27.11.2014 Views

Limburgs Milieu nr. 4 2003 - Milieufederatie Limburg

Limburgs Milieu nr. 4 2003 - Milieufederatie Limburg

Limburgs Milieu nr. 4 2003 - Milieufederatie Limburg

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

Een uitgave van Stichting <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> / jaargang 17 / december <strong>2003</strong> / nummer 04<br />

Bedrijventerreinen en golfbaan op Trade Port Noord


LIMBURGS MILIEU 03 / 04 KOMMENTAAR<br />

Politieke mores<br />

“ Het evenwicht tussen ecologie en economie is totaal zoek. Het voorbeeld van het<br />

Roermondse Knoflookpadje is illustratief. Op een nog te realiseren industrieterrein<br />

wordt door één persoon, na dagen zoeken, op een zomerse namiddag een babyknoflookpadje<br />

gezien. Dit feit is voldoende om de aanleg van het industrieterrein tegen<br />

te houden… Dat is tegenwoordig de bestaande praktijk!”<br />

Aan het woord is Jos van Rey, wethouder te Roermond, in VNG Magazine van<br />

5 december j.l. Bij zijn jihad tegen regelgeving en natuurbelangen zijn de karikatuur<br />

en one-liners zijn geliefde wapens. Dat de Raad van State de gemeente Roermond,<br />

dus ook wethouder van Rey, in bovenstaande kwestie duchtig de oren heeft gewassen<br />

verzwijgt hij. Hij werd gedwongen de wet te respecteren, en dat steekt El Rey<br />

nog steeds. Maar zelfs de Koning staat tegenwoordig niet meer boven de wet.<br />

Het weer wordt ruwer onder het nieuwe politieke<br />

firmament, niet alleen in sociaal opzicht<br />

maar ook voor natuur en milieu. Werd in dit<br />

land tot voor kort Kamer- en Statenbreed nog<br />

gepoogd belangentegenstellingen te verzachten<br />

door overleg, het zoeken van draagvlak en<br />

in <strong>Limburg</strong> zoiets als het POL-driehoeksmodel,<br />

na de verkiezingen begint het zoeken<br />

naar consensus plaats te maken voor doordouwen<br />

en terugdraaien. Dat gaat gepaard<br />

met verruwing van de politieke zeden. Oneliners<br />

vervangen argumenten, problemen<br />

worden geschetst in karikaturen, regels zijn<br />

er om af te schaffen, waarbij het gevaar op de<br />

loer ligt met het badwater ook maar meteen<br />

het kind weg te gooien. Onder andere dát<br />

vreest de <strong>Milieu</strong>federatie als gemorreld gaat<br />

worden aan de zogenaamde ‘rode contouren’.<br />

Een paar voorbeelden.<br />

Awacs-herrie: geen thema<br />

Voor de kersverse minister van VROM,<br />

S. Dekker, is de geluidsoverlast van Awacs<br />

(met tienduizenden gehinderden) een Nimbyprobleem.<br />

Nimbies zijn per definitie zeurpieten.<br />

Dat er in <strong>2003</strong> wordt gevlogen volgens<br />

het gebruiksplan van 1981 (klein aantal verkenningsvluchten,<br />

80 gehinderden) en met<br />

motoren die op geen enkele burgerluchthaven<br />

zijn toegestaan, wordt door de minister genegeerd.<br />

Zij omarmt kritiekloos de gegevens<br />

van de vliegbasis. Tot in de Tweede Kamer<br />

(Commissie voor VROM; 2 oktober <strong>2003</strong>)<br />

werd beweerd dat het slechts gaat om 3 oefen-<br />

‘doorstarts’ per dag. De publieke tribune kon<br />

slechts joelen om zoveel onkunde. Er zijn<br />

dagen dat er sprake is van het tienvoudige.<br />

Feiten zijn er ook om te verzwijgen. Dat lot is<br />

het onderzoeksrapport van oud-staatssecretaris<br />

van der Linden uit 1999 beschoren, opgesteld<br />

in opdracht van de Minister van VROM<br />

en de Staatssecretaris van Defensie. Van der<br />

Linden onderzocht de bestuurlijke problemen<br />

van de gevraagde bomenkap bij Schinveld.<br />

Hij constateert dat objectief onderzoek noodzakelijk<br />

is naar de leefmilieueffecten van deze<br />

ingreep, en naar garanties om deze effecten te<br />

beheersen. Het onderzoek is nooit uitgevoerd.<br />

Het lijstje ontkenningen van het probleem is<br />

daarmee niet ten einde. Het ‘welles’ van de<br />

gemeente Onderbanken (bomenkap leidt tot<br />

lager uitvliegen en daardoor tot meer herrie),<br />

wordt door de basis beantwoord met ‘nietes’.<br />

De gemeente heeft echter de logica aan haar<br />

zijde. Door de basis wordt immers betoogd<br />

dat het kappen nodig is om volgetankt te kunnen<br />

starten. En zelfs een leek weet dat ‘vol’<br />

leidt tot ‘zwaar’, tot minder snel hoogte winnen<br />

en dus tot een toename van het nu al<br />

ondraaglijke kabaal. “Nietes”, zei de minister<br />

op haar beurt, en verwees het aangedragen<br />

alternatief (drempelverplaatsing) naar de prullenbak.<br />

Zij gaat de gemeente overrulen met<br />

de eerste NIMBY-procedure in de Nederlandse<br />

geschiedenis. Of dat besluit voor de rechter<br />

zal stand houden is twijfelachtig. De wettelijk<br />

verplichte inventarisatie van de eventuele<br />

schade is niet uitgevoerd. Bovendien vertoont<br />

de Nimbywet een gat. Onduidelijk is wie een<br />

schadeclaim moet betalen, de overrulende<br />

minister of de onwillige gemeente. De rechter<br />

mag het uitmaken.<br />

LNV-beleid: terugdraaien<br />

Nieuwe heren, nieuwe wetten. Nú schoon<br />

schip maken, denkt menig nieuwe machthebber.<br />

De afgelopen vijftien jaar is er heel<br />

voorzichtig een evenwichtig landbouw- en<br />

natuurbeleid ontwikkeld dat door vier Kamerleden<br />

van CDA, VVD en LPF in hoog tempo<br />

wordt afgebroken. “Ger Koopmans en Annie<br />

Schreijer (CDA), Gert Jan Oplaat (VVD) en<br />

Wien van de Brink (LPF) hebben minister<br />

Veerman, van wie ik een hoge pet op heb,<br />

vleugellam gemaakt. Hij heeft geen bewegingsvrijheid<br />

meer, want die vier vertegenwoordigen<br />

een Kamermeerderheid”<br />

(GroenLinks Tweede Kamerlid A. van den<br />

Brand, De Volkskrant, 15 december <strong>2003</strong>).<br />

Natuurorganisaties: verdacht maken<br />

Terug naar Jos van Rey. ‘Natuurclubs hebben<br />

teveel macht”, “<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> Landschap is grootgrondbezitter”,<br />

“Liever 1000 kleine rentmeesters<br />

dan 1 grote” en “Evenwicht is zoek”. Zijn<br />

boodschap: Economische activiteiten, o.a. in de<br />

toeristische sector en het bouwbedrijfsleven,<br />

worden gefrustreerd door een oneve<strong>nr</strong>edige<br />

nadruk op de factor milieu. Natuurclubs dwarsbomen<br />

ondernemersinitiatieven met een regelmatig<br />

‘Njet’. Sterke one-liners, veel suggestie,<br />

maar niet conform de feiten. In de Natuurbalans<br />

<strong>2003</strong> - officieel overheidsrapport - had<br />

hij kunnen lezen hoe de natuur in Nederland er<br />

werkelijk voor staat. Veel dieren en planten<br />

gaan in aantal achteruit, de uitvoering van de<br />

EHS blijft achter bij de doelstellingen, taakstellingen<br />

voor verdroging en vermesting worden<br />

bij lange na niet gehaald, de bodem raakt verder<br />

verzadigd met fosfaat, natuurontwikkeling in de<br />

EHS door boeren faalt (eind 2002 was pas 1%<br />

van de doelstelling gerealiseerd), kortlopende<br />

contracten voor agrarisch natuurbeheer (6 jaar)<br />

werden door de helft van de deelnemende boeren<br />

in Gelderland niet verlengd. En goedkoper<br />

is dit soort natuurbeheer door boeren ook al<br />

niet, zoals van Rey veronderstelt.<br />

Wie een fair debat wil voeren begint bij de<br />

feiten. Zo niet van Rey. Die heeft maling aan<br />

natuur en aan regels die hem in de weg liggen,<br />

zelfs als het om Europese verplichtingen uit de<br />

Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn gaat. Hij<br />

zal nog menigmaal zijn hoofd stoten.<br />

Hub Bemelmans<br />

2


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

Dit is een uitgave van de<br />

Stichting <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>.<br />

Jaargang 17<br />

Nummer 04 | December <strong>2003</strong><br />

Redaktieadres<br />

Stichting <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong><br />

Godsweerderstraat 2<br />

6041 GH Roermond<br />

T (0475) 38 64 10 | F (0475) 38 64 29<br />

sml@milieufederatielimburg.nl<br />

www.milieufederatielimburg.nl<br />

Aan dit nummer werkten mee<br />

Hub Bemelmans, Esther de Boeye,<br />

Bart Cobben, Hans Breukelman,<br />

Els Derks, Pauline Goudsmit,<br />

Jeroen van Haeren, Henk Heijligers,<br />

Hans Heijnen, Ab Koppenol,<br />

François Kroes, Wim Kuipers,<br />

André Lemmens, Renate Meijers,<br />

Liesbeth van Soest, Johan Wolsink<br />

Advertenties<br />

<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> verschijnt vier maal per<br />

jaar om een oplage van 1000 exemplaren.<br />

Het blad heeft een gemotiveerde<br />

lezerskring bij de overheid, natuur- en<br />

milieubeschermers en andere organisaties.<br />

Advertenties in overleg.<br />

Abonnement<br />

Een abonnement op <strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong><br />

kost e12,50 per jaar, voor aangesloten<br />

organisaties is het gratis.<br />

De Stichting <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> is<br />

een overkoepelende organisatie van<br />

provinciale en lokale <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e natuuren<br />

milieubeschermingsorganisaties.<br />

De stichting is in 1971 opgericht met als<br />

doel: “Bevordering van natuurbehoud,<br />

landschapsbescherming en milieuzorg in<br />

de ruimste zin.” Zij wil dit doel bereiken<br />

door: “Het beoordelen, beïnvloeden en<br />

begeleiden van diverse overheden en<br />

andere instanties in de provincie.”<br />

Medefinancier<br />

van projecten<br />

van de <strong>Milieu</strong>federatie<br />

<strong>Limburg</strong><br />

LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

5<br />

14<br />

21<br />

GELUKKIG NIEUWJAAR<br />

15 UITVOERING RECONSTRUCTIEPLAN<br />

SERIEUS PROBLEEM<br />

Hans Heijnen<br />

10 TRADE PORT NOORD EN NATUUR-<br />

ONTWIKKELING<br />

Jeroen van Haeren<br />

12 MIJNSTEEN IN PARKSTAD LIMBURG<br />

Esther de Boeye<br />

21 WINDENERGIE EEN KWESTIE VAN OVERLEG<br />

Ab Koppenol<br />

27 TAAI ONKRUID<br />

François Kroes<br />

29 DUURZAME BOUWSTOFFEN MET<br />

IMMOBILISATIE<br />

Hans Breukelman<br />

EN VERDER:<br />

14 Leo, adieu<br />

17 Oorlog over bomen duurt voort<br />

18 Column Wim Kuipers<br />

Bestuur en medewerkers wensen u een<br />

gezond, natuurrijk en actief 2004. Wat dacht u<br />

van een goed voornemen? Plant een boom, leg<br />

een zonnepaneel op het dak of maak iemand<br />

lid van een natuurbeschermingsorganisatie.<br />

19 Plinthos in de prijzen<br />

15 Mijnsteenberg moet blijven<br />

20 Stiltegebieden in Nederland<br />

23 Windenergie in Kerkrade dichterbij<br />

24 Logistiek knooppunt Born in de lift<br />

25 Langzaam rijden gaat sneller<br />

31 Persoonlijke milieutest<br />

NIEUWSBRIEF<br />

In <strong>2003</strong> is de <strong>Milieu</strong>federatie gestart met een<br />

digitale Nieuwsbrief. Alle organisaties die<br />

met een e-mailadres in ons bestand zijn opgenomen<br />

ontvangen deze automatisch.<br />

Nieuwe aanmeldingen - ook voor individuele<br />

personen - via www.milieufederatielimburg.nl<br />

Het uitgeven van<br />

<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong><br />

wordt mede mogelijk<br />

gemaakt door een<br />

financiële bijdrage<br />

van de Provincie<br />

<strong>Limburg</strong>.<br />

3


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

LEO, ADIEU<br />

De verslagenheid was groot toen wij hoorden van de dood<br />

van Leo Backbier. Tot troost waren de columns van Pedro<br />

Rademacher en Guus Urlings in Dagblad De <strong>Limburg</strong>er.<br />

De twee journalisten-met-een-groen-hart kenden hem<br />

beroepshalve en persoonlijk, en wisten zoals veel natuurbeschermers<br />

in <strong>Limburg</strong> zijn brede kennis op waarde te<br />

schatten.<br />

Leo was geen gemakkelijke, zoals dat in <strong>Limburg</strong> heet.<br />

Deskundigen betitelde hij regelmatig als “deskundigen”,<br />

met name als ze door overheid of bedrijfsleven waren ingehuurd<br />

voor advies. Dan sloeg soms het cynisme toe,<br />

zoals hij dat ook wel had met “de politiek”. Leo was wars<br />

van compromissen. Als hij door veel studie en contacten<br />

door half Europa ervan overtuigd was dat hij het bij het<br />

rechte eind had, dan was hij met geen tien paarden meer<br />

van die overtuiging af te brengen. Compromissen, compensatie,<br />

herintroductie van soorten zoals de otter, voor<br />

hem hoefde het niet. Hij beschreef het in april van dit jaar<br />

in <strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> onder de titel ‘Het oeverloos gestuntel<br />

met de otter’. Kort geleden nog stelde hij met genoegen<br />

vast dat inmiddels een klacht bij de Europese Commissie is<br />

gedeponeerd tegen herintroductie van de soort op de grens<br />

van Friesland en Overijssel. Leo gaf de voorkeur aan het<br />

bestrijden van de wezenlijke oorzaken van de teloorgang<br />

van de natuur, van “tuinieren” moest hij niets hebben.<br />

Regelmatig hing hij aan de lijn, met tips over publicabele<br />

zaken of met uitgebreide antwoorden op een maanden<br />

geleden gestelde vraag. Hij was, als je op wat persoonlijker<br />

voet met hem verkeerde, gewoon een hartelijke vent, die<br />

weliswaar in een boekenkast leefde maar bepaald geen<br />

kamergeleerde was. Zijn natuurlijke habitat was het veld.<br />

De natuur heeft met hem een bevlogen en deskundige<br />

verdediger verloren.<br />

Hub Bemelmans<br />

4


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

Wat doet Provincie <strong>Limburg</strong> met Rijkskritiek op Reconstructieplan?<br />

UITVOERING RECONSTRUCTIE-<br />

PLAN TOCH NOG PROBLEEM?<br />

“ Het ontwerpplan is op veel punten verbeterd ten opzichte van het eerdere concept.<br />

Dat geldt voor de toegankelijkheid, inzichtelijkheid en de onderbouwing. Het milieueffectrapport<br />

is inmiddels opgenomen, de gevolgen ervan zijn in het plan verwerkt.<br />

Tevens is de watertoets opgenomen. Het plan kan dus op veel punten onze waardering<br />

wegdragen. Deze punten komen verder niet meer in deze reactie aan de orde.<br />

Wat wel in onze reactie is opgenomen, zijn punten waarmee het rijk nog een serieus<br />

probleem heeft. Die staan ons inziens de latere goedkeuring van het plan in de weg.”<br />

(cursivering redactie).<br />

Het ambtelijk commentaar van de ministeries<br />

van LNV, VROM en V&W op het ontwerp<br />

Reconstructieplan voor Noord- en Midden-<br />

<strong>Limburg</strong> is opmerkelijk om meerdere redenen.<br />

Het maakt duidelijk dat het afwijzend<br />

oordeel over de oorspronkelijke versie allerminst<br />

een ‘storm in een glas water’ was, zoals<br />

de provinciale overheid het voorstelde. En dat<br />

herziening ervan niet alleen noodzakelijk was<br />

en tot wezenlijke aanpassingen heeft geleid,<br />

maar dat ook de nieuwe versie mogelijk niet<br />

voldoende is voor het verkrijgen van rijksgelden.<br />

‘Van vijf min naar zes plus’ oordeelde<br />

de <strong>Milieu</strong>federatie twee maanden geleden.<br />

Wellicht zijn wij nog te optimistisch geweest.<br />

Het Reconstructieplan is nog niet volledig, zo<br />

signaleren de ministeries. Het plan - dat zich<br />

uitstrekt over een periode van twaalf jaar - bevat<br />

weliswaar een uitvoeringsschema voor de<br />

komende vier jaar, maar dit kan niet worden<br />

gezien als een uitvoeringsprogramma dat voldoet<br />

aan de eisen van de Reconstructiewet. Daarnaast<br />

zijn de gevolgen van het Nitraatarrest van het<br />

Europese Hof in Luxemburg van 2 oktober <strong>2003</strong><br />

nog niet in het plan verwerkt, evenmin als de<br />

aanpak van het ammoniakprobleem. Het plan<br />

zelf geeft aan dat de gewenste stikstofdepositieniveaus<br />

voor kwetsbare en zeer kwetsbare natuur<br />

niet worden gehaald. “Het trekken van conclusies<br />

op dit punt… zullen wij in nader overleg<br />

moeten doen”, aldus de ministeries.<br />

Essentiële verbeterpunten<br />

Geboden ruimte in extensiverings- en<br />

verwevingszones<br />

RECONSTRUCTIEPLAN<br />

BECOMMENTARIEERD<br />

In het vorige nummer van <strong><strong>Limburg</strong>s</strong><br />

<strong>Milieu</strong> gaf de Provincie <strong>Limburg</strong> uitleg<br />

over het ontwerp-Reconstructieplan<br />

voor Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>. De<br />

<strong>Milieu</strong>federatie liet de provinciale<br />

voornemens vergezeld gaan van een<br />

kritisch commentaar onder de titel<br />

‘Van vijf min naar zes plus’. Op dat<br />

moment was de mening van de<br />

Rijksoverheid nog niet bekend. Op 6<br />

november werd het ambtelijk commentaar<br />

van de drie ministeries van<br />

LNV, VROM en V&W bij de Provincie<br />

<strong>Limburg</strong> bezorgd. Het is niet minder<br />

kritisch dan de visie van de <strong>Milieu</strong>federatie<br />

en de terreinbeheerders in<br />

<strong>Limburg</strong>, eerder kritischer. Wat gaat<br />

de Provincie <strong>Limburg</strong> ermee doen?<br />

Terzijde leggen brengt de landelijke<br />

bijdrage aan het plan in gevaar. De<br />

<strong>Milieu</strong>federatie heeft inmiddels haar<br />

medewerking aan de uitvoering van<br />

het plan toegezegd.<br />

De boeren krijgen teveel ruimte in de zogenaamde<br />

extensiverings- en verwevingszones.<br />

Een strakke zonering is bepalend voor het<br />

sturen van de intensieve veehouderij in de<br />

gewenste ontwikkelingsrichting. Bij onvoldoende<br />

sturing komt die ontwikkeling niet of<br />

te laat op gang en worden de rijksmiddelen<br />

niet effectief ingezet. Met name het volledig<br />

ongemoeid laten van de latente uitbreidingsruimte<br />

in de extensiveringsgebieden én in de<br />

toepassing van BOM+ bij verwevingsgebieden<br />

geeft het risico van een “te ruime jas” voor de<br />

boeren in deze gebieden. Gevolg: te weinig<br />

rem op grootschalige ontwikkelingen op de<br />

verkeerde plaats en te weinig “push” om<br />

duurzame landbouw op de juiste locaties te<br />

krijgen. Het plan moet dus worden bijgesteld,<br />

“zodat dit resulteert in een strakkere en met<br />

waarborgen omklede zonering”.<br />

Stank<br />

Het plan moet leiden tot vermindering van<br />

het aantal stankgehinderden. Daarvoor moet<br />

een “overtuigende aanpak” komen van de<br />

30 bedrijven die het zwaarst bijdragen aan<br />

de stankoverlast in de woonkernen. Kennelijk<br />

ontbreekt die waarborg in het plan.<br />

Herbegrenzing EHS<br />

De herbegrenzing van de EHS, zoals die in het<br />

plan wordt gehanteerd is strijdig met rijksbeleid<br />

(de “10 punten van Pronk”). De eis was ‘natuurgebieden<br />

kleiner dan 10 ha’. In de <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e<br />

voorstellen zijn ook grotere gebieden uit de<br />

EHS gehaald om aan veehouderijbedrijven ontwikkelingsmogelijkheden<br />

te geven. Daarbij<br />

komt dat de compensatie daarvoor zowel kwantitatief<br />

als kwalitatief gelijkwaardig dient te zijn.<br />

‘Het ontwerpplan voldoet aan de eis van kwantitatieve,<br />

niet aan die van kwalitatieve compensatie’.<br />

Wij vragen u om in het reconstructieplan<br />

hieraan alsnog te voldoen, aldus het commentaar<br />

van LNV, VROM en V&W.<br />

Beleidslijn Ruimte voor de Rivier<br />

Ook op dit punt wordt het rijksbeleid onvoldoende<br />

gerespecteerd. Rond de Maas dient<br />

er ruimte te zijn voor agrarisch natuurbeheer;<br />

ook de positie van de (vee)bedrijven in het<br />

waterbergend rivierbed dient overeen te<br />

komen met de beleidslijn. Het plan moet<br />

worden aangepast binnen het rijkskader.<br />

5


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

Verdroging<br />

Het plan bevat weliswaar een aanpak om verdroogde<br />

natuurkernen te vernatten maar mist<br />

een perspectief op de aanpak van de verdroging<br />

in de overige verdroogde delen van de<br />

EHS. Die aanpak moet alsnog in het plan<br />

worden opgenomen en bovendien moet duidelijk<br />

worden gemaakt hoe de provincie ontwikkelingen<br />

wil voorkomen die ongewenst<br />

zijn in verband met het opheffen van de verdroging<br />

in andere delen van de EHS.<br />

Gevraagde financiële bijdrage<br />

“Het valt ons op”, aldus de drie ministeries,<br />

“dat de gevraagde financiële rijksbijdrage,<br />

maar ook de bijdragen van andere partijen en<br />

de EU, belangrijk afwijken van de verdeling<br />

op basis van het Krokusakkoord van maart<br />

<strong>2003</strong>. Het ook door u ondertekende Krokusakkoord<br />

is en blijft voor ons uitgangspunt.<br />

Wij vragen u om in het reconstructieplan, dan<br />

wel in het uitvoeringsprogramma voor de<br />

komende 4 jaar, een verdeling te presenteren<br />

die aansluit bij de verdeling volgens het<br />

Krokusakkoord.” Heeft de Provincie <strong>Limburg</strong><br />

zich rijk gerekend?<br />

Aandachtspunten en<br />

Punten van uitwerking<br />

In een drietal ‘aandachtspunten’ doen de<br />

ministeries van LNV, VROM en V&W suggesties<br />

voor aanpassingen van het reconstructieplan<br />

op de onderdelen ‘ecologische hoofdstructuur’,<br />

‘waterberging’ en ‘glastuinbouw’.<br />

De taakstelling voor de realisatie van de EHS<br />

moet worden aangepast aan de rijkslijn (o.a.<br />

verwerving afronden in 2012). Een wezenlijk<br />

onderdeel van de EHS vormen de robuuste<br />

verbindingszones, o.a. die van Schinveld naar<br />

Mook. “<strong>Limburg</strong> heeft zich voorgenomen de<br />

begrenzing van die zone in 2007 af te ronden:<br />

die begrenzing zouden wij graag eerder gerealiseerd<br />

zien. Wij vragen u ook om al in 2004 met<br />

de realisatie te beginnen”, aldus de brief.<br />

Daarnaast is het thema waterberging in het<br />

plan niet concreet uitgewerkt. Het voorziet in<br />

het aanwijzen van zoekgebieden voor waterberging<br />

voor maximaal 2300 hectare. In de<br />

eerste uitvoeringsperiode is slechts een pilot<br />

van 50 hectare voorzien. Meer helderheid is<br />

gewenst over de concrete behoefte en over de<br />

waarborgen die de provincie <strong>Limburg</strong> geeft<br />

om te verhinderen dat zich in de zoekgebieden<br />

ongewenste ontwikkelingen voordoen.<br />

Ook het <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e glastuinbouwbeleid kan<br />

niet op veel bijval van de rijksoverheid rekenen.<br />

Bedenkingen werden al ingebracht tegen<br />

de voornemens in het POL. Financiële ondersteuning<br />

van de glastuinbouw van het Rijk is<br />

uitsluitend gericht op de nationale projectvestigingen,<br />

waaronder Californië en Siberië,<br />

zo waarschuwen de ministeries alvast.<br />

Bij de Punten van uitwerking signaleert de<br />

brief van de drie ministeries het risico dat het<br />

reconstructieplan door treuzelige of onwillige<br />

gemeenten kan worden gefrustreerd als zij<br />

hun bestemmingsplannen niet tijdig aanpassen.<br />

‘Dit risico wordt nog eens versterkt bij<br />

een plan als het <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e, waarbij veel initiatieven<br />

tot uitwerking en uitvoering van het<br />

plan in handen van districten, gemeenten en<br />

waterschappen worden gelegd’. De ministeries<br />

adviseren daarom om voor cruciale punten<br />

in het plan, met een groot afbreukrisico,<br />

bij ongewenste ontwikkelingen dwingend op<br />

te treden.<br />

De brief besluit met nogmaals een verwijzing<br />

naar de financiële risico’s. In elk geval moet<br />

een concreet uitvoeringsprogramma voor de<br />

komende 4 jaar worden opgesteld. Dat programma<br />

moet duidelijk maken wat het plan<br />

in de komende 4 jaar bijdraagt aan het realiseren<br />

van rijksdoelen: waar, wanneer, door<br />

wie en hoe? “Zolang er geen goedgekeurd<br />

reconstructieplan is met een goedgekeurd<br />

vierjarig uitvoeringsprogramma, zijn wij<br />

genoodzaakt om te werken met jaarlijkse<br />

urgenties en jaarlijkse programma’s van<br />

intensiveringen….” “Centraal staat de verantwoording<br />

van bestede rijksgelden… ten<br />

opzichte van de afgesproken doelen. De vraag:<br />

‘Wat heeft de inzet van rijksmiddelen opgeleverd?’<br />

moet in de Tweede Kamer onomwonden<br />

door de bewindslieden kunnen worden<br />

beantwoord. Het in uw ontwerpplan opgenomen<br />

uitvoeringsprogramma voldoet niet aan<br />

deze eisen, een voortgezet overleg hierover is<br />

zeker nodig,” aldus de waarnemend directeur<br />

Zuid van het ministerie van LNV, mede<br />

namens de Hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat<br />

in <strong>Limburg</strong> en de VROM-Inspecteur<br />

Zuid en de Directeur Regionaal Beleid<br />

van het ministerie van VROM.<br />

Het ligt niet voor de hand dat de Provincie<br />

<strong>Limburg</strong> de brief naast zich kan neerleggen.<br />

Hans Heijnen<br />

6


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

Over David en Goliath<br />

OORLOG OVER BOMEN<br />

DUURT VOORT<br />

En Schinveld haalde de voorpagina van de International Herald Tribune en de New<br />

York Times. Onder de kop “ Schinveld journal: Deafening Din of the Awacs Rouses the<br />

Folk Next Door” , werd de rest van de wereld kond gedaan van het conflict tussen de<br />

Awacs-basis in het Duitse Geilenkirchen en de Nederlandse bevolking aan de andere<br />

kant van de grens. Vervolgens ontdekte ook NOVA het proleem in deze absolute uithoek<br />

van Nederland. Een sprankje hoop gloort voor de geplaagde omwonenden, nu<br />

de kwestie het lokale niveau ontstijgt. Of dat voldoende is om de minister te alarmeren?<br />

Vooralsnog lijkt ze stokdoof voor het kabaal.<br />

Al jarenlang veroorzaken de Awacs-vliegtuigen<br />

vooral met oefenvluchten een ondraaglijke overlast<br />

boven het noordelijke deel van Zuid-<strong>Limburg</strong>,<br />

één van de dichtst bevolkte delen van<br />

Nederland. Volgens gegevens van het CBS ging<br />

het in 2002 om 284.000 inwoners. Er wordt af<br />

en aan gevlogen met verouderde toestellen, die<br />

in de burgerluchtvaart al jaren verboden zijn<br />

vanwege de uitzonderlijk hoge geluidsproductie.<br />

10 Jaar geleden beloofde de basis beterschap<br />

door het vervangen van de motoren of<br />

zelfs van de vliegtuigen, maar het bleek een<br />

loze belofte om de “buurbevolking” rustig te<br />

houden.<br />

Sinds ruim een jaar ligt er van de basis een verzoek<br />

op tafel om in een groot deel van het<br />

Schinveldse bos aan de Nederlandse kant van<br />

de grens, bomen af te zagen. Volgens de militairen<br />

is voor deze (verouderde) vliegtuigen een<br />

grotere obstakelvrije ruimte nodig is.<br />

Bijkomend voordeel is dat de vliegtuigen voller<br />

getankt - en dus nog lager - uit kunnen vliegen<br />

over het Nederlandse grondgebied. Ook zogenaamde<br />

“doorstarts”, soms op 3 motoren, worden<br />

daardoor beter mogelijk.<br />

De gemeente Onderbanken houdt de poot stijf,<br />

en weigert : “De bomen blijven staan. Dat is<br />

ons enige middel om de overlast niet nog groter<br />

te maken”. Minister Dekker bereidt nu een<br />

“Nimbyprocedure” voor - de eerste in de<br />

Nederlandse geschiedenis - om de gemeente<br />

Onderbanken te overrulen. Zij wil, tot veler verbazing,<br />

ruim baan maken voor de huidige<br />

Awacs-vliegtuigen. Voor modernere vliegtuigen<br />

zou de bestaande obstakelvrije ruimte ruim<br />

voldoende zijn.<br />

Uit een overleg met de Vaste Commissie voor<br />

VROM op 2 oktober bleek, dat de minister te<br />

voortvarend was, en ten o<strong>nr</strong>echte voorbij wilde<br />

gaan aan een aantal voorwaarden. Bovendien<br />

bleek de Staatssecretaris van Defensie slecht op<br />

de hoogte van het grote aantal lesvluchten en<br />

doorstarts. Hij noemde het aantal van 3, terwijl<br />

de publieke tribune verontwaardigd meldde dat<br />

het vaak gaat om het 10-voudige.<br />

De huidige dreiging van een toename van de<br />

overlast heeft ertoe geleid, dat ook de medische<br />

wereld momenteel van zich laat horen. Er is<br />

een "brandbrief" gestuurd vanuit 10 verpleegen<br />

verzorgingsinstellingen. Verder stelt een<br />

Artsenwerkgroep vast, dat er tot nu toe onvoldoende<br />

onderzoek is gedaan naar het effect van<br />

deze belasting, maar dat een verdere toename<br />

ervan ontoelaatbaar is. In 1999 is in opdracht<br />

van de minister van VROM en van de staatssecretaris<br />

van Defensie een rapport opgesteld<br />

door voormalig Tweede Kamerlid en staatssecretaris<br />

R. van der Linden, naar de noodzaak<br />

van de bomenkap en de ervaren herrie.. Een<br />

van de conclusies luidt, dat er een objectief<br />

onderzoek naar de effecten nodig is, om verder<br />

beleid te kunnen verantwoorden. Dit onderzoek<br />

is nooit uitgevoerd. De minister heeft er kennelijk<br />

geen boodschap aan.<br />

Pauline Goudsmit<br />

TREURIGE FEITEN<br />

• Ten tijde van de ‘opstart’ van de basis beloofde<br />

toenmalig staatssecretaris van<br />

Defensie baron van Voorst tot Voorst (nu<br />

onze gouverneur) plechtig dat het bos<br />

nooit aangetast zou worden. Veiligheidsproblemen<br />

waren niet te verwachten.<br />

• De gemeente Onderbanken ziet een geheime<br />

agenda: als de bomen zijn afgezaagd<br />

kunnen gemakkelijker lesvluchten plaats<br />

vinden: doorstarts op geringe hoogte.<br />

Datzelfde effect volgt uit de Awacs-wens<br />

om volgetankt te kunnen uitvliegen.<br />

• Volgens informatie van de basis gaat het<br />

om een uithoek van Europa waar maar 80<br />

mensen overlast hebben. De werkelijkheid<br />

is dat het gaat om 284.000 mensen, 2 ziekenhuizen,<br />

een tiental verpleeg- en verzorgingstehuizen<br />

en een revalidatiekliniek met<br />

5 instellingen.<br />

• Het NLR berekende dat de gebruikte oude<br />

toestellen 15 maal meer lawaai maken dan<br />

een gemiddeld vliegtuig, b.v. de B737-300.<br />

Deze toestellen mogen op burgervliegvelden<br />

niet landen.<br />

• Staatssecretaris van der Knaap weet niet<br />

hemaal waar het over gaat. Hij beweerde<br />

tijdens het overleg met de Vaste Commissie<br />

voor VROM (2 oktober <strong>2003</strong>) dat het zou<br />

gaan om 3 doorstarts per dag. Vanaf de<br />

publieke tribune klonk gejoel. Er zijn dagen<br />

het het gaat om het tienvoudige. Gegevens<br />

uit de medische hoek bevestigen dit.<br />

Verder meende de staatssecretaris dat de<br />

vluchten te maken hebben met militaire<br />

acties (Bosnië, Kosovo, Irak). Uit notulen<br />

van een vergadering van de Awacscommissie<br />

blijkt dat het pas na de acties -<br />

die uitgevoerd worden vanaf bases in Oost-<br />

Europa - druk wordt, omdat er dan oefenvluchten<br />

moeten worden ingehaald.<br />

• Zo'n tien jaar geleden beloofde de basis<br />

om de Awacstoestellen te vernieuwen.<br />

Nu wordt gezegd dat de prijs te hoog is.<br />

• Gelet op deze feiten is de haast van de<br />

nieuwe minister van VROM om aan de<br />

Awacswens tegemoet te komen onverklaarbaar.<br />

Is Nederland dan toch een provincie<br />

van Amerika aan het worden?<br />

7


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

COLUMN<br />

ONZE JOS FLITST VERDER<br />

Wie is de enig echte onze Jos, Verstappen of Van Rey? Ik hou het op de laatste, ook omdat de nog snellere Jos zich meestal in<br />

Monaco verschuilt. Of over de wereld raast. Dan raak je wat los van je wortels. Zo niet Jos van Rey. Hij weet als zelfbenoemde<br />

onderkoning van <strong>Limburg</strong> precies wat het volk van <strong>Limburg</strong> voelt en denkt. Bijvoorbeeld dat het belachelijk is om na middernacht<br />

achter een bosje staan te loeren of de moe gewerkte manager op weg naar zijn aangenaam in het bos gelegen woonstee niet zes<br />

kilometer te hard rijdt. Van Rey snierde: “ <strong>Limburg</strong> is inderdaad een flitsende provincie” , en daar is luid om gegrinnikt.<br />

Aangemoedigd door dit succes ging Jos door. Want <strong>Limburg</strong> is helemaal<br />

niet zo flitsend. De werkloosheid steeg er sneller dan in de rest<br />

van Nederland. Niet zo vreemd. Brabant en <strong>Limburg</strong> zijn de provincies<br />

met verreweg de meeste industrie - en dat betekent een kwetsbare<br />

positie. Vandaag heb je een van bedrijvigheid zoemende fabriek, overmorgen<br />

staat die in Polen of India. Je kunt beter van die vaste werkgelegenheid<br />

hebben. Maar hoe doe je dat? De Randstad heeft meer dan<br />

een half miljoen vaste banen, want ministeries kun je moeilijk naar<br />

Tsjechië verplaatsen, en heel dat omroepgedoe ook niet echt.<br />

We moeten hier dus nog andere werkgelegenheid creëren, en wel zelf,<br />

want de kans dat MVV landskampioen wordt is groter dan dat de<br />

Haagse overheden hier nog eens voor sinterklaas spelen: kijk eens hier<br />

geachte uithoekers, een zak met 10.000 banen.<br />

Allez: we kunnen zelf best wat. Heel wat, riep economische motor<br />

Martin Eurlings. Hoogwaardige chips, bio-chemische vooruitgang,<br />

levenswetenschappen… Woorden woorden woorden, zei Hamlet al.<br />

Jos van Rey intussen, meer man van de kleine en middelgrote bedrijven,<br />

was een stap verder. Hij had op een bierviltje opgeschreven wat<br />

<strong>Limburg</strong> werkelijk uniek maakt. De ligging in Europa natuurlijk, het<br />

beroemde Balkon van Europa van Sjeng Kremers. Streep erdoor: dat<br />

heeft in twintig jaar nog niets opgeleverd. Bovendien: wat is ligging?<br />

De Randstad ligt Europees gezien in een uithoek. Geen nood: voor een<br />

miljardje of tien-twaalf-twintig heb je een TGV naar Brussel en Parijs,<br />

plus een Betuwelijn. En die Limbo’s? Betalen we het hekwerk van de<br />

brug in de spoorlijn Sabic-Genk.<br />

Wat hebben we nog meer?, peinsde Jos verder. De meeste en beste<br />

harmonieën, en hij had weer een schitterende buut gehoord. Ook<br />

niets, zei hij hardop, noteerde mismoedig: cabaretiers, Concertgebouworkest<br />

en wierp het viltje weg. Wat was dat? Op een belendend<br />

tafeltje stond een bierflesje met het etiket <strong><strong>Limburg</strong>s</strong> Land. Dát was het<br />

natuurlijk! Ons landschap, de natuur: daar liggen kansen. Mensen<br />

gaan niet meer naar Sarskië of andere tropische hemelen op vakantie,<br />

Bemelen is ook mooi.<br />

Maar helaas: <strong>Limburg</strong> heeft behalve wat vennen en mergel ook allerlei<br />

zeldzame beestjes die in Holland al lang weggerookt zijn of onder het<br />

asfalt verdwenen. Maar hier int groene dal int stille dal vind je ze nog,<br />

de knoflookpad, de zeggekorfslak, de korenwolf. Helaas: die bedreigen<br />

de vooruitgang van Jos, want waar zij zich ophouden, kan er geen concurrerend<br />

innoverend renderend bedrijf komen. Hij werd al een beetje<br />

boos. Wiens schuld was dat? Juist: die driemaal doorgedraaide kakelwormen<br />

van milieufreaks. Ze hadden wel een voorsprong van jaren.<br />

Allemaal ex-communisten die van het Kremlin afkeken hoe ze de<br />

macht moesten grijpen. Neem zo’n club als Het <strong><strong>Limburg</strong>s</strong> Landschap:<br />

grootgrondbezitter nummer één. En de kleine ondernemer krijgt nog<br />

geen bloempotje grond van die boskabouters.<br />

Jos pakte nog een viltje en begon aan zijn statentirade. Voorpaginanieuws,<br />

maar het debat bleek niet verhelderend. Daarom schreef Van<br />

Rey een duidelijker stuk in de krant - meende hij. Duidelijk werd dat<br />

de nieuwe natuurondernemer zo dicht mogelijk bij unieke natuur wil<br />

ondernemen, liefst ERIN. Een terras midden in een eenzaam ven,<br />

zodat de parelduikers begerig naar je glas goed gekoelde witte wijn<br />

staren. Even nalezen: is dit geen onterechte karikatuur van liberaal<br />

<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> ondernemen? Even dan de mening van de Amerikaanse<br />

politicoloog en cultuurpessimist William Ophuls over het liberalisme<br />

nalezen. Dat heeft “ons ongebreidelde hebzucht zonder enig moreel<br />

tegenwicht” gebracht, meent hij. Ik bedoel maar: negen van de tien<br />

Nederlanders denken allereerst aan hun eigen portemonnee, plezier,<br />

voordeel en zo verder. Daar moeten idealisten rekening mee houden.<br />

En eind juni vorig jaar bleek uit een onderzoek dat bijna eenderde van<br />

de vaderlanders meent dat de milieubeweging minder actie dient te<br />

voeren en meer moet zien te bereiken door overleg.<br />

Overleg. Er moet dringend gepraat worden met Van Rey. Hem duidelijk<br />

maken wat natuur precies is. Een stukje bos ter grootte van een<br />

krant dichtte Bloem zestig jaar geleden al. Maar welk bos? In Middenen<br />

Noord-<strong>Limburg</strong> vind je grote dennenbossen waarin nauwelijks<br />

andere planten (kunnen) groeien, en dieren derhalve weinig meer te<br />

zoeken hebben dan een schuilplaats. Natuur? Palenakkers noemen de<br />

gewraakte natuurmannen die. Maar daar heb je wel vijf of zes bungalowparken<br />

die tienduizenden toeristen trekken. Ze liggen temidden<br />

van varkens, kippen en wat weien, een eind weg van de echte natuur.<br />

Kennelijk geen bezwaar. Waarom moeten nieuwe ondernemers dan …<br />

U ziet: er is veel te bepraten. Doen. En doorgaan. Wel even een waarschuwing.<br />

Er is behalve de rijsnelheid nog een overeenkomst tussen de<br />

spraakmakende politicus en Verstappen. Die heeft een flitsende start,<br />

valt dan steeds terug en vaak helemaal stil. Is dat bij Van Rey anders?<br />

We zullen zien.<br />

Wim Kuipers<br />

8


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

Euregionale erkenning<br />

PLINTHOS IN DE PRIJZEN<br />

De Stichting Plinthos - oud-Grieks voor tegel of baksteen - mag zich de winnaar<br />

noemen van de Euregionale <strong>Milieu</strong>prijs <strong>2003</strong>, die jaarlijks wordt toegekend door de<br />

Akense Stiftung Kathy Beys. De toekenning is niet gebeurd op lichtvaardige gronden.<br />

Wie de veelheid van milieumaatregelen op een rij ziet die bij de restauratie van deze<br />

voormalige steenfabriek - inmiddels Rijksmonument - zijn toegepast moet wel onder<br />

de indruk komen van dit bijzondere staaltje van duurzaam bouwen.<br />

Het gebouw is de laatste resterende ringoven<br />

voor de fabricage van baksteen in <strong>Limburg</strong>.<br />

Toen de steenbakkerij met de naam Sint Jozef<br />

in 1974 zijn activiteiten stopte, zette het verval<br />

is en nam de natuur langzaam bezit van terreinen<br />

en gebouwen. Het is aan de Stichting<br />

Plinthos, de gemeenten Schinnen en Sittard-<br />

Geleen, DSM, Natuurmonumente, Landschapspark<br />

De Graven, de Stichting Buitenkans<br />

en natuur- en milieuverenigingen te<br />

danken dat het gebouw in oude glorie werd<br />

hersteld en een aangepaste bestemming<br />

kreeg. Het gebouw is tegelijkertijd een cultuurhistorisch<br />

gebouw van formaat en een<br />

knooppunt van duurzame activiteiten in de<br />

regio, zowel in ‘groen’ als in ‘sociaal’ opzicht.<br />

Indrukwekkende lijst<br />

Vanaf het begin van de restauratie werd op<br />

behoedzame wijze rekening gehouden met de<br />

nog aanwezige bouwmassa en de natuur die<br />

de terreinen rondom de ringoven in bezit had<br />

genomen. Daarnaast werd in de opdracht aan<br />

de architect en de aannemer de nadruk gelegd<br />

op toepassing van innovatieve technieken<br />

en duurzame materialen. De basis van het<br />

energiesysteem is de ringoven zelf. In de<br />

zomer wordt de koele lucht uit de ringoven<br />

gebruikt om de kantoor- en expositieruimten<br />

te koelen. In de winter wordt de lucht eerst<br />

voorverwarmd door de opgeslagen warmte in<br />

de bouwmassa van de ringoven, een groot<br />

bakstenen ovaal in het 100 meter lange<br />

gebouw. Vervolgens wordt de lucht verder<br />

opgewarmd door een warmtewisselaar, die<br />

de warmte onttrekt uit de af te voeren ventilatielucht.<br />

Via een warmtepomp maakt ook de<br />

vloerverwarming gebruik van de opgewarmde<br />

lucht uit de ringoven. Deze zorgt voor een<br />

gelijkmatige temperatuurverdeling, minder<br />

luchtbewegingen, geen stofschroei en minder<br />

kans op huismijt. Een behaaglijk en gezond<br />

binnenklimaat wordt bereikt door hoge isolatiewaarden,<br />

kleine luchtstromen, goede<br />

geluidwering en de toepassing van gezonde<br />

materialen. Verdere energiebesparing wordt<br />

bereikt door een aanwezigheidsdetectiesysteem<br />

voor verlichting, ventilatie en verwarming.<br />

De energie voor de buitenverlichting<br />

zal komen uit zonnecellen.<br />

Materialen<br />

Bij de restauratie werd zoveel mogelijk<br />

gebruik gemaakt van milieuvriendelijke materialen:<br />

hout met FSC-keurmerk, dakisolatie<br />

door middel van callulose op basis van oud<br />

papier, puingranulaat in de betonnen vloeren<br />

in plaats van nieuw zand en grind, pvc-vrije<br />

materialen voor het leidingwerk. Water voor<br />

toiletspoeling, reiniging van de gebouwen en<br />

de tuin is afkomstig van de ondergrondse<br />

regenwaterbuffer. Het overtollige water infiltreert<br />

via een vijver in de bodem.<br />

Gebouw en omgeving zijn ook in sociaal<br />

opzicht bijzonder. De Stichting Buitenkans<br />

biedt tientallen gehandicapten op deze locatie<br />

een kans op zinvolle arbeid in de natuur.<br />

In het gebouw zijn inmiddels het regionaal<br />

werkende NME-centrum Westelijke<br />

Mijnstreek en de Stichting Landschapspark<br />

De Graven gehuisvest. Er wordt nog gezocht<br />

naar meer gebruikers. Het gebouw leent zich<br />

uitstekend voor studiedagen en congressen<br />

voor gezelschappen tot 100 personen. Ook<br />

een café biedt zou kunnen bijdragen aan een<br />

sluitende exploitatie. Plinthos is een ideaal<br />

start- en eindpunt voor wandelaars en fietsers<br />

die de groene natuur, het Geleenbeekdal en<br />

het hellingengebied van het zuidelijk deel van<br />

de Westelijke Mijnstreek willen verkennen.<br />

Op afspraak kunnen ook geleide wandelingen<br />

en huifkartochten - de zogenaamde boerenparktochten<br />

- worden geboekt.<br />

Hub Bemelmans<br />

9


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

TRADE PORT NOORD EN<br />

NATUURONTWIKKELING<br />

In 1999 wees de provincie het gebied Trade Port Noord bij Venlo aan voor economische<br />

ontwikkeling. Het aanleggen van een industrieterrein zo vlak bij de ecologische<br />

hoofdstructuur is per definitie een gevoelige zaak. Reden te meer om uiterst zorgvuldig<br />

met het uitwerken van de plannen om te gaan. Want ook de natuur in het gebied<br />

verdient een impuls. Er zijn goede mogelijkheden om tussen bedrijvigheid en natuur<br />

win-win situaties te creëren. Die moeten wel worden verzilverd. Zie daar de opgave<br />

waar gemeente Venlo het afgelopen jaar mee bezig is geweest.<br />

Het gebied tussen de A73, het knooppunt<br />

Zaarderheiken, de spoorlijn Eindhoven -<br />

Venlo en de gemeentegrenzen van Venlo in<br />

het westen en noorden wordt aangeduid als<br />

Trade Port Noord. Het gebied is in totaal<br />

ongeveer 750 ha groot. Binnen dit gebied ligt<br />

onder ander een opgave voor een nieuw<br />

industrieterrein, een bedrijvenpark, een railterminal<br />

en nieuwe ecologische verbindingszones.<br />

De natuurkern in het zuiden van het<br />

gebied maakt deel uit van de ecologische<br />

hoofdstructuur (EHS). De gemeente Venlo<br />

ziet zich hiermee gesteld voor de uitdagende<br />

opgave economische ontwikkeling op gang te<br />

brengen en tegelijkertijd de ecologische waarden<br />

van het gebied niet alleen te respecteren,<br />

maar ook te versterken.<br />

DE PLANNEN<br />

Venlo heeft plannen in voorbereiding<br />

voor bedrijventerreinen en een<br />

golfbaan in het gebied. Trade Port<br />

Noord. Ze zijn inmiddels met de<br />

regionale achterban van de <strong>Milieu</strong>federatie<br />

besproken.<br />

<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> vroeg projectleider<br />

Jeroen van Haeren de plannen toe<br />

te lichten.<br />

Ruimtelijke opzet<br />

Het plangebied is opgedeeld in drie stukken<br />

die zoveel mogelijk aansluiten bij de bestaande<br />

landschapstypen. In het wat hoger gelegen<br />

open gebied aan de westkant tegen het spoor<br />

is het grootschalige bedrijventerrein Trade<br />

Port Noord gepland, met ruimte voor industrie,<br />

transport en logistiek. Hier moet ook de<br />

railterminal komen en blijft ruimte gereserveerd<br />

voor de zeer gewenste verplaatsing van<br />

het spoorwegcomplex uit de binnenstad.<br />

Het gebied aan de oostkant van het plangebied,<br />

tegen de A73, is bestemd voor het kleinschalige<br />

bedrijvenpark Trade Port Noord, met<br />

faciliteiten voor schone technologie, onderzoek<br />

en ontwikkeling. Bedoeling is om het<br />

bestaande bos zoveel mogelijk te handhaven.<br />

Bedrijven worden geplaatst in de open randen<br />

langs het gebied. Daarnaast zal jonge aanplant<br />

op enkele percelen worden verwijderd<br />

waardoor er ruimte voor bedrijven ontstaat.<br />

Deze jonge aanplant is aangelegd in het kader<br />

van natuurcompensatie voor de A73. Nieuwe<br />

compensatie is natuurlijk een voorwaarde.<br />

Tussen het bedrijventerrein en het bedrijvenpark<br />

en ten zuiden ervan wordt Park<br />

Zaarderheiken gerealiseerd. Grote zorg bij de<br />

ruimtelijke indeling van het gebied was de<br />

vraag: hoe voorkom je in de toekomst dat<br />

bedrijventerrein en bedrijvenpark langzaam<br />

naar elkaar toe groeien. Tussen beide terreinen<br />

ligt een zone die nu agrarisch gebruik<br />

kent. Het gevaar is groot dat na verloop van<br />

jaren ongewenste activiteiten beetje bij beetje<br />

bezit nemen van dit middengebied en dat<br />

bedrijvenpark en bedrijventerrein op een oneigenlijke<br />

en ongewenste manier aan elkaar<br />

doen smelten. Alleen de aanleg van bos of<br />

heide is daarvoor naar verwachting onvoldoende.<br />

Hier is een ingreep nodig die het<br />

gebruik vastlegt en economisch stevig genoeg<br />

is. In de ruimtelijke structuur voor het gebied<br />

werd daarom gezocht naar een functie die én<br />

ondersteunend is voor de nieuwe ecologische<br />

verbindingszone én economisch stevig op de<br />

benen staat. We denken dat we met een golfterrein<br />

een goede invulling aan dat middengebied<br />

kunnen geven. Voorwaarde daarbij is wel<br />

dat die baan dan ruim van opzet is (70 tot 90<br />

ha), zodat er voldoende ruimte overblijft voor<br />

natuurontwikkeling. Ook de aanlegwerkzaamheden<br />

zelf bieden mogelijkheden. Door het<br />

grondverzet dat nodig is, kan de door landbouw<br />

bemeste grond plaatsmaken voor de<br />

armere grond die hier voorheen altijd gelegen<br />

heeft. Dat geeft ruimte aan natuurontwikkeling<br />

van voor het gebied kenmerkende soorten.<br />

Bestaande en nieuwe bosjes op en rond<br />

het golfterrein kunnen bijdragen aan het tot<br />

stand brengen van de hiervoor genoemde ecologische<br />

verbindingszone.<br />

Verder willen we de bestaande natuurkern in<br />

het zuiden van het gebied versterken. In het<br />

plangebied komen diverse beschermde dieren<br />

voor. Verschillende vleermuis-, vogel- en vissoorten<br />

wonen er of vinden er hun voedsel.<br />

Het leefgebied van deze soorten kunnen we<br />

handhaven en versterken door de aanwezige<br />

natuur de ruimte te geven zich te versterken.<br />

Ook is het de bedoeling een droge ecologische<br />

verbindingszone te creëren door het bedrijvenpark<br />

en tussen bedrijventerrein en -park.<br />

De Mierbeek die door het gebied loopt is nu<br />

op veel plaatsen niet meer dan een greppel<br />

die bovendien grote delen van het jaar droog<br />

staat. Onderdeel van de plannen is om die<br />

beek weer een stuk van zijn vitaliteit terug te<br />

geven door er water in terug te brengen. De<br />

aanleg van de golfbaan (en in het bijzonder<br />

de te verrichten grondwerkzaamheden) biedt<br />

daarvoor goede mogelijkheden.<br />

Duurzame bedrijvigheid<br />

Trade Port Noord bedrijventerrein en -park<br />

vormen voor Venlo de laatste mogelijkheid<br />

voor de ontwikkeling van nieuw bedrijven-<br />

10


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

terrein. Reden te meer om uiterst zorgvuldig<br />

met de schaarse grond om te gaan. De ambitie<br />

voor deze terreinen ligt hoog; duurzaamheid<br />

staat hoog in het vaandel. Ruimtegebruik,<br />

energie, bereikbaarheid en beheer<br />

van bedrijventerrein en -park zijn zaken die<br />

duurzaam worden uitgewerkt. Op het bedrijventerrein<br />

worden zeven clusters gerealiseerd<br />

die elk als bedrijvenhof worden opgezet. De<br />

term ‘hof’ is ontleend aan de bouwwijze van<br />

de traditionele <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e boerenhoeve. De<br />

bedrijvenhof is naar buiten gesloten, naar<br />

binnen open en toegankelijk via één centrale<br />

ingang. De hof huisvest een aantal bedrijven<br />

die geheel of nagenoeg geheel tegen elkaar<br />

aan gebouwd zijn. Dat voorkomt niet alleen<br />

een rommelige uitstraling, maar leidt ook tot<br />

efficiënt grondgebruik en werkt als een akoestische<br />

buffer. Aan de binnenzijde liggen de<br />

ingangen, laadperrons en zijn er mogelijkheden<br />

voor gezamenlijke voorzieningen zoals<br />

een wasstraat of gemeenschappelijk parkeerterrein.<br />

De bedrijvenhoven worden door groene<br />

stroken en nieuwe waterpartijen van elkaar<br />

gescheiden. Het bedrijventerrein wordt begrensd<br />

door een kastanjehaag, vier bomen<br />

breed, die ook doorloopt langs Trade Port<br />

West. Naast en onder deze kastanjes is ruimte<br />

voor ruigtes met bijbehorende flora en fauna.<br />

Bovendien maakt de kastanjehaag van het<br />

bedrijventerrein een eenheid, zodat het ook<br />

vanuit het omringende open buitengebied als<br />

een geheel is te zien. Hemelwater in het hele<br />

plangebied wordt niet afgevoerd door het<br />

riool, maar wordt via waterplassen deels<br />

teruggevoerd naar het grondwater en deels<br />

afgevoerd naar de parkzone om als extra voeding<br />

voor de Mierbeek te dienen. De Mierbeek<br />

staat nu het meest van de tijd droog en<br />

kan extra voeding goed gebruiken; dat biedt<br />

nieuwe kansen op droognatte natuurontwikkeling<br />

aan de oevers van de beek in Park<br />

Zaarderheiken.<br />

In het bedrijvenpark sluit de bebouwing zo<br />

mogelijk aan op bestaande elementen als<br />

landweggetjes, open plekken en bosranden.<br />

Hier en daar wordt jonge aanplant gekapt om<br />

ruimte te maken; dit wordt deels gecompenseerd<br />

in het bedrijvenpark en deels in Park<br />

Zaarderheiken. In het bedrijvenpark is plaats<br />

voor bijzondere architectuur. De ene keer een<br />

enkel bouwwerk omringd door bos, de andere<br />

keer een groepje gebouwen aan een open<br />

ruimte. In beide gevallen is het uitgangspunt<br />

dat er inpandig of uit het zicht wordt geparkeerd.<br />

MER GOLFBAAN: DUIDELIJKHEID GEVRAAGD<br />

In haar reactie op de Startnotitie MER golfbaan vraagt de <strong>Milieu</strong>federatie<br />

<strong>Limburg</strong>, mede in naam van een aantal lokale natuur- en milieuorganisaties, om<br />

meer duidelijkheid over de wijze waarop de natuur op en rond de golfbaan aan<br />

haar trekken komt. Het MER zal duidelijk moeten maken dat de golfbaan geen<br />

wezenlijke natuurwaarden in het gebied aantast en de in dit gebied geplande<br />

natuurontwikkeling niet frustreert.<br />

Het plangebied Trade Port Noord herbergt een aantal belangrijke natuurwaarden,<br />

met name bosgebied Zaarderheiken en het dal van de Mierbeek. Volgens de<br />

Startnotitie wordt in dat laatste gebied ingezet op de ontwikkeling van watergebonden<br />

natuur langs de beek. Bij de toetsing van de effecten van de golfbaan op<br />

de natuur dient met name gekeken te worden naar de bijdrage die de golfbaan<br />

kan leveren aan een zo robuust mogelijke en duurzaam mogelijke ecologische<br />

verbindingszone en op de ontwikkeling van het Mierbeekdal. Gevraagd wordt in<br />

het MER een variant uit te werken die maximaal op natuurontwikkeling is<br />

gericht.<br />

In het zoekgebied voor de golfbaan moet ook voorzien worden in compensatienatuur<br />

voor het toekomstige naastgelegen bedrijventerrein en bedrijvenpark.<br />

Het MER dient duidelijk te zijn over de mate waarin dit in het plan wordt verwerkt.<br />

Bovendien moet aangegeven worden in hoeverre de i<strong>nr</strong>ichting van de<br />

golfbaan bijdraagt aan bescherming van bedreigde diersoorten.<br />

Tot slot wordt gewezen op mogelijk nadelige gevolgen van het gebruik van<br />

mest, bestrijdingsmiddelen en beregening voor de kwaliteit van het grondwater.<br />

Verkeer<br />

Voor gemotoriseerd verkeer wordt Trade Port<br />

Noord aangesloten op de snelwegen A67 en<br />

A73 om de verkeersdruk zoveel mogelijk te<br />

spreiden. In het geval van een calamiteit is<br />

het zelfs noodzakelijk over meer ontsluitingen<br />

te beschikken. Autosluipverkeer tussen<br />

de beide snelwegen en tussen bedrijventerrein<br />

en -park wordt nagenoeg onmogelijk<br />

gemaakt. Daarnaast wordt het hele gebied<br />

ontsloten door een netwerk van grote en kleine<br />

fiets- en wandelroutes. Dat kunnen zowel<br />

verharde als onverharde wegen zijn, voor<br />

werkverkeer en recreatief gebruik. Hiervoor<br />

worden zoveel mogelijk de bestaande landweggetjes<br />

gebruikt. Drie doorgaande fietsroutes<br />

maken het mogelijk naar Grubbenvorst,<br />

Blerick en Horst te fietsen. Het moet<br />

mogelijk zijn de auto te laten staan en veilig<br />

en comfortabel op de fiets naar het werk te<br />

gaan.<br />

Ambitie<br />

Met Trade Port Noord verwacht de gemeente<br />

Venlo economische ontwikkeling op gang te<br />

brengen en ecologische waarden te versterken.<br />

Daarmee is de lat hoog gelegd en het zal<br />

de nodige inspanning vergen om die ambitie<br />

waar te maken. Ook financiële inspanningen.<br />

Ik ben ervan overtuigd dat op termijn zal<br />

blijken dat die inspanning alleszins de moeite<br />

waard is.<br />

drs. Jeroen van Haeren, projectleider a.i. Trade<br />

Port Noord Gemeente Venlo<br />

11


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

Mijnsteenberg Oranje Nassau IV bij de wijk<br />

Heksenberg<br />

Mijnsteen in Parkstad <strong>Limburg</strong><br />

OUD PROBLEEM BLIJVEND<br />

TOT LAST?<br />

In Parkstad <strong>Limburg</strong> is na het sluiten van de mijnen naar schatting minimaal 150 miljoen<br />

ton mijnsteen en mijnslik in en op de bodem achtergebleven. In mijnsteen kunnen<br />

als bijmenging kool- en teerresten voorkomen die onder andere Polycyclische<br />

Aromatische Koolwaterstoffen (PAK) bevatten. Om meer inzicht te krijgen in de effecten<br />

hiervan is het project “ Interactieve risicobenadering bodemproblematiek voormalige<br />

mijnstreek oostelijk Zuid-<strong>Limburg</strong>” gestart. Het project is een samenwerking<br />

van zes van de acht 'Parkstad <strong>Limburg</strong>'-gemeenten, de provincie <strong>Limburg</strong>, Stichting<br />

Kennisontwikkeling en kennisoverdracht Bodem, onderzoeksinstituut Alterra BV en<br />

De Straat <strong>Milieu</strong>-adviseurs BV. Het samenwerkingsproject wil antwoord geven op<br />

vragen als “ Waar zit die mijnsteen?” , “ Hoe moeten we omgaan met de grond waar<br />

mijnsteen in zit?” en “ Wat gebeurt er als we er groenten op verbouwen?”<br />

Doel en onderzoeksopzet<br />

Het project wil op de eerste plaats betrouwbare<br />

informatie verkrijgen over de risico’s van<br />

de diffuse bodemverontreiniging in de regio<br />

Parkstad <strong>Limburg</strong>. Hiervoor zijn de deelprojecten<br />

“gewasonderzoek”, “bodemkwaliteitskaarten”<br />

en “hergebruik” opgezet. Ook wil het<br />

project technische onderzoeksresultaten vertalen<br />

onder andere gezondheidsrisico’s voor<br />

bewoners en andere belanghebbenden. Aan<br />

de overheid worden adviezen gegeven over de<br />

wijze van communiceren over de bodemproblematiek<br />

met de bevolking. In dit artikel<br />

worden de resultaten van de afzonderlijke<br />

deelprojecten kort beschreven.<br />

Bodemkwaliteit<br />

De grond in de regio Parkstad <strong>Limburg</strong> is in<br />

het algemeen schoon of licht verontreinigd<br />

met PAK, zink en cadmium (bodemlaag tot<br />

1 meter beneden maaiveld). Er is onderzoek<br />

gedaan naar groente-/siertuinen en volkstuinen<br />

in de regio. In geen van de 90 monsters<br />

uit de tuinen wordt de interventiewaarde van<br />

PAK-gehalten overschreden, in 1 monster de<br />

tussenwaarde. De streefwaarde wordt wél<br />

regelmatig overschreden, met name in sieren<br />

groentetuinen in wijken die zijn gebouwd<br />

vóór 1970. Dit is mogelijk het gevolg van het<br />

veelvuldig gebruik van steenkoolproducten<br />

door bewoners destijds. De PAK-gehalten in<br />

deze tuinen zijn vergelijkbaar met die in<br />

andere stedelijke gebieden (bijvoorbeeld<br />

Haarlem en Nijmegen). Een overzichtelijk<br />

beeld van de bodemkwaliteit in Parkstad<br />

blijkt uit het kaartje op pagina 15.<br />

Hergebruik<br />

In de regio Parkstad <strong>Limburg</strong> komt vaak<br />

grond gemengd met mijnsteen vrij bij activiteiten<br />

zoals kleine en grote bouwwerken,<br />

renovaties aan wegen en riool, etc. Deze<br />

grond kan in veel gevallen worden hergebruikt<br />

conform het Bouwstoffenbesluit. Een<br />

groot deel (geschat op ruim 40%) van dit<br />

12


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

soort activiteiten vindt plaats buiten het<br />

gezichtsveld van het bevoegd gezag, de<br />

gemeenten. Weinig vrijkomende grond<br />

wordt hergebruikt binnen overeenkomstige<br />

gebieden of op andere locatie’s (Actief<br />

Bodembeheer). Een randvoorwaarde hiervoor<br />

is dat de kwaliteit van de bodem die vrijkomt<br />

hetzelfde of beter moet zijn dan de kwaliteit<br />

van de ontvangende bodem. Belangrijke<br />

knelpunten in de hergebruikketen zijn: onbekendheid<br />

met de mogelijkheden van actief<br />

bodembeheer, het ontbreken van handhavingcapaciteit<br />

en verschillen tussen landelijk en<br />

provinciaal beleid.<br />

Het bodembeleid van Parkstad <strong>Limburg</strong> voor<br />

het hergebruiken van grond bij bouwwerkzaamheden<br />

of de reconstructie van wegen is<br />

geformuleerd in het bodembeleidsplan. In de<br />

bodem van Parkstad <strong>Limburg</strong> komen door de<br />

historie van het mijnverleden bijmengingen<br />

van mijnsteen voor in de bodem en ook pure<br />

mijnsteen. Een probleem hierbij is dat in het<br />

verleden, door deze bijmengingen, de grond<br />

niet mocht worden hergebruikt en moest worden<br />

afgevoerd tegen hoge kosten. Hergebruik<br />

van pure mijnsteen was helemaal uitgesloten,<br />

terwijl het gewoon gebiedseigen materiaal is.<br />

Er was daarom in het bodembeleidsplan geen<br />

specifiek beleid geformuleerd voor de omgang<br />

met deze grond met bijmenging met mijnsteen<br />

en mijn.<br />

Gewassen<br />

De eindconclusie van het gewasonderzoek is<br />

dat er als gevolg van PAK in de bodem geen<br />

bijzondere risico’s verbonden zijn aan het<br />

eten van groenten uit eigen (moes)tuin in<br />

Parkstad. Het gewasonderzoek is uitgevoerd<br />

om te weten of en in welke mate groentegewassen<br />

in de regio Parkstad <strong>Limburg</strong> met<br />

PAK vervuild zijn en of daaraan gezondheidsrisico’s<br />

verbonden zijn voor de bewoners.<br />

Verder moest het onderzoek duidelijk maken<br />

of de eventueel verhoogde aanwezigheid van<br />

PAK in groenten, afkomstig van moestuinen<br />

of volkstuinen in Parkstad <strong>Limburg</strong>, verband<br />

houdt met de aanwezigheid van PAK in de<br />

bodem of dat er daarvoor andere oorzaken<br />

(bijvoorbeeld vanuit de lucht) zijn. Als zou<br />

blijken dat er PAK voorkomt in de gewassen,<br />

zou vastgesteld moeten worden welke maatregelen<br />

door de bewoners zelf kunnen worden<br />

genomen om de inname van PAK via voedingsgewassen<br />

te verminderen. De betrokkenheid<br />

van bewoners bij dit onderzoek was<br />

daarom van groot belang.<br />

Het onderzoek is in drie delen uitgevoerd.<br />

Er is onderzoek gedaan in particuliere tuinen<br />

en er zijn proeftuinen in de regio ingericht.<br />

Bovendien zijn er door het wetenschappelijk<br />

instituut potproeven gedaan. Via een oproep<br />

in de krant is bewoners uit de regio gevraagd<br />

mee te werken aan het gewassenonderzoek.<br />

Zij hebben dat gedaan door de grond en de<br />

groenten (boerenkool, wortelen en sla) uit<br />

hun eigen moestuin te laten analyseren.<br />

In Heerlen, Landgraaf en Kerkrade werden<br />

proeftuinen aangelegd. In deze tuinen werden<br />

grond en gewassen onderzocht. Bij dit<br />

onderzoek zijn ook de PAK-gehalten bepaald<br />

van groenten die groeiden op zwaar verontreinigde<br />

grond - of beter gezegd op afvalmateriaal<br />

- dat veel PAK bevatte. Om de experimenten<br />

uit te voeren onder gecontroleerde en<br />

wetenschappelijk verantwoorde omstandigheden<br />

zijn potproeven in een kas uitgevoerd.<br />

Hierbij zijn de PAK-gehalten in gewassen,<br />

geteeld op schone grond, vergeleken met die<br />

in gewassen geteeld op ernstig verontreinigde<br />

grond.<br />

De conclusies uit het gewasonderzoek luiden<br />

als volgt:<br />

• In Parkstad <strong>Limburg</strong> is de hoeveelheid<br />

PAK in groenten die worden geteeld in<br />

particuliere moestuinen niet erg hoog en<br />

vergelijkbaar met die in andere verstedelijkte<br />

gebieden. De bijdrage van gewassen aan<br />

de opname van PAK door de mens in<br />

DEFINITIES<br />

Schone grond:<br />

alles onder de streefwaarde, voor de<br />

parameter PAK betekent dit kleiner dan<br />

1 mg/kg d.s. standaardbodem<br />

Licht verontreinigde grond:<br />

alles boven de streefwaarde en onder<br />

de tussenwaarde, voor de parameter PAK<br />

betekent dit tussen de 1 mg/kg d.s. en<br />

20,5 mg/kg d.s. standaardbodem<br />

Matig verontreinigde grond:<br />

alles boven de tussenwaarde en onder<br />

de interventiewaarde, voor de parameter<br />

PAK betekent dit tussen de 20,5 mg/kg<br />

d.s. en 40 mg/kg. d.s. standaardbodem<br />

Sterk verontreinigde grond:<br />

alles boven de interventiewaarde, voor<br />

de parameter PAK betekent dit boven<br />

de 40 mg/kg. d.s. standaardbodem.<br />

Streefwaarde, tussenwaarde en interventiewaarde<br />

zijn de waarden die zijn vastgelegd<br />

in de Wet bodembescherming.<br />

Parkstad <strong>Limburg</strong> is dan ook vergelijkbaar<br />

met die in andere verstedelijkte gebieden.<br />

Zelfs bij de meest verontreinigde groenten<br />

afkomstig uit de particuliere moestuinen<br />

zijn de risico's als gevolg van de aangetroffen<br />

PAK-gehalten laag. Om het zogenaamde<br />

maximaal toelaatbaar risico (MTR) voor<br />

PAK te overschrijden door het eten van<br />

13


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

deze groenten, zou iemand 1,6 kg boerenkool,<br />

6.5 kg wortelen of 3,4 kg sla per dag<br />

moeten eten.<br />

• De opname van PAK door de mens als<br />

gevolg van directe inname van grond<br />

(aanhangende grond aan slecht gewassen<br />

groente maar ook het direct eten van<br />

grond door kleine kinderen) is in Parkstad<br />

<strong>Limburg</strong> hoger dan elders omdat de PAK<br />

gehalten in de grond hoger zijn. Ook al<br />

is de opname hoger: er wordt zeker niet<br />

zoveel opgenomen via gronddeeltjes dat<br />

het MTR zelfs maar wordt benaderd.<br />

• Opname van PAK uit de bodem (en dus uit<br />

mijnstee<strong>nr</strong>esiduen) levert geen belangrijke<br />

bijdrage aan de belasting van voedingsgewassen<br />

met PAK in Parkstad <strong>Limburg</strong>.<br />

Andere bronnen, m.n. aanvoer vanuit de<br />

lucht (uitlaatgassen, rook) zijn belangrijker.<br />

• Het i<strong>nr</strong>ichten van moestuinen op matig<br />

tot zwaar verontreinigde grond levert geen<br />

risico’s op als gevolg van consumptie van<br />

daarop geteelde gewassen, maar wel als<br />

gevolg van onbedoelde inname van bodemdeeltjes.<br />

Voor normale moestuinen geldt<br />

dat deze hogere PAK-gehalten niet worden<br />

gevonden en er dus geen risico verbonden<br />

is aan de consumptie van gewassen en de<br />

onbedoelde ingestie van grond.<br />

Goed wassen van groente is natuurlijk altijd<br />

van belang maar in alle onderzochte tuinen<br />

treden ook bij niet zo goed wassen geen<br />

gezondheidsrisico’s als gevolg van PAK op.<br />

Risicoperceptie<br />

De ervaring leert dat bodemprojecten vaak als<br />

een technische aangelegenheid behandeld<br />

worden; maar het is méér. Uit onderzoek<br />

blijkt dat de o<strong>nr</strong>ust bij bewoners niet zozeer<br />

wordt veroorzaakt door de feitelijke gegevens<br />

over de bodemverontreiniging maar vooral<br />

door het communicatieproces. Het goede<br />

nieuws hierbij is dat we het communicatieproces<br />

- en dus de mate van o<strong>nr</strong>ust - voor een<br />

belangrijk deel kunnen beheersen en in zekere<br />

mate kunnen beïnvloeden, ondanks onzekerheden<br />

op het technische vlak.<br />

In het verleden is twijfel geuit over de vraag<br />

of de normen voor PAK voldoende veilig zijn.<br />

Het CSOIL-programma dat de risico’s berekent<br />

ging ervan uit dat PAK werden opgenomen<br />

door de verschillende gewassen. Uit de<br />

praktijk blijkt nu dat dit niet zo is. Het programma<br />

geeft dus niet de daadwerkelijke situatie<br />

weer. Ook termen als verwaarloosbaar<br />

risico en aanvaardbaar risico zijn voor de burger<br />

zeer verwarrend en niet uit te leggen.<br />

Aanbevelingen<br />

De belangrijkste aanbevelingen uit de deelprojecten<br />

zijn de volgende:<br />

Communicatie<br />

De projectgroep beveelt aan om de interne en<br />

externe communicatie tussen alle betrokken<br />

partijen bij een bodemverontreiniging structureel<br />

vorm te geven. Hiervoor is de handleiding<br />

‘communicatie bij bodemverontreiniging’<br />

opgesteld. Het gaat onder meer over<br />

het instellen van een klachtenprocedure,<br />

zorgen voor correcte informatie en een goede<br />

relatie met de pers. Elke gemeente dient zelf<br />

hiervoor zorg te dragen, in samenwerking<br />

met de afdeling communicatie in de gemeenten.<br />

Voor een open communicatie is het van<br />

groot belang dat de voorlichting in een vroeg<br />

stadium ter hand wordt genomen en onderling<br />

wordt afgestemd.<br />

Om het communiceren over risico’s te vereenvoudigen,<br />

verdient het aanbeveling om<br />

onduidelijke begrippen als ‘verwaarloosbaar<br />

risico niveau’ en ‘aanvaardbaar risico’ te vermijden.<br />

Deze termen zijn voor burgers en<br />

andere betrokkenen bij een bodemverontreiniging<br />

zeer verwarrend en niet uit te leggen.<br />

Het vertalen van normen in duidelijke en<br />

begrijpbare taal is een ‘must’ bij de communicatie<br />

over bodemproblemen.<br />

Hergebruik van grond en mijnsteen<br />

Het bodembeleidsplan van de regio Parkstad<br />

<strong>Limburg</strong> en de bodembeheerplannen van de<br />

betrokken gemeenten moeten worden aangepast<br />

op de volgende punten:<br />

• Maak hergebruik van vrijkomende mijnsteen/slik<br />

mogelijk, niet alleen in werken<br />

maar ook als bodem, volgens de regeling<br />

van actief bodembeheer<br />

• Formuleer gebiedsgericht beleid voor<br />

mengsels van grond met meer dan 5%<br />

mijnsteen of hergebruik van puur mijnsteen<br />

of mijnslik. Een belangrijke aanvulling<br />

ten opzichte van het huidige bodembeleid<br />

is, dat grond met maximaal 10%<br />

bodemvreemd materiaal vanuit de mijnindustrie<br />

kan worden hergebruikt binnen de<br />

huidige zones van de Bodemkwaliteitskaart,<br />

mits ze voldoen aan de chemische en fysische<br />

kwaliteitseisen. Deze zaken zullen<br />

worden meegenomen als de nieuwe<br />

bodemkwaliteitskaarten en beheerplannen<br />

worden opgesteld (binnen circa 3 jaar).<br />

In de praktijk zal dit nu al worden toegepast.<br />

Door de provincie <strong>Limburg</strong> moet eenduidig<br />

en helder beleid worden geformuleerd. Dit<br />

beleid moet door iedereen gedragen worden<br />

en bij hergebruik ook in de praktijk door<br />

iedereen op dezelfde wijze worden toegepast.<br />

De handhaving van het Bouwstoffenbesluit<br />

(de grondstromen) moet door de verschillende<br />

overheden (gemeenten, regio, inspectie,<br />

provincie) structureel worden aangepakt. Met<br />

het opzetten van een regionale samenwerking<br />

op het gebied van handhaving is hiervoor een<br />

start gemaakt. Met name de capaciteit voor<br />

handhaving blijft hierbij een aandachtspunt.<br />

Bodemkwaliteitskaart<br />

Als een bodemkwaliteitskaart wordt gebruikt<br />

voor het inschatten van de bodemkwaliteit in<br />

een gebied dat aanzienlijk kleiner is dan de<br />

bodemkwaliteitszone waarin dit gebied ligt<br />

(bijvoorbeeld voor een woonperceel), moet<br />

rekening worden gehouden met schattingsfouten.<br />

Daarom verdient het aanbeveling<br />

daarvoor niet alleen de bestaande (regionale)<br />

bodemkwaliteitskaart te gebruiken om de<br />

kwaliteit op perceelsniveau te bepalen, maar<br />

ook aanvullend bodemonderzoek uit te voeren.<br />

Hierbij kan volstaan worden met een<br />

verkennend bodemonderzoek. Dit om zekerheidheid<br />

te verkrijgen omtrent de bodemkwaliteit<br />

voor dat specifiek perceel.<br />

PAK-gewas<br />

Uit de onderzoek is gebleken dat het CSOIL<br />

programma, de PAK-gehaltes in gewassen<br />

niet correct voorspelt in vergelijking met de<br />

werkelijkheid. Dit zal onder de aandacht<br />

worden gebracht bij het RIVM. Het zou best<br />

kunnen zijn dat dit ook van invloed kan zijn<br />

op de norm voor PAK in de bodem en dat<br />

deze aanpassing verdient.<br />

Esther de Boeye, Gemeente Heerlen<br />

14


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

MIJNSTEENBERG ORANJE-<br />

NASSAU IV MOET BLIJVEN!<br />

Al geruime tijd loopt in de gemeente Heerlen een heftige discussie over de toekomst<br />

van zandwinningsbedrijf Sigrano en daarmee samenhangend het behoud van de<br />

mijnsteenberg van de voormalige Oranje-Nassaumijn IV, gelegen aan de rand van de<br />

wijk Heksenberg. Op de hoorzitting van 6 december j.l. verklaarde de <strong>Milieu</strong>federatie<br />

zich solidair met de tegenstanders van afgraving.<br />

In de hoop de dreigende afgraving te keren<br />

hebben de tegenstanders een creatief argument<br />

uit de kast gehaald. Zij vragen om de<br />

mijnsteenberg aan te wijzen als beschermd<br />

monument in de zin van de Monumentenwet.<br />

De berg is een relict van de mijnindustrie<br />

en maakt al decennia lang deel uit van<br />

het landschap. In zijn huidige verschijningsvorm<br />

is het de laatste niet afgegraven mijnsteenberg<br />

in <strong>Limburg</strong>. De berg is derhalve<br />

van grote cultuurhistorische betekenis. De<br />

<strong>Milieu</strong>federatie kan instemmen met het<br />

toekennen van de monumentenstatus aan<br />

de berg.<br />

Naast de cultuurhistorische waarde van de<br />

mijnsteenberg spelen het behoud van een<br />

goed woon- en leefklimaat in de aangrenzende<br />

wijken en de natuur- en landschapswaarden<br />

van de berg in de discussie een prominente<br />

rol. De regio Parkstad is een van de<br />

dichtst bevolkte streken van ons land. Parkstad<br />

bestaat uit een min of meer aaneengesloten<br />

stedelijk gebied met circa 220.000<br />

inwoners. De stedelijke delen worden van<br />

elkaar gescheiden door kleinere en grotere<br />

groengebieden. Voor een goed woon- en leefklimaat<br />

in het zeer dicht bevolkte gebied is<br />

behoud van de huidige waardevolle open<br />

groene ruimten binnen Parkstad essentiëel.<br />

De wijken rondom Sigrano ondervinden<br />

momenteel in meer of mindere mate overlast<br />

van de huidige ontgrondingsactiviteiten in de<br />

vorm van geluid en stof. De mijnsteenberg<br />

vormt een buffer tussen het bedrijf en de<br />

omliggende woonwijken. Als gevolg van deze<br />

ligging worden de negatieve gevolgen van de<br />

activiteiten van Sigrano getemperd; de berg<br />

fungeert immers als een grote natuurlijke<br />

geluidswal en vangt een hoop stof af.<br />

De <strong>Milieu</strong>federatie vreest dat het afgraven van<br />

de berg en het winnen van zilverzand onder<br />

de berg tot een aanzienlijke toename van de<br />

overlast zal leiden. Onderzoek van de GGD<br />

heeft uitgewezen dat op grond van huidige<br />

gegevens niet kan worden uitgesloten dat er<br />

kwartszand in de wijken terecht komt, met<br />

mogelijk negatieve effecten op de volksgezondheid.<br />

De <strong>Milieu</strong>federatie is er dus van<br />

overtuigd dat behoud van de mijnsteenberg<br />

bijdraagt aan een goed en gezond woon- en<br />

leefklimaat in de omliggende woonwijken.<br />

Het tweede punt, waarop de <strong>Milieu</strong>federatie<br />

in haar stellingname wijst, zijn de natuur- en<br />

landschapswaarden. De mijnsteenberg grenst<br />

direct aan de Brunssummerheide, die vanwege<br />

haar zeer hoge natuurwaarden onder de<br />

strengste beschermingsregels valt. Ze is op<br />

grond van Europese natuurbeschermingsregels<br />

aangemeld als Habitatrichtlijngebied, is<br />

volgens rijksregels aangewezen als beschermd<br />

natuurmonument en maakt onderdeel uit van<br />

de Rijks- en Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.<br />

Ruimtelijk is er geen grens tussen<br />

de Brunssummerheide en de mijnsteenberg.<br />

De mijnsteenberg is door de begroeiing geïntegreerd<br />

in het landschap en maakt feitelijk<br />

deel uit van de Brunssummerheide. Afgraven<br />

van de mijnsteenberg betekent dus dat de<br />

negatieve effecten zich niet alleen zullen<br />

beperken tot de berg zelf, maar zich zullen<br />

uitstrekken over een deel van de Brunssummerheide.<br />

Daar betekent het verstoring door<br />

geluid en mogelijk invloed op de waterhuishouding.<br />

Dit laatste moet nog blijken uit<br />

nader onderzoek. Maar ook de mijnsteenberg<br />

zelf herbergt belangrijke natuurwaarden.<br />

Sigranogroeve<br />

Gedurende de laatste 30 jaar heeft zich ter<br />

plaatse een waardevolle flora en fauna ontwikkeld,<br />

die volgens opgave van het Ministerie<br />

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit<br />

diverse soortgroepen betreft: planten, vogels,<br />

reptielen, amfibieën en insecten. Het bos op<br />

de mijnsteenberg is in het provinciaal beleid<br />

aangewezen als bestaand bos- en/of natuurgebied<br />

en maakt onderdeel uit van de EHS en<br />

PES. Dit betekent een zware planologische<br />

bescherming; ingrepen als de nu voorgestane<br />

zijn niet toegestaan, tenzij mocht blijken dat<br />

er zwaarwegende maatschappelijke belangen<br />

mee gemoeid zijn en er geen alternatieven<br />

zijn. Bij het zwaarwegend maatschappelijk<br />

belang kunnen vraagtekens gezet worden.<br />

Volgens de provincie wordt in de behoefte<br />

aan zilverzand tot het jaar 2015 voorzien door<br />

o.a.de bestaande Sigrano-vergunning.<br />

Tenslotte voert de <strong>Milieu</strong>federatie aan dat het<br />

streven van de provincie <strong>Limburg</strong> en de<br />

gemeenten is erop gericht om van Parkstad<br />

<strong>Limburg</strong> een echte kwaliteitsregio te maken.<br />

Behoud en uitbreiding van stedelijk groen en<br />

bos, zoals bij de mijnsteenberg Oranje-<br />

Nassau IV het geval is, is daarvan een vitaal<br />

onderdeel.<br />

Bart Cobben<br />

15


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

SML-NIEUWS<br />

SITTARD-GELEEN ZET SUBSIDIE-<br />

GELDEN OP HET SPEL<br />

In een gezamenlijke brief hebben de groene organisaties in de Westelijke Mijnstreek<br />

en de <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> een beroep gedaan op het groene geweten van de<br />

gemeenteraad van Sittard-Geleen om de voorgenomen bezuiniging van 50% op de<br />

gemeentelijke bijdrage aan Landschapspark De Graven ongedaan te maken. De voornemens<br />

om in de komende jaren drastisch te snijden in de uitgaven voor het landschapspark<br />

stellen de groene organisaties zeer teleur.<br />

Aan bezuinigingen valt niet te ontkomen,<br />

erkennen de groene organisaties. De gemeente<br />

wordt zwaar getroffen door de regeringsmaatregelen<br />

en het gemeentebestuur kan<br />

slechts proberen de tekorten met zo min<br />

mogelijk pijn door te vertalen naar de diverse<br />

beleidsterreinen. Om die verdeling van de<br />

pijn gaat het. Een bezuiniging van 50 procent<br />

op het groen in het buitengebied, het gebied<br />

van LDG, is niet evenwichtig en niet redelijk.<br />

Met deze verdeling krijgen in het beleid van<br />

de fusiestad de ‘rode’ (= stedelijke functies)<br />

voorrang boven de ‘groene’ (natuur in de stad<br />

en het buitengebied). Die ongelijke behandeling<br />

is strijdig met algemeen aanvaard beleid<br />

aangaande de gewenste duurzame ontwikkeling<br />

van de samenleving. In het Provinciaal<br />

Omgevingsplan <strong>Limburg</strong> (POL) is sprake van<br />

de driehoek People-Planet-Profit. Alle factoren<br />

dienen zich eve<strong>nr</strong>edig te ontwikkelen, wil<br />

niet van scheefgroei sprake zijn. Die scheefgroei<br />

dreigt met de aangekondigde bezuinigingen<br />

op LDG. Niet langer is het zo dat rood<br />

en groen zich gelijktijdig zullen ontwikkelen.<br />

Groen blijft achter, aldus de natuur- en<br />

milieuorganisaties.<br />

LDG, onmisbaar voor duurzame<br />

ecologische structuur<br />

De realisering van Landschapspark De<br />

Graven bevat een groot aantal voornemens<br />

die essentieel zijn voor een samenhangende<br />

groenstructuur in de gemeente en de wijdere<br />

regio. Zo is een goed doordachte, groene aankleding<br />

van het Middengebied het laatste redmiddel<br />

voor de realisering van een ecologische<br />

verbinding tussen het zuidelijk en het<br />

noordelijk deel van De Graven. In het provinciaal<br />

beleid wordt deze verbinding van groot<br />

belang geacht, getuige het feit dat de verbinding<br />

is opgenomen in de Provinciale<br />

Ecologische Structuur (PES).<br />

Ook de aanleg van bossen en landschapselementen,<br />

de renaturering van de dalen van<br />

de Geleenbeek en de Rode Beek, de anti-erosiemaatregelen<br />

en de verbrede perspectieven<br />

voor de landbouw in het gebied zullen fors<br />

bijdragen aan verbetering van de leef- en<br />

omgevingskwaliteit van de gemeente als<br />

geheel. Als er dan al bezuinigd moet worden,<br />

dan in elk geval niet op de meest kritische<br />

onderdelen van De Graven, zoals het<br />

Middengebied, de beekdalen en bosaanleg.<br />

Schadelijk voor economie en imago<br />

In de brief wordt met nadruk erop gewezen,<br />

dat bezuinigingen die tot stilstand leiden niet<br />

alleen schade toebrengen aan natuur en landschap<br />

maar ook aan de mens (people) en aan<br />

de economie (profit). Natuur en landschap<br />

hebben immers grote betekenis voor de recreatie<br />

van de stedelijke bevolking in deze dichtbevolkte<br />

regio en brengen geld in het laatje<br />

van bedrijven in de toeristische en recreatieve<br />

sector. Landschap is kapitaal. Daarom moet<br />

juist deze functie volgens allerlei nota’s (o.a.<br />

de regiovisie) in deze streek worden uitgebouwd.<br />

Ook in andere opzichten is het stopzetten van<br />

de groene aankleding van de Westelijke<br />

Mijnstreek een slechte zaak. Uit onderzoek is<br />

gebleken dat wonen in of nabij groen en<br />

natuur leidt tot een waardevermeerdering van<br />

woningen tot 30 procent. Bovendien - en dat<br />

is waarschijnlijk nog belangrijker - is een<br />

WIJS BESLUIT<br />

De gemeenteraad van Sittard-<br />

Geleen heeft alsnog raadsbreed<br />

steun betuigd aan een amendement<br />

van de oppositie om de bijdrage aan<br />

Landschapspark De Graven te handhaven<br />

op het oude niveau (circa 8<br />

ton Euro per jaar). Bravo!<br />

groene en aangename woonomgeving voorwaarde<br />

voor een goed vestigingsklimaat voor<br />

bedrijven en werknemers. Juist deze ‘smidse<br />

van <strong>Limburg</strong>’ is erbij gebaat dat er meer evenwicht<br />

komt tussen het vele rood van bedrijventerreinen,<br />

infrastructuur en woongebieden<br />

enerzijds en het omringende landschap<br />

anderzijds.<br />

De ontwikkeling van Landschapspark De<br />

Graven is juist bedoeld om die scheve verhoudingen<br />

recht te trekken. Als in deze ontwikkeling<br />

stagnatie optreedt komt deze regio<br />

nooit van het negatieve imago af dat ooit in<br />

een landelijke publikatie werd omschreven als<br />

“Sittard? Dat is toch dat industriestadje bij<br />

DSM?”<br />

Uitgaven voor groen als hefboom<br />

Niet op de laatste plaats betekent het lokaal<br />

bezuinigen ook het laten wegvallen van subsidiegelden<br />

van buiten (provincie en Rijk).<br />

Ruwweg genereert elke euro van Sittard-<br />

Geleen een euro van elders. Het gaat bij de<br />

eigen uitgaven voor groen dus mede om een<br />

hefboom waarmee subsidiegelden uit nietgemeentelijke<br />

bronnen kunnen worden verworven.<br />

Dit maakt dat gemeentelijke investeringen<br />

een dubbel rendement opbrengen.<br />

In dit verband wijzen de groene organisaties<br />

ook op de samenwerking met de gemeente<br />

Schinnen. Geleen-Sittard en Schinnen hebben<br />

zich verplicht in een gezamenlijke<br />

16


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

DE ACTIEVOERENDE<br />

GROENE ORGANISATIES<br />

IVN Born, IVN Geleen, IVN Sittard,<br />

<strong>Milieu</strong>groep Sittard, Stichting Graetheidecomité,<br />

Stichting Ontgrinden<br />

Nooit, Stichting Middenbos, Federatief<br />

Verband tegen Ontgrinden<br />

Born, <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong><br />

inspanning Landschapspark De Graven te realiseren<br />

en hebben daartoe een financiële verdeelsleutel<br />

afgesproken. Door eenzijdig optreden<br />

van Sittard-Geleen dreigt dit unieke samenwerkingsverband<br />

te worden geschaad. Sittard-<br />

Geleen dreigt door Schinnen als onbetrouwbare<br />

partner te worden beschouwd. Te vrezen valt,<br />

dat Schinnen daaruit consequenties zal trekken<br />

en haar bijdrage eveneens zal halveren.<br />

“Wij vragen u om aan de ontwikkeling van<br />

Landschapspark De Graven de prioriteit te<br />

geven die u er in het verleden aan toekende.<br />

De Sittardenaren, Geleendenaren en inwoners<br />

van Born en Schinnen - en niet te vergeten<br />

de toekomstige generaties - zullen dat<br />

weten te waarderen”, aldus de natuur- en<br />

milieuorganisaties in de Westelijke<br />

Mijnstreek en de <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>.<br />

Hub Bemelmans<br />

bron artikel rechts: Dagblad De <strong>Limburg</strong>er<br />

17


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

SML-NIEUWS<br />

MEERSSEN GOED OP WEG NAAR<br />

DUURZAAMHEID<br />

Dit jaar is het beleid van de gemeente Meerssen voor de vijfde keer beoordeeld op<br />

diverse aspecten ten aanzien van duurzame ontwikkeling. Die beoordeling gebeurt<br />

aan de hand van de zogenaamde Lokale Duurzaamheidsspiegel. De beleidsvelden die<br />

daarin aan de orde komen zijn Mondiaal/Lokaal, Klimaat, Water, Groen & Ruimte en<br />

Sociaal. De Duurzaamheidsspiegel is een instrument voor meting en stimulering van<br />

duurzame ontwikkeling in de gemeente. Deze meetlat is ontwikkeld door NCDO, de<br />

Nationale Commissie voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling.<br />

Dit jaar is voor het vijfde jaar de Duurzaamheidsspiegel ingevuld in Meerssen onder<br />

verantwoordelijkheid van het Mondiaal Platform Meerssen en in goed overleg met<br />

politieke partijen en met ambtelijke ondersteuning van de gemeente. Het Mondiaal<br />

Platform Meerssen bestaat uit Amnesty International, IVN-Ulestraten, IVN-Meerssen,<br />

<strong>Milieu</strong>defensie Meerssen, MOS, Wereldwinkel en de Stichting Vluchtelingenwerk<br />

Groen Heuvelland.<br />

onder andere betrekking op de uitdrukkelijke<br />

plaats van duurzame ontwikkeling in het<br />

beleid. Er gebeurd veel goeds op dit terrein,<br />

maar neem het dan ook als algemeen uitgangspunt<br />

voor het beleid. Dus: duurzaamheid<br />

verankeren in het beleid. Het internationale<br />

aspect is duidelijk onderbedeeld in het<br />

beleid van de gemeente Meerssen. Dit uit<br />

zich bijvoorbeeld in te weinig steun voor<br />

mondiale bewustwording en geen of onvoldoende<br />

gebruik van eerlijke producten (Max<br />

Havelaar). Bij het aspect Mondiaal/Lokaal had<br />

Meerssen maar 12 van de 40 punten.<br />

Meerssen scoort hoog<br />

Steeds meer gemeenten vullen de Duurzaamheidsspiegel<br />

in. In het jaar <strong>2003</strong> waren er dat<br />

429. Ten opzichte van die 429 gemeenten<br />

scoort Meerssen bovengemiddeld. Van de 47<br />

<strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e hebben er 32 de spiegel gedeeltelijk<br />

ingevuld. Van de 4 <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e gemeenten<br />

die de spiegel geheel hebben ingevuld scoort<br />

Meerssen het hoogste. Beschouwd per aspect<br />

zit Meerssen landelijk bij Water en Klimaat<br />

bij de bovenste 10%, bij Groen & Ruimte bij<br />

de bovenste 25% en bij Mondiaal/Lokaal en<br />

Sociaal rond het gemiddelde.<br />

Vooruitgang<br />

De Duurzaamheidsspiegel wordt jaarlijks nog<br />

verbeterd en aangepast aan de veranderende<br />

omstandigheden. Daardoor verandert ook het<br />

aantal punten dat maximaal gehaald kan worden.<br />

De verandering van jaar tot jaar kan<br />

gevolgd worden aan de hand van het percentage<br />

punten dat Meerssen scoort. De tendens<br />

is stijgend. In 2002 bedroeg de score 52%, in<br />

<strong>2003</strong> stijgt zij naar 63%. Bovendien is de<br />

positie van Meerssen ten opzichte van de<br />

andere gemeenten verbeterd. Meerssen is dus<br />

goed op weg naar duurzaamheid, maar …..<br />

Verbeteringen<br />

Stilstand is achteruitgang, zeker op de weg<br />

naar duurzaamheid. Meerssen zal dus moeten<br />

doorgaan met het behalen van meer punten<br />

bij de Duurzaamheidsspiegel.<br />

Duurzaamheid moet een herkenbaar onderdeel<br />

worden van het algemeen gemeentelijk<br />

beleid. Bij Water en Klimaat scoort Meerssen<br />

al hoog, maar de stimulering van zonne-energie<br />

moet nog meer aandacht krijgen. Ook<br />

voorlichting over energiebesparing richting<br />

bedrijven blijft achter. Bij Groen & Ruimte<br />

verdient Meerssen een pluim voor het gifvrij<br />

houden van de gemeente. Nu is het zaak om<br />

andere organisaties, zoals woningbouwvereniging<br />

en bedrijven, en de burgers ook te stimuleren<br />

om minder gif te gebruiken. De aandacht<br />

voor de bevordering van het gebruik<br />

van biologisch geteelde producten ontbreekt<br />

nog. In het kader van het thema Sociaal kan<br />

Meerssen nog meer doen voor de sociale<br />

minima. Het thema Mondiaal/Lokaal heeft<br />

Goede samenwerking<br />

Naast punten van kritiek benadrukt het Mondiaal<br />

Platform echter de positieve ontwikkelingslijn.<br />

De Samenwerking met de Gemeente,<br />

zowel ambtelijk als politiek, wordt door het<br />

Mondiaal Platform Meerssen als zeer constructief<br />

en waardevol ervaren. Het Platform<br />

pleit ervoor om met de Duurzaamheidsspiegel<br />

te blijven meedoen. Inmiddels is in<br />

Euregionaal verband een initiatief opgestart<br />

de duurzaamheid van gemeenten ook grensoverschrijdend<br />

te meten. In de komende<br />

maanden zullen de bijna 200 gemeenten van<br />

de Euregio Maas-Rijn een aangepaste meetlat<br />

ontvangen, waarvan de initiatiefnemers<br />

hopen dat zij door de gemeenten zal worden<br />

ingevuld. Het Meerssense Platform is<br />

benieuwd hoe de gemeente Euregionaal<br />

scoort.<br />

Nadere informatie over de Duurzaamheidsspiegel<br />

vindt u op www.la21.nl<br />

Els Derks<br />

18


SML-NIEUWS<br />

LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

30% wijzigingen niet verantwoord<br />

AANPASSING GRENZEN ECOLOGISCHE HOOFD-<br />

STRUCTUUR BESTREDEN<br />

De <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> vindt 30 procent van de door Gedeputeerde Staten van<br />

<strong>Limburg</strong> voorgestelde grenswijzigingen van de EHS niet verantwoord. Dat schrijft de<br />

<strong>Milieu</strong>federatie is een brief aan Gedeputeerde Staten, mede namens de Stichting <strong><strong>Limburg</strong>s</strong><br />

Landschap, Staatsbosbeheer <strong>Limburg</strong>-Oost-Brabant en de Vereniging Natuurmonumenten.<br />

De brief is een reactie op de vaststelling door Gedeputeerde Staten van<br />

het ontwerpbesluit EHS ten behoeve van de Wet Ammoniak en Veehouderij.<br />

De voorstellen van Gedeputeerde Staten<br />

hebben grote voordelen voor de intensieve<br />

veehouderij, terwijl het milieu erop achteruit<br />

gaat.. Door deze wijziging krijgen 80 bedrijven<br />

meer ontwikkelingsruimte. Dit betekent<br />

meer uitstoot van ammoniak in een toch al te<br />

zwaar belast gebeid. Het gevolg is een verslechtering<br />

van het milieu van de aangrenzende<br />

natuurgebieden. Andere nadelen van de<br />

grenswijzigingen zijn dat het vervallen van de<br />

EHS-status als gevolg heeft dat gebieden niet<br />

meer kunnen worden aangekocht en dat de<br />

financieringsgrondslag voor i<strong>nr</strong>ichting en<br />

beheer via Programma Beheer, komt te vervallen.<br />

De maatregel zal verder een ongewenste<br />

precedentwerking tot gevolg hebben.<br />

De <strong>Milieu</strong>federatie vraagt om uitstel van de<br />

herbegrenzing, ook omdat landelijke beleidswijzigingen<br />

op komst zijn, die grote consequenties<br />

zullen hebben voor de herbegrenzing<br />

van de EHS en deze mogelijk geheel<br />

overbodig maken. De <strong>Milieu</strong>federatie stelt<br />

daarom voor om de herbegrenzing van de<br />

EHS thans niet vast te stellen. Een eventuele<br />

wijziging van de EHS - die in nauw overleg<br />

met de natuurterreinbeheerders en de landbouwsector<br />

overeen moet worden gekomen -<br />

dient pas aan de orde te zijn als de landelijke<br />

wetgeving voor de beoordeling van ammoniakemissies<br />

van veehouderijbedrijven definitief<br />

is geregeld.<br />

Ook de voorgestelde begrenzing van de zogenaamde<br />

‘voor verzuring gevoelige gebieden’<br />

roept vragen op. Hoe kan het bijvoorbeeld<br />

zijn dat de broek - en bronbossen in het habitatrichtlijngebied<br />

Swalmdal ten westen van de<br />

spoorlijn niet als voor verzuring gevoelig<br />

worden aangemerkt, en die ten oosten van de<br />

spoorlijn wel? Dit is onbegrijpelijk omdat de<br />

bodemtypen aan weerszijden van de spoorlijn<br />

nagenoeg identiek zijn. Een nadere onderbouwing<br />

en motivering van de plannen voor<br />

de voor verzuring gevoelige gebieden lijkt<br />

dringend gewenst.<br />

Hans Heijnen<br />

Europese milieueisen voor intensieve veehouderij in de praktijk<br />

BRUSSEL IN DE STAL<br />

Op 3 december presenteerden de milieufederaties in de reconstructiegebieden - dus<br />

ook de <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> - en de Stichting Natuur en <strong>Milieu</strong> een brochure over<br />

de IPPC (Integrated Pollution and Prevention Control)-richtlijn en de MER (<strong>Milieu</strong><br />

Effect Rapportage) in relatie tot de intensieve veehouderij. De brochure is ook onder<br />

de aandacht gebracht van alle betrokken gemeenten, reconstructiecommissies en<br />

lokale milieugroepen.<br />

De brochure “Brussel in de stal” - De IPPCrichtlijn<br />

en de MER-toets bij vergunningverlening<br />

voor de intensieve veehouderij“ gaat in<br />

op het benodigde beleid om aan de Europese<br />

eisen voor bescherming van voor verzuring<br />

gevoelige natuur te voldoen. Voor de brochure<br />

is gebruikt gemaakt van de richtlijnen zelf en<br />

jurisprudentie over ammoniakwetgeving,<br />

IPPC en MER. De brochure maakt duidelijk<br />

dat de Europese richtlijnen een strikte<br />

bescherming voorstaan van voor verzuring<br />

gevoelige natuur.<br />

Volgens de milieuorganisatie blijft in sommige<br />

gevallen een individuele toets noodzakelijk.<br />

Uitbreiding en nieuwvestinging van<br />

bedrijven in de reconstructie is dan afhankelijk<br />

van de te verwachten milieusituatie op<br />

langere termijn. De toets hiervoor is eenvoudig<br />

en zonder veel moeite door iedere<br />

betrokkene uit te voeren. De brochure<br />

“Brussel in de stal” maakt ook duidelijk aan<br />

welke voorwaarden de zone-benadering die<br />

door het kabinet is voorgesteld, moet voldoen<br />

om “Europa-proof” te zijn.<br />

De IPPC-richtlijn is van belang voor elk<br />

individueel bedrijf met meer dan 2000 mestvarkens,<br />

750 zeugen of 40.000 kippen. Ook<br />

bedrijven met een combinatie van deze dieren<br />

kunnen onder de richtlijn vallen. De MERrichtlijn<br />

is van toepassing bij oprichtingen<br />

van intensieve veehouderij bedrijven of bij<br />

uitbreidingen van stallen. Het aantal dieren<br />

bepaalt of sprake is van een verplichte MER<br />

(bij 3000 mestvarkens, 900 zeugen, 85.000<br />

mesthoenders of 60.000 hennen) of dat eerst<br />

een beoordeling nodig is of een MER moet<br />

worden opgesteld (bij 2200 mestvarkens,<br />

350 zeugen 60.000 mesthoenders of 45.000<br />

hennen).<br />

Hans Heijnen<br />

De brochure “Brussel in de stal“<br />

is te downloaden via de internetsites<br />

www.natuurenmilieunederland.nl<br />

(onder publicaties)<br />

en www.milieuhulp.nl<br />

(onder landbouw).<br />

19


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

Oppervlak stiltegebied opnieuw kleiner<br />

STILTE ALSTUBLIEFT<br />

Als er altijd en overal lawaai is worden mensen en dieren langzaam gek. Stilte is dus<br />

een levensbehoefte. De provincie <strong>Limburg</strong> heeft daarom ook een milieuverordening<br />

waarin o.a. stiltegebieden staan aangegeven, 31 in totaal. Het beleid is dat de totale<br />

oppervlakte minimaal gelijk moet blijven. Ook in het POL werd dit nog eens bevestigd.<br />

Integendeel: in <strong>2003</strong> werd er weer een aanzienlijk<br />

stuk afgeknabbeld. Liep vroeger het<br />

stiltegebied Roerdal van de grens tot de Maas,<br />

nu werd het smaller gemaakt en ingekort<br />

zodat het van de grens tot de brug bij<br />

Odiliënberg loopt. De reden hiervoor: het<br />

nieuwe industriegebied Keulsebaan-zuid, de<br />

nieuwe N293 (ringweg) en de AKZO. Bij het<br />

besluit tot aanleg van wegen en bedrijventerreinen<br />

werd de invloed ervan op het stiltegebied<br />

Roerdal niet meegenomen in de MER,<br />

zodat pas achteraf gezegd wordt: het is hier<br />

niet meer stil. En vervolgens: dus heffen we<br />

het stiltegebied op. Ook hier de omgekeerde<br />

wereld. Waar blijft de rechtszekerheid, waar<br />

het beleid? En van compensatie is inmiddels<br />

ook geen sprake meer.<br />

Stilte is in Nederland een schaars goed en dus<br />

erg kostbaar. Maar de provincie <strong>Limburg</strong><br />

springt achteloos om met zijn schatten: op dit<br />

kostbare goed wordt niet gepast en het wordt<br />

weggegeven zodra iemand of iets daarom<br />

vraagt. Alleen al in de laatste drie jaar gaat het<br />

daarbij om een aanzienlijk oppervlak. In het<br />

jaar 2000 werd het stiltegebied Tegelen-<br />

Swalmen verkleind. De reden hiervoor was<br />

dat de Rijksweg 73 op de oostoever van de<br />

Maas moest komen en dan zou het er toch<br />

niet meer stil zijn… een rare redenering. In<br />

plaats van te zeggen: “Ons beleid is de stiltegebieden<br />

te handhaven, dus ga maar ergens<br />

anders heen met je weg”, werd er uitgegaan<br />

van de weg en moest de stilte zich maar aanpassen.<br />

Wel werd beloofd dat er zoveel mogelijk<br />

maatregelen getroffen zouden worden om in<br />

de overige stiltegebieden de situatie te handhaven<br />

of te verbeteren.<br />

Wat gebeurt echter? Een jaar later, in 2001,<br />

wordt het stiltegebied Roerdal verkleind.<br />

Dit om de tunnel van de A73 onder de Roer<br />

mogelijk te maken. De redenering is: verklein<br />

het stiltegebied alvast zodat aanleg van de A73<br />

op de oostoever er even milieuvriendelijk uit<br />

komt te zien als op de westoever. Bij de aanleg<br />

van de A73 wordt dan immers geen stiltegebied<br />

meer aangetast?!<br />

Wel vond de provincie toen dat de grenzen<br />

van de rest van de stiltegebieden als bindend<br />

gezien moesten worden en dus rechtszekerheid<br />

moesten bieden en zelfs dat het verkleinen<br />

van een stiltegebied “in zekere zin” een<br />

verlies aan natuurwaarden inhield en dus<br />

gecompenseerd moest worden. Dat deed de<br />

provincie toen door mee te denken over de<br />

natuurvisie Roermond-Oost… maar ook al<br />

werd beloofd naar de totale oppervlakte aan<br />

stiltegebieden te kijken, er kwam niks in de<br />

plaats van het verloren terrein.<br />

Intussen vraagt men zich bij de provincie af<br />

of de doelstelling van het beleid nog wel kan<br />

worden gehaald. In 2004 zal er dan ook een<br />

discussie gehouden worden, misschien over<br />

nut en noodzaak van stiltegebieden, misschien<br />

over het instrumentarium om ze te<br />

handhaven. Te vrezen is dat er een heroverweging<br />

van de 31 gebieden komt. Terwijl nut<br />

en noodzaak voldoende aangetoond zijn en<br />

dus eigenlijk niet ter discussie zouden hoeven<br />

staan, staat de discussie wiens schuld het is<br />

dàt de doelstellingen niet gehaald worden en<br />

het beleid eigenlijk alleen op papier bestaat<br />

nièt op het programma.<br />

De coalitiepartijen van Provinciale Staten<br />

vinden tot nog toe bij elke aanpassing van<br />

de stiltegebieden dat het slechts “technische<br />

aanpassingen” zijn waar niet eens over gepraat<br />

hoeft te worden… en dat terwijl er nu al<br />

weinig mogelijkheden meer zijn om in <strong>Limburg</strong><br />

van de stilte te genieten.<br />

Liesbeth van Soest<br />

20


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

DE STILSTE PLEK VAN NEDERLAND<br />

De stilte in natuur- en recreatiegebieden wordt vooral verstoord door autoverkeer, vliegtuigen,<br />

treinverkeer en de industrie. Maar met maatregelen per gebied kan veel worden<br />

verbeterd. Dat blijkt uit onderzoek van de Stichting Natuur en <strong>Milieu</strong> en de 12 provinciale<br />

milieufederaties in De Weerribben, De Wieden, Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug<br />

en De Zak van Zuid-Beveland. De stilste plek van Nederland is te vinden op een heideterreintje<br />

op de Utrechtse Heuvelrug.<br />

Even ontsnappen aan de drukte en de herrie<br />

van alledag blijkt niet gemakkelijk. Stilte is zeldzaam.<br />

In 2001 startte Natuur en <strong>Milieu</strong> een<br />

onderzoek om stilte in kaart te brengen. Deze<br />

zomer zijn nieuwe geluidmetingen gedaan door<br />

de Rijksuniversiteit Groningen in de boven<br />

genoemde vier grote natuur- en recreatiegebieden.<br />

Bewoners en bezoekers ervaren het wegverkeer<br />

als het meest storend, zo blijkt uit<br />

enquetes. De stilste plek is een heideveldje van<br />

Natuurmonumenten bij Maarn, in het Nationaal<br />

Park Utrechtse Heuvelrug. Om deze plek<br />

te markeren onthulden de milieuorganisaties<br />

ter plekke een stiltebankje, waar recreanten<br />

rustig en ongestoord van de geluiden van de<br />

natuur kunnen genieten.<br />

De milieuorganisaties hebben per gebied met<br />

bewoners, bezoekers, overheden en ondernemers<br />

gezocht naar mogelijkheden om stilte<br />

beter te beschermen. Per gebied zijn een<br />

samenhangende aanpak en handhaving van<br />

regels nodig. Maatregelen zijn het autoluw<br />

maken van lokale wegen, beperking van maximumsnelheden,<br />

aanpassing van vliegroutes en<br />

vlieghoogte, de aanleg van natuurtransferia<br />

(parkeerterreinen aan de rand van een gebied)<br />

en het stimuleren van fiets- en wandelrecreatie.<br />

Gedeelten van waterrijke gebieden zouden<br />

alleen toegankelijk moeten zijn voor stille boten<br />

(kano’s en fluisterboten). De betrokken beleidsmakers<br />

en belangenorganisaties in de vier<br />

onderzochte gebieden hebben toegezegd aan<br />

deze maatregelen te gaan werken.<br />

Informatie: www.natuurenmilieu.nl<br />

of bij Jelka Both, 030-2331328.<br />

De draagvlakmethode van Kemperman & Partners<br />

WINDENERGIE, EEN KWESTIE<br />

VAN OVERLEG<br />

Stroom opgewekt uit windenergie is vooralsnog uit milieuoogpunt de meest belovende<br />

vorm van groene stroom. In <strong>Limburg</strong> zijn diverse plannen in voorbereiding. In<br />

Grathem, langs het kanaal van Wessem naar Nederweert, wil de firma Kemperman &<br />

Partners uit Amersfoort een windpark realiseren, bestaande uit zes tot negen molens.<br />

De molens worden zo’n 145 meter hoog en voorzien per stuk tussen 1500 en 2250<br />

huishoudens van groene stroom, afhankelijk van de vraag of een molen met een vermogen<br />

van 2 of 3 Megawatt wordt gebouwd.<br />

Ab Koppenol van Kemperman & Partners legt uit hoe het bedrijf windparken van de<br />

grond probeert te trekken. Een uitgekiende communicatie en participatie in de opzet<br />

en de exploitatie van de projecten vormen de basis voor succes.<br />

moment is al sprake van molens van 3 MW<br />

per stuk. Deze moderne molens leveren in<br />

<strong>Limburg</strong> per jaar per molen genoeg elektriciteit<br />

voor circa 1600 gezinnen. Het grote<br />

voordeel: de aanzienlijke besparing op de uitstoot<br />

van schadelijke stoffen. Belangrijk<br />

genoeg om op te schieten dus, maar in de<br />

praktijk verloopt het plaatsen van windmolens<br />

langzaam. Daarvoor zijn verschillende<br />

redenen aan te wijzen.<br />

Duurzame energie moet! Daarom is het van<br />

belang, dat alle mogelijkheden gebruikt worden.<br />

In Nederland is met name windenergie een<br />

goede mogelijkheid. In 2001 is daarom tussen<br />

het Rijk en de Provincies een bestuursovereenkomst<br />

gesloten, waarin voor <strong>Limburg</strong> een taakstelling<br />

is opgenomen voor het opstellen van<br />

windturbines tot in totaal tenminste 30 Mw.<br />

Kemperman en Partners Projecten BV uit<br />

Amersfoort houdt zich al geruime tijd bezig<br />

met de advisering over duurzame energie en<br />

het ontwikkelen van windturbineparken.<br />

Met name in Flevoland was het bedrijf betrokken<br />

bij het plaatsen van een kleine 200<br />

windmolens. Begon dat met naar huidige<br />

maatstaven kleine molens van 50 kW, op dit<br />

‘Verboden gebieden’<br />

Nederland is erg ‘vol’ met allerlei met elkaar<br />

conflicterende belangen en bestemmingen.<br />

Door de ecologische en planologische indeling<br />

van Nederland en de eisen, die aan de<br />

plaatsing van windmolens worden gesteld,<br />

is het lastig om geschikte locaties te vinden.<br />

Door elke provincie zijn gebieden aangege-<br />

21


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

Wordt overeenstemming bereikt met de<br />

grondeigenaren, dan volgt stap 3: overleg met<br />

de omwonenden van het windmolenpark: zij<br />

hebben recht zo snel mogelijk te weten wat er<br />

gaat gebeuren, zij kunnen eventuele wensen<br />

op tafel leggen, zodat al in een vroeg stadium<br />

van de plantontwikkeling met hun belangen<br />

rekening gehouden kan worden.<br />

ven, waar geen windmolens geplaatst kunnen<br />

worden. Denk hierbij aan vogelrichtlijngebieden,<br />

habitatrichtlijngebieden, wetlands, kerngebieden<br />

van de ecologische hoofdstructuur,<br />

natuurmonumenten, stiltegebieden, laagvliegroutes.<br />

Ook in de naaste omgeving hiervan<br />

kunnen geen windmolens geplaatst worden.<br />

Naast deze ‘verboden gebieden’ zijn er gebieden,<br />

waar slechts onder zeer stringente voorwaarden<br />

windturbines worden toegestaan,<br />

zoals ecologische verbindingszones, weidevogelgebieden,<br />

gebieden met cultuurhistorische<br />

waarden, grondwaterbeschermingsgebieden,<br />

woongebieden en gebieden met verblijfsrecreatie.<br />

Na het wegstrepen van al deze niet-geschikte<br />

locaties resteert een voorkeur voor het plaatsen<br />

van windmolens bij of langs grote infrastructurele<br />

werken zoals kanalen, snelwegen en<br />

industrieterreinen. Een vaak voorkomende eis<br />

om wildgroei in het buitengebied tegen te<br />

gaan is dat molens in windparkjes worden<br />

geclusterd. Solitaire windmolens zijn zelden<br />

mogelijk. En dan zijn er nog de eisen van de<br />

Wet <strong>Milieu</strong>beheer voor de maximale geluidbelasting<br />

van woningen en bedrijven en optredende<br />

slagschaduw. Bovendien moet de locatie<br />

bereikbaar zijn met groot materieel.<br />

Al deze eisen bij elkaar opgeteld, beperken<br />

het aantal locaties aanzienlijk. En deze moeten<br />

vervolgens dan ook nog zo liggen, dat er<br />

molens geplaatst kunnen worden, zonder dat<br />

ze elkaar in de weg staan. Want om wederzijdse<br />

hinder door turbulentie te voorkomen,<br />

moeten de molens 400 meter uit elkaar<br />

staan.<br />

Communicatie en participatie<br />

Wanneer een mogelijke plek is gevonden start<br />

Kemperman en Partners Projecten BV allereerst<br />

het gesprek met de gemeente, op wiens<br />

grondgebied de locatie ligt. Want deze zal<br />

moeten meewerken aan de hele vergunningverlening.<br />

Staat de gemeente positief tegenover<br />

het ontwikkelen van een windmolenpark<br />

op haar grondgebied (en dat is in lang niet<br />

alle gemeenten het geval: ook hier speelt het<br />

beruchte NIMBY-effect een grote rol) dan is<br />

het van belang, dat met de grondeigenaren en<br />

gebruikers van de grond gesproken wordt.<br />

Uitgangspunt van Kemperman en Partners<br />

Projecten BV is een gezamenlijke ontwikkeling<br />

en exploitatie van het project samen met<br />

de grondeigenaren. Kemperman werkt op<br />

basis van no cure - no pay: de grondeigenaren<br />

betalen Kemperman en Partners niet per uur,<br />

maar Kemperman en Partners Projecten BV<br />

wordt, net als de grondeigenaren, deelnemer<br />

in het windmolenpark. In de praktijk blijkt dit<br />

een werkwijze die het draagvlak en de betrokkenheid<br />

van de partners vergroot, en daarmee<br />

de slagingskans bevordert.<br />

De meeste andere initiatiefnemers in de branche<br />

streven ernaar eigenaar te worden van het<br />

project, waarbij de grondeigenaar slechts een<br />

vergoeding krijgt voor het opstalrecht. Hij<br />

heeft verder niets te zeggen over het project,<br />

de locatie, de verkaveling, etc.<br />

Een belangrijk onderdeel van het voorlichtingsprogramma<br />

is een excursie naar vergelijkbare,<br />

moderne windmolenparken, zodat<br />

iedereen kan zien en horen wat een modern<br />

windmolenpark inhoudt. En de verrassing<br />

voor bijna iedereen is, dat je een moderne<br />

windmolen pas hoort, als je er vrijwel onder<br />

staat! Gezien de grootte van de wieken en de<br />

hoogte van de molens verbaast dat iedereen.<br />

Datzelfde geldt voor het voorkomen van slagschaduw.<br />

Bij lage zonnestand kan door de<br />

draaiende wieken een storende flikkering<br />

worden veroorzaakt. In dat geval kan de<br />

molen, door een computer gestuurd, worden<br />

stil gezet.<br />

De veelvuldige communicatie bevordert een<br />

sfeer waarin negatieve emoties - die er altijd<br />

zijn - kunnen worden afgebouwd en serieuze<br />

bezwaren kunnen worden opgelost.<br />

Communicatie is in het gehele project het<br />

sleutelwoord. Tussen de initiatiefnemers, met<br />

de gemeente en de omwonenden, tussen<br />

gemeente en inwoners, met de provincie,<br />

maar ook met de leverancier van de molen, de<br />

afnemer van de stroom en de netwerkbeheerder<br />

die de elektriciteitskabels aanlegt. Pas als<br />

alles in elkaar past, kan een windmolenpark<br />

van de grond komen.<br />

Ab Koppenol<br />

22


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

WINDENERGIE IN KERKRADE<br />

DICHTERBIJ<br />

Indien alles volgens planning verloopt dan worden eind 2004 de windmolens in Kerkrade<br />

in gebruik genomen. Langs de stadsautoweg N281, ter hoogte van de grensovergang<br />

De Locht zullen twee windturbines verrijzen met een ashoogte en een<br />

rotordiameter van 80 meter en elk een vermogen van 2MW. Deze twee windturbines<br />

zullen voor ruim 2000 huishoudens groene stroom gaan leveren. De gemeente<br />

Kerkrade en de ontwikkelende partijen Evelop uit Utrecht en Eneco Energie zijn<br />

in ieder geval erg optimistisch. Wethouder <strong>Milieu</strong>zaken A. Brauers geeft aan dat het<br />

project goed is voorbereid en voldoet aan alle wettelijke voorwaarden. Met de<br />

eigenaren van de grond waarop de windturbines komen te staan is inmiddels een<br />

pachtovereenkomst afgesloten<br />

Een korte terugblik<br />

Het initiatief voor het ontwikkelen van een<br />

project windenergie stamt uit 1999. In opdracht<br />

van het Centrum voor Duurzaam<br />

Bouwen een quikscan windenergie in<br />

Parkstad uitgevoerd. Een van de mogelijke<br />

geschikte locaties was de Locht in Kerkrade.<br />

Dit vormde de aanleiding voor de gemeente<br />

Kerkrade om zelf met windenergie aan de<br />

slag te gaan en op deze wijze een bijdrage te<br />

leveren aan de landelijke en provinciale doelstellingen.<br />

Niet onbelangrijk hierbij was de<br />

gedachte dat windenergie de stad een duurzame<br />

uitstraling kan geven.<br />

Een intensieve samenwerking werd opgestart<br />

met het Energiebureau <strong>Limburg</strong>, het Centrum<br />

voor Duurzaam Bouwen, de Novem en<br />

de Provincie <strong>Limburg</strong>. Inmiddels hadden<br />

diverse marktpartijen kennis genomen van<br />

het initiatief en boden zich aan om het<br />

project te mogen ontwikkelen. De gemeente<br />

Kerkrade had echter specifieke eisen met<br />

betrekking tot de te kiezen ontwikkelaar.<br />

Men wilde er zeker van zijn dat de projectontwikkelaar<br />

slagvaardig te werk zou gaan<br />

en hierbij veel aandacht zou schenken aan<br />

het aspect communicatie. Ook moesten er<br />

mogelijkheden zijn om de inwoners en de<br />

bedrijven van de gemeente Kerkrade in het<br />

project te laten participeren. Een zorgvuldige<br />

selectie resulteerde uiteindelijk in de huidige<br />

samenwerking met de bedrijven Evelop en<br />

Eneco Energie.<br />

Stand van zaken<br />

Op dit moment loopt de bestemmingsplanprocedure<br />

die het mogelijk moet maken dat<br />

de windmolens straks gebouwd mogen worden.<br />

Vervolgens zal de bouwvergunning<br />

worden aangevraagd. Naast de formele<br />

inspraakmomenten wil de gemeente de direct<br />

omwonenden en andere belanghebbende<br />

optimaal voorzien van informatie. Derhalve<br />

heeft de gemeente mailings laten uitgaan en<br />

is er een informatieavond en een excursie<br />

georganiseerd. Daarnaast zal over de voorgang<br />

van het project regelmatig in de plaatselijke<br />

krant informatieartikelen worden<br />

geplaatst. Ook zal de gemeente samen met<br />

Evelop en Eneco de Kerkraadse scholen bij<br />

het project gaan betrekken om zo het belang<br />

van duurzame energie in relatie tot de CO 2<br />

problematiek en de uitputting van de fossiele<br />

brandstoffen over te brengen op de jeugdige<br />

inwoners van Kerkrade.<br />

Naast het project windenergie heeft de<br />

gemeente Kerkrade de afgelopen jaren veel<br />

aandacht geschonken aan het aspect energie<br />

bij de ontwikkeling van de woningbouwprojecten.<br />

Voor alle herstructureringsgebieden in<br />

Kerkrade zijn in samenwerking met de<br />

Novem en de belanghebbende woningbouwcorporaties<br />

c.q projectontwikkelaars energievisies<br />

opgesteld. De energievisies geven aan<br />

welke besparingsmogelijkheden er zijn. Bij<br />

het opstellen van deze visies heeft de gemeente<br />

Kerkrade de realiteit nooit uit oog verloren.<br />

Maatregelen moeten vooral economisch<br />

haalbaar zijn. Na een moeizame start zijn in<br />

Kerkrade de eerste woningbouwprojecten van<br />

start gegaan waarbij extra energiebesparende<br />

maatregelen worden toegepast.<br />

Het vragen van extra prestaties van de marktpartijen<br />

betekent voor de gemeente Kerkrade<br />

wel dat zij zelf niet kan achterblijven. Bij de<br />

grootschalige renovatie van het stadskantoor<br />

heeft energiebesparing en duurzame energie<br />

dan ook een voorname rol gekregen. Dit<br />

heeft onder meer geleid tot de toepassing<br />

van 200 m 2 zonnepanelen, warmteterugwinning<br />

uit de ventilatielucht, een laag temperatuur<br />

verwarmingssysteem en verhoogde<br />

isolatiewaarde van de gebouwschil. Om het<br />

energiegebruik ook voor de burgers inzichtelijk<br />

te maken is in de hal van het stadskantoor<br />

een Energiespiegel opgehangen. De aanzienlijke<br />

besparing van energie plus deze maatregelen<br />

leiden ertoe dat de gemeente Kerkrade<br />

de Energy Award 2001 in ontvangst heeft<br />

mogen nemen van het Energiebureau <strong>Limburg</strong>.<br />

Daarnaast werd het stadskantoor als<br />

voorbeeldproject gepresenteerd tijdens de<br />

Nederlandse Duurzame Energie Conferentie<br />

van 2002.<br />

Voor de nabije toekomst wil Kerkrade het belang<br />

van energiebesparing en de toepassing van<br />

duurzame energie blijven accentueren. Ondanks<br />

de mindere economische tijden en de<br />

gewijzigde subsidieregelingen is Brauers ervan<br />

overtuigd dat extra energiebesparing haalbaar<br />

moet zijn. Door gebruik te maken van de voorhanden<br />

zijnde kennis over technieken en financiële<br />

regelingen kunnen er goede resultaten<br />

worden geboekt. Volgens Kerkrade staan markpartijen<br />

in principe niet afwijzend tegenover het<br />

nemen van extra energiebesparende maatregelen<br />

maar zal de gemeente het voortouw moeten<br />

nemen.<br />

André Lemmens<br />

23


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

LOGISTIEK KNOOPPUNT<br />

BORN IN DE LIFT<br />

Logistiek knooppunt Born, bestaande uit de Barge Terminal Born en de Rail Terminal<br />

Born, worden voor de economie van Zuid- en mogelijk ook van Midden-<strong>Limburg</strong>, van<br />

steeds groter belang. De Barge Terminal Born (BTB) heeft vergevorderde plannen voor<br />

uitbreiding van haar overslagcapaciteit. In 2007 moet de capaciteit zijn uitgebreid met<br />

50 procent. Uiteindelijk zullen zo’n 300.000 containers, 50.000 personenauto’s en<br />

25.000 trailers en andere voertuigen worden ‘omgezet’.<br />

De uitbouw van BTB is echter primair economisch<br />

gemotiveerd. Met name Nedcar, Sabic<br />

en DSM en mogelijk bedrijven op de toekomstige<br />

bedrijventerreinen bij Echt-Maasbracht,<br />

hebben baat bij een grootschalige terminal.<br />

Voldoende capaciteit wordt op de lange termijn<br />

van belang geacht voor potentiële investeerders<br />

en voor het binden van de chemieen<br />

automotive-industrie aan de regio. Nu al is<br />

het zo dat zo’n 800 bedrijven in Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong> zich direct bezig houden met het<br />

vervoer van goederen en met dienstverlening<br />

voor dit vervoer.<br />

Voor het milieu heeft goederenvervoer over<br />

water grote voordelen. In 2010 zullen, bij de<br />

genoemde aantallen, circa 30 miljoen kilometers<br />

minder over de weg worden gemaakt<br />

en zal per jaar zo’n 8 miljoen liter brandstof<br />

worden bespaard. Dat betekent minder stikstofoxiden,<br />

minder kooldioxide en minder fijn<br />

stof in de lucht evenals minder geluidsoverlast.<br />

Goed voor het milieu dus, maar ook goed<br />

voor de veiligheid op de weg en het verminderen<br />

van files. Per dag zullen 650 ritten minder<br />

worden gemaakt op de snelwegen naar de<br />

Goederenspoor door Limbricht<br />

zeehavens. Tenslotte wordt ook de kans op<br />

calamiteiten als gevolg van het verplaatsen<br />

van de goederen van de weg naar het water<br />

kleiner.<br />

Naast de Barge Terminal is ook de Rail Terminal<br />

Born (RTB) van belang voor het bedrijfsleven.<br />

Beide terminals garanderen een<br />

goede bereikbaarheid en maken het voor het<br />

bedrijfsleven mogelijk voor het vervoer van<br />

goederen te kiezen tussen het schip, de trein<br />

en de vrachtauto. Bij de keuze voor de trein<br />

ligt echter ook het risico. Het gebruik van de<br />

huidige spoorverbinding tussen Holtum en<br />

Sittard wordt ernstig beperkt door het gegeven<br />

dat het lijntje door de achtertuinen van<br />

inwoners van Born en Limbricht loopt en<br />

daar met zijn herrie en trillingen de woonkwaliteit<br />

schaadt. De vooruitzichten van de<br />

groei van het goederenvervoer langs deze lijn<br />

in de komende jaren hebben de <strong>Milieu</strong>federatie<br />

aanleiding gegeven in een brief aan de<br />

leden van provinciale Staten erop te wijzen<br />

dat het handhaven van deze lijn in de toekomst<br />

geen duurzame oplossing voor het<br />

vervoer van goederen is. Het vervoer per<br />

spoor kan slechts uitgroeien als de spoorlijn<br />

wordt verplaatst vanuit de woonbebouwing<br />

naar buiten. Daar ziet het vooralsnog niet<br />

naar uit. Het geld voor een dergelijke operatie<br />

ontbreekt. Dat betekent dat de modaliteit<br />

'spoor' niet optimaal kan worden benut, want<br />

door de overheden (provincie en gemeenten)<br />

is aan de omwonenden de toezegging gedaan<br />

dat de overlast niet zal toenemen.<br />

Het locale vrachtverkeer over de weg zal door<br />

de groei van de Barge Terminal zeker niet<br />

afnemen, zo is de verwachting.<br />

Hub Bemelmans<br />

24


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

LANGZAAM RIJDEN GAAT<br />

SNELLER<br />

Hoe kan een lagere snelheid leiden tot meer doorstroming? Door minder stilstaan.<br />

Belangrijk daarvoor is dat auto’s niet kunnen inhalen. ‘Snelle jongens’ blijven achter<br />

langzame auto's ‘hangen’ en zo ontstaan langzaam rijdende ‘pelotons’. Uit simulaties<br />

blijkt dat de meeste wegen door deze ‘treintjesvorming’ meer verkeer kunnen verwerken<br />

dan in de bestaande situatie met verkeerslichten of rotondes, waarbij het<br />

vaak een zaak is van ‘hollen en stilstaan’.<br />

Per saldo minder tijdverlies is niet het enige voordeel. Ook de verkeersveiligheid en<br />

het milieu profiteren ervan. In tijden van groeiende mobiliteit, dichtslibbende binnensteden<br />

en toenemende verkeersonveiligheid zijn deze nieuwe inzichten niet minder<br />

dan een nieuw Ei van Columbus. Nu nog de brede toepassing.<br />

CONCLUSIES HILVERSUM<br />

Doorstroming<br />

Zelfs bij een stijging van het verkeersaanbod<br />

in 2015 met 40%<br />

neemt de reistijd met circa een<br />

kwart af. Verkeerslichten zijn verwijderd<br />

en doseerlichten zorgen voor<br />

minder stops.<br />

Het idee van het nieuwe verkeersconcept<br />

werd al in 1995 geboren. Rijkswaterstaat gaf<br />

de opdracht een plan te bedenken voor een<br />

grotere verkeersveiligheid in de Nederlandse<br />

binnensteden. Hoe zou de stad er uitzien als<br />

de snelheid van auto’s ‘vanzelf’ laag zou zijn?<br />

De oplossing lag in het lef om onconventioneel<br />

te denken. Op de hoofdassen worden<br />

de met verkeerslichten beveiligde kruispunten<br />

vervangen door eenvoudige voorrangskruispunten.<br />

De verkeersveiligheid wordt gewaarborgd<br />

met een wegontwerp waarover het<br />

autoverkeer alleen maar langzaam kan rijden<br />

(rond 40 km per uur). Omdat het verkeer op<br />

de hoofdassen niet meer hoeft te stoppen,<br />

doen de auto's er per saldo minder lang over<br />

om van A naar B te rijden. Een gedurfd plan,<br />

want aan verkeersdeelnemers vragen of ze<br />

hun snelheid willen matigen is op het eerste<br />

gezicht geen populair verzoek.<br />

Niettemin, op zijn minst in theorie lijkt het<br />

te werken. In de afgelopen 7 jaar zijn in<br />

opdracht van Novem simulatiestudies verricht<br />

in vier steden: Hilversum, Apeldoorn Utrecht<br />

en Dordrecht. De resultaten zijn beschreven<br />

in de publicatie ‘Langzaam rijden gaat sneller:<br />

een integrale aanpak van verkeersassen’<br />

(beeldvorming en casebeschrijving).<br />

Te bestellen via www.ebit.novem.nl<br />

of per mail: g.huismans@novem.nl<br />

Oversteken<br />

Langzaam verkeer kan gemakkelijker<br />

oversteken. Door de pelotonvorming<br />

ontstaan voldoende grote hiaten in<br />

het autoverkeer waardoor fietsers<br />

en voetgangers in twee fasen kunnen<br />

oversteken. De wachttijd voor<br />

fietsers om over<br />

te steken daalt aanzienlijk.<br />

<strong>Milieu</strong>effecten<br />

Langzaam-Sneller heeft een positief<br />

effect op het brandstofverbruik, dat<br />

met 25% daalt. Zo neemt de uitstoot<br />

van stikstofoxide (NOx) en<br />

koolwaterstoffen (HC) met meer<br />

dan de helft af. De uitstoot van<br />

koolmonoxide (CO) neemt beperkt<br />

af, maar nog altijd aanzienlijk ten<br />

opzichte van de stijging als er geen<br />

maatregelen waren genomen voor<br />

2015.<br />

Veiligheid<br />

De verwachting is dat de verkeersveiligheid<br />

toeneemt door eenvoudiger<br />

kruispunten, een constantere<br />

snelheid en meer en veiliger oversteekplaatsen<br />

voor voetgangers en<br />

fietsers.<br />

25


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

SML-NIEUWS<br />

Natuurhistorisch Maandblad:<br />

ECOLOGISCH BEEKHERSTEL VERGT MEER AANDACHT<br />

VOOR VISMIGRATIE<br />

Er bestaat nog steeds geen totaaloverzicht van de knelpunten voor vismigratie in het<br />

Nederlandse deel van het stroomgebied van de Maas. Voor Vlaanderen is dat wel het<br />

geval. Een structurele samenwerking tussen de verschillende partners op het gebied<br />

van vismigratie is wenselijk, willen de vele barrières die de vissen op hun weg door<br />

beken en rivieren tegenkomen, met voortvarendheid worden opgeheven.<br />

Dat is de belangrijkste conclusie die wordt getrokken in het oktobernummer van het<br />

Natuurhistorisch Maandblad, het maandelijks tijdschrift van het Natuurhistorisch<br />

Genootschap in <strong>Limburg</strong>. Het Genootschap bracht het themanummer over vismigratie<br />

uit op verzoek van het Waterschap Roer en Overmaas en het RIZA, het Rijksinstituut<br />

voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling.<br />

Er is weliswaar een start gemaakt met het opheffen<br />

van de barrières maar het aanpakken van het<br />

grote aantal knelpunten vraagt om meer financiële<br />

middelen, o.a. voor i<strong>nr</strong>ichting van de gewenste<br />

leefomgeving en het bereiken van een goede<br />

waterkwaliteit. Met zenders uitgeruste vissen<br />

leveren veel nieuwe inzichten op over het trekgedrag,<br />

het gebruik en de eisen van de leefomgeving.<br />

En hoewel de waterkwaliteit sterk is verbeterd,<br />

vergen diverse (vaak incidentele) verontreinigingen<br />

nog steeds veel aandacht. Het themanummer<br />

signaleert dat het nastreven van diverse<br />

natuurbelangen onderling strijdig kan zijn. Zo is<br />

opstuwing is een goede antiverdrogingsmaatregel,<br />

maar strijdig met hermeandering en vrije afstroming<br />

van beken en rivieren. Andere conclusies<br />

zijn dat vooral beekmondingen, bijvoorbeeld die<br />

van de Geul, geschikte paaiplaatsen vormen voor<br />

Rode Lijst soorten zoals de Barbeel. Bij de heri<strong>nr</strong>ichting<br />

van de Maas vraagt dit om extra aandacht<br />

en voorzichtigheid. Landi<strong>nr</strong>ichtingsprojecten en<br />

maatregelen op het vlak van ruimtelijke ordening<br />

zijn belangrijk om ruimte te creëren voor hermeandering.<br />

Henk Heijligers<br />

Website brengt risico’s voor gezondheid omwonenden van industriegebieden in kaart<br />

RECHTOMTEWETEN.NL<br />

Hoe groot is de kans dat iemand kanker krijgt als gevolg van de uitstoot van schadelijke<br />

stoffen van het nabijgelegen industriegebied? Welke bedrijven zitten er en welke stoffen<br />

stoten ze uit? Op deze en andere vragen gaat de nieuwe website rechtomteweten.nl<br />

antwoord geven. De website is een initiatief van de Gelderse <strong>Milieu</strong>federatie, <strong>Milieu</strong>federatie<br />

Noord-Holland, Zuid-Hollandse <strong>Milieu</strong>federatie, Stichting Natuur en <strong>Milieu</strong>,<br />

<strong>Milieu</strong>federatie Flevoland en Natuur en <strong>Milieu</strong> Overijssel. Zij vinden dat burgers het recht<br />

hebben om te weten welke gezondheidsrisico's ze lopen en dat de overheid ze daarover<br />

op dit moment onvoldoende informeert. Deskundigen van de Katholieke Universiteit<br />

Nijmegen zorgen voor wetenschappelijk verantwoorde antwoorden.<br />

De website zal eind januari 2004 voor drie proefregio’s<br />

in de lucht zijn: Rijnmond, IJmond en<br />

Nijmegen/Beuningen. Deze gebieden zijn gekozen<br />

omdat er sprake is van een concentratie van<br />

industrie vlakbij woonwijken. Op de site kan de<br />

burger door zijn postcode in te typen in zoomen<br />

op een kaart en kijken welke bedrijven het plaatselijk<br />

leefmilieu vervuilen, met welke stoffen en<br />

hoe groot het risico is om er kanker van te krijgen.<br />

De website geeft geen oordeel over de aanvaardbaarheid<br />

van deze risico’s. Dat oordeel moet<br />

de burger zelf vellen. Wel wordt in een bijsluiter<br />

uitgelegd wat de waarde is die aan de cijfers<br />

gehecht kan worden. Daarin wordt ingegaan op<br />

de actualiteit, representativiteit, onzekerheden en<br />

volledigheid van de cijfers. Om praktische redenen<br />

is het aantal milieubelastende bedrijven dat<br />

per regio in kaart is gebracht beperkt tot tien.<br />

Op basis van openbare gegevens zoals milieujaarverslagen,<br />

meetrapporten, emissieregistratie,<br />

wordt de uitstoot van kankerverwekkende stoffen<br />

in kaart gebracht en via computermodellen vertaald<br />

naar concentraties op leefniveau en daarbij<br />

horende gezondheidsrisico’s.<br />

Terwijl in het buitenland vergelijkbare sites al<br />

jaren in de lucht zijn - onder andere sinds 1998<br />

al in Amerika: www.scorecard.org - komt het in<br />

Nederland niet echt van de grond. Naar aanleiding<br />

van de ramp in Enschede zijn veel gemeenten<br />

en provincies de kans op ongelukken en rampen<br />

gaan inventariseren en in een aantal gevallen<br />

zijn de ‘plofkansen’ ook al openbaar gemaakt via<br />

een internetsite. Inzichtelijke informatie ontbreekt<br />

echter over ‘chronische Enschedes’, de<br />

risico’s die nìet samenhangen met incidenten<br />

maar met langdurige blootstelling aan kankerverwekkende<br />

stoffen. De informatie hierover is<br />

gebrekkig en ligt verscholen in voor de burger<br />

onbegrijpelijke dossiers van de verschillende overheden.<br />

Dat is reden voor de milieuorganisaties<br />

om samen met de Katholieke Universiteit<br />

Nijmegen zelf een pilot-site te maken om zo te<br />

laten zien dat het mogelijk is om de burger op<br />

een begrijpelijke manier te informeren. Zij dringen<br />

er bij de overheid op aan de site te adopteren<br />

en Nederlanddekkend te maken. Dit zou goed<br />

passen in de verplichtingen die voortvloeien uit<br />

het Europese verdrag van Aarhus over de actieve<br />

openbaarheid van milieu-informatie.<br />

Projectleider Johan Wolsink benadrukt dat burgers<br />

het recht hebben om te weten welke bedrijven<br />

in de achtertuin staan en welke risico’s die<br />

met zich meebrengen. Wolsink: “Het is eigenlijk<br />

raar dat je daar nu zo moeilijk achter kunt<br />

komen. Als op elk blik soep, op elke zak chips<br />

precies staat wat er in zit en op een pakje sigaretten<br />

zelfs dat je er dood aan gaat, waarom zou dat<br />

voor fabrieken die de gezondheid aan kunnen tasten<br />

dat dan niet gelden?”<br />

Meer informatie: www.rechtomteweten.nl<br />

Johan Wolsink, 026 - 351 50 69,<br />

j.wolsink@gmf.milieu.net<br />

26


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

Zeven <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e gemeenten stoppen met het gebruik van gif<br />

TAAI ONKRUID<br />

In <strong>Limburg</strong> is de laatste decennia veel succes geboekt met het verbeteren van de<br />

waterkwaliteit. Dit is met name te danken aan een gestructureerde aanpak bij de<br />

sanering van de puntbronnen. Uit waterkwaliteitsonderzoek blijkt dat de meeste<br />

oppervlaktewateren echter (nog) niet voldoen aan de normen. Probleemstoffen in<br />

oppervlaktewater zijn onder andere chemische onkruidbestrijdingsmiddelen. Deze<br />

worden gebruikt in de landbouwsector, op openbare wegen en in openbaar groen<br />

door zowel overheid als bedrijven en particulieren. Met name het gebruik van chemische<br />

middelen door de gemeenten leidt tot hoge concentraties in oppervlaktewater<br />

omdat bij regenval de middelen direct of via de riolering afspoelen naar het oppervlaktewater<br />

of grondwater. Dit leidt tot negatieve effecten voor de in het water aanwezige<br />

flora en fauna en tot de inzet van dure zuiveringstechnieken om van grondop<br />

oppervlaktewater weer drinkwater te maken. Omschakeling naar niet-chemische<br />

onkruidbestrijding is vanuit maatschappelijk, milieuhygiënisch en ecologisch oogpunt<br />

wenselijk.<br />

Unieke samenwerking<br />

Om een impuls te geven aan het omschakelen<br />

naar een gifvrij beheer van de openbare ruimte<br />

in <strong>Limburg</strong>, hebben verschillende partijen<br />

(Zuiveringschap <strong>Limburg</strong>, Provincie <strong>Limburg</strong>,<br />

Rijkswaterstaat directie <strong>Limburg</strong> en de gemeenten<br />

Echt-Susteren, Heerlen, Helden,<br />

Horst aan de Maas, Maastricht, Roermond,<br />

Roerdalen en Venlo) hun krachten gebundeld.<br />

Gezamenlijk hebben deze partijen het<br />

initiatief genomen om de omschakeling naar<br />

gifvrije onkruidbestrijding door gemeenten<br />

nadrukkelijk onder de aandacht brengen. In<br />

een bestuurlijke bijeenkomst in maart 2001 is<br />

het officiële startschot gegeven voor het project<br />

‘Gifvrije onkruidbestrijding <strong>Limburg</strong>’. Het<br />

project is één van de speerpuntprojecten van<br />

het ‘Gemeenschappelijk Actieprogramma<br />

Diffuse Bronnen <strong>Limburg</strong>’. De gemeenten<br />

hebben deelgenomen aan het project om<br />

tijdig voorbereid te zijn op een mogelijk verbod<br />

van chemische onkruidbestrijding. Ten<br />

tijde van de start van het project was het nog<br />

onzeker of het gebruikte onkruidbestrijdingsmiddel<br />

glyfosaat verboden zou worden.<br />

Daarnaast vonden de gemeenten dat ze hun<br />

maatschappelijke verantwoordelijkheid moesten<br />

nemen om geen chemische bestrijdingsmiddelen<br />

meer in het milieu te brengen.<br />

Daarnaast hebben de deelnemende gemeenten<br />

gebruik kunnen maken van deskundige<br />

begeleiding van een consortium van adviesbureaus,<br />

die het proces van omschakeling naar<br />

niet-chemische onkruidbestrijding binnen de<br />

gemeenten begeleid heeft van het opzetten en<br />

uitvoeren van voorbeeldprojecten tot en met<br />

de bestuurlijke besluitvorming. Door het<br />

terugkoppelen van de resultaten, knelpunten<br />

en succesfactoren in de begeleidingscommissie<br />

hebben de gemeenten optimaal van elkaar<br />

kunnen leren. De waterbeheerders hebben<br />

met het afronden van het project een leidraad<br />

voor de campagne richting de overige<br />

<strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e gemeenten. In dit artikel zijn de<br />

belangrijkste succesfactoren, valkuilen en<br />

conclusies op een rijtje gezet.<br />

Doelstelling project<br />

De deelnemende gemeenten hebben elk de<br />

intentie uitgesproken vanaf 2006 geen chemische<br />

onkruidbestrijdingsmiddelen meer<br />

toe te passen. Met het project is beoogd de<br />

deelnemende gemeenten een stap verder te<br />

helpen in de benodigde bestuurlijke besluitvorming<br />

en daarmee een voorbeeld te stellen<br />

voor andere gemeenten in de regio.<br />

Opzet project<br />

Gedurende de periode augustus 2001 tot en<br />

met maart <strong>2003</strong> hebben de deelnemende<br />

gemeenten samen met de waterbeheerders<br />

een stapsgewijze benadering gevolgd om te<br />

komen tot een succesvolle omschakeling naar<br />

een gifvrij beheer. De voorbereiding voor de<br />

omschakeling bij gemeenten is op hoofdlijnen<br />

dezelfde geweest, maar de definitieve<br />

invulling per gemeente maatwerk. De projectonderdelen<br />

die in de periode 2001-<strong>2003</strong> zijn<br />

uitgewerkt, staan hieronder kort toegelicht:<br />

27


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

• Voorbeeldprojecten; bestuurders en als uitvoerende<br />

medewerkers van de gemeenten<br />

hebben gedurende de looptijd van het project<br />

kennis en ervaring op gedaan van<br />

geschikte (combinaties van) methoden en<br />

technieken en de reacties van bewoners en<br />

gebruikers.<br />

• Opstellen van een handboek/maatwerkplan;<br />

hiermee is de daadwerkelijke omschakeling<br />

naar niet-chemische onkruidbestrijding<br />

bestuurlijk en inhoudelijk voorbereid.<br />

Het handboek is een leidraad voor de<br />

opstelling van een maatwerkplan. Het<br />

maatwerkplan vormt de uiteindelijke basis<br />

voor de definitieve besluitvorming binnen<br />

de gemeente.<br />

• Projectcommunicatie; gedurende de looptijd<br />

van het project is op een zorgvuldige<br />

manier gecommuniceerd naar de verschillende<br />

doelgroepen om de acceptatie van het<br />

beleid bij de betrokken besturen, uitvoerders,<br />

bewoners en gebruikers te bevorderen,<br />

draagvlak op te bouwen voor de besluitvorming<br />

over de maatwerk plannen,<br />

en ook andere gemeenten te interesseren<br />

voor de aanpak.<br />

Succesfactoren en valkuilen<br />

Succesfactoren<br />

Heel belangrijk voor het creëren en behouden<br />

van draagvlak bij het gemeentebestuur is de<br />

intentieovereenkomst gebleken tussen gemeente<br />

enerzijds en Zuiveringschap <strong>Limburg</strong>,<br />

Rijkswaterstaat, Provincie <strong>Limburg</strong> en<br />

Waterleiding Maatschappij <strong>Limburg</strong> anderzijds.<br />

Gedurende de looptijd van het project is<br />

de bestuurlijke begeleidingscommissie diverse<br />

malen bij elkaar geweest om de voortgang<br />

te evalueren, de ontwikkelde producten vast te<br />

stellen en de knelpunten en succesfactoren te<br />

belichten. In alle gemeenten is een enthousiaste<br />

en gedreven (ambtelijke) trekker aangewezen.<br />

Deze werd in alle gemeenten ondersteund<br />

door een gemotiveerde ambtelijke projectgroep.<br />

Goede interne communicatie zorgde<br />

voor een breed draagvlak op de werkvloer.<br />

De gemeentelijke werkgroep is binnen elke<br />

gemeente goed opgezet en de voortgang en<br />

resultaten van het project zijn breed gecommuniceerd.<br />

Hoewel bij aanvang van het project<br />

de uitvoerende medewerkers in eerste<br />

instantie niet allemaal een positieve houding<br />

hadden is hierin gedurende de looptijd een<br />

ommezwaai gekomen.<br />

De daadwerkelijke uitvoering van voorbeeldprojecten,<br />

waarbij de resultaten van het nietchemisch<br />

beheer ook voor de kritische buitenwacht<br />

zichtbaar werden, leidde tot een breed<br />

draagvlak bij alle betrokkenen, zowel intern<br />

als extern. Een andere succesfactor is de integrale<br />

aanpak. Niet-chemische onkruidbestrijding<br />

wordt niet als afzonderlijk onderwerp<br />

opgepakt, maar breed verankerd in het<br />

gemeentelijk milieubeleid voor de openbare<br />

ruimte. Hierbij is vooral gebruik gemaakt van<br />

de gangbare gestandaardiseerde werkwijzen,<br />

zoals (I)BOR en gemeentelijke ontwerp-standaarden.<br />

Door aanpassing van deze routines<br />

bij de afdelingen die verantwoordelijk zijn<br />

voor het ontwerp van de openbare ruimte,<br />

zijn weerstanden overwonnen.<br />

Valkuilen<br />

Na de gemeentelijke verkiezingen is in een<br />

aantal gevallen gebleken dat door het nieuwe<br />

college van B&W en de (nieuwe) verantwoordelijke<br />

wethouders andere beleidsprioriteiten<br />

worden gesteld. Het beheer van de openbare<br />

ruimte is dan vaak een sluitpost bij het vaststellen<br />

van de begroting. Dit heeft ten gevolge<br />

dat er bezuinigd wordt bij het niet-chemische<br />

onkruidbeheer. Een suboptimale invulling<br />

van de projecttrekker, bijvoorbeeld door een<br />

gebrek aan capaciteit - teveel andere projecten<br />

- of tussentijdse functiewisselingen kan het<br />

omschakelproces binnen een gemeente ernstig<br />

vertragen. Het ontbreken van de juiste<br />

interne communicatie leidt er in een aantal<br />

gevallen toe dat het omschakelproces kan<br />

stagneren. Gedurende de looptijd van het<br />

project is gebleken dat afdelingen (bijvoorbeeld<br />

de ontwerp-afdeling) zich onvoldoende<br />

betrokken voelden bij het omschakelproces.<br />

Leerpunten<br />

De ervaringen van het project ‘Gifvrije<br />

onkruidbestrijding <strong>Limburg</strong>’ hebben zien<br />

dat vier voorwaarden absoluut noodzakelijk<br />

zijn om het gebruik van chemische middelen<br />

in een gemeente succesvol af te kunnen<br />

bouwen.<br />

1. Bij het omschakelen naar niet-chemische<br />

onkruidbestrijding is bestuurlijk draagvlak<br />

van cruciaal belang. De keuze voor het<br />

afbouwen van het gebruik van chemische<br />

bestrijdingsmiddelen kan namelijk gevolgen<br />

hebben voor aanpalende beleidsterreinen<br />

zoals de beeldkwaliteit van de openbare<br />

ruimte en het benodigde onderhoudsbudget.<br />

2. Omschakeling naar niet-chemische onkruidbestrijding<br />

is voor een belangrijk deel<br />

afhankelijk van een (enthousiaste) projectleider.<br />

De projectleider is de spin in het<br />

web en zorgt ervoor dat verschillende afdelingen<br />

betrokken worden bij de omschakeling.<br />

Ook is de projectleider aanspreekpunt<br />

voor de bestuurders. De projectleider coördineert<br />

dus het hele omschakelingsproces.<br />

3. Intern (ambtelijk en bestuurlijk) en extern<br />

(burgers, bedrijven) draagvlak en bewustwording<br />

zijn belangrijk voor een succesvol<br />

omschakelproces. Niet-chemische onkruidbestrijding<br />

brengt in de meeste gevallen<br />

veranderingen in het straatbeeld en in de<br />

beleving van de openbare ruimte met zich<br />

mee. Om voldoende draagvlak te creëren<br />

en vooral ook te behouden, moeten interne<br />

en externe actoren intensief worden betrokken<br />

bij het gehele proces. Een (eenvoudig)<br />

communicatieplan is hierbij een goed hulpmiddel.<br />

4. Toegankelijke hulpmiddelen bijvoorbeeld<br />

in de vorm van een handboek zijn belangrijk<br />

om het omschakelproces goed te kunnen<br />

doorlopen.<br />

Hoe verder<br />

Uit de resultaten van het project blijkt dat het<br />

project en de gevolgde werkwijze een groot<br />

succes zijn geweest. Er is veel ervaring opgedaan<br />

met het omschakelproces van chemisch<br />

naar niet-chemisch beheer van de openbare<br />

ruimte. De belangrijkste succesfactoren, valkuilen<br />

en randvoorwaarden zijn in een evaluatierapport<br />

beschreven. Dit rapport ‘Taai<br />

onkruid’ is verspreid onder alle <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e<br />

gemeenten. Samen met het handboek<br />

‘Gifvrije onkruidbestrijding door <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e<br />

gemeenten’ hebben zij op die manier voldoende<br />

aanknopingspunten om het omschakelproces<br />

in hun eigen gemeente succesvol te<br />

doorlopen. De deelnemende partijen gaan<br />

door op de ingeslagen weg. Daarnaast hopen<br />

zij ook andere gemeenten te kunnen inspireren<br />

tot een soortgelijke aanpak. Middels een<br />

actieve benadering van gemeenten zullen de<br />

waterbeheerders het onderwerp onder de aandacht<br />

brengen van de gemeenten als onderdeel<br />

van de watertoets. In de brede discussie<br />

rond de toelatingsprocedures, gebruiksvoorschriften<br />

en het onder vergunning brengen<br />

van het gebruik op verhardingen, kunnen de<br />

resultaten van dit project zeker een goede rol<br />

spelen.<br />

ir. François Kroes, Zuiveringschap <strong>Limburg</strong><br />

(thans Waterschap Roer en Overmaas)<br />

28


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

DUURZAME BOUWSTOFFEN<br />

MET IMMOBILISATIE<br />

Zand, grind, klei en mergel. Het zijn zo ongeveer de enige minerale grondstoffen die<br />

Nederland rijk is. Jaarlijks verbruiken wij zo’n 150 miljoen ton van deze grondstoffen<br />

in de bouw. Het overgrote deel wordt primair gewonnen middels afgraving; <strong>Limburg</strong><br />

is zoals bekend een belangrijke leverancier. Slechts 15% van de behoefte wordt<br />

gedekt middels recycling van afvalstoffen tot secundaire bouwstoffen.<br />

Dilemma<br />

Het verhogen van het hergebruik door middel<br />

van de inzet van secundaire bouwstoffen kan<br />

worden beschouwd als één van de grote uitdagingen<br />

van het milieubeleid. De bouwstoffensector<br />

is bij uitstek de volume-markt waar<br />

hergebruik serieus kan worden opgepakt.<br />

Tegelijkertijd moet er voor worden gewaakt<br />

dat niet, als gevolg van de toepassing van<br />

secundaire bouwstoffen, een diffuse verspreiding<br />

optreedt van verontreinigingen die nog<br />

in lichte mate in deze bouwstoffen aanwezig<br />

zijn.<br />

Dat is een dilemma van veel afvalproblemen;<br />

hoe kun je het hergebruik stimuleren zonder<br />

de emissie van verontreinigingen te verhogen.<br />

Een aantal jaren geleden heeft de Nederlandse<br />

overheid geprobeerd dit probleem voor bouwstoffen<br />

op te lossen middels het Bouwstoffenbesluit.<br />

Dit besluit geeft aan wat er maximaal<br />

aan verontreinigingen uit een bouwstof mag<br />

uitlogen wil deze bouwstof toestemming krijgen<br />

om te worden toegepast. Het uitgangspunt<br />

is dat de toepassing van een bouwstof in<br />

100 jaar tijd een verhoging van het gehalte<br />

aan verontreinigingen in de bodem mag veroorzaken<br />

die niet hoger is dan 1%.<br />

Immobilisatie<br />

Het Bouwstoffenbesluit heeft de basis<br />

gevormd voor de ontwikkeling van immobilisatie.<br />

Dit is een techniek waarbij verontreinigingen<br />

zodanig worden vastgelegd in de afvalstof<br />

dat zij er niet meer uit kunnen komen.<br />

Het gaat hierbij meestal om zware metalen in<br />

bijvoorbeeld grond en minerale reststoffen,<br />

die middels toevoeging van cement en andere<br />

toeslagstoffen fysisch en chemisch worden<br />

vastgelegd. Wat ontstaat is een betonachtig<br />

product dat geschikt is in tal van civieltechnische<br />

toepassingen (zie foto’s). Het product<br />

voldoet aan de categorie 1 eisen van het<br />

Bouwstoffenbesluit en kan daardoor vrij worden<br />

toegepast.<br />

Immobilisatie stond vroeger niet in een goed<br />

daglicht. Het werd gezien als een goedkope<br />

techniek waarmee gevaarlijke afvalstoffen op<br />

een goedkope manier konden worden gestort.<br />

Er waren geen normen waaraan immobilisatie<br />

kon worden getoetst en daardoor heeft de<br />

ontwikkeling jarenlang stilgestaan.<br />

In de afgelopen 10 jaar is de ontwikkeling<br />

echter weer opgepakt met ondersteuning van<br />

een groot aantal overheden en onderzoeksinstellingen.<br />

Inmiddels is de techniek geëvolueerd<br />

tot een hoogwaardige vorm van recycling<br />

toegespitst op de bouwstoffensector.<br />

Het gevolg daarvan is dat de waardering van<br />

de techniek is omgeslagen en dat immobilisatie<br />

momenteel wordt gezien als een mogelijke<br />

sleuteltechnologie bij de verduurzaming van<br />

de bouwstoffenkringloop omdat het:<br />

• afvalstoffen geschikt maakt voor hergebruik<br />

waardoor ze niet hoeven te worden gestort,<br />

• voorkomt dat secundaire bouwstoffen tijdens<br />

gebruik uitlogen,<br />

• bouwstoffen na gebruik opnieuw geschikt<br />

maakt voor inzet als bouwstof en<br />

• daarmee de winning van primaire bouwstoffen<br />

kan voorkomen.<br />

Immobilisaat is zoals gezegd een soort beton;<br />

niet zo sterk maar toch met een zodanige<br />

kwaliteit dat diverse toepassingen als bouwstof<br />

mogelijk zijn. Onderstaand worden de<br />

belangrijkste mogelijkheden samengevat.<br />

29


LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />

AVI BODEMASSEN<br />

De mogelijkheden van immobilisatie<br />

kunnen bijvoorbeeld ook worden<br />

ingezet bij de verwerking van AVIbodemassen.<br />

Deze assen komen<br />

jaarlijks in een hoeveelheid van een<br />

miljoen ton vrij bij de verbranding<br />

van huishoudelijk afval in afvalverbrandingsinstallaties.<br />

De assen zijn<br />

niet makkelijk af te zetten als<br />

bouwstoffen omdat ze te veel uitlogen.<br />

Er is onderzoek gedaan naar<br />

de mogelijkheden voor de verwerking<br />

van deze reststof middels<br />

immobilisatie. Dat blijkt zeer goed<br />

mogelijk. De assen kunnen op relatief<br />

eenvoudige manier worden<br />

opgewerkt tot een categorie 1<br />

bouwstof. Dat kost wat meer maar<br />

dan heb je ook een duurzame<br />

oplossing.<br />

Wegfundering<br />

Het geproduceerde immobilisaat kan worden<br />

ingezet als fundering onder wegen en bedrijventerreinen.<br />

Het is zelfs zo sterk dat het bij<br />

uitstek geschikt is voor wegen waarover veel<br />

en zwaarbelast verkeer rijdt. De hoge sterkte<br />

leidt er bovendien toe dat de asfaltlaag 25 %<br />

dunner kan worden. Dat laatste is niet alleen<br />

een extra winst voor het milieu maar ook voor<br />

de portemonnee van de opdrachtgever.<br />

Inmiddels zijn een groot aantal projecten<br />

gerealiseerd.<br />

Afdekking stortplaatsen<br />

Immobilisaat kan dienen als bovenafdichting<br />

voor stortplaatsen. Het is daarbij een zeer<br />

goedkope vervanger van minerale en kunststofafdichtingen.<br />

Op dit moment wordt bijvoorbeeld<br />

een stortplaats in Stein afgewerkt<br />

met deze methode. Ook de volgestorte grindgaten<br />

in Zuid- en Midden-<strong>Limburg</strong>, zoals het<br />

stort 'In de Roes' bij Ohé en Laak, zouden op<br />

deze manier kunnen worden afgedicht.<br />

Daarmee ontstaat een milieuhygiënisch betere<br />

situatie dan met de oplossing die nu is<br />

gekozen namelijk het afdekken met een laag<br />

grond.<br />

Viaducten en ecoducten<br />

In combinatie met stalen mantelbuizen kan<br />

immobilisaat worden ingezet voor de constructie<br />

van goedkope viaducten en ecoducten<br />

(zie tekening). Deze uitvoeringsvormen<br />

onderscheiden zich door een zeer lage prijs<br />

en een heel natuurlijke landschappelijke<br />

inpassing. Het zou niet gek zijn om nog eens<br />

te bezien of op deze manier, met het budget<br />

voor de aanleg van de A73, een groter aantal<br />

via/ecoducten kan worden gemaakt waardoor<br />

de weg minder ingrijpt in het gebied en de<br />

natuur.<br />

Tot slot: nogmaals het dilemma<br />

Inzet van secundaire bouwstoffen moet niet<br />

leiden tot diffuse verspreiding van verontreinigingen.<br />

In het geval van immobilisatie is<br />

dat risico tot een minimum beperkt. Daarover<br />

tot slot nog kort enkele opmerkingen.<br />

1. De producten worden ingezet in concrete<br />

infrastructuur projecten en zijn altijd als<br />

zodanig te herkennen. Bij beëindiging van<br />

de functie wordt de constructie afgebroken<br />

en vallen de reststromen weer binnen de<br />

kaders van de afvalwetgeving. De inzet van<br />

reststoffen als bouwstof is daardoor veel<br />

beter beheersbaar dan bijvoorbeeld de inzet<br />

van reststofen als brandstof, meststof of<br />

grond. Bij deze toepassingen weet men<br />

namelijk zeker dat aanwezige lage restconcentraties<br />

uiteindelijk in het milieu komen.<br />

2. Immobilisaat dat vrijkomt bij het afbreken<br />

van infrastructuur constructies is in het<br />

algemeen nog steeds een categorie 1 bouwstof<br />

die opnieuw kan worden ingezet; bijvoorbeeld<br />

als funderingsmateriaal. Voldoet<br />

het immobilisaat na afbraak niet dan kan<br />

deze opnieuw, en nu tegen veel lager kosten,<br />

worden geïmmobiliseerd. Het materiaal<br />

kan in principe oneindig in roulatie<br />

worden gehouden en elke keer opnieuw bijdragen<br />

aan het voorkomen van de inzet van<br />

primaire bouwstoffen.<br />

3. Het bedrijf BAG heeft zelfs een terugnamegarantieregeling<br />

opgezet waardoor het<br />

terugnemen en opnieuw bewerken wordt<br />

gegarandeerd.<br />

Immobilisatie is al met al een techniek met<br />

potentie in de markt van secundaire bouwstoffen.<br />

Ir. Hans Breukelman, Directeur BAG B.V.<br />

30

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!