HVAC Systems - GEA Happel Belgium
HVAC Systems - GEA Happel Belgium
HVAC Systems - GEA Happel Belgium
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Krachtige lucht- en vermogensverdeling<br />
Ventilatorconvectoren | Gebruikshandleiding<br />
<strong>HVAC</strong> <strong>Systems</strong>
<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Productspectrum van <strong>GEA</strong> Air Treatment<br />
2 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
<br />
Typesleutel<br />
Unitsleutel<br />
G M 1 1 · U 0 W 3 · A 0 0 G 2<br />
Regelingen<br />
D 2 · 0 0 1 · B A<br />
Ventielsleutel<br />
V G M · R 3 1 6 R 2 2 5 · 1 L<br />
Circuit frigorifique/<br />
calorifique<br />
Circuit calorifique<br />
Bouwgrootte<br />
1 = bouwgrootte 1<br />
2 = bouwgrootte 2<br />
3 = bouwgrootte 3<br />
4 = bouwgrootte 4<br />
Vermogensgrootte<br />
1 = vermogensgrootte 1<br />
2 = vermogensgrootte 2<br />
Luchttechnische functie<br />
U = recirculatie-unit<br />
Mediumtechnische functie<br />
Enkel verwarmen<br />
0W = PWW<br />
Enkel koelen<br />
W0 = PKV<br />
Verwarmen of koelen<br />
WC = PKW – PWW<br />
Verwarmen en koelen<br />
WW = PKW - PWW<br />
Mediumaansluiting *<br />
Plafond<br />
4 = links<br />
5 = rechts<br />
Toerentallen<br />
Klemmenkast met klemmenstrook<br />
A = toerental 1, 2, 3<br />
B = toerental 2, 3, 4<br />
C = toerental 3, 4, 5<br />
E = toerental 1, 3, 5<br />
H = toerental 1, 2, 3, 4, 5<br />
Plaatstalen elektrische schakelkast met<br />
klemmenstrook of voor geïntegreerde<br />
regeling<br />
K = toerental 1, 2, 3<br />
L = toerental 2, 3, 4<br />
M = toerental 3, 4, 5<br />
O = toerental 1, 3, 5<br />
R = toerental 1, 2, 3, 4, 5<br />
Regelaartype<br />
0 = klemmenkast/<br />
MATRIX 500 N<br />
2 = MATRIX 2000<br />
3 = MATRIX 3000<br />
4 = MATRIX 4000<br />
Regelingspakket nr.<br />
Bedieningspaneel<br />
A = MATRIX OP21C<br />
B = MATRIX OP30C<br />
C = MATRIX OP31C<br />
D = MATRIX OP44C<br />
E = MATRIX OP50C<br />
F = MATRIX OP51C<br />
N = MATRIX.IR<br />
P = CMS=983 860<br />
Q = CMT=983 861<br />
R = CET=MCR 2000<br />
S = MATRIX OP4C<br />
T = MATRIX OP5C<br />
U = MATRIX OP20C<br />
Z = geen bedieningspaneel<br />
Unittype<br />
Master unit, bedieningseenheid<br />
A = stand-alone/master<br />
unit, bedieningseenheid<br />
meegeleverd<br />
C = master unit zonder<br />
bedieningseenheid<br />
D = slave unit zonder<br />
bedieningseenheid<br />
Functietype<br />
R = 3-punts 230 V<br />
T = 2-punts 230 V<br />
N = 3-punts 24 V<br />
Q = 2-punts 24 V<br />
S = 0-10 V, 24V<br />
C = 3-punts 230 V + 2 contacten<br />
Ventielkast<br />
2 = 2-wegs<br />
3 = 3-wegs<br />
K vs<br />
-waarde<br />
03 = K vs<br />
0,25 (R, N, S, C)<br />
04 = K vs<br />
0,40 (R, N, S, C)<br />
06 = K vs<br />
0,63 (R, N, S, C)<br />
10 = K vs<br />
1,0 (R, N, S, C)<br />
16 = K vs<br />
1,6 (R, N, S, C, T, Q)<br />
25 = K vs<br />
2,5 (R, N, S, C)<br />
40 = K vs<br />
4,0 (R, N, S, C, T, Q)<br />
Aansluiting/afsluiting<br />
0 = Aanvoer/afvoer met buitendraad<br />
1 = aanvoer/afvoer met soldeerfitting<br />
2 = Aanvoer/afvoer + kogelkraan met<br />
buitendraad<br />
3 = aanvoer/afvoer + kogelkraan met<br />
soldeerfitting<br />
4 = aanvoer + kogelkraan/afvoer + afsluitventiel<br />
met buitendraad<br />
5 = aanvoer + kogelkraan/afvoer + afsluitventiel<br />
met soldeerfitting<br />
Mediumaansluiting<br />
L = links<br />
R = rechts<br />
Thermocontacten<br />
0 = met geïntegreerde thermocontacten<br />
1 = met naar buiten uitgevoerde<br />
thermocontacten<br />
Condenspomp<br />
0 = met condensafvoer<br />
1 = met condenspomp **<br />
Bouwwijze<br />
G = basisunit voor bouwwijzen met modules<br />
M = compacte unit met geïntegreerd uitblaasplenum<br />
Filter<br />
2 = G2 mattenfilter<br />
1 = G3 mattenfilter<br />
* Aansluitzijde van voren, met zicht op de uitblaas<br />
** Plaatstalen elektrische schakelkast vereist<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 3
Inhoudsopgave<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Inhoudsopgave<br />
1 Veiligheids- en gebruiksrichtlijnen............................................... 8<br />
1.1 Beschikbaarheid van de gebruikshandleiding.............................. 8<br />
1.2 Gehanteerde symbolen................................................................... 8<br />
1.3 Veiligheidsinstructies: waarschuwingen en gevaarsymbolen...... 9<br />
1.4 Veilig werken................................................................................. 10<br />
1.5 Kwalificatie van het personeel..................................................... 10<br />
1.6 Correct gebruik............................................................................. 11<br />
1.7 Oneigenlijk gebruik...................................................................... 12<br />
2. Technische beschrijving............................................................... 13<br />
2.1 Onderdelen van de basisunit........................................................ 13<br />
2.2 Materiaalspecificatie..................................................................... 15<br />
2.3 Toepassingsgebied........................................................................ 16<br />
2.3.1 Aanvoerwatertemperatuur................................................ 16<br />
2.3.2 Externe weerstand aan de luchtzijde................................ 16<br />
2.3.3 Unit en warmtewisselaar.................................................... 17<br />
2.3.4 Ventielen met modulerende servomotoren...................... 17<br />
2.3.5 Ventielen met thermo-elektrische servomotoren............. 18<br />
2.3.6 Ventielen met continu-servomotoren............................... 18<br />
2.4 Afmetingen................................................................................... 19<br />
2.4.1 Basisunit............................................................................... 19<br />
2.4.2 Toebehoren aan luchtzijde................................................. 20<br />
2.5 Unitgegevens................................................................................. 21<br />
2.5.1 Gewicht van de unit en waterinhoud van de<br />
warmtewisselaars................................................................ 21<br />
2.5.2 Luchtvolumestroom............................................................ 21<br />
2.5.3 Elektrische specificaties...................................................... 21<br />
2.6 Condenspomp................................................................................ 22<br />
2.6.1 Werking van de condensafvoer......................................... 22<br />
2.6.2 Technische specificaties en vermogen van de<br />
condenspomp...................................................................... 23<br />
2.7 Toebehoren aan luchtzijde........................................................... 25<br />
3. Transport en opslag..................................................................... 26<br />
3.1 Veiligheid tijdens het transport................................................... 26<br />
3.2 Levering......................................................................................... 26<br />
3.3 Verpakking.................................................................................... 26<br />
3.4 Transport........................................................................................ 26<br />
3.5 Tijdelijke opslag............................................................................. 27<br />
3.6 Afvalverwijdering.......................................................................... 27<br />
4. Montage....................................................................................... 28<br />
4.1 Plaats van installatie..................................................................... 28<br />
4.2 Aanbevolen inspectieopening voor<br />
onderhoudswerkzaamheden aan de basisunit........................... 29<br />
4.3 Voorbereiding van de montage................................................... 30<br />
4.4 Montage van de unit.................................................................... 31<br />
4.4.1 Montage met verschillende bevestigingsmaterialen........ 31<br />
4.4.2 Montage met ophangrail (toebehoren)............................ 33<br />
4.4.3 Assemblage van modules................................................... 35<br />
4.4.4 Montage flexibele kanaalaansluitingen............................ 36<br />
4.4.5 Montage ingrijpbeveiliging............................................... 37<br />
4.4.6 Montage afsluitdeksel (aanzuig-/uitblaasplenum)........... 37<br />
4 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Inhoudsopgave<br />
5 Hydraulische aansluiting............................................................. 38<br />
5.1 Algemeen...................................................................................... 38<br />
5.2 Overzicht ventielen....................................................................... 38<br />
5.3 Verwarmings- en koelwateraansluiting bij units zonder<br />
ventielen of met door derden geleverde ventielen.................... 40<br />
5.3.1 Montage van de aansluitingen.......................................... 40<br />
5.3.2 Mediumaansluiting............................................................. 41<br />
5.4 Verwarmings- en koelwateraansluiting bij units met<br />
af fabriek gemonteerde ventielen............................................... 42<br />
5.4.1 Montage van de aansluitingen.......................................... 42<br />
5.4.2 Mediumaansluiting 2-pijpsysteem..................................... 43<br />
5.4.3 Mediumaansluiting 4-pijpsysteem..................................... 44<br />
5.5 Condensafvoer aansluiten............................................................ 45<br />
5.6 Condenspomp aansluiten............................................................. 45<br />
6 Elektrische aansluiting................................................................. 47<br />
6.1 Aansluitschema's........................................................................... 47<br />
6.2 Klemmenkast of elektrische schakelkast..................................... 48<br />
6.3 Ventilatortoerental....................................................................... 48<br />
6.3.1 3/5-toerenmotor.................................................................. 48<br />
6.4 Aansluiting bij externe regeling.................................................. 49<br />
6.4.1 Aansluiting van meerdere MPower-Geko's....................... 51<br />
6.5 Overzicht van de <strong>GEA</strong> MATRIX stuur- en regelprints.................. 52<br />
6.6 Montage van het bedieningspaneel............................................ 53<br />
6.7 Elektrische aansluiting met <strong>GEA</strong> MATRIX.................................... 54<br />
6.7.1 Aansluiting van de netspanning voor de regelaar........... 54<br />
6.7.2 Aansluiting van de stuurstroomkabels.............................. 55<br />
6.7.3 Aansluiting van de busverbinding..................................... 58<br />
6.7.4 Aansluiting van de buitenvoeler (optioneel).................... 59<br />
6.7.5 Aansluiting van de aanvoertemperatuurvoeler<br />
(optioneel)........................................................................... 60<br />
6.7.6 Aansluiting van de ruimtevoeler/retourluchtvoeler<br />
(optioneel)........................................................................... 60<br />
6.7.7 Aansluiting van de inblaasvoeler<br />
(bij installatie op later tijdstip)........................................... 61<br />
6.7.8 Aansluiting storingsmelding.............................................. 61<br />
6.7.9 Aansluiting bedrijfs- en storingsmelding.......................... 62<br />
6.7.10 Aansluiting ingang nachtverlaging................................... 62<br />
6.7.11 Aansluiting functie-ingangen en -uitgangen.................... 62<br />
6.8 Netwerk en aansluiting afscherming MATRIX.Net<br />
(niet voor MATRIX 500)................................................................. 64<br />
6.8.1 Groepsstructuur.................................................................. 64<br />
6.8.2 Netwerkstructuur MATRIX.Net........................................... 67<br />
6.8.3 Topologieën van het netwerk MATRIX.Net....................... 68<br />
6.8.4 Lijnstructuur........................................................................ 68<br />
6.8.5 Lijnstructuur met steekleiding........................................... 69<br />
6.8.6 Netwerkstructuur MATRIX.Net........................................... 70<br />
6.9 Elektrische aansluiting met <strong>GEA</strong> microschakelaars/relaisprints. 72<br />
6.10 Unitaansluiting microschakelaars CMS, CMI en CEI<br />
(= MCR2000).................................................................................. 73<br />
6.10.1 Unitaansluitklemmen voor uitvoeringen met<br />
klemmenstrook en optionele relaisprint........................... 73<br />
6.11 Voeler en besturingsingangen - microschakelaar CEI................. 74<br />
6.12 Aansluiting schakelaar microschakelaar CMS............................. 74<br />
6.12.1 Bedrijfsstand enkel verwarmen - enkel koelen -<br />
verwarmen of koelen (2-pijpsysteem)............................... 74<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 5
Inhoudsopgave<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6.13 Aansluiting schakelaar microschakelaar CMT............................. 75<br />
6.13.1 Bedrijfsstand enkel verwarmen (2-pijpsysteem)............... 75<br />
6.13.2 Bedrijfsstand enkel koelen (2-pijpsysteem)....................... 75<br />
6.13.3 Bedrijfsstand verwarmen of koelen (2-pijpsysteem)........ 75<br />
6.13.4 Bedrijfsstand verwarmen en koelen (4-pijpsysteem)........ 75<br />
6.14 Aansluiting schakelaar microschakelaar CEI................................ 76<br />
6.14.1 Bedrijfsstand enkel verwarmen (2-pijpsysteem)............... 76<br />
6.14.2 Bedrijfsstand enkel koelen (2-pijpsysteem)....................... 76<br />
6.14.3 Bedrijfsstand verwarmen of koelen (2-pijpsysteem)........ 76<br />
6.14.4 Bedrijfsstand verwarmen en koelen (4-pijpsysteem)........ 76<br />
7. Inbedrijfstelling............................................................................ 77<br />
7.1 Veiligheidscontrole....................................................................... 77<br />
7.1.1 Voorwaarden voor inbedrijfstelling.................................. 77<br />
7.1.2 Vóór de inbedrijfstelling moeten<br />
de volgende controles uitgevoerd worden....................... 78<br />
7.2 Controle van de regel- en afsluitventielen.................................. 79<br />
7.2.1 Controle van de regelventielen......................................... 79<br />
7.2.2 Instelling van de afsluitventielen (variant)........................ 80<br />
7.2.3 Afsluitventiel voor regelventielen<br />
tot kvs-waarde 1,6 (1/2") bij ventilatorconvectoren......... 81<br />
7.2.4 Afsluitventiel voor regelventielen van<br />
kvs-waarde 2,5 (3/4") tot kvs-waarde 4,0 (3/4")<br />
bij ventilatorconvectoren................................................... 82<br />
7.3 Installatie ontluchten.................................................................... 83<br />
7.4 Condensafvoer controleren.......................................................... 83<br />
7.5 Afsluitweerstanden....................................................................... 84<br />
7.6 Adresinstelling............................................................................... 86<br />
7.7 Instelling van de begrenzingsfuncties......................................... 88<br />
7.8 Unit inschakelen............................................................................ 90<br />
7.9 Controle van de dataverbinding.................................................. 91<br />
7.9.1 Controle van de stuurstroomkabels................................... 91<br />
7.9.2 Controle van de dataverbinding........................................ 91<br />
7.10 Controle van de besturingsingangen en -uitgangen.................. 92<br />
7.10.1 Functie-ingang.................................................................... 92<br />
7.10.2 Bedrijfsprogramma's........................................................... 93<br />
7.11 Condenspomp controleren (alleen bij koelunits met<br />
condenspomp)............................................................................... 94<br />
7.12. Functionaliteiten bij gebruik <strong>GEA</strong> MATRIX................................. 95<br />
7.12.1 Ventilator............................................................................. 95<br />
7.12.2 Ventielen............................................................................. 96<br />
7.12.3 Condenspomp..................................................................... 96<br />
7.12.4 Steunstand........................................................................... 97<br />
7.12.5 Ruimtevorstbescherming.................................................... 97<br />
7.12.6 Zomer-/wintercompensatie................................................ 98<br />
6 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Inhoudsopgave<br />
8 Onderhoud en storingen verhelpen........................................... 99<br />
8.1 Onderhoud.................................................................................... 99<br />
8.2 Driemaandelijks onderhoud....................................................... 100<br />
8.2.1 Filter reinigen of verwisselen........................................... 100<br />
8.3 Jaarlijks onderhoud..................................................................... 102<br />
8.3.1 Geluiddempermodule (variant) reinigen........................ 102<br />
8.3.2 Schroefverbindingen van de mediumaansluitingen<br />
controleren........................................................................ 102<br />
8.3.3 Elektrische aansluitingen en aarding inspecteren.......... 103<br />
8.3.4 Warmtewisselaar ontluchten........................................... 103<br />
8.3.5 Warmtewisselaar en condensbak op vervuiling/<br />
verontreiniging controleren en eventueel reinigen/<br />
desinfecteren..................................................................... 103<br />
8.3.6 Ventilator controleren...................................................... 105<br />
8.3.7 Inwendige isolatie op vervuiling/verontreiniging<br />
controleren en eventueel reinigen/desinfecteren.......... 106<br />
8.3.8 Ventielen controleren....................................................... 108<br />
8.4 Vóór de koelfase......................................................................... 108<br />
8.4.1 Vochtsensoren reinigen.................................................... 108<br />
8.4.2 Werking van de condenspomp controleren.................... 109<br />
8.5 Bedrijfsstoringen......................................................................... 110<br />
Conformiteitsverklaring<br />
Originele gebruikshandleiding<br />
Waarschuwingsopmerking<br />
Het is verboden om dit document door te geven of te kopiëren en om de inhoud ervan te verwerken en<br />
mee te delen, indien dit niet uitdrukkelijk gemachtigd wordt. Overtredingen zullen gepaard gaan met<br />
een schadevergoeding. Alle rechten voor de registratie van patenten, gebruiksmodellen en wettelijk<br />
beschermde industriemodellen voorbehouden.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 7
1 Veiligheids- en gebruiksrichtlijnen<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
1 Veiligheids- en gebruiksrichtlijnen<br />
MPower-Geko Ventilatorconvectoren worden ontwikkeld en<br />
geproduceerd volgens de nieuwste stand van de techniek en alle geldende<br />
veiligheidstechnische normen en richtlijnen en voldoen aan de Europese<br />
Machinerichtlijn.<br />
Gebruik de units alleen in technisch onberispelijke toestand conform de<br />
gebruiksbestemming op een veilige en op gevaar anticiperende wijze en<br />
met inachtneming van de gebruikshandleiding! Anders kan tijdens gebruik<br />
gevaar voor lijf en leden van de gebruiker of derden en beschadiging van<br />
de units zelf, de aangesloten apparatuur of andere zaken optreden. Laat<br />
alle storingen meteen vakkundig verhelpen!<br />
1.1 Beschikbaarheid van de gebruikshandleiding<br />
In deze gebruikshandleiding vindt u belangrijke instructies voor een veilig<br />
en correct gebruik van de unit.<br />
De gebruikshandleiding is bedoeld voor montagefirma's, gebruikers,<br />
installateurs, technisch personeel en deskundigen ter zake en voor elektroen<br />
klimaattechnici.<br />
Deze handleiding moet permanent in de directe omgeving van de unit<br />
beschikbaar zijn. Iedereen die met of aan de unit werkt, moet deze<br />
handleiding, en vooral de veiligheidsinstructies, lezen en toepassen.<br />
1.2 Gehanteerde symbolen<br />
In deze handleiding worden de volgende symbolen voor extra belangrijke<br />
tekstpassages gehanteerd:<br />
–– Met dit symbool worden opsommingen gemarkeerd.<br />
• Met dit symbool worden handelingsinstructies gemarkeerd.<br />
99Met dit symbool worden de resultaten van een handeling gemarkeerd.<br />
GEBRUIKERSTIPS<br />
Gebruikerstips dragen bij tot een optimaal, efficiënt en milieuvriendelijk<br />
gebruik van de unit.<br />
RECYCLING<br />
Dit symbool wijst op een correcte verwerking van de verpakking en van<br />
niet langer gebruikte onderdelen (gesorteerd naar metaal, kunststof,<br />
e.d.).<br />
8 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
1 Veiligheids- en gebruiksrichtlijnen<br />
1.3 Veiligheidsinstructies: waarschuwingen en gevaarsymbolen<br />
Alle informatie in dit hoofdstuk is belangrijk en relevant voor de veiligheid.<br />
Daarom worden in dit hoofdstuk niet alle gegevens met een speciaal<br />
gevaarsymbool gemarkeerd.<br />
In de volgende hoofdstukken van deze handleiding worden<br />
waarschuwingen steeds met een pictogram gemarkeerd. Algemene<br />
veiligheidsinstructies voor uit te voeren handelingen staan aan het<br />
begin van het desbetreffende hoofdstuk vermeld terwijl de speciale<br />
veiligheidsinstructies voor specifieke handelingen ad hoc aangegeven<br />
worden. In deze handleiding worden de volgende waarschuwingen<br />
gehanteerd:<br />
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!<br />
Dit symbool wijst op mogelijk elektrocutiegevaar, met ernstig letsel (de<br />
dood inbegrepen) en/of materiële schade als gevolg.<br />
VERBRANDINGSGEVAAR!<br />
Dit symbool wijst op mogelijk verbrandingsgevaar door ontsnappende<br />
hete vloeistoffen, met ernstig letsel (de dood inbegrepen) en/of materiële<br />
schade als gevolg.<br />
GEVAAR DOOR ROTERENDE UNITCOMPONENTEN!<br />
Dit symbool wijst op mogelijke roterende unitcomponenten, met ernstig<br />
letsel (de dood inbegrepen) en/of materiële schade als gevolg.<br />
GEVAAR DOOR ZWEVENDE LASTEN!<br />
Dit symbool wijst op mogelijke zwevende lasten, met ernstig letsel (de<br />
dood inbegrepen) en/of materiële schade als gevolg.<br />
GEVAAR VOOR LICHAMELIJK LETSEL!<br />
Dit symbool wijst op een gevaar (anders dan bovengenoemde gevaren),<br />
met ernstig letsel (de dood inbegrepen) en/of materiële schade als gevolg.<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
Dit symbool wijst op een gevaar dat voornamelijk schade aan de unit zelf<br />
en bijgevolg ook lichamelijk letsel kan veroorzaken.<br />
MILIEUSCHADE!<br />
Dit symbool waarschuwt u voor milieuschade.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 9
1 Veiligheids- en gebruiksrichtlijnen<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
1.4 Veilig werken<br />
Neem voor uw eigen veiligheid de volgende veiligheidsmaatregelen in<br />
acht:<br />
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!<br />
Schakel de unit vóór alle uit te voeren werkzaamheden altijd eerst uit<br />
om letsel door stroom te voorkomen. Vergewis u ervan dat de unit<br />
spanningvrij is en zorg ervoor dat de unit op een geschikt punt in de<br />
stroomvoorziening ter plaatse tegen opnieuw inschakelen beveiligd is.<br />
VERBRANDINGSGEVAAR!<br />
Sluit bij werkzaamheden aan ventielen of toevoer- en afvoerleidingen<br />
de toevoer van het verwarmings-/koelmedium af om verbranding te<br />
voorkomen. Wacht tot het verwarmingsmedium afgekoeld is voor u aan<br />
het werk gaat.<br />
GEVAAR DOOR ROTERENDE UNITCOMPONENTEN!<br />
Gevaar voor verwonding door roterende ventilatorbladen! Schakel de unit<br />
vóór alle uit te voeren werkzaamheden steeds uit. Zorg ervoor dat de unit<br />
op een geschikt punt in de stroomvoorziening ter plaatse tegen opnieuw<br />
inschakelen beveiligd is.<br />
GEVAAR DOOR ZWEVENDE LASTEN!<br />
Draag vooral bij plafondmontage van de unit een helm en<br />
veiligheidsschoenen om verwonding door omlaag vallende voorwerpen te<br />
voorkomen. Voer een plafondmontage altijd met zijn tweeën uit.<br />
GEVAAR VOOR LICHAMELIJK LETSEL!<br />
Draag bij het vervoer en de installatie van de unit steeds<br />
veiligheidshandschoenen om verwonding door scherpe randen te<br />
voorkomen.<br />
Op dit product zijn de ongevallenpreventievoorschriften (VBG1,<br />
BGV A2 (voorheen VBG4), VBG7w, VBG9a) en de algemeen erkende<br />
veiligheidstechnische regels, vooral DIN VDE 0100 en DIN VDE 0105, van<br />
toepassing.<br />
1.5 Kwalificatie van het personeel<br />
De unit mag uitsluitend door geschoold, geïnstrueerd en gemachtigd<br />
personeel geïnstalleerd, bediend en onderhouden worden. De volgende,<br />
in de gebruiks- en onderhoudshandleiding beschreven werkzaamheden<br />
mogen uitsluitend uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel:<br />
–– Transport en opslag<br />
–– Montage<br />
–– Hydraulische aansluiting<br />
–– Elektrische aansluiting<br />
–– Inbedrijfstelling<br />
–– Onderhoud<br />
10 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
1 Veiligheids- en gebruiksrichtlijnen<br />
1.6 Correct gebruik<br />
Ventilatorconvectoren van de serie MPower-Geko zijn uitsluitend bestemd<br />
voor het verwarmen, filteren en koelen van lucht. Als medium kan water of<br />
water/glycol (max. 50%) gebruikt worden.<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
Bij de installatie moet ervoor gezorgd worden dat ook in het geval van<br />
schade aan de unit of de installatie geen waterdruppels of sproeiwater in<br />
externe elektrische installaties terecht kan komen.<br />
Bij gebruik van Cu/Al-warmtewisselaars gelden voor het medium de<br />
volgende grenswaarden:<br />
Parameter Eenheid Waarde<br />
pH-waarde (bij 20°C) 7,5 - 9<br />
Geleidingsvermogen (bij 20°C) µS/cm < 700<br />
Zuurstofgehalte O 2<br />
mg/l < 0,1<br />
Totale hardheid ºdH 1 - 15<br />
Zwavel, opgelost S niet aantoonbaar<br />
Natrium Na + mg/l < 100<br />
Ijzer Fe 2+ , Fe 3+ mg/l < 0,1<br />
Mangaan Mn 2+ mg/l < 0,05<br />
Ammoniumgehalte NH 4<br />
+<br />
mg/l < 0,1<br />
Chloride Cl - mg/l < 100<br />
Sulfaat SO 4<br />
-<br />
mg/l < 50<br />
Nitriet NO 2<br />
-<br />
mg/l < 50<br />
Nitraat NO 3<br />
-<br />
mg/l < 50<br />
Tab. 1-1: Grenswaarden voor het medium in gesloten verwarmings- en koelcircuits<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
Bij open systemen (bv. bij gebruik van bronwater) moeten zwevende<br />
deeltjes in het gebruikte water met een in de toevoerleiding in te bouwen<br />
filter weggefilterd worden. Anders bestaat gevaar voor erosie door in het<br />
water zwevende deeltjes (let op de grenswaarden uit tab. 1-1).<br />
Daarnaast moet de unit beschermd worden tegen stof of andere<br />
stoffen die in verbinding met water als een zuur of base reageren<br />
(aluminiumcorrosie).<br />
De MPower-Geko mag uitsluitend in gesloten ruimten gebruikt worden.<br />
De MPower-Geko is geschikt voor installatie op verlaagde plafonds.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 11
1 Veiligheids- en gebruiksrichtlijnen<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Alle overige of afwijkende toepassingen gelden als oneigenlijk gebruik.<br />
De fabrikant/leverancier kan niet aansprakelijk gesteld worden voor<br />
hieruit voortvloeiende schade. Het risico hiervoor ligt geheel bij de<br />
gebruiker.<br />
De gebruiker is verantwoordelijk voor een correct gebruik van de<br />
unit. Correct gebruik omvat eveneens de inachtneming van deze<br />
gebruiksaanwijzing en de naleving van de door <strong>GEA</strong> voorgeschreven<br />
inspectie- en onderhoudsvoorschriften.<br />
1.7 Oneigenlijk gebruik<br />
De MPower-Geko mag niet gebruikt worden:<br />
–– voor de behandeling van buitenlucht,<br />
–– in explosiegevaarlijke ruimten,<br />
–– in natte ruimten of<br />
–– in ruimten met zeer stoffige en agressieve lucht.<br />
LICHAMELIJK LETSEL OF MATERIËLE SCHADE!<br />
Oneigenlijk gebruik kan lichamelijk letsel of materiële schade<br />
veroorzaken.<br />
12 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
2 Technische beschrijving<br />
2 Technische beschrijving<br />
OPGELET!<br />
In principe worden bij alle afbeeldingen van de basisunit steeds een unit<br />
in modulaire bouwwijze weergegeven. Logischerwijs zijn deze weergaves<br />
eveneens van toepassing voor een unit in compacte bouwwijze. Enkel in<br />
geval van belangrijke verschillen worden ze afzonderlijk weergegeven.<br />
2.1 Onderdelen van de basisunit<br />
Afb. 2-1: Onderdelen van de basisunit<br />
1: Basisomkasting<br />
2: Montagehoek<br />
3: Warmtewisselaar<br />
4: Ventilator<br />
5: Condensbak<br />
6: Condenspomp<br />
7: Inspectiepaneel<br />
8: Filterafdeklijst<br />
9: Filterelement<br />
10: Elektrische schakelkast<br />
11: Ingrijpbeveiliging<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 13
2 Technische beschrijving<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Hieronder worden enkele unitcomponenten uit afb. 2-1 nader omschreven.<br />
Basisomkasting (pos. 1)<br />
De basisomkasting bestaat uit een enkelwandige paneelconstructie van<br />
verzinkt plaatstaal met een inwendige isolatie van minerale wol die met<br />
glasvezel bekleed is.<br />
Montagehoek (pos. 2)<br />
De montagehoeken dienen voor de montage van de unit tegen het plafond<br />
en voor montage van toebehoren aan de zuig- en perszijde van de unit.<br />
Warmtewisselaar (pos. 3):<br />
De warmtewisselaar voor warm en koud water heeft aansluitnippels met<br />
een 1/2" binnendraad en ontluchtings- en aftapventielen. Afhankelijk<br />
van de toepassing heeft de warmtewisselaar twee aansluitnippels (aanen<br />
afvoerleiding van 2-pijpsysteem) of vier aansluitnippels (aan- en<br />
afvoerleiding van 4-pijpsysteem).<br />
Ventilator (pos. 4)<br />
De ventilator bestaat uit een of meerdere radiaalventilatoren, uitgevoerd<br />
als single- of tandemventilator. De radiaalventilatoren zijn uitgerust<br />
met geruisarme, onderhoudsvrije glijlagers. De motor is beveiligd met<br />
geïntegreerde (desgewenst naar buiten gevoerde) thermocontacten. De<br />
motor voldoet aan de beveiligingsklasse IP00 en isolatieklasse B.<br />
Condensbak (pos. 5)<br />
De condensbak vangt het in de MPower-Geko gevormde condenswater van<br />
de warmtewisselaar en regelventielen op.<br />
Condenspomp (pos. 6)<br />
De condenspomp (optioneel) pompt het in de zijdelingse condensbak<br />
opgevangen condenswater naar de hoger gelegen verzamel- of<br />
afvoersystemen.<br />
Inspectiepaneel (pos. 7)<br />
Het inspectiepaneel dient voor de gemakkelijke toegang tot het inwendige<br />
van de unit.<br />
Filterafdeklijst (Pos. 8)<br />
Door de snelsluitingen 90° tegen de klok in te draaien, kan de<br />
filterafdeklijst geopend worden.<br />
14 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
2 Technische beschrijving<br />
Filterelement (pos. 9)<br />
Het filterelement bestaat uit een mattenfilter met wisselframe en<br />
klemmenrails van kunststof.<br />
Elektrische schakelkast (pos. 10)<br />
De schakelkast van verzinkt plaatstaal bevat de volgende componenten,<br />
afhankelijk van de uitvoering:<br />
–– een of meerdere regelprints<br />
–– beveiligingen/relais<br />
–– aansluitstrip(s).<br />
Ingrijpbeveiliging (pos. 11)<br />
Bij units zonder aan de zuigzijde gemonteerde module of zonder<br />
aanzuigkanaal moet de aanzuigopening van de basisunit beveiligd worden<br />
met een gepaste ingrijpbeveiliging.<br />
Daartoe kan bijvoorbeeld de <strong>GEA</strong>-ingrijpbeveiliging, die als toebehoren<br />
geleverd kan worden, gebruikt worden (bestelnummer ZGM.#A511, waarbij<br />
voor "#" de bouwgrootte ingevoegd moet worden). Deze bestaat uit<br />
verzinkt plaatstaal.<br />
2.2 Materiaalspecificatie<br />
Unitcomponent<br />
Montagehoek<br />
Basisomkasting<br />
Warmtewisselaar<br />
Stappenmotor met<br />
condensator<br />
Aansluitkabel<br />
Ventilator met bekasting<br />
Condensbak<br />
Filterelement<br />
Ingrijpbeveiliging<br />
Materiaal<br />
verzinkt plaatstaal<br />
verzinkt plaatstaal, isolatie van minerale wol, enkelzijdig bekleed met vlies uit glasvezel<br />
koper/aluminium (koper/koper, koper/alodine)<br />
diverse materialen<br />
diverse materialen<br />
kunststof<br />
verzinkt plaatstaal, aan de onderzijde warmtegeïsoleerd met celpolyethyleen<br />
filtervlies van kunststof<br />
verzinkt plaatstaal<br />
Tab. 2-1: Materiaalspecificatie van de unitcomponenten<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 15
2 Technische beschrijving<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
2.3 Toepassingsgebied<br />
2.3.1 Aanvoerwatertemperatuur<br />
Om te voorkomen dat tijdens het koelen de temperatuur van de<br />
niet-geïsoleerde bekastingdelen onder het dauwpunt komt en<br />
zich op deze delen condensvorming voordoet, mogen bepaalde<br />
watertoevoertemperaturen niet onder het dauwpunt komen. Deze<br />
grenswaarden zijn afhankelijk van de temperatuur en de relatieve<br />
vochtigheidsgraad van de omgevingslucht rond de unit. Deze grenswaarden<br />
staan vermeld in de onderstaande tabel.<br />
Aanvoerwatertemperatuur in °C<br />
Ruimtetemperatuur in °C<br />
Afb. 2-2: Minimaal toelaatbare aanvoerwatertemperatuur als functie van de ruimteluchttoestand<br />
luchtdruk = 1013 hPa; ϕ = relatieve vochtigheid<br />
2.3.2 Externe weerstand aan de luchtzijde<br />
Voorbeeld:<br />
De temperatuur van de kamerlucht bedraagt 28°C, de relatieve vochtigheid<br />
60%. Volgens de tabel (afb. 2-2) bedraagt de minimaal toelaatbare<br />
aanvoerwatertemperatuur 8°C.<br />
OPGELET!<br />
Als de ventilatorconvector in een installatie gebruikt wordt, die een<br />
weerstand aan de luchtzijde (externe samenpersing) veroorzaakt, dan<br />
moet deze zodanig afgemeten worden dat de luchtstroom van de<br />
ventilatorconvector beperkt wordt tot niet minder dan 40% van de<br />
nominale luchtvolumestroom in de desbetreffende ventilatorstand (zie<br />
tabel 2-11 op pagina 21).<br />
16 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
2 Technische beschrijving<br />
2.3.2 Unit en warmtewisselaar<br />
Unit en warmtewisselaar<br />
Waarden<br />
Max. bedrijfsdruk/temperatuur<br />
1,6 MPa (16 bars)/90°C<br />
Max. toelaatbare omgevingstemperatuur 40°C<br />
Min. toelaatbare omgevingstemperatuur 2°C<br />
Bedrijfsspanning<br />
230 V AC, 50/60 Hz<br />
Opgenomen vermogen/beschermingsklasse zie typeplaatje<br />
Max. uitblaastemperatuur<br />
75°C (verbrandingsgevaar)<br />
Tab. 2-2: Toepassingsgebied van unit en warmtewisselaar<br />
Maximale mediumvolumestromen [l/h]<br />
2-pijps koel- of<br />
verwarmingscircuit<br />
Koelcircuit<br />
4-pijps<br />
Bouwgrootte<br />
Vermogensgrootte<br />
Verwarmingscircuit<br />
1 1 1049 699 343<br />
2 1398 1049 343<br />
2 1 1049 699 343<br />
2 1398 1049 343<br />
3 1 2097 1049 343<br />
2 2796 2097 685<br />
4 1 2097 1049 343<br />
2 2796 2097 685<br />
Tab. 2-3: Maximaal toelaatbare mediumvolumestromen<br />
2.3.4 Ventielen met modulerende servomotoren<br />
Ventielen met modulerende servomotor<br />
Waarden<br />
230 V/24 V<br />
230 V 24 V<br />
Max. bedrijfsdruk/aanvoertemperatuur<br />
1,6 MPa (16 bars)/120°C<br />
Max. toelaatbare omgevingstemperatuur 60°C<br />
Bedrijfsspanning<br />
230 V AC<br />
50/60 Hz<br />
24 V AC<br />
50/60 Hz<br />
Opgenomen vermogen/ beschermingsklasse 7 VA/IP43 0,7 VA/IP43<br />
Looptijd<br />
120 s (50 Hz)<br />
100 s (60 Hz)<br />
Water max. glycolpercentage van 50%<br />
toelaatbaar<br />
Tab. 2-4: Toepassingsgebied van ventielen met modulerende servomotor<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 17
2 Technische beschrijving<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
2.3.5 Ventielen met thermo-elektrische servomotoren<br />
2.3.6 Ventielen met continu-servomotoren<br />
Ventielen met modulerende servomotor 230 V Waarden<br />
en 2 potentiaalvrije hulpschakelaars<br />
Max. bedrijfsdruk/aanvoertemperatuur<br />
1,6 MPa (16 bar)/120°C<br />
Max. toelaatbare omgevingstemperatuur 60°C<br />
Bedrijfsspanning<br />
230 V AC, 50/60 Hz<br />
Opgenomen vermogen/beschermingsklasse 7 VA/IP43<br />
Looptijd<br />
150 s (50 Hz); 125 s (60 Hz)<br />
Belastbaarheid hulpschakelaars<br />
max. 5 (1) A/250 V<br />
max 100 mA/24 V<br />
Water max. glycolpercentage van 50%<br />
toelaatbaar<br />
Tab. 2-5: Toepassingsgebied van ventielen met modulerende servomotor en<br />
hulpschakelaars<br />
Ventielen met thermo-elektrische servomotor<br />
Waarden<br />
230 V/24 V<br />
230 V 24 V<br />
Max. bedrijfsdruk/aanvoertemperatuur<br />
1,6 MPa (16 bar)/120°C<br />
Max. toelaatbare omgevingstemperatuur 50°C<br />
Bedrijfsspanning<br />
230 V AC<br />
50/60 Hz<br />
24 V AC<br />
50/60 Hz<br />
Opgenomen vermogen/beschermingsklasse 3 VA/IP43<br />
Looptijd 2,5 min 4 min<br />
Water max. glycolpercentage van 50%<br />
toelaatbaar<br />
Tab. 2-6: Toepassingsgebied voor ventielen met thermo-elektrische servomotor<br />
Ventielen met continu-servomotor<br />
Max. bedrijfsdruk/aanvoertemperatuur<br />
Waarden<br />
Max. toelaatbare omgevingstemperatuur 55°C<br />
Bedrijfsspanning<br />
Analoog stuursignaal<br />
Opgenomen vermogen/beschermingsklasse<br />
Looptijd<br />
1,6 MPa (16 bar)/120°C<br />
24 V AC, 50/60 Hz<br />
0…10 (2…10) V<br />
1,4 VA/IP43<br />
150 s (50 Hz); 125 s (60 Hz)<br />
Water max. glycolpercentage van 50%<br />
toelaatbaar<br />
Tab. 2-7: Toepassingsgebied voor ventielen met continu-servomotor<br />
18 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
2 Technische beschrijving<br />
2.4 Afmetingen<br />
2.4.1 Basisunit<br />
Afb. 2-3: Afmetingen modulaire bouwwijze<br />
Afb. 2-4: Afmetingen compacte bouwwijze<br />
Bouwgrootte 1 2 3 4<br />
b [mm] 682 982 1282 1432<br />
Tab. 2-8: Bouwgrootte-afhankelijke breedtematen van de basisunit<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 19
2 Technische beschrijving<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
2.4.2 Toebehoren aan luchtzijde<br />
Taille 1<br />
Taille 2<br />
Taille 3<br />
Taille 4<br />
Afb. 2-5: Afmetingen aanzuig- en uitblaasplenum *)<br />
Afb. 2-6: Afmetingen flexibele aanzuig- en<br />
uitblaaskanaalaansluiting *)<br />
Afb. 2-7: Afmetingen aanzuig- en<br />
Uitblaasgeluiddemperaansluiting *)<br />
Bouwgrootte 1 2 3 4<br />
b [mm] 682 982 1282 1432<br />
Tab. 2-9: Bouwgrootte-afhankelijke breedtematen van het toebehoren<br />
*) Bij basisunits in compacte bouwwijze is geen uitblaaszijdig toebehoren mogelijk.<br />
20 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
2 Technische beschrijving<br />
2.5 Unitgegevens<br />
2.5.1 Gewicht van de unit en waterinhoud van de warmtewisselaars<br />
Bouwgrootte<br />
Gewicht 1) [kg]<br />
Bouwwijze<br />
Modulair<br />
Bouwwijze<br />
Compact<br />
2-pijps<br />
Waterinhoud [l]<br />
Koelcircuit<br />
4-pijps<br />
Verwarmingscircuit<br />
LG 1 LG 2 LG 1 LG 2 LG 1 LG 2<br />
1 37 46 1,64 2,10 1,32 1,64 0,32 0,43<br />
2 45 54 2,26 3,01 1,82 2,26 0,44 0,60<br />
3 55 66 2,88 3,84 2,31 2,88 0,57 0,76<br />
4 61 76 3,19 4,25 2,56 3,19 0,63 0,85<br />
1)<br />
max. gewicht van de basisunit zonder toebehoren<br />
Tab. 2-10: gewicht van de unit en waterinhoud van de warmtewisselaars<br />
2.5.2 Luchtvolumestroom<br />
2.5.3 Elektrische specificaties<br />
Bouwgrootte<br />
Luchtvolumestroom [m 3 /h]<br />
Ventilatortoerentallen<br />
1 2 3 4 5<br />
1 515 685 915 1080 1215<br />
2 685 930 1115 1295 1555<br />
3 815 1150 1380 1670 2020<br />
4 1000 1380 1730 2065 2460<br />
Tab. 2-11: Luchtvolumestroom (modulaire bouwwijze, vermogensgrootte 1, vrij<br />
aanzuigend en uitblazend)<br />
Elektrische specificaties van de ventilatormotoren<br />
Bouwgrootte Stroomopname (max.) [A] Opgenomen vermogen (max.) [W]<br />
1 0,98 212<br />
2 1,32 278<br />
3 1,38 300<br />
4 1,64 358<br />
Tab.2-12: Elektrische specificaties van de ventilatormotoren bij 230 V, 50 Hz<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 21
2 Technische beschrijving<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Elektrische specificaties van de ventielaandrijvingen<br />
2- en 3-wegventielen<br />
2-puntsbedrijf<br />
(thermo-elektrische aandrijving)<br />
Aanloopstroom<br />
[A]<br />
Bedrijfsstroom<br />
[A]<br />
Opgenomen<br />
vermogen<br />
[W]<br />
2- en 3-wegventielen<br />
3-puntsbedrijf<br />
(thermo-elektrische<br />
aandrijving)<br />
Stroomopname<br />
[A]<br />
Opgenomen<br />
vermogen<br />
[W]<br />
2- en 3-wegventielen continubedrijf<br />
(continu-aandrijving)<br />
Stroomopname<br />
[A]<br />
Opgenomen<br />
vermogen<br />
[W]<br />
230 V 24 V 230 V 24 V 230 V 24 V 230 V 24 V 230 V 24 V 24 V 24 V<br />
0,6 0,7 0,014 < 0,1 < 3 < 3 0,03 0,03 7 0,7 0,06 1,4<br />
Tab. 2-13: Elektrische specificaties van de ventielaandrijvingen bij 230 V, 50 Hz en 24 V, 50 Hz (en 0-10 V stuurspanning)<br />
OPGELET!<br />
Houd bij de afzekering de in de aansluitschema's genoemde waarden (zie<br />
Hoofdstuk 6, Tab. 6-1) aan.<br />
2.6 Condenspomp<br />
Bij koelapparaten kan zich condens vormen die in de zijdelingse condensbak<br />
opgevangen wordt. Als dit condenswater niet vanzelf (via natuurlijk verval)<br />
kan weglopen, dan moet een condenspomp geïnstalleerd worden. Deze<br />
condenspomp pompt het condenswater weg naar een hoger gelegen<br />
reservoir of afvoerinrichting.<br />
2.6.1 Werking van de condensafvoer<br />
Behalve de condenspomp zijn er op de zijdelingse condensbak twee<br />
vochtsensoren geïnstalleerd, die de volgende functies hebben:<br />
1. Sensor "pomp":<br />
–– Schakelt de pomp in zodra de vooraf ingestelde vulhoogte in de<br />
zijdelingse condensbak overschreden wordt (afstand onderkant<br />
vochtsensor - wateroppervlak = ca. 2 mm).<br />
–– Schakelt de pomp uit als de minimumvulhoogte onderschreden wordt<br />
(afstand onderkant vochtsensor - wateroppervlak = ca. 3 mm). Om een<br />
veilige en volledige condensafvoer te garanderen, loopt de pomp ook na<br />
het onderschrijden van de minimumvulhoogte ongeveer 10 sec na.<br />
2. Sensor "alarm":<br />
–– Schakelt de pomp uit als de maximaal toegelaten vulhoogte overschreden<br />
wordt (afstand onderkant vochtsensor - wateroppervlak = ca. 2 mm).<br />
22 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
2 Technische beschrijving<br />
2.6.2 Technische specificaties en vermogen van de condenspomp<br />
De maximum bedrijfsdruk van de pomp bedraagt 0,1 MPa (1 bar) en de<br />
maximum volumestroom 10 l/h. In afb. 2-5 wordt het pompvermogen in l/h<br />
in relatie tot de pomphoogte aangegeven.<br />
Afb. 2-8: Condenspomp<br />
Pos. 1: Condenspomp<br />
Pos. 2: Zuigslang met zuigzeef<br />
Pos. 3: Drukslang voor ter plaatse al aanwezige condensafvoer (1,5 m lang)<br />
Pos. 4: Vochtsensoren met beschermkapje<br />
Technische specificaties van de condenspomp<br />
Technische specificaties<br />
Waarden<br />
Bedrijfsspanning<br />
230 V AC/50 Hz<br />
Aanloopstroom<br />
max. 0,63 A<br />
Bedrijfsstroom<br />
0,08 A<br />
Opgenomen vermogen<br />
18 W<br />
Beschermingsklasse<br />
IP64<br />
Max. opvoerhoogte<br />
10 m<br />
Max. watervolumestroom<br />
10 l/h<br />
Max. geluidsniveau bij H = 0 m 39 dB(A)<br />
bij H = 4 m 41 dB(A)<br />
Tab. 2-14: Technische specificaties van de condenspomp<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 23
2 Technische beschrijving<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Technische specificaties van de condenspomp<br />
Technische specificaties<br />
Waarden<br />
Bedrijfsspanning<br />
230 V AC/50 Hz<br />
Opgenomen vermogen<br />
max. 2VA<br />
Schakelafstand<br />
nominaal 7 mm<br />
Hysterese<br />
1,5 mm bij 7 mm schakelafstand<br />
Schakelfrequentie<br />
1 Hz<br />
Uitgang<br />
Relais 1 wisselaar, 2 A/240 V AC<br />
Naloopvertraging<br />
nominaal 5 s<br />
Beschermingsklasse IP 67<br />
Tab. 2-15: Technische specificaties van de vochtsensoren<br />
Vermogen van de condenspomp<br />
Afb. 2-9: Vermogen van de condenspomp (opvoerhoogte/transportvolume)<br />
24 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
2 Technische beschrijving<br />
2.7 Toebehoren aan luchtzijde<br />
Voor de ventilatorconvector MPower-Geko is het volgend toebehoren<br />
verkrijgbaar:<br />
Aanduiding Bestelnummer Uitvoering<br />
Flexibele kanaalaansluitingen<br />
Aanzuigplenum met ronde<br />
aansluiting, geïsoleerd<br />
Uitblaasplenum met ronde<br />
aansluiting, geïsoleerd<br />
ZGM.#A112 uitblaas<br />
ZGM.#A111 aanzuig<br />
ZGM.#A041<br />
ZGM.#A042<br />
Brandklasse B1<br />
Plenum met ronde aansluiting DN 200, verzinkt<br />
plaatstaal met inwendige geluids- en warmte-isolatie<br />
Plenum met ronde aansluiting DN 200, verzinkt<br />
plaatstaal met inwendige geluids- en warmte-isolatie<br />
Aanzuigafsluitdeksel ZGM.0A711 Van verzinkt plaatstaal, voor afsluiting van ronde<br />
aansluiting DN 200 op de aanzuigzijde<br />
Uitblaasafsluitdeksel ZGM.0A712 Van verzinkt plaatstaal, voor afsluiting van ronde<br />
aansluiting DN 200 op de uitblaaszijde<br />
Geluiddemper voor montage ZGM.#A211<br />
Module van verzinkt plaatstaal met geluidsisolatieplaten<br />
aan zuigzijde<br />
Geluiddemper voor montage ZGM.#A212<br />
Module van verzinkt plaatstaal met geluidsisolatieplaten<br />
aan uitblaaszijde<br />
Ingrijpbeveiliging ZGM.#A511 Uit verzinkt plaatstaal, voor de beveiliging tegen<br />
ingrijpen in de aanzuigopening van de unit, wanneer<br />
daar geen toebehoren aan de zuigzijde of kanalen<br />
aangesloten zijn.<br />
Ophangrail<br />
950 mm<br />
1550 mm<br />
2150 mm<br />
ZGM.0A613<br />
ZGM.0A623<br />
ZGM.0A633<br />
Voor de snelle montage van de basisunit en toebehoren<br />
met M8-draadstangen en bevestigingsmaterialen<br />
Reservefilterset ZGM.#A823 Mattenfilter uit kunststof, filterkwaliteit G2<br />
(1 set = 5 stuks)<br />
ZGM.#A833<br />
Mattenfilter uit kunststof, filterkwaliteit G3<br />
(1 set = 5 stuks)<br />
Tab. 2-16: MPower-Geko toebehoren aan de luchtzijde<br />
OPGELET!<br />
Op de plaats van het "#"-symbool moet de te gebruiken bouwgrootte<br />
ingevoegd worden.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 25
3 Transport en opslag<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
3 Transport en opslag<br />
3.1 Veiligheid tijdens het transport<br />
GEVAAR DOOR ZWEVENDE LASTEN!<br />
Het is levensgevaarlijk om onder zwevende lasten te staan.<br />
• Let er daarom altijd op dat er geen personen onder zwevende lasten<br />
staan!<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
Ondeskundig transport van de ventilatorconvector kan de unit<br />
beschadigen.<br />
• Is de unit door stoten of vallen beschadigd geraakt, controleer dan<br />
zorgvuldig of de ventilatorconvector nog goed werkt.<br />
• Vervoer ventilatorconvectoren altijd behoedzaam!<br />
3.2 Levering<br />
Verwijder meteen na aflevering de verpakking en controleer de unit op<br />
eventuele transportschade (meld deze onmiddellijk aan de expediteur)<br />
en op een complete en juiste samenstelling van de zending. Vergelijk<br />
bovendien alle typeplaatjes met de gegevens op afleveringsbon.<br />
Dit geldt ook voor alle toebehoren. Klachten over onvolledige zendingen<br />
of transportschade kunnen uitsluitend via de transportverzekering<br />
afgehandeld worden, wanneer de schade door de vrachtwagenchauffeur<br />
bevestigd werd.<br />
3.3 Verpakking<br />
De unit wordt op pallets en in krimpfolie verpakt verzonden.<br />
3.4 Transport<br />
LICHAMELIJK LETSEL OF MATERIËLE SCHADE!<br />
• Draag veiligheidshandschoenen om verwonding door scherpe randen te<br />
voorkomen.<br />
• Verplaats de MPower-Geko met minstens twee personen om letsel te<br />
voorkomen.<br />
• Gebruik bij levering op pallets uitsluitend hef- en transportwerktuigen<br />
met voldoende hef- of draagvermogen.<br />
• Beveilig de lading tijdens het transport tegen kantelen/afvallen.<br />
26 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
3 Transport en opslag<br />
Horizontaal transport<br />
Pak de MPower-Geko uitsluitend aan beide zijden van de<br />
bevestigingsvoorzieningen of aan de onderzijde vast en verplaats de unit<br />
ook op deze manier (zie afb. 3-1).<br />
Afb. 3-1: Transport<br />
3.5 Tijdelijke opslag<br />
Let bij tijdelijke opslag op de volgende punten:<br />
–– Sla de ventilatorconvector op in de originele verpakking.<br />
–– Sla de ventilatorconvector op in een tegen weer en wind beschermde,<br />
droge en stofvrije ruimte bij een luchtvochtigheid van 50 tot 85% RV en<br />
een opslagtemperatuur van -10 tot +50°C.<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
Tap het eventuele restwater uit de warmtewisselaar af! Vorstgevaar!<br />
–– De ventilatorconvector moet tegen stoten, trillingen, enzovoort<br />
beschermd zijn.<br />
3.6 Afvalverwijdering<br />
RECYCLING!<br />
Zorg voor een veilige en milieuvriendelijke verwijdering van materialen,<br />
hulpstoffen, verpakkingsmateriaal en niet meer gebruikte onderdelen.<br />
Dit dient te gebeuren met gebruikmaking en inachtneming van de<br />
plaatselijke recyclingmogelijkheden en -voorschriften.<br />
Probeer niet meer gebruikte unitcomponenten zoveel mogelijk op<br />
materiaalsoort te sorteren (zie ook "Materiaalspecificatie" op pagina 15).<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 27
4 Montage<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
4 Montage<br />
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!<br />
Voor u begint te boren, controleer of er geen elektrische leidingen of<br />
buisleidingen lopen op de plaats waar u gaat boren.<br />
GEVAAR VOOR LICHAMELIJK LETSEL!<br />
Er bestaat gevaar voor ongevallen door vallende voorwerpen en scherpe<br />
randen!<br />
Draag bij de montage een helm, veiligheidsschoenen en<br />
beschermhand¬schoenen. Voer een plafondmontage altijd met zijn<br />
tweeën uit.<br />
GEVAAR VOOR LICHAMELIJK LETSEL DOOR ELEKTRISCHE SPANNING!<br />
Wanneer de MPower-basisunit zonder <strong>GEA</strong>-toebehoren of toebehoren<br />
ter plaatse of kanaal op de aanzuigzijde bediend wordt, moet voorzien<br />
worden in voldoende ingrijpbeveiliging aan de unitaanzuig! Daartoe kan<br />
de <strong>GEA</strong>-ingrijpbeveiliging gebruikt worden (bestelnummer ZGM.#A511,<br />
waarbij # voor de bouwgrootte staat).<br />
OPGELET!<br />
Installeer de unit in alle inbouwposities en uitvoeringen zodat nergens<br />
mechanische vervormingen of spanningen kunnen optreden.<br />
4.1 Plaats van installatie<br />
De plaats van installatie moet qua aard, hoedanigheid en<br />
omgevingstemperatuur geschikt zijn voor het desbetreffende type<br />
ventilatorconvector (zie hoofdstuk 1.6 en hoofdstuk 1.7). Let bij installatie<br />
op de volgende punten:<br />
–– Installeer de unit uitsluitend in gesloten ruimten.<br />
–– Het plafond of het dragende systeem moet berekend zijn op het gewicht<br />
van de unit en alle toebehoren.<br />
–– Gebruik geschikt verbindingsmateriaal (schroeven, pluggen) dat<br />
overeenstemt met het gewicht van de unit en de aard van de<br />
bevestigingspunten.<br />
OPGELET!<br />
Het aanbrengen van openingen in muren en plafonds moet met de<br />
architect of met een spanningsanalist en de aannemer besproken en<br />
uitgevoerd worden.<br />
28 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
4 Montage<br />
4.2 Aanbevolen inspectieopening voor onderhoudswerkzaamheden aan de basisunit<br />
Voor alle vereiste inspectie- en onderhoudswerkzaamheden aan de basisunit<br />
wordt aanbevolen om een inspectieopening te maken in het verlaagde<br />
plafond met minimale afmetingen van b × 850 mm (b × 1050 mm)* (zie<br />
afb. 4-1).<br />
Afb. 4-1: Inspectieopening<br />
*) De maten tussen haakjes zijn van toepassing voor units in compacte bouwwijze<br />
Pos. 1: Condensbak<br />
Pos. 2: Inspectiepaneel<br />
Pos. 3: Filter achter afdeklijst<br />
Bouwgrootte 1 2 3 4<br />
b [mm] 682 982 1282 1432<br />
b max<br />
[mm] 1060 1360 1660 1810<br />
B [mm] 1260 1560 1860 2010<br />
Tab. 4-1: Afmetingen basisunit en inspectieopening<br />
OPGELET!<br />
Let erop dat bij gemonteerd toebehoren evt. meer of grotere openingen<br />
nodig zijn.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 29
4 Montage<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
4.3 Voorbereiding van de montage<br />
De buisleidingen kunnen naargelang van de uitvoering van de unit<br />
links of rechts aangesloten worden. Neem bij de montage de volgende<br />
afstandmaten in acht:<br />
Positienr.,<br />
zie afb. 4-2<br />
Basis<br />
voor een ongehinderde<br />
luchttoevoer vanaf de<br />
achterzijde<br />
voor montagewerkzaamheden,<br />
bv. zijdelings openen<br />
van de klemmenkast<br />
Tab. 4-2: Montagematen<br />
Montagemaat<br />
[mm]<br />
200 naar achteren<br />
200 zijdelings<br />
Afb. 4-2: Montagematen (zicht van onderen)<br />
OPGELET!<br />
De afstand tussen de bovenzijde van de unit en het plafond moet<br />
minstens 80 mm bedragen.<br />
4.4 Montage van de unit<br />
4.4.1 Montage met verschillende bevestigingsmaterialen<br />
Voor de bevestiging van de units moeten montagehoeken gebruikt worden<br />
(2 aan elke kant, zie afb. 4-5). Gebruik voor de gekozen bevestigingsvorm<br />
het daarvoor geschikte bevestigingsmateriaal (zie afb. 4-4).<br />
Bij montage zijn minstens 2 boorgaten (aanzuig-/uitblaasplenum) of<br />
4 boorgaten (basisunit en aanzuig-/uitblaasgeluiddemper, aan elke kant 2)<br />
vereist.<br />
30 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
4 Montage<br />
De positie van de montagehoeken staat aangegeven in afb. 4-3. De<br />
positie van de montagehoeken stemt overeen met de posities van de<br />
boorgaten voor bevestiging wanneer de units of modules rechtstreeks met<br />
draadstangen bevestigd worden.<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
De unit moet zodanig gemonteerd worden dat tijdens gebruik de lucht<br />
ongehinderd kan toe- en wegstromen.<br />
De afstand tussen de bovenzijde van de unit en het plafond moet<br />
minstens 80 mm bedragen.<br />
Aanzuig-/uitblaas<br />
geluiddemper<br />
Basisunit<br />
modulair<br />
+<br />
compact*<br />
Afb. 4-3: Boorgaten voor bevestiging montage met draadstangen<br />
Plafond<br />
Aanzuig-/<br />
uitblaasplenum<br />
M8-<br />
draadstang<br />
(ter plaatse)<br />
Z-rail<br />
(ter plaatse)<br />
U-profielrail met<br />
glijstuk (ter plaatse)<br />
Veerelementen<br />
(ter plaatse)<br />
Afb. 4-4: Voorbeelden van bevestigingswijzen<br />
Veerelementen<br />
(ter plaatse)<br />
Bouwgrootte 1 2 3 4<br />
b [mm] 682 982 1282 1432<br />
Tab. 4-3: Bouwgrootte-afhankelijke breedtematen van het toebehoren<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 31
4 Montage<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
• Let erop dat er voldoende ruimte is om de ventielen te installeren.<br />
• Zorg voor een geschikte montagemogelijkheid voor de<br />
bevestigingshoeken (voorbeelden in afb. 4-4).<br />
• Bevestig de MPower-Geko met schroefverbindingen.<br />
• Richt de MPower-Geko met behulp van een waterpas exact in de langsen<br />
dwarsrichting uit (zie afb. 4-5).<br />
• Draai de bevestigingsschroeven vast.<br />
OPGELET!<br />
Om de overdracht van mechanische resttrillingen te minimaliseren, wordt<br />
het gebruik van gangbare veerelementen aanbevolen.<br />
Afb. 4-5: Montage van de MPower-Geko<br />
Pos. 1: Montagehoek<br />
OPGELET!<br />
Alleen bij een waterpas gemonteerde koelunit kan de condens<br />
ongehinderd wegstromen.<br />
32 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
4 Montage<br />
4.4.2 Montage met ophangrail (toebehoren)<br />
Voor een eenvoudige en snelle montage zijn ophangrails als toebehoren<br />
verkrijgbaar.<br />
Pos. 1: Draadstang lengte 950 mm<br />
Pos. 2: Draadstang lengte 1 550 mm<br />
Pos. 3: Draadstang lengte 2 150 mm<br />
Pos. 4: Basisunit<br />
Pos. 5: Aanzuig-/uitblaasgeluiddemper<br />
Pos. 6: Aanzuig-/uitblaasplenum<br />
Afhankelijk van het type en het aantal van<br />
de te monteren toebehorenmodules zijn<br />
drie verschillende raillengtes beschikbaar.<br />
Afb. 4-6 toont mogelijke<br />
modulecombinaties.<br />
Afb. 4-6: Voorbeelden van modulecombinaties<br />
Voor de bevestiging van de units moeten de montagehoeken gebruikt<br />
worden. Het toebehorenpakket omvat al het nodige bevestigingsmateriaal<br />
voor de unit, inclusief draadstangen en schroeven.<br />
De posities van de montagehoeken staan aangegeven in afb. 4-8.<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
De unit moet zodanig gemonteerd worden dat tijdens gebruik de lucht<br />
ongehinderd kan toe- en wegstromen.<br />
Eerst moeten de losse railadapters, die met<br />
het bevestigingsmateriaal meegeleverd zijn,<br />
aan de montagehoeken bevestigd worden,<br />
die zich op de zijde van de ophangrail (zie<br />
afb. 4-7, pos. 2) bevinden.<br />
• Bevestig de railadapters (zie<br />
afb. 4-7, pos. 3) met behulp van de<br />
verbindingsschroeven (zie afb. 4-7,<br />
pos. 4) zodanig aan de montagehoeken<br />
(zie afb. 4-7, pos. 5) dat ze met de<br />
ophangneus naar buiten gericht zijn.<br />
Afb. 4-7: Railadapter bevestigen<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 33
4 Montage<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Aanzuig-/<br />
uitblaasplenum<br />
Aanzuig-/<br />
uitblaasgeluiddemper<br />
Basisunit<br />
modulair<br />
+<br />
compact*<br />
Alle boorgaten voor bevestiging φ = 9 mm<br />
(voorzien voor M8-draadstangen)<br />
Ophangrail 950 mm<br />
Ophangrail 1 550 mm<br />
Ophangrail 2 550 mm<br />
Afb. 4-8: Boorgaten voor bevestiging montage met ophangrail<br />
Afb. 4-9: Montage met ophangrail<br />
• Let erop dat er voldoende ruimte is om<br />
de ventielen te installeren.<br />
• Bevestig de ophangrail met geschikte<br />
middelen tegen het plafond.<br />
• Bevestig de draadstang(en) met<br />
geschikte middelen tegen het plafond.<br />
• De positie van de boorgaten voor<br />
ophangrails en draadstangen staan<br />
aangegeven in afb. 4-8.<br />
• Hang de MPower-Geko met<br />
2 railadapters in de ophangrail.<br />
• Breng de tegenoverliggende zijde van<br />
de MPower-Geko zover omhoog dat de<br />
draadstangen in de openingen van de<br />
montagehoeken steken.<br />
Bouwgrootte 1 2 3 4<br />
b [mm] 682 982 1282 1432<br />
Tab. 4-4: Bouwgrootte-afhankelijke breedtematen van het toebehoren<br />
34 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
4 Montage<br />
• Bevestig de MPower-Geko met het meegeleverde bevestigingsmateriaal.<br />
• Richt de MPower-Geko met behulp van een waterpas exact in de langsen<br />
dwarsrichting uit (zie afb. 4-5).<br />
• Draai de bevestigingsschroeven vast.<br />
OPGELET!<br />
Alleen bij een waterpas gemonteerde koelunit kan de condens<br />
ongehinderd wegstromen.<br />
OPGELET!<br />
Om overdracht van mechanische resttrillingen te minimaliseren, wordt het<br />
gebruik van gangbare veerelementen aanbevolen.<br />
4.4.3 Assemblage van modules<br />
De Power-Geko is in zijn basisuitvoering uitgevoerd met optioneel<br />
toebehoren aan de luchtzijde. (Zie "Toebehoren, luchtzijdig" op pagina 25.)<br />
De modules worden met M8-zeskantbouten gecentreerd en gelijktijdig<br />
aangesloten (zie afb. 4-10).<br />
Afb. 4-10: Assemblage van modules<br />
Pos. 1: Basisunit<br />
Pos. 2: Aanzuig-/uitblaasplenum<br />
Bij montage van de basisunit en modules met behulp van de ophangrails<br />
moeten eerst de losse railadapters, die bij het bevestigingsmateriaal<br />
meegeleverd zijn, aan de montagehoeken bevestigd worden (zie "Montage<br />
met ophangrail (toebehoren)" op pagina 33. Let erop dat bij het aanzuigen<br />
uitblaasplenum (ZGM.#A041 en ZGM.#A042) geen adapters toegevoegd<br />
zijn. Deze modules moeten vóór plafondmontage met de basisunit en<br />
geluiddempermodule verbonden en vervolgens samen met deze in de<br />
ophangrail gehangen worden.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 35
4 Montage<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
4.4.4 Montage flexibele kanaalaansluitingen<br />
OPGELET!<br />
Wanneer flexibele kanaalaansluitingen los meegeleverd werden, wordt<br />
tevens een afdichtband meegeleverd. Deze moet gebruikt worden als<br />
afdichting tussen frame (flexibele kanaalaansluiting) en module (basisunit<br />
of geluiddemper).<br />
Bouwgrootte 1 2 3 4<br />
b [mm] 682 982 1282 1432<br />
Montage van de flexibele kanaalaansluitingen<br />
Pos. 1: Metaalschroef met sluitring 6,4 × 18 mm<br />
Pos. 2: Metaalschroef<br />
Pos. 3: Flexibele kanaalaansluiting<br />
Pos. 4: Basisunit<br />
• Breng de afdichtband¬aan<br />
• Bevestig de flexibele kanaalaansluiting<br />
met geschikt montagemateriaal op de<br />
daarvoor voorziene gaten op de basisunit<br />
of de geluiddempermodule.<br />
Afb. 4-11: Montage van de flexibele kanaalaansluitingen<br />
OPGELET!<br />
Mogelijk zijn de montagegaten van de flexibele kanaalaansluiting en de<br />
basisunit niet in lijn. Om deze in lijn te brengen, kan het montageframe<br />
van de flexibele kanaalaansluiting uitgetrokken of ineengeschoven<br />
worden.<br />
36 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
4 Montage<br />
4.4.5 Montage ingrijpbeveiliging<br />
Pos. 1: Basisunit<br />
Pos. 2: Ingrijpbeveiliging<br />
Pos. 3: Bevestigingsschroeven<br />
• Bij units zonder aan de zuigzijde<br />
gemonteerde module of zonder<br />
aanzuigkanaal moet de aanzuigopening<br />
van de basisunit beveiligd worden met<br />
een gepaste ingrijpbeveiliging. Daartoe<br />
kan bijvoorbeeld de als toebehoren<br />
leverbare <strong>GEA</strong>-ingrijpbeveiliging gebruikt<br />
worden (bestelnummer ZGM.#A511,<br />
waarbij voor ,,#" de bouwgrootte<br />
ingevoegd moet worden).<br />
• Bevestig de ingrijpbeveiliging met de<br />
daartoe voorziene 6 schroeven op de<br />
basisunit.<br />
Afb. 4-12: Montage ingrijpbeveiliging<br />
4.4.6 Montage afsluitdeksel (aanzuig-/uitblaasplenum)<br />
Pos. 1: Ronde aansluiting DN200<br />
Pos. 2: Afsluitdeksel DN200<br />
• Bij units met compacte bouwwijze en/<br />
of met aanzuig-/uitblaasplenum moeten<br />
niet-gebruikte ronde aansluitingen<br />
gesloten worden. Daarvoor kunnen de als<br />
toebehoren leverbare <strong>GEA</strong>-aanzuig- of<br />
uitblaasafsluitdeksels gebruikt worden<br />
(bestelnr. ZGM.OA711 en ZGM.OA712).<br />
• Plaats het (de) afsluitdeksel(s) op de te<br />
sluiten ronde aansluiting(en) en sluit<br />
het (ze) af met bijvoorbeeld kleef- of<br />
isolatieband.<br />
Afb. 4-13: Montage afsluitdeksel<br />
OPGELET!<br />
Om verlies aan de luchtzijde te vermijden, moet de verbinding tussen<br />
ronde aansluitingen en kanalen ter plaatse en/of afsluitdeksels ter plaatse<br />
afgedicht worden!<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 37
5 Hydraulische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
5 Hydraulische aansluiting<br />
5.1 Algemeen<br />
Bij units zonder ventielen of met ter plaatse geïnstalleerde ventielen<br />
wordt de aan- en afvoer bepaald door de ligging van de externe<br />
mediumaansluitingen en/ of het gebruikte ventiel.<br />
VERBRANDINGSGEVAAR DOOR ONTSNAPPEND VERWARMINGSMEDIUM!<br />
Voor het aanleggen van het leidingwerk op locatie en de hydraulische<br />
aansluiting van de MPower-Geko moet de toevoer van het verwarmings-/<br />
koelmedium afgesloten worden en tegen onbedoeld openen beveiligd<br />
worden.<br />
Alle externe leidingen voor het koelmedium moeten tegen<br />
condensvorming geïsoleerd worden.<br />
Indien de leidingen naast de zijdelingse condensbak geleid worden, dan<br />
moeten deze boven de zijdelingse condensbak ter plaatse geïsoleerd<br />
worden.<br />
Nadat alle aansluitwerkzaamheden voltooid zijn, moeten alle<br />
schroefverbindingen opnieuw aangedraaid en op spanningvrije montage<br />
gecontroleerd worden.<br />
5.2 Overzicht ventielen<br />
De verschillende schakeltypen gelden zowel voor de toevoer van het<br />
verwarmingsmedium als van het koelmedium.<br />
OPGELET!<br />
Op de regelventielen is de mediumdoorstroomrichting aangegeven met<br />
een pijl en/of letter.<br />
Ventielen met modulerende aandrijving<br />
Met deze ventielen kan de waterstroom continu geregeld worden<br />
(3-puntsbedrijf). De regeling gebeurt bij een af fabriek gemonteerde<br />
ventielset bij een 3-wegventiel als verdeelschakeling (zie afb. 5-1).<br />
Afb. 5-1: Motorisch aangedreven 3-wegventiel<br />
38 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
5 Hydraulische aansluiting<br />
Bij het 2-wegventiel gebeurt de regeling via reductie van de mediumafvoer<br />
(zie afb. 5-2).<br />
Afb. 5-2: Motorisch aangedreven 2-wegventiel<br />
Ventielen met thermo-elektrische aandrijving<br />
Met deze ventielen is 2-puntsbedrijf (OPEN/DICHT) mogelijk. De regeling<br />
gebeurt bij een af fabriek gemonteerde ventielset bij een 3-wegventiel als<br />
verdeelschakeling (zie afb. 5-3).<br />
Afb. 5-3: 3-wegventiel met thermo-elektrische aandrijving<br />
Bij het 2-wegventiel gebeurt de regeling via reductie van de mediumafvoer<br />
(zie afb. 5-4).<br />
Afb. 5-4: 2-wegventiel met thermo-elektrische aandrijving<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 39
5 Hydraulische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Afsluitventiel<br />
Met het afsluitventiel kan de mediumdoorstroom beperkt of afgesloten<br />
worden (zie afb. 5-5).<br />
Afb. 5-5: Afsluitventiel<br />
Kogelkraan<br />
Met de kogelkraan kan de mediumdoorstroom afgesloten worden (zie<br />
afb. 5-6).<br />
Afb. 5-6: Kogelkraan<br />
5.3 Verwarmings- en koelwateraansluiting bij units zonder ventielen of met door<br />
derden geleverde ventielen<br />
5.3.1 Montage van de aansluitingen<br />
Bij units zonder ventielen of met ter plaatse geïnstalleerde ventielen<br />
worden de aan- en afvoer bepaald door de ligging van de externe<br />
mediumaansluitingen en/of het gebruikte ventiel.<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
Bij montage moet de aansluitmoer op de warmtewisselaar met een<br />
geschikt gereedschap tegengehouden worden.<br />
• Verwijder bij aanvang van de montage de beschermkappen van de toeen<br />
afvoer.<br />
• Monteer de aansluitingen mechanisch spanningvrij.<br />
40 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
5 Hydraulische aansluiting<br />
5.3.2 Mediumaansluiting<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
Alle door derden geleverde ventielen en leidingen met koelmedium,<br />
die niet boven de zijdelingse condensbak liggen, moeten ter plaatse<br />
geïsoleerd worden.<br />
• Let erop dat er voldoende ruimte is om de ventielen te installeren.<br />
• Neem de aanwijzingen in hoofdstuk "Montage van de aansluitingen" op<br />
pagina 40 in acht.<br />
• Leid de leidingen in een rechte hoek naar opzij of naar achteren weg.<br />
• Dicht de aansluitingen af.<br />
• Schroef de aansluitingen vast.<br />
Afb. 5-7: Warmtewisselaaraansluitingen in het 2-pijpsysteem<br />
Pos. 1: Warmtewisselaaraansluitingen (1/2"-binnendraad, vlak afdichtend)<br />
Afb. 5-8: Warmtewisselaaraansluitingen in het 4-pijpsysteem<br />
Pos. 1: Warmtewisselaaraansluitingen koelen (1/2"-binnendraad, vlak afdichtend)<br />
Pos. 2: Warmtewisselaaraansluitingen verwarmen (1/2"-binnendraad, vlak<br />
afdichtend)<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 41
5 Hydraulische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
5.4 Verwarmings- en koelwateraansluiting bij units met af fabriek gemonteerde<br />
ventielen<br />
5.4.1 Montage van de aansluitingen<br />
• Verwijder bij aanvang van de montage de beschermkappen van de toeen<br />
afvoer.<br />
• Monteer de aansluitingen mechanisch spanningvrij.<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
Bij montage moet de aansluitmoer op de warmtewisselaar met een<br />
geschikt gereedschap tegengehouden worden. Alle door derden<br />
geleverde en af fabriek gemonteerde ventielen en leidingen met<br />
koelmedium, die niet boven de zijdelingse condensbak liggen, moeten ter<br />
plaatse geïsoleerd worden.<br />
Koel- of<br />
verwarmingsventiel<br />
(2- en<br />
4-pijpsysteem)<br />
VGM.## 03.L<br />
VGM.## 03.R<br />
VGM.## 04.L<br />
VGM.## 04.R<br />
VGM.## 06.L<br />
VGM.## 06.R<br />
VGM.## 10.L<br />
VGM.## 10.R<br />
VGM.## 16.L<br />
VGM.## 16.R<br />
VGM.## 25.L<br />
VGM.## 25.R<br />
VGM.## 40.L<br />
VGM.## 40.R<br />
Ventielsleutel<br />
Kencijfer k vs<br />
-waarde<br />
Verwarmingsventiel<br />
(4-pijpsysteem)<br />
VGM.## ## ## 03.L<br />
VGM.## ## ## 03.R<br />
VGM.## ## ## 04.L<br />
VGM.## ## ## 04.R<br />
VGM.## ## ## 06.L<br />
VGM.## ## ## 06.R<br />
VGM.## ## ## 10.L<br />
VGM.## ## ## 10.R<br />
VGM.## ## ## 16.L<br />
VGM.## ## ## 16.R<br />
VGM.## ## ## 25.L<br />
VGM.## ## ## 25.R<br />
VGM.## ## ## 40.L<br />
VGM.## ## ## 40.R<br />
k vs<br />
-<br />
waarde<br />
m 3 /h<br />
Aansluitkencijfer<br />
0 1 2 3 4 5<br />
Buitendraad<br />
vlak<br />
afdichtend<br />
Soldeerfitting<br />
voor<br />
Cu-buis<br />
Buitendraad<br />
vlak<br />
afdichtend<br />
Soldeerfitting<br />
voor<br />
Cu-buis<br />
Buitendraad<br />
vlak<br />
afdichtend<br />
Soldeerfitting<br />
voor<br />
Cu-buis<br />
0,25 R½" Ø 12 mm R¾" Ø 15 mm R¾" Ø 15 mm<br />
0,40 R½" Ø 12 mm R¾" Ø 15 mm R¾" Ø 15 mm<br />
0,63 R½" Ø 12 mm R¾" Ø 15 mm R¾" Ø 15 mm<br />
1,00 R½" Ø 12 mm R¾" Ø 15 mm R¾" Ø 15 mm<br />
1,60 R½" Ø 12 mm R¾" Ø 15 mm R¾" Ø 15 mm<br />
2,50 R¾" Ø 15 mm R¾" Ø 15 mm R¾" Ø 15 mm<br />
4,00 R¾" Ø 15 mm R¾" Ø 15 mm R¾" Ø 15 mm<br />
Tab. 5-1: Overzicht ventielaansluitingen<br />
De regelventielen worden gewoonlijk af fabriek op de unit gemonteerd.<br />
Bij ventielsets met afsluitventielen of kogelkranen (kencijfers 2 tot 5,<br />
zie "Typesleutel" op pagina 3) worden deze om transportredenen los<br />
geleverd en moeten ze ter plaatse gemonteerd worden.<br />
42 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
5 Hydraulische aansluiting<br />
5.4.2 Mediumaansluiting 2-pijpsysteem<br />
2-wegventiel<br />
Pos. 1: Afvoer<br />
Pos. 2: Ventielaandrijving<br />
Pos. 3: Afsluitventiel/kogelkraan (optioneel)<br />
Pos. 4: Toevoer<br />
Afb. 5-9: Buisaansluitingen 2-pijpsysteem, 2-wegventiel<br />
OPGELET!<br />
Toevoerleidingwerk en afsluitventiel/kogelkraan worden los met de unit<br />
meegeleverd en moeten ter plaatse gemonteerd worden.<br />
3-wegventiel<br />
Pos. 1: Afvoer<br />
Pos. 2: Ventielaandrijving<br />
Pos. 3: Afsluitventiel/kogelkraan (optioneel)<br />
Pos. 4: Toevoer<br />
Afb. 5-10: Buisaansluitingen 2-pijpsysteem, 3-wegventiel<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 43
5 Hydraulische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
5.4.3 Mediumaansluiting 4-pijpsysteem<br />
2-wegventiel<br />
Pos. 1: Afvoer koelen<br />
Pos. 2: Ventielaandrijving koelen<br />
Pos. 3: Afsluitventiel/kogelkraan koelen<br />
(optioneel)<br />
Pos. 4: Afsluitventiel/kogelkraan verwarmen<br />
(optioneel)<br />
Pos. 5: Toevoer koelen<br />
Pos. 6: Toevoer verwarmen<br />
Pos. 7: Ventielaandrijving verwarmen<br />
Pos. 8: Afvoer verwarmen<br />
Afb. 5-11: Buisaansluitingen 4-pijpsysteem, 2-wegventiel<br />
OPGELET!<br />
Toevoerleidingwerk en afsluitventiel/kogelkraan worden los met de unit<br />
meegeleverd en moeten ter plaatse gemonteerd worden.<br />
3-wegventiel<br />
Pos. 1: Afvoer koelen<br />
Pos. 2: Ventielaandrijving koelen<br />
Pos. 3: Afsluitventiel/kogelkraan koelen<br />
(optioneel)<br />
Pos. 4: Afsluitventiel/kogelkraan verwarmen<br />
(optioneel)<br />
Pos. 5: Toevoer koelen<br />
Pos. 6: Toevoer verwarmen<br />
Pos. 7: Ventielaandrijving verwarmen<br />
Pos. 8: Afvoer verwarmen<br />
Afb. 5-12: Buisaansluitingen 4-pijpsysteem, 3-wegventiel<br />
44 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
5 Hydraulische aansluiting<br />
5.5 Condensafvoer aansluiten<br />
Voor een correcte afvoer van de condens moet de ter plaatse aanwezige<br />
condensafvoer aangesloten worden op de zijdelingse condensbak.<br />
• Kunststofslang of koperen buis op de daarvoor voorziene aansluiting van<br />
de condensbak schuiven en afdichten (zie afb. 5-13, pos. 2).<br />
• Bij aansluiting van de condensafvoer op de riolering moeten de<br />
voorschriften voor rioolwaterafvoer in acht genomen worden<br />
(stankafsluiter).<br />
OPGELET!<br />
Condensafvoerleidingen moeten altijd met voldoende verval aflopen!<br />
Bij drukloze aansluiting of bij afvoer naar de open lucht is een<br />
stankafsluiter niet nodig.<br />
Afb. 5-13: Condensafvoer<br />
Pos. 1: Condensbak<br />
Pos. 2: Condensafvoeraansluiting<br />
5.6 Condenspomp aansluiten<br />
Pos. 1: Condensbak<br />
Pos. 2: Condensafvoeraansluiting<br />
Pos. 3: Zuigslang<br />
Pos. 4: Condenspomp met isolatiemateriaal<br />
Pos. 5: Drukslang (1,5 m lang)<br />
Pos. 6: Vochtsensoren met beschermkapje<br />
Afb. 5-14: Condenspomp aansluiten<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 45
5 Hydraulische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Het uiteinde van de drukslang van de condenspomp moet op de plaatselijke<br />
condensafvoerinrichting aangesloten worden. Als deze verdere aansluiting<br />
niet zonder extra tegendruk gebeurt, bv. door een verlenging van<br />
de af fabriek gemonteerde drukslang, dan wordt het daadwerkelijke<br />
transportvolume door de toenemende weerstand gereduceerd (zie tab. 5-2<br />
en afb. 5-15).<br />
OPGELET!<br />
Bij aansluiting van de drukslang moet voorkomen worden dat de slang te<br />
sterk gebogen of geknikt wordt.<br />
Om overdracht van mechanische trillingen te voorkomen, moet de slang<br />
geïsoleerd worden tegen alle oppervlakken waarmee deze in contact zou<br />
kunnen komen.<br />
Werkelijk transportvolume van de condenspomp [l/h]<br />
Verticale<br />
Transportafstand<br />
[m]<br />
Horizontale transportafstand [m]<br />
5 10 20 30<br />
1 9,0 8,0 7,0 6,0<br />
2 7,0 6,0 5,0 5,0<br />
3 6,0 5,0 4,0 4,0<br />
4 4,5 4,0 3,5 3,0<br />
5 3,0 2,5 2,0 1,5<br />
6 2,5 1,5 0,5 0,0<br />
Tab. 5-2: Werkelijk transportvolume van de condenspomp in relatie tot de<br />
horizontale en verticale transportafstand<br />
Horizontale<br />
transportafstand<br />
Werkelijk<br />
transportvolume<br />
Verticale<br />
transportafstand<br />
Pomp<br />
Condensafvoervoorziening ter plaatse<br />
Afb. 5-15: Horizontale en verticale transportafstanden<br />
46 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!<br />
De elektrische installatie van de ventilatorconvector mag enkel uitgevoerd<br />
worden door elektrotechnisch vakbekwaam personeel met inachtneming<br />
van deze gebruikshandleiding en de geldende voorschriften:<br />
–– VDE-voorschriften, inclusief de veiligheidsvoorschriften<br />
–– Ongevallenpreventievoorschriften<br />
–– Montagehandleiding<br />
6.1 Aansluitschema's<br />
De elektrische aansluiting van ventilatorconvectoren mag uitsluitend<br />
uitgevoerd worden conform de geldende aansluitschema's. Het<br />
aansluitschema bevindt zich aan de binnenzijde van het deksel van de<br />
aansluitkast of is als apart document bijgevoegd.<br />
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!<br />
In de aansluitschema's staan geen beschermingsmaatregelen vermeld.<br />
Bij het aansluiten moeten de geldende normen en voorschriften in acht<br />
genomen worden en met het plaatselijke energiebedrijf afgestemd<br />
worden.<br />
Regel-/vermogenselektronica<br />
MATRIX 511<br />
MATRIX 2001<br />
MATRIX 3001<br />
MATRIX 4001<br />
Microschakelaar<br />
Tab. 6-1: Afzekering<br />
Afzekering<br />
B 10 A<br />
B 10 A<br />
B 10 A<br />
B 10 A<br />
B 6 A<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 47
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6.2 Klemmenkast of elektrische schakelkast<br />
De MPower-Geko wordt afhankelijk van de modelvariant geleverd met een<br />
–– klemmenkast of<br />
–– plaatstalen elektrische schakelkast.<br />
Klemmenkast<br />
Plaatstalen elektrische schakelkast<br />
Afb. 6-1: Klemmenkast/elektrische schakelkast openen<br />
Klemmenkast<br />
In de klemmenkast bevinden zich een klemmenstrook en, afhankelijk van<br />
de uitvoering, eventueel extra elektrotechnische componenten.<br />
Plaatstalen elektrische schakelkast<br />
In de plaatstalen elektrische schakelkast bevinden zich (afhankelijk van de<br />
uitvoering):<br />
–– een klemmenstrook en eventueel extra elektrotechnische componenten<br />
–– regel-/vermogenselektronica (MATRIX 511/2001/3001/4001).<br />
6.3 Ventilatortoerental<br />
6.3.1 3/5-toerenmotor<br />
De motor van de ventilator heeft tot 5 aanstuurbare toerentallen. Af<br />
fabriek zijn naar keuze 3 of 5 toerentallen geconfigureerd (zie het<br />
unitspecifieke aansluitschema).<br />
OPGELET!<br />
De af fabriek uitgevoerde configuratie van de klemmen hangt af van de<br />
bestelde toerentalcombinatie van de unit.<br />
48 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
Bestelbare toerentalcombinatie<br />
Klemmenconfiguratie (schakelstand)<br />
110 11 112 113 114<br />
Toerental van de motor<br />
A, K 1 2 3 - -<br />
B, L 2 3 4 - -<br />
C, M 3 4 5 - -<br />
Tab. 6-2: toerentalcombinaties<br />
E, O 1 3 5 - -<br />
H, R 1 2 3 4 5<br />
Ventilatortoerental wijzigen<br />
OPGELET!<br />
Het ventilatortoerental kan in bepaalde gevallen enkel door een<br />
gemachtigde dienst gewijzigd worden.<br />
6.4 Aansluiting bij externe regeling<br />
Aansluitschema op de binnenzijde van het deksel geplakt of als aparte<br />
documentatie bijgeleverd.<br />
De componenten worden aangesloten via een klemmenstrook. Deze<br />
bevindt zich afhankelijk van de modelvariant in een klemmenkast of in een<br />
plaatstalen elektrische schakelkast die afhankelijk van de uitvoering van de<br />
mediumaansluitingen rechts of links op de basisomkasting gemonteerd is.<br />
Aansluitschema op de<br />
binnenzijde van het<br />
deksel geplakt of als<br />
aparte documentatie<br />
bijgeleverd.<br />
Aansluitschema op de<br />
binnenzijde van het deksel<br />
geplakt of als aparte<br />
documentatie bijgeleverd.<br />
Afb. 6-2: Klemmenkast en plaatstalen elektrische schakelkast<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 49
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
OPGELET!<br />
De exacte aansluiting van de afzonderlijke aggregaten (ventilator,<br />
ventielen, enz.) staat aangegeven in het bij de unit geleverde<br />
aansluitschema. Vóór u met de aansluiting begint, moet u eerst<br />
controleren of de bestelcode van de elektrische uitrusting van de unit<br />
overeenstemt met het aansluitschema.<br />
Er mag altijd slechts één ventilatortoerental tegelijk aangestuurd worden!<br />
PE L N<br />
M<br />
1~<br />
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!<br />
Het aansluitcompartiment moet afgeschermd zijn, d.w.z. aanraken van de<br />
basisisolatie van de elektrische kabel moet onmogelijk zijn.<br />
• Voer de aansluiting uitsluitend uit overeenkomstig het unitspecifieke<br />
aansluitschema.<br />
Zonder relaisprint mag hoogstens 1 unit via een besturing/regeling bediend<br />
worden.<br />
Met relaisprint kunnen tot 4 units via een besturing/regeling bediend<br />
worden. Daarbij moet de totale stroomopname met inachtneming van de<br />
maximale afzekering van B6A in acht genomen worden.<br />
PE L N N N 110 111 112 113 114 60 61 874 875 876 877 878 879<br />
1<br />
1)<br />
Afb. 6-3: Motor- en ventielklemmenstrook<br />
2<br />
on/off<br />
alarm<br />
3<br />
2)<br />
M<br />
4<br />
M<br />
Pos. 1: voeding 230 VAC; externe afzekering max.<br />
6 A (units zonder condenspomp)<br />
Pos. 2: Insturing ventilator (klemmen<br />
110 = toerental 1; 111 = toerental 2;<br />
112 = toerental 3;<br />
optioneel 113 = toerental 4;<br />
114 = toerental 5)<br />
Pos. 3: Klemmen voor uitgevoerde<br />
thermocontacten (optioneel)<br />
Pos. 4: aansluitklemmen voor ventielen<br />
Pos. 6: voeding 230 VAC; externe afzekering<br />
max. 6 A (units zonder condenspomp)<br />
Pos. 7: Storingsmeldingen (contact 814-815<br />
gesloten storing condenspomp)<br />
1) Relaisprint bij units met regelsleutel<br />
DO.2xx.xx<br />
2) De ventielaansluiting staat aangegeven<br />
in het unitspecifieke aansluitplan.<br />
PE<br />
L<br />
L<br />
N<br />
N<br />
814 815 816 STP STP<br />
PE L N<br />
6 7<br />
Afb. 6-4: Condenspompen-klemmenstrook<br />
50 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
6.4.1 Aansluiting van meerdere MPower-Geko's<br />
OPGELET!<br />
Vóór u met de aansluiting begint, moet u eerst controleren of de<br />
bestelcode van de elektrische uitrusting van de unit overeenstemt met het<br />
aansluitschema.<br />
Er mag altijd slechts één ventilatortoerental tegelijk aangestuurd worden!<br />
Tijdens de wisseling van toerental moet rekening gehouden worden met<br />
een omschakelingspauze van minstens 0,1 sec.! Laat de ventilator altijd in<br />
toerental 3 starten!<br />
Wanneer er een storing in de condenspomp optreedt, en in geval van<br />
units met uitgevoerd thermocontact (klemmen 60 en 61) moet ter plaatse<br />
gegarandeerd worden dat bij inwerkingstelling van het thermocontact<br />
of van het waterniveau-alarm de ventilator uitgeschakeld wordt en het<br />
koelventiel sluit.<br />
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!<br />
Bij het combineren van meerdere MPower-Geko's met een externe<br />
regelaar mogen de toerentallen van de ventilatormotoren niet parallel<br />
geschakeld of aangestuurd worden.<br />
OPGELET!<br />
Meerdere MPower-Geko's uitsluitend overeenkomstig afbeelding 6-5<br />
met een externe regelaar combineren. Er dienen externe scheidingsrelais<br />
gemonteerd te worden (K1 - K3).<br />
MPower-Geko's met relaisprint zijn enkel voorbereid voor parallel<br />
gebruik.<br />
Aansluiting van meerdere MPower-Geko's zonder relaisprint<br />
Pos. 1: voeding230 V AC/50 Hz, externe<br />
afzekering max. B 6 A<br />
Pos. 2: toerentalschakelaar<br />
Pos. 3: Geko nr. 1, ventilator 3-toeren<br />
Pos. 4: Geko nr. 2, ventilator 3-toeren<br />
• Sluit meerdere MPower-Geko's aan<br />
overeenkomstig het aansluitschema.<br />
Afb. 6-5: Aansluiting van meerdere MPower-Geko's<br />
Aansluiting van meerdere MPower-Geko's met relaisprint<br />
MPower-Geko's die met een relaisprint uitgerust zijn (regelaarpakket<br />
DO.2xx.xx), kunnen parallel gebruikt worden.<br />
In deze opstelling zijn maximum 4 units toelaatbaar. Mits inachtneming<br />
van de maximaal toelaatbare afzekering van B 6 A moet de totale<br />
stroomopname van de units in acht genomen worden.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 51
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6.5 Overzicht van de <strong>GEA</strong> MATRIX stuur- en regelprints<br />
MATRIX<br />
511<br />
De <strong>GEA</strong> MATRIX stuur- en<br />
regelprints zijn in de elektrische<br />
schakelkast ingebouwd.<br />
Het onderstaand overzicht toont<br />
u de verschillende regelprints.<br />
Om de nodige aansluitingen<br />
te kunnen uitvoeren, wordt op<br />
de onderstaande printlay-outs<br />
het ingebouwde regelaartype<br />
vermeld.<br />
Het regelaartype (bv.<br />
MATRIX 3001) staat ook<br />
aangegeven op het bijgevoegde<br />
aansluitschema of op de sticker op<br />
de print.<br />
4001+IO<br />
4001<br />
3001<br />
2001<br />
Afb. 6-6: Overzicht regelaartypes<br />
52 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
6.6 Montage van het bedieningspaneel<br />
Alle IP20-bedieningspanelen hebben een geïntegreerde<br />
ruimtetemperatuurvoeler. Deze kan gebruikt worden wanneer het<br />
bedieningspaneel op een voor de temperatuurregeling optimale plaats in<br />
de ruimte geïnstalleerd wordt. Alle IP54-bedieningspanelen hebben een los<br />
bijgeleverde externe ruimtevoeler.<br />
OPGELET!<br />
De montagepositie van de ruimtetemperatuurvoeler is voor de<br />
nauwkeurigheid van de temperatuurregeling in de ruimte van cruciaal<br />
belang. Monteer daarom voelers (zie afb. 6-7):<br />
–– niet naast deuren, ramen, doorgeefluiken, enz., omdat intensieve<br />
luchtbeweging de meetwaarde vervalst.<br />
–– niet op koude of warme wanden (bv. buitenmuur, schoorsteen) omdat<br />
de temperatuur van de wand de meetwaarde vervalst.<br />
–– niet achter gordijnen omdat isolerende luchtlagen de meetwaarde<br />
vervalsen.<br />
–– niet in de directe omgeving van het uitblaasrooster van de units omdat<br />
de uitblaastemperatuur de meetwaarde vervalst.<br />
Wanneer er geen optimale montagepositie voor een IP20-<br />
bedieningspaneel beschikbaar is, of wanneer het om een IP54-<br />
bedieningspaneel gaat, moet een aparte ruimtetemperatuurvoeler of<br />
retourluchtvoeler aangesloten worden.<br />
Daarbij wordt de eventueel in het bedieningspaneel geïntegreerde<br />
temperatuurvoeler automatisch gedeactiveerd.<br />
*<br />
1,5m<br />
Afb. 6-7: Montage van de ruimtetemperatuurvoeler/het bedieningspaneel<br />
* aanbevolen montagehoogte<br />
Wanneer het bedieningspaneel op de wand of op een inbouwdoos<br />
bevestigd moet worden, moet u te werk gaan volgens de<br />
gebruikshandleiding van het bedieningspaneel. Daar vindt u ook de<br />
bijbehorende boorsjabloon.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 53
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6.7 Elektrische aansluiting met <strong>GEA</strong> MATRIX<br />
6.7.1 Aansluiting van de netspanning voor de regelaar<br />
PE<br />
PE<br />
PE<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
2<br />
3<br />
L<br />
N<br />
PE<br />
PE<br />
L<br />
N<br />
4<br />
1<br />
L<br />
N<br />
<br />
Pos. 1: voeding 230 V AC/50 Hz, externe afzekering max.<br />
B 10 A<br />
Pos. 2: Aansluiting op de eerste unit<br />
Pos. 3: Aansluiting op de tweede unit<br />
Pos. 4: Naar aanvullende units<br />
–– Bij units zonder condenspomp wordt de<br />
netspanning rechtstreeks op de regelaar<br />
aangesloten (Pos. 2 en Pos. 3).<br />
–– Bij units met condenspomp gebeurt de aansluiting<br />
op de aparte klemmenstrook in de schakelkast op de<br />
klemmen L, N, PE (bv. met 3×1,5 mm 2 NYM).<br />
• Sluit de netspanning overeenkomstig het<br />
aansluitschema op de basisprint aan.<br />
PE<br />
PE<br />
PE<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
2<br />
3<br />
L<br />
L<br />
N<br />
N<br />
PE<br />
PE<br />
L<br />
L<br />
N<br />
N<br />
4<br />
1<br />
L<br />
N<br />
<br />
Pos. 1: voeding 230 V AC/50 Hz, externe afzekering max.<br />
B 10 A<br />
Pos. 2: Aansluiting op de eerste unit<br />
Pos. 3: Aansluiting op de tweede unit<br />
Pos. 4: Naar aanvullende units<br />
–– Bij units zonder condenspomp wordt de<br />
netspanning rechtstreeks op de regelaar<br />
aangesloten (Pos. 2 en Pos. 3).<br />
–– Bij units met condenspomp gebeurt de aansluiting<br />
op de aparte klemmenstrook in de schakelkast op de<br />
klemmen L, N, PE (bv. met 3x1,5 mm2 NYM).<br />
• Sluit de netspanning aan overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
Afb. 6-8: Aansluiting van de netspanning<br />
OPGELET!<br />
Vanuit de master unit kunnen ook slave units gevoed worden (zie afb. 6-8,<br />
pos. 3 en pos. 4). De voedingsklemmen bij MATRIX 511 en de afzonderlijke<br />
klemmenstrook (units met condenspomp) zijn geschikt voor dubbel<br />
gebruik met gelijke doorsnede. Daarbij moet de totale stroomopname van<br />
de units met inachtneming van de maximale afzekering van B10 A in acht<br />
genomen worden. Indien nodig moet een tweede voedingsaansluiting<br />
geïnstalleerd worden.<br />
54 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
6.7.2 Aansluiting van de stuurstroomkabels<br />
OPGELET!<br />
–– Gebruik voor de aansluiting de volgende stuurstroomkabels:<br />
–– bij korte kabels en/of een storingvrije omgeving: meeraderige<br />
stuurkabel 0,5 mm 2 met een afscherming van aluminiumgecoate<br />
kunststoffolie bv. J-Y(ST)Y max. 7×2×O,8<br />
–– bij lange kabels en/of een storinggevoelige omgeving: meeraderige<br />
stuurkabel 0,5 mm 2 met afscherming van gevlochten koperdraad<br />
–– de totale kabellengte mag niet groter zijn dan 50 m (MATRIX 511)<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Unit met Bedieningspaneel<br />
MATRIX OP4/OP5<br />
MATRIX 511<br />
slave units<br />
Afb. 6-9: Verbinding bedieningspaneel –<br />
luchtbehandelingsunits<br />
Unit<br />
MATRIX 511<br />
Afb. 6-10: Voeleraansluiting - daalcontact<br />
Aanvoertemperatuurvoeler<br />
externe<br />
ruimtevoeler<br />
extern<br />
daalcontact<br />
Verbinding bedieningspaneel - luchtbehandelingsunit<br />
slave units<br />
Op een bedieningspaneel MATRIX OP4/OP5 mogen<br />
uitsluitend units met MATRIX 511-regelapparatuur<br />
aangesloten worden.<br />
Er kunnen maximum 4 units op een OP4/OP5<br />
aangesloten worden.<br />
• Sluit de netspanning aan overeenkomstig het<br />
aansluitschema (dezelfde nummers verbinden).<br />
–– Er kunnen twee aders met gelijke kabeldoorsnede op<br />
één klem aangesloten worden.<br />
–– Stuurstroomkabel: zie aanwijzing op pagina 55<br />
bovenaan.<br />
–– Bij de aansluiting van ventielaandrijvingen<br />
moeten de verbindingen bedieningspaneel -<br />
luchtbehandelingsunits via de AH-klemmen (insturing<br />
ventiel 2-pijpunits/verwarmingsventiel 4-pijpsunits)<br />
en AK-klemmen (insturing koelventiel 4-pijpsunits)<br />
tot stand gebracht worden. (-.-.-)<br />
–– Bij aansluiting van een externe ruimtevoeler<br />
moet de verbinding bedieningspaneel -<br />
luchtbehandelingsunits via klem 12 tot stand<br />
gebracht worden. (-----)<br />
–– Bij units enkel verwarmen, enkel koelen, verwarmen<br />
of koelen moet de verbinding bedieningspaneelluchtbehandelingsunits<br />
via klem 14 tot stand<br />
gebracht worden. (-----)<br />
–– Bij aansluiting van een potentiaalvrij contact<br />
voor de nachtverlaging moet de verbinding<br />
bedieningspaneel-luchtbehandelingsunits via klem 67<br />
tot stand gebracht worden. (-----)<br />
Aansluiting van een externe ruimtevoeler<br />
of retourluchtvoeler (optioneel),<br />
aanvoertemperatuurvoeler, daalcontact (optioneel)<br />
• Sluit de voelers of het daalcontact overeenkomstig<br />
het aansluitschema aan.<br />
–– Kabels voor voeler en daalcontact als<br />
stuurstroomkabel: zie aanwijzing op pagina 55<br />
bovenaan.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 55
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
Af fabriek is aan de klemmen 14/15 bij master units enkel verwarmen een<br />
weerstand 5,6 kΩ (rood) en bij master units enkel koelen een weerstand<br />
33 kΩ (blauw) aangesloten. Deze weerstand dient voor de configuratie<br />
van de bedrijfsstanden en mag binnen een unitgroep slechts één keer<br />
aanwezig zijn. Als meerdere weerstanden in eenzelfde groep aanwezig<br />
zijn, moeten ze tot op één weerstand na allemaal verwijderd worden.<br />
Ook mag er telkens maar één externe ruimtevoeler of één<br />
retourluchtvoeler en slechts één aanvoertemperatuurvoeler per unitgroep/<br />
bedieningspaneel aanwezig zijn.<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Slave unit met<br />
Bedieningspaneel met<br />
MATRIX 2000<br />
MATRIX OP20/OP21<br />
Verbinding bedieningspaneel - luchtbehandelingsunit<br />
slave units<br />
Op een bedieningspaneel MATRIX OP20/OP21 mogen<br />
uitsluitend units met MATRIX 2000-regelapparatuur<br />
aangesloten worden.<br />
Er kunnen maximum 16 units op een OP20/OP21<br />
aangesloten worden.<br />
–– Sluit de netspanning aan overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
–– Stuurstroomkabel: zie aanwijzing op pagina 55<br />
bovenaan.<br />
–– Bij de aansluiting van ventielaandrijvingen<br />
moeten de verbindingen bedieningspaneelluchtbehandelingsunits<br />
via de klemmen 37/47 en<br />
38/48 tot stand gebracht worden. (-.-.-)<br />
–– De aansluiting van een externe ruimtevoeler,<br />
retourluchtvoeler of aanvoertemperatuurvoeler<br />
kan rechtstreeks op de klemmen 12 en 13 van<br />
het bedieningspaneel of via de tussenklemmen<br />
STV1/STV2, voor zover deze niet elders in gebruik<br />
zijn, aangesloten worden. Bij gebruik van de<br />
tussenklemmen moeten bovendien 2 aders op<br />
de klemmen 12 en 13 van het bedieningspaneel<br />
aangesloten worden. (-----)<br />
–– Bij een unit met retourluchtvoeler of<br />
aanvoertemperatuurvoeler moeten tevens 2 aders<br />
op de klemmen 12 en 13 van het bedieningspaneel<br />
aangesloten worden. Bij deze uitvoeringsvariant kan<br />
geen externe ruimtevoeler aangesloten worden.<br />
De voeler wordt aangesloten via de tussenklemmen<br />
STV1/STV2. (-----)<br />
slave units<br />
Afb. 6-11: Verbinding bedieningspaneel – luchtbehandelingsunits<br />
56 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
Slave unit<br />
met<br />
MATRIX 2000<br />
STV1<br />
STV1<br />
STV1<br />
STV2<br />
STV2<br />
STV2<br />
Sonde externe<br />
Aansluiting van een externe ruimtevoeler<br />
of retourluchtvoeler (optioneel) of<br />
aanvoertemperatuurvoeler<br />
• Sluit de netspanning aan overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
–– Kabels voor voeler als stuurstroomkabel: zie<br />
aanwijzing op pagina 55 bovenaan.<br />
Afb. 6-12: Voeleraansluiting<br />
OPGELET!<br />
Er mag telkens maar één externe ruimtevoeler of één retourluchtvoeler<br />
en slechts één aanvoertemperatuurvoeler per unitgroep/bedieningspaneel<br />
aangesloten worden.<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
<br />
Master unit met<br />
Slave unit met<br />
MATRIX 3000<br />
MATRIX 2000<br />
30<br />
31<br />
32<br />
33<br />
34<br />
35<br />
36<br />
37<br />
38<br />
40<br />
41<br />
42<br />
43<br />
44<br />
45<br />
46<br />
47<br />
48<br />
30<br />
31<br />
32<br />
33<br />
34<br />
35<br />
36<br />
37<br />
38<br />
Verbinding master unit MATRIX 3000 - slave units<br />
MATRIX 2000<br />
Op units met MATRIX 3000-regelapparatuur kunnen<br />
units met MATRIX 2000-regelapparatuur aangesloten<br />
worden.<br />
• Sluit de netspanning aan overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
–– Stuurstroomkabel: zie aanwijzing op pagina 55<br />
bovenaan.<br />
Slave units<br />
Afb. 6-13: Verbinding master unit - slave units<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 57
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6.7.3 Aansluiting van de busverbinding<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Bedieningspaneel<br />
MATRIX OP20/OP21<br />
netwerkdeelnemer<br />
12<br />
13<br />
95<br />
96<br />
97<br />
98<br />
99<br />
32<br />
33<br />
34<br />
35<br />
36<br />
37<br />
38<br />
95<br />
96<br />
97<br />
98<br />
99<br />
Verbinding bedieningspaneel – netwerkdeelnemer<br />
Bij aansluiting van het bedieningspaneel MATRIX<br />
OP2010P21 op het netwerk MATRIX.Net moet een<br />
2-aderige busleiding gebruikt worden.<br />
• Sluit de busleiding aan overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
–– Als busleiding wordt de volgende kabel aanbevolen:<br />
Fabrikaat: HELUKABEL<br />
Type: CAN-BUS flexible 2 × 2 × ... mm 2<br />
(zie aanwijzing op pagina 59)<br />
Afb. 6-14: Verbinding bedieningspaneel - netwerkdeelnemer<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Bedieningspaneel<br />
Unit met<br />
MATRIX OP3X/44/5X<br />
MATRIX<br />
3000/4000<br />
12<br />
13<br />
95<br />
96<br />
97<br />
98<br />
99<br />
32<br />
33<br />
34<br />
35<br />
36<br />
37<br />
38<br />
95<br />
96<br />
97<br />
98<br />
99<br />
Verbinding bedieningspaneel – luchtbehandelingsunit<br />
Op de bedieningspanelen MATRIX OP3X/44/5X<br />
mogen uitsluitend units met<br />
MATRIX 3000/4000-regelapparatuur gebruikt worden.<br />
• Sluit de busleiding aan overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
–– Als busleiding wordt de volgende kabel aanbevolen:<br />
Fabrikaat: HELUKABEL<br />
Type: CAN-BUS flexible 2 × 2 × ... mm 2<br />
(zie aanwijzing op pagina 59)<br />
Afb. 6-15: Verbinding bedieningspaneel – luchtbehandelingsunit<br />
58 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
Verbinding master unit - slave units<br />
Master unit met<br />
Slave unit met<br />
MATRIX 3000/4000 MATRIX 3000/4000<br />
95<br />
96<br />
97<br />
98<br />
99<br />
95<br />
96<br />
97<br />
98<br />
99<br />
Voor de verbinding van units met<br />
MATRIX 3000/4000-regelapparatuur moet een<br />
2-aderige busleiding gebruikt worden.<br />
• Sluit de busleiding aan overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
–– De afzonderlijke units zijn met MATRIX 3000/4000<br />
uitgerust.<br />
–– Als busleiding wordt de volgende kabel aanbevolen:<br />
Fabrikaat: HELUKABEL<br />
Type: CAN-BUS flexible 2 × 2 × ... mm 2<br />
(zie aanwijzing onderaan)<br />
slave units<br />
Afb. 6-16: Verbinding master unit - slave units<br />
6.7.4 Aansluiting van de buitenvoeler (optioneel)<br />
OPGELET!<br />
Gebruik voor de aansluiting uitsluitend datakabels conform DIN 19245 T3<br />
en EN 50170, waarvan de aders paarsgewijs gedraaid zijn en die voorzien<br />
zijn van een gevlochten afscherming.<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
Pos. 1: aansluitkabel (zie aanwijzing op pagina 55 bovenaan).<br />
<br />
<br />
18<br />
19<br />
1<br />
• Sluit de buitenvoeler aan overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
Afb. 6-17: Aansluiting van de buitenvoeler<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 59
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6.7.5 Aansluiting van de aanvoertemperatuurvoeler (optioneel)<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Pos. 1: aansluitkabel (zie aanwijzing op pagina 55 bovenaan).<br />
Afb. 6-18: Aansluiting van de<br />
aanvoertemperatuurvoeler<br />
14<br />
15<br />
1<br />
• Sluit de aanvoertemperatuurvoeler aan<br />
overeenkomstig het aansluitschema (zie ook<br />
afb. 6-12 op pagina 57). De aansluitklemmen<br />
bevinden zich op de montageplaat van het<br />
bedieningspaneel (zie ook gebruikshandleiding<br />
bedieningspanelen).<br />
–– Bij 2-pijps Change Over-units met MATRIX 2000 kan<br />
een extra ruimtevoeler/retourluchtvoeler uitsluitend<br />
via een AI-module aangesloten worden.<br />
• De afscherming van de voelerkabel met de<br />
afschermingsklem volvlaks op massa aansluiten!<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Pos. 1: aansluitkabel (zie aanwijzing op pagina 55 bovenaan).<br />
Afb. 6-19: Aansluiting van de<br />
aanvoertemperatuurvoeler<br />
• Sluit de aanvoertemperatuurvoeler aan<br />
overeenkomstig het aansluitschema.<br />
• De afscherming van de voelerkabel met de<br />
afschermingsklem volvlaks op massa aansluiten!<br />
6.7.6 Aansluiting van de ruimtevoeler/retourluchtvoeler (optioneel)<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Pos. 1: aansluitkabel (zie aanwijzing op pagina 55 bovenaan).<br />
Afb. 6-20: Aansluiting van de ruimtevoeler/<br />
retourluchtvoeler<br />
• Sluit de ruimtevoeler of retourluchtvoeler<br />
aan overeenkomstig het aansluitschema.<br />
De aansluitklemmen bevinden zich op de<br />
montageplaat van het bedieningspaneel (zie ook<br />
gebruikshandleiding bedieningspanelen).<br />
• Bij 2-pijps Change Over-units met MATRIX 2000 kan<br />
een extra ruimtevoeler/retourluchtvoeler uitsluitend<br />
via een AI-module aangesloten worden.<br />
60 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Pos. 1: aansluitkabel (zie aanwijzing op pagina 55 bovenaan)<br />
Afb. 6-21: Aansluiting van de ruimtevoeler/<br />
retourluchtvoeler<br />
• Sluit de ruimtevoeler of retourluchtvoeler aan<br />
overeenkomstig het aansluitschema.<br />
6.7.7 Aansluiting van de inblaasvoeler (bij installatie op later tijdstip)<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Pos. 1: aansluitkabel (zie aanwijzing op pagina 55 bovenaan)<br />
10<br />
1<br />
• Sluit de inblaasvoeler aan overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
11<br />
Afb. 6-22: Aansluiting van de inblaasvoeler<br />
6.7.8 Aansluiting storingsmelding<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Luchtbehandelingsunit<br />
met<br />
MATRIX 511<br />
123<br />
124<br />
125<br />
NO<br />
NC<br />
C<br />
Pos. 1: aansluitkabel (zie aanwijzing op pagina 55<br />
bovenaan)<br />
Storing<br />
Op het bedieningspaneel kan de storingsmelding via<br />
een potentiaalvrij contact waargenomen worden.<br />
De contactbelasting bij 230 V AC bedraagt max.<br />
4 A ohm/2 A inductief.<br />
• Voer de aansluiting uit overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
Storing:<br />
contact op klem 124 -125 gesloten<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 61
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6.7.9 Aansluiting bedrijfs- en storingsmelding<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Luchtbehandelingsunit<br />
met<br />
MATRIX 3000<br />
120<br />
121<br />
122<br />
123<br />
124<br />
125<br />
NO<br />
NC<br />
C<br />
NO<br />
NC<br />
C<br />
Storing Bedrijf<br />
Bij deze regelaars zijn de bedrijfsmelding en de<br />
storingsmelding via potentiaalvrije contacten<br />
beschikbaar. De contactbelasting bij 230 V AC bedraagt<br />
max. 4 A ohm/2 A inductief.<br />
• Voer de aansluiting uit overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
Bedrijf:<br />
contact op klem 120 -121 gesloten<br />
Afb. 6-23: Aansluiting bedrijfs- en storingsmelding<br />
6.7.10 Aansluiting ingang nachtverlaging<br />
Storing:<br />
contact op klem 124 -125 gesloten<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Voor de activering van de nachtverlaging moet het<br />
contact gesloten zijn.<br />
Luchtbehandelingsunit<br />
met<br />
MATRIX 511<br />
66<br />
67<br />
Ingang<br />
nachtverlaging<br />
als potentiaalvrij<br />
contact<br />
• Voer de aansluiting uit overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
De lusweerstand mag niet boven 500 Ω liggen.<br />
Afb. 6-24: Aansluiting ingang nachtverlaging<br />
6.7.11 Aansluiting functie-ingangen en -uitgangen<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Luchtbehandelingsunit<br />
met<br />
MATRIX 3000<br />
Afb. 6-25: Aansluiting functie-ingang<br />
Functie-ingang<br />
als potentiaalvrij<br />
contact<br />
Aan de functie-ingang kunnen afhankelijk van de<br />
geleverde regelapparatuur verschillende functies<br />
toegewezen zijn.<br />
Om de functie te activeren, moet het contact bij:<br />
–– nachtverlaging gesloten<br />
–– unit UIT met vorstbeveiliging geopend zijn.<br />
De functie kan via de servicetool MATRIX.PDA of de<br />
servicesoftware MATRIX.PC gewijzigd worden.<br />
• Voer de aansluiting uit overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
De lusweerstand mag niet boven 500 Ω liggen.<br />
62 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
Luchtbehandelingsunit met MATRIX<br />
4000 en IO-uitbreidingskaart<br />
L<br />
4A<br />
N<br />
231<br />
230<br />
100<br />
N<br />
233<br />
232<br />
100<br />
62<br />
63<br />
64<br />
65<br />
66<br />
67<br />
68<br />
69<br />
Verwarmen<br />
Overbrugging extern<br />
Koelen<br />
Overbrugging extern<br />
Vrije bedrijfskeuze<br />
Unit UIT<br />
Nachtverlaging<br />
Normaal bedrijf<br />
Afb. 6-26: Aansluiting functie-ingangen en functieuitgangen<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
Functie-ingangen<br />
Aan de functie-ingangen kunnen verschillende functies<br />
toegewezen worden.<br />
–– Normaal bedrijf<br />
–– Nachtverlaging<br />
–– Vrije bedrijfskeuze<br />
(De functies van deze bedrijfsstanden kunnen via de<br />
onderhoudssoftware MATRIX.PC geprogrammeerd<br />
worden)<br />
–– Uitschakeling van de unit<br />
(zonder vorstvrij houden van de ruimte)<br />
<br />
Functie-uitgangen<br />
De regeling beschikt over 2 functie-uitgangen:<br />
–– Aanvraag verwarmen (max. 230 V/4 A ohm/2 A<br />
inductief)<br />
–– Aanvraag koelen (max. 230 V/4 A ohm/2 A inductief)<br />
Wanneer er geen overbruggingen aangebracht zijn<br />
tussen 100-230 en 100-232, kunnen de uitgangen 230-<br />
231 en 232-233 als potentiaalvrije uitgangen (max. 2 A)<br />
gebruikt worden.<br />
• Voer de aansluiting uit overeenkomstig het<br />
aansluitschema.<br />
De lusweerstand mag niet boven 500 Ω liggen.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 63
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6.8 Netwerk en aansluiting afscherming MATRIX.Net (niet voor MATRIX 500)<br />
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het MATRIX.Net en de juiste<br />
opbouw van het netwerk. MATRIX.Net is een netwerk waarin de<br />
verschillende componenten van het <strong>GEA</strong>-regelsysteem (netwerkdeelnemers)<br />
via een databus met elkaar verbonden worden. Via de databus wordt alle<br />
informatie die voor de besturing en regeling nodig is, tussen de deelnemers<br />
uitgewisseld.<br />
Netwerkdeelnemers kunnen zijn: regelaars, bedieningspanelen, globale<br />
modules, centrale schakelklok, LON ® -interfaces, servicetools.<br />
6.8.1 Groepsstructuur<br />
Een groep bestaat uit minstens 2 en hoogstens 20 deelnemers<br />
(bedieningspaneel, 16 luchtbehandelingsunits, ventielmodule, DV-module,<br />
LON ® -module). Zo vormen bv. een bedieningspaneel en een regelaar/unit<br />
een groep.<br />
Maar ook een LON ® -module en een regelaar/unit kunnen een groep<br />
vormen. Daarbij zendt de LON ® -module de reële en instelwaarden naar de<br />
groep.<br />
Bij units met MATRIX 3000 en MATRIX 4000 kan het bedieningspaneel door<br />
een globale module, bv. MATRIX.LON, vervangen worden zodat deze ook<br />
een groep vormen.<br />
Groepsstructuur bij het systeem MATRIX 2000<br />
Netwerk<br />
MATRIX.DO<br />
MATRIX.DI<br />
Met het systeem MATRIX 2000 kan, zoals in het voorbeeld in afb. 6-27, een<br />
groep gevormd worden.<br />
max. 1 bedieningspaneel<br />
Groep<br />
MATRIX.Net<br />
Unit 1 Unit 2 Unit 16<br />
MATRIX 2000 MATRIX 2000 MATRIX 2000<br />
MATRIX.CLOCK / MATRIX.AI MATRIX.LON MATRIX.V<br />
MATRIX.OP71 *<br />
Afb. 6-27: Groepsstructuur met het regelaartype MATRIX 2000<br />
4-10 aders 4-7 aders 4-7 aders<br />
* Het gelijktijdige gebruik van een MATRIX-bedieningspaneel OP71 en van een MATRIX.CLOCK in een netwerk is niet mogelijk.<br />
De groepsadressen worden toegewezen met de schakelaar voor<br />
het groepsadres op het bedieningspaneel. Lees daartoe in de<br />
gebruikshandleiding "<strong>GEA</strong> MATRIX bedieningspanelen" het hoofdstuk<br />
"Inbedrijfstelling en testen". De MATRIX OP71 wordt aan deze groep<br />
toegewezen via de clusterconfiguratie. Lees daartoe het "Submenu<br />
clusterconfig." in de gebruikshandleiding "<strong>GEA</strong> MATRIX ® bedieningspaneel<br />
OP71". De modules (MATRIX.V, MATRIX.LON) worden aan deze groep<br />
toegewezen bij MATRIX.V via de schakelaar voor het groepsadres of bij<br />
MATRIX.LON via de software. Lees daartoe het desbetreffende hoofdstuk<br />
"Inbedrijfstelling en testen" van deze gebruikshandleiding of de<br />
gebruikshandleiding voor "<strong>GEA</strong> MATRIX ® - Globale module". Het netwerk<br />
MATRIX.Net wordt aangesloten op het bedieningspaneel.<br />
64 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
Groepsstructuur bij systeem MATRIX 3000 in combinatie met MATRIX 2000<br />
Met de systemen MATRIX 2000 en MATRIX 3000 kan een groep<br />
gevormd worden. Het voorbeeld in afb. 6-28 toont een netwerk met<br />
bedieningspaneel, MATRIX 2000, MATRIX 3000 en verschillende globale<br />
modules.<br />
Netwerk<br />
Groupe<br />
Unit 1 Unit 2 Unit 16<br />
MATRIX.DO<br />
MATRIX.DI<br />
max. 1 bedieningspaneel<br />
MATRIX.CLOCK /<br />
MATRIX.OP71 *<br />
MATRIX.AI MATRIX.LON MATRIX.V MATRIX.Net<br />
4-7 aders 4-7 aders<br />
Afb. 6-28: Groepsstructuur van een combinatie van de regelaartypes MATRIX 2000 en MATRIX 3000<br />
* Het gelijktijdige gebruik van een MATRIX-bedieningspaneel OP71 en van een MATRIX.CLOCK in een netwerk is niet mogelijk.<br />
De toewijzing van de groepsadressen gebeurt:<br />
–– met de schakelaar voor het groepsadres op het bedieningspaneel. Lees<br />
daartoe in de gebruikshandleiding "<strong>GEA</strong> MATRIX ® bedieningspanelen"<br />
het hoofdstuk "Inbedrijfstelling en testen".<br />
–– op de print van de regelaar MATRIX 3000. Lees daartoe de<br />
gebruikshandleiding van de unit.<br />
De MATRIX OP71 wordt aan deze groep toegewezen via de<br />
clusterconfiguratie. Lees daartoe het "Submenu clusterconfig." in de<br />
gebruikshandleiding "<strong>GEA</strong> MATRIX ® bedieningspaneel OP71".<br />
De gegevens van de module MATRIX.LON worden toegewezen via de LON ® -<br />
zijdige configuratie.<br />
De module MATRIX.V worden aan deze groep toegewezen via de<br />
schakelaar voor het groepsadres. Lees daartoe het desbetreffende<br />
hoofdstuk "Inbedrijfstelling en testen" in deze gebruikshandleiding of in de<br />
gebruikshandleiding voor "<strong>GEA</strong> MATRIX ® - Globale module".<br />
De volgorde van de units 2-16 is willekeurig. Het bedieningspaneel moet<br />
aangesloten worden op een regelaar van het type MATRIX 3000.<br />
Met systeem MATRIX 3000 kan tevens een groep ingericht worden met<br />
componenten van het systeem MATRIX 2000.<br />
Bovendien kan het bedieningspaneel vervallen, wanneer globale modules,<br />
zoals MATRIX.LON, 01, 00, AI, OP71, aanwezig zijn en via deze module de<br />
vereiste bedrijfsparameters en de instelwaarden naar de groep verzonden<br />
kunnen worden.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 65
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Groepsstructuur bij systeem MATRIX 3000 en/of MATRIX 4000<br />
Met de systemen MATRIX 3000 en MATRIX 4000 kan een groep<br />
gevormd worden. Het voorbeeld in afb. 6-29 toont een netwerk met<br />
bedieningspaneel, MATRIX 3000, MATRIX 4000 en verschillende globale<br />
modules.<br />
Groep<br />
Netwerk<br />
MATRIX.RF<br />
MATRIX.EM<br />
MATRIX.DI<br />
MATRIX.DO<br />
Unit 1 Unit 2 Unit 16<br />
MATRIX.Net<br />
MATRIX.Net<br />
MATRIX.V<br />
MATRIX.LON<br />
MATRIX.AI<br />
MATRIX.CLOCK /<br />
OP71 *<br />
Afb. 6-29: Groepsstructuur van een combinatie van de regelaartypes MATRIX 3000 en MATRIX 4000<br />
* Het gelijktijdige gebruik van een MATRIX-bedieningspaneel OP71 en van een MATRIX.CLOCK in een netwerk is niet mogelijk.<br />
De volgorde en combinatie van de regelaars/units is volstrekt willekeurig.<br />
Er kunnen echter ook uitsluitend MATRIX 3000- of uitsluitend<br />
MATRIX 4000-regelaars gebruikt worden.<br />
Wij adviseren om het bedieningspaneel als eerste component van een groep<br />
te configureren.<br />
De toewijzing van de groepsadressen gebeurt:<br />
–– met de schakelaar voor het groepsadres op het bedieningspaneel. Lees<br />
daartoe in de gebruikshandleiding "<strong>GEA</strong> MATRIX ® bedieningspanelen"<br />
het hoofdstuk "Inbedrijfstelling en testen".<br />
–– op de print van de regelaar MATRIX 3000/4000. Lees daartoe de<br />
gebruikshandleiding van de unit.<br />
De MATRIX OP71 wordt aan deze groep toegewezen via de<br />
clusterconfiguratie. Lees daartoe het "Submenu clusterconfig." in de<br />
gebruikshandleiding "<strong>GEA</strong> MATRIX ® bedieningspaneel OP71".<br />
De gegevens van de module MATRIX.LON worden toegewezen via de LON ® -<br />
zijdige configuratie.<br />
De modules MATRIX.v, MATRIX.RF en MATRIX.EM worden aan deze<br />
groep toegewezen via de schakelaar voor het groepsadres. Lees daartoe<br />
het desbetreffende hoofdstuk "Inbedrijfstelling en testen" in deze<br />
gebruikshandleiding of in de gebruikshandleiding voor "<strong>GEA</strong> MATRIX ® -<br />
Globale module".<br />
OPGELET!<br />
De combinatie van units met MATRIX 3000 en units met MATRIX 2000 is<br />
in deze groepsconfiguratie toegestaan. Zie "Groepsstructuur bij systeem<br />
MATRIX 3000 in combinatie met MATRIX 2000" op pagina 65. Een<br />
combinatie van units met MATRIX 4000 en units met MATRIX 2000 is niet<br />
mogelijk.<br />
66 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
6.8.2 Netwerkstructuur MATRIX.Net<br />
Een netwerk kan bestaan uit één of meerdere groepen (maximaal 16).<br />
Daarnaast kunnen globale modules in het netwerk geïntegreerd worden.<br />
De netopbouw/nettopologie van MATRIX.Net moet lijnvormig uitgevoerd<br />
worden. Zie "Topologieën van het netwerk MATRIX.Net" op pagina 68.<br />
De maximale omvang van het netwerk MATRIX.Net wordt in afb. 6-30 als<br />
voorbeeld getoond.<br />
Groep 2<br />
Groep 4 Groep 16<br />
Groep 3<br />
Groep 1<br />
Afb. 6-30: Voorbeeld van de maximale omvang van een netwerk<br />
* Het gelijktijdige gebruik van een MATRIX-bedieningspaneel OP71 en van een MATRIX.CLOCK in een netwerk is niet mogelijk.<br />
De maximale omvang van het netwerk kan bestaan uit:<br />
–– maximaal 16 unitgroepen – Zie "Topologieën van het netwerk MATRIX.<br />
Net" op pagina 68.<br />
–– twee digitale ingangsmodules (MATRIX.DI)<br />
–– twee analoge ingangsmodules (MATRIX.AI)<br />
–– twee digitale uitgangsmodules (MATRIX.DO)<br />
–– een afzuigmanager (MATRIX.EM)<br />
––<br />
maximaal 16 LON ®<br />
-modules (MATRIX.LON).<br />
–– er kan slechts 1 module MATRIX.LON bij elke groep ingedeeld worden<br />
–– een centrale schakelklok (MATRIX.CLOCK) of een groepenoverkoepelend<br />
bedieningspaneel (MATRIX-bedieningspaneel OP71) **<br />
** Wanneer een modulebeheerssysteem (LON-module) zich in een groep<br />
aanmeldt en deze groep bij een cluster van het groepenoverkoepelend<br />
MATRIX-bedieningspaneel OP71 ingedeeld is, dan ontstaat een<br />
adresconflict. De LON-module en het MATRIX-bedieningspaneel OP71<br />
moeten bijgevolg verschillende groepen bedienen.<br />
De volgorde van de unitgroepen en globale modules in het netwerk<br />
is willekeurig. Bepalend voor de toewijzing van de units, de<br />
bedieningspanelen en de globale modules tot een groep is:<br />
–– de instelling van de schakelaar voor het groepsadres (lees daartoe<br />
tevens het hoofdstuk "Inbedrijfstelling en testen" in de desbetreffende<br />
gebruikshandleidingen)<br />
–– of de toewijzing van een module-ingang en -uitgang aan een unitgroep<br />
via de onderhoudssoftware MATRIX.PC (lees daartoe de Online-Help voor<br />
de onderhoudssoftware MATRIX.PC)<br />
en niet de fysieke volgorde.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 67
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6.8.3 Topologieën van het netwerk MATRIX.Net<br />
6.8.4 Lijnstructuur<br />
Het MATRIX.Net kan met een lijnstructuur en een lijnstructuur met<br />
steekleiding opgebouwd worden. Alle met het MATRIX-systeem uitgeruste<br />
units hebben toegang tot deze databus.<br />
De databus moet aan beide fysieke uiteinden afgesloten worden zodat er<br />
geen reflecties kunnen optreden, die de gegevensoverdracht storen. Op de<br />
betreffende prints zijn schakelbare busafsluitweerstanden geïntegreerd, die<br />
zorgen voor een goede afsluiting - zie hoofdstuk "MATRIX.net aansluiten"<br />
in de desbetreffende gebruikshandleidingen.<br />
1 2 De afbeelding toont de opbouw van een MATRIX.Net met lijnstructuur. Als<br />
voorbeeld zijn twee groepen met elk een bedieningspaneel en een globale<br />
module gekoppeld.<br />
Bovendien wordt de voeding van het bedieningspaneel via de regelaar<br />
(klemmen 95/99) afgebeeld.<br />
Groep 1 Groep 2<br />
4 conducteurs 2 conducteurs<br />
2<br />
conducteurs<br />
4 conducteurs<br />
Afb. 6-31: Opbouw van een MATRIX.Net met lijnstructuur<br />
OPGELET!<br />
De datakabel moet zodanig aangelegd worden, zoals weergegeven<br />
in afb. 6-31, dat de afscherming van de kabel slechts aan één zijde<br />
aangesloten is – Zie "Afscherming/Aarding" op pagina 71.<br />
68 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
6.8.5 Lijnstructuur met steekleiding<br />
1 2 3 X De afbeelding toont de opbouw van een MATRIX.Net met lijnstructuur en<br />
steekleiding. Als voorbeeld wordt de aansluiting van een bedieningspaneel<br />
weergegeven met een steekleiding bij meerdere groepen. De toegestane<br />
maximale lengte van de steekleiding bedraagt 25 m.<br />
Groep 1 Groep 2 Groep X<br />
2-aderig 4-aderig 2-aderig<br />
Afb. 6-32: Opbouw van een MATRIX.Net in lijnstructuur met steekleiding<br />
* Aangezien het niet toegestaan is om drie aders vast te klemmen, moet een tussenklem gebruikt worden!<br />
Hiervoor kunnen de tussenklemmen (STV) op de print – voor zover niet in gebruik – of externe klemmen<br />
gebruikt worden.<br />
OPGELET!<br />
De datakabel moet zodanig aangelegd worden, zoals weergegeven<br />
in afb. 6-32, dat de afscherming van de kabel slechts aan één zijde<br />
aangesloten is – Zie "Afscherming/Aarding" op pagina 71.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 69
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6.8.6 Netwerkstructuur MATRIX.Net<br />
Datakabel<br />
Gebruik voor het opbouwen van de MATRIX.Net uitsluitend datakabels<br />
conform DIN 19245 T3 en EN 50170, waarvan de aders paarsgewijs gedraaid<br />
zijn en die voorzien zijn van een gevlochten afscherming.<br />
Voor het bussysteem MATRIX.Net bevelen wij deze datakabels aan:<br />
max.<br />
kabellengte<br />
totaal [m]<br />
max. kabellengte<br />
steekleidingen [m]<br />
Fabrikant Kabeltype uitsluitend<br />
MATRIX.Net<br />
MATRIX.Net +<br />
voedingsspanning<br />
50 50 LAPP Kabel UNITRONIC ® BUS CAN 1×2×0,22 2×2×0,22<br />
300 150 LAPP Kabel UNITRONIC ® BUS CAN 1×2×0,34 2×2×0,34<br />
600 150 LAPP Kabel UNITRONIC ® BUS CAN 1×2×0,5 2×2×0,5<br />
30 30 LAPP Kabel UNITRONIC ® BUS LD 1×2×0,22 2×2×0,22<br />
30 30 LAPP Kabel UNITRONIC ® Li2YCY (TP) 2×2×0,22<br />
150 60 LAPP Kabel UNITRONIC ® Li2YCY (TP) 1×2×0,34 2×2×0,34<br />
150 60 LAPP Kabel UNITRONIC ® Li2YCY (TP) 1×2×0,5 2×2×0,5<br />
30 30 LAPP Kabel UNITRONIC ® Li2YCY PiMF 2×2×0,22<br />
300 150 LAPP Kabel UNITRONIC ® Li2YCY PiMF 2×2×0,34<br />
600 150 LAPP Kabel UNITRONIC ® Li2YCY PiMF 2×2×0,5<br />
50 50 HELUKABEL CAN BUS 1×2×0,22 4×1×0,22<br />
300 150 HELUKABEL CAN BUS 1×2×0,34 4×1×0,34<br />
600 150 HELUKABEL CAN BUS 1×2×0,5 4×1×0,5<br />
30 30 HELUKABEL PAAR-TRONIC-Li-2YCYV<br />
2X2X<br />
30 30 BELDEN 9841 1×2×AWG24<br />
2×2×0,22<br />
30 30 BELDEN 9842 2×2×AWG24<br />
150 60 BELDEN 3105A 1×2×AWG22<br />
150 60 BELDEN 3107A 2×2×AWG22<br />
Tab. 6-3: Datakabel<br />
70 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
Kabellengtes<br />
Onafhankelijk van de kabeldoorsnede en het aantal deelnemers mag<br />
de kabellengte beslist niet meer bedragen dan 600 m, inclusief de<br />
steekleidingen.<br />
De lengte van een steekleiding mag niet meer bedragen dan 25 m. De<br />
totale lengte van alle steekleidingen mag niet meer bedragen dan 150 m.<br />
ADVIES<br />
Bij meer dan 110 deelnemers moeten repeaters in het netwerk<br />
opgenomen worden. Om de kabellengte te vergroten, zijn speciale<br />
repeaters nodig, die de looptijden van de telegrammen tussen de<br />
netwerksegmenten ontkoppelen.<br />
Afhankelijk van de kabellengte van het MATRIX.Net moet de<br />
kabeldoorsnede van de busleiding aangepast worden!<br />
Kabellengte<br />
tot 50 m<br />
tot 600 m<br />
Kabeltype<br />
2 x 2 x 0,22 mm 2 *<br />
1 x 2 x 0,22 mm 2<br />
2 x 2 x 0,5 mm 2 *<br />
1 x 2 x 0,5 mm 2<br />
* Bevat 2 aders voor de voeding van bedieningspanelen of modules.<br />
Afscherming/Aarding<br />
• De datakabel (MATRIX.Net) moet aan één zijde in de <strong>GEA</strong> airco- en<br />
ventilatie-units met afschermingsklemmen aangesloten worden voor een<br />
optimaal elektrisch contact.<br />
• De afscherming met de afschermingsklem volvlaks op massa aansluiten!<br />
• In installaties met een uitgestrekt netwerk of wanneer rekening<br />
gehouden moet worden met grote EMC-invloeden, moet de afscherming<br />
aan beide zijden aangesloten worden. In dat geval moet eerst<br />
gecontroleerd worden of er geen potentiaalverschillen optreden.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 71
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6.9 Elektrische aansluiting met <strong>GEA</strong> microschakelaars/relaisprints<br />
M<br />
1~<br />
De <strong>GEA</strong> MPower-Geko's kunnen makkelijk bestuurd en geregeld worden<br />
met de schakelaars CMS, CMT of CET. Afhankelijk van de unituitvoering zijn<br />
de volgende bedrijfsstanden mogelijk:<br />
–– Bedrijfsstand enkel verwarmen (2-pijpsysteem)<br />
–– Bedrijfsstand enkel koelen (2-pijpsysteem)<br />
–– Bedrijfsstand verwarmen of koelen (2-pijpsysteem)<br />
–– Bedrijfsstand verwarmen en koelen (4-pijpsysteem)<br />
De microschakelaars worden aangesloten op de af fabriek gemonteerde<br />
klemmenstrook. Deze bevindt zich in de klemmenkast of in de plaatstalen<br />
elektrische schakelkast die op de basisomkasting gemonteerd is (zie afb. 6-1<br />
op pagina 48).<br />
Zonder relaisprint kan slechts één unit op een schakelaar (CMS, CMT)<br />
aangesloten worden. Met relaisprint kunnen tot 4 units op een schakelaar<br />
(CMS, CMT, CET) aangesloten worden (regelsleutel DO.2xx.xx).<br />
PE L N N N 110 111 112 113 114 60 61 874 875 876 877 878 879 10 11 12 13<br />
PE L N<br />
1)<br />
1 2 3 4 5<br />
Afb. 6-33: Motor- en ventielklemmenstrook<br />
PE<br />
L<br />
L<br />
PE L N<br />
on/off<br />
alarm<br />
N<br />
N<br />
6 7<br />
2)<br />
M<br />
814 815 816 STP STP<br />
M<br />
Pos. 1: voeding 230 V AC; externe afzekering<br />
max. 6 A (units zonder condenspomp)<br />
Pos. 2: insturing ventilator (klemmen<br />
110 = toerental 1; 111 = toerental 2;<br />
112 = toerental 3)<br />
Pos. 3: klemmen voor uitgevoerde<br />
thermocontacten (optioneel);<br />
belastbaarheid 230 V AC/1 A)<br />
Pos. 4: aansluitklemmen voor ventielen<br />
Pos. 5: aansluitklemmen voor optionele<br />
retourluchtvoeler<br />
Pos. 6: voeding 230 V AC; externe afzekering<br />
max. 6 A (units zonder condenspomp)<br />
Pos. 7: storingsmeldingen (contact 814-815<br />
gesloten - 7 storing condenspomp;<br />
contactbelastbaarheid 230 V AC/2 A)<br />
1) Relaisprint bij units met regelsleutel<br />
DO.2xx.xx<br />
2) De ventielaansluiting staat aangegeven in<br />
het unitspecifieke aansluitplan.<br />
Afb. 6-34: Condenspompen-klemmenstrook<br />
Op de volgende aansluitschema's wordt telkens als voorbeeld de aansluiting<br />
van een microschakelaar met 2 units weergegeven.<br />
OPGELET!<br />
Voordat u met de aansluiting begint, moet u eerst controleren of de<br />
bestelcode van de elektrische uitrusting van de unit overeenstemt met<br />
het schakelschema. Er mag altijd slechts één ventilatortoerental tegelijk<br />
aangestuurd worden! Wanneer er een storing in de condenspomp<br />
optreedt en bij units met uigevoerd thermocontact (klemmen TK) moet<br />
ter plaatse gegarandeerd worden dat als er een fout optreedt, de<br />
ventilator uitgeschakeld wordt en het koelventiel sluit.<br />
• Voer de aansluiting uitsluitend uit overeenkomstig het unitspecifieke<br />
aansluitschema.<br />
• De aansluiting van de storingsmeldcontacten staat aangegeven in het<br />
unitspecifieke aansluitschema.<br />
72 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
6.10 Unitaansluiting microschakelaars CMS, CMI en CEI (= MCR2000)<br />
6.10.1 Unitaansluitklemmen voor uitvoeringen met klemmenstrook en optionele relaisprint<br />
Eventueel 2e unit en<br />
verdere<br />
6-8<br />
1)<br />
M<br />
1~<br />
PE L N N N 110 111 112 113 114 60 61 874 875 876 877 878 879 10 11 12 13<br />
PE<br />
*)<br />
Unit<br />
L N N N 110 111 112 113 114 60 61 874 875 876 877 878 879<br />
2)<br />
optioneel met condenspomp<br />
on/off<br />
alarm<br />
PE L L N N 814 815 816 STP STP<br />
PE L L N N 814 815 816 STP STP<br />
1ste unit<br />
6-8<br />
B6A<br />
PE L N<br />
3<br />
B6A<br />
PE L N<br />
3)<br />
4)<br />
R P D A B C<br />
H I K F M<br />
Afb. 6-35: Aansluitklemmen<br />
1) = Relaiskit (enkel units met regelsleutel DO.2xx.xx)<br />
2) = Ventielen aansluiten indien in de unituitrusting aanwezig. Anders enkel besturing van de ventilator.<br />
Het ventiel voor installaties enkel verwarmen, enkel koelen en verwarmen of koelen moet aangesloten<br />
worden op klem 876, het verwarmingsventiel bij 4-pijpinstallaties op klem 878.<br />
3) = Bij units met condenspomp gebeurt de voeding aan de condenspomp (in plaats van<br />
motorklemmenstrook). De doorvoer van N naar de motorklemmenstrook werd af fabriek uitgevoerd.<br />
4) = Aansluiting van P gebeurt bij units met condenspomp hier.<br />
*) = De aansluitingen in de lichtgrijze zone zijn al af fabriek uitgevoerd.<br />
De weergave op deze plaats bevordert enkel en alleen de betere voorstelling van het schakelschema.<br />
X = aantal aders van de kabel: bv.: 5 × 1,5 mm 2 NYM<br />
P<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 73
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6.11 Voeler en besturingsingangen - microschakelaar CEI<br />
15<br />
16<br />
17<br />
18<br />
1 2<br />
Afb. 6-36:<br />
Voeleraansluiting<br />
15<br />
16<br />
17<br />
18<br />
3 4<br />
Afb. 6-37:<br />
Besturingsingangen<br />
Aansluiting van ruimte- of retourluchtvoeler (optie) of<br />
aanvoertemperatuurvoeler<br />
–– Aansluitkabel zie aanwijzing op pagina 55 bovenaan.<br />
Pos. 1: ruimte- of retourluchtvoeler - bij retourluchtvoeler verbinding met de unit,<br />
klemmen 12 en 13 tot stand brengen!<br />
Pos. 2: aanvoertemperatuurvoeler (de klemmen 10 en 11 aan de unit kunnen als<br />
tussenklemmen gebruikt worden).<br />
• Sluit de netspanning aan overeenkomstig het aansluitschema.<br />
–– Bij aansluiting van een retourluchtvoeler verdere bedrading volgens<br />
"Continubedrijf van de ventilator" uitvoeren (zie volgende pagina's).<br />
Besturingsingangen vrijgave of H/C-omschakeling<br />
–– Aansluitkabel zie aanwijzing op pagina 55 bovenaan.<br />
Pos. 3: ingang H/C-omschakeling (in plaats van aanvoertemperatuurvoeler afb. 6-36,<br />
pos. 2)<br />
Pos. 4: vrijgave (contact gesloten)<br />
• Sluit de besturingsingangen aan overeenkomstig het aansluitschema.<br />
6.12 Aansluiting schakelaar microschakelaar CMS<br />
6.12.1 Bedrijfsstand enkel verwarmen - enkel koelen - verwarmen of koelen (2-pijpsysteem)<br />
5<br />
ABCD<br />
P<br />
6 N<br />
1 2 4a 3 5 4<br />
01 123<br />
CMS (= 983 860)<br />
Afb. 6-38: Manuele ventilatorbesturing<br />
74 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6 Elektrische aansluiting<br />
6.13 Aansluiting schakelaar microschakelaar CMT<br />
6.13.1 Bedrijfsstand enkel verwarmen (2-pijpsysteem)<br />
6<br />
ABCD H P<br />
7<br />
ABCD H I P<br />
9<br />
C<br />
2 10<br />
H<br />
6 6 N<br />
1 2 4a 3 5 4<br />
01 123<br />
T<br />
CMT (=983 861)<br />
9<br />
C<br />
2 10<br />
H<br />
6 6 N<br />
1 2 4a 3 5 4<br />
01 123<br />
T<br />
CMT (=983 861)<br />
Afb. 6-39: Continu bedrijf van de ventilator en<br />
ventielinsturing<br />
Ventilatorbesturing of ventilator- en<br />
ventielinsturing<br />
6.13.2 Bedrijfsstand enkel koelen (2-pijpsysteem)<br />
6<br />
ABCD H P<br />
7<br />
ABCD H I P<br />
9<br />
C<br />
2 10<br />
H<br />
6 6 N<br />
1 2 4a 3 5 4<br />
01 123<br />
T<br />
CMT (= 983 861)<br />
9<br />
C<br />
2 10<br />
H<br />
6 6 N<br />
1 2 4a 3 5 4<br />
01 123<br />
T<br />
CMT (= 983 861)<br />
Afb. 6-40: Continu bedrijf van de ventilator en<br />
ventielinsturing<br />
Ventilatorbesturing of ventilator- en<br />
ventielinsturing<br />
6.13.3 Bedrijfsstand verwarmen of koelen (2-pijpsysteem)<br />
ABCD I KM P R<br />
ABCD H I KM P R<br />
8<br />
8<br />
4<br />
4<br />
9<br />
C<br />
2 10 6<br />
H<br />
6 N<br />
1 2 4a 3 5 4<br />
01 123<br />
1 2 3<br />
9<br />
C<br />
2 10 6<br />
H<br />
6 N<br />
1 2 4a 3 5 4<br />
01 123<br />
1 2 3<br />
T<br />
T<br />
CMT (=983 861) 902 035<br />
Afb. 6-41: Continu bedrijf van de ventilator en<br />
ventielinsturing<br />
CMT (=983 861)<br />
Ventilatorbesturing of ventilator- en<br />
ventielinsturing<br />
902 035<br />
6.13.4 Bedrijfsstand verwarmen en koelen (4-pijpsysteem)<br />
7<br />
ABCD F H P<br />
9<br />
C<br />
2 10<br />
H<br />
6 6 N<br />
1 2 4a 3 5 4<br />
01 123<br />
T<br />
CMT (=983 861)<br />
Afb. 6-42: Continu bedrijf van de ventilator en ventielinsturing<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 75
6 Elektrische aansluiting<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
6.14 Aansluiting schakelaar microschakelaar CEI<br />
6.14.1 Bedrijfsstand enkel verwarmen (2-pijpsysteem)<br />
6<br />
ABCD H P<br />
6<br />
ABCD H P<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14<br />
Laagspanningsklemmenstrook<br />
15 16 17 18<br />
Lage sp. klemmenstr<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14<br />
Bornier basse tension<br />
15 16 17 18<br />
Bornier pour tensions < 42V<br />
CET (=MCR2000)<br />
Afb. 6-43: Continu bedrijf van de ventilator en<br />
ventielinsturing<br />
CET (=MCR2000)<br />
Ventilatorbesturing of ventilator- en<br />
ventielinsturing<br />
6.14.2 Bedrijfsstand enkel koelen (2-pijpsysteem)<br />
ABCD H P<br />
ABCD H P<br />
6<br />
6<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14<br />
15 16 17 18<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14<br />
15 16 17 18<br />
Laagspanningsklemmenstrook<br />
Lage sp. klemmenstr<br />
Laagspanningsklemmenstrook<br />
Lage sp. klemmenstr<br />
CET (=MCR2000)<br />
Afb. 6-44: Continu bedrijf van de ventilator en<br />
ventielinsturing<br />
CET (=MCR2000)<br />
Ventilatorbesturing of ventilator- en<br />
ventielinsturing<br />
6.14.3 Bedrijfsstand verwarmen of koelen (2-pijpsysteem)<br />
6<br />
ABCD H P<br />
6<br />
ABCD H P<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14<br />
Laagspanningsklemmenstrook<br />
15 16 17 18<br />
Lage sp. klemmenstr<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14<br />
Laagspanningsklemmenstrook<br />
15 16 17 18<br />
Lage sp. klemmenstr<br />
CET (=MCR2000)<br />
Afb. 6-45: Continu bedrijf van de ventilator en<br />
ventielinsturing<br />
CET (=MCR2000)<br />
Ventilatorbesturing of ventilator- en<br />
ventielinsturing<br />
6.14.4 Bedrijfsstand verwarmen en koelen (4-pijpsysteem)<br />
7<br />
ABCD F H P<br />
CET (=MCR2000)<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14<br />
Laagspanningsklemmenstrook<br />
15 16 17 18<br />
Lage sp. klemmenstr<br />
Afb. 6-46: Continu bedrijf van de ventilator en ventielinsturing<br />
76 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7 Inbedrijfstelling<br />
7 Inbedrijfstelling<br />
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!<br />
Schakel de unit vóór alle uit te voeren werkzaamheden steeds uit. Zorg<br />
ervoor dat de unit op een geschikt punt in de stroomvoorziening ter<br />
plaatse tegen opnieuw inschakelen beveiligd is.<br />
VERBRANDINGSGEVAAR!<br />
Neem vóór alle werkzaamheden aan ventilatorconvectoren de volgende<br />
punten in acht:<br />
Sluit bij alle werkzaamheden aan ventielen of toe- en afvoerleidingen<br />
de toevoer van het verwarmingsmedium af en zorg ervoor dat deze niet<br />
onverhoeds geopend kunnen worden.<br />
Wacht tot het verwarmingsmedium afgekoeld is voor u aan het werk<br />
gaat.<br />
GEVAAR DOOR ROTERENDE UNITCOMPONENTEN!<br />
Gevaar voor verwonding door rondraaiende ventilatorbladen! Schakel de<br />
unit vóór alle uit te voeren werkzaamheden steeds uit. Zorg ervoor dat<br />
de unit op een geschikt punt in de stroomvoorziening ter plaatse tegen<br />
opnieuw inschakelen beveiligd is.<br />
7.1 Veiligheidscontrole<br />
7.1.1 Voorwaarden voor inbedrijfstelling<br />
–– De volledige installatie, waartoe deze MPower-Geko behoort, is zowel<br />
mechanisch als elektrisch volledig geïnstalleerd.<br />
–– De installatie, en dus ook deze MPower-Geko, is spanningvrij.<br />
–– Alle mediumleidingen zijn gespoeld en vrij van residuen en vervuilingen.<br />
–– De installatie is conform de voorschriften gevuld met medium (zie<br />
"Correct gebruik" op pagina 11 in de volledige gebruikshandleiding).<br />
OPGELET!<br />
Vóór de inbedrijfstelling moet ervoor gezorgd worden dat<br />
–– de uitblaas van de unit (warmtewisselaar)<br />
–– de condensbakken en het aanzuiggebied van de condenspomp<br />
–– en het filtermedium schoon zijn.<br />
Indien nodig, moeten deze onderdelen gereinigd worden of moet het<br />
filtermedium vervangen worden.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 77
7 Inbedrijfstelling<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7.1.2 Vóór de inbedrijfstelling moeten de volgende controles uitgevoerd worden:<br />
• Controleer de correcte bevestiging van de MPower-Geko<br />
(plafondbevestiging).<br />
• Controleer met de hand de bevestiging van de servomotoren (afb. 7-1,<br />
pos. 1).<br />
• Controleer of alle schroefverbindingen van de mediumaansluitingen<br />
vastzitten (afb. 7-1, pos. 2).<br />
• Controleer alle elektrische aansluitingen met behulp van de<br />
aansluitschema's en controleer of de schroeven van de klemmenstroken<br />
goed vastzitten.<br />
• Voer de overige stappen van de inbedrijfstelling uit (zie hoofdstuk 7.2).<br />
Afb. 7-1: Controles vóór de inbedrijfstelling<br />
Pos. 1: servomotoren<br />
Pos. 2: schroefverbindingen mediumaansluitingen<br />
78 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7 Inbedrijfstelling<br />
7.2 Controle van de regel- en afsluitventielen<br />
7.2.1 Controle van de regelventielen<br />
In geval van reeds ter plaatse aanwezige ventielen moeten deze conform de<br />
voorschriften van de fabrikant gecontroleerd worden.<br />
2- of 3-wegventielen met modulerende servomotoren of 2- en<br />
3-wegventielen met thermo-elektrische servomotoren<br />
De servomotoren van de 2- en 3-wegventielen zijn voorzien van een<br />
standaanduiding in de vorm van rode kunststofnokken, die in sleuven<br />
boven de wartelmoer geleid zijn of achter een kijkvenster te zien zijn (zie<br />
tab. 7-1, pos. 1).<br />
Standaanduiding van de aandrijfspindel 2-wegventiel 3-wegventiel<br />
A<br />
AB<br />
B<br />
Stand 1<br />
Ventiel DICHT<br />
Ventiel DICHT<br />
A<br />
AB<br />
B<br />
Stand 2<br />
Tab. 7-1: Standaanduiding bij 2- en 3-wegventielen<br />
Pos. 1: standaanduiding<br />
Ventiel OPEN<br />
Ventiel OPEN<br />
OPGELET!<br />
De thermo-elektrische servomotoren zijn met een veersluiting en een<br />
schroefadapter aan de ventielkast bevestigd. Om de verbinding los te<br />
maken, moet de borgveer door zijdelings schuiven verwijderd worden.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 79
7 Inbedrijfstelling<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7.2.2 Instelling van de afsluitventielen (variant)<br />
Controleer of de afsluitventielen open zijn:<br />
• Schroef de beschermkap (afb. 7-2, pos. 2) af.<br />
• Sluit het ventiel door de inwendige volumeregelschroef (afb. 7-2, pos. 3)<br />
met een inbussleutel 4 mm tot aan de rechteraanslag in te draaien.<br />
• Draai de voorinstelschroef (afb. 7-2, pos. 4) tot aan de rechteraanslag in.<br />
• Voer de voorinstelling uit aan de hand van het in de diagrammen<br />
aangegeven aantal omwentelingen (zie afb. 7-3 met tab. 7-2 en afb. 7-4<br />
met tab. 7-3). Draai daartoe de voorinstelschroef tegen de klok in (max.<br />
8 omwentelingen).<br />
• Draai met een inbussleutel de volumeregelschroef (afb. 7-2, pos. 3) tot<br />
aan de aanslag open.<br />
• Schroef de beschermkap weer op.<br />
3<br />
Afb. 7-2: Afsluitventielen instellen<br />
Pos. 1: afsluitventiel<br />
Pos. 2: beschermkap<br />
Pos. 3: volumeregelschroef<br />
Pos. 4: voorinstelschroef<br />
2<br />
4<br />
1<br />
OPGELET!<br />
Door het afsluitventiel gedoseerd te openen, kan het doorstroomvolume<br />
van het medium door de unit beperkt worden.<br />
80 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7 Inbedrijfstelling<br />
7.2.3 Afsluitventiel voor regelventielen tot Kvs-waarde 1,6 (1/2") bij ventilatorconvectoren<br />
Voorinstelling<br />
Drukverlies<br />
Doorstroming<br />
Afb. 7-3: Doorstroomdiagram V9400<br />
Voorinstelling ¼ ½ 1 1½ 2 3 4 5 6 7 8<br />
k v<br />
-waarden 0,07 0,13 0,22 0,32 0,43 0,65 0,85 1,10 1,25 1,40 1,45<br />
Tab. 7-2: Voorinstelling = aantal volle omwentelingen van de voorinstelschroef vanaf de rechteraanslag<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 81
7 Inbedrijfstelling<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7.2.4 Afsluitventiel voor regelventielen van Kvs-waarde 2,5 (3/4") tot Kvs-waarde 4,0 (3/4") bij<br />
ventilatorconvectoren<br />
Voorinstelling<br />
Drukverlies<br />
Doorstroming<br />
Afb. 7-4: Doorstroomdiagram V9441<br />
Voorinstelling ½ 1 1½ 2 2½ 3 4 5<br />
k v<br />
-waarden 0,2 0,4 0,6 1 1,5 1,7 2 2,2<br />
Tab. 7-3: Voorinstelling = aantal volle omwentelingen van de voorinstelschroef vanaf de rechteraanslag<br />
82 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7 Inbedrijfstelling<br />
7.3 Installatie ontluchten<br />
Om te garanderen dat de warmtewisselaar met verwarmings-/koelmedium<br />
gevuld is, moet de warmtewisselaar ontlucht worden.<br />
OPGELET!<br />
Elektrische units en meubilair beschermen tegen vrijkomend spuitwater.<br />
Afb. 7-5: Ontluchten van de warmtewisselaar<br />
• Open alle afsluiters en regelventielen.<br />
• Open de ontluchtingsschroef<br />
(ontluchtingsschroeven) met geschikt<br />
gereedschap (zie afb. 7-5).<br />
• Sluit de ontluchtingsschroef<br />
(ontluchtingsschroeven) weer wanneer<br />
alleen nog maar verwarmings-/<br />
koelmedium uitstroomt.<br />
• Ga op dezelfde manier te werk bij<br />
alle andere ontluchtingsschroeven.<br />
Afhankelijk van de unituitvoering zijn dat<br />
1 tot 3 stuks.<br />
Pos. 1: ontluchtingsschroeven<br />
7.4 Condensafvoer controleren<br />
Dit controlepunt is uitsluitend van toepassing bij koelunits zonder<br />
condenspomp.<br />
Tijdens het gebruik van de koelunit wordt condens gevormd, ook op nietgeïsoleerde<br />
mediumleidingen. Controleer of<br />
• de aansluiting van de zijdelingse condensbak (afb. 7-6, pos. 1) zodanig<br />
aangebracht is dat de condens ongehinderd afgevoerd kan worden.<br />
Daarbij moet erop gelet worden dat de aansluitleiding met voldoende<br />
verval afloopt.<br />
Pos. 1: condensbak<br />
Pos. 2: condensafvoer<br />
Afb. 7-6: Afvoer van condens<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 83
7 Inbedrijfstelling<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7.5 Afsluitweerstanden<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
Op de prints van het MATRIX 2000-regelsysteem bevinden zich geen<br />
afsluitweerstanden.<br />
Op het bedieningspaneel MATRIX OP20/OP21 moeten de afsluitweerstanden<br />
alleen worden in- of uitgeschakeld wanneer via het MATRIX.Net een<br />
netwerk naar andere unitgroepen of aanvullende modules, zoals een<br />
klokmodule of met ingangs- en uitgangsmodules tot stand gebracht wordt.<br />
De afsluitweerstanden moeten aan het begin en het einde van de lijn<br />
ingeschakeld worden (afb. 7-7):<br />
• Schakel op beide deelnemers (bv. bedieningspanelen, regelprints of<br />
modules) de DIP-schakelaars op "ON".<br />
Het begin en einde van de lijn komen overeen met het begin en einde van<br />
de busleiding. Bij stand-alone units moeten de afsluitweerstanden eveneens<br />
ingeschakeld worden.<br />
<br />
N O<br />
O<br />
N<br />
Module<br />
Begin van<br />
de lijn<br />
Module<br />
Afb. 7-7: Afsluitweerstanden instellen<br />
Module<br />
Bedieningspaneel<br />
Einde van<br />
de lijn<br />
DIP-schakelaar<br />
Functie<br />
1 2<br />
OFF OFF afsluitweerstand uitgeschakeld<br />
ON ON afsluitweerstand ingeschakeld (toestand bij levering)<br />
OPGELET!<br />
Bij levering zijn de DIP-schakelaars op "ON/ON" ingesteld en moeten zij<br />
bij gebruik als tussenunit uitgeschakeld worden.<br />
84 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
L<br />
L<br />
102<br />
103<br />
104<br />
105<br />
STP<br />
STP<br />
STP<br />
110<br />
111<br />
112<br />
120<br />
121<br />
122<br />
123<br />
124<br />
125<br />
2<br />
1<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
99<br />
N<br />
98<br />
97 L<br />
96L<br />
95<br />
38<br />
37<br />
36<br />
35<br />
34102<br />
33103<br />
32<br />
31104<br />
30105<br />
STP<br />
73STP<br />
72STP<br />
71<br />
70110<br />
07111<br />
06112<br />
15<br />
14120<br />
13121<br />
12122<br />
11<br />
10123<br />
124<br />
125<br />
N 2<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
L<br />
L<br />
L<br />
L<br />
102<br />
103<br />
104<br />
105<br />
110<br />
111<br />
112<br />
120<br />
121<br />
122<br />
123<br />
124<br />
125<br />
130<br />
131<br />
132<br />
133<br />
134<br />
140<br />
141<br />
1<br />
STP<br />
STP<br />
STP<br />
STP<br />
STP<br />
STP<br />
STP<br />
STP<br />
2<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
144<br />
143<br />
142<br />
1<br />
ON<br />
99<br />
9998<br />
97<br />
9896<br />
9795<br />
96<br />
95<br />
75<br />
3874<br />
3773<br />
72<br />
36<br />
71<br />
3570<br />
3405<br />
3304<br />
3225<br />
24<br />
3119<br />
3018<br />
07<br />
06<br />
15<br />
7314<br />
7213<br />
7112<br />
11<br />
7010<br />
07<br />
06<br />
1503<br />
02<br />
1401<br />
13<br />
12<br />
11<br />
10<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
L<br />
L<br />
L<br />
L<br />
102<br />
103<br />
104<br />
105<br />
110<br />
111<br />
112<br />
120<br />
121<br />
122<br />
123<br />
124<br />
125<br />
130<br />
131<br />
132<br />
133<br />
134<br />
140<br />
141<br />
STP<br />
STP<br />
STP<br />
STP<br />
STP<br />
STP<br />
L<br />
N<br />
N<br />
N<br />
N<br />
113<br />
114<br />
100<br />
150<br />
151<br />
100<br />
152<br />
153<br />
STP<br />
STP<br />
2<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
69<br />
68<br />
67<br />
66<br />
65<br />
64<br />
63<br />
62<br />
144<br />
143<br />
142<br />
1<br />
ON<br />
99<br />
98<br />
97<br />
96<br />
95<br />
75<br />
74<br />
73<br />
72<br />
71<br />
70<br />
05<br />
04<br />
25<br />
24<br />
19<br />
18<br />
07<br />
06<br />
15<br />
14<br />
13<br />
12<br />
11<br />
10<br />
03<br />
02<br />
01<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7 Inbedrijfstelling<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Op de regelprints van de MATRIX 3000-regelsystemen en op de<br />
bedieningspanelen MATRIX OP3X/44/5X bevinden zich afsluitweerstanden.<br />
De afsluitweerstanden moeten aan het begin en het einde van de lijn<br />
ingeschakeld worden (afb. 7-8):<br />
• Schakel op beide deelnemers (bv. bedieningspanelen, regelprints of<br />
modules) de DIP-schakelaars op "ON".<br />
Het begin en einde van de lijn komen overeen met het begin en einde van<br />
de busleiding. Bij stand-alone units moeten de afsluitweerstanden eveneens<br />
ingeschakeld worden.<br />
Bedieningspaneel<br />
Regelprints<br />
STP<br />
STP<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
STP<br />
STP<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
STV<br />
ON<br />
ON<br />
O NON<br />
O<br />
N<br />
Unit<br />
Begin van<br />
de lijn<br />
Unit<br />
Afb. 7-8: Afsluitweerstanden instellen<br />
Unit<br />
Bedieningspaneel<br />
Einde van<br />
de lijn<br />
DIP-schakelaar<br />
Functie<br />
1 2<br />
OFF OFF geen afsluitweerstand<br />
ON ON afsluitweerstand ingeschakeld (toestand bij levering)<br />
OPGELET!<br />
Bij levering zijn de DIP-schakelaars op "ON/ON" ingesteld en moeten zij<br />
bij gebruik als tussenunit uitgeschakeld worden.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 85
7 Inbedrijfstelling<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7.6 Adresinstelling<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
Op de prints van het MATRIX 2000-regelsysteem bevinden zich geen<br />
adreskeuzeschakelaars.<br />
Op het bedieningspaneel moet het juiste groepsadres toegewezen worden.<br />
Stand-alone groep (zonder netwerk van meerdere unitgroepen)<br />
• Stel op het bedieningspaneel het adres "0" in (af fabriek vooringesteld).<br />
Een aangesloten module MATRIX.v moet eveneens op adres "0" ingesteld<br />
worden.<br />
Netwerk van meerdere groepen<br />
• Stel op de bedieningspanelen de adressen 0 tot 15 in. Elke groep krijgt<br />
een eigen adres. Daarbij komen de aanduidingen A tot F overeen met de<br />
adressen 10 tot 15.<br />
OPGELET!<br />
Dubbele toewijzing van hetzelfde adres leidt tot storingen.<br />
Bij levering is de schakelaar voor het groepsadres op "0" ingesteld en<br />
moet deze eventueel veranderd worden.<br />
Groepsadressen:<br />
<br />
N<br />
O<br />
0 Groep 0 8 Groep 8<br />
1 Groep 1 9 Groep 9<br />
2 Groep 2 A Groep 10<br />
3 Groep 3 B Groep 11<br />
4 Groep 4 C Groep 12<br />
5 Groep 5 D Groep 13<br />
6 Groep 6 E Groep 14<br />
7 Groep 7 F Groep 15<br />
1 2 3<br />
Afb. 7-9: Adres op het bedieningspaneel instellen<br />
Pos. 1: bedieningspaneel groep 0 (adres 0)<br />
Pos. 2: bedieningspaneel groep 1 (adres 1)<br />
Pos. 3: bedieningspaneel groep 2 (adres 2), enz.<br />
86 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7 Inbedrijfstelling<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Op het bedieningspaneel en de units van een groep moet het juiste<br />
groepsadres toegewezen worden.<br />
Stand-alone groep (zonder netwerk van meerdere unitgroepen)<br />
• Stel op het bedieningspaneel het adres "0" in (af fabriek vooringesteld).<br />
• Stel op de regelprint(s) het adres "0" in (af fabriek vooringesteld).<br />
Netwerk van meerdere groepen<br />
• Stel op de bedieningspanelen en op alle tot de verschillende groepen<br />
behorende regelprints de adressen 0 tot 15 in. Elke groep krijgt een eigen<br />
adres. Daarbij komen de aanduidingen A tot F overeen met de adressen<br />
10 tot 15.<br />
OPGELET!<br />
Dubbele toewijzing van hetzelfde adres leidt tot storingen.<br />
Bij levering is de schakelaar voor het groepsadres op "0" ingesteld en<br />
moet deze eventueel veranderd worden.<br />
Bedieningspaneel<br />
Regelprints Groepsadressen:<br />
N<br />
O<br />
0 Groep 0 8 Groep 8<br />
1 Groep 1 9 Groep 9<br />
2 Groep 2 A Groep 10<br />
3 Groep 3 B Groep 11<br />
4 Groep 4 C Groep 12<br />
5 Groep 5 D Groep 13<br />
6 Groep 6 E Groep 14<br />
7 Groep 7 F Groep 15<br />
1 2 3<br />
Afb. 7-10: Adres op het bedieningspaneel instellen<br />
Pos. 1: bedieningspaneel, MPower-Geko(s) groep 0 (adres 0)<br />
Pos. 2: bedieningspaneel, MPower-Geko(s) groep 1 (adres 1)<br />
Pos. 3: bedieningspaneel, MPower-Geko('s) groep 2 (adres 2), enz.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 87
7 Inbedrijfstelling<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7.7 Instelling van de begrenzingsfuncties<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Voor verwarmings- en koelbedrijf kunnen grenswaarden voor de<br />
inblaastemperatuur ingesteld worden.<br />
–– Verwarmingsbedrijf:<br />
minimum- en maximumbegrenzing (begrenzingstype vast of variabel)<br />
–– Koelbedrijf:<br />
minimumbegrenzing<br />
Deze grenswaarden en het begrenzingstype kunnen via de servicetool<br />
"MATRIX.PDA" en de onderhoudssoftware "MATRIX.PC" ingesteld worden<br />
(procedure, zie de gebruikshandleidingen van deze servicetool of de Online-<br />
Help van de servicesoftware).<br />
Bij gebruik van een bedieningspaneel met display (MATRIX OP50 of<br />
OP51) kunnen de grenswaarden ook hierop ingesteld worden (zie<br />
gebruikshandleiding MATRIX OP50/OP51).<br />
Algemene functies van de inblaastemperatuurbegrenzing<br />
Na het onder- of overschrijden van een inblaastemperatuurgrenswaarde<br />
schakelt de regelaar automatisch om naar de stand inblaasregeling. Daarbij<br />
wordt de inblaastemperatuur met de desbetreffende regelparameters van<br />
de inblaasregeling naar deze grenswaarde teruggeregeld.<br />
In de regelstanden ruimtetemperatuur- en cascaderegeling blijft deze<br />
tijdelijke inblaasregeling actief totdat het hoofddoel van de regeling, het<br />
bereiken van een bepaalde ruimtetemperatuur, bereikt is. Daarna wordt<br />
weer omgeschakeld naar de hoofdregelstand.<br />
Verwarmen minimumtemperatuur<br />
Wanneer deze functie geactiveerd wordt en er een temperatuursensor in<br />
de inblaaslucht geplaatst is, moet hier een temperatuurwaarde ingevoerd<br />
worden, die de inblaaslucht niet (vaste begrenzing) of slechts onder<br />
bepaalde voorwaarden (variabele begrenzing) mag onderschrijden.<br />
Fabrieksinstelling en grenswaarden voor de invoer:<br />
–– Standaardwaarde: 18,0°C<br />
–– Minimale invoerwaarde: 10,0°C<br />
–– Maximale invoerwaarde: 35,0°C<br />
Bij ruimtetemperatuurregeling kan tevens geselecteerd worden of de<br />
minimumbegrenzing vast of variabel uitgevoerd moet worden.<br />
Verwarmen minimumbegrenzing (vast):<br />
De ingestelde minimumtemperatuurwaarde wordt niet onderschreden.<br />
–– Voordeel: Tocht wordt grotendeels voorkomen.<br />
–– Nadeel: De ruimte kan, vooral bij te hoog ingestelde waarden,<br />
gemakkelijk te warm raken omdat de regelaar geen oververhitting kan<br />
voorkomen door toevoer van koudere lucht.<br />
88 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7 Inbedrijfstelling<br />
Verwarmen minimumbegrenzing (variabel):<br />
De ingestelde minimumtemperatuurwaarde kan onderschreden worden<br />
wanneer de reële ruimtetemperatuur boven de ingestelde waarde<br />
ligt en wel met de waarde die voortvloeit uit de afwijking van de<br />
ruimtetemperatuur, vermenigvuldigd met de invloedfactor.<br />
–– Voordeel: Oververwarming van de ruimte door de minimumbegrenzing<br />
kan voorkomen of geminimaliseerd worden.<br />
–– Nadeel: De inblaastemperatuur kan de minimumtemperatuurwaarde<br />
onderschrijden.<br />
Fabrieksinstelling en invoergrenswaarden van de invloedfactor:<br />
–– Standaardwaarde 1,0<br />
–– Minimale invoerwaarde 0,4<br />
–– Maximale invoerwaarde 4,0<br />
Verwarmen maximumtemperatuur<br />
Wanneer deze functie geactiveerd wordt en er een temperatuursensor in<br />
de inblaaslucht geplaatst is, kan hier een temperatuurwaarde ingevoerd<br />
worden, die de inblaaslucht niet mag overschrijden.<br />
Fabrieksinstelling en grenswaarden voor de invoer:<br />
–– Standaardwaarde 60,0°C<br />
–– Minimale invoerwaarde 25,0°C<br />
–– Maximale invoerwaarde 60,0°C<br />
Koelen minimumtemperatuur<br />
Wanneer deze functie geactiveerd wordt en er een temperatuursensor in<br />
de inblaaslucht geplaatst is, kan hier een temperatuurwaarde ingevoerd<br />
worden, die de inblaaslucht niet mag onderschrijden.<br />
Fabrieksinstelling en grenswaarden voor de invoer:<br />
–– Standaardwaarde 10,0°C<br />
–– Minimale invoerwaarde 10,0°C<br />
–– Maximale invoerwaarde 20,0°C<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 89
7 Inbedrijfstelling<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7.8 Unit inschakelen<br />
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!<br />
De elektrische schakelkast (klemmenkast) is open.<br />
Ingrepen in de elektrische schakelkast (klemmenkast) zijn niet toegestaan!<br />
Vooraleer de unit te verlaten, moet goed gecontroleerd worden of<br />
de elektrische schakelkast (klemmenkast) correct afgesloten is (zie<br />
"Klemmenkasten of elektrische schakelkasten" op pagina 48).<br />
• Schakel de voedingsspanning in.<br />
De unit wordt ingeschakeld met een bedieningspaneel uit de MATRIXserie,<br />
een microschakelaar CMS, CMT, CET of een externe regelaar.<br />
Hoe dit bediend moet worden, staat beschreven in de<br />
gebruikshandleiding van het aangesloten bedieningspaneel.<br />
• Schakel de unit in op het bedieningspaneel.<br />
• Test de toerentallen.<br />
100 R E 14:08<br />
21.5 °C<br />
1 2<br />
Afb. 7-11: Unit op het bedieningspaneel inschakelen<br />
Pos. 1: bedieningspaneel MATRIX OP44C<br />
Pos. 2: bedieningspaneel MATRIX OP51C<br />
OPGELET!<br />
De stand van de toerentalkeuzeschakelaar (alleen OP4C/OP5X/OP2XX/<br />
OP3XX/ OP4XX) kan mechanisch begrensd worden.<br />
De begrenzing moet zodanig gebeuren dat de instelbare<br />
ventilatorsnelheid ten hoogste overeenkomt met die van de unit.<br />
De procedure voor het afstellen van de begrenzing staat beschreven in de<br />
gebruikshandleiding van het bedieningspaneel.<br />
90 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7 Inbedrijfstelling<br />
7.9 Controle van de dataverbinding<br />
7.9.1 Controle van de stuurstroomkabels<br />
7.9.2 Controle van de dataverbinding<br />
LED<br />
LEDtoestand<br />
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!<br />
Voor het verhelpen van een storing in de dataverbinding moet u eerst<br />
de volledige installatie spanningvrij schakelen. Zorg ervoor dat de unit<br />
op een geschikt punt in de stroomvoorziening ter plaatse tegen opnieuw<br />
inschakelen beveiligd is.<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
De data-/commando-overdracht gebeurt via stuurstroomkabels. Deze<br />
moeten - naargelang van de unituitvoering - overeenkomstig het in de<br />
aansluitkast geplakte aansluitschema aangesloten of gecontroleerd worden<br />
(zie "Aansluiting van de stuurstroomkabels" op pagina 55).<br />
De gele LED op de regelprint geeft de voedingsspanning van de elektronica<br />
aan (niet MATRX 511).<br />
• Wanneer de LED niet brandt, moet u de voedingsspanning 230 V van de<br />
unit controleren.<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
De dataoverdracht gebeurt via een 2/4-aderige datakabel. Deze moet met<br />
behulp van het in de aansluitkast van de unit geplakte aansluitschema<br />
aangesloten of gecontroleerd worden (zie "Aansluiting van de<br />
busverbinding" op pagina 58).<br />
3 LED's op de regelprint geven de bedrijfstoestand van de unit aan.<br />
Bedrijfstoestand<br />
geel brandt Voedingsspanning van de elektronica in<br />
orde<br />
brandt niet<br />
Voedingsspanning van de elektronica niet<br />
in orde<br />
groen brandt Besturingssysteem en regelaarsoftware zijn<br />
gestart en werken correct<br />
rood<br />
Maatregel/oplossing<br />
-<br />
Voedingsspanning 230 V op de unit controleren<br />
brandt niet Software beschadigd of processor defect Print vervangen<br />
brandt<br />
continu<br />
Storing in de elektronica<br />
-<br />
Print spanningsloos schakelen en even wachten.<br />
Print weer inschakelen. Wanneer de<br />
storingsmelding opnieuw optreedt, moet de<br />
print vervangen worden.<br />
knippert Databus gestoord De aansluiting van de datakabels en de<br />
instelling van de afsluitweerstanden op alle units<br />
controleren.<br />
Tab. 7-4: Bedrijfstoestand en hulp bij storingen in de dataverbinding (MATRIX 3000)<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 91
7 Inbedrijfstelling<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7.10 Controle van de besturingsingangen en -uitgangen<br />
7.10.1 Functie-ingang<br />
De regelsystemen MATRIX 500/3000/4000 zijn voorzien van<br />
besturingsingangen en -uitgangen.<br />
Bij controle van de besturingsingangen en -uitgangen moet uitgegaan<br />
worden van de af fabriek ingestelde configuratie.<br />
Met welke functies de regelaar uitgerust is, staat op het aansluitschema van<br />
de unit aangegeven (bij de aansluitkast van de unit meegeleverd).<br />
Er moet apart rekening gehouden worden met een eventueel op locatie<br />
uitgevoerde wijziging van de configuratie (via servicetool MATRIX.PDA of<br />
servicesoftware MATRIX.PC).<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Aan de ingang kunnen, afhankelijk van het regelsysteem, naar keuze de<br />
volgende functies toegewezen worden:<br />
Raamcontact (unit UIT met vorstbeveiliging); (niet MATRIX 511)<br />
• Overbrug de ingangsklemmen.<br />
• Schakel de unit in en wijzig eventueel de ingestelde waarde, tot de<br />
ventilator gaat draaien.<br />
• Verbreek de overbrugging.<br />
De ventilator moet uitschakelen en de ventielen sluiten<br />
(unit blijft in de stand vorstbeveiligingsbewaking)<br />
Nachtverlaging<br />
• Schakel de unit in en wijzig eventueel de ingestelde waarde, tot de<br />
ventilator gaat draaien.<br />
• Overbrug de ingangsklemmen.<br />
De ventilator moet uitschakelen en de ventielen sluiten.<br />
Voorwaarde: De ingestelde waarde voor de nachtverlaging is correct<br />
ingesteld<br />
(de unit blijft in vorstbeveiligingsbewaking indien deze functie<br />
beschikbaar is)<br />
OPGELET!<br />
Als in een groep meerdere ingangen met een verschillende configuratie<br />
gebruikt worden, dan heeft de ingang "nachtverlaging" voorrang op de<br />
ingang "raamcontact".<br />
92 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7 Inbedrijfstelling<br />
7.10.2 Bedrijfsprogramma's<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Via de 4 extra ingangen en 2 uitgangen kunnen de onderstaand beschreven<br />
bedrijfsprogramma's ingeschakeld worden.<br />
Bedrijfsprogramma "normaal bedrijf" inschakelen:<br />
• Schakel de unit in.<br />
• Zet de installatie op nachtverlaging (zie gebruikshandleiding<br />
bedieningspaneel).<br />
• Overbrug de ingangsklemmen.<br />
99De installatie schakelt in de stand normaal bedrijf.<br />
Bedrijfsprogramma "vrije bedrijfskeuze" of "nachtverlaging" inschakelen:<br />
• Schakel de unit in.<br />
• Overbrug de ingangsklemmen.<br />
99De installatie schakelt in de stand "vrije bedrijfskeuze" of<br />
"nachtverlaging".<br />
Bedrijfsprogramma "unit uit" inschakelen:<br />
• Schakel de unit in.<br />
• Overbrug de ingangsklemmen.<br />
99De installatie schakelt uit (let op: geen vorstbeveiligingsfunctie).<br />
Bedrijfsprogramma "verwarmingsvraag" inschakelen:<br />
• Schakel de unit in en verhoog de ingestelde waarde totdat de unit gaat<br />
verwarmen.<br />
99Het contact "verwarmingsvraag" sluit (niet bij c/o-installaties).<br />
Bedrijfsprogramma "koelvraag" inschakelen:<br />
• Schakel de unit in en verlaag de ingestelde waarde totdat de unit gaat<br />
koelen.<br />
99Het contact "koelvraag" sluit (niet bij c/o-installaties).<br />
<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 93
7 Inbedrijfstelling<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7.11 Condenspomp controleren (alleen bij koelunits met condenspomp)<br />
OPGELET!<br />
De drukleidingen moeten zodanig geïnstalleerd worden dat er geen<br />
trillingen (vibraties) op de basisunit of externe inrichtingen overgedragen<br />
kunnen worden.<br />
Let er voor de inbedrijfstelling op dat<br />
–– de uitblaas van de unit (warmtewisselaar)<br />
–– de condensbakken en de zuigzeef van de condenspomp<br />
–– en het filtermedium schoon zijn.<br />
Indien nodig, moeten deze onderdelen gereinigd worden of moet het<br />
filtermedium vervangen worden.<br />
Tijdens het gebruik van de koelunit wordt condens gevormd, ook op nietgeïsoleerde<br />
mediumleidingen.<br />
Afb. 7-12: Condenspomp controleren<br />
Pos. 1: condensbak<br />
Pos. 2: zuigkorf<br />
• Controleer of<br />
–– de condensbak schoon is en stevig vastzit.<br />
–– de zuigkorf (afb. 7-12, pos. 2) schoon is en stevig vastzit.<br />
• Wanneer de voedingsspanning nog niet ingeschakeld is, schakelt u deze<br />
in.<br />
• Controleer de werking van de condenspomp:<br />
–– Doe daartoe voorzichtig wat water in de condensbak (afb. 7-12, pos. 1)<br />
tot de pomp inschakelt.<br />
–– Na korte tijd, wanneer het water grotendeels weggepompt is, moet<br />
de pomp weer uitschakelen (hou rekening met een nalooptijd van de<br />
pomp van ca. 10 sec.).<br />
–– Nu voert u de watertoevoer zodanig op dat de alarmsensor inschakelt<br />
(ventilator moet uitschakelen en het koelventiel moet sluiten).<br />
• Tijdens deze testfase moeten alle hydraulische verbindingen op dichtheid<br />
gecontroleerd worden.<br />
94 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7 Inbedrijfstelling<br />
7.12. Functionaliteiten bij gebruik <strong>GEA</strong> MATRIX<br />
7.12.1 Ventilator<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Het gedrag van de ventilatorregeling is afhankelijk van de geconfigureerde<br />
regelstand en de gekozen bedrijfsstand op het bedieningspaneel. Als<br />
bedrijfsstanden voor de ventilator zijn instelbaar:<br />
–– Handmatige ventilatorregeling<br />
–– Automatische ventilatorregeling<br />
–– Automatische ventilatorregeling in "mute"-bedrijf (alleen OP50/OP51/<br />
OP71)<br />
De ventilator schakelt onafhankelijk van de geselecteerde bedrijfsstand uit<br />
wanneer één van de volgende storingstoestanden opgetreden is:<br />
–– Thermische motorbewaking geactiveerd<br />
–– Onvoldoende bedrijfsdata door sensorstoring<br />
–– Hardware defect<br />
Automatisch<br />
De ventilator wordt afhankelijk van de afwijking van de ingestelde waarde<br />
(temperatuur) aangestuurd.<br />
ventilatortoerentallen<br />
3<br />
2<br />
1<br />
schakeldifferentie<br />
100[%]<br />
In "mute"-bedrijf is het hoogste ventilatortoerental geblokkeerd.<br />
De ventilatortoerentallen worden afhankelijk van de afwijking tussen<br />
ingestelde en actuele waarde geregeld. Daarbij wordt het regelgedrag<br />
beïnvloed door zowel de grootte als de tijdsduur van de optredende<br />
afwijking.<br />
Het aantal ventilatortoerentallen dat beschikbaar is, is afhankelijk van het<br />
unittype.<br />
Parameters:<br />
–– Aantal toerentallen: 0 .. 3-toerenventilator<br />
–– Aantal toerentallen: 0 .. 5-toerenventilator (uitsluitend MATRIX 4000 met<br />
extra I/O-kaart)<br />
Handmatig<br />
De ventilator wordt met het ingestelde ventilatortoerental aangestuurd.<br />
De instelling kan via het bedieningspaneel, het regelsysteem of externe<br />
modules (bv. een digitale ingangsmodule MATRIX.DI) gebeuren.<br />
Spoelfunctie<br />
Met deze functie blijft de ventilator van de units, ondanks het bereiken<br />
van de ingestelde temperatuur, onafhankelijk van de geselecteerde<br />
regeling ingeschakeld. Het ventilatortoerental moet daarbij handmatig<br />
ingesteld worden. Hiermee moet een optimale doorspoeling van de ruimte<br />
bereikt worden. Deze functie kan uitsluitend met het bedieningspaneel<br />
MATRIX OP50 en MATRIX OP51 of de onderhoudssoftware MATRIX.PC<br />
geselecteerd worden.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 95
7 Inbedrijfstelling<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Ontgrendeling:<br />
OPGELET!<br />
Voor een succesvolle ontgrendeling moet de oorzaak van de storing eerst<br />
opgelost worden!<br />
De installatie wordt bij het optreden van storingen die kritiek zijn voor de<br />
installatie, vergrendeld en uitgeschakeld. U kunt de installatie ontgrendelen<br />
door de keuzeschakelaar voor de toerentallen in de "O"-stand te plaatsen.<br />
U laat de schakelaar gedurende enkele seconden in deze stand staan en<br />
plaatst deze dan weer in de gewenste stand<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
Het gedrag van de ventilatorregeling is afhankelijk van de gekozen<br />
¬bedrijfsstand op het bedieningspaneel.<br />
<br />
–– In de "A"-stand wordt het ventilatortoerental 3 langdurig ingeschakeld.<br />
–– In stand "1" tot "5" wordt de ventilator uitgeschakeld zodra de<br />
insteltemperatuur bereikt is. De uitschakeling gebeurt mits inachtneming<br />
van de minimale looptijd (2 min.) en de herinschakeling mits<br />
inachtneming van de minimale standtijd (1 min.).<br />
7.12.2 Ventielen<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Afhankelijk van de geselecteerde regelaaruitvoering ondersteunt de<br />
geïntegreerde ventielregeling ventielen met 2- en 3-puntsgedrag.<br />
De ventielen kunnen voor de volgende bedrijfsstanden aangestuurd<br />
worden:<br />
–– Verwarmen<br />
–– Koelen<br />
–– Verwarmen of koelen<br />
–– Verwarmen en koelen<br />
Door de af fabriek vooraf ingestelde synchronisatie worden alle<br />
aangesloten ventielen (alleen bij 3-puntsbedrijf) om de 12 uur in een<br />
OPEN- of DICHT-stand gezet om een gemeenschappelijke uitgangspositie te<br />
realiseren.<br />
7.12.3 Condenspomp<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
De condenspomp dient voor de afvoer van de bij de koelunits gevormde<br />
condens. Via een niveauschakelaar wordt de condenspomp indien nodig<br />
ingeschakeld.<br />
Bij overschrijding van een grenswaarde wordt de ventilator uitgeschakeld,<br />
het koelventiel gesloten, en verschijnt een storingsmelding op het<br />
bedieningspaneel.<br />
96 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7 Inbedrijfstelling<br />
7.12.4 Steunstand<br />
7.12.5 Ruimtevorstbescherming<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
De steunstand is uitsluitend beschikbaar in de regelstand<br />
ruimtetemperatuurregeling. Hierbij wordt niet op een vaste ingestelde<br />
waarde maar op een vooraf ingesteld instelbereik geregeld. Dit instelbereik<br />
kan uitsluitend via de servicesoftware MATRIX.PC gewijzigd worden.<br />
De steunstand is actief wanneer een ruimtetemperatuurvoeler aangesloten<br />
is, maar geen instelwaarde voor de ruimtetemperatuur beschikbaar is, d.w.z.<br />
geen bedieningspaneel aanwezig is (bv. om het gebouw te drogen tijdens<br />
de bouwperiode).<br />
De functie "steunstand" wordt afgebroken zodra een vaste instelwaarde<br />
voor de ruimtetemperatuur ingesteld wordt.<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
OPGELET!<br />
Dit punt betreft uitsluitend ventilatorconvectoren die ook voorzien zijn<br />
van een verwarmingsfunctie.<br />
Deze functie zorgt ervoor dat een geregelde ruimte vorstvrij blijft terwijl de<br />
unit uitgeschakeld is.<br />
Bij ruimtetemperaturen < 4°C wordt het ventiel, onafhankelijk van de<br />
toevoertemperatuur, volledig geopend of de elektrische verwarming<br />
ingeschakeld en de ventilator op het laagste toerental ingeschakeld.<br />
Wanneer de ruimtetemperatuur een waarde > 6°C bereikt, wordt het<br />
ventiel gesloten en de ventilator uitgeschakeld. Vervolgens wordt<br />
teruggeschakeld naar de normale regelmodus.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 97
7 Inbedrijfstelling<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
7.12.6 Zomer-/wintercompensatie<br />
MATRIX<br />
511 2001 3001 4001 4001+IO<br />
<br />
Eindtemperatuur Eindtemperatuur<br />
Temp.- offset<br />
Starttemperatuur<br />
Voor deze functie moet een buitenvoeler aangesloten worden.<br />
Deze functie zorgt voor een verschuiving van de ingestelde waarde voor de<br />
ruimtetemperatuur afhankelijk van de buitentemperatuur.<br />
Toepassingsvoorbeeld:<br />
Er wordt bepaald om de ruimtetemperatuur vanaf 26°C buitentemperatuur<br />
met 0,5°C per 1°C buitentemperatuurstijging te verhogen. Vanaf een<br />
buitentemperatuur van 32°C moet de ingestelde waarde niet verder<br />
verhoogd worden.<br />
Als starttemperatuur moet dus 26°C en als eindtemperatuur 32°C ingevoerd<br />
worden.<br />
De offset voor de ingestelde waarde wordt als volgt berekend:<br />
(eindtemperatuur - starttemperatuur) * 0,5 °C (de verhoging per °C<br />
buitentemperatuurstijging)<br />
(32 - 26) * 0,5 = 6 * 0,5 = 3<br />
De af fabriek ingestelde parameters kunnen uitsluitend gewijzigd worden<br />
met de servicesoftware MATRIX.PC.<br />
98 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
OPGELET!<br />
Onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend uitgevoerd worden door<br />
deskundig personeel, mits inachtneming van deze gebruiksaanwijzing en<br />
alle geldende voorschriften.<br />
GEVAAR DOOR ROTERENDE UNITCOMPONENTEN!<br />
Gevaar voor verwonding door draaiende ventilatorrotor!<br />
Schakel de unit vóór alle uit te voeren werkzaamheden steeds uit. Zorg<br />
ervoor dat de unit op een geschikt punt in de stroomvoorziening ter<br />
plaatse tegen opnieuw inschakelen beveiligd is.<br />
VERBRANDINGSGEVAAR!<br />
Neem vóór alle werkzaamheden aan ventilatorconvectoren de volgende<br />
punten in acht:<br />
Sluit bij alle werkzaamheden aan ventielen of toe- en afvoerleidingen<br />
de toevoer van het verwarmingsmedium af en zorg ervoor dat deze niet<br />
onverhoeds geopend kunnen worden.<br />
Wacht tot het verwarmingsmedium afgekoeld is voor u aan het werk<br />
gaat.<br />
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!<br />
Schakel de unit uit vóór alle uit te voeren werkzaamheden waarbij<br />
afdekpanelen verwijderd moeten worden. Zorg ervoor dat de unit op<br />
een geschikt punt in de stroomvoorziening ter plaatse tegen opnieuw<br />
inschakelen beveiligd is.<br />
8.1 Onderhoud<br />
De MPower-Geko is een hoogwaardige en betrouwbare unit. Om<br />
een correcte werking en een lange levensduur van de MPower-Geko<br />
te garanderen, is niettemin regelmatig onderhoud en inspectie door<br />
deskundig personeel noodzakelijk<br />
OPGELET!<br />
In geval van schade die te wijten is aan de niet-uitvoering van de vereiste<br />
periodieke controles, vervalt de fabrieksgarantie.<br />
Voor het behoud van de garantie is daarom een schriftelijk<br />
onderhoudsbewijs volgens de onderstaande tabel nodig.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 99
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Overzicht van de periodieke onderhoudswerkzaamheden<br />
De volgende onderhoudswerkzaamheden dienen op de aangegeven<br />
tijdstippen plaats te vinden.<br />
Componenten<br />
Onderhoudsinterval<br />
driemaandelijks<br />
zesmaandelijks<br />
jaarlijks<br />
vóór de koelfase<br />
Inspectie van de filter ×<br />
Inspectie van de ventilator of het ventilatorcompartiment * ×<br />
Variant: controle van de aanzuiggeluiddemper en/of de uitblaasgeluiddemper * ×<br />
Inspectie van de schroefverbindingen van de mediumleidingen ** ×<br />
Controle van de elektrische aansluitingen ×<br />
Controle van de aarding ×<br />
Ontluchting van de warmtewisselaar ×<br />
Warmtewisselaar en condensbak op vervuiling/verontreiniging controleren en<br />
×<br />
eventueel reinigen/desinfecteren.<br />
Ventilatoren controleren ×<br />
Inwendige isolatie op vervuiling/verontreiniging controleren en eventueel reinigen/<br />
×<br />
desinfecteren<br />
Instelling en werking van alle ventielen controleren ** ×<br />
Vochtsensoren reinigen ** ×<br />
Werking van de condenspomp controleren ** ×<br />
* Indien nodig, reinigen en van voorwerpen ontdoen<br />
** Afhankelijk van de uitvoeringsvariant<br />
Tab. 8-1: Regelmatige onderhoudswerkzaamheden<br />
8.2 Driemaandelijks onderhoud<br />
8.2.1 Filter reinigen of verwisselen<br />
Om de filter volgens afb. 8-1 te reinigen of te vervangen, gaat u als volgt te<br />
werk:<br />
• Maak de snelsluitingen van de filterklep los door deze 90° tegen de<br />
klok in te draaien (zie afb. 8-1; pos. 2) en open de klep door deze naar<br />
beneden te draaien (zie afb. 8-1, pos. 1).<br />
100 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
• Trek de filter gelijkmatig uit de unit (zie afb. 8-1, pos. 3).<br />
• Trek de klemmenstroken links en rechts van het filterframe los (zie<br />
afb. 8-1, pos. 4).<br />
• Trek het filterelement uit het filterframe (zie afb. 8-1, pos. 5).<br />
• Reinig het filterelement in lauwwarm water met een mild<br />
schoonmaakmiddel of vervang het filterelement.<br />
OPGELET!<br />
Gebruik voor de reiniging van het filterelement geen oplosmiddelen!<br />
Het beste resultaat wordt bereikt door een nieuw filterelement te<br />
plaatsen. Een vervangingsfilterset (5 stuks) kan bij <strong>GEA</strong> besteld worden<br />
onder bestelnummer ZGM.#A823 (filterklasse G2) of ZGM.#A833<br />
(filterklasse G3). Op de plaats van het "#"-symbool moet de te gebruiken<br />
bouwgrootte ingevoegd worden.<br />
• Hermonteer de filter met het gereinigde of nieuwe filterelement in<br />
omgekeerde volgorde.<br />
• Sluit de filterklep weer en vergrendel de snelsluitingen door ze in te<br />
drukken tot ze ineensluiten.<br />
Afb. 8-1: Filter afmonteren, filterelement reinigen of vervangen<br />
Pos. 1: filterklep<br />
Pos. 2: snelsluitingen<br />
Pos. 3: filter<br />
Pos. 4: klemmenstrook<br />
Pos. 5: filterelement<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 101
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
8.3 Jaarlijks onderhoud<br />
8.3.1 Geluiddempermodule (variant) reinigen<br />
LICHAMELIJK LETSEL OF MATERIËLE SCHADE!<br />
Gevaar voor verwonding door vallende unitcomponenten! Houd rekening<br />
met het gewicht van de unit! Controleer vóór de demontage van een<br />
module of de overige modules die aan het plafond bevestigd blijven, nog<br />
steeds goed bevestigd zijn.<br />
Indien nodig, gepaste maatregelen nemen om deze veilig te borgen.<br />
Afb. 8-2: Toebehorenmodule reinigen droog reinigen<br />
GEVAAR VOOR LICHAMELIJK LETSEL!<br />
Er bestaat gevaar voor ongevallen door vallende voorwerpen en scherpe<br />
randen! Draag bij demontage van de unit een helm, veiligheidsschoenen<br />
en beschermhandschoenen. Voer de demontage altijd met twee personen<br />
uit.<br />
• Draai de centreer- en verbindingsbouten<br />
(afb. 8-2, pos. 1) van de geluiddempermodule<br />
los en verwijder deze.<br />
• Draai de moeren (M8) van de draadstangen<br />
waarmee de module bevestigd is, los totdat<br />
de module ontkoppeld kan worden (afb. 8-2,<br />
pos. 2).<br />
• Ontkoppel de module. Hou daarbij rekening<br />
met het gewicht van de module.<br />
• Reinig de binnenkant van de<br />
toebehorenmodule en de bekasting met een<br />
stofzuiger en<br />
• Hang de module terug in de plafondhouder en bevestig de module in<br />
omgekeerde volgorde ten opzichte van de demontage.<br />
• Controleer of de module correct bevestigd is aan het plafond en de unit.<br />
8.3.2 Schroefverbindingen van de mediumaansluitingen controleren<br />
Pos. 1: servomotor<br />
Pos. 2: schroefverbindingen<br />
mediumaansluitingen<br />
• Controleer of alle schroefverbindingen van de mediumaansluitingen<br />
goed aangedraaid zijn (zie afb. 8-3, pos. 1 als voorbeeld).<br />
• Controleer met de hand de bevestiging van de servomotoren (afb. 8-3,<br />
pos. 1 als voorbeeld).<br />
Afb. 8-3: Schroefverbindingen controleren<br />
102 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
8.3.3 Elektrische aansluitingen en aarding inspecteren<br />
8.3.4 Warmtewisselaar ontluchten<br />
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SPANNING!<br />
Voordat de onderstaande werkzaamheden uitgevoerd worden, moet<br />
gecontroleerd worden of de unit spanningvrij is en de netspanning tegen<br />
opnieuw inschakelen beveiligd is.<br />
De unit mag pas verlaten worden nadat de elektrische schakelkast<br />
(klemmenkast) op correcte wijze gesloten is (zie hoofdstuk 6.2).<br />
• Open de klemmenkast of elektrische schakelkast (zie hoofdstuk 6.2).<br />
• Controleer of alle elektrische aansluitingen op de klemmenstroken goed<br />
vastzitten.<br />
• Controleer met een hiervoor geschikt meetinstrument of de unit correct<br />
geaard is.<br />
• Sluit de klemmenkast of elektrische schakelkast weer.<br />
• Ontlucht de warmtewisselaar zoals beschreven in hoofdstuk 7.3.<br />
8.3.5 Warmtewisselaar en condensbak op vervuiling/verontreiniging controleren en eventueel reinigen/<br />
desinfecteren.<br />
GEVAAR VOOR LICHAMELIJK LETSEL!<br />
Er bestaat gevaar voor ongevallen door vallende voorwerpen en scherpe<br />
randen! Draag bij demontage van de unit een helm, veiligheidsschoenen<br />
en beschermhandschoenen. Voer de demontage altijd met twee personen<br />
uit.<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
Gebruik geen chemische reinigings- of desinfecterende middelen die zuur<br />
of basisch reageren en aluminium- of zinkcorrosie kunnen veroorzaken!<br />
Zorg ervoor dat er geen eventueel restwater uit de condensbak kan<br />
ontsnappen!<br />
• Demonteer de condensbak (zie afb. 8-4, pos. 1 en pos. 2, telkens<br />
2 schroeven links en rechts). Afhankelijk van de inbouwsituatie moet de<br />
externe condensafvoerleiding gedemonteerd worden.<br />
• Controleer de warmtewisselaar (zie afb. 8-4, pos. 3) en de condensbak<br />
op vervuiling/verontreiniging en reinig/desinfecteer deze eventueel.<br />
Afhankelijk van de inbouwsituatie moet daarvoor de warmtewisselaar<br />
afgemonteerd worden. In dit geval volgt u de overeenkomstige<br />
aanwijzingen in hoofdstuk 8.3.7.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 103
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Pos. 1: condensbak<br />
Pos. 2: bevestigings¬schroeven<br />
(4 stuks)<br />
Pos. 3: warmtewisselaar<br />
Afb. 8-4: Warmtewisselaar en condensbak controleren<br />
• Monteer alle componenten weer in omgekeerde volgorde.<br />
OPGELET- ENKEL BIJ UNITS MET CONDENSPOMP!<br />
Let er bij de montage van het kunststof afvoerstuk<br />
van de condenspomp (3) op dat het halfronde<br />
stuk aan de rand van het aansluitstuk (1) zich in<br />
de bovenste positie bevindt. Schuif het kunststof<br />
afvoerstuk weer zo ver op het aansluitstuk van de<br />
condensbak (2) tot deze duidelijk in elkaar sluiten.<br />
1<br />
2<br />
3<br />
• Controleer daarna of de condens ongehinderd kan wegstromen uit de condensbak, en inspecteer de<br />
eventueel aanwezige sifon.<br />
OPGELET!<br />
Monteer de componenten niet wanneer u de onderstaande controle van<br />
de ventilatoren wilt uitvoeren!<br />
8.3.6 Ventilator controleren<br />
GEVAAR VOOR LICHAMELIJK LETSEL!<br />
Er bestaat gevaar voor ongevallen door vallende voorwerpen en scherpe<br />
randen!<br />
Draag bij demontage van de unit een helm, veiligheidsschoenen en<br />
beschermhandschoenen. Voer de demontage altijd met twee personen<br />
uit.<br />
104 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
• Demonteer de condensbak zoals beschreven in hoofdstuk 8.3.5.<br />
• Open de filterklep (afb. 8-5, pos. 3) zoals beschreven in hoofdstuk 8.2.1<br />
en verwijder eventueel de filter.<br />
• Demonteer het afdekpaneel van het ventilatorcompartiment (afb. 8-5,<br />
pos. 1, telkens 3 schroeven rechts en links).<br />
• Controleer de soepele werking van de ventilator of ventilatoren (afb. 8-5,<br />
pos. 4).<br />
• Verwijder vuil uit de bekasting met een stofzuiger.<br />
Pos. 1: afdekpaneel ventilatorcompartiment<br />
Pos. 2: bevestigingsschroeven<br />
(6 stuks)<br />
Pos. 3: filterklep<br />
Pos. 4: ventilator<br />
Afb. 8-5: Ventilatorcompartiment controleren<br />
• Monteer alle componenten weer in omgekeerde volgorde.<br />
OPGELET- ENKEL BIJ UNITS MET CONDENSPOMP!<br />
Let er bij de montage van het kunststof afvoerstuk<br />
van de condenspomp (3) op dat het halfronde<br />
stuk aan de rand van het aansluitstuk (1) zich in<br />
de bovenste positie bevindt. Schuif het kunststof<br />
afvoerstuk weer zo ver op het aansluitstuk van de<br />
condensbak (2) tot deze duidelijk in elkaar sluiten.<br />
1<br />
2<br />
3<br />
OPGELET!<br />
Monteer de componenten niet wanneer u de onderstaande controle van<br />
de inwendige isolatie wilt uitvoeren!<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 105
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
8.3.7 Inwendige isolatie op vervuiling/verontreiniging controleren en eventueel reinigen/desinfecteren<br />
GEVAAR VOOR LICHAMELIJK LETSEL!<br />
Draag veiligheidshandschoenen om verwonding door scherpe randen te<br />
voorkomen<br />
Pos. 1: ontluchtingsschroeven<br />
Pos. 2: aftapschroeven<br />
Pos. 3: warmtewisselaaraansluitingen<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
Gebruik geen chemische reinigings- of desinfecterende middelen die zuur<br />
of basisch reageren en aluminium- of zinkcorrosie kunnen veroorzaken!<br />
Gebruik uitsluitend aldehydvrije desinfecterende middelen op basis van<br />
alcohol.<br />
• Sluit alle mediumtoevoerleidingen naar de unit af.<br />
SCHADE AAN DE UNIT!<br />
Elektrische units en meubilair beschermen tegen vrijkomend spuitwater!<br />
• Ledig de warmtewisselaar door alle ontluchtings- en aftapventielen aan<br />
de warmtewisselaaraansluitingen te openen (zie afb. 8-6, pos. 1 en pos. 2)<br />
en maak de schroefverbindingen van de mediumaansluitingen aan de<br />
warmtewisselaar los (zie afb. 8-7, pos. 3).<br />
Afb. 8-6: Warmtewisselaar aftappen<br />
GEVAAR VOOR LICHAMELIJK LETSEL!<br />
Er bestaat gevaar voor ongevallen door vallende voorwerpen en scherpe<br />
randen! Draag bij demontage van de unit een helm, veiligheidsschoenen<br />
en beschermhandschoenen. Voer de demontage altijd met twee personen<br />
uit.<br />
• Demonteer de condensbak zoals beschreven in hoofdstuk 8.3.5.<br />
Afhankelijk van de inbouwsituatie moet de externe condensafvoerleiding<br />
gedemonteerd worden.<br />
• Demonteer de warmtewisselaar. Draai aan beide zijden van de unit<br />
telkens 4 bevestigingsschroeven los (zie afb. 8-7, pos. 1) en haal de<br />
warmtewisselaar er voorzichtig langs beneden uit.<br />
106 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
Pos. 1: bevestigingsschroeven<br />
(4 stuks per zijde)<br />
Afb. 8-7: Warmtewisselaar demonteren<br />
• Controleer de inwendige isolatie (zie afb. 8-8, pos. 1) van alle zijden op<br />
vervuiling/verontreiniging en reinig/desinfecteer deze eventueel.<br />
• Gebruik daarvoor een zachte doek die met een desinfecterend middel<br />
natgemaakt is, en maak de isolatie ermee schoon zonder druk uit te<br />
oefenen.<br />
Pos. 1: isolatie<br />
Afb. 8-8: Isolatie controleren<br />
• Monteer alle componenten weer in omgekeerde volgorde.<br />
OPGELET- ENKEL BIJ UNITS MET CONDENSPOMP!<br />
Let er bij de montage van het kunststof afvoerstuk<br />
van de condenspomp (3) op dat het halfronde<br />
stuk aan de rand van het aansluitstuk (1) zich in<br />
de bovenste positie bevindt. Schuif het kunststof<br />
afvoerstuk weer zo ver op het aansluitstuk van de<br />
condensbak (2) tot deze duidelijk in elkaar sluiten.<br />
1<br />
2<br />
3<br />
• Controleer de warmtewisselaar- en eventueel ventielaansluitingen op<br />
dichtheid en ga na of ze goed vastzitten.<br />
• Controleer of de condens ongehinderd kan wegstromen uit de<br />
condensbak, en inspecteer de eventueel aanwezige sifon.<br />
8.3.8 Ventielen controleren<br />
• Controleer de werking van de ventielen zoals beschreven in<br />
hoofdstuk 7.2.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 107
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
8.4 Vóór de koelfase<br />
8.4.1 Vochtsensoren reinigen<br />
Geldt alleen voor units met ingebouwde condenspomp.<br />
OPGELET!<br />
Bescherm de vochtsensoren tegen stof en agressieve vloeistoffen.<br />
• Draai de bevestigingsschroeven (3 schroeven, zie afb. 8-9, pos. 3) los en<br />
verwijder de console (zie afb. 8-9, pos. 2).<br />
Pos. 1: vochtsensoren<br />
Pos. 2: console<br />
Pos. 3: bevestigingsschroeven<br />
Afb. 8-9: Vochtsensoren demonteren<br />
OPGELET!<br />
Reinig de contactvlakken nooit met agressieve schoonmaakmiddelen of<br />
harde voorwerpen.<br />
Gebruik voor het reinigen uitsluitend water en zeep.<br />
108 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
• Reinig de onderkant van de sensoren met een zachte doek (zie afb. 8-10).<br />
Pos. 1: vochtsensoren<br />
Afb. 8-10: Vochtsensoren reinigen<br />
• Monteer de unit in omgekeerde volgorde.<br />
OPGELET!<br />
Schuif de condenspompunit bij de montage tot de aanslag naar onderen<br />
vóór u de bevestigingsschroeven aandraait.<br />
8.4.2 Werking van de condenspomp controleren<br />
Geldt alleen voor units met ingebouwde condenspomp.<br />
OPGELET!<br />
Wanneer één van de voelers defect is, moeten altijd beide voelers<br />
vervangen worden.<br />
Beide voelers zijn samen op een console gemonteerd en in de fabriek<br />
zodanig gepositioneerd dat bij een correct uitgerichte basisunit de juiste<br />
schakelposities ingesteld zijn.<br />
• Controleer de werking van de condenspomp zoals beschreven in<br />
hoofdstuk 7.11.<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 109
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
8.5 Bedrijfsstoringen<br />
Afwijkingen van de normale bedrijfstoestand van de ventilatorconvector<br />
duiden meestal op een storing en moeten door onderhoudspersoneel<br />
onderzocht worden.<br />
Aan de hand van de onderstaande tabel kan het onderhoudspersoneel<br />
mogelijke storingsoorzaken lokaliseren en verhelpen:<br />
Storing Mogelijke storingsoorzaak Oplossing<br />
Ventilator werkt niet De unit is niet ingeschakeld Unit inschakelen<br />
Geen elektrische spanning<br />
Elektrische bedrading niet<br />
aangesloten<br />
Afzekering van de unit defect<br />
Regelaar heeft de ventilator na het<br />
bereiken van de ruimtetemperatuur<br />
uitgeschakeld<br />
Ingang raamcontact is geactiveerd<br />
Zekering/stroomaansluiting<br />
controleren<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Elektrische bedrading aansluiten<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Zekering vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Zie gebruikshandleidingen MATRIXbedieningspanelen<br />
Ventilator werkt niet<br />
OP3x/gele LED<br />
OP4C"Ext" brandt<br />
pagina 62<br />
OP5x: "R" op display<br />
Unit maakt te veel lawaai Te hoog toerental ingeschakeld Lager toerental inschakelen<br />
Unit verwarmt niet/<br />
onvoldoende (warm<br />
pompwater)<br />
Luchtaanzuig of -uitblaas<br />
geblokkeerd<br />
Lager van de ventilator maakt lawaai<br />
Filter is vuil<br />
Ventilator niet ingeschakeld<br />
Luchtvolumestroom van de unit te<br />
klein<br />
Luchtaanzuig of -uitblaas<br />
geblokkeerd<br />
Ventilator geblokkeerd/defect<br />
Filter is vuil<br />
Verwarmingsmedium is niet warm<br />
Ingang desactiveren - zie "Aansluiting<br />
functie-ingangen en -uitgangen" op<br />
Luchtinlaat/-uitlaat vrijmaken van<br />
vernauwingen of knikken<br />
Defecte ventilator vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Filter reinigen/vervangen<br />
Ventilator inschakelen<br />
Hoger toerental kiezen<br />
Luchtkanalen vrijmaken en eventueel<br />
reinigen<br />
Ventilator controleren en eventueel<br />
vervangen (alleen technisch<br />
personeel); zie ook pagina 111<br />
"Ventilator werkt niet"<br />
Filter reinigen/vervangen<br />
Verwarmingsinstallatie (ketel)<br />
inschakelen<br />
Circulatiepomp inschakelen<br />
Installatie ontluchten<br />
110 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
Storing Mogelijke storingsoorzaak Oplossing<br />
Unit verwarmt niet/<br />
onvoldoende (warm<br />
pompwater)<br />
Watervolumestroom te klein<br />
Unit koelt niet/<br />
onvoldoende (koud<br />
water)<br />
Insteltemperatuur op<br />
bedieningspaneel te laag ingesteld<br />
Bedieningspaneel is boven<br />
een warmtebron aangesloten<br />
of blootgesteld aan directe<br />
zonnestraling<br />
Regelventiel opent niet<br />
Ventilator niet ingeschakeld<br />
Luchtvolumestroom van de unit te<br />
klein<br />
Luchtaanzuig of -uitblaas<br />
geblokkeerd<br />
Ventilator geblokkeerd/defect<br />
Filter is vuil<br />
Koelmedium is niet koud<br />
Watervolumestroom te klein<br />
Insteltemperatuur op<br />
bedieningspaneel te hoog ingesteld<br />
Bedieningspaneel bevindt zich in<br />
koude lucht, bv. bij de deur<br />
Regelventiel opent niet<br />
Pompcapaciteit controleren<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Doorstroming in pijpsecties<br />
controleren en met berekend<br />
drukverlies compenseren<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Insteltemperatuur op de regelaar<br />
hoger instellen<br />
Bedieningspaneel op een geschiktere<br />
plaats opstellen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Defect regelventiel vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Ventilator inschakelen<br />
Hoger toerental kiezen<br />
Luchtkanalen vrijmaken en eventueel<br />
reinigen<br />
Ventilator controleren en eventueel<br />
vervangen (alleen technisch<br />
personeel); zie ook pagina 111<br />
"Ventilator werkt niet"<br />
Filter reinigen/vervangen<br />
Koudwatersectie inschakelen<br />
Circulatiepomp inschakelen<br />
Installatie ontluchten<br />
Pompcapaciteit controleren<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Doorstroming in pijpsecties<br />
controleren en met berekend<br />
drukverlies compenseren<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Instelwaarde op bedieningspaneel<br />
lager instellen<br />
Bedieningspaneel op een geschiktere<br />
plaats opstellen<br />
(enkel technisch personeel)<br />
Defect regelventiel vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 111
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Storing Mogelijke storingsoorzaak Oplossing<br />
Er loopt water uit de unit Afvoer van de condensbak verstopt Condensafvoer reinigen en op<br />
voldoende verval controleren,<br />
eventueel sifon reinigen en vullen<br />
(eventueel door technisch personeel)<br />
Regelaar blijft schakelen<br />
Koudwaterleidingen niet (goed)<br />
geïsoleerd<br />
Unit hangt niet waterpas<br />
Warmtewisselaar of hydraulische<br />
aansluitingen ondicht<br />
Bedieningspaneel op verkeerd<br />
meetpunt geïnstalleerd (bv. bij open<br />
deuren of vensters)<br />
Temperatuur verwarmingsmedium te<br />
hoog/laag<br />
Temperatuur koelmedium te hoog/<br />
laag<br />
Andere verwarmingselementen met<br />
eigen regeling op dezelfde leiding<br />
(bv. verwarmingselementen met<br />
thermostaatventielen) aangesloten.<br />
Koudwaterleidingen isoleren<br />
(eventueel door technisch personeel)<br />
Unit uitrichten en waterpas ophangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Warmtewisselaar-, ontluchtings- en<br />
ventielaansluitingen op dichtheid<br />
controleren<br />
Zo nodig aansluitingen aandraaien,<br />
schroefinzet reinigen of aansluitingen<br />
opnieuw afdichten<br />
Bij ventielen met schroefaansluiting<br />
controleren of deze gemakkelijk<br />
open en dicht gaan, afdichtvlakken<br />
reinigen en evt. afdichting vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Soldeernaden tussen collector- en<br />
warmtewisselaarbuizen en de<br />
warmtewisselaarbochten op dichtheid<br />
controleren; indien deze ondicht zijn,<br />
dan warmtewisselaar vervangen<br />
(enkel technisch personeel)<br />
Bedieningspaneel op een geschikte<br />
plaats installeren, waar een<br />
representatieve ruimtetemperatuur<br />
gemeten wordt<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Buitentemperatuurcurve op de<br />
regelaar van de ketelinstallatie<br />
corrigeren. Regelingsconcept<br />
controleren en dienovereenkomstig<br />
aanpassen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Toevoertemperatuur op de regelaar<br />
van de ketelinstallatie corrigeren.<br />
Regelconcept controleren en<br />
dienovereenkomstig aanpassen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Mediumstromen eventueel scheiden.<br />
Regelconcept controleren en<br />
dienovereenkomstig aanpassen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
112 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
Storing Mogelijke storingsoorzaak Oplossing<br />
Condenspomp<br />
Ventilator draait niet<br />
Rode LED van het<br />
bedieningspaneel<br />
knippert:<br />
Knippercodes:<br />
= TC-storing<br />
= storing condenspomp<br />
Er loopt water uit de unit,<br />
er is geen storing actief.<br />
Er loopt water uit de<br />
unit, pomp draait (bijna)<br />
continu<br />
Thermocontact (TC) van de<br />
ventilatormotor en/of het<br />
alarmcontact van de vochtvoeler van<br />
de condenspomp is geactiveerd<br />
De ventilator werd uitgeschakeld<br />
Vermogensprint/regelaar en/of<br />
ventilator defect<br />
Zekering T630 mA defect<br />
Wikkeling condenspomp defect<br />
Diode van de<br />
oververhittingsbeveiliging beschadigd<br />
Aanzuigkorf verstopt<br />
Vochtsensor(en) van de pomp vuil of<br />
defect<br />
Zekering T630 mA defect<br />
Diode van de<br />
oververhittingsbeveiliging beschadigd<br />
Aanzuigkorf verstopt<br />
Weerstanden aan de drukzijde van de<br />
pomp te hoog<br />
Slang aan drukzijde van de pomp<br />
verstopt<br />
Thermocontact van de<br />
ventilatormotor controleren<br />
(doorschakeling).<br />
Vermogensprint/regelaar en/of<br />
ventilatormotor vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Zekering vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Condenspomp vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Oververhittingsbeveiliging vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Aanzuigkorf reinigen<br />
Vochtsensor reinigen of vervangen<br />
(enkel technisch personeel)<br />
Zekering vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Oververhittingsbeveiliging vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Aanzuigkorf reinigen<br />
Weerstanden verlagen<br />
Slang reinigen of vervangen<br />
Condenspomp draait niet Pompzekering defect Zekering vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Vochtsensor van de pomp defect Vochtsensor vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Thermocontact van de pomp defect Pomp vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Pompwikkeling defect<br />
Pomp vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Bedrading losgeraakt<br />
Bedrading opnieuw aansluiten<br />
(alleen technisch personeel)<br />
PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009 113
8 Onderhoud en storingen verhelpen<br />
<strong>GEA</strong> MPower Geko<br />
Storing Mogelijke storingsoorzaak Oplossing<br />
Condenspomp<br />
Ongewoon hard<br />
pompgeruis<br />
Pomp draait te kort, er<br />
wordt te weinig condens<br />
aangezogen<br />
Vochtsensoren krijgen<br />
geen spanning<br />
Unit en pompunit maken<br />
meer lawaai dan normaal<br />
(vibraties)<br />
Pomp zuigt geen condens aan<br />
Zuigzeef verstopt of sterk vervuild<br />
Aanzuig- of drukslang niet goed<br />
bevestigd (evt. mechanische<br />
trillingen)<br />
Pompbevestiging losgeraakt<br />
Pompisolatie is defect of los geraakt<br />
Thermocontact schakelt pomp door<br />
oververhitting uit<br />
Zekeringen T630 mA defect<br />
Bedrading losgeraakt of<br />
doorgesneden<br />
Pompbevestiging losgeraakt<br />
Pompisolatie is defect of los geraakt<br />
Pomp zuigt lucht aan<br />
De unit is niet waterpas geïnstalleerd<br />
Tab. 8-2: Storingsoorzaken en ontstoringsmaatregelen<br />
Pomp vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Aanzuigkorf reinigen<br />
Aansluitingen en slangen correct<br />
bevestigen; mechanische trilling<br />
vermijden<br />
Pompbevestiging aandraaien<br />
Pompisolatie vervangen of goed<br />
opnieuw bevestigen<br />
Pomp vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Zekeringen vervangen<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Bedrading correct aansluiten<br />
(alleen technisch personeel)<br />
Pompbevestiging aandraaien<br />
Pompisolatie vervangen of goed<br />
opnieuw bevestigen<br />
Aanzuigslang of aanzuig van de<br />
pomp correct plaatsen, evt. reinigen<br />
Unit opnieuw uitrichten<br />
Wanneer een storing niet door het onderhoudspersoneel verholpen kan<br />
worden, dient u een door <strong>GEA</strong> geautoriseerde servicedienst in te schakelen.<br />
Bedrijfsbrochure<br />
Gebruiksbrochures<br />
Productbrochures<br />
Data & feiten en gebruikshandleidingen<br />
(enkel verkrijgbaar in PDF-formaat)<br />
U bevindt zich op dit niveau van onze documentatiestructuur. Een afgedrukte versie<br />
van de eerste drie niveaus kunt u gratis aanvragen op info@gea-airtreatment.com.<br />
Alle brochures kunt u in PDF-formaat op www.gea-airtreatment.com downloaden.<br />
114 PR-2009-0016-NL • Wijzigingen voorbehouden • Stand 10/2009
<strong>GEA</strong> Air Treatment<br />
Marketing Services<br />
International GmbH<br />
Südstraße 48 • 44625 Herne<br />
Telefon Tel. (+49 2325) 468-00<br />
Telefax (+49 2325) 49910<br />
EU-conformiteitsverklaring volgens de machinerichtlijn 98/37/CE, Annexe II A<br />
EEC declaration of conformity for machinery directive 98/37/EEC, Annex II, sub A<br />
Hierbij verklaren wij, <strong>GEA</strong> Air Treatment GmbH, dat de units van de serie <strong>GEA</strong> ventilo-convectoren<br />
MPower Geko qua ontwerp en constructie, alsmede in de door ons op de markt gebrachte uitvoering, in<br />
overeenstemming zijn met de toepasselijke fundamentele veiligheids-en gezondheidseisen van de EGrichtlijn.<br />
Elke eigenmachtige wijziging aan units van deze unitserie maakt de verklaring ongeldig.<br />
We, <strong>GEA</strong> Air Treatment GmbH, herewith declare, that the listed products of <strong>GEA</strong> are in conformity with the<br />
following standards or standardizing documents required by the EEC Directive. This declaration becomes<br />
invalid, should the product be changed without our knowledge.<br />
Verantwoordelijke voor de technische documentatie / Responsible for documentation: Product management<br />
Technische omschrijving / Unit type: <strong>GEA</strong> MPower - Geko / GM##.####.#####<br />
Volgende EU-richtlijnen zijn geldig tot 28 december 2009<br />
We point out that the following guidelines are valid until 28 December 2009<br />
–– 98/37 EU machinerichtlijn<br />
EEC-Machinery Directive 98/37/EEC<br />
–– EU laagspanningsrichtlijn (73/23/CEE), zoals vermeld in 93/68/CEE<br />
EEC-Low Voltage Directive (73/23/EEC), as issued in 93/68/EEC<br />
–– EU richtlijn elektromagnetische verdraagzaamheid (89/336/CEE), zoals vermeld in 93/97/CEE/EEC<br />
EEC Electromagnetic Compatibility Directive (89/336/EEC), as issued in 93/97/EEC<br />
Volgende EU-richtlijnen zijn geldig vanaf 29 december 2009<br />
We point out that the following guidelines are valid from 29 December 2009<br />
–– 2006/42 EU machinerichtllijn<br />
EEC-Machinery Directive 2006/42/EEC<br />
–– EU richtlijn elektromagnetische verdraagzaamheid (2004/108)<br />
EEC Electromagnetic Compatibility Directive (2004/108/EEC)<br />
Toegepaste geharmoniseerde normen:<br />
–– EN 12100-1 Veiligheid van machines - grondbeginselen, algemene vormgeving, deel 1: fundamentele<br />
terminologie, methodologie<br />
–– EN12100-2 Veiligheid van machines - grondbeginselen, algemene vormgeving, deel2: technische<br />
principes en details<br />
–– EN60204-1 Veiligheid van machines - elektrische uitrusting van de units, deel 1: algemene vereisten<br />
Datum/Handtekening fabrikant<br />
Date/Manufacturer's signature: Maart 2009<br />
Functie van de ondertekenaar: Dr. Michael Junker - Leidinggevende productie<br />
Personal data of signer: Dr. Michael Junker - Production responsible of the board
Sterk in techniek, oog voor detail !<br />
Kwaliteit door ervaring!<br />
<strong>GEA</strong> Klimatechnik<br />
GmbH & Co KG<br />
A-4673 Gaspoltshofen<br />
Tel. +43 / 7735 / 8000-0<br />
<strong>GEA</strong> <strong>Happel</strong> <strong>Belgium</strong> N.V.<br />
B-1130 Brussels<br />
Tel. +32 / 2 / 2406161<br />
EVISS Ltd.<br />
BG-7000 Rousse<br />
Tel. +359 / 82 / 81000<br />
<strong>GEA</strong> Klimatechnik<br />
GmhB & Co KG<br />
RS-11070 Novi Beograd<br />
Tel. +381 / 11 / 3193955<br />
<strong>GEA</strong> Klimatechnik UAB<br />
LT-01141 Vilnius<br />
Tel. +370 / 5 / 2106060<br />
ATC Klimatec Schweiz AG<br />
CH-3065 Bolligen<br />
Tel. +41 / 31 / 9171919<br />
<strong>GEA</strong> LVZ, a.s.<br />
CZ-46312 Liberec<br />
Tel. +420 / 48 / 5225-111<br />
<strong>GEA</strong> Klimatizace spol. s r.o.<br />
CZ-46312 Liberec<br />
Tel. +420 / 48 / 5225-303<br />
<strong>GEA</strong> <strong>Happel</strong><br />
Klimatechnik GmbH<br />
D-44625 Herne<br />
Tel. +49 / 2325 / 468-00<br />
<strong>GEA</strong> <strong>Happel</strong><br />
Wieland GmbH<br />
D44625 Herne<br />
Tel. +49 / 2325 / 468-754<br />
<strong>GEA</strong> Delbag<br />
Lufttechnik GmbH<br />
D-44625 Herne<br />
Tel. +49 / 2325 / 468-700<br />
<strong>GEA</strong> Delbag-Luftfilter<br />
Vertriebsgesellschaft mbH<br />
D-10709 Berlin<br />
Tel. +49 / 30 / 43592-3<br />
<strong>GEA</strong> Klimateknik ApS<br />
DK-2610 Rødovre<br />
Tel. +45 / 38 / 887070<br />
<strong>GEA</strong> Air Treatment<br />
Marketing Services Int.<br />
GmbH – oficina España<br />
E-28028 Madrid<br />
Tel. +34 / 91 / 3837701<br />
<strong>GEA</strong> Klimatechnik UAB<br />
LT-01141 Vilnius<br />
Tel. +370 / 5 / 2106060<br />
<strong>GEA</strong> Delbag<br />
Filtration de l’air<br />
F-77450 Montry<br />
Tel. +33 / 1 / 60043355<br />
<strong>GEA</strong> <strong>Happel</strong> France sarl<br />
F-59436 Roncq Cedex<br />
Tel. +33 / 3 / 20689020<br />
OY TEKNOCALOR AB<br />
FIN-01300 Vantaa<br />
Tel. + 358 / 10 / 8201100<br />
<strong>GEA</strong> Denco Ltd.<br />
UK-HR4 8DS Hereford<br />
Tel. +44 / 1432 / 277 277<br />
<strong>GEA</strong> Klimatechnika Kft<br />
H-1037 Budapest<br />
Tel. +36 / 1 / 4393200<br />
<strong>GEA</strong> Klima-rashladna<br />
tehnika d.o.o.<br />
HR-10000 Zagreb<br />
Tel. +385 / 1 / 6064900<br />
Aspect Environmental Ltd.<br />
Ardee, Co. Louth Ireland<br />
Tel. +353 / 41 / 685983<br />
Rafn Jensson<br />
IS-110 Reykjavik<br />
Tel. +354 / 56 / 780-30<br />
<strong>GEA</strong> <strong>Happel</strong> Luxembourg<br />
L-4940 Bascharage<br />
Tel. +352 / 26 / 502970<br />
<strong>GEA</strong> Klimatechnik UAB<br />
LT-01141 Vilnius<br />
Tel. +370 / 5 / 2106060<br />
<strong>GEA</strong> Klimatechnik UAB<br />
LT-01141 Vilnius<br />
Tel. +370 / 5 / 2106060<br />
<strong>GEA</strong> Klimatechnik<br />
GmbH & Co KG<br />
RS-110 70 Novi Beograd<br />
Tel. +381 / 11 / 3193955<br />
<strong>GEA</strong> Klimaprodukter AS<br />
N-0484 Oslo<br />
Tel. +47 / 220 / 27990<br />
<strong>GEA</strong> <strong>Happel</strong> Nederland B.V.<br />
NL-2909 LL<br />
Capelle a/d Ijssel<br />
Tel. +31 / 10 / 2350606<br />
Nónio, Lda.<br />
P-1269-090 Lisboa<br />
Tel. +351 / 21 / 3826160<br />
<strong>GEA</strong> Klimatyzacja Sp. z o.o.<br />
PL-54610 Wroclaw<br />
Tel. +48 / 71 / 3737952<br />
<strong>GEA</strong> Klimatechnik s.r.l.<br />
RO-300222 Timisoara<br />
Tel. +40 / 356 / 423703<br />
<strong>GEA</strong> Klimatechnik<br />
GmbH & Co KG<br />
RUS-105094 Moskva<br />
Tel. +7 / 495 / 9566674<br />
<strong>GEA</strong> EXOS Ventilation AB<br />
S-74528 Enköping<br />
Tel. +46 / 171 / 85530<br />
<strong>GEA</strong> Klimatizácia s.r.o.<br />
SK-83104 Bratislava<br />
Tel. +421 / 7 / 44457917<br />
<strong>GEA</strong> Klimatizacijska<br />
Tehnika d.o.o.<br />
SI-1000 Ljubljana<br />
Tel. +386 / 1 / 2573850<br />
<strong>GEA</strong> Klimatechnik<br />
GmbH & Co KG<br />
RS-11070 Novi Beograd<br />
Tel. +381 / 11 / 3193955<br />
ISISAN<br />
TR-80700<br />
Balmumcu Istanbul<br />
Tel. +90 / 212 / 2757171<br />
<strong>GEA</strong> Ukraina t.o.v.<br />
UA-01135 Kyiv<br />
Tel. +38 / 044 / 4619356<br />
<strong>GEA</strong> Deichmann<br />
Umwelttechnik GmbH<br />
D-36179 Bebra<br />
Tel. +49 / 6622 / 504-0<br />
<strong>GEA</strong> Air Treatment<br />
Middle East<br />
UAE-Dubai<br />
Tel. +971 / 4 / 887 3881<br />
PR-2009-0016-NL • Onder voorbehoud van wijzigingen<br />
Stand 10/2009 • © <strong>GEA</strong> Air Treatment<br />
<strong>HVAC</strong> <strong>Systems</strong><br />
<strong>GEA</strong> <strong>Happel</strong> <strong>Belgium</strong> NV • Dobbelenbergstraat 7 • B-1130 Brussel • Tel: +32-2-240 61 61 • Fax: +32-2-240 61 81 • www.gea-happel.be • sales.hbe@geagroup.com