Jaarverslag 2006-2007 - ACV Kempen
Jaarverslag 2006-2007 - ACV Kempen
Jaarverslag 2006-2007 - ACV Kempen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
JAARVERSLAG<br />
<strong>2006</strong>-<strong>2007</strong><br />
Tewerkstelling voor<br />
jongeren is groot<br />
circus<br />
Eind april liep voor heel wat jongeren hun wachttijd af. Zij studeerden vorig jaar af en<br />
vonden, na een wachttijd van bijna negen maanden, nog steeds geen werk. De jongeren die<br />
wel werk vonden, hebben het vaak niet makkelijk. Ze krijgen maar een tijdelijk contract of<br />
moeten heel flexibel zijn. <strong>ACV</strong>-jongeren en KAJ voerden actie voor meer werkbaar werk.<br />
Dagcontracten<br />
Gerry heeft (27 jaar) een vast contract als magazijnier bij Siva Logistics in Geel (het vroegere<br />
TNT). Gerry zit in het Comité Preventie en Bescherming. Gerry studeerde af als brood- en<br />
banketbakker. “Mijn loopbaan begon met interimarbeid bij Mora. Dat betekende contracten<br />
van twee of drie dagen. Dat is niet om je hele loopbaan te doen. Voor het bedrijf zijn<br />
dagcontracten erg flexibel. Maar voor de interimwerknemer minder interessant. Zo geven<br />
dagcontracten geen recht op betaald ziekteverlof of een lening op de bank is moeilijk te<br />
verkrijgen met deze vorm van arbeid. En er zijn ook de praktische problemen, bereken je<br />
vakantiedagen maar eens als je het vorig jaar gewerkt hebt met tientallen dagcontracten.”<br />
Onzekerheid<br />
Jan heeft een 7 e jaar specialisatie carosserie gedaan. En werkt nu met een vast contract op de<br />
dienst Scheepvaart. Hij staat in voor het onderhoud van onze kanalen. Na zijn studies deed<br />
hij interimarbeid bij kranenbouw Hyundai. Hij werd er tewerkgesteld met weekcontracten.<br />
“Een nadeel aan interimarbeid is dat je geen verlenging krijgt na een weekcontract. In het<br />
weekend moet je dan op zoek naar een nieuwe job. En dat zorgt voor onzekerheid. Toch<br />
blijf ik positief over interimarbeid. Interim arbeid is voor vele mensen een opstap.”<br />
Over gloeiend glas in Mol Donk<br />
Elke familienaam verbergt een boeiende geschiedenis. Zo ontmoet ik op een zonnige<br />
lentemorgen in Mol de zeer kranige Georgette Offner. Dat is zeker geen Vlaams klinkende<br />
naam. Haar familienaam heeft wortels in Hongarije en de Elzas. En deze familie Offner kende<br />
wat van glas maken. Haar vader was in het begin van de vorige eeuw fabricatiechef op de<br />
flessenfabriek in Mol Donk. Deze actieve gepensioneerde schooldirectrice nam me mee in<br />
het verleden.<br />
Georgette ziet het levenslicht in 1925. Haar vader maakte in de jaren twintig de opstart van de<br />
flessenfabriek in Mol Donk mee en werkte er jaren als “contremaître“ (fabricatiechef). De familie<br />
Offner heeft wortels in Hongarije en de Elzas. “Mijn voorouders waren altijd nauw betrokken<br />
bij de glasfabricatie in Frankrijk. Mijn grootvader week zelfs met zijn gezin uit naar Amerika<br />
om daar in de Corning Glassworks te werken. De Franse glasgroep Saint-Gobain gaf mijn vader<br />
een nieuwe taak om een glasfabriek in Mol-Donk te helpen bij het opstarten. Oorspronkelijk<br />
was het de bedoeling om in Mol een nieuw soort glas (pyrex, of vuurvast glas) te produceren.<br />
Terwijl mijn vader samen met zijn moeder per boot de overtocht New York –Antwerpen deden,<br />
veranderde Saint-Gobain de productie van de nieuwe fabriek in Mol. Het nieuwe glas wilden<br />
ze in Frankrijk produceren en in Mol Donk werd een flessenfabriek geopend. In 1922 was de<br />
fabriek klaar. De firma Johns Manville, de elektriciteitscentrale Ebes en de Verrerries du Pays de<br />
Liège et de la Campine vormden een belangrijke industriële site in Mol. Ooit werkten er in de<br />
glasfabriek ruim vierhonderd werknemers.”<br />
Gloeiend glas<br />
“Als kind kwam ik bijna elke zondag in de fabriek Ik bracht dan mijn vader zijn warme maaltijd.<br />
De open steile ijzeren trappen en het helse lawaai van de machines en de gazogènes maakten<br />
me bang. Ook vertrouwde ik die jonge kereltjes niet, die vliegensvlug af en aan liepen en<br />
zwierend met hun lange hark vijf zes gloeiend hete flessen naar de droogovens droegen. Met<br />
een leugentje over hun leeftijd kwamen ze in de fabriek werken. In werkelijkheid waren ze<br />
maar veertien. Op het einde van de productielijn stonden jonge meisjes. Ze staken voor een<br />
lichtstroom telkens twee nog warme flessen omhoog, en controleerden behendig en snel<br />
de kwaliteit van de productie. De stokers van de glasovens hadden een zeer zware job. De<br />
20<br />
21