Limburgs Milieu nr. 4 2003 - Milieufederatie Limburg
Limburgs Milieu nr. 4 2003 - Milieufederatie Limburg
Limburgs Milieu nr. 4 2003 - Milieufederatie Limburg
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
Een uitgave van Stichting <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> / jaargang 17 / december <strong>2003</strong> / nummer 04<br />
Bedrijventerreinen en golfbaan op Trade Port Noord
LIMBURGS MILIEU 03 / 04 KOMMENTAAR<br />
Politieke mores<br />
“ Het evenwicht tussen ecologie en economie is totaal zoek. Het voorbeeld van het<br />
Roermondse Knoflookpadje is illustratief. Op een nog te realiseren industrieterrein<br />
wordt door één persoon, na dagen zoeken, op een zomerse namiddag een babyknoflookpadje<br />
gezien. Dit feit is voldoende om de aanleg van het industrieterrein tegen<br />
te houden… Dat is tegenwoordig de bestaande praktijk!”<br />
Aan het woord is Jos van Rey, wethouder te Roermond, in VNG Magazine van<br />
5 december j.l. Bij zijn jihad tegen regelgeving en natuurbelangen zijn de karikatuur<br />
en one-liners zijn geliefde wapens. Dat de Raad van State de gemeente Roermond,<br />
dus ook wethouder van Rey, in bovenstaande kwestie duchtig de oren heeft gewassen<br />
verzwijgt hij. Hij werd gedwongen de wet te respecteren, en dat steekt El Rey<br />
nog steeds. Maar zelfs de Koning staat tegenwoordig niet meer boven de wet.<br />
Het weer wordt ruwer onder het nieuwe politieke<br />
firmament, niet alleen in sociaal opzicht<br />
maar ook voor natuur en milieu. Werd in dit<br />
land tot voor kort Kamer- en Statenbreed nog<br />
gepoogd belangentegenstellingen te verzachten<br />
door overleg, het zoeken van draagvlak en<br />
in <strong>Limburg</strong> zoiets als het POL-driehoeksmodel,<br />
na de verkiezingen begint het zoeken<br />
naar consensus plaats te maken voor doordouwen<br />
en terugdraaien. Dat gaat gepaard<br />
met verruwing van de politieke zeden. Oneliners<br />
vervangen argumenten, problemen<br />
worden geschetst in karikaturen, regels zijn<br />
er om af te schaffen, waarbij het gevaar op de<br />
loer ligt met het badwater ook maar meteen<br />
het kind weg te gooien. Onder andere dát<br />
vreest de <strong>Milieu</strong>federatie als gemorreld gaat<br />
worden aan de zogenaamde ‘rode contouren’.<br />
Een paar voorbeelden.<br />
Awacs-herrie: geen thema<br />
Voor de kersverse minister van VROM,<br />
S. Dekker, is de geluidsoverlast van Awacs<br />
(met tienduizenden gehinderden) een Nimbyprobleem.<br />
Nimbies zijn per definitie zeurpieten.<br />
Dat er in <strong>2003</strong> wordt gevlogen volgens<br />
het gebruiksplan van 1981 (klein aantal verkenningsvluchten,<br />
80 gehinderden) en met<br />
motoren die op geen enkele burgerluchthaven<br />
zijn toegestaan, wordt door de minister genegeerd.<br />
Zij omarmt kritiekloos de gegevens<br />
van de vliegbasis. Tot in de Tweede Kamer<br />
(Commissie voor VROM; 2 oktober <strong>2003</strong>)<br />
werd beweerd dat het slechts gaat om 3 oefen-<br />
‘doorstarts’ per dag. De publieke tribune kon<br />
slechts joelen om zoveel onkunde. Er zijn<br />
dagen dat er sprake is van het tienvoudige.<br />
Feiten zijn er ook om te verzwijgen. Dat lot is<br />
het onderzoeksrapport van oud-staatssecretaris<br />
van der Linden uit 1999 beschoren, opgesteld<br />
in opdracht van de Minister van VROM<br />
en de Staatssecretaris van Defensie. Van der<br />
Linden onderzocht de bestuurlijke problemen<br />
van de gevraagde bomenkap bij Schinveld.<br />
Hij constateert dat objectief onderzoek noodzakelijk<br />
is naar de leefmilieueffecten van deze<br />
ingreep, en naar garanties om deze effecten te<br />
beheersen. Het onderzoek is nooit uitgevoerd.<br />
Het lijstje ontkenningen van het probleem is<br />
daarmee niet ten einde. Het ‘welles’ van de<br />
gemeente Onderbanken (bomenkap leidt tot<br />
lager uitvliegen en daardoor tot meer herrie),<br />
wordt door de basis beantwoord met ‘nietes’.<br />
De gemeente heeft echter de logica aan haar<br />
zijde. Door de basis wordt immers betoogd<br />
dat het kappen nodig is om volgetankt te kunnen<br />
starten. En zelfs een leek weet dat ‘vol’<br />
leidt tot ‘zwaar’, tot minder snel hoogte winnen<br />
en dus tot een toename van het nu al<br />
ondraaglijke kabaal. “Nietes”, zei de minister<br />
op haar beurt, en verwees het aangedragen<br />
alternatief (drempelverplaatsing) naar de prullenbak.<br />
Zij gaat de gemeente overrulen met<br />
de eerste NIMBY-procedure in de Nederlandse<br />
geschiedenis. Of dat besluit voor de rechter<br />
zal stand houden is twijfelachtig. De wettelijk<br />
verplichte inventarisatie van de eventuele<br />
schade is niet uitgevoerd. Bovendien vertoont<br />
de Nimbywet een gat. Onduidelijk is wie een<br />
schadeclaim moet betalen, de overrulende<br />
minister of de onwillige gemeente. De rechter<br />
mag het uitmaken.<br />
LNV-beleid: terugdraaien<br />
Nieuwe heren, nieuwe wetten. Nú schoon<br />
schip maken, denkt menig nieuwe machthebber.<br />
De afgelopen vijftien jaar is er heel<br />
voorzichtig een evenwichtig landbouw- en<br />
natuurbeleid ontwikkeld dat door vier Kamerleden<br />
van CDA, VVD en LPF in hoog tempo<br />
wordt afgebroken. “Ger Koopmans en Annie<br />
Schreijer (CDA), Gert Jan Oplaat (VVD) en<br />
Wien van de Brink (LPF) hebben minister<br />
Veerman, van wie ik een hoge pet op heb,<br />
vleugellam gemaakt. Hij heeft geen bewegingsvrijheid<br />
meer, want die vier vertegenwoordigen<br />
een Kamermeerderheid”<br />
(GroenLinks Tweede Kamerlid A. van den<br />
Brand, De Volkskrant, 15 december <strong>2003</strong>).<br />
Natuurorganisaties: verdacht maken<br />
Terug naar Jos van Rey. ‘Natuurclubs hebben<br />
teveel macht”, “<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> Landschap is grootgrondbezitter”,<br />
“Liever 1000 kleine rentmeesters<br />
dan 1 grote” en “Evenwicht is zoek”. Zijn<br />
boodschap: Economische activiteiten, o.a. in de<br />
toeristische sector en het bouwbedrijfsleven,<br />
worden gefrustreerd door een oneve<strong>nr</strong>edige<br />
nadruk op de factor milieu. Natuurclubs dwarsbomen<br />
ondernemersinitiatieven met een regelmatig<br />
‘Njet’. Sterke one-liners, veel suggestie,<br />
maar niet conform de feiten. In de Natuurbalans<br />
<strong>2003</strong> - officieel overheidsrapport - had<br />
hij kunnen lezen hoe de natuur in Nederland er<br />
werkelijk voor staat. Veel dieren en planten<br />
gaan in aantal achteruit, de uitvoering van de<br />
EHS blijft achter bij de doelstellingen, taakstellingen<br />
voor verdroging en vermesting worden<br />
bij lange na niet gehaald, de bodem raakt verder<br />
verzadigd met fosfaat, natuurontwikkeling in de<br />
EHS door boeren faalt (eind 2002 was pas 1%<br />
van de doelstelling gerealiseerd), kortlopende<br />
contracten voor agrarisch natuurbeheer (6 jaar)<br />
werden door de helft van de deelnemende boeren<br />
in Gelderland niet verlengd. En goedkoper<br />
is dit soort natuurbeheer door boeren ook al<br />
niet, zoals van Rey veronderstelt.<br />
Wie een fair debat wil voeren begint bij de<br />
feiten. Zo niet van Rey. Die heeft maling aan<br />
natuur en aan regels die hem in de weg liggen,<br />
zelfs als het om Europese verplichtingen uit de<br />
Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn gaat. Hij<br />
zal nog menigmaal zijn hoofd stoten.<br />
Hub Bemelmans<br />
2
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
Dit is een uitgave van de<br />
Stichting <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>.<br />
Jaargang 17<br />
Nummer 04 | December <strong>2003</strong><br />
Redaktieadres<br />
Stichting <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong><br />
Godsweerderstraat 2<br />
6041 GH Roermond<br />
T (0475) 38 64 10 | F (0475) 38 64 29<br />
sml@milieufederatielimburg.nl<br />
www.milieufederatielimburg.nl<br />
Aan dit nummer werkten mee<br />
Hub Bemelmans, Esther de Boeye,<br />
Bart Cobben, Hans Breukelman,<br />
Els Derks, Pauline Goudsmit,<br />
Jeroen van Haeren, Henk Heijligers,<br />
Hans Heijnen, Ab Koppenol,<br />
François Kroes, Wim Kuipers,<br />
André Lemmens, Renate Meijers,<br />
Liesbeth van Soest, Johan Wolsink<br />
Advertenties<br />
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> verschijnt vier maal per<br />
jaar om een oplage van 1000 exemplaren.<br />
Het blad heeft een gemotiveerde<br />
lezerskring bij de overheid, natuur- en<br />
milieubeschermers en andere organisaties.<br />
Advertenties in overleg.<br />
Abonnement<br />
Een abonnement op <strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong><br />
kost e12,50 per jaar, voor aangesloten<br />
organisaties is het gratis.<br />
De Stichting <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> is<br />
een overkoepelende organisatie van<br />
provinciale en lokale <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e natuuren<br />
milieubeschermingsorganisaties.<br />
De stichting is in 1971 opgericht met als<br />
doel: “Bevordering van natuurbehoud,<br />
landschapsbescherming en milieuzorg in<br />
de ruimste zin.” Zij wil dit doel bereiken<br />
door: “Het beoordelen, beïnvloeden en<br />
begeleiden van diverse overheden en<br />
andere instanties in de provincie.”<br />
Medefinancier<br />
van projecten<br />
van de <strong>Milieu</strong>federatie<br />
<strong>Limburg</strong><br />
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
5<br />
14<br />
21<br />
GELUKKIG NIEUWJAAR<br />
15 UITVOERING RECONSTRUCTIEPLAN<br />
SERIEUS PROBLEEM<br />
Hans Heijnen<br />
10 TRADE PORT NOORD EN NATUUR-<br />
ONTWIKKELING<br />
Jeroen van Haeren<br />
12 MIJNSTEEN IN PARKSTAD LIMBURG<br />
Esther de Boeye<br />
21 WINDENERGIE EEN KWESTIE VAN OVERLEG<br />
Ab Koppenol<br />
27 TAAI ONKRUID<br />
François Kroes<br />
29 DUURZAME BOUWSTOFFEN MET<br />
IMMOBILISATIE<br />
Hans Breukelman<br />
EN VERDER:<br />
14 Leo, adieu<br />
17 Oorlog over bomen duurt voort<br />
18 Column Wim Kuipers<br />
Bestuur en medewerkers wensen u een<br />
gezond, natuurrijk en actief 2004. Wat dacht u<br />
van een goed voornemen? Plant een boom, leg<br />
een zonnepaneel op het dak of maak iemand<br />
lid van een natuurbeschermingsorganisatie.<br />
19 Plinthos in de prijzen<br />
15 Mijnsteenberg moet blijven<br />
20 Stiltegebieden in Nederland<br />
23 Windenergie in Kerkrade dichterbij<br />
24 Logistiek knooppunt Born in de lift<br />
25 Langzaam rijden gaat sneller<br />
31 Persoonlijke milieutest<br />
NIEUWSBRIEF<br />
In <strong>2003</strong> is de <strong>Milieu</strong>federatie gestart met een<br />
digitale Nieuwsbrief. Alle organisaties die<br />
met een e-mailadres in ons bestand zijn opgenomen<br />
ontvangen deze automatisch.<br />
Nieuwe aanmeldingen - ook voor individuele<br />
personen - via www.milieufederatielimburg.nl<br />
Het uitgeven van<br />
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong><br />
wordt mede mogelijk<br />
gemaakt door een<br />
financiële bijdrage<br />
van de Provincie<br />
<strong>Limburg</strong>.<br />
3
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
LEO, ADIEU<br />
De verslagenheid was groot toen wij hoorden van de dood<br />
van Leo Backbier. Tot troost waren de columns van Pedro<br />
Rademacher en Guus Urlings in Dagblad De <strong>Limburg</strong>er.<br />
De twee journalisten-met-een-groen-hart kenden hem<br />
beroepshalve en persoonlijk, en wisten zoals veel natuurbeschermers<br />
in <strong>Limburg</strong> zijn brede kennis op waarde te<br />
schatten.<br />
Leo was geen gemakkelijke, zoals dat in <strong>Limburg</strong> heet.<br />
Deskundigen betitelde hij regelmatig als “deskundigen”,<br />
met name als ze door overheid of bedrijfsleven waren ingehuurd<br />
voor advies. Dan sloeg soms het cynisme toe,<br />
zoals hij dat ook wel had met “de politiek”. Leo was wars<br />
van compromissen. Als hij door veel studie en contacten<br />
door half Europa ervan overtuigd was dat hij het bij het<br />
rechte eind had, dan was hij met geen tien paarden meer<br />
van die overtuiging af te brengen. Compromissen, compensatie,<br />
herintroductie van soorten zoals de otter, voor<br />
hem hoefde het niet. Hij beschreef het in april van dit jaar<br />
in <strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> onder de titel ‘Het oeverloos gestuntel<br />
met de otter’. Kort geleden nog stelde hij met genoegen<br />
vast dat inmiddels een klacht bij de Europese Commissie is<br />
gedeponeerd tegen herintroductie van de soort op de grens<br />
van Friesland en Overijssel. Leo gaf de voorkeur aan het<br />
bestrijden van de wezenlijke oorzaken van de teloorgang<br />
van de natuur, van “tuinieren” moest hij niets hebben.<br />
Regelmatig hing hij aan de lijn, met tips over publicabele<br />
zaken of met uitgebreide antwoorden op een maanden<br />
geleden gestelde vraag. Hij was, als je op wat persoonlijker<br />
voet met hem verkeerde, gewoon een hartelijke vent, die<br />
weliswaar in een boekenkast leefde maar bepaald geen<br />
kamergeleerde was. Zijn natuurlijke habitat was het veld.<br />
De natuur heeft met hem een bevlogen en deskundige<br />
verdediger verloren.<br />
Hub Bemelmans<br />
4
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
Wat doet Provincie <strong>Limburg</strong> met Rijkskritiek op Reconstructieplan?<br />
UITVOERING RECONSTRUCTIE-<br />
PLAN TOCH NOG PROBLEEM?<br />
“ Het ontwerpplan is op veel punten verbeterd ten opzichte van het eerdere concept.<br />
Dat geldt voor de toegankelijkheid, inzichtelijkheid en de onderbouwing. Het milieueffectrapport<br />
is inmiddels opgenomen, de gevolgen ervan zijn in het plan verwerkt.<br />
Tevens is de watertoets opgenomen. Het plan kan dus op veel punten onze waardering<br />
wegdragen. Deze punten komen verder niet meer in deze reactie aan de orde.<br />
Wat wel in onze reactie is opgenomen, zijn punten waarmee het rijk nog een serieus<br />
probleem heeft. Die staan ons inziens de latere goedkeuring van het plan in de weg.”<br />
(cursivering redactie).<br />
Het ambtelijk commentaar van de ministeries<br />
van LNV, VROM en V&W op het ontwerp<br />
Reconstructieplan voor Noord- en Midden-<br />
<strong>Limburg</strong> is opmerkelijk om meerdere redenen.<br />
Het maakt duidelijk dat het afwijzend<br />
oordeel over de oorspronkelijke versie allerminst<br />
een ‘storm in een glas water’ was, zoals<br />
de provinciale overheid het voorstelde. En dat<br />
herziening ervan niet alleen noodzakelijk was<br />
en tot wezenlijke aanpassingen heeft geleid,<br />
maar dat ook de nieuwe versie mogelijk niet<br />
voldoende is voor het verkrijgen van rijksgelden.<br />
‘Van vijf min naar zes plus’ oordeelde<br />
de <strong>Milieu</strong>federatie twee maanden geleden.<br />
Wellicht zijn wij nog te optimistisch geweest.<br />
Het Reconstructieplan is nog niet volledig, zo<br />
signaleren de ministeries. Het plan - dat zich<br />
uitstrekt over een periode van twaalf jaar - bevat<br />
weliswaar een uitvoeringsschema voor de<br />
komende vier jaar, maar dit kan niet worden<br />
gezien als een uitvoeringsprogramma dat voldoet<br />
aan de eisen van de Reconstructiewet. Daarnaast<br />
zijn de gevolgen van het Nitraatarrest van het<br />
Europese Hof in Luxemburg van 2 oktober <strong>2003</strong><br />
nog niet in het plan verwerkt, evenmin als de<br />
aanpak van het ammoniakprobleem. Het plan<br />
zelf geeft aan dat de gewenste stikstofdepositieniveaus<br />
voor kwetsbare en zeer kwetsbare natuur<br />
niet worden gehaald. “Het trekken van conclusies<br />
op dit punt… zullen wij in nader overleg<br />
moeten doen”, aldus de ministeries.<br />
Essentiële verbeterpunten<br />
Geboden ruimte in extensiverings- en<br />
verwevingszones<br />
RECONSTRUCTIEPLAN<br />
BECOMMENTARIEERD<br />
In het vorige nummer van <strong><strong>Limburg</strong>s</strong><br />
<strong>Milieu</strong> gaf de Provincie <strong>Limburg</strong> uitleg<br />
over het ontwerp-Reconstructieplan<br />
voor Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>. De<br />
<strong>Milieu</strong>federatie liet de provinciale<br />
voornemens vergezeld gaan van een<br />
kritisch commentaar onder de titel<br />
‘Van vijf min naar zes plus’. Op dat<br />
moment was de mening van de<br />
Rijksoverheid nog niet bekend. Op 6<br />
november werd het ambtelijk commentaar<br />
van de drie ministeries van<br />
LNV, VROM en V&W bij de Provincie<br />
<strong>Limburg</strong> bezorgd. Het is niet minder<br />
kritisch dan de visie van de <strong>Milieu</strong>federatie<br />
en de terreinbeheerders in<br />
<strong>Limburg</strong>, eerder kritischer. Wat gaat<br />
de Provincie <strong>Limburg</strong> ermee doen?<br />
Terzijde leggen brengt de landelijke<br />
bijdrage aan het plan in gevaar. De<br />
<strong>Milieu</strong>federatie heeft inmiddels haar<br />
medewerking aan de uitvoering van<br />
het plan toegezegd.<br />
De boeren krijgen teveel ruimte in de zogenaamde<br />
extensiverings- en verwevingszones.<br />
Een strakke zonering is bepalend voor het<br />
sturen van de intensieve veehouderij in de<br />
gewenste ontwikkelingsrichting. Bij onvoldoende<br />
sturing komt die ontwikkeling niet of<br />
te laat op gang en worden de rijksmiddelen<br />
niet effectief ingezet. Met name het volledig<br />
ongemoeid laten van de latente uitbreidingsruimte<br />
in de extensiveringsgebieden én in de<br />
toepassing van BOM+ bij verwevingsgebieden<br />
geeft het risico van een “te ruime jas” voor de<br />
boeren in deze gebieden. Gevolg: te weinig<br />
rem op grootschalige ontwikkelingen op de<br />
verkeerde plaats en te weinig “push” om<br />
duurzame landbouw op de juiste locaties te<br />
krijgen. Het plan moet dus worden bijgesteld,<br />
“zodat dit resulteert in een strakkere en met<br />
waarborgen omklede zonering”.<br />
Stank<br />
Het plan moet leiden tot vermindering van<br />
het aantal stankgehinderden. Daarvoor moet<br />
een “overtuigende aanpak” komen van de<br />
30 bedrijven die het zwaarst bijdragen aan<br />
de stankoverlast in de woonkernen. Kennelijk<br />
ontbreekt die waarborg in het plan.<br />
Herbegrenzing EHS<br />
De herbegrenzing van de EHS, zoals die in het<br />
plan wordt gehanteerd is strijdig met rijksbeleid<br />
(de “10 punten van Pronk”). De eis was ‘natuurgebieden<br />
kleiner dan 10 ha’. In de <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e<br />
voorstellen zijn ook grotere gebieden uit de<br />
EHS gehaald om aan veehouderijbedrijven ontwikkelingsmogelijkheden<br />
te geven. Daarbij<br />
komt dat de compensatie daarvoor zowel kwantitatief<br />
als kwalitatief gelijkwaardig dient te zijn.<br />
‘Het ontwerpplan voldoet aan de eis van kwantitatieve,<br />
niet aan die van kwalitatieve compensatie’.<br />
Wij vragen u om in het reconstructieplan<br />
hieraan alsnog te voldoen, aldus het commentaar<br />
van LNV, VROM en V&W.<br />
Beleidslijn Ruimte voor de Rivier<br />
Ook op dit punt wordt het rijksbeleid onvoldoende<br />
gerespecteerd. Rond de Maas dient<br />
er ruimte te zijn voor agrarisch natuurbeheer;<br />
ook de positie van de (vee)bedrijven in het<br />
waterbergend rivierbed dient overeen te<br />
komen met de beleidslijn. Het plan moet<br />
worden aangepast binnen het rijkskader.<br />
5
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
Verdroging<br />
Het plan bevat weliswaar een aanpak om verdroogde<br />
natuurkernen te vernatten maar mist<br />
een perspectief op de aanpak van de verdroging<br />
in de overige verdroogde delen van de<br />
EHS. Die aanpak moet alsnog in het plan<br />
worden opgenomen en bovendien moet duidelijk<br />
worden gemaakt hoe de provincie ontwikkelingen<br />
wil voorkomen die ongewenst<br />
zijn in verband met het opheffen van de verdroging<br />
in andere delen van de EHS.<br />
Gevraagde financiële bijdrage<br />
“Het valt ons op”, aldus de drie ministeries,<br />
“dat de gevraagde financiële rijksbijdrage,<br />
maar ook de bijdragen van andere partijen en<br />
de EU, belangrijk afwijken van de verdeling<br />
op basis van het Krokusakkoord van maart<br />
<strong>2003</strong>. Het ook door u ondertekende Krokusakkoord<br />
is en blijft voor ons uitgangspunt.<br />
Wij vragen u om in het reconstructieplan, dan<br />
wel in het uitvoeringsprogramma voor de<br />
komende 4 jaar, een verdeling te presenteren<br />
die aansluit bij de verdeling volgens het<br />
Krokusakkoord.” Heeft de Provincie <strong>Limburg</strong><br />
zich rijk gerekend?<br />
Aandachtspunten en<br />
Punten van uitwerking<br />
In een drietal ‘aandachtspunten’ doen de<br />
ministeries van LNV, VROM en V&W suggesties<br />
voor aanpassingen van het reconstructieplan<br />
op de onderdelen ‘ecologische hoofdstructuur’,<br />
‘waterberging’ en ‘glastuinbouw’.<br />
De taakstelling voor de realisatie van de EHS<br />
moet worden aangepast aan de rijkslijn (o.a.<br />
verwerving afronden in 2012). Een wezenlijk<br />
onderdeel van de EHS vormen de robuuste<br />
verbindingszones, o.a. die van Schinveld naar<br />
Mook. “<strong>Limburg</strong> heeft zich voorgenomen de<br />
begrenzing van die zone in 2007 af te ronden:<br />
die begrenzing zouden wij graag eerder gerealiseerd<br />
zien. Wij vragen u ook om al in 2004 met<br />
de realisatie te beginnen”, aldus de brief.<br />
Daarnaast is het thema waterberging in het<br />
plan niet concreet uitgewerkt. Het voorziet in<br />
het aanwijzen van zoekgebieden voor waterberging<br />
voor maximaal 2300 hectare. In de<br />
eerste uitvoeringsperiode is slechts een pilot<br />
van 50 hectare voorzien. Meer helderheid is<br />
gewenst over de concrete behoefte en over de<br />
waarborgen die de provincie <strong>Limburg</strong> geeft<br />
om te verhinderen dat zich in de zoekgebieden<br />
ongewenste ontwikkelingen voordoen.<br />
Ook het <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e glastuinbouwbeleid kan<br />
niet op veel bijval van de rijksoverheid rekenen.<br />
Bedenkingen werden al ingebracht tegen<br />
de voornemens in het POL. Financiële ondersteuning<br />
van de glastuinbouw van het Rijk is<br />
uitsluitend gericht op de nationale projectvestigingen,<br />
waaronder Californië en Siberië,<br />
zo waarschuwen de ministeries alvast.<br />
Bij de Punten van uitwerking signaleert de<br />
brief van de drie ministeries het risico dat het<br />
reconstructieplan door treuzelige of onwillige<br />
gemeenten kan worden gefrustreerd als zij<br />
hun bestemmingsplannen niet tijdig aanpassen.<br />
‘Dit risico wordt nog eens versterkt bij<br />
een plan als het <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e, waarbij veel initiatieven<br />
tot uitwerking en uitvoering van het<br />
plan in handen van districten, gemeenten en<br />
waterschappen worden gelegd’. De ministeries<br />
adviseren daarom om voor cruciale punten<br />
in het plan, met een groot afbreukrisico,<br />
bij ongewenste ontwikkelingen dwingend op<br />
te treden.<br />
De brief besluit met nogmaals een verwijzing<br />
naar de financiële risico’s. In elk geval moet<br />
een concreet uitvoeringsprogramma voor de<br />
komende 4 jaar worden opgesteld. Dat programma<br />
moet duidelijk maken wat het plan<br />
in de komende 4 jaar bijdraagt aan het realiseren<br />
van rijksdoelen: waar, wanneer, door<br />
wie en hoe? “Zolang er geen goedgekeurd<br />
reconstructieplan is met een goedgekeurd<br />
vierjarig uitvoeringsprogramma, zijn wij<br />
genoodzaakt om te werken met jaarlijkse<br />
urgenties en jaarlijkse programma’s van<br />
intensiveringen….” “Centraal staat de verantwoording<br />
van bestede rijksgelden… ten<br />
opzichte van de afgesproken doelen. De vraag:<br />
‘Wat heeft de inzet van rijksmiddelen opgeleverd?’<br />
moet in de Tweede Kamer onomwonden<br />
door de bewindslieden kunnen worden<br />
beantwoord. Het in uw ontwerpplan opgenomen<br />
uitvoeringsprogramma voldoet niet aan<br />
deze eisen, een voortgezet overleg hierover is<br />
zeker nodig,” aldus de waarnemend directeur<br />
Zuid van het ministerie van LNV, mede<br />
namens de Hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat<br />
in <strong>Limburg</strong> en de VROM-Inspecteur<br />
Zuid en de Directeur Regionaal Beleid<br />
van het ministerie van VROM.<br />
Het ligt niet voor de hand dat de Provincie<br />
<strong>Limburg</strong> de brief naast zich kan neerleggen.<br />
Hans Heijnen<br />
6
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
Over David en Goliath<br />
OORLOG OVER BOMEN<br />
DUURT VOORT<br />
En Schinveld haalde de voorpagina van de International Herald Tribune en de New<br />
York Times. Onder de kop “ Schinveld journal: Deafening Din of the Awacs Rouses the<br />
Folk Next Door” , werd de rest van de wereld kond gedaan van het conflict tussen de<br />
Awacs-basis in het Duitse Geilenkirchen en de Nederlandse bevolking aan de andere<br />
kant van de grens. Vervolgens ontdekte ook NOVA het proleem in deze absolute uithoek<br />
van Nederland. Een sprankje hoop gloort voor de geplaagde omwonenden, nu<br />
de kwestie het lokale niveau ontstijgt. Of dat voldoende is om de minister te alarmeren?<br />
Vooralsnog lijkt ze stokdoof voor het kabaal.<br />
Al jarenlang veroorzaken de Awacs-vliegtuigen<br />
vooral met oefenvluchten een ondraaglijke overlast<br />
boven het noordelijke deel van Zuid-<strong>Limburg</strong>,<br />
één van de dichtst bevolkte delen van<br />
Nederland. Volgens gegevens van het CBS ging<br />
het in 2002 om 284.000 inwoners. Er wordt af<br />
en aan gevlogen met verouderde toestellen, die<br />
in de burgerluchtvaart al jaren verboden zijn<br />
vanwege de uitzonderlijk hoge geluidsproductie.<br />
10 Jaar geleden beloofde de basis beterschap<br />
door het vervangen van de motoren of<br />
zelfs van de vliegtuigen, maar het bleek een<br />
loze belofte om de “buurbevolking” rustig te<br />
houden.<br />
Sinds ruim een jaar ligt er van de basis een verzoek<br />
op tafel om in een groot deel van het<br />
Schinveldse bos aan de Nederlandse kant van<br />
de grens, bomen af te zagen. Volgens de militairen<br />
is voor deze (verouderde) vliegtuigen een<br />
grotere obstakelvrije ruimte nodig is.<br />
Bijkomend voordeel is dat de vliegtuigen voller<br />
getankt - en dus nog lager - uit kunnen vliegen<br />
over het Nederlandse grondgebied. Ook zogenaamde<br />
“doorstarts”, soms op 3 motoren, worden<br />
daardoor beter mogelijk.<br />
De gemeente Onderbanken houdt de poot stijf,<br />
en weigert : “De bomen blijven staan. Dat is<br />
ons enige middel om de overlast niet nog groter<br />
te maken”. Minister Dekker bereidt nu een<br />
“Nimbyprocedure” voor - de eerste in de<br />
Nederlandse geschiedenis - om de gemeente<br />
Onderbanken te overrulen. Zij wil, tot veler verbazing,<br />
ruim baan maken voor de huidige<br />
Awacs-vliegtuigen. Voor modernere vliegtuigen<br />
zou de bestaande obstakelvrije ruimte ruim<br />
voldoende zijn.<br />
Uit een overleg met de Vaste Commissie voor<br />
VROM op 2 oktober bleek, dat de minister te<br />
voortvarend was, en ten o<strong>nr</strong>echte voorbij wilde<br />
gaan aan een aantal voorwaarden. Bovendien<br />
bleek de Staatssecretaris van Defensie slecht op<br />
de hoogte van het grote aantal lesvluchten en<br />
doorstarts. Hij noemde het aantal van 3, terwijl<br />
de publieke tribune verontwaardigd meldde dat<br />
het vaak gaat om het 10-voudige.<br />
De huidige dreiging van een toename van de<br />
overlast heeft ertoe geleid, dat ook de medische<br />
wereld momenteel van zich laat horen. Er is<br />
een "brandbrief" gestuurd vanuit 10 verpleegen<br />
verzorgingsinstellingen. Verder stelt een<br />
Artsenwerkgroep vast, dat er tot nu toe onvoldoende<br />
onderzoek is gedaan naar het effect van<br />
deze belasting, maar dat een verdere toename<br />
ervan ontoelaatbaar is. In 1999 is in opdracht<br />
van de minister van VROM en van de staatssecretaris<br />
van Defensie een rapport opgesteld<br />
door voormalig Tweede Kamerlid en staatssecretaris<br />
R. van der Linden, naar de noodzaak<br />
van de bomenkap en de ervaren herrie.. Een<br />
van de conclusies luidt, dat er een objectief<br />
onderzoek naar de effecten nodig is, om verder<br />
beleid te kunnen verantwoorden. Dit onderzoek<br />
is nooit uitgevoerd. De minister heeft er kennelijk<br />
geen boodschap aan.<br />
Pauline Goudsmit<br />
TREURIGE FEITEN<br />
• Ten tijde van de ‘opstart’ van de basis beloofde<br />
toenmalig staatssecretaris van<br />
Defensie baron van Voorst tot Voorst (nu<br />
onze gouverneur) plechtig dat het bos<br />
nooit aangetast zou worden. Veiligheidsproblemen<br />
waren niet te verwachten.<br />
• De gemeente Onderbanken ziet een geheime<br />
agenda: als de bomen zijn afgezaagd<br />
kunnen gemakkelijker lesvluchten plaats<br />
vinden: doorstarts op geringe hoogte.<br />
Datzelfde effect volgt uit de Awacs-wens<br />
om volgetankt te kunnen uitvliegen.<br />
• Volgens informatie van de basis gaat het<br />
om een uithoek van Europa waar maar 80<br />
mensen overlast hebben. De werkelijkheid<br />
is dat het gaat om 284.000 mensen, 2 ziekenhuizen,<br />
een tiental verpleeg- en verzorgingstehuizen<br />
en een revalidatiekliniek met<br />
5 instellingen.<br />
• Het NLR berekende dat de gebruikte oude<br />
toestellen 15 maal meer lawaai maken dan<br />
een gemiddeld vliegtuig, b.v. de B737-300.<br />
Deze toestellen mogen op burgervliegvelden<br />
niet landen.<br />
• Staatssecretaris van der Knaap weet niet<br />
hemaal waar het over gaat. Hij beweerde<br />
tijdens het overleg met de Vaste Commissie<br />
voor VROM (2 oktober <strong>2003</strong>) dat het zou<br />
gaan om 3 doorstarts per dag. Vanaf de<br />
publieke tribune klonk gejoel. Er zijn dagen<br />
het het gaat om het tienvoudige. Gegevens<br />
uit de medische hoek bevestigen dit.<br />
Verder meende de staatssecretaris dat de<br />
vluchten te maken hebben met militaire<br />
acties (Bosnië, Kosovo, Irak). Uit notulen<br />
van een vergadering van de Awacscommissie<br />
blijkt dat het pas na de acties -<br />
die uitgevoerd worden vanaf bases in Oost-<br />
Europa - druk wordt, omdat er dan oefenvluchten<br />
moeten worden ingehaald.<br />
• Zo'n tien jaar geleden beloofde de basis<br />
om de Awacstoestellen te vernieuwen.<br />
Nu wordt gezegd dat de prijs te hoog is.<br />
• Gelet op deze feiten is de haast van de<br />
nieuwe minister van VROM om aan de<br />
Awacswens tegemoet te komen onverklaarbaar.<br />
Is Nederland dan toch een provincie<br />
van Amerika aan het worden?<br />
7
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
COLUMN<br />
ONZE JOS FLITST VERDER<br />
Wie is de enig echte onze Jos, Verstappen of Van Rey? Ik hou het op de laatste, ook omdat de nog snellere Jos zich meestal in<br />
Monaco verschuilt. Of over de wereld raast. Dan raak je wat los van je wortels. Zo niet Jos van Rey. Hij weet als zelfbenoemde<br />
onderkoning van <strong>Limburg</strong> precies wat het volk van <strong>Limburg</strong> voelt en denkt. Bijvoorbeeld dat het belachelijk is om na middernacht<br />
achter een bosje staan te loeren of de moe gewerkte manager op weg naar zijn aangenaam in het bos gelegen woonstee niet zes<br />
kilometer te hard rijdt. Van Rey snierde: “ <strong>Limburg</strong> is inderdaad een flitsende provincie” , en daar is luid om gegrinnikt.<br />
Aangemoedigd door dit succes ging Jos door. Want <strong>Limburg</strong> is helemaal<br />
niet zo flitsend. De werkloosheid steeg er sneller dan in de rest<br />
van Nederland. Niet zo vreemd. Brabant en <strong>Limburg</strong> zijn de provincies<br />
met verreweg de meeste industrie - en dat betekent een kwetsbare<br />
positie. Vandaag heb je een van bedrijvigheid zoemende fabriek, overmorgen<br />
staat die in Polen of India. Je kunt beter van die vaste werkgelegenheid<br />
hebben. Maar hoe doe je dat? De Randstad heeft meer dan<br />
een half miljoen vaste banen, want ministeries kun je moeilijk naar<br />
Tsjechië verplaatsen, en heel dat omroepgedoe ook niet echt.<br />
We moeten hier dus nog andere werkgelegenheid creëren, en wel zelf,<br />
want de kans dat MVV landskampioen wordt is groter dan dat de<br />
Haagse overheden hier nog eens voor sinterklaas spelen: kijk eens hier<br />
geachte uithoekers, een zak met 10.000 banen.<br />
Allez: we kunnen zelf best wat. Heel wat, riep economische motor<br />
Martin Eurlings. Hoogwaardige chips, bio-chemische vooruitgang,<br />
levenswetenschappen… Woorden woorden woorden, zei Hamlet al.<br />
Jos van Rey intussen, meer man van de kleine en middelgrote bedrijven,<br />
was een stap verder. Hij had op een bierviltje opgeschreven wat<br />
<strong>Limburg</strong> werkelijk uniek maakt. De ligging in Europa natuurlijk, het<br />
beroemde Balkon van Europa van Sjeng Kremers. Streep erdoor: dat<br />
heeft in twintig jaar nog niets opgeleverd. Bovendien: wat is ligging?<br />
De Randstad ligt Europees gezien in een uithoek. Geen nood: voor een<br />
miljardje of tien-twaalf-twintig heb je een TGV naar Brussel en Parijs,<br />
plus een Betuwelijn. En die Limbo’s? Betalen we het hekwerk van de<br />
brug in de spoorlijn Sabic-Genk.<br />
Wat hebben we nog meer?, peinsde Jos verder. De meeste en beste<br />
harmonieën, en hij had weer een schitterende buut gehoord. Ook<br />
niets, zei hij hardop, noteerde mismoedig: cabaretiers, Concertgebouworkest<br />
en wierp het viltje weg. Wat was dat? Op een belendend<br />
tafeltje stond een bierflesje met het etiket <strong><strong>Limburg</strong>s</strong> Land. Dát was het<br />
natuurlijk! Ons landschap, de natuur: daar liggen kansen. Mensen<br />
gaan niet meer naar Sarskië of andere tropische hemelen op vakantie,<br />
Bemelen is ook mooi.<br />
Maar helaas: <strong>Limburg</strong> heeft behalve wat vennen en mergel ook allerlei<br />
zeldzame beestjes die in Holland al lang weggerookt zijn of onder het<br />
asfalt verdwenen. Maar hier int groene dal int stille dal vind je ze nog,<br />
de knoflookpad, de zeggekorfslak, de korenwolf. Helaas: die bedreigen<br />
de vooruitgang van Jos, want waar zij zich ophouden, kan er geen concurrerend<br />
innoverend renderend bedrijf komen. Hij werd al een beetje<br />
boos. Wiens schuld was dat? Juist: die driemaal doorgedraaide kakelwormen<br />
van milieufreaks. Ze hadden wel een voorsprong van jaren.<br />
Allemaal ex-communisten die van het Kremlin afkeken hoe ze de<br />
macht moesten grijpen. Neem zo’n club als Het <strong><strong>Limburg</strong>s</strong> Landschap:<br />
grootgrondbezitter nummer één. En de kleine ondernemer krijgt nog<br />
geen bloempotje grond van die boskabouters.<br />
Jos pakte nog een viltje en begon aan zijn statentirade. Voorpaginanieuws,<br />
maar het debat bleek niet verhelderend. Daarom schreef Van<br />
Rey een duidelijker stuk in de krant - meende hij. Duidelijk werd dat<br />
de nieuwe natuurondernemer zo dicht mogelijk bij unieke natuur wil<br />
ondernemen, liefst ERIN. Een terras midden in een eenzaam ven,<br />
zodat de parelduikers begerig naar je glas goed gekoelde witte wijn<br />
staren. Even nalezen: is dit geen onterechte karikatuur van liberaal<br />
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> ondernemen? Even dan de mening van de Amerikaanse<br />
politicoloog en cultuurpessimist William Ophuls over het liberalisme<br />
nalezen. Dat heeft “ons ongebreidelde hebzucht zonder enig moreel<br />
tegenwicht” gebracht, meent hij. Ik bedoel maar: negen van de tien<br />
Nederlanders denken allereerst aan hun eigen portemonnee, plezier,<br />
voordeel en zo verder. Daar moeten idealisten rekening mee houden.<br />
En eind juni vorig jaar bleek uit een onderzoek dat bijna eenderde van<br />
de vaderlanders meent dat de milieubeweging minder actie dient te<br />
voeren en meer moet zien te bereiken door overleg.<br />
Overleg. Er moet dringend gepraat worden met Van Rey. Hem duidelijk<br />
maken wat natuur precies is. Een stukje bos ter grootte van een<br />
krant dichtte Bloem zestig jaar geleden al. Maar welk bos? In Middenen<br />
Noord-<strong>Limburg</strong> vind je grote dennenbossen waarin nauwelijks<br />
andere planten (kunnen) groeien, en dieren derhalve weinig meer te<br />
zoeken hebben dan een schuilplaats. Natuur? Palenakkers noemen de<br />
gewraakte natuurmannen die. Maar daar heb je wel vijf of zes bungalowparken<br />
die tienduizenden toeristen trekken. Ze liggen temidden<br />
van varkens, kippen en wat weien, een eind weg van de echte natuur.<br />
Kennelijk geen bezwaar. Waarom moeten nieuwe ondernemers dan …<br />
U ziet: er is veel te bepraten. Doen. En doorgaan. Wel even een waarschuwing.<br />
Er is behalve de rijsnelheid nog een overeenkomst tussen de<br />
spraakmakende politicus en Verstappen. Die heeft een flitsende start,<br />
valt dan steeds terug en vaak helemaal stil. Is dat bij Van Rey anders?<br />
We zullen zien.<br />
Wim Kuipers<br />
8
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
Euregionale erkenning<br />
PLINTHOS IN DE PRIJZEN<br />
De Stichting Plinthos - oud-Grieks voor tegel of baksteen - mag zich de winnaar<br />
noemen van de Euregionale <strong>Milieu</strong>prijs <strong>2003</strong>, die jaarlijks wordt toegekend door de<br />
Akense Stiftung Kathy Beys. De toekenning is niet gebeurd op lichtvaardige gronden.<br />
Wie de veelheid van milieumaatregelen op een rij ziet die bij de restauratie van deze<br />
voormalige steenfabriek - inmiddels Rijksmonument - zijn toegepast moet wel onder<br />
de indruk komen van dit bijzondere staaltje van duurzaam bouwen.<br />
Het gebouw is de laatste resterende ringoven<br />
voor de fabricage van baksteen in <strong>Limburg</strong>.<br />
Toen de steenbakkerij met de naam Sint Jozef<br />
in 1974 zijn activiteiten stopte, zette het verval<br />
is en nam de natuur langzaam bezit van terreinen<br />
en gebouwen. Het is aan de Stichting<br />
Plinthos, de gemeenten Schinnen en Sittard-<br />
Geleen, DSM, Natuurmonumente, Landschapspark<br />
De Graven, de Stichting Buitenkans<br />
en natuur- en milieuverenigingen te<br />
danken dat het gebouw in oude glorie werd<br />
hersteld en een aangepaste bestemming<br />
kreeg. Het gebouw is tegelijkertijd een cultuurhistorisch<br />
gebouw van formaat en een<br />
knooppunt van duurzame activiteiten in de<br />
regio, zowel in ‘groen’ als in ‘sociaal’ opzicht.<br />
Indrukwekkende lijst<br />
Vanaf het begin van de restauratie werd op<br />
behoedzame wijze rekening gehouden met de<br />
nog aanwezige bouwmassa en de natuur die<br />
de terreinen rondom de ringoven in bezit had<br />
genomen. Daarnaast werd in de opdracht aan<br />
de architect en de aannemer de nadruk gelegd<br />
op toepassing van innovatieve technieken<br />
en duurzame materialen. De basis van het<br />
energiesysteem is de ringoven zelf. In de<br />
zomer wordt de koele lucht uit de ringoven<br />
gebruikt om de kantoor- en expositieruimten<br />
te koelen. In de winter wordt de lucht eerst<br />
voorverwarmd door de opgeslagen warmte in<br />
de bouwmassa van de ringoven, een groot<br />
bakstenen ovaal in het 100 meter lange<br />
gebouw. Vervolgens wordt de lucht verder<br />
opgewarmd door een warmtewisselaar, die<br />
de warmte onttrekt uit de af te voeren ventilatielucht.<br />
Via een warmtepomp maakt ook de<br />
vloerverwarming gebruik van de opgewarmde<br />
lucht uit de ringoven. Deze zorgt voor een<br />
gelijkmatige temperatuurverdeling, minder<br />
luchtbewegingen, geen stofschroei en minder<br />
kans op huismijt. Een behaaglijk en gezond<br />
binnenklimaat wordt bereikt door hoge isolatiewaarden,<br />
kleine luchtstromen, goede<br />
geluidwering en de toepassing van gezonde<br />
materialen. Verdere energiebesparing wordt<br />
bereikt door een aanwezigheidsdetectiesysteem<br />
voor verlichting, ventilatie en verwarming.<br />
De energie voor de buitenverlichting<br />
zal komen uit zonnecellen.<br />
Materialen<br />
Bij de restauratie werd zoveel mogelijk<br />
gebruik gemaakt van milieuvriendelijke materialen:<br />
hout met FSC-keurmerk, dakisolatie<br />
door middel van callulose op basis van oud<br />
papier, puingranulaat in de betonnen vloeren<br />
in plaats van nieuw zand en grind, pvc-vrije<br />
materialen voor het leidingwerk. Water voor<br />
toiletspoeling, reiniging van de gebouwen en<br />
de tuin is afkomstig van de ondergrondse<br />
regenwaterbuffer. Het overtollige water infiltreert<br />
via een vijver in de bodem.<br />
Gebouw en omgeving zijn ook in sociaal<br />
opzicht bijzonder. De Stichting Buitenkans<br />
biedt tientallen gehandicapten op deze locatie<br />
een kans op zinvolle arbeid in de natuur.<br />
In het gebouw zijn inmiddels het regionaal<br />
werkende NME-centrum Westelijke<br />
Mijnstreek en de Stichting Landschapspark<br />
De Graven gehuisvest. Er wordt nog gezocht<br />
naar meer gebruikers. Het gebouw leent zich<br />
uitstekend voor studiedagen en congressen<br />
voor gezelschappen tot 100 personen. Ook<br />
een café biedt zou kunnen bijdragen aan een<br />
sluitende exploitatie. Plinthos is een ideaal<br />
start- en eindpunt voor wandelaars en fietsers<br />
die de groene natuur, het Geleenbeekdal en<br />
het hellingengebied van het zuidelijk deel van<br />
de Westelijke Mijnstreek willen verkennen.<br />
Op afspraak kunnen ook geleide wandelingen<br />
en huifkartochten - de zogenaamde boerenparktochten<br />
- worden geboekt.<br />
Hub Bemelmans<br />
9
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
TRADE PORT NOORD EN<br />
NATUURONTWIKKELING<br />
In 1999 wees de provincie het gebied Trade Port Noord bij Venlo aan voor economische<br />
ontwikkeling. Het aanleggen van een industrieterrein zo vlak bij de ecologische<br />
hoofdstructuur is per definitie een gevoelige zaak. Reden te meer om uiterst zorgvuldig<br />
met het uitwerken van de plannen om te gaan. Want ook de natuur in het gebied<br />
verdient een impuls. Er zijn goede mogelijkheden om tussen bedrijvigheid en natuur<br />
win-win situaties te creëren. Die moeten wel worden verzilverd. Zie daar de opgave<br />
waar gemeente Venlo het afgelopen jaar mee bezig is geweest.<br />
Het gebied tussen de A73, het knooppunt<br />
Zaarderheiken, de spoorlijn Eindhoven -<br />
Venlo en de gemeentegrenzen van Venlo in<br />
het westen en noorden wordt aangeduid als<br />
Trade Port Noord. Het gebied is in totaal<br />
ongeveer 750 ha groot. Binnen dit gebied ligt<br />
onder ander een opgave voor een nieuw<br />
industrieterrein, een bedrijvenpark, een railterminal<br />
en nieuwe ecologische verbindingszones.<br />
De natuurkern in het zuiden van het<br />
gebied maakt deel uit van de ecologische<br />
hoofdstructuur (EHS). De gemeente Venlo<br />
ziet zich hiermee gesteld voor de uitdagende<br />
opgave economische ontwikkeling op gang te<br />
brengen en tegelijkertijd de ecologische waarden<br />
van het gebied niet alleen te respecteren,<br />
maar ook te versterken.<br />
DE PLANNEN<br />
Venlo heeft plannen in voorbereiding<br />
voor bedrijventerreinen en een<br />
golfbaan in het gebied. Trade Port<br />
Noord. Ze zijn inmiddels met de<br />
regionale achterban van de <strong>Milieu</strong>federatie<br />
besproken.<br />
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> vroeg projectleider<br />
Jeroen van Haeren de plannen toe<br />
te lichten.<br />
Ruimtelijke opzet<br />
Het plangebied is opgedeeld in drie stukken<br />
die zoveel mogelijk aansluiten bij de bestaande<br />
landschapstypen. In het wat hoger gelegen<br />
open gebied aan de westkant tegen het spoor<br />
is het grootschalige bedrijventerrein Trade<br />
Port Noord gepland, met ruimte voor industrie,<br />
transport en logistiek. Hier moet ook de<br />
railterminal komen en blijft ruimte gereserveerd<br />
voor de zeer gewenste verplaatsing van<br />
het spoorwegcomplex uit de binnenstad.<br />
Het gebied aan de oostkant van het plangebied,<br />
tegen de A73, is bestemd voor het kleinschalige<br />
bedrijvenpark Trade Port Noord, met<br />
faciliteiten voor schone technologie, onderzoek<br />
en ontwikkeling. Bedoeling is om het<br />
bestaande bos zoveel mogelijk te handhaven.<br />
Bedrijven worden geplaatst in de open randen<br />
langs het gebied. Daarnaast zal jonge aanplant<br />
op enkele percelen worden verwijderd<br />
waardoor er ruimte voor bedrijven ontstaat.<br />
Deze jonge aanplant is aangelegd in het kader<br />
van natuurcompensatie voor de A73. Nieuwe<br />
compensatie is natuurlijk een voorwaarde.<br />
Tussen het bedrijventerrein en het bedrijvenpark<br />
en ten zuiden ervan wordt Park<br />
Zaarderheiken gerealiseerd. Grote zorg bij de<br />
ruimtelijke indeling van het gebied was de<br />
vraag: hoe voorkom je in de toekomst dat<br />
bedrijventerrein en bedrijvenpark langzaam<br />
naar elkaar toe groeien. Tussen beide terreinen<br />
ligt een zone die nu agrarisch gebruik<br />
kent. Het gevaar is groot dat na verloop van<br />
jaren ongewenste activiteiten beetje bij beetje<br />
bezit nemen van dit middengebied en dat<br />
bedrijvenpark en bedrijventerrein op een oneigenlijke<br />
en ongewenste manier aan elkaar<br />
doen smelten. Alleen de aanleg van bos of<br />
heide is daarvoor naar verwachting onvoldoende.<br />
Hier is een ingreep nodig die het<br />
gebruik vastlegt en economisch stevig genoeg<br />
is. In de ruimtelijke structuur voor het gebied<br />
werd daarom gezocht naar een functie die én<br />
ondersteunend is voor de nieuwe ecologische<br />
verbindingszone én economisch stevig op de<br />
benen staat. We denken dat we met een golfterrein<br />
een goede invulling aan dat middengebied<br />
kunnen geven. Voorwaarde daarbij is wel<br />
dat die baan dan ruim van opzet is (70 tot 90<br />
ha), zodat er voldoende ruimte overblijft voor<br />
natuurontwikkeling. Ook de aanlegwerkzaamheden<br />
zelf bieden mogelijkheden. Door het<br />
grondverzet dat nodig is, kan de door landbouw<br />
bemeste grond plaatsmaken voor de<br />
armere grond die hier voorheen altijd gelegen<br />
heeft. Dat geeft ruimte aan natuurontwikkeling<br />
van voor het gebied kenmerkende soorten.<br />
Bestaande en nieuwe bosjes op en rond<br />
het golfterrein kunnen bijdragen aan het tot<br />
stand brengen van de hiervoor genoemde ecologische<br />
verbindingszone.<br />
Verder willen we de bestaande natuurkern in<br />
het zuiden van het gebied versterken. In het<br />
plangebied komen diverse beschermde dieren<br />
voor. Verschillende vleermuis-, vogel- en vissoorten<br />
wonen er of vinden er hun voedsel.<br />
Het leefgebied van deze soorten kunnen we<br />
handhaven en versterken door de aanwezige<br />
natuur de ruimte te geven zich te versterken.<br />
Ook is het de bedoeling een droge ecologische<br />
verbindingszone te creëren door het bedrijvenpark<br />
en tussen bedrijventerrein en -park.<br />
De Mierbeek die door het gebied loopt is nu<br />
op veel plaatsen niet meer dan een greppel<br />
die bovendien grote delen van het jaar droog<br />
staat. Onderdeel van de plannen is om die<br />
beek weer een stuk van zijn vitaliteit terug te<br />
geven door er water in terug te brengen. De<br />
aanleg van de golfbaan (en in het bijzonder<br />
de te verrichten grondwerkzaamheden) biedt<br />
daarvoor goede mogelijkheden.<br />
Duurzame bedrijvigheid<br />
Trade Port Noord bedrijventerrein en -park<br />
vormen voor Venlo de laatste mogelijkheid<br />
voor de ontwikkeling van nieuw bedrijven-<br />
10
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
terrein. Reden te meer om uiterst zorgvuldig<br />
met de schaarse grond om te gaan. De ambitie<br />
voor deze terreinen ligt hoog; duurzaamheid<br />
staat hoog in het vaandel. Ruimtegebruik,<br />
energie, bereikbaarheid en beheer<br />
van bedrijventerrein en -park zijn zaken die<br />
duurzaam worden uitgewerkt. Op het bedrijventerrein<br />
worden zeven clusters gerealiseerd<br />
die elk als bedrijvenhof worden opgezet. De<br />
term ‘hof’ is ontleend aan de bouwwijze van<br />
de traditionele <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e boerenhoeve. De<br />
bedrijvenhof is naar buiten gesloten, naar<br />
binnen open en toegankelijk via één centrale<br />
ingang. De hof huisvest een aantal bedrijven<br />
die geheel of nagenoeg geheel tegen elkaar<br />
aan gebouwd zijn. Dat voorkomt niet alleen<br />
een rommelige uitstraling, maar leidt ook tot<br />
efficiënt grondgebruik en werkt als een akoestische<br />
buffer. Aan de binnenzijde liggen de<br />
ingangen, laadperrons en zijn er mogelijkheden<br />
voor gezamenlijke voorzieningen zoals<br />
een wasstraat of gemeenschappelijk parkeerterrein.<br />
De bedrijvenhoven worden door groene<br />
stroken en nieuwe waterpartijen van elkaar<br />
gescheiden. Het bedrijventerrein wordt begrensd<br />
door een kastanjehaag, vier bomen<br />
breed, die ook doorloopt langs Trade Port<br />
West. Naast en onder deze kastanjes is ruimte<br />
voor ruigtes met bijbehorende flora en fauna.<br />
Bovendien maakt de kastanjehaag van het<br />
bedrijventerrein een eenheid, zodat het ook<br />
vanuit het omringende open buitengebied als<br />
een geheel is te zien. Hemelwater in het hele<br />
plangebied wordt niet afgevoerd door het<br />
riool, maar wordt via waterplassen deels<br />
teruggevoerd naar het grondwater en deels<br />
afgevoerd naar de parkzone om als extra voeding<br />
voor de Mierbeek te dienen. De Mierbeek<br />
staat nu het meest van de tijd droog en<br />
kan extra voeding goed gebruiken; dat biedt<br />
nieuwe kansen op droognatte natuurontwikkeling<br />
aan de oevers van de beek in Park<br />
Zaarderheiken.<br />
In het bedrijvenpark sluit de bebouwing zo<br />
mogelijk aan op bestaande elementen als<br />
landweggetjes, open plekken en bosranden.<br />
Hier en daar wordt jonge aanplant gekapt om<br />
ruimte te maken; dit wordt deels gecompenseerd<br />
in het bedrijvenpark en deels in Park<br />
Zaarderheiken. In het bedrijvenpark is plaats<br />
voor bijzondere architectuur. De ene keer een<br />
enkel bouwwerk omringd door bos, de andere<br />
keer een groepje gebouwen aan een open<br />
ruimte. In beide gevallen is het uitgangspunt<br />
dat er inpandig of uit het zicht wordt geparkeerd.<br />
MER GOLFBAAN: DUIDELIJKHEID GEVRAAGD<br />
In haar reactie op de Startnotitie MER golfbaan vraagt de <strong>Milieu</strong>federatie<br />
<strong>Limburg</strong>, mede in naam van een aantal lokale natuur- en milieuorganisaties, om<br />
meer duidelijkheid over de wijze waarop de natuur op en rond de golfbaan aan<br />
haar trekken komt. Het MER zal duidelijk moeten maken dat de golfbaan geen<br />
wezenlijke natuurwaarden in het gebied aantast en de in dit gebied geplande<br />
natuurontwikkeling niet frustreert.<br />
Het plangebied Trade Port Noord herbergt een aantal belangrijke natuurwaarden,<br />
met name bosgebied Zaarderheiken en het dal van de Mierbeek. Volgens de<br />
Startnotitie wordt in dat laatste gebied ingezet op de ontwikkeling van watergebonden<br />
natuur langs de beek. Bij de toetsing van de effecten van de golfbaan op<br />
de natuur dient met name gekeken te worden naar de bijdrage die de golfbaan<br />
kan leveren aan een zo robuust mogelijke en duurzaam mogelijke ecologische<br />
verbindingszone en op de ontwikkeling van het Mierbeekdal. Gevraagd wordt in<br />
het MER een variant uit te werken die maximaal op natuurontwikkeling is<br />
gericht.<br />
In het zoekgebied voor de golfbaan moet ook voorzien worden in compensatienatuur<br />
voor het toekomstige naastgelegen bedrijventerrein en bedrijvenpark.<br />
Het MER dient duidelijk te zijn over de mate waarin dit in het plan wordt verwerkt.<br />
Bovendien moet aangegeven worden in hoeverre de i<strong>nr</strong>ichting van de<br />
golfbaan bijdraagt aan bescherming van bedreigde diersoorten.<br />
Tot slot wordt gewezen op mogelijk nadelige gevolgen van het gebruik van<br />
mest, bestrijdingsmiddelen en beregening voor de kwaliteit van het grondwater.<br />
Verkeer<br />
Voor gemotoriseerd verkeer wordt Trade Port<br />
Noord aangesloten op de snelwegen A67 en<br />
A73 om de verkeersdruk zoveel mogelijk te<br />
spreiden. In het geval van een calamiteit is<br />
het zelfs noodzakelijk over meer ontsluitingen<br />
te beschikken. Autosluipverkeer tussen<br />
de beide snelwegen en tussen bedrijventerrein<br />
en -park wordt nagenoeg onmogelijk<br />
gemaakt. Daarnaast wordt het hele gebied<br />
ontsloten door een netwerk van grote en kleine<br />
fiets- en wandelroutes. Dat kunnen zowel<br />
verharde als onverharde wegen zijn, voor<br />
werkverkeer en recreatief gebruik. Hiervoor<br />
worden zoveel mogelijk de bestaande landweggetjes<br />
gebruikt. Drie doorgaande fietsroutes<br />
maken het mogelijk naar Grubbenvorst,<br />
Blerick en Horst te fietsen. Het moet<br />
mogelijk zijn de auto te laten staan en veilig<br />
en comfortabel op de fiets naar het werk te<br />
gaan.<br />
Ambitie<br />
Met Trade Port Noord verwacht de gemeente<br />
Venlo economische ontwikkeling op gang te<br />
brengen en ecologische waarden te versterken.<br />
Daarmee is de lat hoog gelegd en het zal<br />
de nodige inspanning vergen om die ambitie<br />
waar te maken. Ook financiële inspanningen.<br />
Ik ben ervan overtuigd dat op termijn zal<br />
blijken dat die inspanning alleszins de moeite<br />
waard is.<br />
drs. Jeroen van Haeren, projectleider a.i. Trade<br />
Port Noord Gemeente Venlo<br />
11
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
Mijnsteenberg Oranje Nassau IV bij de wijk<br />
Heksenberg<br />
Mijnsteen in Parkstad <strong>Limburg</strong><br />
OUD PROBLEEM BLIJVEND<br />
TOT LAST?<br />
In Parkstad <strong>Limburg</strong> is na het sluiten van de mijnen naar schatting minimaal 150 miljoen<br />
ton mijnsteen en mijnslik in en op de bodem achtergebleven. In mijnsteen kunnen<br />
als bijmenging kool- en teerresten voorkomen die onder andere Polycyclische<br />
Aromatische Koolwaterstoffen (PAK) bevatten. Om meer inzicht te krijgen in de effecten<br />
hiervan is het project “ Interactieve risicobenadering bodemproblematiek voormalige<br />
mijnstreek oostelijk Zuid-<strong>Limburg</strong>” gestart. Het project is een samenwerking<br />
van zes van de acht 'Parkstad <strong>Limburg</strong>'-gemeenten, de provincie <strong>Limburg</strong>, Stichting<br />
Kennisontwikkeling en kennisoverdracht Bodem, onderzoeksinstituut Alterra BV en<br />
De Straat <strong>Milieu</strong>-adviseurs BV. Het samenwerkingsproject wil antwoord geven op<br />
vragen als “ Waar zit die mijnsteen?” , “ Hoe moeten we omgaan met de grond waar<br />
mijnsteen in zit?” en “ Wat gebeurt er als we er groenten op verbouwen?”<br />
Doel en onderzoeksopzet<br />
Het project wil op de eerste plaats betrouwbare<br />
informatie verkrijgen over de risico’s van<br />
de diffuse bodemverontreiniging in de regio<br />
Parkstad <strong>Limburg</strong>. Hiervoor zijn de deelprojecten<br />
“gewasonderzoek”, “bodemkwaliteitskaarten”<br />
en “hergebruik” opgezet. Ook wil het<br />
project technische onderzoeksresultaten vertalen<br />
onder andere gezondheidsrisico’s voor<br />
bewoners en andere belanghebbenden. Aan<br />
de overheid worden adviezen gegeven over de<br />
wijze van communiceren over de bodemproblematiek<br />
met de bevolking. In dit artikel<br />
worden de resultaten van de afzonderlijke<br />
deelprojecten kort beschreven.<br />
Bodemkwaliteit<br />
De grond in de regio Parkstad <strong>Limburg</strong> is in<br />
het algemeen schoon of licht verontreinigd<br />
met PAK, zink en cadmium (bodemlaag tot<br />
1 meter beneden maaiveld). Er is onderzoek<br />
gedaan naar groente-/siertuinen en volkstuinen<br />
in de regio. In geen van de 90 monsters<br />
uit de tuinen wordt de interventiewaarde van<br />
PAK-gehalten overschreden, in 1 monster de<br />
tussenwaarde. De streefwaarde wordt wél<br />
regelmatig overschreden, met name in sieren<br />
groentetuinen in wijken die zijn gebouwd<br />
vóór 1970. Dit is mogelijk het gevolg van het<br />
veelvuldig gebruik van steenkoolproducten<br />
door bewoners destijds. De PAK-gehalten in<br />
deze tuinen zijn vergelijkbaar met die in<br />
andere stedelijke gebieden (bijvoorbeeld<br />
Haarlem en Nijmegen). Een overzichtelijk<br />
beeld van de bodemkwaliteit in Parkstad<br />
blijkt uit het kaartje op pagina 15.<br />
Hergebruik<br />
In de regio Parkstad <strong>Limburg</strong> komt vaak<br />
grond gemengd met mijnsteen vrij bij activiteiten<br />
zoals kleine en grote bouwwerken,<br />
renovaties aan wegen en riool, etc. Deze<br />
grond kan in veel gevallen worden hergebruikt<br />
conform het Bouwstoffenbesluit. Een<br />
groot deel (geschat op ruim 40%) van dit<br />
12
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
soort activiteiten vindt plaats buiten het<br />
gezichtsveld van het bevoegd gezag, de<br />
gemeenten. Weinig vrijkomende grond<br />
wordt hergebruikt binnen overeenkomstige<br />
gebieden of op andere locatie’s (Actief<br />
Bodembeheer). Een randvoorwaarde hiervoor<br />
is dat de kwaliteit van de bodem die vrijkomt<br />
hetzelfde of beter moet zijn dan de kwaliteit<br />
van de ontvangende bodem. Belangrijke<br />
knelpunten in de hergebruikketen zijn: onbekendheid<br />
met de mogelijkheden van actief<br />
bodembeheer, het ontbreken van handhavingcapaciteit<br />
en verschillen tussen landelijk en<br />
provinciaal beleid.<br />
Het bodembeleid van Parkstad <strong>Limburg</strong> voor<br />
het hergebruiken van grond bij bouwwerkzaamheden<br />
of de reconstructie van wegen is<br />
geformuleerd in het bodembeleidsplan. In de<br />
bodem van Parkstad <strong>Limburg</strong> komen door de<br />
historie van het mijnverleden bijmengingen<br />
van mijnsteen voor in de bodem en ook pure<br />
mijnsteen. Een probleem hierbij is dat in het<br />
verleden, door deze bijmengingen, de grond<br />
niet mocht worden hergebruikt en moest worden<br />
afgevoerd tegen hoge kosten. Hergebruik<br />
van pure mijnsteen was helemaal uitgesloten,<br />
terwijl het gewoon gebiedseigen materiaal is.<br />
Er was daarom in het bodembeleidsplan geen<br />
specifiek beleid geformuleerd voor de omgang<br />
met deze grond met bijmenging met mijnsteen<br />
en mijn.<br />
Gewassen<br />
De eindconclusie van het gewasonderzoek is<br />
dat er als gevolg van PAK in de bodem geen<br />
bijzondere risico’s verbonden zijn aan het<br />
eten van groenten uit eigen (moes)tuin in<br />
Parkstad. Het gewasonderzoek is uitgevoerd<br />
om te weten of en in welke mate groentegewassen<br />
in de regio Parkstad <strong>Limburg</strong> met<br />
PAK vervuild zijn en of daaraan gezondheidsrisico’s<br />
verbonden zijn voor de bewoners.<br />
Verder moest het onderzoek duidelijk maken<br />
of de eventueel verhoogde aanwezigheid van<br />
PAK in groenten, afkomstig van moestuinen<br />
of volkstuinen in Parkstad <strong>Limburg</strong>, verband<br />
houdt met de aanwezigheid van PAK in de<br />
bodem of dat er daarvoor andere oorzaken<br />
(bijvoorbeeld vanuit de lucht) zijn. Als zou<br />
blijken dat er PAK voorkomt in de gewassen,<br />
zou vastgesteld moeten worden welke maatregelen<br />
door de bewoners zelf kunnen worden<br />
genomen om de inname van PAK via voedingsgewassen<br />
te verminderen. De betrokkenheid<br />
van bewoners bij dit onderzoek was<br />
daarom van groot belang.<br />
Het onderzoek is in drie delen uitgevoerd.<br />
Er is onderzoek gedaan in particuliere tuinen<br />
en er zijn proeftuinen in de regio ingericht.<br />
Bovendien zijn er door het wetenschappelijk<br />
instituut potproeven gedaan. Via een oproep<br />
in de krant is bewoners uit de regio gevraagd<br />
mee te werken aan het gewassenonderzoek.<br />
Zij hebben dat gedaan door de grond en de<br />
groenten (boerenkool, wortelen en sla) uit<br />
hun eigen moestuin te laten analyseren.<br />
In Heerlen, Landgraaf en Kerkrade werden<br />
proeftuinen aangelegd. In deze tuinen werden<br />
grond en gewassen onderzocht. Bij dit<br />
onderzoek zijn ook de PAK-gehalten bepaald<br />
van groenten die groeiden op zwaar verontreinigde<br />
grond - of beter gezegd op afvalmateriaal<br />
- dat veel PAK bevatte. Om de experimenten<br />
uit te voeren onder gecontroleerde en<br />
wetenschappelijk verantwoorde omstandigheden<br />
zijn potproeven in een kas uitgevoerd.<br />
Hierbij zijn de PAK-gehalten in gewassen,<br />
geteeld op schone grond, vergeleken met die<br />
in gewassen geteeld op ernstig verontreinigde<br />
grond.<br />
De conclusies uit het gewasonderzoek luiden<br />
als volgt:<br />
• In Parkstad <strong>Limburg</strong> is de hoeveelheid<br />
PAK in groenten die worden geteeld in<br />
particuliere moestuinen niet erg hoog en<br />
vergelijkbaar met die in andere verstedelijkte<br />
gebieden. De bijdrage van gewassen aan<br />
de opname van PAK door de mens in<br />
DEFINITIES<br />
Schone grond:<br />
alles onder de streefwaarde, voor de<br />
parameter PAK betekent dit kleiner dan<br />
1 mg/kg d.s. standaardbodem<br />
Licht verontreinigde grond:<br />
alles boven de streefwaarde en onder<br />
de tussenwaarde, voor de parameter PAK<br />
betekent dit tussen de 1 mg/kg d.s. en<br />
20,5 mg/kg d.s. standaardbodem<br />
Matig verontreinigde grond:<br />
alles boven de tussenwaarde en onder<br />
de interventiewaarde, voor de parameter<br />
PAK betekent dit tussen de 20,5 mg/kg<br />
d.s. en 40 mg/kg. d.s. standaardbodem<br />
Sterk verontreinigde grond:<br />
alles boven de interventiewaarde, voor<br />
de parameter PAK betekent dit boven<br />
de 40 mg/kg. d.s. standaardbodem.<br />
Streefwaarde, tussenwaarde en interventiewaarde<br />
zijn de waarden die zijn vastgelegd<br />
in de Wet bodembescherming.<br />
Parkstad <strong>Limburg</strong> is dan ook vergelijkbaar<br />
met die in andere verstedelijkte gebieden.<br />
Zelfs bij de meest verontreinigde groenten<br />
afkomstig uit de particuliere moestuinen<br />
zijn de risico's als gevolg van de aangetroffen<br />
PAK-gehalten laag. Om het zogenaamde<br />
maximaal toelaatbaar risico (MTR) voor<br />
PAK te overschrijden door het eten van<br />
13
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
deze groenten, zou iemand 1,6 kg boerenkool,<br />
6.5 kg wortelen of 3,4 kg sla per dag<br />
moeten eten.<br />
• De opname van PAK door de mens als<br />
gevolg van directe inname van grond<br />
(aanhangende grond aan slecht gewassen<br />
groente maar ook het direct eten van<br />
grond door kleine kinderen) is in Parkstad<br />
<strong>Limburg</strong> hoger dan elders omdat de PAK<br />
gehalten in de grond hoger zijn. Ook al<br />
is de opname hoger: er wordt zeker niet<br />
zoveel opgenomen via gronddeeltjes dat<br />
het MTR zelfs maar wordt benaderd.<br />
• Opname van PAK uit de bodem (en dus uit<br />
mijnstee<strong>nr</strong>esiduen) levert geen belangrijke<br />
bijdrage aan de belasting van voedingsgewassen<br />
met PAK in Parkstad <strong>Limburg</strong>.<br />
Andere bronnen, m.n. aanvoer vanuit de<br />
lucht (uitlaatgassen, rook) zijn belangrijker.<br />
• Het i<strong>nr</strong>ichten van moestuinen op matig<br />
tot zwaar verontreinigde grond levert geen<br />
risico’s op als gevolg van consumptie van<br />
daarop geteelde gewassen, maar wel als<br />
gevolg van onbedoelde inname van bodemdeeltjes.<br />
Voor normale moestuinen geldt<br />
dat deze hogere PAK-gehalten niet worden<br />
gevonden en er dus geen risico verbonden<br />
is aan de consumptie van gewassen en de<br />
onbedoelde ingestie van grond.<br />
Goed wassen van groente is natuurlijk altijd<br />
van belang maar in alle onderzochte tuinen<br />
treden ook bij niet zo goed wassen geen<br />
gezondheidsrisico’s als gevolg van PAK op.<br />
Risicoperceptie<br />
De ervaring leert dat bodemprojecten vaak als<br />
een technische aangelegenheid behandeld<br />
worden; maar het is méér. Uit onderzoek<br />
blijkt dat de o<strong>nr</strong>ust bij bewoners niet zozeer<br />
wordt veroorzaakt door de feitelijke gegevens<br />
over de bodemverontreiniging maar vooral<br />
door het communicatieproces. Het goede<br />
nieuws hierbij is dat we het communicatieproces<br />
- en dus de mate van o<strong>nr</strong>ust - voor een<br />
belangrijk deel kunnen beheersen en in zekere<br />
mate kunnen beïnvloeden, ondanks onzekerheden<br />
op het technische vlak.<br />
In het verleden is twijfel geuit over de vraag<br />
of de normen voor PAK voldoende veilig zijn.<br />
Het CSOIL-programma dat de risico’s berekent<br />
ging ervan uit dat PAK werden opgenomen<br />
door de verschillende gewassen. Uit de<br />
praktijk blijkt nu dat dit niet zo is. Het programma<br />
geeft dus niet de daadwerkelijke situatie<br />
weer. Ook termen als verwaarloosbaar<br />
risico en aanvaardbaar risico zijn voor de burger<br />
zeer verwarrend en niet uit te leggen.<br />
Aanbevelingen<br />
De belangrijkste aanbevelingen uit de deelprojecten<br />
zijn de volgende:<br />
Communicatie<br />
De projectgroep beveelt aan om de interne en<br />
externe communicatie tussen alle betrokken<br />
partijen bij een bodemverontreiniging structureel<br />
vorm te geven. Hiervoor is de handleiding<br />
‘communicatie bij bodemverontreiniging’<br />
opgesteld. Het gaat onder meer over<br />
het instellen van een klachtenprocedure,<br />
zorgen voor correcte informatie en een goede<br />
relatie met de pers. Elke gemeente dient zelf<br />
hiervoor zorg te dragen, in samenwerking<br />
met de afdeling communicatie in de gemeenten.<br />
Voor een open communicatie is het van<br />
groot belang dat de voorlichting in een vroeg<br />
stadium ter hand wordt genomen en onderling<br />
wordt afgestemd.<br />
Om het communiceren over risico’s te vereenvoudigen,<br />
verdient het aanbeveling om<br />
onduidelijke begrippen als ‘verwaarloosbaar<br />
risico niveau’ en ‘aanvaardbaar risico’ te vermijden.<br />
Deze termen zijn voor burgers en<br />
andere betrokkenen bij een bodemverontreiniging<br />
zeer verwarrend en niet uit te leggen.<br />
Het vertalen van normen in duidelijke en<br />
begrijpbare taal is een ‘must’ bij de communicatie<br />
over bodemproblemen.<br />
Hergebruik van grond en mijnsteen<br />
Het bodembeleidsplan van de regio Parkstad<br />
<strong>Limburg</strong> en de bodembeheerplannen van de<br />
betrokken gemeenten moeten worden aangepast<br />
op de volgende punten:<br />
• Maak hergebruik van vrijkomende mijnsteen/slik<br />
mogelijk, niet alleen in werken<br />
maar ook als bodem, volgens de regeling<br />
van actief bodembeheer<br />
• Formuleer gebiedsgericht beleid voor<br />
mengsels van grond met meer dan 5%<br />
mijnsteen of hergebruik van puur mijnsteen<br />
of mijnslik. Een belangrijke aanvulling<br />
ten opzichte van het huidige bodembeleid<br />
is, dat grond met maximaal 10%<br />
bodemvreemd materiaal vanuit de mijnindustrie<br />
kan worden hergebruikt binnen de<br />
huidige zones van de Bodemkwaliteitskaart,<br />
mits ze voldoen aan de chemische en fysische<br />
kwaliteitseisen. Deze zaken zullen<br />
worden meegenomen als de nieuwe<br />
bodemkwaliteitskaarten en beheerplannen<br />
worden opgesteld (binnen circa 3 jaar).<br />
In de praktijk zal dit nu al worden toegepast.<br />
Door de provincie <strong>Limburg</strong> moet eenduidig<br />
en helder beleid worden geformuleerd. Dit<br />
beleid moet door iedereen gedragen worden<br />
en bij hergebruik ook in de praktijk door<br />
iedereen op dezelfde wijze worden toegepast.<br />
De handhaving van het Bouwstoffenbesluit<br />
(de grondstromen) moet door de verschillende<br />
overheden (gemeenten, regio, inspectie,<br />
provincie) structureel worden aangepakt. Met<br />
het opzetten van een regionale samenwerking<br />
op het gebied van handhaving is hiervoor een<br />
start gemaakt. Met name de capaciteit voor<br />
handhaving blijft hierbij een aandachtspunt.<br />
Bodemkwaliteitskaart<br />
Als een bodemkwaliteitskaart wordt gebruikt<br />
voor het inschatten van de bodemkwaliteit in<br />
een gebied dat aanzienlijk kleiner is dan de<br />
bodemkwaliteitszone waarin dit gebied ligt<br />
(bijvoorbeeld voor een woonperceel), moet<br />
rekening worden gehouden met schattingsfouten.<br />
Daarom verdient het aanbeveling<br />
daarvoor niet alleen de bestaande (regionale)<br />
bodemkwaliteitskaart te gebruiken om de<br />
kwaliteit op perceelsniveau te bepalen, maar<br />
ook aanvullend bodemonderzoek uit te voeren.<br />
Hierbij kan volstaan worden met een<br />
verkennend bodemonderzoek. Dit om zekerheidheid<br />
te verkrijgen omtrent de bodemkwaliteit<br />
voor dat specifiek perceel.<br />
PAK-gewas<br />
Uit de onderzoek is gebleken dat het CSOIL<br />
programma, de PAK-gehaltes in gewassen<br />
niet correct voorspelt in vergelijking met de<br />
werkelijkheid. Dit zal onder de aandacht<br />
worden gebracht bij het RIVM. Het zou best<br />
kunnen zijn dat dit ook van invloed kan zijn<br />
op de norm voor PAK in de bodem en dat<br />
deze aanpassing verdient.<br />
Esther de Boeye, Gemeente Heerlen<br />
14
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
MIJNSTEENBERG ORANJE-<br />
NASSAU IV MOET BLIJVEN!<br />
Al geruime tijd loopt in de gemeente Heerlen een heftige discussie over de toekomst<br />
van zandwinningsbedrijf Sigrano en daarmee samenhangend het behoud van de<br />
mijnsteenberg van de voormalige Oranje-Nassaumijn IV, gelegen aan de rand van de<br />
wijk Heksenberg. Op de hoorzitting van 6 december j.l. verklaarde de <strong>Milieu</strong>federatie<br />
zich solidair met de tegenstanders van afgraving.<br />
In de hoop de dreigende afgraving te keren<br />
hebben de tegenstanders een creatief argument<br />
uit de kast gehaald. Zij vragen om de<br />
mijnsteenberg aan te wijzen als beschermd<br />
monument in de zin van de Monumentenwet.<br />
De berg is een relict van de mijnindustrie<br />
en maakt al decennia lang deel uit van<br />
het landschap. In zijn huidige verschijningsvorm<br />
is het de laatste niet afgegraven mijnsteenberg<br />
in <strong>Limburg</strong>. De berg is derhalve<br />
van grote cultuurhistorische betekenis. De<br />
<strong>Milieu</strong>federatie kan instemmen met het<br />
toekennen van de monumentenstatus aan<br />
de berg.<br />
Naast de cultuurhistorische waarde van de<br />
mijnsteenberg spelen het behoud van een<br />
goed woon- en leefklimaat in de aangrenzende<br />
wijken en de natuur- en landschapswaarden<br />
van de berg in de discussie een prominente<br />
rol. De regio Parkstad is een van de<br />
dichtst bevolkte streken van ons land. Parkstad<br />
bestaat uit een min of meer aaneengesloten<br />
stedelijk gebied met circa 220.000<br />
inwoners. De stedelijke delen worden van<br />
elkaar gescheiden door kleinere en grotere<br />
groengebieden. Voor een goed woon- en leefklimaat<br />
in het zeer dicht bevolkte gebied is<br />
behoud van de huidige waardevolle open<br />
groene ruimten binnen Parkstad essentiëel.<br />
De wijken rondom Sigrano ondervinden<br />
momenteel in meer of mindere mate overlast<br />
van de huidige ontgrondingsactiviteiten in de<br />
vorm van geluid en stof. De mijnsteenberg<br />
vormt een buffer tussen het bedrijf en de<br />
omliggende woonwijken. Als gevolg van deze<br />
ligging worden de negatieve gevolgen van de<br />
activiteiten van Sigrano getemperd; de berg<br />
fungeert immers als een grote natuurlijke<br />
geluidswal en vangt een hoop stof af.<br />
De <strong>Milieu</strong>federatie vreest dat het afgraven van<br />
de berg en het winnen van zilverzand onder<br />
de berg tot een aanzienlijke toename van de<br />
overlast zal leiden. Onderzoek van de GGD<br />
heeft uitgewezen dat op grond van huidige<br />
gegevens niet kan worden uitgesloten dat er<br />
kwartszand in de wijken terecht komt, met<br />
mogelijk negatieve effecten op de volksgezondheid.<br />
De <strong>Milieu</strong>federatie is er dus van<br />
overtuigd dat behoud van de mijnsteenberg<br />
bijdraagt aan een goed en gezond woon- en<br />
leefklimaat in de omliggende woonwijken.<br />
Het tweede punt, waarop de <strong>Milieu</strong>federatie<br />
in haar stellingname wijst, zijn de natuur- en<br />
landschapswaarden. De mijnsteenberg grenst<br />
direct aan de Brunssummerheide, die vanwege<br />
haar zeer hoge natuurwaarden onder de<br />
strengste beschermingsregels valt. Ze is op<br />
grond van Europese natuurbeschermingsregels<br />
aangemeld als Habitatrichtlijngebied, is<br />
volgens rijksregels aangewezen als beschermd<br />
natuurmonument en maakt onderdeel uit van<br />
de Rijks- en Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.<br />
Ruimtelijk is er geen grens tussen<br />
de Brunssummerheide en de mijnsteenberg.<br />
De mijnsteenberg is door de begroeiing geïntegreerd<br />
in het landschap en maakt feitelijk<br />
deel uit van de Brunssummerheide. Afgraven<br />
van de mijnsteenberg betekent dus dat de<br />
negatieve effecten zich niet alleen zullen<br />
beperken tot de berg zelf, maar zich zullen<br />
uitstrekken over een deel van de Brunssummerheide.<br />
Daar betekent het verstoring door<br />
geluid en mogelijk invloed op de waterhuishouding.<br />
Dit laatste moet nog blijken uit<br />
nader onderzoek. Maar ook de mijnsteenberg<br />
zelf herbergt belangrijke natuurwaarden.<br />
Sigranogroeve<br />
Gedurende de laatste 30 jaar heeft zich ter<br />
plaatse een waardevolle flora en fauna ontwikkeld,<br />
die volgens opgave van het Ministerie<br />
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit<br />
diverse soortgroepen betreft: planten, vogels,<br />
reptielen, amfibieën en insecten. Het bos op<br />
de mijnsteenberg is in het provinciaal beleid<br />
aangewezen als bestaand bos- en/of natuurgebied<br />
en maakt onderdeel uit van de EHS en<br />
PES. Dit betekent een zware planologische<br />
bescherming; ingrepen als de nu voorgestane<br />
zijn niet toegestaan, tenzij mocht blijken dat<br />
er zwaarwegende maatschappelijke belangen<br />
mee gemoeid zijn en er geen alternatieven<br />
zijn. Bij het zwaarwegend maatschappelijk<br />
belang kunnen vraagtekens gezet worden.<br />
Volgens de provincie wordt in de behoefte<br />
aan zilverzand tot het jaar 2015 voorzien door<br />
o.a.de bestaande Sigrano-vergunning.<br />
Tenslotte voert de <strong>Milieu</strong>federatie aan dat het<br />
streven van de provincie <strong>Limburg</strong> en de<br />
gemeenten is erop gericht om van Parkstad<br />
<strong>Limburg</strong> een echte kwaliteitsregio te maken.<br />
Behoud en uitbreiding van stedelijk groen en<br />
bos, zoals bij de mijnsteenberg Oranje-<br />
Nassau IV het geval is, is daarvan een vitaal<br />
onderdeel.<br />
Bart Cobben<br />
15
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
SML-NIEUWS<br />
SITTARD-GELEEN ZET SUBSIDIE-<br />
GELDEN OP HET SPEL<br />
In een gezamenlijke brief hebben de groene organisaties in de Westelijke Mijnstreek<br />
en de <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> een beroep gedaan op het groene geweten van de<br />
gemeenteraad van Sittard-Geleen om de voorgenomen bezuiniging van 50% op de<br />
gemeentelijke bijdrage aan Landschapspark De Graven ongedaan te maken. De voornemens<br />
om in de komende jaren drastisch te snijden in de uitgaven voor het landschapspark<br />
stellen de groene organisaties zeer teleur.<br />
Aan bezuinigingen valt niet te ontkomen,<br />
erkennen de groene organisaties. De gemeente<br />
wordt zwaar getroffen door de regeringsmaatregelen<br />
en het gemeentebestuur kan<br />
slechts proberen de tekorten met zo min<br />
mogelijk pijn door te vertalen naar de diverse<br />
beleidsterreinen. Om die verdeling van de<br />
pijn gaat het. Een bezuiniging van 50 procent<br />
op het groen in het buitengebied, het gebied<br />
van LDG, is niet evenwichtig en niet redelijk.<br />
Met deze verdeling krijgen in het beleid van<br />
de fusiestad de ‘rode’ (= stedelijke functies)<br />
voorrang boven de ‘groene’ (natuur in de stad<br />
en het buitengebied). Die ongelijke behandeling<br />
is strijdig met algemeen aanvaard beleid<br />
aangaande de gewenste duurzame ontwikkeling<br />
van de samenleving. In het Provinciaal<br />
Omgevingsplan <strong>Limburg</strong> (POL) is sprake van<br />
de driehoek People-Planet-Profit. Alle factoren<br />
dienen zich eve<strong>nr</strong>edig te ontwikkelen, wil<br />
niet van scheefgroei sprake zijn. Die scheefgroei<br />
dreigt met de aangekondigde bezuinigingen<br />
op LDG. Niet langer is het zo dat rood<br />
en groen zich gelijktijdig zullen ontwikkelen.<br />
Groen blijft achter, aldus de natuur- en<br />
milieuorganisaties.<br />
LDG, onmisbaar voor duurzame<br />
ecologische structuur<br />
De realisering van Landschapspark De<br />
Graven bevat een groot aantal voornemens<br />
die essentieel zijn voor een samenhangende<br />
groenstructuur in de gemeente en de wijdere<br />
regio. Zo is een goed doordachte, groene aankleding<br />
van het Middengebied het laatste redmiddel<br />
voor de realisering van een ecologische<br />
verbinding tussen het zuidelijk en het<br />
noordelijk deel van De Graven. In het provinciaal<br />
beleid wordt deze verbinding van groot<br />
belang geacht, getuige het feit dat de verbinding<br />
is opgenomen in de Provinciale<br />
Ecologische Structuur (PES).<br />
Ook de aanleg van bossen en landschapselementen,<br />
de renaturering van de dalen van<br />
de Geleenbeek en de Rode Beek, de anti-erosiemaatregelen<br />
en de verbrede perspectieven<br />
voor de landbouw in het gebied zullen fors<br />
bijdragen aan verbetering van de leef- en<br />
omgevingskwaliteit van de gemeente als<br />
geheel. Als er dan al bezuinigd moet worden,<br />
dan in elk geval niet op de meest kritische<br />
onderdelen van De Graven, zoals het<br />
Middengebied, de beekdalen en bosaanleg.<br />
Schadelijk voor economie en imago<br />
In de brief wordt met nadruk erop gewezen,<br />
dat bezuinigingen die tot stilstand leiden niet<br />
alleen schade toebrengen aan natuur en landschap<br />
maar ook aan de mens (people) en aan<br />
de economie (profit). Natuur en landschap<br />
hebben immers grote betekenis voor de recreatie<br />
van de stedelijke bevolking in deze dichtbevolkte<br />
regio en brengen geld in het laatje<br />
van bedrijven in de toeristische en recreatieve<br />
sector. Landschap is kapitaal. Daarom moet<br />
juist deze functie volgens allerlei nota’s (o.a.<br />
de regiovisie) in deze streek worden uitgebouwd.<br />
Ook in andere opzichten is het stopzetten van<br />
de groene aankleding van de Westelijke<br />
Mijnstreek een slechte zaak. Uit onderzoek is<br />
gebleken dat wonen in of nabij groen en<br />
natuur leidt tot een waardevermeerdering van<br />
woningen tot 30 procent. Bovendien - en dat<br />
is waarschijnlijk nog belangrijker - is een<br />
WIJS BESLUIT<br />
De gemeenteraad van Sittard-<br />
Geleen heeft alsnog raadsbreed<br />
steun betuigd aan een amendement<br />
van de oppositie om de bijdrage aan<br />
Landschapspark De Graven te handhaven<br />
op het oude niveau (circa 8<br />
ton Euro per jaar). Bravo!<br />
groene en aangename woonomgeving voorwaarde<br />
voor een goed vestigingsklimaat voor<br />
bedrijven en werknemers. Juist deze ‘smidse<br />
van <strong>Limburg</strong>’ is erbij gebaat dat er meer evenwicht<br />
komt tussen het vele rood van bedrijventerreinen,<br />
infrastructuur en woongebieden<br />
enerzijds en het omringende landschap<br />
anderzijds.<br />
De ontwikkeling van Landschapspark De<br />
Graven is juist bedoeld om die scheve verhoudingen<br />
recht te trekken. Als in deze ontwikkeling<br />
stagnatie optreedt komt deze regio<br />
nooit van het negatieve imago af dat ooit in<br />
een landelijke publikatie werd omschreven als<br />
“Sittard? Dat is toch dat industriestadje bij<br />
DSM?”<br />
Uitgaven voor groen als hefboom<br />
Niet op de laatste plaats betekent het lokaal<br />
bezuinigen ook het laten wegvallen van subsidiegelden<br />
van buiten (provincie en Rijk).<br />
Ruwweg genereert elke euro van Sittard-<br />
Geleen een euro van elders. Het gaat bij de<br />
eigen uitgaven voor groen dus mede om een<br />
hefboom waarmee subsidiegelden uit nietgemeentelijke<br />
bronnen kunnen worden verworven.<br />
Dit maakt dat gemeentelijke investeringen<br />
een dubbel rendement opbrengen.<br />
In dit verband wijzen de groene organisaties<br />
ook op de samenwerking met de gemeente<br />
Schinnen. Geleen-Sittard en Schinnen hebben<br />
zich verplicht in een gezamenlijke<br />
16
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
DE ACTIEVOERENDE<br />
GROENE ORGANISATIES<br />
IVN Born, IVN Geleen, IVN Sittard,<br />
<strong>Milieu</strong>groep Sittard, Stichting Graetheidecomité,<br />
Stichting Ontgrinden<br />
Nooit, Stichting Middenbos, Federatief<br />
Verband tegen Ontgrinden<br />
Born, <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong><br />
inspanning Landschapspark De Graven te realiseren<br />
en hebben daartoe een financiële verdeelsleutel<br />
afgesproken. Door eenzijdig optreden<br />
van Sittard-Geleen dreigt dit unieke samenwerkingsverband<br />
te worden geschaad. Sittard-<br />
Geleen dreigt door Schinnen als onbetrouwbare<br />
partner te worden beschouwd. Te vrezen valt,<br />
dat Schinnen daaruit consequenties zal trekken<br />
en haar bijdrage eveneens zal halveren.<br />
“Wij vragen u om aan de ontwikkeling van<br />
Landschapspark De Graven de prioriteit te<br />
geven die u er in het verleden aan toekende.<br />
De Sittardenaren, Geleendenaren en inwoners<br />
van Born en Schinnen - en niet te vergeten<br />
de toekomstige generaties - zullen dat<br />
weten te waarderen”, aldus de natuur- en<br />
milieuorganisaties in de Westelijke<br />
Mijnstreek en de <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>.<br />
Hub Bemelmans<br />
bron artikel rechts: Dagblad De <strong>Limburg</strong>er<br />
17
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
SML-NIEUWS<br />
MEERSSEN GOED OP WEG NAAR<br />
DUURZAAMHEID<br />
Dit jaar is het beleid van de gemeente Meerssen voor de vijfde keer beoordeeld op<br />
diverse aspecten ten aanzien van duurzame ontwikkeling. Die beoordeling gebeurt<br />
aan de hand van de zogenaamde Lokale Duurzaamheidsspiegel. De beleidsvelden die<br />
daarin aan de orde komen zijn Mondiaal/Lokaal, Klimaat, Water, Groen & Ruimte en<br />
Sociaal. De Duurzaamheidsspiegel is een instrument voor meting en stimulering van<br />
duurzame ontwikkeling in de gemeente. Deze meetlat is ontwikkeld door NCDO, de<br />
Nationale Commissie voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling.<br />
Dit jaar is voor het vijfde jaar de Duurzaamheidsspiegel ingevuld in Meerssen onder<br />
verantwoordelijkheid van het Mondiaal Platform Meerssen en in goed overleg met<br />
politieke partijen en met ambtelijke ondersteuning van de gemeente. Het Mondiaal<br />
Platform Meerssen bestaat uit Amnesty International, IVN-Ulestraten, IVN-Meerssen,<br />
<strong>Milieu</strong>defensie Meerssen, MOS, Wereldwinkel en de Stichting Vluchtelingenwerk<br />
Groen Heuvelland.<br />
onder andere betrekking op de uitdrukkelijke<br />
plaats van duurzame ontwikkeling in het<br />
beleid. Er gebeurd veel goeds op dit terrein,<br />
maar neem het dan ook als algemeen uitgangspunt<br />
voor het beleid. Dus: duurzaamheid<br />
verankeren in het beleid. Het internationale<br />
aspect is duidelijk onderbedeeld in het<br />
beleid van de gemeente Meerssen. Dit uit<br />
zich bijvoorbeeld in te weinig steun voor<br />
mondiale bewustwording en geen of onvoldoende<br />
gebruik van eerlijke producten (Max<br />
Havelaar). Bij het aspect Mondiaal/Lokaal had<br />
Meerssen maar 12 van de 40 punten.<br />
Meerssen scoort hoog<br />
Steeds meer gemeenten vullen de Duurzaamheidsspiegel<br />
in. In het jaar <strong>2003</strong> waren er dat<br />
429. Ten opzichte van die 429 gemeenten<br />
scoort Meerssen bovengemiddeld. Van de 47<br />
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e hebben er 32 de spiegel gedeeltelijk<br />
ingevuld. Van de 4 <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e gemeenten<br />
die de spiegel geheel hebben ingevuld scoort<br />
Meerssen het hoogste. Beschouwd per aspect<br />
zit Meerssen landelijk bij Water en Klimaat<br />
bij de bovenste 10%, bij Groen & Ruimte bij<br />
de bovenste 25% en bij Mondiaal/Lokaal en<br />
Sociaal rond het gemiddelde.<br />
Vooruitgang<br />
De Duurzaamheidsspiegel wordt jaarlijks nog<br />
verbeterd en aangepast aan de veranderende<br />
omstandigheden. Daardoor verandert ook het<br />
aantal punten dat maximaal gehaald kan worden.<br />
De verandering van jaar tot jaar kan<br />
gevolgd worden aan de hand van het percentage<br />
punten dat Meerssen scoort. De tendens<br />
is stijgend. In 2002 bedroeg de score 52%, in<br />
<strong>2003</strong> stijgt zij naar 63%. Bovendien is de<br />
positie van Meerssen ten opzichte van de<br />
andere gemeenten verbeterd. Meerssen is dus<br />
goed op weg naar duurzaamheid, maar …..<br />
Verbeteringen<br />
Stilstand is achteruitgang, zeker op de weg<br />
naar duurzaamheid. Meerssen zal dus moeten<br />
doorgaan met het behalen van meer punten<br />
bij de Duurzaamheidsspiegel.<br />
Duurzaamheid moet een herkenbaar onderdeel<br />
worden van het algemeen gemeentelijk<br />
beleid. Bij Water en Klimaat scoort Meerssen<br />
al hoog, maar de stimulering van zonne-energie<br />
moet nog meer aandacht krijgen. Ook<br />
voorlichting over energiebesparing richting<br />
bedrijven blijft achter. Bij Groen & Ruimte<br />
verdient Meerssen een pluim voor het gifvrij<br />
houden van de gemeente. Nu is het zaak om<br />
andere organisaties, zoals woningbouwvereniging<br />
en bedrijven, en de burgers ook te stimuleren<br />
om minder gif te gebruiken. De aandacht<br />
voor de bevordering van het gebruik<br />
van biologisch geteelde producten ontbreekt<br />
nog. In het kader van het thema Sociaal kan<br />
Meerssen nog meer doen voor de sociale<br />
minima. Het thema Mondiaal/Lokaal heeft<br />
Goede samenwerking<br />
Naast punten van kritiek benadrukt het Mondiaal<br />
Platform echter de positieve ontwikkelingslijn.<br />
De Samenwerking met de Gemeente,<br />
zowel ambtelijk als politiek, wordt door het<br />
Mondiaal Platform Meerssen als zeer constructief<br />
en waardevol ervaren. Het Platform<br />
pleit ervoor om met de Duurzaamheidsspiegel<br />
te blijven meedoen. Inmiddels is in<br />
Euregionaal verband een initiatief opgestart<br />
de duurzaamheid van gemeenten ook grensoverschrijdend<br />
te meten. In de komende<br />
maanden zullen de bijna 200 gemeenten van<br />
de Euregio Maas-Rijn een aangepaste meetlat<br />
ontvangen, waarvan de initiatiefnemers<br />
hopen dat zij door de gemeenten zal worden<br />
ingevuld. Het Meerssense Platform is<br />
benieuwd hoe de gemeente Euregionaal<br />
scoort.<br />
Nadere informatie over de Duurzaamheidsspiegel<br />
vindt u op www.la21.nl<br />
Els Derks<br />
18
SML-NIEUWS<br />
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
30% wijzigingen niet verantwoord<br />
AANPASSING GRENZEN ECOLOGISCHE HOOFD-<br />
STRUCTUUR BESTREDEN<br />
De <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> vindt 30 procent van de door Gedeputeerde Staten van<br />
<strong>Limburg</strong> voorgestelde grenswijzigingen van de EHS niet verantwoord. Dat schrijft de<br />
<strong>Milieu</strong>federatie is een brief aan Gedeputeerde Staten, mede namens de Stichting <strong><strong>Limburg</strong>s</strong><br />
Landschap, Staatsbosbeheer <strong>Limburg</strong>-Oost-Brabant en de Vereniging Natuurmonumenten.<br />
De brief is een reactie op de vaststelling door Gedeputeerde Staten van<br />
het ontwerpbesluit EHS ten behoeve van de Wet Ammoniak en Veehouderij.<br />
De voorstellen van Gedeputeerde Staten<br />
hebben grote voordelen voor de intensieve<br />
veehouderij, terwijl het milieu erop achteruit<br />
gaat.. Door deze wijziging krijgen 80 bedrijven<br />
meer ontwikkelingsruimte. Dit betekent<br />
meer uitstoot van ammoniak in een toch al te<br />
zwaar belast gebeid. Het gevolg is een verslechtering<br />
van het milieu van de aangrenzende<br />
natuurgebieden. Andere nadelen van de<br />
grenswijzigingen zijn dat het vervallen van de<br />
EHS-status als gevolg heeft dat gebieden niet<br />
meer kunnen worden aangekocht en dat de<br />
financieringsgrondslag voor i<strong>nr</strong>ichting en<br />
beheer via Programma Beheer, komt te vervallen.<br />
De maatregel zal verder een ongewenste<br />
precedentwerking tot gevolg hebben.<br />
De <strong>Milieu</strong>federatie vraagt om uitstel van de<br />
herbegrenzing, ook omdat landelijke beleidswijzigingen<br />
op komst zijn, die grote consequenties<br />
zullen hebben voor de herbegrenzing<br />
van de EHS en deze mogelijk geheel<br />
overbodig maken. De <strong>Milieu</strong>federatie stelt<br />
daarom voor om de herbegrenzing van de<br />
EHS thans niet vast te stellen. Een eventuele<br />
wijziging van de EHS - die in nauw overleg<br />
met de natuurterreinbeheerders en de landbouwsector<br />
overeen moet worden gekomen -<br />
dient pas aan de orde te zijn als de landelijke<br />
wetgeving voor de beoordeling van ammoniakemissies<br />
van veehouderijbedrijven definitief<br />
is geregeld.<br />
Ook de voorgestelde begrenzing van de zogenaamde<br />
‘voor verzuring gevoelige gebieden’<br />
roept vragen op. Hoe kan het bijvoorbeeld<br />
zijn dat de broek - en bronbossen in het habitatrichtlijngebied<br />
Swalmdal ten westen van de<br />
spoorlijn niet als voor verzuring gevoelig<br />
worden aangemerkt, en die ten oosten van de<br />
spoorlijn wel? Dit is onbegrijpelijk omdat de<br />
bodemtypen aan weerszijden van de spoorlijn<br />
nagenoeg identiek zijn. Een nadere onderbouwing<br />
en motivering van de plannen voor<br />
de voor verzuring gevoelige gebieden lijkt<br />
dringend gewenst.<br />
Hans Heijnen<br />
Europese milieueisen voor intensieve veehouderij in de praktijk<br />
BRUSSEL IN DE STAL<br />
Op 3 december presenteerden de milieufederaties in de reconstructiegebieden - dus<br />
ook de <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> - en de Stichting Natuur en <strong>Milieu</strong> een brochure over<br />
de IPPC (Integrated Pollution and Prevention Control)-richtlijn en de MER (<strong>Milieu</strong><br />
Effect Rapportage) in relatie tot de intensieve veehouderij. De brochure is ook onder<br />
de aandacht gebracht van alle betrokken gemeenten, reconstructiecommissies en<br />
lokale milieugroepen.<br />
De brochure “Brussel in de stal” - De IPPCrichtlijn<br />
en de MER-toets bij vergunningverlening<br />
voor de intensieve veehouderij“ gaat in<br />
op het benodigde beleid om aan de Europese<br />
eisen voor bescherming van voor verzuring<br />
gevoelige natuur te voldoen. Voor de brochure<br />
is gebruikt gemaakt van de richtlijnen zelf en<br />
jurisprudentie over ammoniakwetgeving,<br />
IPPC en MER. De brochure maakt duidelijk<br />
dat de Europese richtlijnen een strikte<br />
bescherming voorstaan van voor verzuring<br />
gevoelige natuur.<br />
Volgens de milieuorganisatie blijft in sommige<br />
gevallen een individuele toets noodzakelijk.<br />
Uitbreiding en nieuwvestinging van<br />
bedrijven in de reconstructie is dan afhankelijk<br />
van de te verwachten milieusituatie op<br />
langere termijn. De toets hiervoor is eenvoudig<br />
en zonder veel moeite door iedere<br />
betrokkene uit te voeren. De brochure<br />
“Brussel in de stal” maakt ook duidelijk aan<br />
welke voorwaarden de zone-benadering die<br />
door het kabinet is voorgesteld, moet voldoen<br />
om “Europa-proof” te zijn.<br />
De IPPC-richtlijn is van belang voor elk<br />
individueel bedrijf met meer dan 2000 mestvarkens,<br />
750 zeugen of 40.000 kippen. Ook<br />
bedrijven met een combinatie van deze dieren<br />
kunnen onder de richtlijn vallen. De MERrichtlijn<br />
is van toepassing bij oprichtingen<br />
van intensieve veehouderij bedrijven of bij<br />
uitbreidingen van stallen. Het aantal dieren<br />
bepaalt of sprake is van een verplichte MER<br />
(bij 3000 mestvarkens, 900 zeugen, 85.000<br />
mesthoenders of 60.000 hennen) of dat eerst<br />
een beoordeling nodig is of een MER moet<br />
worden opgesteld (bij 2200 mestvarkens,<br />
350 zeugen 60.000 mesthoenders of 45.000<br />
hennen).<br />
Hans Heijnen<br />
De brochure “Brussel in de stal“<br />
is te downloaden via de internetsites<br />
www.natuurenmilieunederland.nl<br />
(onder publicaties)<br />
en www.milieuhulp.nl<br />
(onder landbouw).<br />
19
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
Oppervlak stiltegebied opnieuw kleiner<br />
STILTE ALSTUBLIEFT<br />
Als er altijd en overal lawaai is worden mensen en dieren langzaam gek. Stilte is dus<br />
een levensbehoefte. De provincie <strong>Limburg</strong> heeft daarom ook een milieuverordening<br />
waarin o.a. stiltegebieden staan aangegeven, 31 in totaal. Het beleid is dat de totale<br />
oppervlakte minimaal gelijk moet blijven. Ook in het POL werd dit nog eens bevestigd.<br />
Integendeel: in <strong>2003</strong> werd er weer een aanzienlijk<br />
stuk afgeknabbeld. Liep vroeger het<br />
stiltegebied Roerdal van de grens tot de Maas,<br />
nu werd het smaller gemaakt en ingekort<br />
zodat het van de grens tot de brug bij<br />
Odiliënberg loopt. De reden hiervoor: het<br />
nieuwe industriegebied Keulsebaan-zuid, de<br />
nieuwe N293 (ringweg) en de AKZO. Bij het<br />
besluit tot aanleg van wegen en bedrijventerreinen<br />
werd de invloed ervan op het stiltegebied<br />
Roerdal niet meegenomen in de MER,<br />
zodat pas achteraf gezegd wordt: het is hier<br />
niet meer stil. En vervolgens: dus heffen we<br />
het stiltegebied op. Ook hier de omgekeerde<br />
wereld. Waar blijft de rechtszekerheid, waar<br />
het beleid? En van compensatie is inmiddels<br />
ook geen sprake meer.<br />
Stilte is in Nederland een schaars goed en dus<br />
erg kostbaar. Maar de provincie <strong>Limburg</strong><br />
springt achteloos om met zijn schatten: op dit<br />
kostbare goed wordt niet gepast en het wordt<br />
weggegeven zodra iemand of iets daarom<br />
vraagt. Alleen al in de laatste drie jaar gaat het<br />
daarbij om een aanzienlijk oppervlak. In het<br />
jaar 2000 werd het stiltegebied Tegelen-<br />
Swalmen verkleind. De reden hiervoor was<br />
dat de Rijksweg 73 op de oostoever van de<br />
Maas moest komen en dan zou het er toch<br />
niet meer stil zijn… een rare redenering. In<br />
plaats van te zeggen: “Ons beleid is de stiltegebieden<br />
te handhaven, dus ga maar ergens<br />
anders heen met je weg”, werd er uitgegaan<br />
van de weg en moest de stilte zich maar aanpassen.<br />
Wel werd beloofd dat er zoveel mogelijk<br />
maatregelen getroffen zouden worden om in<br />
de overige stiltegebieden de situatie te handhaven<br />
of te verbeteren.<br />
Wat gebeurt echter? Een jaar later, in 2001,<br />
wordt het stiltegebied Roerdal verkleind.<br />
Dit om de tunnel van de A73 onder de Roer<br />
mogelijk te maken. De redenering is: verklein<br />
het stiltegebied alvast zodat aanleg van de A73<br />
op de oostoever er even milieuvriendelijk uit<br />
komt te zien als op de westoever. Bij de aanleg<br />
van de A73 wordt dan immers geen stiltegebied<br />
meer aangetast?!<br />
Wel vond de provincie toen dat de grenzen<br />
van de rest van de stiltegebieden als bindend<br />
gezien moesten worden en dus rechtszekerheid<br />
moesten bieden en zelfs dat het verkleinen<br />
van een stiltegebied “in zekere zin” een<br />
verlies aan natuurwaarden inhield en dus<br />
gecompenseerd moest worden. Dat deed de<br />
provincie toen door mee te denken over de<br />
natuurvisie Roermond-Oost… maar ook al<br />
werd beloofd naar de totale oppervlakte aan<br />
stiltegebieden te kijken, er kwam niks in de<br />
plaats van het verloren terrein.<br />
Intussen vraagt men zich bij de provincie af<br />
of de doelstelling van het beleid nog wel kan<br />
worden gehaald. In 2004 zal er dan ook een<br />
discussie gehouden worden, misschien over<br />
nut en noodzaak van stiltegebieden, misschien<br />
over het instrumentarium om ze te<br />
handhaven. Te vrezen is dat er een heroverweging<br />
van de 31 gebieden komt. Terwijl nut<br />
en noodzaak voldoende aangetoond zijn en<br />
dus eigenlijk niet ter discussie zouden hoeven<br />
staan, staat de discussie wiens schuld het is<br />
dàt de doelstellingen niet gehaald worden en<br />
het beleid eigenlijk alleen op papier bestaat<br />
nièt op het programma.<br />
De coalitiepartijen van Provinciale Staten<br />
vinden tot nog toe bij elke aanpassing van<br />
de stiltegebieden dat het slechts “technische<br />
aanpassingen” zijn waar niet eens over gepraat<br />
hoeft te worden… en dat terwijl er nu al<br />
weinig mogelijkheden meer zijn om in <strong>Limburg</strong><br />
van de stilte te genieten.<br />
Liesbeth van Soest<br />
20
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
DE STILSTE PLEK VAN NEDERLAND<br />
De stilte in natuur- en recreatiegebieden wordt vooral verstoord door autoverkeer, vliegtuigen,<br />
treinverkeer en de industrie. Maar met maatregelen per gebied kan veel worden<br />
verbeterd. Dat blijkt uit onderzoek van de Stichting Natuur en <strong>Milieu</strong> en de 12 provinciale<br />
milieufederaties in De Weerribben, De Wieden, Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug<br />
en De Zak van Zuid-Beveland. De stilste plek van Nederland is te vinden op een heideterreintje<br />
op de Utrechtse Heuvelrug.<br />
Even ontsnappen aan de drukte en de herrie<br />
van alledag blijkt niet gemakkelijk. Stilte is zeldzaam.<br />
In 2001 startte Natuur en <strong>Milieu</strong> een<br />
onderzoek om stilte in kaart te brengen. Deze<br />
zomer zijn nieuwe geluidmetingen gedaan door<br />
de Rijksuniversiteit Groningen in de boven<br />
genoemde vier grote natuur- en recreatiegebieden.<br />
Bewoners en bezoekers ervaren het wegverkeer<br />
als het meest storend, zo blijkt uit<br />
enquetes. De stilste plek is een heideveldje van<br />
Natuurmonumenten bij Maarn, in het Nationaal<br />
Park Utrechtse Heuvelrug. Om deze plek<br />
te markeren onthulden de milieuorganisaties<br />
ter plekke een stiltebankje, waar recreanten<br />
rustig en ongestoord van de geluiden van de<br />
natuur kunnen genieten.<br />
De milieuorganisaties hebben per gebied met<br />
bewoners, bezoekers, overheden en ondernemers<br />
gezocht naar mogelijkheden om stilte<br />
beter te beschermen. Per gebied zijn een<br />
samenhangende aanpak en handhaving van<br />
regels nodig. Maatregelen zijn het autoluw<br />
maken van lokale wegen, beperking van maximumsnelheden,<br />
aanpassing van vliegroutes en<br />
vlieghoogte, de aanleg van natuurtransferia<br />
(parkeerterreinen aan de rand van een gebied)<br />
en het stimuleren van fiets- en wandelrecreatie.<br />
Gedeelten van waterrijke gebieden zouden<br />
alleen toegankelijk moeten zijn voor stille boten<br />
(kano’s en fluisterboten). De betrokken beleidsmakers<br />
en belangenorganisaties in de vier<br />
onderzochte gebieden hebben toegezegd aan<br />
deze maatregelen te gaan werken.<br />
Informatie: www.natuurenmilieu.nl<br />
of bij Jelka Both, 030-2331328.<br />
De draagvlakmethode van Kemperman & Partners<br />
WINDENERGIE, EEN KWESTIE<br />
VAN OVERLEG<br />
Stroom opgewekt uit windenergie is vooralsnog uit milieuoogpunt de meest belovende<br />
vorm van groene stroom. In <strong>Limburg</strong> zijn diverse plannen in voorbereiding. In<br />
Grathem, langs het kanaal van Wessem naar Nederweert, wil de firma Kemperman &<br />
Partners uit Amersfoort een windpark realiseren, bestaande uit zes tot negen molens.<br />
De molens worden zo’n 145 meter hoog en voorzien per stuk tussen 1500 en 2250<br />
huishoudens van groene stroom, afhankelijk van de vraag of een molen met een vermogen<br />
van 2 of 3 Megawatt wordt gebouwd.<br />
Ab Koppenol van Kemperman & Partners legt uit hoe het bedrijf windparken van de<br />
grond probeert te trekken. Een uitgekiende communicatie en participatie in de opzet<br />
en de exploitatie van de projecten vormen de basis voor succes.<br />
moment is al sprake van molens van 3 MW<br />
per stuk. Deze moderne molens leveren in<br />
<strong>Limburg</strong> per jaar per molen genoeg elektriciteit<br />
voor circa 1600 gezinnen. Het grote<br />
voordeel: de aanzienlijke besparing op de uitstoot<br />
van schadelijke stoffen. Belangrijk<br />
genoeg om op te schieten dus, maar in de<br />
praktijk verloopt het plaatsen van windmolens<br />
langzaam. Daarvoor zijn verschillende<br />
redenen aan te wijzen.<br />
Duurzame energie moet! Daarom is het van<br />
belang, dat alle mogelijkheden gebruikt worden.<br />
In Nederland is met name windenergie een<br />
goede mogelijkheid. In 2001 is daarom tussen<br />
het Rijk en de Provincies een bestuursovereenkomst<br />
gesloten, waarin voor <strong>Limburg</strong> een taakstelling<br />
is opgenomen voor het opstellen van<br />
windturbines tot in totaal tenminste 30 Mw.<br />
Kemperman en Partners Projecten BV uit<br />
Amersfoort houdt zich al geruime tijd bezig<br />
met de advisering over duurzame energie en<br />
het ontwikkelen van windturbineparken.<br />
Met name in Flevoland was het bedrijf betrokken<br />
bij het plaatsen van een kleine 200<br />
windmolens. Begon dat met naar huidige<br />
maatstaven kleine molens van 50 kW, op dit<br />
‘Verboden gebieden’<br />
Nederland is erg ‘vol’ met allerlei met elkaar<br />
conflicterende belangen en bestemmingen.<br />
Door de ecologische en planologische indeling<br />
van Nederland en de eisen, die aan de<br />
plaatsing van windmolens worden gesteld,<br />
is het lastig om geschikte locaties te vinden.<br />
Door elke provincie zijn gebieden aangege-<br />
21
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
Wordt overeenstemming bereikt met de<br />
grondeigenaren, dan volgt stap 3: overleg met<br />
de omwonenden van het windmolenpark: zij<br />
hebben recht zo snel mogelijk te weten wat er<br />
gaat gebeuren, zij kunnen eventuele wensen<br />
op tafel leggen, zodat al in een vroeg stadium<br />
van de plantontwikkeling met hun belangen<br />
rekening gehouden kan worden.<br />
ven, waar geen windmolens geplaatst kunnen<br />
worden. Denk hierbij aan vogelrichtlijngebieden,<br />
habitatrichtlijngebieden, wetlands, kerngebieden<br />
van de ecologische hoofdstructuur,<br />
natuurmonumenten, stiltegebieden, laagvliegroutes.<br />
Ook in de naaste omgeving hiervan<br />
kunnen geen windmolens geplaatst worden.<br />
Naast deze ‘verboden gebieden’ zijn er gebieden,<br />
waar slechts onder zeer stringente voorwaarden<br />
windturbines worden toegestaan,<br />
zoals ecologische verbindingszones, weidevogelgebieden,<br />
gebieden met cultuurhistorische<br />
waarden, grondwaterbeschermingsgebieden,<br />
woongebieden en gebieden met verblijfsrecreatie.<br />
Na het wegstrepen van al deze niet-geschikte<br />
locaties resteert een voorkeur voor het plaatsen<br />
van windmolens bij of langs grote infrastructurele<br />
werken zoals kanalen, snelwegen en<br />
industrieterreinen. Een vaak voorkomende eis<br />
om wildgroei in het buitengebied tegen te<br />
gaan is dat molens in windparkjes worden<br />
geclusterd. Solitaire windmolens zijn zelden<br />
mogelijk. En dan zijn er nog de eisen van de<br />
Wet <strong>Milieu</strong>beheer voor de maximale geluidbelasting<br />
van woningen en bedrijven en optredende<br />
slagschaduw. Bovendien moet de locatie<br />
bereikbaar zijn met groot materieel.<br />
Al deze eisen bij elkaar opgeteld, beperken<br />
het aantal locaties aanzienlijk. En deze moeten<br />
vervolgens dan ook nog zo liggen, dat er<br />
molens geplaatst kunnen worden, zonder dat<br />
ze elkaar in de weg staan. Want om wederzijdse<br />
hinder door turbulentie te voorkomen,<br />
moeten de molens 400 meter uit elkaar<br />
staan.<br />
Communicatie en participatie<br />
Wanneer een mogelijke plek is gevonden start<br />
Kemperman en Partners Projecten BV allereerst<br />
het gesprek met de gemeente, op wiens<br />
grondgebied de locatie ligt. Want deze zal<br />
moeten meewerken aan de hele vergunningverlening.<br />
Staat de gemeente positief tegenover<br />
het ontwikkelen van een windmolenpark<br />
op haar grondgebied (en dat is in lang niet<br />
alle gemeenten het geval: ook hier speelt het<br />
beruchte NIMBY-effect een grote rol) dan is<br />
het van belang, dat met de grondeigenaren en<br />
gebruikers van de grond gesproken wordt.<br />
Uitgangspunt van Kemperman en Partners<br />
Projecten BV is een gezamenlijke ontwikkeling<br />
en exploitatie van het project samen met<br />
de grondeigenaren. Kemperman werkt op<br />
basis van no cure - no pay: de grondeigenaren<br />
betalen Kemperman en Partners niet per uur,<br />
maar Kemperman en Partners Projecten BV<br />
wordt, net als de grondeigenaren, deelnemer<br />
in het windmolenpark. In de praktijk blijkt dit<br />
een werkwijze die het draagvlak en de betrokkenheid<br />
van de partners vergroot, en daarmee<br />
de slagingskans bevordert.<br />
De meeste andere initiatiefnemers in de branche<br />
streven ernaar eigenaar te worden van het<br />
project, waarbij de grondeigenaar slechts een<br />
vergoeding krijgt voor het opstalrecht. Hij<br />
heeft verder niets te zeggen over het project,<br />
de locatie, de verkaveling, etc.<br />
Een belangrijk onderdeel van het voorlichtingsprogramma<br />
is een excursie naar vergelijkbare,<br />
moderne windmolenparken, zodat<br />
iedereen kan zien en horen wat een modern<br />
windmolenpark inhoudt. En de verrassing<br />
voor bijna iedereen is, dat je een moderne<br />
windmolen pas hoort, als je er vrijwel onder<br />
staat! Gezien de grootte van de wieken en de<br />
hoogte van de molens verbaast dat iedereen.<br />
Datzelfde geldt voor het voorkomen van slagschaduw.<br />
Bij lage zonnestand kan door de<br />
draaiende wieken een storende flikkering<br />
worden veroorzaakt. In dat geval kan de<br />
molen, door een computer gestuurd, worden<br />
stil gezet.<br />
De veelvuldige communicatie bevordert een<br />
sfeer waarin negatieve emoties - die er altijd<br />
zijn - kunnen worden afgebouwd en serieuze<br />
bezwaren kunnen worden opgelost.<br />
Communicatie is in het gehele project het<br />
sleutelwoord. Tussen de initiatiefnemers, met<br />
de gemeente en de omwonenden, tussen<br />
gemeente en inwoners, met de provincie,<br />
maar ook met de leverancier van de molen, de<br />
afnemer van de stroom en de netwerkbeheerder<br />
die de elektriciteitskabels aanlegt. Pas als<br />
alles in elkaar past, kan een windmolenpark<br />
van de grond komen.<br />
Ab Koppenol<br />
22
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
WINDENERGIE IN KERKRADE<br />
DICHTERBIJ<br />
Indien alles volgens planning verloopt dan worden eind 2004 de windmolens in Kerkrade<br />
in gebruik genomen. Langs de stadsautoweg N281, ter hoogte van de grensovergang<br />
De Locht zullen twee windturbines verrijzen met een ashoogte en een<br />
rotordiameter van 80 meter en elk een vermogen van 2MW. Deze twee windturbines<br />
zullen voor ruim 2000 huishoudens groene stroom gaan leveren. De gemeente<br />
Kerkrade en de ontwikkelende partijen Evelop uit Utrecht en Eneco Energie zijn<br />
in ieder geval erg optimistisch. Wethouder <strong>Milieu</strong>zaken A. Brauers geeft aan dat het<br />
project goed is voorbereid en voldoet aan alle wettelijke voorwaarden. Met de<br />
eigenaren van de grond waarop de windturbines komen te staan is inmiddels een<br />
pachtovereenkomst afgesloten<br />
Een korte terugblik<br />
Het initiatief voor het ontwikkelen van een<br />
project windenergie stamt uit 1999. In opdracht<br />
van het Centrum voor Duurzaam<br />
Bouwen een quikscan windenergie in<br />
Parkstad uitgevoerd. Een van de mogelijke<br />
geschikte locaties was de Locht in Kerkrade.<br />
Dit vormde de aanleiding voor de gemeente<br />
Kerkrade om zelf met windenergie aan de<br />
slag te gaan en op deze wijze een bijdrage te<br />
leveren aan de landelijke en provinciale doelstellingen.<br />
Niet onbelangrijk hierbij was de<br />
gedachte dat windenergie de stad een duurzame<br />
uitstraling kan geven.<br />
Een intensieve samenwerking werd opgestart<br />
met het Energiebureau <strong>Limburg</strong>, het Centrum<br />
voor Duurzaam Bouwen, de Novem en<br />
de Provincie <strong>Limburg</strong>. Inmiddels hadden<br />
diverse marktpartijen kennis genomen van<br />
het initiatief en boden zich aan om het<br />
project te mogen ontwikkelen. De gemeente<br />
Kerkrade had echter specifieke eisen met<br />
betrekking tot de te kiezen ontwikkelaar.<br />
Men wilde er zeker van zijn dat de projectontwikkelaar<br />
slagvaardig te werk zou gaan<br />
en hierbij veel aandacht zou schenken aan<br />
het aspect communicatie. Ook moesten er<br />
mogelijkheden zijn om de inwoners en de<br />
bedrijven van de gemeente Kerkrade in het<br />
project te laten participeren. Een zorgvuldige<br />
selectie resulteerde uiteindelijk in de huidige<br />
samenwerking met de bedrijven Evelop en<br />
Eneco Energie.<br />
Stand van zaken<br />
Op dit moment loopt de bestemmingsplanprocedure<br />
die het mogelijk moet maken dat<br />
de windmolens straks gebouwd mogen worden.<br />
Vervolgens zal de bouwvergunning<br />
worden aangevraagd. Naast de formele<br />
inspraakmomenten wil de gemeente de direct<br />
omwonenden en andere belanghebbende<br />
optimaal voorzien van informatie. Derhalve<br />
heeft de gemeente mailings laten uitgaan en<br />
is er een informatieavond en een excursie<br />
georganiseerd. Daarnaast zal over de voorgang<br />
van het project regelmatig in de plaatselijke<br />
krant informatieartikelen worden<br />
geplaatst. Ook zal de gemeente samen met<br />
Evelop en Eneco de Kerkraadse scholen bij<br />
het project gaan betrekken om zo het belang<br />
van duurzame energie in relatie tot de CO 2<br />
problematiek en de uitputting van de fossiele<br />
brandstoffen over te brengen op de jeugdige<br />
inwoners van Kerkrade.<br />
Naast het project windenergie heeft de<br />
gemeente Kerkrade de afgelopen jaren veel<br />
aandacht geschonken aan het aspect energie<br />
bij de ontwikkeling van de woningbouwprojecten.<br />
Voor alle herstructureringsgebieden in<br />
Kerkrade zijn in samenwerking met de<br />
Novem en de belanghebbende woningbouwcorporaties<br />
c.q projectontwikkelaars energievisies<br />
opgesteld. De energievisies geven aan<br />
welke besparingsmogelijkheden er zijn. Bij<br />
het opstellen van deze visies heeft de gemeente<br />
Kerkrade de realiteit nooit uit oog verloren.<br />
Maatregelen moeten vooral economisch<br />
haalbaar zijn. Na een moeizame start zijn in<br />
Kerkrade de eerste woningbouwprojecten van<br />
start gegaan waarbij extra energiebesparende<br />
maatregelen worden toegepast.<br />
Het vragen van extra prestaties van de marktpartijen<br />
betekent voor de gemeente Kerkrade<br />
wel dat zij zelf niet kan achterblijven. Bij de<br />
grootschalige renovatie van het stadskantoor<br />
heeft energiebesparing en duurzame energie<br />
dan ook een voorname rol gekregen. Dit<br />
heeft onder meer geleid tot de toepassing<br />
van 200 m 2 zonnepanelen, warmteterugwinning<br />
uit de ventilatielucht, een laag temperatuur<br />
verwarmingssysteem en verhoogde<br />
isolatiewaarde van de gebouwschil. Om het<br />
energiegebruik ook voor de burgers inzichtelijk<br />
te maken is in de hal van het stadskantoor<br />
een Energiespiegel opgehangen. De aanzienlijke<br />
besparing van energie plus deze maatregelen<br />
leiden ertoe dat de gemeente Kerkrade<br />
de Energy Award 2001 in ontvangst heeft<br />
mogen nemen van het Energiebureau <strong>Limburg</strong>.<br />
Daarnaast werd het stadskantoor als<br />
voorbeeldproject gepresenteerd tijdens de<br />
Nederlandse Duurzame Energie Conferentie<br />
van 2002.<br />
Voor de nabije toekomst wil Kerkrade het belang<br />
van energiebesparing en de toepassing van<br />
duurzame energie blijven accentueren. Ondanks<br />
de mindere economische tijden en de<br />
gewijzigde subsidieregelingen is Brauers ervan<br />
overtuigd dat extra energiebesparing haalbaar<br />
moet zijn. Door gebruik te maken van de voorhanden<br />
zijnde kennis over technieken en financiële<br />
regelingen kunnen er goede resultaten<br />
worden geboekt. Volgens Kerkrade staan markpartijen<br />
in principe niet afwijzend tegenover het<br />
nemen van extra energiebesparende maatregelen<br />
maar zal de gemeente het voortouw moeten<br />
nemen.<br />
André Lemmens<br />
23
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
LOGISTIEK KNOOPPUNT<br />
BORN IN DE LIFT<br />
Logistiek knooppunt Born, bestaande uit de Barge Terminal Born en de Rail Terminal<br />
Born, worden voor de economie van Zuid- en mogelijk ook van Midden-<strong>Limburg</strong>, van<br />
steeds groter belang. De Barge Terminal Born (BTB) heeft vergevorderde plannen voor<br />
uitbreiding van haar overslagcapaciteit. In 2007 moet de capaciteit zijn uitgebreid met<br />
50 procent. Uiteindelijk zullen zo’n 300.000 containers, 50.000 personenauto’s en<br />
25.000 trailers en andere voertuigen worden ‘omgezet’.<br />
De uitbouw van BTB is echter primair economisch<br />
gemotiveerd. Met name Nedcar, Sabic<br />
en DSM en mogelijk bedrijven op de toekomstige<br />
bedrijventerreinen bij Echt-Maasbracht,<br />
hebben baat bij een grootschalige terminal.<br />
Voldoende capaciteit wordt op de lange termijn<br />
van belang geacht voor potentiële investeerders<br />
en voor het binden van de chemieen<br />
automotive-industrie aan de regio. Nu al is<br />
het zo dat zo’n 800 bedrijven in Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong> zich direct bezig houden met het<br />
vervoer van goederen en met dienstverlening<br />
voor dit vervoer.<br />
Voor het milieu heeft goederenvervoer over<br />
water grote voordelen. In 2010 zullen, bij de<br />
genoemde aantallen, circa 30 miljoen kilometers<br />
minder over de weg worden gemaakt<br />
en zal per jaar zo’n 8 miljoen liter brandstof<br />
worden bespaard. Dat betekent minder stikstofoxiden,<br />
minder kooldioxide en minder fijn<br />
stof in de lucht evenals minder geluidsoverlast.<br />
Goed voor het milieu dus, maar ook goed<br />
voor de veiligheid op de weg en het verminderen<br />
van files. Per dag zullen 650 ritten minder<br />
worden gemaakt op de snelwegen naar de<br />
Goederenspoor door Limbricht<br />
zeehavens. Tenslotte wordt ook de kans op<br />
calamiteiten als gevolg van het verplaatsen<br />
van de goederen van de weg naar het water<br />
kleiner.<br />
Naast de Barge Terminal is ook de Rail Terminal<br />
Born (RTB) van belang voor het bedrijfsleven.<br />
Beide terminals garanderen een<br />
goede bereikbaarheid en maken het voor het<br />
bedrijfsleven mogelijk voor het vervoer van<br />
goederen te kiezen tussen het schip, de trein<br />
en de vrachtauto. Bij de keuze voor de trein<br />
ligt echter ook het risico. Het gebruik van de<br />
huidige spoorverbinding tussen Holtum en<br />
Sittard wordt ernstig beperkt door het gegeven<br />
dat het lijntje door de achtertuinen van<br />
inwoners van Born en Limbricht loopt en<br />
daar met zijn herrie en trillingen de woonkwaliteit<br />
schaadt. De vooruitzichten van de<br />
groei van het goederenvervoer langs deze lijn<br />
in de komende jaren hebben de <strong>Milieu</strong>federatie<br />
aanleiding gegeven in een brief aan de<br />
leden van provinciale Staten erop te wijzen<br />
dat het handhaven van deze lijn in de toekomst<br />
geen duurzame oplossing voor het<br />
vervoer van goederen is. Het vervoer per<br />
spoor kan slechts uitgroeien als de spoorlijn<br />
wordt verplaatst vanuit de woonbebouwing<br />
naar buiten. Daar ziet het vooralsnog niet<br />
naar uit. Het geld voor een dergelijke operatie<br />
ontbreekt. Dat betekent dat de modaliteit<br />
'spoor' niet optimaal kan worden benut, want<br />
door de overheden (provincie en gemeenten)<br />
is aan de omwonenden de toezegging gedaan<br />
dat de overlast niet zal toenemen.<br />
Het locale vrachtverkeer over de weg zal door<br />
de groei van de Barge Terminal zeker niet<br />
afnemen, zo is de verwachting.<br />
Hub Bemelmans<br />
24
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
LANGZAAM RIJDEN GAAT<br />
SNELLER<br />
Hoe kan een lagere snelheid leiden tot meer doorstroming? Door minder stilstaan.<br />
Belangrijk daarvoor is dat auto’s niet kunnen inhalen. ‘Snelle jongens’ blijven achter<br />
langzame auto's ‘hangen’ en zo ontstaan langzaam rijdende ‘pelotons’. Uit simulaties<br />
blijkt dat de meeste wegen door deze ‘treintjesvorming’ meer verkeer kunnen verwerken<br />
dan in de bestaande situatie met verkeerslichten of rotondes, waarbij het<br />
vaak een zaak is van ‘hollen en stilstaan’.<br />
Per saldo minder tijdverlies is niet het enige voordeel. Ook de verkeersveiligheid en<br />
het milieu profiteren ervan. In tijden van groeiende mobiliteit, dichtslibbende binnensteden<br />
en toenemende verkeersonveiligheid zijn deze nieuwe inzichten niet minder<br />
dan een nieuw Ei van Columbus. Nu nog de brede toepassing.<br />
CONCLUSIES HILVERSUM<br />
Doorstroming<br />
Zelfs bij een stijging van het verkeersaanbod<br />
in 2015 met 40%<br />
neemt de reistijd met circa een<br />
kwart af. Verkeerslichten zijn verwijderd<br />
en doseerlichten zorgen voor<br />
minder stops.<br />
Het idee van het nieuwe verkeersconcept<br />
werd al in 1995 geboren. Rijkswaterstaat gaf<br />
de opdracht een plan te bedenken voor een<br />
grotere verkeersveiligheid in de Nederlandse<br />
binnensteden. Hoe zou de stad er uitzien als<br />
de snelheid van auto’s ‘vanzelf’ laag zou zijn?<br />
De oplossing lag in het lef om onconventioneel<br />
te denken. Op de hoofdassen worden<br />
de met verkeerslichten beveiligde kruispunten<br />
vervangen door eenvoudige voorrangskruispunten.<br />
De verkeersveiligheid wordt gewaarborgd<br />
met een wegontwerp waarover het<br />
autoverkeer alleen maar langzaam kan rijden<br />
(rond 40 km per uur). Omdat het verkeer op<br />
de hoofdassen niet meer hoeft te stoppen,<br />
doen de auto's er per saldo minder lang over<br />
om van A naar B te rijden. Een gedurfd plan,<br />
want aan verkeersdeelnemers vragen of ze<br />
hun snelheid willen matigen is op het eerste<br />
gezicht geen populair verzoek.<br />
Niettemin, op zijn minst in theorie lijkt het<br />
te werken. In de afgelopen 7 jaar zijn in<br />
opdracht van Novem simulatiestudies verricht<br />
in vier steden: Hilversum, Apeldoorn Utrecht<br />
en Dordrecht. De resultaten zijn beschreven<br />
in de publicatie ‘Langzaam rijden gaat sneller:<br />
een integrale aanpak van verkeersassen’<br />
(beeldvorming en casebeschrijving).<br />
Te bestellen via www.ebit.novem.nl<br />
of per mail: g.huismans@novem.nl<br />
Oversteken<br />
Langzaam verkeer kan gemakkelijker<br />
oversteken. Door de pelotonvorming<br />
ontstaan voldoende grote hiaten in<br />
het autoverkeer waardoor fietsers<br />
en voetgangers in twee fasen kunnen<br />
oversteken. De wachttijd voor<br />
fietsers om over<br />
te steken daalt aanzienlijk.<br />
<strong>Milieu</strong>effecten<br />
Langzaam-Sneller heeft een positief<br />
effect op het brandstofverbruik, dat<br />
met 25% daalt. Zo neemt de uitstoot<br />
van stikstofoxide (NOx) en<br />
koolwaterstoffen (HC) met meer<br />
dan de helft af. De uitstoot van<br />
koolmonoxide (CO) neemt beperkt<br />
af, maar nog altijd aanzienlijk ten<br />
opzichte van de stijging als er geen<br />
maatregelen waren genomen voor<br />
2015.<br />
Veiligheid<br />
De verwachting is dat de verkeersveiligheid<br />
toeneemt door eenvoudiger<br />
kruispunten, een constantere<br />
snelheid en meer en veiliger oversteekplaatsen<br />
voor voetgangers en<br />
fietsers.<br />
25
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
SML-NIEUWS<br />
Natuurhistorisch Maandblad:<br />
ECOLOGISCH BEEKHERSTEL VERGT MEER AANDACHT<br />
VOOR VISMIGRATIE<br />
Er bestaat nog steeds geen totaaloverzicht van de knelpunten voor vismigratie in het<br />
Nederlandse deel van het stroomgebied van de Maas. Voor Vlaanderen is dat wel het<br />
geval. Een structurele samenwerking tussen de verschillende partners op het gebied<br />
van vismigratie is wenselijk, willen de vele barrières die de vissen op hun weg door<br />
beken en rivieren tegenkomen, met voortvarendheid worden opgeheven.<br />
Dat is de belangrijkste conclusie die wordt getrokken in het oktobernummer van het<br />
Natuurhistorisch Maandblad, het maandelijks tijdschrift van het Natuurhistorisch<br />
Genootschap in <strong>Limburg</strong>. Het Genootschap bracht het themanummer over vismigratie<br />
uit op verzoek van het Waterschap Roer en Overmaas en het RIZA, het Rijksinstituut<br />
voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling.<br />
Er is weliswaar een start gemaakt met het opheffen<br />
van de barrières maar het aanpakken van het<br />
grote aantal knelpunten vraagt om meer financiële<br />
middelen, o.a. voor i<strong>nr</strong>ichting van de gewenste<br />
leefomgeving en het bereiken van een goede<br />
waterkwaliteit. Met zenders uitgeruste vissen<br />
leveren veel nieuwe inzichten op over het trekgedrag,<br />
het gebruik en de eisen van de leefomgeving.<br />
En hoewel de waterkwaliteit sterk is verbeterd,<br />
vergen diverse (vaak incidentele) verontreinigingen<br />
nog steeds veel aandacht. Het themanummer<br />
signaleert dat het nastreven van diverse<br />
natuurbelangen onderling strijdig kan zijn. Zo is<br />
opstuwing is een goede antiverdrogingsmaatregel,<br />
maar strijdig met hermeandering en vrije afstroming<br />
van beken en rivieren. Andere conclusies<br />
zijn dat vooral beekmondingen, bijvoorbeeld die<br />
van de Geul, geschikte paaiplaatsen vormen voor<br />
Rode Lijst soorten zoals de Barbeel. Bij de heri<strong>nr</strong>ichting<br />
van de Maas vraagt dit om extra aandacht<br />
en voorzichtigheid. Landi<strong>nr</strong>ichtingsprojecten en<br />
maatregelen op het vlak van ruimtelijke ordening<br />
zijn belangrijk om ruimte te creëren voor hermeandering.<br />
Henk Heijligers<br />
Website brengt risico’s voor gezondheid omwonenden van industriegebieden in kaart<br />
RECHTOMTEWETEN.NL<br />
Hoe groot is de kans dat iemand kanker krijgt als gevolg van de uitstoot van schadelijke<br />
stoffen van het nabijgelegen industriegebied? Welke bedrijven zitten er en welke stoffen<br />
stoten ze uit? Op deze en andere vragen gaat de nieuwe website rechtomteweten.nl<br />
antwoord geven. De website is een initiatief van de Gelderse <strong>Milieu</strong>federatie, <strong>Milieu</strong>federatie<br />
Noord-Holland, Zuid-Hollandse <strong>Milieu</strong>federatie, Stichting Natuur en <strong>Milieu</strong>,<br />
<strong>Milieu</strong>federatie Flevoland en Natuur en <strong>Milieu</strong> Overijssel. Zij vinden dat burgers het recht<br />
hebben om te weten welke gezondheidsrisico's ze lopen en dat de overheid ze daarover<br />
op dit moment onvoldoende informeert. Deskundigen van de Katholieke Universiteit<br />
Nijmegen zorgen voor wetenschappelijk verantwoorde antwoorden.<br />
De website zal eind januari 2004 voor drie proefregio’s<br />
in de lucht zijn: Rijnmond, IJmond en<br />
Nijmegen/Beuningen. Deze gebieden zijn gekozen<br />
omdat er sprake is van een concentratie van<br />
industrie vlakbij woonwijken. Op de site kan de<br />
burger door zijn postcode in te typen in zoomen<br />
op een kaart en kijken welke bedrijven het plaatselijk<br />
leefmilieu vervuilen, met welke stoffen en<br />
hoe groot het risico is om er kanker van te krijgen.<br />
De website geeft geen oordeel over de aanvaardbaarheid<br />
van deze risico’s. Dat oordeel moet<br />
de burger zelf vellen. Wel wordt in een bijsluiter<br />
uitgelegd wat de waarde is die aan de cijfers<br />
gehecht kan worden. Daarin wordt ingegaan op<br />
de actualiteit, representativiteit, onzekerheden en<br />
volledigheid van de cijfers. Om praktische redenen<br />
is het aantal milieubelastende bedrijven dat<br />
per regio in kaart is gebracht beperkt tot tien.<br />
Op basis van openbare gegevens zoals milieujaarverslagen,<br />
meetrapporten, emissieregistratie,<br />
wordt de uitstoot van kankerverwekkende stoffen<br />
in kaart gebracht en via computermodellen vertaald<br />
naar concentraties op leefniveau en daarbij<br />
horende gezondheidsrisico’s.<br />
Terwijl in het buitenland vergelijkbare sites al<br />
jaren in de lucht zijn - onder andere sinds 1998<br />
al in Amerika: www.scorecard.org - komt het in<br />
Nederland niet echt van de grond. Naar aanleiding<br />
van de ramp in Enschede zijn veel gemeenten<br />
en provincies de kans op ongelukken en rampen<br />
gaan inventariseren en in een aantal gevallen<br />
zijn de ‘plofkansen’ ook al openbaar gemaakt via<br />
een internetsite. Inzichtelijke informatie ontbreekt<br />
echter over ‘chronische Enschedes’, de<br />
risico’s die nìet samenhangen met incidenten<br />
maar met langdurige blootstelling aan kankerverwekkende<br />
stoffen. De informatie hierover is<br />
gebrekkig en ligt verscholen in voor de burger<br />
onbegrijpelijke dossiers van de verschillende overheden.<br />
Dat is reden voor de milieuorganisaties<br />
om samen met de Katholieke Universiteit<br />
Nijmegen zelf een pilot-site te maken om zo te<br />
laten zien dat het mogelijk is om de burger op<br />
een begrijpelijke manier te informeren. Zij dringen<br />
er bij de overheid op aan de site te adopteren<br />
en Nederlanddekkend te maken. Dit zou goed<br />
passen in de verplichtingen die voortvloeien uit<br />
het Europese verdrag van Aarhus over de actieve<br />
openbaarheid van milieu-informatie.<br />
Projectleider Johan Wolsink benadrukt dat burgers<br />
het recht hebben om te weten welke bedrijven<br />
in de achtertuin staan en welke risico’s die<br />
met zich meebrengen. Wolsink: “Het is eigenlijk<br />
raar dat je daar nu zo moeilijk achter kunt<br />
komen. Als op elk blik soep, op elke zak chips<br />
precies staat wat er in zit en op een pakje sigaretten<br />
zelfs dat je er dood aan gaat, waarom zou dat<br />
voor fabrieken die de gezondheid aan kunnen tasten<br />
dat dan niet gelden?”<br />
Meer informatie: www.rechtomteweten.nl<br />
Johan Wolsink, 026 - 351 50 69,<br />
j.wolsink@gmf.milieu.net<br />
26
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
Zeven <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e gemeenten stoppen met het gebruik van gif<br />
TAAI ONKRUID<br />
In <strong>Limburg</strong> is de laatste decennia veel succes geboekt met het verbeteren van de<br />
waterkwaliteit. Dit is met name te danken aan een gestructureerde aanpak bij de<br />
sanering van de puntbronnen. Uit waterkwaliteitsonderzoek blijkt dat de meeste<br />
oppervlaktewateren echter (nog) niet voldoen aan de normen. Probleemstoffen in<br />
oppervlaktewater zijn onder andere chemische onkruidbestrijdingsmiddelen. Deze<br />
worden gebruikt in de landbouwsector, op openbare wegen en in openbaar groen<br />
door zowel overheid als bedrijven en particulieren. Met name het gebruik van chemische<br />
middelen door de gemeenten leidt tot hoge concentraties in oppervlaktewater<br />
omdat bij regenval de middelen direct of via de riolering afspoelen naar het oppervlaktewater<br />
of grondwater. Dit leidt tot negatieve effecten voor de in het water aanwezige<br />
flora en fauna en tot de inzet van dure zuiveringstechnieken om van grondop<br />
oppervlaktewater weer drinkwater te maken. Omschakeling naar niet-chemische<br />
onkruidbestrijding is vanuit maatschappelijk, milieuhygiënisch en ecologisch oogpunt<br />
wenselijk.<br />
Unieke samenwerking<br />
Om een impuls te geven aan het omschakelen<br />
naar een gifvrij beheer van de openbare ruimte<br />
in <strong>Limburg</strong>, hebben verschillende partijen<br />
(Zuiveringschap <strong>Limburg</strong>, Provincie <strong>Limburg</strong>,<br />
Rijkswaterstaat directie <strong>Limburg</strong> en de gemeenten<br />
Echt-Susteren, Heerlen, Helden,<br />
Horst aan de Maas, Maastricht, Roermond,<br />
Roerdalen en Venlo) hun krachten gebundeld.<br />
Gezamenlijk hebben deze partijen het<br />
initiatief genomen om de omschakeling naar<br />
gifvrije onkruidbestrijding door gemeenten<br />
nadrukkelijk onder de aandacht brengen. In<br />
een bestuurlijke bijeenkomst in maart 2001 is<br />
het officiële startschot gegeven voor het project<br />
‘Gifvrije onkruidbestrijding <strong>Limburg</strong>’. Het<br />
project is één van de speerpuntprojecten van<br />
het ‘Gemeenschappelijk Actieprogramma<br />
Diffuse Bronnen <strong>Limburg</strong>’. De gemeenten<br />
hebben deelgenomen aan het project om<br />
tijdig voorbereid te zijn op een mogelijk verbod<br />
van chemische onkruidbestrijding. Ten<br />
tijde van de start van het project was het nog<br />
onzeker of het gebruikte onkruidbestrijdingsmiddel<br />
glyfosaat verboden zou worden.<br />
Daarnaast vonden de gemeenten dat ze hun<br />
maatschappelijke verantwoordelijkheid moesten<br />
nemen om geen chemische bestrijdingsmiddelen<br />
meer in het milieu te brengen.<br />
Daarnaast hebben de deelnemende gemeenten<br />
gebruik kunnen maken van deskundige<br />
begeleiding van een consortium van adviesbureaus,<br />
die het proces van omschakeling naar<br />
niet-chemische onkruidbestrijding binnen de<br />
gemeenten begeleid heeft van het opzetten en<br />
uitvoeren van voorbeeldprojecten tot en met<br />
de bestuurlijke besluitvorming. Door het<br />
terugkoppelen van de resultaten, knelpunten<br />
en succesfactoren in de begeleidingscommissie<br />
hebben de gemeenten optimaal van elkaar<br />
kunnen leren. De waterbeheerders hebben<br />
met het afronden van het project een leidraad<br />
voor de campagne richting de overige<br />
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e gemeenten. In dit artikel zijn de<br />
belangrijkste succesfactoren, valkuilen en<br />
conclusies op een rijtje gezet.<br />
Doelstelling project<br />
De deelnemende gemeenten hebben elk de<br />
intentie uitgesproken vanaf 2006 geen chemische<br />
onkruidbestrijdingsmiddelen meer<br />
toe te passen. Met het project is beoogd de<br />
deelnemende gemeenten een stap verder te<br />
helpen in de benodigde bestuurlijke besluitvorming<br />
en daarmee een voorbeeld te stellen<br />
voor andere gemeenten in de regio.<br />
Opzet project<br />
Gedurende de periode augustus 2001 tot en<br />
met maart <strong>2003</strong> hebben de deelnemende<br />
gemeenten samen met de waterbeheerders<br />
een stapsgewijze benadering gevolgd om te<br />
komen tot een succesvolle omschakeling naar<br />
een gifvrij beheer. De voorbereiding voor de<br />
omschakeling bij gemeenten is op hoofdlijnen<br />
dezelfde geweest, maar de definitieve<br />
invulling per gemeente maatwerk. De projectonderdelen<br />
die in de periode 2001-<strong>2003</strong> zijn<br />
uitgewerkt, staan hieronder kort toegelicht:<br />
27
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
• Voorbeeldprojecten; bestuurders en als uitvoerende<br />
medewerkers van de gemeenten<br />
hebben gedurende de looptijd van het project<br />
kennis en ervaring op gedaan van<br />
geschikte (combinaties van) methoden en<br />
technieken en de reacties van bewoners en<br />
gebruikers.<br />
• Opstellen van een handboek/maatwerkplan;<br />
hiermee is de daadwerkelijke omschakeling<br />
naar niet-chemische onkruidbestrijding<br />
bestuurlijk en inhoudelijk voorbereid.<br />
Het handboek is een leidraad voor de<br />
opstelling van een maatwerkplan. Het<br />
maatwerkplan vormt de uiteindelijke basis<br />
voor de definitieve besluitvorming binnen<br />
de gemeente.<br />
• Projectcommunicatie; gedurende de looptijd<br />
van het project is op een zorgvuldige<br />
manier gecommuniceerd naar de verschillende<br />
doelgroepen om de acceptatie van het<br />
beleid bij de betrokken besturen, uitvoerders,<br />
bewoners en gebruikers te bevorderen,<br />
draagvlak op te bouwen voor de besluitvorming<br />
over de maatwerk plannen,<br />
en ook andere gemeenten te interesseren<br />
voor de aanpak.<br />
Succesfactoren en valkuilen<br />
Succesfactoren<br />
Heel belangrijk voor het creëren en behouden<br />
van draagvlak bij het gemeentebestuur is de<br />
intentieovereenkomst gebleken tussen gemeente<br />
enerzijds en Zuiveringschap <strong>Limburg</strong>,<br />
Rijkswaterstaat, Provincie <strong>Limburg</strong> en<br />
Waterleiding Maatschappij <strong>Limburg</strong> anderzijds.<br />
Gedurende de looptijd van het project is<br />
de bestuurlijke begeleidingscommissie diverse<br />
malen bij elkaar geweest om de voortgang<br />
te evalueren, de ontwikkelde producten vast te<br />
stellen en de knelpunten en succesfactoren te<br />
belichten. In alle gemeenten is een enthousiaste<br />
en gedreven (ambtelijke) trekker aangewezen.<br />
Deze werd in alle gemeenten ondersteund<br />
door een gemotiveerde ambtelijke projectgroep.<br />
Goede interne communicatie zorgde<br />
voor een breed draagvlak op de werkvloer.<br />
De gemeentelijke werkgroep is binnen elke<br />
gemeente goed opgezet en de voortgang en<br />
resultaten van het project zijn breed gecommuniceerd.<br />
Hoewel bij aanvang van het project<br />
de uitvoerende medewerkers in eerste<br />
instantie niet allemaal een positieve houding<br />
hadden is hierin gedurende de looptijd een<br />
ommezwaai gekomen.<br />
De daadwerkelijke uitvoering van voorbeeldprojecten,<br />
waarbij de resultaten van het nietchemisch<br />
beheer ook voor de kritische buitenwacht<br />
zichtbaar werden, leidde tot een breed<br />
draagvlak bij alle betrokkenen, zowel intern<br />
als extern. Een andere succesfactor is de integrale<br />
aanpak. Niet-chemische onkruidbestrijding<br />
wordt niet als afzonderlijk onderwerp<br />
opgepakt, maar breed verankerd in het<br />
gemeentelijk milieubeleid voor de openbare<br />
ruimte. Hierbij is vooral gebruik gemaakt van<br />
de gangbare gestandaardiseerde werkwijzen,<br />
zoals (I)BOR en gemeentelijke ontwerp-standaarden.<br />
Door aanpassing van deze routines<br />
bij de afdelingen die verantwoordelijk zijn<br />
voor het ontwerp van de openbare ruimte,<br />
zijn weerstanden overwonnen.<br />
Valkuilen<br />
Na de gemeentelijke verkiezingen is in een<br />
aantal gevallen gebleken dat door het nieuwe<br />
college van B&W en de (nieuwe) verantwoordelijke<br />
wethouders andere beleidsprioriteiten<br />
worden gesteld. Het beheer van de openbare<br />
ruimte is dan vaak een sluitpost bij het vaststellen<br />
van de begroting. Dit heeft ten gevolge<br />
dat er bezuinigd wordt bij het niet-chemische<br />
onkruidbeheer. Een suboptimale invulling<br />
van de projecttrekker, bijvoorbeeld door een<br />
gebrek aan capaciteit - teveel andere projecten<br />
- of tussentijdse functiewisselingen kan het<br />
omschakelproces binnen een gemeente ernstig<br />
vertragen. Het ontbreken van de juiste<br />
interne communicatie leidt er in een aantal<br />
gevallen toe dat het omschakelproces kan<br />
stagneren. Gedurende de looptijd van het<br />
project is gebleken dat afdelingen (bijvoorbeeld<br />
de ontwerp-afdeling) zich onvoldoende<br />
betrokken voelden bij het omschakelproces.<br />
Leerpunten<br />
De ervaringen van het project ‘Gifvrije<br />
onkruidbestrijding <strong>Limburg</strong>’ hebben zien<br />
dat vier voorwaarden absoluut noodzakelijk<br />
zijn om het gebruik van chemische middelen<br />
in een gemeente succesvol af te kunnen<br />
bouwen.<br />
1. Bij het omschakelen naar niet-chemische<br />
onkruidbestrijding is bestuurlijk draagvlak<br />
van cruciaal belang. De keuze voor het<br />
afbouwen van het gebruik van chemische<br />
bestrijdingsmiddelen kan namelijk gevolgen<br />
hebben voor aanpalende beleidsterreinen<br />
zoals de beeldkwaliteit van de openbare<br />
ruimte en het benodigde onderhoudsbudget.<br />
2. Omschakeling naar niet-chemische onkruidbestrijding<br />
is voor een belangrijk deel<br />
afhankelijk van een (enthousiaste) projectleider.<br />
De projectleider is de spin in het<br />
web en zorgt ervoor dat verschillende afdelingen<br />
betrokken worden bij de omschakeling.<br />
Ook is de projectleider aanspreekpunt<br />
voor de bestuurders. De projectleider coördineert<br />
dus het hele omschakelingsproces.<br />
3. Intern (ambtelijk en bestuurlijk) en extern<br />
(burgers, bedrijven) draagvlak en bewustwording<br />
zijn belangrijk voor een succesvol<br />
omschakelproces. Niet-chemische onkruidbestrijding<br />
brengt in de meeste gevallen<br />
veranderingen in het straatbeeld en in de<br />
beleving van de openbare ruimte met zich<br />
mee. Om voldoende draagvlak te creëren<br />
en vooral ook te behouden, moeten interne<br />
en externe actoren intensief worden betrokken<br />
bij het gehele proces. Een (eenvoudig)<br />
communicatieplan is hierbij een goed hulpmiddel.<br />
4. Toegankelijke hulpmiddelen bijvoorbeeld<br />
in de vorm van een handboek zijn belangrijk<br />
om het omschakelproces goed te kunnen<br />
doorlopen.<br />
Hoe verder<br />
Uit de resultaten van het project blijkt dat het<br />
project en de gevolgde werkwijze een groot<br />
succes zijn geweest. Er is veel ervaring opgedaan<br />
met het omschakelproces van chemisch<br />
naar niet-chemisch beheer van de openbare<br />
ruimte. De belangrijkste succesfactoren, valkuilen<br />
en randvoorwaarden zijn in een evaluatierapport<br />
beschreven. Dit rapport ‘Taai<br />
onkruid’ is verspreid onder alle <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e<br />
gemeenten. Samen met het handboek<br />
‘Gifvrije onkruidbestrijding door <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e<br />
gemeenten’ hebben zij op die manier voldoende<br />
aanknopingspunten om het omschakelproces<br />
in hun eigen gemeente succesvol te<br />
doorlopen. De deelnemende partijen gaan<br />
door op de ingeslagen weg. Daarnaast hopen<br />
zij ook andere gemeenten te kunnen inspireren<br />
tot een soortgelijke aanpak. Middels een<br />
actieve benadering van gemeenten zullen de<br />
waterbeheerders het onderwerp onder de aandacht<br />
brengen van de gemeenten als onderdeel<br />
van de watertoets. In de brede discussie<br />
rond de toelatingsprocedures, gebruiksvoorschriften<br />
en het onder vergunning brengen<br />
van het gebruik op verhardingen, kunnen de<br />
resultaten van dit project zeker een goede rol<br />
spelen.<br />
ir. François Kroes, Zuiveringschap <strong>Limburg</strong><br />
(thans Waterschap Roer en Overmaas)<br />
28
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
DUURZAME BOUWSTOFFEN<br />
MET IMMOBILISATIE<br />
Zand, grind, klei en mergel. Het zijn zo ongeveer de enige minerale grondstoffen die<br />
Nederland rijk is. Jaarlijks verbruiken wij zo’n 150 miljoen ton van deze grondstoffen<br />
in de bouw. Het overgrote deel wordt primair gewonnen middels afgraving; <strong>Limburg</strong><br />
is zoals bekend een belangrijke leverancier. Slechts 15% van de behoefte wordt<br />
gedekt middels recycling van afvalstoffen tot secundaire bouwstoffen.<br />
Dilemma<br />
Het verhogen van het hergebruik door middel<br />
van de inzet van secundaire bouwstoffen kan<br />
worden beschouwd als één van de grote uitdagingen<br />
van het milieubeleid. De bouwstoffensector<br />
is bij uitstek de volume-markt waar<br />
hergebruik serieus kan worden opgepakt.<br />
Tegelijkertijd moet er voor worden gewaakt<br />
dat niet, als gevolg van de toepassing van<br />
secundaire bouwstoffen, een diffuse verspreiding<br />
optreedt van verontreinigingen die nog<br />
in lichte mate in deze bouwstoffen aanwezig<br />
zijn.<br />
Dat is een dilemma van veel afvalproblemen;<br />
hoe kun je het hergebruik stimuleren zonder<br />
de emissie van verontreinigingen te verhogen.<br />
Een aantal jaren geleden heeft de Nederlandse<br />
overheid geprobeerd dit probleem voor bouwstoffen<br />
op te lossen middels het Bouwstoffenbesluit.<br />
Dit besluit geeft aan wat er maximaal<br />
aan verontreinigingen uit een bouwstof mag<br />
uitlogen wil deze bouwstof toestemming krijgen<br />
om te worden toegepast. Het uitgangspunt<br />
is dat de toepassing van een bouwstof in<br />
100 jaar tijd een verhoging van het gehalte<br />
aan verontreinigingen in de bodem mag veroorzaken<br />
die niet hoger is dan 1%.<br />
Immobilisatie<br />
Het Bouwstoffenbesluit heeft de basis<br />
gevormd voor de ontwikkeling van immobilisatie.<br />
Dit is een techniek waarbij verontreinigingen<br />
zodanig worden vastgelegd in de afvalstof<br />
dat zij er niet meer uit kunnen komen.<br />
Het gaat hierbij meestal om zware metalen in<br />
bijvoorbeeld grond en minerale reststoffen,<br />
die middels toevoeging van cement en andere<br />
toeslagstoffen fysisch en chemisch worden<br />
vastgelegd. Wat ontstaat is een betonachtig<br />
product dat geschikt is in tal van civieltechnische<br />
toepassingen (zie foto’s). Het product<br />
voldoet aan de categorie 1 eisen van het<br />
Bouwstoffenbesluit en kan daardoor vrij worden<br />
toegepast.<br />
Immobilisatie stond vroeger niet in een goed<br />
daglicht. Het werd gezien als een goedkope<br />
techniek waarmee gevaarlijke afvalstoffen op<br />
een goedkope manier konden worden gestort.<br />
Er waren geen normen waaraan immobilisatie<br />
kon worden getoetst en daardoor heeft de<br />
ontwikkeling jarenlang stilgestaan.<br />
In de afgelopen 10 jaar is de ontwikkeling<br />
echter weer opgepakt met ondersteuning van<br />
een groot aantal overheden en onderzoeksinstellingen.<br />
Inmiddels is de techniek geëvolueerd<br />
tot een hoogwaardige vorm van recycling<br />
toegespitst op de bouwstoffensector.<br />
Het gevolg daarvan is dat de waardering van<br />
de techniek is omgeslagen en dat immobilisatie<br />
momenteel wordt gezien als een mogelijke<br />
sleuteltechnologie bij de verduurzaming van<br />
de bouwstoffenkringloop omdat het:<br />
• afvalstoffen geschikt maakt voor hergebruik<br />
waardoor ze niet hoeven te worden gestort,<br />
• voorkomt dat secundaire bouwstoffen tijdens<br />
gebruik uitlogen,<br />
• bouwstoffen na gebruik opnieuw geschikt<br />
maakt voor inzet als bouwstof en<br />
• daarmee de winning van primaire bouwstoffen<br />
kan voorkomen.<br />
Immobilisaat is zoals gezegd een soort beton;<br />
niet zo sterk maar toch met een zodanige<br />
kwaliteit dat diverse toepassingen als bouwstof<br />
mogelijk zijn. Onderstaand worden de<br />
belangrijkste mogelijkheden samengevat.<br />
29
LIMBURGS MILIEU 03 / 04<br />
AVI BODEMASSEN<br />
De mogelijkheden van immobilisatie<br />
kunnen bijvoorbeeld ook worden<br />
ingezet bij de verwerking van AVIbodemassen.<br />
Deze assen komen<br />
jaarlijks in een hoeveelheid van een<br />
miljoen ton vrij bij de verbranding<br />
van huishoudelijk afval in afvalverbrandingsinstallaties.<br />
De assen zijn<br />
niet makkelijk af te zetten als<br />
bouwstoffen omdat ze te veel uitlogen.<br />
Er is onderzoek gedaan naar<br />
de mogelijkheden voor de verwerking<br />
van deze reststof middels<br />
immobilisatie. Dat blijkt zeer goed<br />
mogelijk. De assen kunnen op relatief<br />
eenvoudige manier worden<br />
opgewerkt tot een categorie 1<br />
bouwstof. Dat kost wat meer maar<br />
dan heb je ook een duurzame<br />
oplossing.<br />
Wegfundering<br />
Het geproduceerde immobilisaat kan worden<br />
ingezet als fundering onder wegen en bedrijventerreinen.<br />
Het is zelfs zo sterk dat het bij<br />
uitstek geschikt is voor wegen waarover veel<br />
en zwaarbelast verkeer rijdt. De hoge sterkte<br />
leidt er bovendien toe dat de asfaltlaag 25 %<br />
dunner kan worden. Dat laatste is niet alleen<br />
een extra winst voor het milieu maar ook voor<br />
de portemonnee van de opdrachtgever.<br />
Inmiddels zijn een groot aantal projecten<br />
gerealiseerd.<br />
Afdekking stortplaatsen<br />
Immobilisaat kan dienen als bovenafdichting<br />
voor stortplaatsen. Het is daarbij een zeer<br />
goedkope vervanger van minerale en kunststofafdichtingen.<br />
Op dit moment wordt bijvoorbeeld<br />
een stortplaats in Stein afgewerkt<br />
met deze methode. Ook de volgestorte grindgaten<br />
in Zuid- en Midden-<strong>Limburg</strong>, zoals het<br />
stort 'In de Roes' bij Ohé en Laak, zouden op<br />
deze manier kunnen worden afgedicht.<br />
Daarmee ontstaat een milieuhygiënisch betere<br />
situatie dan met de oplossing die nu is<br />
gekozen namelijk het afdekken met een laag<br />
grond.<br />
Viaducten en ecoducten<br />
In combinatie met stalen mantelbuizen kan<br />
immobilisaat worden ingezet voor de constructie<br />
van goedkope viaducten en ecoducten<br />
(zie tekening). Deze uitvoeringsvormen<br />
onderscheiden zich door een zeer lage prijs<br />
en een heel natuurlijke landschappelijke<br />
inpassing. Het zou niet gek zijn om nog eens<br />
te bezien of op deze manier, met het budget<br />
voor de aanleg van de A73, een groter aantal<br />
via/ecoducten kan worden gemaakt waardoor<br />
de weg minder ingrijpt in het gebied en de<br />
natuur.<br />
Tot slot: nogmaals het dilemma<br />
Inzet van secundaire bouwstoffen moet niet<br />
leiden tot diffuse verspreiding van verontreinigingen.<br />
In het geval van immobilisatie is<br />
dat risico tot een minimum beperkt. Daarover<br />
tot slot nog kort enkele opmerkingen.<br />
1. De producten worden ingezet in concrete<br />
infrastructuur projecten en zijn altijd als<br />
zodanig te herkennen. Bij beëindiging van<br />
de functie wordt de constructie afgebroken<br />
en vallen de reststromen weer binnen de<br />
kaders van de afvalwetgeving. De inzet van<br />
reststoffen als bouwstof is daardoor veel<br />
beter beheersbaar dan bijvoorbeeld de inzet<br />
van reststofen als brandstof, meststof of<br />
grond. Bij deze toepassingen weet men<br />
namelijk zeker dat aanwezige lage restconcentraties<br />
uiteindelijk in het milieu komen.<br />
2. Immobilisaat dat vrijkomt bij het afbreken<br />
van infrastructuur constructies is in het<br />
algemeen nog steeds een categorie 1 bouwstof<br />
die opnieuw kan worden ingezet; bijvoorbeeld<br />
als funderingsmateriaal. Voldoet<br />
het immobilisaat na afbraak niet dan kan<br />
deze opnieuw, en nu tegen veel lager kosten,<br />
worden geïmmobiliseerd. Het materiaal<br />
kan in principe oneindig in roulatie<br />
worden gehouden en elke keer opnieuw bijdragen<br />
aan het voorkomen van de inzet van<br />
primaire bouwstoffen.<br />
3. Het bedrijf BAG heeft zelfs een terugnamegarantieregeling<br />
opgezet waardoor het<br />
terugnemen en opnieuw bewerken wordt<br />
gegarandeerd.<br />
Immobilisatie is al met al een techniek met<br />
potentie in de markt van secundaire bouwstoffen.<br />
Ir. Hans Breukelman, Directeur BAG B.V.<br />
30