28.11.2014 Views

Knelpunten in het management van acute pijn bij kinderen

Knelpunten in het management van acute pijn bij kinderen

Knelpunten in het management van acute pijn bij kinderen

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

mei '10 nederlands tijdschrift voor anesthesiologie 5<br />

|<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

Pijn is <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie een fysiologische<br />

reactie op een prikkel en<br />

bedoeld om een adequate reactie op<br />

te roepen (vermijd<strong>in</strong>g) om <strong>het</strong> organisme<br />

<strong>in</strong>tact te houden. In deze waarschuwende<br />

functie is <strong>het</strong> niet wenselijk<br />

om dit fenomeen te bestrijden<br />

behalve als onderdeel <strong>van</strong> medische/<br />

chirurgische <strong>in</strong>grepen of analgesie<br />

b<strong>in</strong>nen de obstetrische anesthesie.<br />

Onderzoek op dit gebied betreft<br />

vooral <strong>het</strong> ophelderen <strong>van</strong> genetische<br />

componenten <strong>van</strong> de <strong>pijn</strong>baan en bestuder<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> genvariaties <strong>in</strong> grotere<br />

populaties die een <strong>bij</strong>drage kunnen<br />

leveren aan een farmacogenetisch<br />

profiel [29].<br />

Als <strong>acute</strong> <strong>pijn</strong> als fysiologische reactie<br />

overgaat <strong>in</strong> een chronische vorm,<br />

waar<strong>bij</strong> de <strong>pijn</strong>baan voortdurend<br />

<strong>in</strong> een staat <strong>van</strong> paraatheid is die<br />

autonoom geworden is en losgekoppeld<br />

is geraakt <strong>van</strong> een perifere<br />

prikkel, komt men op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong><br />

de “chronische <strong>pijn</strong> syndromen” of<br />

neuropathische <strong>pijn</strong>. Fenomenen die<br />

hier<strong>bij</strong> gaan optreden zijn hyperalgesie<br />

(versterkte reactie op schadelijke<br />

stimuli) en allodynie (onschuldige<br />

stimuli als <strong>pijn</strong>lijk ervaren). Onderzoek<br />

hier<strong>van</strong> probeert vooral <strong>het</strong> ontstaansmechanisme<br />

op te helderen om<br />

zo tot een causale therapie te komen<br />

die een (meestal) vicieuze cirkel zou<br />

kunnen doorbreken [38, 9].<br />

Historie<br />

Het vermoeden bestond al langer dat<br />

een bepaalde genetische aanleg <strong>van</strong><br />

<strong>in</strong>vloed kon zijn op de <strong>pijn</strong>belev<strong>in</strong>g.<br />

In muizenmodellen kon aangetoond<br />

worden dat genetisch verschillende<br />

soorten hun eigen reactiepatroon<br />

hadden op bepaalde sensitieve of<br />

<strong>pijn</strong>prikkels [16]. Studies <strong>bij</strong> menselijke<br />

tweel<strong>in</strong>gen toonden verschillen<br />

aan tussen een- en twee-eiige paren<br />

waar<strong>bij</strong> een-eiige tweel<strong>in</strong>gen meer<br />

overeenkomst vertoonden qua reactie<br />

op prikkels dan twee-eiige tweel<strong>in</strong>gen<br />

[26]. Dergelijke observaties wijzen er<br />

op dat genen belangrijk zijn omdat<br />

een-eiige tweel<strong>in</strong>gen (<strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g<br />

tot twee-eiige) identiek DNA bezitten,<br />

maar geven helaas geen specifieke<br />

factor aan als mogelijke oorzaak.<br />

Dit was wel <strong>het</strong> geval <strong>bij</strong> een groep<br />

<strong>van</strong> personen met dezelfde uiterlijke<br />

kenmerken (<strong>het</strong>zelfde fenotype). In<br />

de dagelijkse praktijk was <strong>het</strong> anesthesisten<br />

opgevallen dat roodharige<br />

vrouwen anders op <strong>pijn</strong>prikkels reageerden<br />

dan vrouwen met bru<strong>in</strong> of<br />

zwart haar. Werden deze twee groepen<br />

vergeleken, bleken roodharige<br />

vrouwen gevoeliger voor warmte- en<br />

koudeprikkels te zijn [20]. Uite<strong>in</strong>delijk<br />

zou dit terug te voeren zijn op <strong>het</strong><br />

genotype, namelijk mutaties <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

gen voor de melanocort<strong>in</strong> I receptor,<br />

betrokken <strong>bij</strong> zowel pigmentatie als<br />

modulatie <strong>van</strong> kappa-opioid receptoren<br />

en dus <strong>pijn</strong>perceptie.<br />

Monogenetische aandoen<strong>in</strong>gen waar<br />

<strong>pijn</strong> of juist de afwezigheid er<strong>van</strong> op<br />

de voorgrond staan en te herleiden<br />

zijn tot 1 genetische aanleg, zijn zeldzaam.<br />

Dergelijke aandoen<strong>in</strong>gen zijn<br />

belangrijk om <strong>het</strong> mechanisme op te<br />

helderen waardoor <strong>pijn</strong> ontstaat en<br />

welke <strong>bij</strong>drage een bepaalde erfelijke<br />

factor daar<strong>in</strong> heeft. Familiale rectale<br />

<strong>pijn</strong> (“paroxysmal extreme pa<strong>in</strong> disorder”<br />

of PEPD <strong>in</strong> de anglosaxische literatuur),<br />

een autosomaal dom<strong>in</strong>ante<br />

aandoen<strong>in</strong>g (OMIM 167400*) wordt<br />

veroorzaakt door een mutatie <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

SCN9A-gen dat codeert voor 1 <strong>van</strong><br />

de natriumkanalen [8]. Hoewel <strong>het</strong><br />

een zeldzame aandoen<strong>in</strong>g is, heeft <strong>het</strong><br />

v<strong>in</strong>den hier<strong>van</strong> wel betekenis voor<br />

de <strong>in</strong>dividuele familie waar meerdere<br />

personen door alle generaties heen<br />

aangedaan kunnen zijn.<br />

Een aandoen<strong>in</strong>g waar men juist ongevoelig<br />

is voor <strong>pijn</strong>prikkels is congenitale<br />

ongevoeligheid voor <strong>pijn</strong> met<br />

anhidrose (CIPA, OMIM 256800).<br />

Deze autosomaal recessieve aandoen<strong>in</strong>g<br />

wordt veroorzaakt door mutaties<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> NTRK1-gen, dat codeert voor<br />

een receptor voor een groeifactor voor<br />

zenuwcellen [11]. Hier<strong>bij</strong> zullen vooral<br />

sibs <strong>in</strong> één gez<strong>in</strong> aangedaan zijn en<br />

gaat <strong>het</strong> ook hier om zeer zeldzame<br />

gevallen [37]. Zowel ionkanalen als receptoren<br />

blijken een belangrijke plaats<br />

<strong>in</strong> te nemen <strong>in</strong> de <strong>pijn</strong>baan [1, 37].<br />

Bij multifactorieel bepaalde <strong>pijn</strong> blijken<br />

genvariaties (of polymorfismes)<br />

die vrij frequent voorkomen <strong>in</strong> de<br />

algemene bevolk<strong>in</strong>g, i.t.t. pathogene<br />

mutaties <strong>in</strong> zeldzame families, een <strong>bij</strong>drage<br />

te leveren. Hoewel polymorfismes<br />

dus <strong>in</strong> een <strong>in</strong>dividueel geval een<br />

beperkt aandeel <strong>bij</strong> de perceptie <strong>van</strong><br />

<strong>pijn</strong> hebben, ligt hun betekenis hier<strong>in</strong><br />

dat zij voorkomen <strong>bij</strong> een belangrijke<br />

subgroep <strong>in</strong> een populatie. Een voorbeeld<br />

hier<strong>van</strong> levert <strong>het</strong> werk <strong>van</strong><br />

Diatchenko et al (2005). Deze groep<br />

toonde aan dat 3 genetische varianten<br />

<strong>van</strong> <strong>het</strong> catechol-O-methyltransferase<br />

(COMT)-gen aanwezig <strong>in</strong> 96% <strong>van</strong> de<br />

algemene populatie geassocieerd konden<br />

worden met een lage, gemiddelde<br />

of respectievelijk hoge <strong>pijn</strong>drempel.<br />

Genen, mutaties en<br />

polymorfismes<br />

Onze erfelijke eigenschappen bev<strong>in</strong>den<br />

zich <strong>in</strong> elke lichaamscel op 46<br />

erfelijkheidsdragers of chromosomen,<br />

die <strong>in</strong> 23 paren te rangschikken zijn.<br />

We hebben elke erfelijke eigenschap<br />

of gen <strong>in</strong> tweevoud: op beide chromosomen<br />

<strong>van</strong> een paar ligt er 1 gen dat<br />

codeert voor een bepaald eiwit. Een<br />

gen bestaat uit exonen en <strong>in</strong>tronen.<br />

De DNA-<strong>in</strong>formatie uit een exon<br />

komt uite<strong>in</strong>delijk <strong>in</strong> <strong>het</strong> eiwit terecht.<br />

DNA bestaat uit een snoer dat samengesteld<br />

is uit 4 basen: aden<strong>in</strong>e (A), guan<strong>in</strong>e<br />

(G), cytos<strong>in</strong>e (C) en thymid<strong>in</strong>e<br />

(T). Bepaalde genen hebben bepaalde<br />

basenvolgordes die <strong>bij</strong> de meerderheid<br />

<strong>van</strong> <strong>in</strong>dividuen <strong>in</strong> een populatie<br />

gevonden worden. Deze genetische<br />

coder<strong>in</strong>g wordt wildtype genoemd.<br />

Verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> deze codes kunnen<br />

gevolgen hebben voor de vorm<strong>in</strong>g en/<br />

of functie <strong>van</strong> een eiwit. Indien deze<br />

zo afwijkend zijn dat er een niet- of<br />

slecht functionerend eiwit ontstaat,<br />

worden dit mutaties genoemd. Mutaties<br />

spelen vooral een rol <strong>bij</strong> monogenetische<br />

aandoen<strong>in</strong>gen. Bij autosomaal<br />

dom<strong>in</strong>ante aandoen<strong>in</strong>gen is<br />

<strong>het</strong> hebben <strong>van</strong> 1 gemuteerd gen voldoende<br />

om kl<strong>in</strong>ische verschijnselen<br />

te vertonen <strong>van</strong> een bepaalde aandoen<strong>in</strong>g.<br />

Dit i.t.t. autosomaal recessieve<br />

aandoen<strong>in</strong>gen, waar<strong>bij</strong> een <strong>in</strong>dividu<br />

dan pas de aandoen<strong>in</strong>g kl<strong>in</strong>isch heeft<br />

als beide genen gemuteerd zijn.<br />

Er komen ook variaties voor <strong>in</strong> de<br />

genoomsequentie die frequenter zijn<br />

dan mutaties maar die niet zoveel<br />

consequenties hebben voor <strong>het</strong> uite<strong>in</strong>delijk<br />

functioneren <strong>van</strong> <strong>het</strong> eiwit.<br />

Dit worden polymorfismes genoemd<br />

[34]. Een voorbeeld hier<strong>van</strong> is de<br />

zogenaamde SNP (s<strong>in</strong>gle nucleotide<br />

polymorfism) waar<strong>bij</strong> één base ver<strong>van</strong>gen<br />

is door een ander.<br />

Genetisch onderzoek <strong>bij</strong> multifactoriele<br />

aandoen<strong>in</strong>gen was moeizaam <strong>in</strong><br />

<strong>het</strong> verleden, omdat, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g<br />

tot monogenetische aandoen<strong>in</strong>gen,<br />

meerdere genetische factoren geanalyseerd<br />

moesten worden <strong>in</strong> grotere

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!