
N T v A<br />
prof. dr.<br />
RITSEMA<br />
VAN ECK<br />
AWARD<br />
Van harte nodigen wij auteurs uit, werkzaam aan een<br />
<strong>Nederlandse</strong> afdeling <strong>Anesthesiologie</strong>, tot het indienen<br />
van hun internationale publicaties, die in de periode<br />
van 1 juli 2009 – 30 juni 2010 zijn gepubliceerd. Deze<br />
worden beoordeeld door een onafhankelijk expertcomité<br />
bestaande uit de Kernredacteuren NTvA en het Stichtingsbestuur<br />
NTvA. De drie meest oorspronkelijke publicaties<br />
worden beloond met geldprijzen bestaande uit:<br />
1e award € 3.000,-<br />
2e award € 2.000,-<br />
3e award € 1.000,-<br />
De winnende awards worden<br />
gepubliceerd in het NTvA met een<br />
explicatie van de hoofdredacteur,<br />
waarbij de winnende Awardauteur<br />
zich met het indienen van<br />
een publicatie verplicht tot een<br />
beschrijving van de inbedding van<br />
de publicatie en het onderzoek in<br />
een brede context.<br />
De uitreiking van de NTvA – Prof.<br />
Dr. Ritsema van Eck Awards<br />
vindt plaats tijdens de NVA –<br />
Wetenschapsdag 2010 met een<br />
feestelijk tintje.<br />
Dien daarom zo spoedig mogelijk uw publicatie in<br />
Dit initiatief wordt mede mogelijk gemaakt door<br />
Graag <strong>voor</strong> 30 juni 2010 (artikelen met postdatum na 30.06.2010 kunnen niet in aanmerking komen <strong>voor</strong> de<br />
Awards) naar de redactie van het NTvA – ntva@mumc.nl - onder vermelding<br />
NTvA – Prof. Dr. Ritsema van Eck Award 2010<br />
Award <strong>voor</strong>waarden zijn van toepassing; op te vragen bij de redactie van het NTvA via een e.mail: ntva@mumc.nl
maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 29<br />
|<br />
<strong>case</strong> <strong>report</strong><br />
1 Intensive Care, Universitair Medisch<br />
Centrum Utrecht.<br />
contactinformatie<br />
Novalung en<br />
A. Kulk<br />
Joost van Geelstraat 35<br />
3021 VK Rotterdam<br />
Email annemiekekulk@hotmail.com<br />
non-invasieve<br />
beademing als bridge<br />
to transplant<br />
A. Kulk, Drs. 1<br />
R. Braams, Dr. 1<br />
abstract Introduction Pre-transplant mechanical ventilation in lung transplant<br />
(LTx) patients is associated with increased morbidity and mortality after<br />
LTx and therefore considered a (relative) contraindication for LTx. Unfortunately<br />
due to organ shortage an increasing number of patients in the Euro<br />
Transplant region require mechanical ventilation before high-urgency LTx. We<br />
describe the combined use of the Novalung interventional lung assist (iLA) device<br />
and non-invasive ventilation (NIV) in a patient waiting for a high-urgency<br />
LTx. Methods A Novalung (iLA) device was implanted in a hemodynamically stable<br />
26 year old male diagnosed with non-specific interstitial pneumonitis, because<br />
of increasing hypercapnia despite NIV. Results After admission to the ICU<br />
the patient was started on NIV because of an increasing respiratory acidosis due<br />
to hypercapnia (pCO2 82 mmHg/ 10,9 kPa on admission to the ICU). On day 4<br />
despite NIV the pCO2 had increased to 112 mm Hg/ 14,9 kPa while oxygenation<br />
remained relatively unaffected. In an effort to prevent invasive mechanical ventilation<br />
an iLA device was implanted and intravenous heparin was started. With<br />
the combination of NIV and iLA pCO2 decreased to 62 mmHg/ 8,2 kPa on day<br />
5 post-implant and remained at this level until day 7 when a successful LTx was<br />
performed. The iLA was tolerated well by the (awake) patient and no bleeding<br />
complications occurred. Conclusion In selected patients waiting for a LTx,<br />
the combination of NIV and Novalung iLA can prevent pre-transplant invasive<br />
mechanical ventilation thereby offering a bridge to transplant.<br />
Keywords: Bridge to transplant, Lung transplant, Mechanical ventilation, Novalung iLA device.
30 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />
|<br />
samenvatting Introductie Mechanische ventilatie <strong>voor</strong>afgaand aan longtransplantatie<br />
(LTx) is geassocieerd met verhoogde morbiditeit en mortaliteit na LTx en wordt<br />
daarom beschouwd als een relatieve contra-indicatie <strong>voor</strong> LTx. Ten gevolge van het tekort<br />
aan organen behoeft een toenemend aantal patiënten echter wel mechanische ventilatie<br />
<strong>voor</strong>afgaand aan een high-urgency LTx. Wij beschrijven het gecombineerde gebruik van<br />
de Novalung interventional lung assist (iLA) device en non-invasieve beademing bij een<br />
patiënt wachtend op een high-urgency LTx. Methode Een Novalung (iLA) device werd ingebracht<br />
bij een hemodynamisch stabiele 26-jarige man, gediagnosticeerd met niet specifieke<br />
interstitiële pneumonitis in verband met een oplopende pCO2 ondanks non-invasieve<br />
beademing. Resultaten Na opname op de intensive care was gestart met non-invasieve beademing<br />
in verband met een toenemende respiratoire acidose ten gevolge van hypercapnie<br />
(pCO2 82 mmHg/ 10,9 kPa bij opname op de Intensive Care). Op dag 4 van de IC opname<br />
was, ondanks non-invasieve beademing, de pCO2 opgelopen tot 112 mmHg/14,9 kPa. Oxygenatie<br />
bleef relatief goed. Om invasieve beademing te <strong>voor</strong>komen werd een iLA device<br />
ingebracht. Met de combinatie van non-invasieve beademing en iLA daalde de pCO2 tot<br />
62 mmHg/ 8,2 kPa op dag 5 na implantatie van de iLA. De pCO2 bleef stabiel op dit niveau<br />
tot de patiënt op dag 7 succesvol een LTx onderging. De iLA werd goed getolereerd door<br />
de (wakkere) patiënt en er zijn geen bloedingcomplicaties opgetreden. Conclusie In geselecteerde<br />
patiënten op de wachtlijst <strong>voor</strong> een LTx, kan door een combinatie van non-invasieve<br />
beademing en Novalung iLA, invasieve beademing <strong>voor</strong>komen worden. Daardoor kan deze<br />
combinatie als ‘bridge to transplant’ fungeren.<br />
Introductie<br />
Mechanische ventilatie <strong>voor</strong>afgaand<br />
aan longtransplantatie (LTx) is geassocieerd<br />
met verhoogde morbiditeit en<br />
mortaliteit na LTx en wordt daarom<br />
beschouwd als een relatieve contraindicatie<br />
<strong>voor</strong> LTx [4, 5, 6, 7, 8]. Ten<br />
gevolge van het tekort aan organen<br />
behoeft een toenemend aantal patiënten<br />
echter wel mechanische ventilatie<br />
<strong>voor</strong>afgaand aan een high-urgency<br />
LTx. Wij beschrijven het gecombineerde<br />
gebruik van de Novalung<br />
interventional lung assist (iLA) device<br />
en non-invasieve beademing bij een<br />
patiënt wachtend op een high-urgency<br />
LTx.<br />
Casus<br />
Een 26-jarige man werd opgenomen<br />
in het ziekenhuis in verband met<br />
progressieve dyspnoe bij een niet<br />
specifieke interstitiële pneumonitis,<br />
waarschijnlijk op basis van reumatoïde<br />
artritis. Zijn medische <strong>voor</strong>geschiedenis<br />
was blanco behoudens gewrichtsklachten<br />
sinds twee jaar en toenemende<br />
dyspnoe sinds enkele maanden.<br />
Deze klachten verbeterden na starten<br />
van prednison.<br />
Tijdens opname verslechterde het<br />
pulmonale beeld ondanks prednison<br />
en tacrolimus. Omdat er sprake was<br />
van een dubieus positieve IgG en IgM<br />
titer <strong>voor</strong> CMV werd tevens valaciclovir<br />
gestart, hierbij werd profylactisch<br />
fluconazol, cotrimoxazol en imipenem/<br />
cilastine gegeven. In verband<br />
met toenemende zuurstofbehoefte<br />
en verslechterende bloedgassen werd<br />
patiënt aangeboden <strong>voor</strong> screening<br />
longtransplantatie. Binnen twee<br />
maanden na opname in het ziekenhuis<br />
werd patiënt op de high-urgency-list<br />
<strong>voor</strong> longtransplantatie geplaatst.<br />
Hij werd in verband met respiratoire<br />
insufficiëntie en hypercapnie overgeplaatst<br />
naar onze intensive care unit.<br />
Aanvankelijk werd de patiënt noninvasief<br />
beademd. Dit gaf echter een<br />
toename van CO2 stapeling ondanks<br />
dat patiënt zich beter uitgerust voelde.<br />
Patiënt had pCO2 waarden in het arteriële<br />
bloed variërend tussen de 70 en<br />
90 mm Hg (9,3 en 12 kPa) uiteindelijk<br />
oplopend tot 110 mm Hg (14,6 kPa).<br />
Hierbij was er sprake van een wisselend<br />
gedaald bewustzijn.<br />
Patiënt was gedurende de gehele<br />
opname op de IC hemodynamisch<br />
stabiel en gebruikte geen inotropica<br />
of vasopressoren. Er werd (op dag 4<br />
IC opname) besloten tot het gebruik<br />
van een Novalung in een poging<br />
onze patiënt niet invasief te hoeven<br />
beademen. Patiënt was voldoende coöperatief<br />
om in een wakkere toestand<br />
de behandeling met de Novalung te<br />
kunnen ondergaan (deze behandeling<br />
vereist strikte bedrust in rugligging<br />
waarbij flexie in de benen vermeden<br />
moet worden vanwege de arteriële<br />
en veneuze canules). Er werd zonder<br />
problemen een arteriële en veneuze<br />
canule ingebracht in de arterie en vene<br />
femoralis volgens Seldinger techniek.<br />
Hierop werd de iLA membraanventilator<br />
aangesloten. Patiënt kreeg een<br />
heparine-pomp (streef heparine ratio 2<br />
tot 3) ter <strong>voor</strong>koming van het ontstaan<br />
van stolsels in de membraan en de canules.<br />
Patiënt voelde zich beter tijdens<br />
de behandeling met de Novalung. Er<br />
was sprake van een duidelijke daling<br />
van het PaCO2 en van een stijging<br />
van het PaO2 (zie tabel 1 en 2). Patiënt<br />
werd gedurende zeven dagen behandeld<br />
met de Novalung.<br />
Daarnaast werd patiënt intermitterend<br />
non-invasief beademd. Gedurende<br />
deze 7 dagen is de filter van<br />
de Novalung eenmaal vervangen in<br />
verband met een verminderde flow,<br />
waarschijnlijk op basis van stolsels. Dit
maart '10 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie 31<br />
|<br />
Figuur1:NovalungiLAdevice<br />
Tabel2:PaCO2enPaO2nastartbehandelingNovalung(dag5-10ICU)<br />
Tabel1:PaCO2enPaO2vandag1totenmetdag4opIC<br />
Figuur1:MembraanvanNovalung<br />
gebeurde overigens bij een inadequate<br />
heparine-ratio ondanks ophogen van<br />
de heparine-pomp en enkele malen<br />
een bolus heparine. Na tien dagen op<br />
de intensive care kon patiënt succesvol<br />
worden getransplanteerd. Enkele<br />
dagen na transplantatie kon patiënt in<br />
goede toestand overgeplaatst worden<br />
van de intensive care unit naar de<br />
longafdeling.<br />
De Novalung<br />
De Novalung interventional lung assist<br />
device is een membraanventilator<br />
waarover zuurstof en kooldioxide<br />
kunnen diffunderen (figuur 1, figuur<br />
2). Het membraan bestaat uit polymethylpenteen<br />
vezels welke met heparine<br />
gecoat zijn om thrombusvorming<br />
te <strong>voor</strong>komen. De bloedflow over<br />
het membraan is afhankelijk van de<br />
arterio-veneuze drukgradiënt en is<br />
gemiddeld 1 tot 2 liter per minuut.<br />
De verse gasflow is variabel met een<br />
maximum van 15 liter per minuut en<br />
is bepalend <strong>voor</strong> de CO2 uitwisseling.<br />
Bij <strong>voor</strong>keur worden de arterie en vene<br />
femoralis gecanuleerd en aangesloten<br />
op de inlet en outlet van de Novalung.<br />
De Novalung is bij arterio-veneuze<br />
shunt <strong>voor</strong>namelijk te gebruiken<br />
om CO2 uit te wassen. Indien er een<br />
veno-veneuze shunt wordt aangelegd<br />
is de Novalung ook goed geschikt<br />
<strong>voor</strong> het verbeteren van de oxygenatie<br />
[1]. Er moet dan wel gebruik worden<br />
gemaakt van een externe mechanische<br />
pomp welke niet standaard bij de<br />
Novalung geleverd wordt.<br />
Indicaties Novalung<br />
Het gebruik van de Novalung is<br />
beschreven bij patiënten met acuut<br />
longfalen ten gevolge van ARDS,<br />
inhalatietrauma, ernstige pneumonie,<br />
thoraxtrauma, corpus alienum aspiratie<br />
en na hart-long chirurgie. Daarnaast<br />
wordt de Novalung gebruikt als<br />
‘bridge to transplant’ bij patiënten met<br />
een ernstig gestoorde gaswisseling ondanks<br />
maximale invasieve beademing.<br />
In de literatuur wordt het gebruik van<br />
de Novalung <strong>voor</strong>namelijk beschreven<br />
als rescue therapie <strong>voor</strong> patiënten die<br />
invasief beademd worden en ondanks<br />
deze invasieve beademing onvoldoende<br />
gaswisseling hebben [2, 3].<br />
Contra-indicaties <strong>voor</strong> het gebruik<br />
van de Novalung zijn hemodynamische<br />
instabiliteit, ernstig perifeer<br />
vaatlijden en kinderen met een<br />
gewicht van minder dan 20 kg. HIT<br />
is een relatieve contra-indicatie, er<br />
kan gebruik worden gemaakt van een<br />
ander anticoagulans.<br />
Bespreking<br />
Longtransplantaties vinden steeds<br />
vaker plaats. Echter, de beschikbaarheid<br />
van donorlongen is beperkt. Dit<br />
zorgt er<strong>voor</strong> dat patiënten vaak lang<br />
op de wachtlijst staan en respiratoir
32 nederlands tijdschrift <strong>voor</strong> anesthesiologie maart '10<br />
|<br />
zodanig verslechteren dat beademing<br />
noodzakelijk wordt.<br />
Invasieve beademing wordt echter<br />
beschouwd als een relatieve contraindicatie<br />
<strong>voor</strong> longtransplantatie<br />
[4-8]. Er zou een groter risico op<br />
postoperatieve infecties bestaan en<br />
meer spierzwakte optreden waardoor<br />
het weanen van de beademing postoperatief<br />
bemoeilijkt wordt. Hoewel<br />
in een aantal studies de survival<br />
niet slechter lijkt bij patiënten die<br />
pre-transplantatie invasief beademd<br />
werden ten opzichte van de patiënten<br />
die pre-transplantatie niet beademd<br />
werden is de postoperatieve beademingsduur<br />
significant langer [9, 10].<br />
Figuur 2: Novalung in situ<br />
Over het gebruik van de Novalung als<br />
bridge to transplant is weinig literatuur<br />
beschreven [11]. De combinatie<br />
van de Novalung met non invasieve<br />
beademing als bridge to transplant<br />
werd niet eerder beschreven. Deze<br />
casus laat zien, dat deze combinatie<br />
wel succesvol toegepast kan worden.<br />
Conclusie<br />
Bij patiënten op de wachtlijst <strong>voor</strong><br />
een longtransplantatie kan de combinatie<br />
van non-invasieve beademing<br />
en het gebruik van een Novalung<br />
invasieve beademing <strong>voor</strong>komen<br />
en daarmee als bridge to transplant<br />
fungeren.<br />
references<br />
1.<br />
2.<br />
3.<br />
Fischer S. et al. Bridge to lung transplantation<br />
with the extracorporeal<br />
membrane ventilator Novalung in<br />
the veno-venous mode: the initial<br />
hannover experience. ASAIO J. 2007.<br />
Fischer S. et al. Interventional lung<br />
assist: a new concept of protective<br />
ventilation in bridge to lung transplantation.<br />
ASAIO J. 2008 Jan-Feb;<br />
54(1): 3-10.<br />
Ruettimann U. et al. Management of<br />
acute respiratory distress syndrome<br />
using pumpless extracorporeal lung<br />
assist. Can J Anaesth. 2006 Jan; 53(1):<br />
101-5.<br />
4. Elizur A. et al. Pre-transplant mechanical<br />
ventilation increases short-term<br />
morbidity and mortality in pediatric<br />
patients with cystic fibrosis. J Heart<br />
Lung Transplant. 2007 Feb; 26(2):<br />
127-31.<br />
5. O’Brien G. et al. Mechanical ventilation<br />
as a bridge to lung transplantation.<br />
J heart Lung Transplant. 1999<br />
Mar; 18(3): 255-65.<br />
6. Hadjiliadis D. et al. Outcome of<br />
lung transplant patients admitted to<br />
the medical ICU. Chest. 2004 Mar;<br />
125(3): 813-5.<br />
7. Trulock et al. Registry of the International<br />
Society for Heart And Lung<br />
Transplantation: Twenty-second<br />
Official Adult Lung and Heart-Lung<br />
Transplant Report-2005. J heart<br />
Lung Transplant 24: 956-967, 2005.<br />
8. Smits et al. Predictors of lung transplant<br />
survival in EuroTransplant .<br />
Am J Transplant. 2003;3:1400-6.<br />
9. Bartz R.R. et al. Pre-transplant<br />
mechanical ventilation and outcome<br />
in patients with cystic fibrosis. J<br />
heart Lung Transplant 2003 Apr;<br />
22(4): 433-8.<br />
10. Baz M.A. et al. Lung transplantation<br />
after long-term mechanical ventilation:<br />
results and 1-year follow-up.<br />
Chest 2001 Jan; 119(1): 224-7.<br />
11. Matheis G. et al. New technologies<br />
for respiratory assist. Perfusion, 2003<br />
jul; 18(4): 245-51.
Nu kunt u snel en veilig antagoneren<br />
onafhankelijk van diepte<br />
Verkorte productinformatie zie elders in dit blad<br />
* Mediane waarde<br />
BRIDION ® heft snel en veilig<br />
het neuromusculaire blok op,<br />
onafhankelijk van de diepte:<br />
Uniek werkingsmechanisme: BRIDION inactiveert<br />
rocuronium en vecuronium door inkapseling.<br />
Nu ook snelle opheffing van een diep blok<br />
– 2,7 minuten bij een rocuronium blok *<br />
– 3,3 minuten bij een vecuronium blok *<br />
Weinig kans op bijwerkingen<br />
Geen anticholinergica nodig<br />
NIEUW<br />
Grip op spierverslapping<br />
2008-NL-467