nr 4 2011.pdf - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
nr 4 2011.pdf - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie nr 4 2011.pdf - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
Nieuwsbrief van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie nr. 4 2011 Professor D.M.E. Vermeulen-Cranch (1915-2011) Afscheid van een grande dame
- Page 2 and 3: 2 de anesthesioloog 4 • 2011
- Page 4 and 5: Voorwoord TERUGBLIK Geachte leden,
- Page 6 and 7: In memoriam Professor D.M.E. Vermeu
- Page 8 and 9: Afscheid van een grande dame De pro
- Page 10 and 11: ESA in Amsterdam 2011 Afscheid van
- Page 12 and 13: Wetenschap WETENSCHAPSFRAUDE Christ
- Page 14 and 15: Kwaliteit in praktijk foto Shutters
- Page 16 and 17: Zelf meedoen aan richtlijnontwikkel
- Page 18 and 19: Wetenschap loont! Sectie Intensive
- Page 20 and 21: CENTRAAL TUCHTCOLLEGE voor de Gezon
- Page 22 and 23: Geschiedenis Opkomst en ondergang v
- Page 24 and 25: Transparantie over besteding van op
- Page 26 and 27: Tekst: Sandra Gijtenbeek Met een bl
- Page 28 and 29: Het Veiligheidsprogramma en de rol
- Page 30 and 31: WETENSCHAPSDAG 2011 W Beste Oral pr
- Page 32: NVA kalender kalender De volledige
Nieuwsbrief van de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong> <strong>nr</strong>. 4 2011<br />
Professor D.M.E. Vermeulen-Cranch (1915-2011)<br />
Afscheid van een grande dame
2 de anesthesioloog 4 • 2011
COLOFON<br />
INHOUD jaargang 7 • nummer 4 • december 2011<br />
Redactieraad<br />
J.W. Kallewaard<br />
C.J. van Oort<br />
mw. P.L.T. Liem<br />
Redactie<br />
Sandra Gijtenbeek<br />
Druk<br />
Graficiënt Printmedia, Almere<br />
De NVA Nieuwsbrief is een officieel<br />
orgaan van de <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong> en<br />
wordt maximaal zesmaal per jaar<br />
gratis aan de leden toegestuurd.<br />
Deadline inzenden kopij <strong>voor</strong><br />
volgende Nieuwsbrief:<br />
6 februari 2012<br />
<strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong><br />
<strong>Anesthesiologie</strong><br />
opgericht 6 april 1948<br />
Bureau NVA<br />
Mercatorlaan 1200<br />
3528 BL Utrecht<br />
Correspondentieadres<br />
Postbus 20063<br />
3502 LB Utrecht<br />
Telefoon<br />
Algemeen nummer: 030 282 3856<br />
(zie achterzijde <strong>voor</strong> meer nummers)<br />
Fax<br />
030 282 3856<br />
E-mail:<br />
nva@anesthesiologie.nl<br />
Website<br />
www.anesthesiologie.nl<br />
VOORWOORD4<br />
Afscheid van een grand dame 5<br />
Op 8 november jl. overleed professor Vermeulen op 95-jarige leeftijd.<br />
Ter nagedachtenis aan deze bijzondere vrouw zijn foto’s en verhalen over haar<br />
bijeengebracht.<br />
De CEEA cursus en Han Langemeijer: al 25 jaar een begrip 15<br />
Han Langemeijer draag na 25 jaar het secretariaat over aan Eric van Dongen.<br />
Met een blocnootje in de hoek van de OK 27<br />
Schrijfster Anna Enquist bracht <strong>voor</strong> haar boek De Verdovers heel wat uren door op de<br />
afdeling anesthesiologie van de VUmc. Hoe kijkt de afdeling hierop terug?<br />
De Commissie Arts in opleiding tot Specialist Anesthesioloog (CASA) 29<br />
De leden van de CAGA stellen zich <strong>voor</strong><br />
SECTIES<br />
Wetenschap loont! 18<br />
Grants, poster- en proefschriftprijzen<br />
JURIDISCH<br />
Operateur nog steeds verantwoordelijk <strong>voor</strong> anesthesie...20<br />
Eva Koetsier & Ludmilla Garmers, Juridische Commissie<br />
KWALITEIT<br />
Kwaliteit in praktijk14<br />
Perioperatieve risicoanalyse onder de loep<br />
Hans van Breugel, beleidsmedewerker kwaliteit<br />
Zelf meedoen aan richtlijnontwikkeling 16<br />
Hans van Breugel, beleidsmedewerker kwaliteit<br />
Eerste ervaringen met e-learning 17<br />
Hans van Breugel, beleidsmedewerker kwaliteit<br />
Kwaliteitsvisitatie in revisie 19<br />
Hans van Breugel, beleidsmedewerker kwaliteit<br />
Het veiligheidsprogramma en de rol van medisch specialisten 28<br />
Drs. J.A. Fossen, Senior adviseur OMS<br />
WETENSCHAP<br />
Wetenschapsfraude12<br />
Christa Boer<br />
Wetenschapsdag 201130<br />
GESCHIEDENIS<br />
Opkomst en ondergang van de barbituraten in de anesthesiologie22<br />
Mattijn Buwalda, Commissie Geschiedenis<br />
OPLEIDING<br />
Transparantie over besteding van opleidingsgelden medische vervolgopleidingen25<br />
Ronald Hortensius, beleidsmedewerker opleiding<br />
WAT VERDER TER TAFEL KOMT<br />
Promoties 31<br />
Overleden<br />
VOORWOORD32<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
3
Voorwoord<br />
TERUGBLIK<br />
Geachte leden,<br />
Voor u ligt de laatste uitgave van de anesthesioloog van dit jaar. Een bijzondere uitgave in verband met het overlijden<br />
van een bijzondere vrouw: mevrouw Vermeulen-Cranch. Zij heeft enorm veel betekend <strong>voor</strong> de ontwikkeling<br />
van ons vak en in het bijzonder <strong>voor</strong> de opleiding. Het is bewonderenswaardig hoe zij tot op hoge leeftijd alle<br />
ontwikkelingen in ons vak bijhield. In 2010 woonde zij nog de naar haar vernoemde lezing bij tijdens de Anesthesiologendagen.<br />
In deze de anesthesioloog besteden we uiteraard veel aandacht aan deze ‘grande dame’.<br />
Het einde van een jaar is een goed moment om kort te evalueren en vast een <strong>voor</strong>schot te nemen op 2012. 2012 een<br />
jaar waarin de NVA <strong>voor</strong> het eerst gaat werken volgens een uitgewerkt strategisch jaarplan.<br />
Zoals u weet werkt de NVA, sinds een jaar in een nieuwe structuur. Het eerste jaar stond <strong>voor</strong>al in het teken van<br />
het tot stand brengen van deze structuur door het instellen van een professioneel bureau (met directeur en beleidsmedewerkers).<br />
Zij zijn aan het werk gegaan volgens een vastgestelde strategische cyclus in samenspraak met de<br />
Lede<strong>nr</strong>aad. Doel van deze herstructurering is de NVA om te vormen van een reactieve organisatie in een organisatie<br />
die pro-actief is in haar rol als regisseur en peri-operatief specialist. Dit doel hebben bij het ontwikkelen van<br />
het strategisch meerjarenplan steeds <strong>voor</strong> ogen gehouden.<br />
Nieuw dit jaar was het kwartaalnieuws waarin belangrijke actuele zaken per e-mail onder aandacht worden gebracht<br />
aan de leden. We realiseren ons dat informatie<strong>voor</strong>ziening van onschatbare waarde is om het beleid van<br />
de NVA binnen de leden te kunnen uitdragen. Het kwartaalnieuws een eerste stap, en inmiddels op veler verzoek<br />
uitgebreid naar een hogere frequentie. Belangrijk doel <strong>voor</strong> 2012 is, door middel van een vernieuwde (interactieve)<br />
website de leden beter van informatie te kunnen <strong>voor</strong>zien.<br />
Een aantal belangrijke dossiers die in 2012 worden afgerond wil ik hier nog de revue laten passeren.<br />
De PACU is officieel anesthesiologisch domein. In 2012 zal een budget impact analyse plaatsvinden om verdere<br />
implementatie te faciliteren. De sedatierichtlijn volgt eenzelfde traject. Implementatie heeft dermate grote impact<br />
dat op dit moment, samen met de andere WV-en en de IGZ wordt gekeken aan welke minimale normen de ziekenhuizen<br />
die sedatie uitvoeren kunnen en moeten voldoen bij inwerkingtreding van de richtlijn. Wij houden u<br />
hiervan op de hoogte. Een richtlijn die in 2011 veel stof heeft doen opwaaien; de WIP richtlijn wordt op onderdelen<br />
aangepast, waardoor een <strong>voor</strong> Anesthesiologen en ziekenhuizen werkzame situatie zal ontstaan. Ook hier komen<br />
de richtlijnopstellers, samen met de IGZ en de NVA met een minimum set waaraan zal moeten worden voldaan<br />
in 2012. De nieuwe IC richtlijn, een initiatief van de NVA samen met de NIV en NVIC, vordert gestaag en naar<br />
tevredenheid van de diverse deelnemers. Het eerste concept wordt in 2012 verwacht.<br />
We hebben in 2011 veel bereikt en het bestuur is klaar <strong>voor</strong> de volgende uitdagingen in de nabije toekomst. Ons<br />
vak is in beweging, maar de wereld om ons heen ook. Hierop moeten we inspelen en beleid maken als peri-operatieve<br />
specialisten die het welzijn van de patiënt centraal hebben staan.<br />
Rest mij nog u een goed 2012 te wensen en u erop te wijzen dat bestuurswisselingen tegenwoordig plaatsvinden<br />
middels sollicitaties naar die functie. Recent heeft een eerste wisseling ‘nieuwe stijl’ plaatsgevonden en is<br />
professor Knape toegetreden tot het bestuur. Ik nodig alle NVA-leden met bestuurlijke ambities uit bij de volgende<br />
vacatures mee te solliciteren.<br />
Jan Willem Kallewaard<br />
4 de anesthesioloog 4 • 2011
Professor D.M.E. Vermeulen-Cranch<br />
1915-2011<br />
Afscheid van een grande dame<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
5
In memoriam<br />
Professor D.M.E. Vermeulen-Cranch, FFARCS<br />
1915-2011<br />
Op 8 november 2011 is Mevrouw Vermeulen, emeritus<br />
hoogleraar in de <strong>Anesthesiologie</strong> aan de Universiteit<br />
van Amsterdam, na een lang actief leven overleden.<br />
Hiermee heeft de <strong>Nederlandse</strong> anesthesiologische gemeenschap<br />
een groot verlies geleden.<br />
Doreen Cranch kwam vlak na de oorlog tijdens een lezing<br />
in het Royal College of Surgeons in Londen in<br />
contact met prof. Willem Noordenbos Sr, chirurg in<br />
het Wilhelminagasthuis (WG), die tot erelid werd benoemd<br />
in dat College. Dit contact leidde tot enkele bezoeken<br />
van haar aan het WG in 1946 en een verzoek de<br />
anesthesie hier op moderne leest te schoeien.<br />
Vlak daar<strong>voor</strong> was zij in het huwelijk getreden met<br />
een <strong>Nederlandse</strong> koopvaardijstuurman, G. Vermeulen<br />
die twee torpedoaanvallen in de oorlogsjaren had overleefd<br />
en die later directeur van de KNSM in Amsterdam<br />
zou worden.<br />
In die tijd bestonden er, in tegenstelling tot in het Verenigd<br />
Koninkrijk, geen specialisten in de anesthesie in<br />
Nederland. De chirurgen lieten hun jongste assistent of<br />
verpleegkundigen de anesthesie verzorgen, die uit zeer<br />
simpele methoden bestond. Hoogleraren in de chirurgie<br />
bezochten na de oorlog Engeland en zagen toen hoe<br />
veel meer mogelijkheden de daar veel verder ontwikkelde<br />
Angelsaksische anesthesiepraktijk bood.<br />
De amper 30-jarige jonge vrouw (om ouder te lijken<br />
stak ze haar haar op!) maakte de “sprong naar het<br />
continent” en betrad in de <strong>Nederlandse</strong> chirurgie een<br />
streng hiërarchisch masculien bolwerk met in haar bagage<br />
een grote <strong>voor</strong>sprong in kennis en niet te vergeten<br />
moderne materialen, die zij in haar beroemde koffertje<br />
meenam. Met die kennis, maar <strong>voor</strong>al met haar grote<br />
tactische gaven en een bijzondere mate van bescheidenheid<br />
gemengd met professionele vastberadenheid<br />
en gevoel <strong>voor</strong> bestaande verhoudingen wist zij de<br />
anesthesiologie in het Wilhelminagasthuis, in andere<br />
Amsterdamse ziekenhuizen (op de fiets en per openbaar<br />
vervoer met een mobiel anesthesie-apparaat) en<br />
ook deels in Utrecht te moderniseren tot een volwaardig<br />
specialisme. Waar <strong>voor</strong>heen de open etherkapnarcose<br />
met onbeschermde luchtwegen de mogelijkheden<br />
zeer beperkte en tot grote risico’s leidde, introduceerde<br />
zij de endotracheale tube waardoor er opeens open thoraxoperaties<br />
mogelijk werden. Ook voerde zij direct<br />
het routinematige intraveneuze infuus in, intraveneuze<br />
hypnotica, het splinternieuwe curare en analgetica; het<br />
concept van de mono-anesthesie met damp ging overboord.<br />
Het invoeren van preoperatieve evaluatie en van<br />
een verkoeverkamer en intensive care was ook haar<br />
werk, evenals de sterk verbeterde zorg <strong>voor</strong> pasgeborenen<br />
die intensieve zorg behoeven. Ook bijzonder aan<br />
haar was, dat ze gespecialiseerde verpleegkundigen<br />
opleidde, waarmee de anesthesiemedewerker was geboren,<br />
en een eigen technische instrumentenmaker, de<br />
heer A.N. van Oostrum, aan zich kon binden. Binnen<br />
korte tijd rolden de <strong>voor</strong>heen ongenaakbare chirurgen<br />
6 de anesthesioloog 4 • 2011
<strong>voor</strong> haar de rode loper uit. Later heeft zij zich o.a. toegelegd<br />
op sedatietechnieken in de tandheelkunde en<br />
<strong>voor</strong> ingrepen bij verstandelijk gehandicapten.<br />
Professor I. Boerema, chirurg in het WG, gaf haar<br />
de ruimte om al in 1947 de opleiding tot specialisten<br />
<strong>Anesthesiologie</strong> vorm te geven. Haar eerste leerlingen<br />
waren Boeré en Mauve. In 1951 werd zij kroondocent<br />
en in 1958 de eerste Hoogleraar in dit nieuwe<br />
vakgebied op het Europese vasteland. Uit deze<br />
school kwamen vele latere hoogleraren <strong>voor</strong>t. Doreen<br />
Vermeulen-Cranch stond aan de wieg van de <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong> in 1948 (toen<br />
nog <strong>Nederlandse</strong> Anesthesisten <strong>Vereniging</strong>) en van de<br />
World Federation of Societies of Anaesthesiologists op<br />
het eerste wereldcongres in 1955. Tot 1984 was zij de<br />
”Missis” op wier kunde en kennis vele WG- en AMCchirurgen<br />
een beroep hebben kunnen doen en aan wie<br />
wij, haar leerlingen, heel veel te danken hebben. Onder<br />
haar leiding zijn honderden anesthesiologen gevormd<br />
en heeft het vak zich kunnen ontwikkelen tot een volwaardig<br />
medisch specialisme. Haar afscheidsrede was<br />
getiteld: “Emancipatieproces”. Zelf een zeldzaam geëmancipeerde<br />
vrouw, die menig vrouwelijke collega<br />
heeft geïnspireerd, heeft zij inhoud gegeven aan de<br />
emancipatie van de <strong>Nederlandse</strong> anesthesiologie waar<br />
wij allen dankbaar <strong>voor</strong> mogen zijn.<br />
Mevrouw Vermeulen heeft tot deze zomer nog volop<br />
deelgenomen aan het anesthesiologische leven. Haar<br />
hartverwarmende belangstelling <strong>voor</strong> de afdeling in<br />
het AMC, het specialisme in het algemeen en <strong>voor</strong>al<br />
ook de mensen in het vak heeft ze tot en met haar 95e<br />
jaar met verve getoond. Gesteund door collegae heeft<br />
ze jaarlijks de naar haar genoemde lezing tijdens de<br />
Anesthesiologendagen bijgewoond, én altijd van commentaar<br />
<strong>voor</strong>zien! Haar laatste publieke optreden was<br />
slechts enkele maanden geleden, toen we haar op het<br />
ESA-congres in de RAI in Amsterdam mochten ontvangen<br />
op de Historische Tentoonstelling van de NVA,<br />
waarna ze tijdens de officiële openingsceremonie nog<br />
eens glorieus gehuldigd werd. Ze genoot er van!<br />
Ze is draagster van zeer hoge onderscheidingen zowel<br />
in ons land als in Engeland (Ridder in de Orde van de<br />
<strong>Nederlandse</strong> Leeuw en Commander of the British Empire)<br />
en Erelid van de wetenschappelijke vereniging in<br />
beide landen.<br />
Haar koffertje, haar schilderij en vele andere attributen<br />
laten de herinnering aan haar <strong>voor</strong>tleven in het historisch<br />
Anesthesiemuseum in het AMC.<br />
Wij allen denken met grote warmte terug aan een bijzondere<br />
vrouw en een lief mens!<br />
Wij wensen haar dochter en zoon, kleinkinderen en<br />
achterkleindochter veel sterkte met dit verlies.<br />
Jan Eshuis, anesthesioloog AMC<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
7
Afscheid van een grande dame<br />
De promotie in Amsterdam van DHG Keuskamp bij<br />
mw Vermeulen in 1960. Hij heeft zojuist het proefschrift<br />
“De ervaringen met luchtkoeling ten behoeve van operaties<br />
aan het hart” met succes verdedigd.<br />
Voor mij persoonlijk heeft mevrouw Vermeulen veel<br />
betekend tijdens mijn studie geneeskunde aan de Universiteit<br />
van Amsterdam. Zij was toen hoogleraraar en<br />
haar colleges waren iets heel nieuws.<br />
Daarnaast is zij gedurende een jaar mijn opleider geweest.<br />
De wijze waarop zij mijn militaire anesthesiologische<br />
training in 1969 <strong>voor</strong>tzette en aanvulde is mij<br />
altijd als een bijzondere ervaring bijgebleven. Mijn<br />
vertrek tijdens de opleiding naar het Academisch Ziekenhuis<br />
te Utrecht heeft zij niet alleen goedgevonden<br />
maar ook werkelijk gestimuleerd, mede om de anesthesiologie<br />
in Utrecht te ondersteunen. Zij is in die periode<br />
nog een lange tijd formeel mijn opleider gebleven<br />
omdat de opleiding in Utrecht nog niet erkend was.<br />
Haar betekenis <strong>voor</strong> de anesthesiologie in Nederland is<br />
tijdens haar creamatie te Zwolle zo duidelijk beklemtoond<br />
dat ik daar eigenlijk niets aan toe kan voegen.<br />
In 1958 werd zij de eerste<br />
vrouwelijke hoogleraar in het vak.<br />
In latere jaren heb ik haar belang leren kennen in de<br />
bestuurlijke en kringen van de NVA, de LSV en de<br />
KNMG. Ik heb de eer en het genoegen gehad om met<br />
haar in een aantal belangrijke landelijke commissies<br />
te mogen samenwerken. Haar brede visie op het specialisme,<br />
haar grote ervaring en de kennis van al die<br />
onderwerpen die daar aan de orde kwamen heb ik altijd<br />
bewonderd. Ik heb daar ook zeer veel van mogen leren.<br />
Haar belangstelling <strong>voor</strong> de NVA 60+ Club heeft mij<br />
altijd aangenaam getroffen. Zij bezocht bijna alle bijeenkomsten.<br />
Met name de najaarsbijeenkomst van<br />
2006 is een dierbare herinnering omdat zij toen haar<br />
zestigjarige verblijf in Nederland herdacht. De lunch<br />
die zij toen in Elburg <strong>voor</strong> ons organiseerde was zeer<br />
bijzonder.<br />
Mw Vermeulen met Cor Kalkman,<br />
een van haar laatste assistenten.<br />
Ik herinner haar als een warme belangstellende vrouw<br />
en leermeester en ben haar nog steeds dankbaar <strong>voor</strong><br />
de kansen, die zij mij tijdens mijn loopbaan als anesthesioloog<br />
heeft geboden.<br />
Jan Jager<br />
8 de anesthesioloog 4 • 2011
Afscheid van een grande dame<br />
Mw. Vermeulen met Markus Hollmann en<br />
Wolfgang Schlack, de nieuwe AMC generatie<br />
Allemaal kennen we de prachtige geschiedenis van<br />
de jonge begaafde vrouw die op het Royal College<br />
of Surgeons professor Willem Noordenbos Sr. tegenkwam,<br />
die direct zag wat zij zou kunnen betekenen<br />
<strong>voor</strong> de stimulans van de achtergebleven naoorlogse<br />
chirurgie in Nederland. Amper dertig jaar oud belandde<br />
dokter Vermeulen in een steil hiërarchisch masculien<br />
bolwerk van individuele chirurgen. Om wat ouder<br />
te lijken stak ze haar haar op! De Angelsaksische<br />
anesthesie liep in die dagen vér <strong>voor</strong> op Nederland,<br />
waar ze opliep tegen, in haar eigen woorden (ik citeer):<br />
‘die typisch Duitse verafgoding van de dokter<br />
en de chirurg waardoor geen oriëntatie bestond op<br />
de moderne Angelsaksische anesthesie’. De beperkingen<br />
van de toen vigerende technieken, vnl. open<br />
etherkapnarcose met onbeschermde luchtwegen waren<br />
enorm. Aan mevrouw Vermeulen is het te danken<br />
dat er bij<strong>voor</strong>beeld primair infusen werden geprikt,<br />
preoperatieve evaluatie plaatsvond, en intraveneuze<br />
hypnotica, analgetica en het splinternieuwe curare<br />
die monoanesthesie met damp verdrongen, dat er een<br />
Verkoeverkamer werd ingericht en even later een Intensive<br />
Care; dat heeft zij allemaal bevochten. Dat<br />
geldt ook <strong>voor</strong> verbetering in de zorg <strong>voor</strong> neonaten<br />
doordat ze de Apgarscore vertaalde en veel proactiever<br />
de reanimatie ter hand nam van pasgeborenen die<br />
extra zorg behoefden. Ook regionale technieken zoals<br />
epiduralen en perifere zenuwblokkades, maar ook<br />
pijnblokkades werden door haar geïntroduceerd<br />
Even bijpraten met Jan Beiboer<br />
tijdens het Lustrum in 2008.<br />
Mw. Vermeulen danst met Nic de Zwaan<br />
tijdens het lustrumfeest in 2008.<br />
Wat was haar geheim? Haar belangrijkste wapens waren<br />
ongetwijfeld haar grote tact, haar onmiddellijke<br />
inzicht in de bestaande verhoudingen, haar geduld<br />
en wijsheid en haar vermogen om ook op zijn tijd te<br />
zwijgen.<br />
Na haar emeritaat zijn haar warme belangstelling<br />
<strong>voor</strong> het vakgebied, de afdeling <strong>Anesthesiologie</strong> in<br />
het AMC en <strong>voor</strong>al de mensen in het vak heel karakteristiek<br />
gebleven. Vrijwel iedereen die het over haar<br />
heeft krijgt een warme glans in de ogen.<br />
Anesthesiologendagen 2010<br />
Jan Eshuis<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
9
ESA in Amsterdam 2011<br />
Afscheid van een grande dame<br />
Mevrouw Doreen Máry Elizabeth Vermeulen-Cranch.<br />
Wat een prachtige rijke levensloop.<br />
Met grote verdiensten, waar<strong>voor</strong> zovelen haar dank<br />
verschuldigd zijn.<br />
ESA in Amsterdam 2011<br />
Gelukkig heeft zij ons altijd veel verteld in persoonlijke<br />
gesprekken en de vele interviews.<br />
Tijdens mijn NVA <strong>voor</strong>zitterschap was zijn bemoedigend<br />
bij het uitstippelen van beleid van de <strong>Nederlandse</strong><br />
Anesthesie, waarbij haar altijd zorgvuldige begeleiding<br />
van de patiënt <strong>voor</strong>op stond: ‘their life is in youre<br />
hands’<br />
Jan Beiboer<br />
In 2008 poseerde mw. Vermeulen <strong>voor</strong><br />
de Morpheus.<br />
10 de anesthesioloog 4 • 2011
Bron: Elsevier<br />
Moeder van de anesthesiologie<br />
Doreen Vermeulen-Cranch 1915-2011<br />
Gerlof Leistra<br />
Wie is de belangrijkste persoon in de operatiekamer: de chirurg of de anesthesioloog? De patiënt! Het was een<br />
van de lessen van de Amsterdamse hoogleraar anesthesiologie Doreen Vermeulen-Cranch. Dinsdag 8 november<br />
overleed zij in haar woonplaats Elburg op 95-jarige leeftijd aan hartfalen.<br />
Ze werd op 30 december 1915 geboren in Wales. Haar moeder was onderwijzeres, haar vader was als technicus<br />
betrokken bij de bouw van de eerste röntgenauto. Op het moment dat een hoge politicus het rijdende röntgenapparaat<br />
ten doop hield, werd bij hem longkanker geconstateerd.<br />
Doreen studeerde medicijnen in Cardiff. Tijdens de Tweede Wereldoorlog specialiseerde zij zich in Londen tot<br />
anesthesioloog. Daar leerde ze ook haar latere echtgenoot kennen, een stuurman, later directeur, van de Koninklijke<br />
Nederlandsche Stoomboot Maatschappij, wiens schip twee keer door de Duitsers is getorpedeerd. Op een<br />
congres vroeg hoogleraar chirurgie Willem Noordenbos haar naar Nederland te komen: daar druppelden ze bij<br />
operaties nog ether om te verdoven..<br />
Vanaf 1946 leidde Vermeulen-Cranch anesthesiologen op in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam – en na een<br />
fusie in het AMC. Zij was de eerste vrouwelijke hoogleraar in het vakgebied en stond aan de wieg van de anesthesiologie<br />
in Nederland.‘Het was een tijd van pionieren,’ zegt Liesbeth (59), jongste van de twee kinderen. ‘Met een<br />
koffer <strong>voor</strong> het instrumentarium reed mijn moeder op haar sportfiets van het ene ziekenhuis naar het andere. Na<br />
een paar onverklaarbare sterfgevallen op de operatiekamer in Utrecht moest zij daar, op dringend verzoek van de<br />
hulpeloze chirurg, orde op zaken stellen..<br />
In een destijds typisch mannenbolwerk moest Vermeulen-Cranch haar vak verdedigen en uitoefenen, zegt Vivian<br />
Oei, die in 1967 bij haar in opleiding kwam. ‘Chirurgen waren macho’s. Voor Doreen stond de patiënt bovenaan.<br />
Zij was een warm mens en gaf adviezen over het moederschap. Een charmante persoonlijkheid, ijdel, en altijd<br />
mooi gekleed.’<br />
Ze was de moeder van de anesthesiologie, zegt oud-<strong>voor</strong>zitter Jan Beiboer (83) van de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong><br />
<strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>. Ook hij is door haar opgeleid. ‘Met haar standvastigheid wist zij veel te bereiken. De emancipatie<br />
van ons vak was haar verdienste.’ Na haar emeritaat in 1983 had Vermeulen-Cranch wat meer tijd <strong>voor</strong> de<br />
Engelse tuin bij haar vakantieboerderij in Elburg. Daarnaast bleef zij haar vak op de voet volgen en maakte ze zich<br />
met Peter Makkes sterk <strong>voor</strong> lachgas-sedatie bij tandartspatiënten met extreme angst of beperkingen.<br />
Gespecialiseerd tandarts Elinor Bouvy (66) noemt haar een engelbewaarder. ‘Zij heeft twintig jaar <strong>voor</strong> ons gestreden.<br />
Ik heb zoveel van haar geleerd. We hadden het altijd over de patiënten. Pijn was niet nodig, benadrukte zij<br />
altijd. Op tandartscongressen in Engeland werd zij geadoreerd.’<br />
Tot op hoge leeftijd toonde Vermeulen-Cranch interesse <strong>voor</strong> haar vak. Afgelopen juni woonde ze het jaarlijkse<br />
vakcongres bij in de RAI. Opnieuw was zij het stralende middelpunt. Het leek wel de voedertijd in Artis, zei een<br />
oud-collega tijdens de crematie.<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
11
Wetenschap<br />
WETENSCHAPSFRAUDE<br />
Christa Boer PhD, resaerch-coördinator Perioperative Care, VU medisch centrum<br />
In maart 2011 verscheen een editorial van Steven Shafer in Anesthesia&Analgesia<br />
met de titel ‘Shadow of Doubt’ waarin hij de wetenschapsfraude van Joachim<br />
Boldt beschrijft. 1 In de editorial vatte Shafer zijn bevindingen samen die hebben<br />
geleid tot de conclusie dat een eerder gepubliceerde studie van Boldt was gebaseerd<br />
op gefabriceerde data. Na de ontmaskering van de Amerikaan Scott Reuben<br />
kwam deze openbaring <strong>voor</strong> velen van ons als donderslag bij heldere hemel.<br />
Ik weet dat ik in die periode met een manuscript bezig<br />
was waarin ik naar een artikel van Boldt verwees. In<br />
overleg met de editor van het tijdschrift waar ik mijn<br />
artikel naartoe had gestuurd heb ik toen besloten om<br />
niet meer naar deze artikelen te refereren, ook al was<br />
de reikwijdte van de fraude van Boldt op dat moment<br />
nog niet duidelijk. Het uiteindelijke gevolg van de ontmaskering<br />
van Boldt is bekend, veel tijdschriften hebben<br />
zijn wetenschappelijke artikelen teruggetrokken,<br />
en verschillende klinische richtlijnen zullen derhalve<br />
moeten worden herzien.<br />
Met de recente berichtgeving rondom Diederik Stapel<br />
en Don Poldermans is wetenschapsfraude of<br />
wetenschappelijk wangedrag ook <strong>voor</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
wetenschappers en clinici dichtbij gekomen. Het<br />
onderzoek naar Poldermans is door een speciale<br />
commissie samengevat in het rapport Onderzoek<br />
naar mogelijke schending van de wetenschappelijke<br />
integriteit waarin wordt beschreven hoe een aantal<br />
vormen van wetenschappelijk wangedrag de integriteit<br />
van de onderzoeker heeft beschadigt. 2 Uit het<br />
rapport komt echter ook naar voren dat geen van de<br />
onderzoeksuitkomsten zijn gemanipuleerd in de zin<br />
dat resultaten bewust in een bepaalde richting zijn<br />
gestuurd. 2 Het zal in de komende maanden duidelijk<br />
worden welke impact de bovengenoemde bevindingen<br />
hebben op ons vak, en of zij zullen leiden tot<br />
aanpassingen in de richtlijnen <strong>voor</strong> het perioperatieve<br />
proces die gebaseerd zijn op publicaties van<br />
Poldermans.<br />
Vormen van wetenschappelijke fraude<br />
Onzorgvuldigheden in wetenschappelijk onderzoek<br />
en dataverwerking kennen verschillende vormen.<br />
De meest ernstige vorm betreft onderzoek waar<strong>voor</strong><br />
is aangetoond dat (een deel van) de gegevens zijn<br />
verzonnen, zoals in de situaties van Scott Rueben,<br />
Joachim Boldt en Diederik Stapel. In Amerika<br />
en Duitsland is deze vorm van wetenschapsfraude<br />
zwaar bestraft door het gerechtelijk systeem, met<br />
hoge geldboetes en gevangenisstraf.<br />
Een meer genuanceerde vorm van wetenschappelijke<br />
onzorgvuldigheden betreft het aanvullen van data,<br />
veranderen van data of het weglaten van negatieve<br />
onderzoeksgegevens. Deze vormen van datamassage<br />
of datamanipulatie zijn moeilijk te achterhalen,<br />
en de grenzen <strong>voor</strong> wat mag en niet mag zijn<br />
niet <strong>voor</strong> ieder discipline hetzelfde. Een interessant<br />
<strong>voor</strong>beeld hier<strong>voor</strong> vormt het aanvullen van missende<br />
onderzoeksgegevens. Binnen de medische<br />
wetenschap is het aanvullen van de zogenaamde<br />
‘missings’ vaak geen reguliere werkwijze. Immers,<br />
ontbrekende onderzoeksgegevens zeggen net zo veel<br />
over een patiënt en wetenschappelijk onderzoek als<br />
verkregen resultaten. Binnen andere vakgebieden,<br />
zoals de epidemiologie, worden juist geavanceerde<br />
statistische methoden toegepast waarbij missende<br />
data worden “ingevuld” met zogenaamde imputatiemodellen.<br />
Hoewel het geaccepteerd is om met deze<br />
imputatiemodellen te werken wanneer het model<br />
zorgvuldig wordt gerapporteerd in de methode van<br />
het manuscript, zijn niet alle onderzoekers even<br />
duidelijk over het type imputatiemodel dat zij hebben<br />
toegepast tijdens de data analyse. Het toepassen<br />
van verschillende soorten imputatiemodellen<br />
kunnen echter respectievelijk leiden tot positieve of<br />
negatieve onderzoeksresultaten, en dragen daarmee<br />
bij tot manipulatie van de bewijskracht van een<br />
wetenschappelijk manuscript. Interessant genoeg<br />
is deze vorm van datamassage een geaccepteerde<br />
methode <strong>voor</strong> het aanvullen van missende gegevens,<br />
terwijl dit met even groot gemak zou kunnen worden<br />
12 de anesthesioloog 4 • 2011
geschaard onder wetenschapsfraude bij incorrecte<br />
vermelding in een manuscript. De toegenomen aandacht<br />
<strong>voor</strong> wetenschappelijke onzorgvuldigheden<br />
vereist een betere definitie van dit zogenaamde<br />
grijze gebied.<br />
Werkdruk<br />
Een van de vragen die onmiddellijk bij mij is opgekomen<br />
toen ik de berichtgeving rondom de wetenschapsfraude<br />
las is waarom een gerenommeerd en<br />
beroemd wetenschapper met internationale faam<br />
en erkenning wordt ‘verleid’ tot wetenschappelijk<br />
wangedrag. Op 24 november 2011 werd tijdens een<br />
uitzending van Pauw & Witteman door prof.dr. Yvo<br />
Smulders (VUmc) en prof.dr. Robbert Dijkgraaf<br />
(KNAW) in ieder geval duidelijk dat hoogleraren<br />
die werkzaam zijn in de gezondheidszorg een hoge<br />
publicatiedrang voelen. 3 Niet alleen uit ijdelheid en<br />
prestatiedrang, maar ook omdat het huidige systeem<br />
dit verlangt om hoogleraar te worden en te blijven.<br />
Mede door het competitieve systeem staat Nederland<br />
bekend om een relatief groot aantal wetenschappelijke<br />
publicaties met goede impact op jaarbasis.<br />
Dijkgraaf sprak echter ook van publicatiefetisjisme,<br />
en dit verschijnsel zou invloed kunnen uitoefenen<br />
op de betrouwbaarheid van deze publicaties. Uit<br />
recent onderzoek van Yoeri Tijding, Ton Vergouwen<br />
en Yvo Smulders blijkt tevens dat de hoge publicatiedruk<br />
leidt tot een hoge werkdruk bij hoogleraren<br />
die werkzaam zijn in de gezondheidszorg, en dat<br />
een op de vier van deze hoogleraren kenmerken<br />
heeft van een burn-out. 4 Daarnaast denkt een op de<br />
drie hoogleraren dat er collega’s zijn die, al dan niet<br />
intentioneel, onzorgvuldig omgaan met wetenschappelijke<br />
gegevens.<br />
Wetenschappelijke onzorgvuldigheden lijken daarmee<br />
deels gevoed te worden door de druk van buitenaf<br />
op het vinden van positieve onderzoeksresultaten.<br />
Deze druk kan komen vanuit verschillende belanghebbenden,<br />
zoals de werkgever, subsidieverstrekkers,<br />
de industrie en wetenschappelijke tijdschriften.<br />
Hier zijn ook bekende <strong>voor</strong>beelden van, zoals het<br />
farmaceutische product Vioxx dat ooit uit het assortiment<br />
is gehaald nadat bekend werd dat de onderzoekers,<br />
de producent en een <strong>voor</strong>aanstaand medisch<br />
tijdschrift onzorgvuldig hebben gehandeld in de<br />
rapportage van ongewenste bijwerkingen van dit<br />
product. 5 Al met al lijkt de prestatiedruk die wordt<br />
opgelegd ook <strong>voor</strong> gerenommeerde wetenschappers<br />
soms zo groot dat dit geassocieerd gaat met verschuivingen<br />
in de kwaliteit, betrouwbaarheid en accuraatheid<br />
van wetenschappelijke data. De vraag is of het<br />
huidige, zeer competitieve onderzoeksklimaat niet in<br />
toenemende mate zou kunnen leiden tot wetenschappelijke<br />
onzorgvuldigheden, en of dit geen halt moet<br />
worden toegeroepen.<br />
Incident of topje van de ijsberg?<br />
Na de berichtgeving rondom de onzorgvuldigheden<br />
in het onderzoek van Poldermans kwamen er een<br />
aantal vragen bij mij op. Hoe is het in mijn afdeling<br />
geregeld? Hoe kunnen we <strong>voor</strong>komen dat dit ons ook<br />
gebeurt? Hoe zullen deze vormen van wetenschapsfraude<br />
de onderzoekspraktijk gaan beïnvloeden? Is<br />
het een incident of het topje van de ijsberg? En wat<br />
is de motivatie van deze onderzoekers? Met name dat<br />
laatste intrigeert me. Waarom zou je, als je al succesvol<br />
bent als wetenschapper, overgaan op vervalsing<br />
van onderzoeksgegevens?<br />
De bevindingen van wetenschappelijke onzorgvuldigheid<br />
zullen in ieder geval gaan leiden tot herziening<br />
van kwaliteit en controle binnen wetenschappelijk<br />
onderzoek van verschillende klinische<br />
afdelingen. De onderzoekscommissie in Rotterdam<br />
heeft geconcludeerd dat een geïsoleerde positie<br />
van individuele onderzoekers in de toekomst niet<br />
meer kan worden getolereerd, en dat wetenschappelijk<br />
onderzoek een open, transparante en kritische<br />
onderzoekscultuur verlangt. 2 Daarnaast zullen<br />
er ongetwijfeld reacties komen vanuit de hoek van<br />
Good Clinical Practice en medisch ethische toetsing<br />
om het proces van klinische dataverzameling en<br />
verwerking nog beter te bewaken. Voor mij staat in<br />
ieder geval vast dat na de recente gebeurtenissen het<br />
werk <strong>voor</strong> wetenschappers nooit meer hetzelfde zal<br />
zijn. Hopelijk haalt dit uiteindelijk niet het hart uit<br />
de wetenschap.<br />
Literatuur<br />
1 Shafer SL. Shadow of doubt. Anesthesia&Analgesia 2011;3:498-<br />
500.<br />
2 Onderzoekscommissie Wetenschappelijke Integriteit. Erasmus<br />
Medisch Centrum Rotterdam. Rapportage webversie 16 november<br />
2011.<br />
3 Paul en Witteman. Uitzending 24 november 2011.<br />
4 www.vumc.nl/zorg/nieuws/6589763. Tijding J, Vergouwen T,<br />
5 Smulders Y. Publicatiedruk onder medisch hoogleraren is hoog.<br />
Bevlogenheid ook. •Krumholz et al. What have we learntfromVioxx.<br />
BMJ 2007;334:120-123.<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
13
Kwaliteit<br />
in praktijk<br />
foto Shutterstock<br />
De Commissie Kwaliteit van de <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong> is de<br />
beleidscommissie die zich richt op de samenhang<br />
in kwaliteitsbeleid binnen de vereniging.<br />
Onderstaand artikel is onderdeel van<br />
een reeks die periodiek in De Anesthesioloog<br />
verschijnt en inzicht geeft in de activiteiten<br />
van deze commissie en de betekenis ervan<br />
<strong>voor</strong> de anesthesiologische praktijkvoering.<br />
door Hans van Breugel, namens Commissie Kwaliteit<br />
PERIOPERATIEVE RISICOANALYSE ONDER DE LOEP<br />
WAT SPEELT ER?<br />
De huidige ASA-classificatie is erg grofmazig en gebaseerd<br />
op zeer oude afspraken. Daardoor geeft deze<br />
classificatie feitelijk weinig inzicht in wat je er in de<br />
praktijk mee moet doen. Uit de studie naar Hospital<br />
Standardised Mortality Rates (HSMR) blijkt dat in Nederland<br />
de ASA-classificatie ondergewaardeerd wordt.<br />
Er zou dus ook in het kader van internationale vergelijkbaarheid<br />
een meer actuele risicoanalyse moeten<br />
komen. Met betrekking tot risicoanalyse zijn instrumenten<br />
beschikbaar om <strong>voor</strong> een orgaansysteem een<br />
risicoanalyse te maken. De beschikbare instrumenten<br />
worden echter niet gebruikt zoals ze zijn bedoeld en<br />
zeker niet op een geïntegreerde wijze. Bovendien zou<br />
je de verschillende factoren onderling willen wegen.<br />
WAT DOEN WE ERAAN?<br />
De Commissie Kwaliteit wil een instrument ontwikkelen<br />
waarmee op objectieve wijze, dus onafhankelijk<br />
van de ervaring van de anesthesioloog, een betrouwbare<br />
risico-inschatting kan worden gemaakt. Zij beogen<br />
dit vanuit uitkomst van zorg en complicatieregistratie<br />
in te steken en willen bovendien de relatie tussen oorzaak<br />
en gevolg gaan begrijpen, bij<strong>voor</strong>beeld door incident-<br />
en registratieanalyse. Hier<strong>voor</strong> is het van belang<br />
om samenwerking te zoeken met andere specialismen,<br />
om er<strong>voor</strong> te zorgen dat de effecten van handelen in<br />
alle stadia van een behandeling in relatie kunnen worden<br />
gebracht met bij<strong>voor</strong>beeld mortaliteit, verlengde<br />
verpleegduur en heropnames.<br />
WAT GAAT U ERVAN MERKEN?<br />
In eerste instantie zal geïnventariseerd worden in welke<br />
mate andere wetenschappelijke verenigingen zich<br />
hiermee bezig houden. In het ideale geval komt er een<br />
integraal registratiesysteem waarmee alle specialismen<br />
dezelfde informatie beschikbaar krijgen om risico’s te<br />
kunnen beoordelen. De specialismen die we hier<strong>voor</strong><br />
in eerste instantie zullen benaderen zijn Heelkunde,<br />
Gynaecologie en Cardiologie, maar daarnaast ook specialisten<br />
op het gebied van HSMR. Naar aanleiding<br />
hiervan zal worden bekeken of er een <strong>voor</strong>stel kan komen<br />
<strong>voor</strong> een integraal registratiesysteem. Indien dit<br />
lukt, zullen na instemming van het bestuur, verschillende<br />
ziekenhuizen benaderd worden om een pilot te<br />
starten met dit nieuwe systeem. Uiteraard zullen de<br />
resultaten hiervan met de betrokken ziekenhuizen worden<br />
besproken om tot een definitief systeem te komen.<br />
WAAR GAAT HET TOE LEIDEN?<br />
Hopelijk zal een hierboven beschreven nieuw model<br />
<strong>voor</strong> risicoanalyse in 2014 in alle ziekenhuizen geïmplementeerd<br />
kunnen worden. Het werken aan, en<br />
uitvoeren van, dit nieuwe model zal tevens samenwerking<br />
binnen de keten bevorderen. Naast het inhoudelijke<br />
<strong>voor</strong>deel van een risicomodel dat gebaseerd is op<br />
daadwerkelijk uitkomst van zorg, zal deze intensievere<br />
samenwerking naar verwachting binnen de keten ook<br />
op andere manieren gezondheidswinst <strong>voor</strong> de patiënt<br />
opleveren.<br />
14 de anesthesioloog 4 • 2011
Tekst: Sandra Gijtenbeek<br />
De CEEA cursus en Han Langemeijer: al 25 jaar een begrip<br />
Han Langemeijer draagt na 25 jaar organisatie en lidmaatschap van het Committee<br />
for European Education in Anaesthesiology het stokje van het secretariaat over<br />
aan Eric van Dongen. De CEEA cursus (<strong>voor</strong>heen FEEA) is vanaf het begin af aan een<br />
succes en behoeft ook nauwelijks promotie; sommigen willen zich zelfs al inschrijven<br />
<strong>voor</strong> het programma bekend is. Wachtlijsten zijn dan ook geen uitzondering.<br />
Han Langemeijer legt uit hoe de succesformule<br />
is ontstaan. ‘De cursus is ontstaan vanuit de<br />
‘oude’ Boerhaave cursus die <strong>voor</strong> zowel aios<br />
als anesthesiologen openstond. Omdat er steeds minder<br />
anesthesiologen de cursus bijwoonden bedachten<br />
Gerard Schuring uit het St Antonius en Johan Spierdijk<br />
uit het Academisch ziekenhuis Leiden samen met de<br />
twee Belgische hoogleraren Schepereel en Hanegreefs<br />
dat het goed zou zijn als er praktijkgerichte nascholing<br />
zou komen <strong>voor</strong> anesthesiologen die al klaar zijn. Vanuit<br />
deze gedachte richtte zij de FEEA op wat inmiddels<br />
de CEEA is geworden en roulerend in België en in<br />
Nederland plaatsvindt.”<br />
De CEEA cursus is een Europees nascholingsprogramma<br />
waarbij ieder aangesloten land een onderwerp per jaar<br />
behandelt volgens de nieuwste wetenschappelijke inzichten.<br />
Het is een cyclus van zes jaar. Als de volledige cyclus<br />
doorlopen is, is men op alle anesthesiologische gebieden<br />
nageschoold. Inmiddels hebben ook niet Europese landen<br />
zich aangesloten bij de CEEA.<br />
Langemeijer: ‘Bij de eerste bijeenkomst waren er 24<br />
deelnemers, inmiddels is de cursus uitgebreid naar vier<br />
weken per jaar en nemen 125 mensen deel aan iedere cursusweek.<br />
Meer kunnen en willen we ook niet toelaten. We<br />
werken met vaste locaties en de zaal laat gewoonweg niet<br />
meer mensen toe. Bovendien is een van de principes van<br />
deze nascholing dat er voldoende mogelijkheid is <strong>voor</strong><br />
interactie. Zouden we meer mensen toelaten dan wordt<br />
het al snel een massaal congres en verliest de CEEA zijn<br />
karakter.’Van Dongen beaamt dat. ‘Juist die kleinschaligheid<br />
zorgt er<strong>voor</strong> dat er veel interactie is. Er zit ook zoveel<br />
kennis in de zaal, het zou zonde zijn om daar niets<br />
mee te doen’. Eric van Dongen maakt al jaren deel uit<br />
van de Wetenschappelijke commissie en is de laatste zes<br />
jaar door Han betrokken bij de organisatie. Van Dongen:<br />
‘Het is belangrijk om ergens een vast aanspreek punt te<br />
hebben, een plek waar alles geregeld wordt. Overigens<br />
wil ik wel benadrukken dat samenstelling van het programma<br />
volledig bij de wetenschappelijke commissie en<br />
de cursuscommissie (zie kader) ligt. De Europese organisatie<br />
stelt alleen eisen aan onderwerpen die minimaal<br />
aan bod moeten komen, verder heeft de commissie alle<br />
vrijheid om het programma naar eigen wens in te vullen.<br />
De commissie is zo samengesteld dat het programma ook<br />
breed gedragen wordt door de <strong>Nederlandse</strong> en Vlaamse<br />
anesthesiologen die betrokken zijn bij de opleiding en<br />
wetenschap.’Aan beiden de vraag wat deze cursus naast<br />
de inhoud tot een succes maakt. Langemeijer: ‘Het is<br />
praktisch, het is in je eigen taal en dicht bij huis. De cursus<br />
vindt altijd plaats in Antwerpen of in Kijkduin.’ De<br />
indeling in de dagen, vult Van Dongen aan. ‘Het begint<br />
op woensdagmiddag en eindigt op vrijdagochtend 12.00<br />
uur. Het is goed in te bedden in de dagelijkse praktijk wat<br />
betreft dienstenstructuur.’<br />
Met het overdragen van de organisatie sluit Han Langemeijer<br />
een zeer intensieve periode af. ‘Na 25 jaar leek mij<br />
dit een goed moment om het over te dragen. Ik vond het<br />
wel een heel mooi gebaar om de organisatie als het ware<br />
terug te geven aan het Antonius. ‘Omdat het daar ook<br />
is ontstaan’, vertelt Han. Voor Han Langemijer wachtte<br />
onlangs een grote verassing: ze ontving een Koninklijke<br />
onderscheiding, ridder in de Orde van Oranje Nassau,<br />
van de burgemeester uit haar woonplaats. Han: ‘Ik was<br />
zeer verrast, <strong>voor</strong> mij is dit een perfecte afsluiting van<br />
een hele lange carriére in de gezondheidszorg.’ <br />
Kijk <strong>voor</strong> meer informatie op www.ceaa.nl.<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
15
Zelf meedoen aan richtlijnontwikkeling?<br />
Hans van Breugel, namens Commissie Richtlijnen & Indicatoren<br />
Het gebruik van richtlijnen in de praktijk staat of valt met de kennis over het bestaan<br />
van deze richtlijnen en het draagvlak <strong>voor</strong> de inhoud ervan bij de anesthesiologen.<br />
De NVA wil er dan ook alles aan doen om de bekendheid met richtlijnen onder haar<br />
leden zo groot mogelijk te laten zijn. Daarnaast vind zij het belangrijk dat haar leden<br />
in de praktijk goed uit de voeten kunnen met de aanbevelingen die in richtlijnen<br />
worden aangereikt.<br />
De ontwikkeling van zowel eigen NVA richtlijnen<br />
als richtlijnen die door andere medische<br />
verenigingen worden geïnitieerd, doorloopt<br />
verschillende stadia. In eerste instantie wordt een<br />
richtlijnwerkgroep samengesteld die bestaat uit afgevaardigden<br />
van verenigingen die belang hebben bij<br />
de richtlijn. De vereniging die de richtlijn initieert levert<br />
doorgaans ook de <strong>voor</strong>zitter van deze werkgroep.<br />
Deze werkgroep gaat vervolgens aan de slag met het<br />
formuleren van de kaders van de richtlijn en het bijeen<br />
zoeken van relevante wetenschappelijke literatuur<br />
over het onderwerp. Op basis van de kaders en de mate<br />
van wetenschappelijke onderbouwing wordt een eerste<br />
concept opgesteld <strong>voor</strong> de richtlijn. Deze wordt ter<br />
beoordeling <strong>voor</strong>gelegd aan de betrokken medische<br />
verenigingen. Soms wordt in dit stadium ook een invitational<br />
conference georganiseerd, waarin betrokken<br />
partijen met elkaar in discussie kunnen gaan over het<br />
<strong>voor</strong>gestelde concept. Op basis van de terugkoppeling<br />
uit de verschillende verenigingen gaat de werkgroep<br />
vervolgens aan de slag met een definitieve richtlijn.<br />
Deze definitieve richtlijn wordt tenslotte ter autorisatie<br />
<strong>voor</strong>gelegd aan de betrokken medische verenigingen.<br />
Indien al deze partijen de richtlijn hebben geautoriseerd,<br />
wordt de richtlijn gepubliceerd.<br />
Bovenstaande processen worden binnen de NVA deels<br />
gecoördineerd door de Commissie R&I. Op meerdere<br />
momenten worden ook andere leden betrokken in dit<br />
proces.<br />
Samenstelling richtlijnwerkgroep<br />
Voor het vinden van afgevaardigden <strong>voor</strong> richtlijnwerkgroepen<br />
worden binnen de vereniging verschillende<br />
kanalen gebruikt. Indien een onderwerp raakt<br />
aan een van de secties, wordt het betreffende sectiebestuur<br />
gevraagd om onder sectieleden op zoek te gaan<br />
naar een geschikte kandidaat. Tevens zal op de NVA<br />
website een oproep worden geplaatst <strong>voor</strong> geïnteresseerden.<br />
Daarnaast zal de Commissie R&I binnen haar<br />
netwerk op zoek gaan naar mogelijke afgevaardigden<br />
<strong>voor</strong> de richtlijnwerkgroep. Uiteindelijk zal de Commissie<br />
Richtlijnen en Indicatoren op basis van inhoudelijke<br />
en procedurele expertise van de beschikbare<br />
kandidaten een <strong>voor</strong>stel doen <strong>voor</strong> een afgevaardigde.<br />
Leden die afgevaardigd worden, worden door het Bestuur<br />
formeel gemandateerd. Hierbij wordt ook aangegeven<br />
dat regelmatige terugkoppeling over de <strong>voor</strong>tgang<br />
van de richtlijnontwikkeling aan de Commissie<br />
R&I verwacht wordt.<br />
Richtlijnenpanel<br />
Sinds enkele maanden wordt <strong>voor</strong> de beoordeling van<br />
conceptrichtlijnen gebruik gemaakt van een zogenaamd<br />
richtlijnenpanel. Dit panel bestaat inmiddels uit<br />
270 leden die hebben aangegeven dat zij af en toe, namens<br />
de vakgroep of op persoonlijke titel, een conceptrichtlijn<br />
willen beoordelen. Voor een viertal richtlijnen<br />
is reeds dankbaar gebruik gemaakt van deze bereidheid<br />
van leden. Van de panelleden wordt zo goed als mogelijk<br />
bijgehouden wat hun interesse- en aandachtsgebieden<br />
zijn, zodat op <strong>voor</strong>hand al een selectie kan worden<br />
gemaakt wie een richtlijn zinvol zou kunnen beoordelen.<br />
Uiteraard kan dit niet op detailniveau worden vastgelegd.<br />
Daarom wordt in de uitnodiging altijd expliciet<br />
gevraagd of het betreffende richtlijnonderwerp aansluit<br />
bij de persoonlijke interesse. Bovendien zijn de termijnen<br />
waarop een beoordeling wordt gevraagd soms dermate<br />
kort, dat het op een bepaald moment slecht kan<br />
uitkomen om hier tijd aan te besteden. Naarmate we<br />
meer ervaring opdoen met deze wijze van participatie<br />
van leden bij richtlijnbeoordeling, zullen we steeds beter<br />
in kaart krijgen wie er in een specifiek geval benaderd<br />
zouden kunnen worden.<br />
Beoordeling concept richtlijn<br />
Bij oplevering van een conceptrichtlijn worden leden<br />
via verschillenden kanalen hiervan op de hoogte ge-<br />
16 de anesthesioloog 4 • 2011
acht en uitgenodigd om dit concept te beoordelen.<br />
Op de eerste plaats wordt de conceptrichtlijn op (het<br />
beveiligde deel van) de NVA website geplaatst met<br />
een aankondiging hiervan op de mededelingenpagina.<br />
Daarnaast wordt, in het geval het een aandachtsgebied<br />
betreft dat valt binnen een van de NVA secties, een<br />
sectiebestuur benaderd met het verzoek een reactie te<br />
formuleren. Op basis van het onderwerp worden tevens<br />
individuele leden uit het NVA richtlijnenpanel geselecteerd<br />
met het verzoek om deze richtlijn te beoordelen.<br />
Alle reacties die op deze verzoeken binnenkomen worden<br />
verzameld door de Commissie R&I. De coördinator<br />
binnen de commissie <strong>voor</strong> deze richtlijn formuleert<br />
op basis hiervan, namens de Commissie R&I, een gezamenlijke<br />
NVA reactie richting werkgroep.<br />
het teruggekoppelde commentaar op de conceptrichtlijn<br />
is verwerkt in de definitieve versie. Van onderdelen<br />
die hier niet in terugkomen wordt door de Commissie<br />
R&I beoordeeld in hoeverre dit in hun beleving zou<br />
moeten leiden tot wel of niet autoriseren. Zij brengt<br />
op basis van dit oordeel een advies uit aan het Bestuur.<br />
Het Bestuur neemt op basis van dit advies vervolgens<br />
een beslissing over autorisatie en deelt dit mee aan de<br />
initiatiefnemers van de richtlijn.<br />
Zelf actief meedoen<br />
Mocht u geïnteresseerd zijn om onderdeel uit te maken<br />
van het richtlijnenpanel, kunt u zich hier<strong>voor</strong> aanmelden<br />
bij Hans van Breugel, NVA Beleidsmedewerker<br />
Kwaliteit.<br />
Autorisatie definitieve richtlijn<br />
Een definitieve richtlijn wordt ter autorisatie <strong>voor</strong>gelegd.<br />
In dit stadium wordt <strong>voor</strong>al beoordeeld in hoeverre<br />
Eerste ervaringen met e-learning<br />
Hans van Breugel, namens Commissie Richtlijnen & Indicatoren<br />
Sinds enkele maanden kunt u zich bijscholen via e-learning en daar accreditatiepunten<br />
<strong>voor</strong> krijgen. Inmiddels heeft een groot aantal van uw collega’s hiervan reeds<br />
gebruik gemaakt.<br />
Leden die reeds hebben deelgenomen zijn unaniem<br />
enthousiast over deze vorm van bijscholing en beoordelen<br />
dit instrument gemiddeld met een ruime 9. Bovendien<br />
geven ze aan dat de toets zeer goed aansluit<br />
bij de richtlijn, waardoor ze na het doorlopen van deze<br />
toets veel kennis hebben opgedaan over de toepassing<br />
van de richtlijn. Graag horen wij ook van u wat u van<br />
deze vorm van bijscholing vindt en staan daarbij altijd<br />
open <strong>voor</strong> adviezen en commentaar om dit instrument<br />
te verbeteren. Een Richtlijn Educatieprogramma, afgekort<br />
REP, bevat toetsvragen over alle aanbevelingen in<br />
een richtlijn. Als u alle vragen maakt, heeft u ook meteen<br />
de hele richtlijn gelezen. Heeft u alle vragen goed<br />
beantwoord, dan wordt u ook nog eens beloond met<br />
twee accreditatiepunten. De accreditatiepunten worden<br />
elke twee maanden bijgeschreven. U kunt de toets op<br />
elke gewenste locatie, op uw werk of thuis, doornemen<br />
en kunt de richtlijntekst erbij houden.<br />
Op dit moment is een eerste Richtlijn Educatie Programma<br />
beschikbaar over de richtlijn ‘Medicamenteuze<br />
pijnbehandeling tijdens de bevalling’ uit 2008,<br />
gemaakt door de NVA en NVOG. De richtlijn behandelt<br />
het medicamenteuze beleid bij patiënten met pijn<br />
tijdens de bevalling. U vindt deze toets op het besloten<br />
deel van de NVA website, onder ‘Richtlijnen/standpunten’<br />
en daarbinnen ‘e-learning’.<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
17
Wetenschap loont!<br />
Sectie Intensive Care – ledenvergadering & proefschriftprijs<br />
Op 16 november jongstleden was de jaarlijkse ledenvergadering<br />
van de sectie intensive care. Het wetenschappelijk<br />
deel betrof onderwerpen gerelateerd aan zuurstofopname<br />
en flow. Na een presentatie van Bert Mik<br />
(Erasmus MC) over Hartstocht <strong>voor</strong> zuurstofspanning,<br />
wat zuurstofopname op microniveau, zette Nardo van<br />
der Meer de laatste ontwikkelingen met betrekking tot<br />
de opzet van de nieuwe richtlijn intensive care uiteen.<br />
Diverse discussiepunten hieromtrent werden besproken.<br />
Tijdens de ledenvergadering werden kort de ontwikkelingen<br />
van afgelopen jaar besproken. Voor het nieuwe<br />
jaar zullen de NVA IC-leden benaderd worden <strong>voor</strong> een<br />
enquête. Hiermee hoopt de sectie IC een beter beeld te<br />
krijgen van de samenstelling van de achterban en hoe<br />
het sectiebestuur meer <strong>voor</strong> haar leden kan betekenen.<br />
Om de drempel tot IC- kennis te verlagen en zo de van<br />
oudsher sterke band tussen IC en Anesthesie verder te<br />
versterken wordt er samen met het NVA bestuur geïnventariseerd<br />
of er een mogelijkheid is een dual membership<br />
af te sluiten met de Europese ic moedervereniging.<br />
Op die manier zouden de sectieleden tegen fors gereduceerd<br />
tarief tevens vrij toegang hebben <strong>voor</strong> Europese ic<br />
onderwijsmodules (PACT modules). Aangezien tijdens<br />
onze dagelijkse werkzaamheden als anesthesioloog ook<br />
veel intensive care gerelateerde onderwerpen langskomen,<br />
zou dit ook <strong>voor</strong> anesthesioloog-niet intensivisten<br />
aantrekkelijk kunnen zijn.<br />
Aan het einde van de avond werd de jaarlijkse Intensive<br />
Care wetenschapsprijs 2011 bekend. De beide kandidaten<br />
presenteerden hun proefschrift. Mathijs van Meurs<br />
(UMCG) hield een presentatie over zijn proefschrift The<br />
microvascular endothelial cell in shock en Paul Elbers<br />
(UMCG) over het onderwerp Focus on Flow – imaging<br />
the human microcirculation in perioperative an intensive<br />
care medicine. Rigter overhandigde beide heren een<br />
symbolische cheque ter waarde van 1000 euro en een<br />
fles wijn. De jaarlijkse intensive care proefschriftprijs<br />
bedraagt 2000 euro en wordt uitgereikt aan de anesthesioloog<br />
met het beste proefschrift op intensive care<br />
gebied. Wilt u ook meedingen naar deze prijs <strong>voor</strong> het<br />
academisch jaar 2012, dan kunt u vanaf heden zeven<br />
exemplaren van uw proefschrift sturen naar de NVA.<br />
Sectie obstetrische aneshtesiologie:<br />
Oproep tot abstract obstetrische anesthesie <strong>voor</strong> de posterprijs 2012<br />
De sectie obstetrische anesthesie zal tijdens de Refresher<br />
Course obstetrische anesthesie een prijs uitreiken <strong>voor</strong> de<br />
beste poster. De Refresher Course wordt georganiseerd<br />
in samenwerking met de Belgian Association for Regional<br />
Anesthesia (BARA) op woensdag 18 april 2012 te<br />
Utrecht. De prijs bedraagt 750 euro. De BARA zal eenzelfde<br />
prijs uitreiken aan de beste poster van een van de<br />
Belgische deelnemers. Een ieder wordt van harte uitgenodigd<br />
tot het indienen van een abstract over obstetrische<br />
anesthesie in de ruimste zin des woords. Het kan gaan om<br />
casuïstiek, onderzoeken, publicaties, et cetera. Abstracts<br />
dienen op de refresher course gepresenteerd te worden in<br />
de vorm van een poster. Abstracts (max. 250 woorden)<br />
kunnen worden ingediend via nva@anesthesiologie.nl.<br />
Sectie Kinderanesthesiologie: uitreiking aanmoedigingsgrant<br />
De SKA aanmoedigingsgrant wetenschappelijk onderzoek<br />
is op 17 november jl. tijdens de SKA ledenvergadering<br />
uitgereikt aan dr. Hugo Vereecke (UMC Groningen)<br />
<strong>voor</strong> zijn onderzoeks<strong>voor</strong>stel getiteld: Veiligheidstesten<br />
van effect-site gestuurde target controlled infusion <strong>voor</strong><br />
kinderen tussen 0 en 15 jaar. Voorbereiding tot prospectieve<br />
validatie.<br />
Werkelijk gevalideerde TCI modellen <strong>voor</strong> kinderanesthesiologie<br />
zijn momenteel niet beschikbaar. Het<br />
gehonoreerde onderzoek zal de opzet vormen naar een<br />
klinisch werkbare effect-site gestuurd TCI systeem <strong>voor</strong><br />
kinderen door een aantal simulaties te doen in een hypothetische<br />
pediatrische populatie.<br />
18 de anesthesioloog 4 • 2011
Kwaliteitsvisitatie in revisie<br />
Hans van Breugel, namens de werkgroep Herziening Visitatiemodel<br />
Kwaliteitsvisitatie is een belangrijk instrument <strong>voor</strong> het kwaliteitsbeleid op het<br />
gebied van anesthesiologische zorg, zowel binnen vakgroepen als binnen de NVA.<br />
Het huidige model <strong>voor</strong> het uitvoeren van kwaliteitsvisitaties is inmiddels drie<br />
keer bij alle vakgroepen en maatschappen toegepast en voldoet niet meer aan zijn<br />
oorspronkelijke doelstellingen.<br />
Zeker nu het sturen op kwaliteit in de afgelopen<br />
jaren meer geïntegreerd is in de dagelijkse<br />
anesthesiologische praktijk is er behoefte aan<br />
een model dat de cyclus van kwaliteitsanalyse, verbeterplannen<br />
en implementatie van deze plannen beter<br />
ondersteunt. Op dit moment is een werkgroep, samengesteld<br />
uit leden van de Commissie Kwaliteitsvisitatie,<br />
bezig om een nieuw visitatiemodel <strong>voor</strong> te bereiden.<br />
Uitgangspunt hierbij is het kader dat door de Orde van<br />
Medisch Specialisten hier<strong>voor</strong> is aangedragen, vier<br />
kwaliteitsdomeinen onderscheidt. Het gaat daarbij om<br />
evaluatie van zorgprocessen, het functioneren van de<br />
vakgroep, de professionele ontwikkeling van de vakgroepsleden<br />
en het patiëntenperspectief. De werkgroep<br />
heeft hieraan een eigen visie toegevoegd die uitgaat<br />
van een eigen verantwoordelijkheid en intrinsieke<br />
motivatie van de vakgroep om op deze gebieden goed<br />
te willen presteren. Daarnaast is een belangrijk uitgangspunt<br />
van het nieuwe model dat het, ook buiten de<br />
vijfjaarlijkse visitatie, door de vakgroep zelf gebruikt<br />
kan worden om zich jaarlijks te spiegelen aan andere<br />
vakgroepen en hen ondersteunt bij het ontwikkelen van<br />
een eigen kwaliteitsbeleid.<br />
Wat wordt er anders?<br />
Een opvallend praktisch verschil met het oude model zal<br />
zijn dat er geen gebruik meer zal worden gemaakt van<br />
losse instrumenten <strong>voor</strong> zelfevaluatie (zoals bij<strong>voor</strong>beeld<br />
de Quickscan of de KISZ vragenlijst), maar dat<br />
alle kwaliteitsaspecten binnen eenzelfde format in kaart<br />
worden gebracht, om benchmarking eenvoudig mogelijk<br />
te maken. Hierbij worden vijfpuntsschalen gehanteerd,<br />
die inzicht geven in de mate waarin een vakgroep zich<br />
heeft ontwikkeld in het kwaliteitsbeleid. Zo zal er op alle<br />
kwaliteitsdomeinen <strong>voor</strong>al worden gevraagd naar de mate<br />
waarin afspraken met elkaar of met andere specialismen<br />
gemaakt zijn over de wijze van werken en in welke mate<br />
men zich ook aan deze afspraken houdt. De resultaten<br />
van deze inventarisatie zullen worden gerapporteerd in<br />
de vorm van een dashboard, dat direct weergeeft wat het<br />
ontwikkelingsstadium van een vakgroep is en hoe zich dit<br />
verhoudt tot vakgroepen in andere ziekenhuizen. Dit resultaat<br />
zal de basis vormen van de periodieke kwaliteitsvisitatie,<br />
maar kan uiteraard ook gebruikt worden om het<br />
eigen kwaliteitsbeleid invulling te geven. Zelfevaluatie<br />
bestaat in de nieuwe situatie dus <strong>voor</strong>al uit een vergelijking<br />
met andere vakgroepen en maatschappen.<br />
Hoe verloopt de ontwikkeling?<br />
De ontwikkeling van het nieuwe visitatiemodel vindt op<br />
dit moment plaats door de werkgroep uit de Commissie<br />
Kwaliteitsvisitatie en de Commissie Kwaliteit. Voordat<br />
dit model het daglicht ziet zal de Lede<strong>nr</strong>aad goedkeuring<br />
dienen te geven over de filosofie van het te hanteren<br />
model en zal het verenigingsbestuur de invulling van het<br />
model beoordelen. Nadat deze organen hebben ingestemd<br />
met de te volgen weg, zullen vervolgstappen met betrekking<br />
tot een testfase en de uiteindelijke implementatie in<br />
gang worden gezet. Uiteraard zult u van de <strong>voor</strong>tgang in<br />
dit proces op de hoogte worden gehouden en eventueel<br />
worden uitgenodigd om met uw vakgroep deel te nemen<br />
aan de testfase.<br />
Wat gaat het u brengen?<br />
Omdat het nieuwe visitatiemodel <strong>voor</strong>al ook gericht zal<br />
zijn op de eigen verantwoordelijkheid, en minder op het<br />
verantwoorden aan anderen, hoopt de NVA hiermee volwassen<br />
instrument te kunnen bieden waarmee vakgroepen<br />
zelf aan de slag kunnen. Een belangrijk beleidsdoel<br />
in de strategische plannen van de NVA <strong>voor</strong> de komende<br />
jaren is om verantwoorde wijze het proces van concentratie<br />
van zorg te kunnen begeleiden en onderbouwen.<br />
Een nieuw visitatiemodel kan hierbij van groot belang<br />
zijn, omdat hiermee op eenduidige wijze inzichtelijk<br />
wordt wat de ambities en prestaties van vakgroepen zijn<br />
en zij daar ook een toetsbare eigen verantwoordelijkheid<br />
in kunnen nemen. Het accent bij de toetsing zal daarbij<br />
<strong>voor</strong>al liggen op de mate van professionaliteit in het maken<br />
van onderlinge afspraken, zowel intern als multidisciplinair.<br />
Alleen in gezamenlijkheid zal het niveau en de<br />
positie van de anesthesiologische zorg nog verder kunnen<br />
worden versterkt.<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
19
CENTRAAL TUCHTCOLLEGE<br />
<strong>voor</strong> de Gezondheidszorg<br />
J<br />
mr. A.H.A. Scholten, <strong>voor</strong>zitter Muzentoren, Wijnhaven 16<br />
Postbus 20302<br />
2500 EH ’s-Gravenhage<br />
1 november 2011<br />
Aan:<br />
De geadresseerde beroepsverenigingen,<br />
Medisch Contact en het Tijdschrift <strong>voor</strong> Gezondheidsrecht.<br />
Het Centraal Tuchtcollegeheeft op 6 januari 2011 uitspraak gedaan in een zaak tegen een cardio - thoracaal chirurg<br />
(zaak C 2009.147). In deze zaak is overwogen dat de algehele verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> een operatie (inclusief<br />
anesthesie) bij de operateur ligt. Deze overweging is fout in het bijzonder <strong>voor</strong> wat betreft de stelling dat de operateur<br />
ook verantwoordelijkheid draagt <strong>voor</strong> de anesthesie. Een operateur kan die verantwoordelijkheid niet dragen<br />
omdat hij de kennis en kunde van een anesthesioloog niet bezit.<br />
Namens de tuchtrechters die in de genoemde zaak de beslissing hebben genomen, is mij meegedeeld dat de desbetreffende<br />
rechtsoverweging had dienen te luiden:<br />
……<br />
Gezien de preoperatief vermoede ingroei in de vena cava superior had hierop geanticipeerd moeten worden. Dat<br />
het in beginsel tot de verantwoordelijkheid van de anesthesioloog behoort er<strong>voor</strong> zorg te dragen dat zo’n infuus<br />
(een liesinfuus) is aangebracht, doet er niet aan af dat de arts ter zake een verwijt kan worden gemaakt dat dit<br />
infuus niet is aangebracht. De arts had de casus/operatie, de geplande procedure en de daarbij potentieel optredende<br />
problemen onvoldoende met de anesthesioloog doorgesproken, daarmee de anesthesioloog de mogelijkheid<br />
onthoudend zijn aandeel in de verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> de ingreep te dragen. Daarnaast had de arts vóór de<br />
operatie bij de anesthesioloog dienen te verifiëren of het desbetreffende infuus in de lies was aangebracht.<br />
Ik zou hieraan nog het volgende willen toevoegen.<br />
In de zaak 2007.037 heeft het Centraal Tuchtcollege overwogen dat een hoofdbehandelaar (nota bene: een operateur<br />
is veelal de hoofdbehandelaar) naast de zorg die hij als specialist ten opzichte van de patiënt en diens naaste<br />
betrekkingen heeft te betrachten, ook belast is met de regie van de behandeling door alle zorgverleners tijdens het<br />
gehele behandelingstraject. Verantwoordelijkheid dragen <strong>voor</strong> de regie is zeker niet hetzelfde als het dragen van<br />
een algehele verantwoordelijkheid.<br />
In de peroperatieve fase valt de regiefunctie van de operateur praktisch gesproken samen met zijn functie als<br />
operateur. Opereren betekent nauw samenwerken met de overige specialisten waarbij over en weer de een moet<br />
kunnen vertrouwen op de kennis en expertise van de ander. Ik mag in dit verband nog wijzen op bij<strong>voor</strong>beeld de<br />
Richtlijn Peroperatief Traject, waarin verantwoordelijkheden en verantwoordelijkheidsverdeling zijn vastgelegd.<br />
Het is te betreuren, mede gelet op een tweetal eerdere beslissingen op dit terrein, dat in genoemde uitspraak van<br />
het Centraal Tuchtcollege een ondeugdelijke rechtsoverweging is opgenomen. Dat betekent overigens niet dat de<br />
(eind)beslissing in deze zaak onjuist is.<br />
Hoogachtend,<br />
A.H.A. Scholten,<br />
Voorzitter Centraal Tuchtcollege <strong>voor</strong> de Gezondheidszorg.<br />
20 de anesthesioloog 4 • 2011
Juridisch<br />
Operateur nog steeds<br />
verantwoordelijk <strong>voor</strong> de anesthesie...<br />
Eva Koetsier & Ludmilla Garmers, Juridische Commissie<br />
Operateur toch niet verantwoordelijk <strong>voor</strong> anesthesie…….<br />
Op 1 november jongstleden rectificeerde het Centraal<br />
Tuchtcollege <strong>voor</strong> de Gezondheidszorg (CTG) zijn uitspraak<br />
van 6 januari 2011 (zaak C 2009. 147). Zoals<br />
u in ons vorig schrijven heeft kunnen lezen, bepaalde<br />
het College toen dat de algehele verantwoordelijkheid<br />
<strong>voor</strong> een operatie inclusief de anesthesie bij de operateur<br />
ligt<br />
Volgens de rectificatie van het CTG kan een operateur<br />
deze verantwoordelijkheid niet dragen omdat hij de<br />
kennis en kunde van een anesthesioloog niet bezit.<br />
In bovengenoemde rectificatie zegt het CTG dat de<br />
cardio-thoracaal chirurg de operatie en de daarbij potentieel<br />
optredende problemen onvoldoende met de<br />
anesthesioloog had doorgesproken, daarmee de anesthesioloog<br />
de mogelijkheid onthoudend zijn aandeel<br />
in de verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> de ingreep te dragen.<br />
Daarnaast had de chirurg vóór de operatie bij de anesthesioloog<br />
dienen te verifiëren of er een centrale lijn in<br />
de lies was aangebracht. Indicatie <strong>voor</strong> deze centrale<br />
lijn zou zijn de verwachtte manipulatie aan de vena<br />
cava superior. Deze stelling roept enige vragen op,<br />
<strong>voor</strong>al medisch inhoudelijke:<br />
Is het inderdaad zo dat bij elke operatie waarbij er verwacht<br />
wordt dat de vena cava superior gemanipuleerd<br />
gaat worden, een lieslijn moet worden ingebracht? Of<br />
zijn twee grote infusen en een centrale lijn in de vena<br />
jugularis interna voldoende? Hoe te handelen als de<br />
anesthesioloog en chirurg van mening verschillen over<br />
de indicatiestelling <strong>voor</strong> de lieslijn? In de betreffende<br />
casus was tijdens het uitprepareren van een tumor in<br />
het mediastinum een partiële vaatklem van de vena<br />
cava superior losgeschoten. Aangezien er daardoor een<br />
acute bloeding optrad moest de vena cava superior gedurende<br />
vijftien minuten volledig worden afgeklemd.<br />
Patient is uiteindelijk op de intensive care overleden.<br />
Volgens het CTG had een lieslijn tot snellere volumeresuscitatie<br />
kunnen leiden. Uit de obductie bleek echter<br />
dat patiënt was overleden als gevolg van inklemming<br />
van de hersenen door verhoogde druk. Bij het afklemmen<br />
van de vena cava superior had stuwing plaatsgevonden<br />
waardoor deze verhoogde druk was ontstaan.<br />
Resuscitatie via een lieslijn had de patiënt waarschijnlijk<br />
niet kunnen redden. Of er andere (anesthesiologische)<br />
hulpmiddelen gebruikt hadden kunnen worden,<br />
laat het CTG in het midden.<br />
Wat moeten we concluderen op basis van deze rectificatie?<br />
De operateur is volgens het CTG toch níet verantwoordelijk<br />
<strong>voor</strong> de anesthesie, maar hij moet wel voldoende<br />
informatie geven en toezien op het anesthesiologisch<br />
handelen ( i.c het plaatsen van de lijn). Kan de chirurg<br />
de juistheid van onze handelingen verifiëren? Is dat<br />
altijd goed mogelijk als hij de kennis en kunde van een<br />
anesthesioloog niet bezit? Veel duidelijker en dichter<br />
bij de dagelijkse praktijk zou het zijn als het CTG zou<br />
wijzen op de samenwerking die er perioperatief noodzakelijk<br />
is, zodat elke specialist zijn eigen verantwoordelijkheid<br />
behoudt.<br />
Door de rectificatie van het CTG behouden wij onze<br />
anesthesiologische verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> en tijdens<br />
de operatie. Onze beroepsgroepen moeten verder<br />
werken aan een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden<br />
in het perioperatief traject. Met de nieuwe<br />
richtlijn Peroperatief Traject wordt daar een goed begin<br />
mee gemaakt.<br />
Eva Koetsier, Jurist<br />
en anesthesioloog<br />
Ludmilla Garmers, Jurist<br />
en anesthesioloog<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
21
Geschiedenis<br />
Opkomst en ondergang van de<br />
barbituraten in de anesthesiologie<br />
Mattijn Buwalda, lid Commissie Geschiedenis van de <strong>Anesthesiologie</strong><br />
De basisstructuur van alle barbituraten werd <strong>voor</strong> het eerst gesynthetiseerd door<br />
Adolf Von Baeyer in 1864 uit ureum en diethyl-malonzuur (uit appels). Barbituurzuur<br />
heeft zelf geen effect op het centrale zenuwstelsel maar tussen de ongeveer 2500<br />
afgeleide stoffen zitten vele klinische werkzame stoffen.<br />
Over de naamgeving gaat het verhaal dat Von Baeyer<br />
en collega’s in een taverne de ontdekking hebben gevierd<br />
samen met het lokale artillerie garnizoen dat op<br />
dat moment dronk op hun beschermheilige: St Barbara.<br />
Het sederend effect van barbital werden in 1902 ondekt<br />
door Emil Fischer en Joseph von Mering, beiden<br />
werkzaam bij Bayer. Het werd verkocht onder de naam<br />
Veronal naar aanleiding van een bezoek van Von Mering<br />
aan het rustige vredige stadje Verona. Barbital<br />
kon alleen oraal toegediend worden. In de derde druk<br />
van het leerboek van Hammes uit 1919 wordt Veronal<br />
aanbevolen als premedicatiemiddel. Vervolgens kwam<br />
phenobarbital (Luminal) in 1912 op de markt. De antiepileptische<br />
effecten kwamen bij toeval aan het licht<br />
toen het middel als sedativum werd <strong>voor</strong>geschreven<br />
aan geïnstitutionaliseerde epilepsiepatiënten.<br />
De eerste barbituraten waren, door de lange werkingsduur,<br />
niet echt geschikt <strong>voor</strong> anesthesie en werden <strong>voor</strong>al<br />
gebruikt als sedativum, slaapmiddel en anti-epilepticum.<br />
Hier kwam verandering in met de introductie van<br />
hexobarbital (Evipan) in 1932. Hexobarbital is een oxybarbituraat.<br />
De snelle inwerking en korte werkingsduur<br />
maakte een veel snellere inleiding mogelijk vergeleken<br />
met de dampvormige anaesthetica. Illustratief is het ‘falling<br />
arm sign’ dat door de Engelse anaesthetist Ronald<br />
Jarman werd gebruikt. De patiënt werd gevraagd een arm<br />
te heffen terwijl via de andere arm hexobarbital werd<br />
toegdiend. Al snel viel de arm op bed wat het teken <strong>voor</strong><br />
de chirurg was om aan het werk te gaan. Ook patiënten<br />
konden de veel kortere inleidingstijden waarderen. Een<br />
bekend <strong>voor</strong>beeld is de stee<strong>nr</strong>ijke Engelse autofabrikant<br />
William Morris. Na een door Robert Macintosh gegeven<br />
anesthesie met o.a. Evipan als inleidingsmiddel was<br />
de patiënt zo tevreden dat hij de oprichting van de eerste<br />
leerstoel <strong>voor</strong> anesthesiologie (met Macintosch als professor)<br />
financieel mogelijk maakte. Dit vormde tevens<br />
de basis <strong>voor</strong> de eerste universitaire afdeling anesthesiologie<br />
in Europa; The Nuffield Department of Anaesthesia<br />
in Oxford.<br />
De echte doorbraak van het gebruik van barbituraten in<br />
de anesthesie kwam met de synthese in 1932 en introductie<br />
op de markt in 1934, van thiopental (Pentothal).<br />
Thiopental werd door de Amerikanen Donald Tabern<br />
& Ernst H Volwiler in de Abbott laboratoria ontwikkeld<br />
en in 1934 door John S Lundy in de Mayo Clinics<br />
uitgebreid getest op patiënten. Door substitutie van een<br />
zuurstofatoom door een zwavelatoom nam de vetoplosbaarheid<br />
sterk toe waardoor de patiënt bij intraveneuze<br />
toediening binnen een minuut sliep. Thiopental kreeg<br />
een slechte pers na gebruik op Hawaï in 1941. Het relatief<br />
onbekende middel zou uitgebreid zijn gebruikt bij<br />
de vele gewonden die bij de aanval op Pearl Harbour<br />
de ziekenhuizen overstroomden. Door overdosering bij<br />
trauma- en brandwondpatiënten zouden veel doden zijn<br />
gevallen. Alles bleek uiteindelijk te berusten op één publicatie<br />
in Anesthesiology waarin de chirurg Halford beschrijft<br />
hoe enkele patiënten met shock na inleiding met<br />
Evipan en/of Pentothal een ademhalingdepressie kregen<br />
en overleden. Vijftig jaar later, na het opheffen van de<br />
geheimhouding van de oorlogsstatistieken, bleek dat<br />
de ervaring met intraveneuze barbituraten inderdaad<br />
gering was maar dat bij de anesthesie bij de 1000-2000<br />
22 de anesthesioloog 4 • 2011
arbituraten in de anesthesie grotendeels verdrongen<br />
en blijft er slechts een bescheiden plaats <strong>voor</strong><br />
methohexital (Brietal) en thiopental op de OK en<br />
<strong>voor</strong> pentobarbital en thiopental bij het barbituraatcoma<br />
op de IC.<br />
Literatuur<br />
- Hammes T. Leerboek der Narcose pag. 129, derde druk,<br />
Amsterdam, Scheltema & Holkema, 1919<br />
- Toski JA, Bacon DR, Calverley RD: The history of anesthesiology.<br />
In Barash PG. Cullen BF. Stoelting RK (eds): Clinical<br />
Anesthesia. Page 19, Philadelphia, Lippincott Williams &<br />
Wilkins, 2001.<br />
- Halford F.J. A Critique of intravenous anesthesia in war surgery.<br />
Anesthesiology 1953;4:67-9<br />
- Bennetts F.E. Thiopentone anaesthesia at Pearl Harbour.<br />
BJA 1995;75:366-369<br />
Photo from U.S. Army Medical Department<br />
Office of Medical History Website For commercial<br />
publications<br />
gewonden er maar bij 4-5 gevallen sprake zou zijn van<br />
overlijden veroorzaakt door het inleidingsmiddel. Dat<br />
lag meer aan gebrek aan ervaring van de ’anesthesist’<br />
dan aan het middel zelf. Illustratief is het volgende<br />
citaat: ‘General anesthesia was needed in many cases<br />
and the only nurse anesthetist was busy in the operating<br />
room. Captain Bob Hoagland of the Medical service<br />
came over to help. We had just been issued with<br />
a new drug called Pentothal which could be given i.v.<br />
for anesthesia. We got out a box, read the directions<br />
and Bob used it on many of my cases over the next 48<br />
hours with excellent results.’ Gedurende de oorlogsjaren<br />
bleek thiopental, in ervaren handen, een waardevolle<br />
aanvulling te zijn. Het was relatief eenvoudig toe<br />
te dienen en verkortte de inleidingsduur tienvoudig<br />
vergeleken met ether. Tot ver in de jaren 80 bleef thiopental<br />
het standaard inleidingsmiddel. Daarna zijn de<br />
barbituurzuur<br />
hexobarbital<br />
thiopental<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
23
Transparantie over besteding van opleidingsg<br />
Ronald Hortensius, beleidsmedewerker opleiding<br />
Onlangs is door de wetenschappelijke verenigingen samen met de Orde van Medisch<br />
Specialisten (OMS) een gezamenlijk standpunt ingenomen over de vergoeding van<br />
opleidingsactiviteiten. Doel van dit standpunt is het geven van inzicht in de besteding<br />
van subsidiegelden aan opleidingsactiviteiten van aios en opleiders. Tegelijkertijd met<br />
het instellen van het Opleidingsfonds is de discussie gestart over de vergoeding van de<br />
opleidingskosten en <strong>voor</strong>al de hieraan gekoppelde transparantie en verantwoording.<br />
Deze discussies gaan in feite over verdelingsvraagstukken<br />
en vinden plaats op een drietal<br />
niveaus. Op het eerste niveau gaat het om<br />
transparantie en verantwoording tussen het ministerie<br />
van VWS en de opleidingsziekenhuis als respectievelijk<br />
subsidieverstrekker en -ontvanger. Op het tweede<br />
niveau tussen het ziekenhuis en opleidingsafdeling /<br />
opleider en op het laatste niveau tussen de aios en de<br />
opleider/wetenschappelijke vereniging over het vergoed<br />
krijgen van kosten die gemaakt worden aan het<br />
volgen van de verplichte opleidingsonderdelen zoals<br />
vastgelegd in het opleidingsplan van de wetenschappelijke<br />
vereniging.<br />
Verdeling subsidie tussen de opleidingsziekenhuizen<br />
(vergoeding aan ziekenhuizen)<br />
Vanwege de invoering van de DBC-systematiek en<br />
de oneerlijke concurrentie die zou ontstaan tussen opleidingsziekenhuizen<br />
en ziekenhuizen met weinig tot<br />
geen opleidingen, was het nodig om de kosten van de<br />
opleidingen op andere wijze te financieren. Dit heeft<br />
geleid tot het instellen van het Opleidingsfonds door de<br />
Minister van VWS in 2006. Het fonds is gevuld door de<br />
ziekenhuisbudgetten te schonen <strong>voor</strong> opleidingskosten<br />
op basis van het aantal daadwerkelijk bezette opleidingsplaatsen<br />
vermenigvuldigd met het bijbehorende<br />
normbedrag per opleidingsplaats. De normbedragen<br />
zijn gebaseerd op een schatting van de kosten mede op<br />
basis van kostprijsonderzoek door adviesbureau Prismant.<br />
Er zijn, rekening houdend met schaal<strong>voor</strong>delen,<br />
drie categorieën normbedragen <strong>voor</strong> de algemene ziekenhuizen<br />
berekend; hoe meer aios in een ziekenhuis<br />
werken, des te lager het bedrag. De UMC’s hebben een<br />
vierde bedrag. Er wordt geen onderscheid naar specialisme<br />
gemaakt, ook niet naar leerjaar. Normbedragen<br />
komen (per definitie) niet overeen met de werkelijke<br />
kosten. In ziekenhuizen met historisch hoge opleidingskosten<br />
kan een financieel probleem ontstaan,<br />
ziekenhuizen met historisch lage kosten houden over.<br />
Recent onderzoek door Berenschot in opdracht van de<br />
vereniging Samenwerkende Topklinische opleidings-<br />
Ziekenhuizen (STZ) wees uit dat de kosten per specialisme<br />
en per opleidingsziekenhuis aanzienlijk lijken te<br />
verschillen. Hoewel het tot op heden niet gelukt is om<br />
objectieve uitspraken te doen over de kostprijs van de<br />
opleiding, is het <strong>voor</strong>stelbaar om, wanneer inderdaad<br />
grote verschillen in de kosten tussen specialismen bestaan,<br />
vergelijkbare verschillen aan te brengen in het<br />
subsidiebedrag. Dit om te <strong>voor</strong>komen dat ziekenhuizen<br />
opleidingen van duurdere specialismen zouden gaan<br />
weren. Behalve de aanwijzingen <strong>voor</strong> verschillen tussen<br />
specialismen en ziekenhuizen is nader kostprijsonderzoek<br />
ook noodzakelijk om de heersende gedachte<br />
te staven dat de hoogte van het bedrag ontoereikend<br />
is geworden. Belangrijke aanname bij het vaststellen<br />
van de hoogte van het subsidiebedrag was dat het productieverlies<br />
van de medisch specialist als gevolg van<br />
begeleiding van de aios gelijk zou zijn aan de productieopbrengst<br />
van de aios. Ten tijde van de vaststelling<br />
van het bedrag zag de opleiding er echter anders uit.<br />
Inmiddels heeft een verschuiving plaatsgevonden van<br />
de aios die <strong>voor</strong>al productiewerk doet en alleen op de<br />
werkvloer het vak leert, naar de aios die scholingsuren<br />
volgens een verplicht curriculum volgt waarbij de bijdrage<br />
in productie geringer is geworden. Deze tendens<br />
zal met de modernisering van de medische vervolgopleidingen<br />
verder doorzetten. Daarnaast wordt van<br />
opleiders een toenemende professionalisering van de<br />
opleiding gevraagd. De daarbij horende tijdsinvestering,<br />
ook door verplicht onderwijs <strong>voor</strong> de opleider<br />
zelf, resulteert ook bij de opleiders in minder tijd <strong>voor</strong><br />
patiëntgebonden activiteiten.<br />
Verdeling subsidie binnen ziekenhuizen<br />
(vergoeding aan opleidingsafdelingen)<br />
Het subsidiebedrag, bestaande uit de som van de normbedragen,<br />
moet binnen het ziekenhuis verdeeld worden<br />
over de opleidingsafdelingen. Ziekenhuizen zijn<br />
24 de anesthesioloog 4 • 2011
gsgelden medische vervolgopleidingen<br />
vrij in de wijze waarop deze verdeling plaats vindt.<br />
Het verdelen van de (directe) loonkosten van aios is<br />
nog eenvoudig want geoormerkt binnen het subsidiebedrag<br />
en <strong>voor</strong> ieder specialisme gelijk. De kosten van<br />
opleidingsactiviteiten zijn niet geoormerkt binnen het<br />
subsidiebedrag, evenmin als de indirecte kosten (het<br />
gebouw, de verwarming, verzekering, het secretariaat,<br />
de leerhuizen, etc.). Dit is mede de oorzaak dat de discussie<br />
over de (interne) vergoeding van deze kosten<br />
vaak moeizaam verloopt. Voor veel opleiders is niet inzichtelijk<br />
welk bedrag door de instellingen aan de opleiding<br />
ten goede komt. Er blijft een overklaarbaar gat<br />
tussen de door de ziekenhuis ontvangen subsidie en de<br />
te verklaren kosten. Voor de beroepsgroep is dan ook<br />
transparantie over de besteding van de subsidiegelden,<br />
die opleidingsinstellingen vanuit het Opleidingsfonds<br />
ter beschikking krijgen, essentieel.<br />
Verdeling subsidie binnen de opleidingsafdelingen<br />
(vergoeding aan aios)<br />
Sinds het instellen van het Opleidingsfonds zijn ook de<br />
verplichte onderwijsactiviteiten <strong>voor</strong> een aios ingrijpend<br />
veranderd, zowel in aantal als in intensiteit. In het<br />
kader van de modernisering wordt van aios verlangd<br />
dat ze gerichte cursussen volgen om hun competenties<br />
en vaardigheden te verwerven. Het onderwijs dat<br />
hier<strong>voor</strong> nodig is, wordt zelf ook steeds professioneler<br />
waarbij vaak sprake is van (internationale) accreditatie.<br />
Ook vanuit de samenleving worden steeds meer<br />
eisen gesteld aan zowel specialisten als aios. Zo wordt<br />
het tegenwoordig (terecht) niet meer geaccepteerd dat<br />
een beginnende aios zonder extra scholing op de SEH<br />
werkzaamheden start. Een gevolg van deze ontwikkelingen<br />
is dat de totale directe opleidingskosten van<br />
de aios substantieel zijn toegenomen waarmee het des<br />
te belangrijker wordt dat vergoeding van deze kosten<br />
eenduidig en transparant geregeld wordt. Bij de aios<br />
zijn er verwachtingen over de ruimte <strong>voor</strong> vergoeding<br />
tegenover de suggestie van ontoereikende subsidiebedragen.<br />
Vergoeding van opleidingsactiviteiten<br />
Wetenschappelijke verenigingen bepalen in grote mate<br />
de omvang van de opleidingskosten doordat zij in het<br />
landelijke opleidingsplan vastleggen wat de verplichte<br />
onderdelen zijn. Voor de opleiding tot anesthesioloog<br />
zijn dat onder meer de centrale cursussen, de traumacursus,<br />
de stralingscursus, de simulatiesessies, de anesthesiologendagen<br />
en de wetenschapsdag. Met uitschieters<br />
naar boven en naar beneden liggen de kosten bij de<br />
meeste specialismen rond de € 2.000 per jaar. De kosten<br />
van de landelijk verplicht gestelde opleidingseisen<br />
<strong>voor</strong> de opleiding anesthesiologie bedragen ongeveer<br />
€ 7.500 (€ 1.500 per jaar). De verenigingen staan op<br />
het standpunt dat deze onderdelen vergoed dienen te<br />
worden door de opleidingsziekenhuizen. Dat geldt ook<br />
<strong>voor</strong> de kosten van alle verplichte opleidingsactiviteiten<br />
uit het lokale opleidingsplan. De niet verplichte<br />
activiteiten worden in overleg tussen aios, opleider en<br />
opleidingsinstelling bepaald. Opleiders horen daarbij<br />
wel de verantwoordelijkheid op zich te nemen om er<strong>voor</strong><br />
te zorgen dat de kosten van de verplichte cursussen<br />
en andere opleidingsactiviteiten proportioneel zijn<br />
ten opzichte van de totale opleidingskosten. Opleiders<br />
dienen zich altijd af te blijven vragen of een inspanning<br />
(lees opleidingsactiviteit) voldoende toevoegt om<br />
de daarmee samenhangende kosten te rechtvaardigen.<br />
De OMS gaat binnenkort namens de wetenschappelijke<br />
verenigingen in gesprek met de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong><br />
van Ziekenhuizen (NVZ), de Samenwerkende<br />
Topklinische opleidingsZiekenhuizen (STZ) en de <strong>Nederlandse</strong><br />
Federatie van Universitair Medische Centra<br />
(NFU) over hoe verder inzicht verkregen kan worden<br />
in de besteding van opleidingsgelden uit het Opleidingsfonds.<br />
De volledige tekst van het gezamelijkestandpunt is te<br />
vinden op de website van de Orde van Medisch Specialisten.<br />
foto Shutterstock<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
25
Tekst: Sandra Gijtenbeek<br />
Met een blocnootje in de hoek van<br />
de OK<br />
Het zal u niet zijn ontgaan dat er een roman is uitgebracht waarin de dagelijkse<br />
praktijk van de anesthesioloog een hoofdrol speelt. Anna Enquist trad vanwege het<br />
uitkomen van haar nieuwe boek De verdovers, de afgelopen periode regelmatig op<br />
in de media en gaf vele interviews. Haar fascinatie <strong>voor</strong> het vak anesthesiologie en<br />
de anesthesioloog kwamen daarbij duidelijk naar voren. De redactie van de anesthesioloog<br />
vroeg zich af: hoe hebben de anesthesiologen in het VUmc de komst van de<br />
schrijfster ervaren?<br />
De vraag is nog even of het interview in het<br />
VUmc kan doorgaan. Het is zes uur in de<br />
avond en degenen met wie ik het gesprek<br />
zal hebben zien er verhit en vermoeid uit: het was een<br />
drukke dag met een overvolle IC en aan het einde van<br />
de dag nog een complicatie op de OK die tot ieders<br />
opluchting goed is afgelopen. Met dank aan de anesthesie.<br />
De collega’s wisselen uit wat er gebeurd is, er<br />
wordt wat te eten gehaald en iedereen komt langzaam<br />
tot rust. Even vraag ik me af of Anna Enquist zo’n situatie<br />
<strong>voor</strong> haar boek zou hebben gebruikt. Misschien<br />
wel, want hoewel het verhaal natuurlijk fictief is, zijn<br />
de omschreven situaties in het boek gebeurd toen de<br />
schrijfster meeliep op de afdeling<br />
anesthesiologie in het VUmc. Ik<br />
‘De operateur<br />
is natuurljik de<br />
primarius, die doet<br />
het moeilijkste<br />
kunstje. Maar als de<br />
cello daar niet een<br />
volle zuivere baslijn<br />
onder speelt klinkt<br />
het nergens naar!<br />
Dankzij de cello<br />
kan de eerste viool<br />
schitteren.’<br />
heb afgesproken met het afdelingshoofd,<br />
professor Stephan<br />
Loer en, twee vijfdejaars aios<br />
Jildou van der Kaaij en Jenny<br />
Vieveen. Stephan sprak veelvuldig<br />
en uitgebreid met de schrijfster<br />
over het vak. Verschillende<br />
stafleden, maar <strong>voor</strong>al Jildou en<br />
Jenny, namen de schrijfster mee<br />
de werkvloer op en lieten haar<br />
kennismaken met alle onderdelen<br />
van het vakgebied.<br />
Het boek komt <strong>voor</strong>t uit het VUproject<br />
‘Schrijver op de afdeling’. Hoofddocent filosofie<br />
en medische ethiek Arko Oderwald is de initiatiefnemer<br />
van dit project. ‘Het leek ons een goed idee<br />
als er mensen van buiten onze eigen omgeving zouden<br />
meekijken in een ziekenhuisomgeving. Schrijvers<br />
kunnen vaak goed observeren en zaken mooi opschrijven.<br />
Anna Enquist koos direct <strong>voor</strong> de afdeling<br />
anesthesiologie. Vervolgens zijn we gaan praten met<br />
de leden van de afdeling of ze dat ook zagen zitten.<br />
De afspraak is dat de afdeling ‘nee’ mocht zeggen,<br />
maar dat als men ‘ja’ zei, er geen beperkingen waren<br />
<strong>voor</strong> de schrijver.’Hoewel sommige anesthesiologen<br />
op de afdeling misschien nog wat afwachtend waren<br />
vond Jenny het meteen een heelgoed initiatief. ‘Het is<br />
ontzettend leuk de leek via het boek een kijkje in de<br />
keuken te geven. Ze heeft ook niet zomaar een dagje<br />
meegelopen maar, heeft hele diensten meegedraaid.<br />
Voor ons was het leuk haar onderzoeksstrategie te volgen<br />
en daarbij onze wereld te zien door de ogen van<br />
een leek. Ze heeft natuurlijk door haar achtergrond het<br />
vermogen vragen te stellen van een totaal ander kaliber<br />
dan we gewend zijn. Jildou beaamt dit: ‘Ik herinner<br />
mij dat we in de nachtdienst een patiënt naar de verkoever<br />
brachten, ik deed het gordijn dicht waarop zij<br />
vervolgens vroeg, ‘die gordijnen, hoe vaak worden die<br />
nou gewassen?’. Goh, dacht ik, daar heb ik nou nog<br />
nooit over nagedacht. Ook keek ik er vanop dat ze de<br />
slaapvertrekken wilde zien. Uiteindelijk beschrijft ze<br />
deze ook in het boek.’<br />
Volgens Jenny en Jildou stelde de schrijfster zich heel<br />
bescheiden op en was ze bijna onzichtbaar als ze met<br />
haar blocnootje de hoek van de OK indook. Maar ja, dat<br />
lukte niet altijd, ze is natuurlijk ook een beetje BN’er.<br />
Jenny: ‘Ik kan mij herinneren dat er een keer een patiënte<br />
was die een scopie van haar knie kreeg onder<br />
een spinaal en die zich een nekhernia lag te draaien en<br />
vervolgens riep: is dat de schrijfster Anna Enquist! Wat<br />
een eer dat ze bij mij op de OK is. Een andere operatie<br />
van die dag heeft ze ook heel uitgebreid omschreven<br />
in haar boek’ vervolgt Jenny. De chirurg was apetrots<br />
toen hij dat teruglas.’ Volgens Arko Oderwald heeft het<br />
boek intern ook het een en ander losgemaakt. ‘Sommige<br />
specialisten zijn naar aanleiding van het boek zo<br />
enthousiast geworden dat ze mij hebben gevraagd of<br />
26 de anesthesioloog 4 • 2011
hun afdeling ook mee kan doen aan het project.’In de<br />
vele interviews die na de introductie van het boek De<br />
verdovers volgden, vertelt Anna Enquist dat ze juist<br />
het contrast met haar eigen vakgebied, psychoanalyse,<br />
en de anesthesiologie interessant vindt. Prof. Loer kan<br />
zich daar helemaal in vinden. ‘Ik vond het idee van<br />
Anna om een roman te schrijven over het spanningsveld<br />
psychoanalyse-anesthesiologie prachtig, het is het<br />
spanningsveld tussen voelen en verdoven.’<br />
Nam de psychoanalyticus het wel eens van de schrijver<br />
over? Jenny:‘We hebben achteraf wel eens gesproken<br />
over een patiënt die naar mijn idee wat gedragsproblemen<br />
had. Ze gaf een volledige analyse over zijn<br />
gedrag, terwijl ik dacht: hij is gewoon zenuwachtig.<br />
Ze heeft door haar achtergrond een andere manier van<br />
kijken en dat was <strong>voor</strong> ons ook heel leerzaam.‘<br />
Eenmaal in handen, lazen Jenny en Jildou het boek in<br />
een adem uit. Jenny: we waren<br />
thuis gelijktijdig het boek<br />
‘Als het er op aankomt,<br />
als het ernstig is – dan<br />
neemt de anesthesist<br />
het <strong>voor</strong>touw en loodst<br />
het team naar een<br />
oplossing, hoe heftig de<br />
situatie ook is.’<br />
aan het lezen en sms’ten elkaar<br />
tot diep in de nacht, zo<br />
van: wie denk jij dat die persoon<br />
is en op welke bladzijde<br />
ben je nu? We konden niet<br />
stoppen met lezen. Mensen<br />
voelen zich best vereerd als<br />
ze zich denken te herkennen<br />
in het boek. Ron van de<br />
snoeppot is ook een bekende van ons’, vertelt Jildou.<br />
Aan een moment in het boek wordt Jildou nog iedere<br />
dag herinnerd. ‘Als ik het bed naar de OK rijd, schop je<br />
tegen een paneel op de muur aan om de deur te openen.<br />
Dat omschrijft Anna ook<br />
in het boek.Toen ik dat las,<br />
voelde ik die knal bijna<br />
letterlijk en iedere keer<br />
als ik dat nu doe, moet ik<br />
daaraan denken.’<br />
Ook Stephan Loer ziet het<br />
resultaat van de vele gesprekken<br />
die hij voerde met de schrijfster terug in het<br />
boek. ‘Haar manier van vragen stellen is indrukwekkend.<br />
Ze gaat heel snel de diepte in. En het resultaat<br />
mag er zijn: het is een spannend boek geworden, realistisch<br />
ook, de details van de anesthesietechnieken kloppen<br />
en de omschreven sfeer is authentiek. Het blijft natuurlijk<br />
een roman, maar het had zomaar echt gebeurd<br />
kunnen zijn. Ze beschrijft zorgvuldig het functioneren<br />
onder stress en wat er dan met mensen gebeurt. Ik herinner<br />
mij dat ze vroeg ‘wat is nu anesthesie’. Ik heb<br />
haar dat toen zo goed mogelijk geprobeerd uit te leggen<br />
en vervolgens verwoordde zij het als volg: de mensen<br />
op de rand van de dood laten zweven, daar waar je<br />
niets meer voelt, waar geen prikkel meer doordringt.’<br />
Volgens Loer geeft het boek ook patiënten meer inzicht<br />
in de werkwijze van anesthesiologen en levert het een<br />
positieve bijdrage aan de beeldvorming. ‘Patiënten komen<br />
doorgaans <strong>voor</strong> de operatie en niet <strong>voor</strong> de anesthesioloog.’<br />
Anna Enquist<br />
De verdovers<br />
roman<br />
‘Door het hele ziekenhuis<br />
heen wordt je van hot naar<br />
her geroepen, overal moet<br />
je snel de situatie overzien<br />
en dan een ingreep doen<br />
die anderen niet kunnen of<br />
aandurven.’<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
27
Het Veiligheidsprogramma en de rol van<br />
medisch specialisten<br />
Als wetenschappelijke verenigingen hebben wij het verbeteren van de patiëntveiligheid<br />
in de <strong>Nederlandse</strong> ziekenhuizen hoog op de agenda staan. Na het verschijnen<br />
van het eerst rapport van het EMGO/NIVEL in 2007 over de vermijdbare schade in<br />
<strong>Nederlandse</strong> ziekenhuizen hebben de medisch specialisten, verpleegkundigen en<br />
ziekenhuizen, vertegenwoordigd door de OMS, V&VN, NVZ en NFU, de gezamenlijke<br />
ambitie uitgesproken om eind 2012 50% schadereductie bereikt te hebben.<br />
Om deze ambitie te realiseren zijn genoemde<br />
partijen in 2008 het VMS veiligheidsprogramma<br />
gestart. Kernactiviteiten van dit programma<br />
betroffen de ontwikkeling en implementatie van een<br />
veiligheidsmanagementsysteem in alle ziekenhuizen en<br />
van verbeteractiviteiten op 10 inhoudelijke thema’s.<br />
Eind fase<br />
In de eindfase ligt de nadruk ligt op het gezamenlijke<br />
bereiken van de “eindstreep” eind 2012. Om dit te doen<br />
zijn de accenten in het Veiligheidsprogramma veranderd.<br />
De afgelopen jaren lag de nadruk op het ondersteunen<br />
van de ziekenhuizen door het ontwikkelen en<br />
uitrollen van instrumenten en het organiseren van conferenties<br />
en trainingen. In de eindfase ligt het accent op het<br />
(vergroten van het) bewustzijn van professionals en ziekenhuizen<br />
<strong>voor</strong> hun (lokale) verantwoordelijkheid <strong>voor</strong><br />
het behalen van de doelstellingen, het onder de aandacht<br />
brengen van goede <strong>voor</strong>beelden en resultaten die al bereikt<br />
zijn, en het transparant maken de resultaten. Ook<br />
zijn er nadere afspraken gemaakt met de Inspectie <strong>voor</strong><br />
de Gezondheidszorg (IGZ) over haar toezicht op het<br />
Veiligheidsprogramma.<br />
Transparant maken van resultaten (1): Quickscan<br />
Omdat een eenduidig beeld ontbrak over wat de stand<br />
van zaken met betrekking tot het veiligheidsprogramma<br />
was, is dit <strong>voor</strong>jaar besloten om een zogenaamde<br />
“Quickscan” uit te zetten naar alle ziekenhuizen. Een<br />
dergelijk beeld was ook noodzakelijk als verantwoording<br />
naar de subsidiegever, het ministerie van VWS.<br />
In de Quickscan werden Raden van Bestuur, medische<br />
staven en verpleegkundige adviesraden gevraagd om<br />
aan te geven waar zij stonden op het gebied van de implementatie<br />
van een veiligheidsmanagementsysteem<br />
en verbeteringen op de 10 thema’s. In de zomer is de<br />
Quickscan uitgezet en de resultaten laten zien dat veel<br />
ziekenhuizen nog hard aan de slag moeten, maar verwachten<br />
in 2012 de gezamenlijke ambitie te hebben<br />
bereikt. Alle ziekenhuizen hebben de eigen resultaten<br />
teruggekoppeld gekregen inclusief een benchmark ten<br />
opzichte van de totale groep, in de hoop dat deze rapporten<br />
(daar waar nodig) een motivatie vormen <strong>voor</strong><br />
de ziekenhuizen en professionals om nog harder aan de<br />
slag te gaan met patiëntveiligheid. De Quickscan zal de<br />
komende 15 maanden periodiek worden uitgevoerd om<br />
zo de <strong>voor</strong>tgang te monitoren. De volgende is geagendeerd<br />
<strong>voor</strong> december 2011.<br />
Toezicht door de Inspectie <strong>voor</strong> de<br />
Gezondheidszorg<br />
De IGZ heeft van de Minister van VWS de opdracht om<br />
toezicht te houden op de <strong>voor</strong>tgang van het veiligheidsprogramma.<br />
De resultaten van de Quickscan vormen<br />
onderdeel van het jaargesprek tussen de IGZ en het ziekenhuis.<br />
Transparant maken van resultaten (2): onderzoek<br />
door Nivel<br />
Het blijkt moeilijk om op geaggregeerd niveau eenduidige<br />
metingen te krijgen over wat de stand van zaken<br />
is m.b.t. de gezamenlijke doelstellingen (50% schade<br />
reductie) en de individuele doelstellingen van het programma.<br />
Om de registratielasten in de ziekenhuizen niet<br />
te vergroten en hen de kans te geven zich te richten op de<br />
veiligheidsactiviteiten, hebben de programmapartners<br />
besloten het onderzoeksinstituut NIVEL te vragen een<br />
onafhankelijk onderzoek te doen naar de (harde) resultaten<br />
van het programma in een selectie van de ziekenhuizen.<br />
Zo’n 40 ziekenhuizen worden daarbij betrokken.<br />
Medisch specialisten spelen een sleutelrol in landelijk<br />
maar <strong>voor</strong>al ook lokaal realiseren van verbeteringen op<br />
gebied van patiëntveiligheid en daarmee bij te dragen<br />
aan het veiliger maken van de <strong>Nederlandse</strong> gezond-<br />
28 de anesthesioloog 4 • 2011
heidzorg. Daarom willen wij middels deze brief de gezamenlijke<br />
verantwoordelijkheid om te werken aan de<br />
reductie van vermijdbare schade, benadrukken. U kunt<br />
dit doen door uw bijdrage te leveren aan locale initiatieven<br />
die de patiëntveiligheid bevorderen zoals opstellen<br />
en invoeren van protocollen, bijdragen aan metingen<br />
van de <strong>voor</strong>tgang en goede <strong>voor</strong>beelden etaleren in uw<br />
ziekenhuis of regio. Op deze wijze gaan wij ervan uit<br />
dat we, samen met u en de partners van het Veiligheidsprogramma<br />
een belangrijke bijdrage kunnen blijven leveren<br />
aan het verbeteren van de patiëntveiligheid in de<br />
<strong>Nederlandse</strong> ziekenhuizen.<br />
De Commissie Arts in opleiding tot Specialist Anesthesioloog (CASA)<br />
Tot <strong>voor</strong> kort bestond de Commissie Arts in opleiding tot<br />
Specialist Anesthesioloog (CASA) uit twee aios anesthesiologie<br />
per A-kliniek. Sinds vorig jaar is de commissie<br />
bijna gehalveerd: in het najaar van 2010 is door de<br />
NVA besloten dat per opleidingskliniek één aios in de<br />
CASA zitting neemt, samen met de twee aios die deel<br />
uitmaken van de lede<strong>nr</strong>aad. Graag willen we u <strong>voor</strong>stellen<br />
aan de 11 huidige leden van de CASA.<br />
M. Kuijpers (Marijn), AMC<br />
Concilium/presidium<br />
CASA-lid sinds mei 2010<br />
E.M.E. Craenen (Nini), UMCG<br />
Voorzitter (tot 1 januari 2012)<br />
lid sinds november 2009<br />
S. de Graaf (Stijn), St. Antonius<br />
Presidium<br />
lid sinds april 2010<br />
J.W. Hol (Jaap), Erasmus MC<br />
BBC<br />
Vanaf 1 januari 2012 <strong>voor</strong>zitter<br />
lid sinds maart 2011<br />
M.M.H. Bolman (Marloes), LUMC<br />
LVAG<br />
lid sinds mei 2009<br />
B.M.A. Pieters (Barbe), MUMC<br />
Secretaris<br />
lid sinds oktober 2010<br />
S. Buma (Sannine), VUmc<br />
Etalageproject<br />
CASA-lid sinds april 2011<br />
M. van Rens (Marieke), UMCN<br />
Penningmeester<br />
lid sinds januari 2011<br />
T.J. van den Berg (Tijs), AMC<br />
Lede<strong>nr</strong>aad<br />
sinds juni 2010<br />
M.L. Otterman (Marloes), UMCU<br />
CCA<br />
lid sinds september 2011<br />
M. Vogel (Marlou), St. Antonius<br />
Lede<strong>nr</strong>aad<br />
lid sinds maart 2011<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
29
WETENSCHAPSDAG 2011<br />
W<br />
Beste Oral presentation<br />
Mevrouw L. Knaepen, MUMC<br />
De titel van haar <strong>voor</strong>dracht luidde:<br />
Repetitive hind paw needle pricking in the neonatal rat<br />
results in long-term alterations in the spinal nociceptive<br />
network.<br />
Beste Short Oral presentation<br />
Mevrouw C.E. van den Brom, VU medisch centrum<br />
De titel van haar <strong>voor</strong>dracht luidde:<br />
Impaired myocardial function during stress, but not during<br />
sevoflurane ansthesia after short-term high fat diet feeding.<br />
De gastsprekers<br />
Gastspreker professor Adrian Gelb werd door Cor<br />
Kalkman gevraagd een <strong>voor</strong>dracht te verzorgen over het<br />
mentoren van jonge onderzoekers.<br />
Professor Walter Paulus, fysioloog, hield een <strong>voor</strong>dracht<br />
over Diastolisch hartfalen.<br />
Wetenschapsdag 2012: vrijdag 28 september in De Reehorst te Ede<br />
1st price (38,67) Patick Schober<br />
VUMC<br />
Public Access Defibrillation: Time<br />
Acces the Public.<br />
2nd price (37,00) Ralf Krage<br />
VUMC<br />
Cormack-Lehane classification<br />
revisited.<br />
3rd price (35,67) Ankie Hamaekers<br />
MUMC<br />
Ventilation through a small-bore<br />
catheter: optimizing expiratory<br />
ventilation assistance.<br />
30 de anesthesioloog 4 • 2011
Wat verder ter<br />
Wat verder ter tafel komt<br />
Promoties<br />
3 november 2011<br />
Steven H. Renes, Radboud Universiteit Nijmegen<br />
Refinements in techniques of regional anesthesia using<br />
ultrasound.<br />
29 november 2011<br />
Marcel de Leeuw, Vrije Universiteit Amsterdam<br />
Psoas compartment-sciatie nerve block for prosthetic<br />
hip surgery.<br />
Overleden<br />
8 november 2011<br />
Mevrouw professor D.M.E. Vermeulen-Cranch<br />
Op 95-jarige leeftijd, bij leven werkzaam in het<br />
Wilhelminagasthuis en het Academisch Medisch Centrum<br />
te Amsterdam.<br />
7 december 2011<br />
Jilles Bijker, Universiteit Utrecht<br />
Intraoperative Hypotension.<br />
vakinhoudelijke proefschriften<br />
29 november 2011<br />
Florance van Hunsel, Universiteit Groningen<br />
The contributionof direct patient reporting to pharmacovigilance.<br />
31 oktober 2011<br />
Sivera Berben, Radboud Universiteit Nijmegen<br />
Much tot gain in pain.<br />
Early and initial pain management in trauma patients<br />
in prehospital and hospital based emergency care.<br />
de anesthesioloog 4 • 2011<br />
31
NVA kalender<br />
kalender<br />
De volledige congreskalender en meer informatie over de hieronder genoemde congressen<br />
en bijeenkomsten vindt u op de NVA-website www.anesthesiologie.nl.<br />
2012<br />
16 januari SKA ledenvergadering<br />
WKZ Utrecht<br />
9 maart NANCHO<br />
UMCU Utrecht<br />
31 maart SUG-NVAM Masterclass Traumaopvang<br />
12 april SKA ledenvergadering,<br />
AMC Amsterdam<br />
17 april Nascholingsprogramma Sectie Pijngeneeskunde<br />
Groningen<br />
18 april Refresher Course Obstetrische Anesthesie<br />
Utrecht<br />
10-11 mei Anesthesiologendagen<br />
MECC Maastricht<br />
23-25 mei EJACTA<br />
RAI Amsterdam<br />
15-16 juni SKA Zomercongres<br />
28 september Wetenschapsdag<br />
De Reehorst Ede<br />
22-24 november Pijndagen<br />
Papendal Arnhem<br />
11 & 12 november Themabijeenkomst Sectie Kinderanesthesiologie<br />
Het NVA bureau wenst u het<br />
allerbeste <strong>voor</strong> 2012<br />
Telefoon<br />
Algemeen nummer<br />
030 282 3385<br />
Patricia Liem<br />
Directeur<br />
Bestuur/Lede<strong>nr</strong>aad, Accreditatie<br />
030 282 3855<br />
Martine Teeuwisse<br />
Directiesecretaresse<br />
Ledenadministratie<br />
030 282 3868<br />
Hans van Breugel<br />
Beleidsmedewerker Kwaliteit<br />
Commissie Kwaliteit<br />
030 282 3966<br />
Ronald Hortensius<br />
Beleidsmedewerker Opleiding<br />
Concilium Anaesthesiologicum<br />
030 282 3386<br />
Marloes van Grotel<br />
Beleidsmedewerker Secties<br />
Alle sectiecontacten<br />
030 282 3965<br />
Sandra Gijtenbeek<br />
Communicatiemedewerker<br />
Nieuwsbrief, Website,<br />
Commissie Wetenschap<br />
030 282 3270<br />
Judith van Oudheusden<br />
Bureaumedewerker<br />
CCA (cursus- en examencommissie),<br />
Opleidingsvisitaties<br />
030 282 3378<br />
Marjolein Swinkels<br />
Bureaumedewerker<br />
Financiële administratie,<br />
Kwaliteitsvisitaties<br />
BBC, Complicatieregistratie<br />
030 282 3880<br />
32 de anesthesioloog 4 • 2011