nr 4 2011.pdf - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie

nr 4 2011.pdf - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie nr 4 2011.pdf - Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie

anesthesiologie.nl
from anesthesiologie.nl More from this publisher

Nieuwsbrief van de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong> <strong>nr</strong>. 4 2011<br />

Professor D.M.E. Vermeulen-Cranch (1915-2011)<br />

Afscheid van een grande dame


2 de anesthesioloog 4 • 2011


COLOFON<br />

INHOUD jaargang 7 • nummer 4 • december 2011<br />

Redactieraad<br />

J.W. Kallewaard<br />

C.J. van Oort<br />

mw. P.L.T. Liem<br />

Redactie<br />

Sandra Gijtenbeek<br />

Druk<br />

Graficiënt Printmedia, Almere<br />

De NVA Nieuwsbrief is een officieel<br />

orgaan van de <strong>Nederlandse</strong><br />

<strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong> en<br />

wordt maximaal zesmaal per jaar<br />

gratis aan de leden toegestuurd.<br />

Deadline inzenden kopij <strong>voor</strong><br />

volgende Nieuwsbrief:<br />

6 februari 2012<br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong><br />

<strong>Anesthesiologie</strong><br />

opgericht 6 april 1948<br />

Bureau NVA<br />

Mercatorlaan 1200<br />

3528 BL Utrecht<br />

Correspondentieadres<br />

Postbus 20063<br />

3502 LB Utrecht<br />

Telefoon<br />

Algemeen nummer: 030 282 3856<br />

(zie achterzijde <strong>voor</strong> meer nummers)<br />

Fax<br />

030 282 3856<br />

E-mail:<br />

nva@anesthesiologie.nl<br />

Website<br />

www.anesthesiologie.nl<br />

VOORWOORD4<br />

Afscheid van een grand dame 5<br />

Op 8 november jl. overleed professor Vermeulen op 95-jarige leeftijd.<br />

Ter nagedachtenis aan deze bijzondere vrouw zijn foto’s en verhalen over haar<br />

bijeengebracht.<br />

De CEEA cursus en Han Langemeijer: al 25 jaar een begrip 15<br />

Han Langemeijer draag na 25 jaar het secretariaat over aan Eric van Dongen.<br />

Met een blocnootje in de hoek van de OK 27<br />

Schrijfster Anna Enquist bracht <strong>voor</strong> haar boek De Verdovers heel wat uren door op de<br />

afdeling anesthesiologie van de VUmc. Hoe kijkt de afdeling hierop terug?<br />

De Commissie Arts in opleiding tot Specialist Anesthesioloog (CASA) 29<br />

De leden van de CAGA stellen zich <strong>voor</strong><br />

SECTIES<br />

Wetenschap loont! 18<br />

Grants, poster- en proefschriftprijzen<br />

JURIDISCH<br />

Operateur nog steeds verantwoordelijk <strong>voor</strong> anesthesie...20<br />

Eva Koetsier & Ludmilla Garmers, Juridische Commissie<br />

KWALITEIT<br />

Kwaliteit in praktijk14<br />

Perioperatieve risicoanalyse onder de loep<br />

Hans van Breugel, beleidsmedewerker kwaliteit<br />

Zelf meedoen aan richtlijnontwikkeling 16<br />

Hans van Breugel, beleidsmedewerker kwaliteit<br />

Eerste ervaringen met e-learning 17<br />

Hans van Breugel, beleidsmedewerker kwaliteit<br />

Kwaliteitsvisitatie in revisie 19<br />

Hans van Breugel, beleidsmedewerker kwaliteit<br />

Het veiligheidsprogramma en de rol van medisch specialisten 28<br />

Drs. J.A. Fossen, Senior adviseur OMS<br />

WETENSCHAP<br />

Wetenschapsfraude12<br />

Christa Boer<br />

Wetenschapsdag 201130<br />

GESCHIEDENIS<br />

Opkomst en ondergang van de barbituraten in de anesthesiologie22<br />

Mattijn Buwalda, Commissie Geschiedenis<br />

OPLEIDING<br />

Transparantie over besteding van opleidingsgelden medische vervolgopleidingen25<br />

Ronald Hortensius, beleidsmedewerker opleiding<br />

WAT VERDER TER TAFEL KOMT<br />

Promoties 31<br />

Overleden<br />

VOORWOORD32<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

3


Voorwoord<br />

TERUGBLIK<br />

Geachte leden,<br />

Voor u ligt de laatste uitgave van de anesthesioloog van dit jaar. Een bijzondere uitgave in verband met het overlijden<br />

van een bijzondere vrouw: mevrouw Vermeulen-Cranch. Zij heeft enorm veel betekend <strong>voor</strong> de ontwikkeling<br />

van ons vak en in het bijzonder <strong>voor</strong> de opleiding. Het is bewonderenswaardig hoe zij tot op hoge leeftijd alle<br />

ontwikkelingen in ons vak bijhield. In 2010 woonde zij nog de naar haar vernoemde lezing bij tijdens de Anesthesiologendagen.<br />

In deze de anesthesioloog besteden we uiteraard veel aandacht aan deze ‘grande dame’.<br />

Het einde van een jaar is een goed moment om kort te evalueren en vast een <strong>voor</strong>schot te nemen op 2012. 2012 een<br />

jaar waarin de NVA <strong>voor</strong> het eerst gaat werken volgens een uitgewerkt strategisch jaarplan.<br />

Zoals u weet werkt de NVA, sinds een jaar in een nieuwe structuur. Het eerste jaar stond <strong>voor</strong>al in het teken van<br />

het tot stand brengen van deze structuur door het instellen van een professioneel bureau (met directeur en beleidsmedewerkers).<br />

Zij zijn aan het werk gegaan volgens een vastgestelde strategische cyclus in samenspraak met de<br />

Lede<strong>nr</strong>aad. Doel van deze herstructurering is de NVA om te vormen van een reactieve organisatie in een organisatie<br />

die pro-actief is in haar rol als regisseur en peri-operatief specialist. Dit doel hebben bij het ontwikkelen van<br />

het strategisch meerjarenplan steeds <strong>voor</strong> ogen gehouden.<br />

Nieuw dit jaar was het kwartaalnieuws waarin belangrijke actuele zaken per e-mail onder aandacht worden gebracht<br />

aan de leden. We realiseren ons dat informatie<strong>voor</strong>ziening van onschatbare waarde is om het beleid van<br />

de NVA binnen de leden te kunnen uitdragen. Het kwartaalnieuws een eerste stap, en inmiddels op veler verzoek<br />

uitgebreid naar een hogere frequentie. Belangrijk doel <strong>voor</strong> 2012 is, door middel van een vernieuwde (interactieve)<br />

website de leden beter van informatie te kunnen <strong>voor</strong>zien.<br />

Een aantal belangrijke dossiers die in 2012 worden afgerond wil ik hier nog de revue laten passeren.<br />

De PACU is officieel anesthesiologisch domein. In 2012 zal een budget impact analyse plaatsvinden om verdere<br />

implementatie te faciliteren. De sedatierichtlijn volgt eenzelfde traject. Implementatie heeft dermate grote impact<br />

dat op dit moment, samen met de andere WV-en en de IGZ wordt gekeken aan welke minimale normen de ziekenhuizen<br />

die sedatie uitvoeren kunnen en moeten voldoen bij inwerkingtreding van de richtlijn. Wij houden u<br />

hiervan op de hoogte. Een richtlijn die in 2011 veel stof heeft doen opwaaien; de WIP richtlijn wordt op onderdelen<br />

aangepast, waardoor een <strong>voor</strong> Anesthesiologen en ziekenhuizen werkzame situatie zal ontstaan. Ook hier komen<br />

de richtlijnopstellers, samen met de IGZ en de NVA met een minimum set waaraan zal moeten worden voldaan<br />

in 2012. De nieuwe IC richtlijn, een initiatief van de NVA samen met de NIV en NVIC, vordert gestaag en naar<br />

tevredenheid van de diverse deelnemers. Het eerste concept wordt in 2012 verwacht.<br />

We hebben in 2011 veel bereikt en het bestuur is klaar <strong>voor</strong> de volgende uitdagingen in de nabije toekomst. Ons<br />

vak is in beweging, maar de wereld om ons heen ook. Hierop moeten we inspelen en beleid maken als peri-operatieve<br />

specialisten die het welzijn van de patiënt centraal hebben staan.<br />

Rest mij nog u een goed 2012 te wensen en u erop te wijzen dat bestuurswisselingen tegenwoordig plaatsvinden<br />

middels sollicitaties naar die functie. Recent heeft een eerste wisseling ‘nieuwe stijl’ plaatsgevonden en is<br />

professor Knape toegetreden tot het bestuur. Ik nodig alle NVA-leden met bestuurlijke ambities uit bij de volgende<br />

vacatures mee te solliciteren.<br />

Jan Willem Kallewaard<br />

4 de anesthesioloog 4 • 2011


Professor D.M.E. Vermeulen-Cranch<br />

1915-2011<br />

Afscheid van een grande dame<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

5


In memoriam<br />

Professor D.M.E. Vermeulen-Cranch, FFARCS<br />

1915-2011<br />

Op 8 november 2011 is Mevrouw Vermeulen, emeritus<br />

hoogleraar in de <strong>Anesthesiologie</strong> aan de Universiteit<br />

van Amsterdam, na een lang actief leven overleden.<br />

Hiermee heeft de <strong>Nederlandse</strong> anesthesiologische gemeenschap<br />

een groot verlies geleden.<br />

Doreen Cranch kwam vlak na de oorlog tijdens een lezing<br />

in het Royal College of Surgeons in Londen in<br />

contact met prof. Willem Noordenbos Sr, chirurg in<br />

het Wilhelminagasthuis (WG), die tot erelid werd benoemd<br />

in dat College. Dit contact leidde tot enkele bezoeken<br />

van haar aan het WG in 1946 en een verzoek de<br />

anesthesie hier op moderne leest te schoeien.<br />

Vlak daar<strong>voor</strong> was zij in het huwelijk getreden met<br />

een <strong>Nederlandse</strong> koopvaardijstuurman, G. Vermeulen<br />

die twee torpedoaanvallen in de oorlogsjaren had overleefd<br />

en die later directeur van de KNSM in Amsterdam<br />

zou worden.<br />

In die tijd bestonden er, in tegenstelling tot in het Verenigd<br />

Koninkrijk, geen specialisten in de anesthesie in<br />

Nederland. De chirurgen lieten hun jongste assistent of<br />

verpleegkundigen de anesthesie verzorgen, die uit zeer<br />

simpele methoden bestond. Hoogleraren in de chirurgie<br />

bezochten na de oorlog Engeland en zagen toen hoe<br />

veel meer mogelijkheden de daar veel verder ontwikkelde<br />

Angelsaksische anesthesiepraktijk bood.<br />

De amper 30-jarige jonge vrouw (om ouder te lijken<br />

stak ze haar haar op!) maakte de “sprong naar het<br />

continent” en betrad in de <strong>Nederlandse</strong> chirurgie een<br />

streng hiërarchisch masculien bolwerk met in haar bagage<br />

een grote <strong>voor</strong>sprong in kennis en niet te vergeten<br />

moderne materialen, die zij in haar beroemde koffertje<br />

meenam. Met die kennis, maar <strong>voor</strong>al met haar grote<br />

tactische gaven en een bijzondere mate van bescheidenheid<br />

gemengd met professionele vastberadenheid<br />

en gevoel <strong>voor</strong> bestaande verhoudingen wist zij de<br />

anesthesiologie in het Wilhelminagasthuis, in andere<br />

Amsterdamse ziekenhuizen (op de fiets en per openbaar<br />

vervoer met een mobiel anesthesie-apparaat) en<br />

ook deels in Utrecht te moderniseren tot een volwaardig<br />

specialisme. Waar <strong>voor</strong>heen de open etherkapnarcose<br />

met onbeschermde luchtwegen de mogelijkheden<br />

zeer beperkte en tot grote risico’s leidde, introduceerde<br />

zij de endotracheale tube waardoor er opeens open thoraxoperaties<br />

mogelijk werden. Ook voerde zij direct<br />

het routinematige intraveneuze infuus in, intraveneuze<br />

hypnotica, het splinternieuwe curare en analgetica; het<br />

concept van de mono-anesthesie met damp ging overboord.<br />

Het invoeren van preoperatieve evaluatie en van<br />

een verkoeverkamer en intensive care was ook haar<br />

werk, evenals de sterk verbeterde zorg <strong>voor</strong> pasgeborenen<br />

die intensieve zorg behoeven. Ook bijzonder aan<br />

haar was, dat ze gespecialiseerde verpleegkundigen<br />

opleidde, waarmee de anesthesiemedewerker was geboren,<br />

en een eigen technische instrumentenmaker, de<br />

heer A.N. van Oostrum, aan zich kon binden. Binnen<br />

korte tijd rolden de <strong>voor</strong>heen ongenaakbare chirurgen<br />

6 de anesthesioloog 4 • 2011


<strong>voor</strong> haar de rode loper uit. Later heeft zij zich o.a. toegelegd<br />

op sedatietechnieken in de tandheelkunde en<br />

<strong>voor</strong> ingrepen bij verstandelijk gehandicapten.<br />

Professor I. Boerema, chirurg in het WG, gaf haar<br />

de ruimte om al in 1947 de opleiding tot specialisten<br />

<strong>Anesthesiologie</strong> vorm te geven. Haar eerste leerlingen<br />

waren Boeré en Mauve. In 1951 werd zij kroondocent<br />

en in 1958 de eerste Hoogleraar in dit nieuwe<br />

vakgebied op het Europese vasteland. Uit deze<br />

school kwamen vele latere hoogleraren <strong>voor</strong>t. Doreen<br />

Vermeulen-Cranch stond aan de wieg van de <strong>Nederlandse</strong><br />

<strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong> in 1948 (toen<br />

nog <strong>Nederlandse</strong> Anesthesisten <strong>Vereniging</strong>) en van de<br />

World Federation of Societies of Anaesthesiologists op<br />

het eerste wereldcongres in 1955. Tot 1984 was zij de<br />

”Missis” op wier kunde en kennis vele WG- en AMCchirurgen<br />

een beroep hebben kunnen doen en aan wie<br />

wij, haar leerlingen, heel veel te danken hebben. Onder<br />

haar leiding zijn honderden anesthesiologen gevormd<br />

en heeft het vak zich kunnen ontwikkelen tot een volwaardig<br />

medisch specialisme. Haar afscheidsrede was<br />

getiteld: “Emancipatieproces”. Zelf een zeldzaam geëmancipeerde<br />

vrouw, die menig vrouwelijke collega<br />

heeft geïnspireerd, heeft zij inhoud gegeven aan de<br />

emancipatie van de <strong>Nederlandse</strong> anesthesiologie waar<br />

wij allen dankbaar <strong>voor</strong> mogen zijn.<br />

Mevrouw Vermeulen heeft tot deze zomer nog volop<br />

deelgenomen aan het anesthesiologische leven. Haar<br />

hartverwarmende belangstelling <strong>voor</strong> de afdeling in<br />

het AMC, het specialisme in het algemeen en <strong>voor</strong>al<br />

ook de mensen in het vak heeft ze tot en met haar 95e<br />

jaar met verve getoond. Gesteund door collegae heeft<br />

ze jaarlijks de naar haar genoemde lezing tijdens de<br />

Anesthesiologendagen bijgewoond, én altijd van commentaar<br />

<strong>voor</strong>zien! Haar laatste publieke optreden was<br />

slechts enkele maanden geleden, toen we haar op het<br />

ESA-congres in de RAI in Amsterdam mochten ontvangen<br />

op de Historische Tentoonstelling van de NVA,<br />

waarna ze tijdens de officiële openingsceremonie nog<br />

eens glorieus gehuldigd werd. Ze genoot er van!<br />

Ze is draagster van zeer hoge onderscheidingen zowel<br />

in ons land als in Engeland (Ridder in de Orde van de<br />

<strong>Nederlandse</strong> Leeuw en Commander of the British Empire)<br />

en Erelid van de wetenschappelijke vereniging in<br />

beide landen.<br />

Haar koffertje, haar schilderij en vele andere attributen<br />

laten de herinnering aan haar <strong>voor</strong>tleven in het historisch<br />

Anesthesiemuseum in het AMC.<br />

Wij allen denken met grote warmte terug aan een bijzondere<br />

vrouw en een lief mens!<br />

Wij wensen haar dochter en zoon, kleinkinderen en<br />

achterkleindochter veel sterkte met dit verlies.<br />

Jan Eshuis, anesthesioloog AMC<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

7


Afscheid van een grande dame<br />

De promotie in Amsterdam van DHG Keuskamp bij<br />

mw Vermeulen in 1960. Hij heeft zojuist het proefschrift<br />

“De ervaringen met luchtkoeling ten behoeve van operaties<br />

aan het hart” met succes verdedigd.<br />

Voor mij persoonlijk heeft mevrouw Vermeulen veel<br />

betekend tijdens mijn studie geneeskunde aan de Universiteit<br />

van Amsterdam. Zij was toen hoogleraraar en<br />

haar colleges waren iets heel nieuws.<br />

Daarnaast is zij gedurende een jaar mijn opleider geweest.<br />

De wijze waarop zij mijn militaire anesthesiologische<br />

training in 1969 <strong>voor</strong>tzette en aanvulde is mij<br />

altijd als een bijzondere ervaring bijgebleven. Mijn<br />

vertrek tijdens de opleiding naar het Academisch Ziekenhuis<br />

te Utrecht heeft zij niet alleen goedgevonden<br />

maar ook werkelijk gestimuleerd, mede om de anesthesiologie<br />

in Utrecht te ondersteunen. Zij is in die periode<br />

nog een lange tijd formeel mijn opleider gebleven<br />

omdat de opleiding in Utrecht nog niet erkend was.<br />

Haar betekenis <strong>voor</strong> de anesthesiologie in Nederland is<br />

tijdens haar creamatie te Zwolle zo duidelijk beklemtoond<br />

dat ik daar eigenlijk niets aan toe kan voegen.<br />

In 1958 werd zij de eerste<br />

vrouwelijke hoogleraar in het vak.<br />

In latere jaren heb ik haar belang leren kennen in de<br />

bestuurlijke en kringen van de NVA, de LSV en de<br />

KNMG. Ik heb de eer en het genoegen gehad om met<br />

haar in een aantal belangrijke landelijke commissies<br />

te mogen samenwerken. Haar brede visie op het specialisme,<br />

haar grote ervaring en de kennis van al die<br />

onderwerpen die daar aan de orde kwamen heb ik altijd<br />

bewonderd. Ik heb daar ook zeer veel van mogen leren.<br />

Haar belangstelling <strong>voor</strong> de NVA 60+ Club heeft mij<br />

altijd aangenaam getroffen. Zij bezocht bijna alle bijeenkomsten.<br />

Met name de najaarsbijeenkomst van<br />

2006 is een dierbare herinnering omdat zij toen haar<br />

zestigjarige verblijf in Nederland herdacht. De lunch<br />

die zij toen in Elburg <strong>voor</strong> ons organiseerde was zeer<br />

bijzonder.<br />

Mw Vermeulen met Cor Kalkman,<br />

een van haar laatste assistenten.<br />

Ik herinner haar als een warme belangstellende vrouw<br />

en leermeester en ben haar nog steeds dankbaar <strong>voor</strong><br />

de kansen, die zij mij tijdens mijn loopbaan als anesthesioloog<br />

heeft geboden.<br />

Jan Jager<br />

8 de anesthesioloog 4 • 2011


Afscheid van een grande dame<br />

Mw. Vermeulen met Markus Hollmann en<br />

Wolfgang Schlack, de nieuwe AMC generatie<br />

Allemaal kennen we de prachtige geschiedenis van<br />

de jonge begaafde vrouw die op het Royal College<br />

of Surgeons professor Willem Noordenbos Sr. tegenkwam,<br />

die direct zag wat zij zou kunnen betekenen<br />

<strong>voor</strong> de stimulans van de achtergebleven naoorlogse<br />

chirurgie in Nederland. Amper dertig jaar oud belandde<br />

dokter Vermeulen in een steil hiërarchisch masculien<br />

bolwerk van individuele chirurgen. Om wat ouder<br />

te lijken stak ze haar haar op! De Angelsaksische<br />

anesthesie liep in die dagen vér <strong>voor</strong> op Nederland,<br />

waar ze opliep tegen, in haar eigen woorden (ik citeer):<br />

‘die typisch Duitse verafgoding van de dokter<br />

en de chirurg waardoor geen oriëntatie bestond op<br />

de moderne Angelsaksische anesthesie’. De beperkingen<br />

van de toen vigerende technieken, vnl. open<br />

etherkapnarcose met onbeschermde luchtwegen waren<br />

enorm. Aan mevrouw Vermeulen is het te danken<br />

dat er bij<strong>voor</strong>beeld primair infusen werden geprikt,<br />

preoperatieve evaluatie plaatsvond, en intraveneuze<br />

hypnotica, analgetica en het splinternieuwe curare<br />

die monoanesthesie met damp verdrongen, dat er een<br />

Verkoeverkamer werd ingericht en even later een Intensive<br />

Care; dat heeft zij allemaal bevochten. Dat<br />

geldt ook <strong>voor</strong> verbetering in de zorg <strong>voor</strong> neonaten<br />

doordat ze de Apgarscore vertaalde en veel proactiever<br />

de reanimatie ter hand nam van pasgeborenen die<br />

extra zorg behoefden. Ook regionale technieken zoals<br />

epiduralen en perifere zenuwblokkades, maar ook<br />

pijnblokkades werden door haar geïntroduceerd<br />

Even bijpraten met Jan Beiboer<br />

tijdens het Lustrum in 2008.<br />

Mw. Vermeulen danst met Nic de Zwaan<br />

tijdens het lustrumfeest in 2008.<br />

Wat was haar geheim? Haar belangrijkste wapens waren<br />

ongetwijfeld haar grote tact, haar onmiddellijke<br />

inzicht in de bestaande verhoudingen, haar geduld<br />

en wijsheid en haar vermogen om ook op zijn tijd te<br />

zwijgen.<br />

Na haar emeritaat zijn haar warme belangstelling<br />

<strong>voor</strong> het vakgebied, de afdeling <strong>Anesthesiologie</strong> in<br />

het AMC en <strong>voor</strong>al de mensen in het vak heel karakteristiek<br />

gebleven. Vrijwel iedereen die het over haar<br />

heeft krijgt een warme glans in de ogen.<br />

Anesthesiologendagen 2010<br />

Jan Eshuis<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

9


ESA in Amsterdam 2011<br />

Afscheid van een grande dame<br />

Mevrouw Doreen Máry Elizabeth Vermeulen-Cranch.<br />

Wat een prachtige rijke levensloop.<br />

Met grote verdiensten, waar<strong>voor</strong> zovelen haar dank<br />

verschuldigd zijn.<br />

ESA in Amsterdam 2011<br />

Gelukkig heeft zij ons altijd veel verteld in persoonlijke<br />

gesprekken en de vele interviews.<br />

Tijdens mijn NVA <strong>voor</strong>zitterschap was zijn bemoedigend<br />

bij het uitstippelen van beleid van de <strong>Nederlandse</strong><br />

Anesthesie, waarbij haar altijd zorgvuldige begeleiding<br />

van de patiënt <strong>voor</strong>op stond: ‘their life is in youre<br />

hands’<br />

Jan Beiboer<br />

In 2008 poseerde mw. Vermeulen <strong>voor</strong><br />

de Morpheus.<br />

10 de anesthesioloog 4 • 2011


Bron: Elsevier<br />

Moeder van de anesthesiologie<br />

Doreen Vermeulen-Cranch 1915-2011<br />

Gerlof Leistra<br />

Wie is de belangrijkste persoon in de operatiekamer: de chirurg of de anesthesioloog? De patiënt! Het was een<br />

van de lessen van de Amsterdamse hoogleraar anesthesiologie Doreen Vermeulen-Cranch. Dinsdag 8 november<br />

overleed zij in haar woonplaats Elburg op 95-jarige leeftijd aan hartfalen.<br />

Ze werd op 30 december 1915 geboren in Wales. Haar moeder was onderwijzeres, haar vader was als technicus<br />

betrokken bij de bouw van de eerste röntgenauto. Op het moment dat een hoge politicus het rijdende röntgenapparaat<br />

ten doop hield, werd bij hem longkanker geconstateerd.<br />

Doreen studeerde medicijnen in Cardiff. Tijdens de Tweede Wereldoorlog specialiseerde zij zich in Londen tot<br />

anesthesioloog. Daar leerde ze ook haar latere echtgenoot kennen, een stuurman, later directeur, van de Koninklijke<br />

Nederlandsche Stoomboot Maatschappij, wiens schip twee keer door de Duitsers is getorpedeerd. Op een<br />

congres vroeg hoogleraar chirurgie Willem Noordenbos haar naar Nederland te komen: daar druppelden ze bij<br />

operaties nog ether om te verdoven..<br />

Vanaf 1946 leidde Vermeulen-Cranch anesthesiologen op in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam – en na een<br />

fusie in het AMC. Zij was de eerste vrouwelijke hoogleraar in het vakgebied en stond aan de wieg van de anesthesiologie<br />

in Nederland.‘Het was een tijd van pionieren,’ zegt Liesbeth (59), jongste van de twee kinderen. ‘Met een<br />

koffer <strong>voor</strong> het instrumentarium reed mijn moeder op haar sportfiets van het ene ziekenhuis naar het andere. Na<br />

een paar onverklaarbare sterfgevallen op de operatiekamer in Utrecht moest zij daar, op dringend verzoek van de<br />

hulpeloze chirurg, orde op zaken stellen..<br />

In een destijds typisch mannenbolwerk moest Vermeulen-Cranch haar vak verdedigen en uitoefenen, zegt Vivian<br />

Oei, die in 1967 bij haar in opleiding kwam. ‘Chirurgen waren macho’s. Voor Doreen stond de patiënt bovenaan.<br />

Zij was een warm mens en gaf adviezen over het moederschap. Een charmante persoonlijkheid, ijdel, en altijd<br />

mooi gekleed.’<br />

Ze was de moeder van de anesthesiologie, zegt oud-<strong>voor</strong>zitter Jan Beiboer (83) van de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong><br />

<strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong>. Ook hij is door haar opgeleid. ‘Met haar standvastigheid wist zij veel te bereiken. De emancipatie<br />

van ons vak was haar verdienste.’ Na haar emeritaat in 1983 had Vermeulen-Cranch wat meer tijd <strong>voor</strong> de<br />

Engelse tuin bij haar vakantieboerderij in Elburg. Daarnaast bleef zij haar vak op de voet volgen en maakte ze zich<br />

met Peter Makkes sterk <strong>voor</strong> lachgas-sedatie bij tandartspatiënten met extreme angst of beperkingen.<br />

Gespecialiseerd tandarts Elinor Bouvy (66) noemt haar een engelbewaarder. ‘Zij heeft twintig jaar <strong>voor</strong> ons gestreden.<br />

Ik heb zoveel van haar geleerd. We hadden het altijd over de patiënten. Pijn was niet nodig, benadrukte zij<br />

altijd. Op tandartscongressen in Engeland werd zij geadoreerd.’<br />

Tot op hoge leeftijd toonde Vermeulen-Cranch interesse <strong>voor</strong> haar vak. Afgelopen juni woonde ze het jaarlijkse<br />

vakcongres bij in de RAI. Opnieuw was zij het stralende middelpunt. Het leek wel de voedertijd in Artis, zei een<br />

oud-collega tijdens de crematie.<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

11


Wetenschap<br />

WETENSCHAPSFRAUDE<br />

Christa Boer PhD, resaerch-coördinator Perioperative Care, VU medisch centrum<br />

In maart 2011 verscheen een editorial van Steven Shafer in Anesthesia&Analgesia<br />

met de titel ‘Shadow of Doubt’ waarin hij de wetenschapsfraude van Joachim<br />

Boldt beschrijft. 1 In de editorial vatte Shafer zijn bevindingen samen die hebben<br />

geleid tot de conclusie dat een eerder gepubliceerde studie van Boldt was gebaseerd<br />

op gefabriceerde data. Na de ontmaskering van de Amerikaan Scott Reuben<br />

kwam deze openbaring <strong>voor</strong> velen van ons als donderslag bij heldere hemel.<br />

Ik weet dat ik in die periode met een manuscript bezig<br />

was waarin ik naar een artikel van Boldt verwees. In<br />

overleg met de editor van het tijdschrift waar ik mijn<br />

artikel naartoe had gestuurd heb ik toen besloten om<br />

niet meer naar deze artikelen te refereren, ook al was<br />

de reikwijdte van de fraude van Boldt op dat moment<br />

nog niet duidelijk. Het uiteindelijke gevolg van de ontmaskering<br />

van Boldt is bekend, veel tijdschriften hebben<br />

zijn wetenschappelijke artikelen teruggetrokken,<br />

en verschillende klinische richtlijnen zullen derhalve<br />

moeten worden herzien.<br />

Met de recente berichtgeving rondom Diederik Stapel<br />

en Don Poldermans is wetenschapsfraude of<br />

wetenschappelijk wangedrag ook <strong>voor</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />

wetenschappers en clinici dichtbij gekomen. Het<br />

onderzoek naar Poldermans is door een speciale<br />

commissie samengevat in het rapport Onderzoek<br />

naar mogelijke schending van de wetenschappelijke<br />

integriteit waarin wordt beschreven hoe een aantal<br />

vormen van wetenschappelijk wangedrag de integriteit<br />

van de onderzoeker heeft beschadigt. 2 Uit het<br />

rapport komt echter ook naar voren dat geen van de<br />

onderzoeksuitkomsten zijn gemanipuleerd in de zin<br />

dat resultaten bewust in een bepaalde richting zijn<br />

gestuurd. 2 Het zal in de komende maanden duidelijk<br />

worden welke impact de bovengenoemde bevindingen<br />

hebben op ons vak, en of zij zullen leiden tot<br />

aanpassingen in de richtlijnen <strong>voor</strong> het perioperatieve<br />

proces die gebaseerd zijn op publicaties van<br />

Poldermans.<br />

Vormen van wetenschappelijke fraude<br />

Onzorgvuldigheden in wetenschappelijk onderzoek<br />

en dataverwerking kennen verschillende vormen.<br />

De meest ernstige vorm betreft onderzoek waar<strong>voor</strong><br />

is aangetoond dat (een deel van) de gegevens zijn<br />

verzonnen, zoals in de situaties van Scott Rueben,<br />

Joachim Boldt en Diederik Stapel. In Amerika<br />

en Duitsland is deze vorm van wetenschapsfraude<br />

zwaar bestraft door het gerechtelijk systeem, met<br />

hoge geldboetes en gevangenisstraf.<br />

Een meer genuanceerde vorm van wetenschappelijke<br />

onzorgvuldigheden betreft het aanvullen van data,<br />

veranderen van data of het weglaten van negatieve<br />

onderzoeksgegevens. Deze vormen van datamassage<br />

of datamanipulatie zijn moeilijk te achterhalen,<br />

en de grenzen <strong>voor</strong> wat mag en niet mag zijn<br />

niet <strong>voor</strong> ieder discipline hetzelfde. Een interessant<br />

<strong>voor</strong>beeld hier<strong>voor</strong> vormt het aanvullen van missende<br />

onderzoeksgegevens. Binnen de medische<br />

wetenschap is het aanvullen van de zogenaamde<br />

‘missings’ vaak geen reguliere werkwijze. Immers,<br />

ontbrekende onderzoeksgegevens zeggen net zo veel<br />

over een patiënt en wetenschappelijk onderzoek als<br />

verkregen resultaten. Binnen andere vakgebieden,<br />

zoals de epidemiologie, worden juist geavanceerde<br />

statistische methoden toegepast waarbij missende<br />

data worden “ingevuld” met zogenaamde imputatiemodellen.<br />

Hoewel het geaccepteerd is om met deze<br />

imputatiemodellen te werken wanneer het model<br />

zorgvuldig wordt gerapporteerd in de methode van<br />

het manuscript, zijn niet alle onderzoekers even<br />

duidelijk over het type imputatiemodel dat zij hebben<br />

toegepast tijdens de data analyse. Het toepassen<br />

van verschillende soorten imputatiemodellen<br />

kunnen echter respectievelijk leiden tot positieve of<br />

negatieve onderzoeksresultaten, en dragen daarmee<br />

bij tot manipulatie van de bewijskracht van een<br />

wetenschappelijk manuscript. Interessant genoeg<br />

is deze vorm van datamassage een geaccepteerde<br />

methode <strong>voor</strong> het aanvullen van missende gegevens,<br />

terwijl dit met even groot gemak zou kunnen worden<br />

12 de anesthesioloog 4 • 2011


geschaard onder wetenschapsfraude bij incorrecte<br />

vermelding in een manuscript. De toegenomen aandacht<br />

<strong>voor</strong> wetenschappelijke onzorgvuldigheden<br />

vereist een betere definitie van dit zogenaamde<br />

grijze gebied.<br />

Werkdruk<br />

Een van de vragen die onmiddellijk bij mij is opgekomen<br />

toen ik de berichtgeving rondom de wetenschapsfraude<br />

las is waarom een gerenommeerd en<br />

beroemd wetenschapper met internationale faam<br />

en erkenning wordt ‘verleid’ tot wetenschappelijk<br />

wangedrag. Op 24 november 2011 werd tijdens een<br />

uitzending van Pauw & Witteman door prof.dr. Yvo<br />

Smulders (VUmc) en prof.dr. Robbert Dijkgraaf<br />

(KNAW) in ieder geval duidelijk dat hoogleraren<br />

die werkzaam zijn in de gezondheidszorg een hoge<br />

publicatiedrang voelen. 3 Niet alleen uit ijdelheid en<br />

prestatiedrang, maar ook omdat het huidige systeem<br />

dit verlangt om hoogleraar te worden en te blijven.<br />

Mede door het competitieve systeem staat Nederland<br />

bekend om een relatief groot aantal wetenschappelijke<br />

publicaties met goede impact op jaarbasis.<br />

Dijkgraaf sprak echter ook van publicatiefetisjisme,<br />

en dit verschijnsel zou invloed kunnen uitoefenen<br />

op de betrouwbaarheid van deze publicaties. Uit<br />

recent onderzoek van Yoeri Tijding, Ton Vergouwen<br />

en Yvo Smulders blijkt tevens dat de hoge publicatiedruk<br />

leidt tot een hoge werkdruk bij hoogleraren<br />

die werkzaam zijn in de gezondheidszorg, en dat<br />

een op de vier van deze hoogleraren kenmerken<br />

heeft van een burn-out. 4 Daarnaast denkt een op de<br />

drie hoogleraren dat er collega’s zijn die, al dan niet<br />

intentioneel, onzorgvuldig omgaan met wetenschappelijke<br />

gegevens.<br />

Wetenschappelijke onzorgvuldigheden lijken daarmee<br />

deels gevoed te worden door de druk van buitenaf<br />

op het vinden van positieve onderzoeksresultaten.<br />

Deze druk kan komen vanuit verschillende belanghebbenden,<br />

zoals de werkgever, subsidieverstrekkers,<br />

de industrie en wetenschappelijke tijdschriften.<br />

Hier zijn ook bekende <strong>voor</strong>beelden van, zoals het<br />

farmaceutische product Vioxx dat ooit uit het assortiment<br />

is gehaald nadat bekend werd dat de onderzoekers,<br />

de producent en een <strong>voor</strong>aanstaand medisch<br />

tijdschrift onzorgvuldig hebben gehandeld in de<br />

rapportage van ongewenste bijwerkingen van dit<br />

product. 5 Al met al lijkt de prestatiedruk die wordt<br />

opgelegd ook <strong>voor</strong> gerenommeerde wetenschappers<br />

soms zo groot dat dit geassocieerd gaat met verschuivingen<br />

in de kwaliteit, betrouwbaarheid en accuraatheid<br />

van wetenschappelijke data. De vraag is of het<br />

huidige, zeer competitieve onderzoeksklimaat niet in<br />

toenemende mate zou kunnen leiden tot wetenschappelijke<br />

onzorgvuldigheden, en of dit geen halt moet<br />

worden toegeroepen.<br />

Incident of topje van de ijsberg?<br />

Na de berichtgeving rondom de onzorgvuldigheden<br />

in het onderzoek van Poldermans kwamen er een<br />

aantal vragen bij mij op. Hoe is het in mijn afdeling<br />

geregeld? Hoe kunnen we <strong>voor</strong>komen dat dit ons ook<br />

gebeurt? Hoe zullen deze vormen van wetenschapsfraude<br />

de onderzoekspraktijk gaan beïnvloeden? Is<br />

het een incident of het topje van de ijsberg? En wat<br />

is de motivatie van deze onderzoekers? Met name dat<br />

laatste intrigeert me. Waarom zou je, als je al succesvol<br />

bent als wetenschapper, overgaan op vervalsing<br />

van onderzoeksgegevens?<br />

De bevindingen van wetenschappelijke onzorgvuldigheid<br />

zullen in ieder geval gaan leiden tot herziening<br />

van kwaliteit en controle binnen wetenschappelijk<br />

onderzoek van verschillende klinische<br />

afdelingen. De onderzoekscommissie in Rotterdam<br />

heeft geconcludeerd dat een geïsoleerde positie<br />

van individuele onderzoekers in de toekomst niet<br />

meer kan worden getolereerd, en dat wetenschappelijk<br />

onderzoek een open, transparante en kritische<br />

onderzoekscultuur verlangt. 2 Daarnaast zullen<br />

er ongetwijfeld reacties komen vanuit de hoek van<br />

Good Clinical Practice en medisch ethische toetsing<br />

om het proces van klinische dataverzameling en<br />

verwerking nog beter te bewaken. Voor mij staat in<br />

ieder geval vast dat na de recente gebeurtenissen het<br />

werk <strong>voor</strong> wetenschappers nooit meer hetzelfde zal<br />

zijn. Hopelijk haalt dit uiteindelijk niet het hart uit<br />

de wetenschap.<br />

Literatuur<br />

1 Shafer SL. Shadow of doubt. Anesthesia&Analgesia 2011;3:498-<br />

500.<br />

2 Onderzoekscommissie Wetenschappelijke Integriteit. Erasmus<br />

Medisch Centrum Rotterdam. Rapportage webversie 16 november<br />

2011.<br />

3 Paul en Witteman. Uitzending 24 november 2011.<br />

4 www.vumc.nl/zorg/nieuws/6589763. Tijding J, Vergouwen T,<br />

5 Smulders Y. Publicatiedruk onder medisch hoogleraren is hoog.<br />

Bevlogenheid ook. •Krumholz et al. What have we learntfromVioxx.<br />

BMJ 2007;334:120-123.<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

13


Kwaliteit<br />

in praktijk<br />

foto Shutterstock<br />

De Commissie Kwaliteit van de <strong>Nederlandse</strong><br />

<strong>Vereniging</strong> <strong>voor</strong> <strong>Anesthesiologie</strong> is de<br />

beleidscommissie die zich richt op de samenhang<br />

in kwaliteitsbeleid binnen de vereniging.<br />

Onderstaand artikel is onderdeel van<br />

een reeks die periodiek in De Anesthesioloog<br />

verschijnt en inzicht geeft in de activiteiten<br />

van deze commissie en de betekenis ervan<br />

<strong>voor</strong> de anesthesiologische praktijkvoering.<br />

door Hans van Breugel, namens Commissie Kwaliteit<br />

PERIOPERATIEVE RISICOANALYSE ONDER DE LOEP<br />

WAT SPEELT ER?<br />

De huidige ASA-classificatie is erg grofmazig en gebaseerd<br />

op zeer oude afspraken. Daardoor geeft deze<br />

classificatie feitelijk weinig inzicht in wat je er in de<br />

praktijk mee moet doen. Uit de studie naar Hospital<br />

Standardised Mortality Rates (HSMR) blijkt dat in Nederland<br />

de ASA-classificatie ondergewaardeerd wordt.<br />

Er zou dus ook in het kader van internationale vergelijkbaarheid<br />

een meer actuele risicoanalyse moeten<br />

komen. Met betrekking tot risicoanalyse zijn instrumenten<br />

beschikbaar om <strong>voor</strong> een orgaansysteem een<br />

risicoanalyse te maken. De beschikbare instrumenten<br />

worden echter niet gebruikt zoals ze zijn bedoeld en<br />

zeker niet op een geïntegreerde wijze. Bovendien zou<br />

je de verschillende factoren onderling willen wegen.<br />

WAT DOEN WE ERAAN?<br />

De Commissie Kwaliteit wil een instrument ontwikkelen<br />

waarmee op objectieve wijze, dus onafhankelijk<br />

van de ervaring van de anesthesioloog, een betrouwbare<br />

risico-inschatting kan worden gemaakt. Zij beogen<br />

dit vanuit uitkomst van zorg en complicatieregistratie<br />

in te steken en willen bovendien de relatie tussen oorzaak<br />

en gevolg gaan begrijpen, bij<strong>voor</strong>beeld door incident-<br />

en registratieanalyse. Hier<strong>voor</strong> is het van belang<br />

om samenwerking te zoeken met andere specialismen,<br />

om er<strong>voor</strong> te zorgen dat de effecten van handelen in<br />

alle stadia van een behandeling in relatie kunnen worden<br />

gebracht met bij<strong>voor</strong>beeld mortaliteit, verlengde<br />

verpleegduur en heropnames.<br />

WAT GAAT U ERVAN MERKEN?<br />

In eerste instantie zal geïnventariseerd worden in welke<br />

mate andere wetenschappelijke verenigingen zich<br />

hiermee bezig houden. In het ideale geval komt er een<br />

integraal registratiesysteem waarmee alle specialismen<br />

dezelfde informatie beschikbaar krijgen om risico’s te<br />

kunnen beoordelen. De specialismen die we hier<strong>voor</strong><br />

in eerste instantie zullen benaderen zijn Heelkunde,<br />

Gynaecologie en Cardiologie, maar daarnaast ook specialisten<br />

op het gebied van HSMR. Naar aanleiding<br />

hiervan zal worden bekeken of er een <strong>voor</strong>stel kan komen<br />

<strong>voor</strong> een integraal registratiesysteem. Indien dit<br />

lukt, zullen na instemming van het bestuur, verschillende<br />

ziekenhuizen benaderd worden om een pilot te<br />

starten met dit nieuwe systeem. Uiteraard zullen de<br />

resultaten hiervan met de betrokken ziekenhuizen worden<br />

besproken om tot een definitief systeem te komen.<br />

WAAR GAAT HET TOE LEIDEN?<br />

Hopelijk zal een hierboven beschreven nieuw model<br />

<strong>voor</strong> risicoanalyse in 2014 in alle ziekenhuizen geïmplementeerd<br />

kunnen worden. Het werken aan, en<br />

uitvoeren van, dit nieuwe model zal tevens samenwerking<br />

binnen de keten bevorderen. Naast het inhoudelijke<br />

<strong>voor</strong>deel van een risicomodel dat gebaseerd is op<br />

daadwerkelijk uitkomst van zorg, zal deze intensievere<br />

samenwerking naar verwachting binnen de keten ook<br />

op andere manieren gezondheidswinst <strong>voor</strong> de patiënt<br />

opleveren.<br />

14 de anesthesioloog 4 • 2011


Tekst: Sandra Gijtenbeek<br />

De CEEA cursus en Han Langemeijer: al 25 jaar een begrip<br />

Han Langemeijer draagt na 25 jaar organisatie en lidmaatschap van het Committee<br />

for European Education in Anaesthesiology het stokje van het secretariaat over<br />

aan Eric van Dongen. De CEEA cursus (<strong>voor</strong>heen FEEA) is vanaf het begin af aan een<br />

succes en behoeft ook nauwelijks promotie; sommigen willen zich zelfs al inschrijven<br />

<strong>voor</strong> het programma bekend is. Wachtlijsten zijn dan ook geen uitzondering.<br />

Han Langemeijer legt uit hoe de succesformule<br />

is ontstaan. ‘De cursus is ontstaan vanuit de<br />

‘oude’ Boerhaave cursus die <strong>voor</strong> zowel aios<br />

als anesthesiologen openstond. Omdat er steeds minder<br />

anesthesiologen de cursus bijwoonden bedachten<br />

Gerard Schuring uit het St Antonius en Johan Spierdijk<br />

uit het Academisch ziekenhuis Leiden samen met de<br />

twee Belgische hoogleraren Schepereel en Hanegreefs<br />

dat het goed zou zijn als er praktijkgerichte nascholing<br />

zou komen <strong>voor</strong> anesthesiologen die al klaar zijn. Vanuit<br />

deze gedachte richtte zij de FEEA op wat inmiddels<br />

de CEEA is geworden en roulerend in België en in<br />

Nederland plaatsvindt.”<br />

De CEEA cursus is een Europees nascholingsprogramma<br />

waarbij ieder aangesloten land een onderwerp per jaar<br />

behandelt volgens de nieuwste wetenschappelijke inzichten.<br />

Het is een cyclus van zes jaar. Als de volledige cyclus<br />

doorlopen is, is men op alle anesthesiologische gebieden<br />

nageschoold. Inmiddels hebben ook niet Europese landen<br />

zich aangesloten bij de CEEA.<br />

Langemeijer: ‘Bij de eerste bijeenkomst waren er 24<br />

deelnemers, inmiddels is de cursus uitgebreid naar vier<br />

weken per jaar en nemen 125 mensen deel aan iedere cursusweek.<br />

Meer kunnen en willen we ook niet toelaten. We<br />

werken met vaste locaties en de zaal laat gewoonweg niet<br />

meer mensen toe. Bovendien is een van de principes van<br />

deze nascholing dat er voldoende mogelijkheid is <strong>voor</strong><br />

interactie. Zouden we meer mensen toelaten dan wordt<br />

het al snel een massaal congres en verliest de CEEA zijn<br />

karakter.’Van Dongen beaamt dat. ‘Juist die kleinschaligheid<br />

zorgt er<strong>voor</strong> dat er veel interactie is. Er zit ook zoveel<br />

kennis in de zaal, het zou zonde zijn om daar niets<br />

mee te doen’. Eric van Dongen maakt al jaren deel uit<br />

van de Wetenschappelijke commissie en is de laatste zes<br />

jaar door Han betrokken bij de organisatie. Van Dongen:<br />

‘Het is belangrijk om ergens een vast aanspreek punt te<br />

hebben, een plek waar alles geregeld wordt. Overigens<br />

wil ik wel benadrukken dat samenstelling van het programma<br />

volledig bij de wetenschappelijke commissie en<br />

de cursuscommissie (zie kader) ligt. De Europese organisatie<br />

stelt alleen eisen aan onderwerpen die minimaal<br />

aan bod moeten komen, verder heeft de commissie alle<br />

vrijheid om het programma naar eigen wens in te vullen.<br />

De commissie is zo samengesteld dat het programma ook<br />

breed gedragen wordt door de <strong>Nederlandse</strong> en Vlaamse<br />

anesthesiologen die betrokken zijn bij de opleiding en<br />

wetenschap.’Aan beiden de vraag wat deze cursus naast<br />

de inhoud tot een succes maakt. Langemeijer: ‘Het is<br />

praktisch, het is in je eigen taal en dicht bij huis. De cursus<br />

vindt altijd plaats in Antwerpen of in Kijkduin.’ De<br />

indeling in de dagen, vult Van Dongen aan. ‘Het begint<br />

op woensdagmiddag en eindigt op vrijdagochtend 12.00<br />

uur. Het is goed in te bedden in de dagelijkse praktijk wat<br />

betreft dienstenstructuur.’<br />

Met het overdragen van de organisatie sluit Han Langemeijer<br />

een zeer intensieve periode af. ‘Na 25 jaar leek mij<br />

dit een goed moment om het over te dragen. Ik vond het<br />

wel een heel mooi gebaar om de organisatie als het ware<br />

terug te geven aan het Antonius. ‘Omdat het daar ook<br />

is ontstaan’, vertelt Han. Voor Han Langemijer wachtte<br />

onlangs een grote verassing: ze ontving een Koninklijke<br />

onderscheiding, ridder in de Orde van Oranje Nassau,<br />

van de burgemeester uit haar woonplaats. Han: ‘Ik was<br />

zeer verrast, <strong>voor</strong> mij is dit een perfecte afsluiting van<br />

een hele lange carriére in de gezondheidszorg.’ <br />

Kijk <strong>voor</strong> meer informatie op www.ceaa.nl.<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

15


Zelf meedoen aan richtlijnontwikkeling?<br />

Hans van Breugel, namens Commissie Richtlijnen & Indicatoren<br />

Het gebruik van richtlijnen in de praktijk staat of valt met de kennis over het bestaan<br />

van deze richtlijnen en het draagvlak <strong>voor</strong> de inhoud ervan bij de anesthesiologen.<br />

De NVA wil er dan ook alles aan doen om de bekendheid met richtlijnen onder haar<br />

leden zo groot mogelijk te laten zijn. Daarnaast vind zij het belangrijk dat haar leden<br />

in de praktijk goed uit de voeten kunnen met de aanbevelingen die in richtlijnen<br />

worden aangereikt.<br />

De ontwikkeling van zowel eigen NVA richtlijnen<br />

als richtlijnen die door andere medische<br />

verenigingen worden geïnitieerd, doorloopt<br />

verschillende stadia. In eerste instantie wordt een<br />

richtlijnwerkgroep samengesteld die bestaat uit afgevaardigden<br />

van verenigingen die belang hebben bij<br />

de richtlijn. De vereniging die de richtlijn initieert levert<br />

doorgaans ook de <strong>voor</strong>zitter van deze werkgroep.<br />

Deze werkgroep gaat vervolgens aan de slag met het<br />

formuleren van de kaders van de richtlijn en het bijeen<br />

zoeken van relevante wetenschappelijke literatuur<br />

over het onderwerp. Op basis van de kaders en de mate<br />

van wetenschappelijke onderbouwing wordt een eerste<br />

concept opgesteld <strong>voor</strong> de richtlijn. Deze wordt ter<br />

beoordeling <strong>voor</strong>gelegd aan de betrokken medische<br />

verenigingen. Soms wordt in dit stadium ook een invitational<br />

conference georganiseerd, waarin betrokken<br />

partijen met elkaar in discussie kunnen gaan over het<br />

<strong>voor</strong>gestelde concept. Op basis van de terugkoppeling<br />

uit de verschillende verenigingen gaat de werkgroep<br />

vervolgens aan de slag met een definitieve richtlijn.<br />

Deze definitieve richtlijn wordt tenslotte ter autorisatie<br />

<strong>voor</strong>gelegd aan de betrokken medische verenigingen.<br />

Indien al deze partijen de richtlijn hebben geautoriseerd,<br />

wordt de richtlijn gepubliceerd.<br />

Bovenstaande processen worden binnen de NVA deels<br />

gecoördineerd door de Commissie R&I. Op meerdere<br />

momenten worden ook andere leden betrokken in dit<br />

proces.<br />

Samenstelling richtlijnwerkgroep<br />

Voor het vinden van afgevaardigden <strong>voor</strong> richtlijnwerkgroepen<br />

worden binnen de vereniging verschillende<br />

kanalen gebruikt. Indien een onderwerp raakt<br />

aan een van de secties, wordt het betreffende sectiebestuur<br />

gevraagd om onder sectieleden op zoek te gaan<br />

naar een geschikte kandidaat. Tevens zal op de NVA<br />

website een oproep worden geplaatst <strong>voor</strong> geïnteresseerden.<br />

Daarnaast zal de Commissie R&I binnen haar<br />

netwerk op zoek gaan naar mogelijke afgevaardigden<br />

<strong>voor</strong> de richtlijnwerkgroep. Uiteindelijk zal de Commissie<br />

Richtlijnen en Indicatoren op basis van inhoudelijke<br />

en procedurele expertise van de beschikbare<br />

kandidaten een <strong>voor</strong>stel doen <strong>voor</strong> een afgevaardigde.<br />

Leden die afgevaardigd worden, worden door het Bestuur<br />

formeel gemandateerd. Hierbij wordt ook aangegeven<br />

dat regelmatige terugkoppeling over de <strong>voor</strong>tgang<br />

van de richtlijnontwikkeling aan de Commissie<br />

R&I verwacht wordt.<br />

Richtlijnenpanel<br />

Sinds enkele maanden wordt <strong>voor</strong> de beoordeling van<br />

conceptrichtlijnen gebruik gemaakt van een zogenaamd<br />

richtlijnenpanel. Dit panel bestaat inmiddels uit<br />

270 leden die hebben aangegeven dat zij af en toe, namens<br />

de vakgroep of op persoonlijke titel, een conceptrichtlijn<br />

willen beoordelen. Voor een viertal richtlijnen<br />

is reeds dankbaar gebruik gemaakt van deze bereidheid<br />

van leden. Van de panelleden wordt zo goed als mogelijk<br />

bijgehouden wat hun interesse- en aandachtsgebieden<br />

zijn, zodat op <strong>voor</strong>hand al een selectie kan worden<br />

gemaakt wie een richtlijn zinvol zou kunnen beoordelen.<br />

Uiteraard kan dit niet op detailniveau worden vastgelegd.<br />

Daarom wordt in de uitnodiging altijd expliciet<br />

gevraagd of het betreffende richtlijnonderwerp aansluit<br />

bij de persoonlijke interesse. Bovendien zijn de termijnen<br />

waarop een beoordeling wordt gevraagd soms dermate<br />

kort, dat het op een bepaald moment slecht kan<br />

uitkomen om hier tijd aan te besteden. Naarmate we<br />

meer ervaring opdoen met deze wijze van participatie<br />

van leden bij richtlijnbeoordeling, zullen we steeds beter<br />

in kaart krijgen wie er in een specifiek geval benaderd<br />

zouden kunnen worden.<br />

Beoordeling concept richtlijn<br />

Bij oplevering van een conceptrichtlijn worden leden<br />

via verschillenden kanalen hiervan op de hoogte ge-<br />

16 de anesthesioloog 4 • 2011


acht en uitgenodigd om dit concept te beoordelen.<br />

Op de eerste plaats wordt de conceptrichtlijn op (het<br />

beveiligde deel van) de NVA website geplaatst met<br />

een aankondiging hiervan op de mededelingenpagina.<br />

Daarnaast wordt, in het geval het een aandachtsgebied<br />

betreft dat valt binnen een van de NVA secties, een<br />

sectiebestuur benaderd met het verzoek een reactie te<br />

formuleren. Op basis van het onderwerp worden tevens<br />

individuele leden uit het NVA richtlijnenpanel geselecteerd<br />

met het verzoek om deze richtlijn te beoordelen.<br />

Alle reacties die op deze verzoeken binnenkomen worden<br />

verzameld door de Commissie R&I. De coördinator<br />

binnen de commissie <strong>voor</strong> deze richtlijn formuleert<br />

op basis hiervan, namens de Commissie R&I, een gezamenlijke<br />

NVA reactie richting werkgroep.<br />

het teruggekoppelde commentaar op de conceptrichtlijn<br />

is verwerkt in de definitieve versie. Van onderdelen<br />

die hier niet in terugkomen wordt door de Commissie<br />

R&I beoordeeld in hoeverre dit in hun beleving zou<br />

moeten leiden tot wel of niet autoriseren. Zij brengt<br />

op basis van dit oordeel een advies uit aan het Bestuur.<br />

Het Bestuur neemt op basis van dit advies vervolgens<br />

een beslissing over autorisatie en deelt dit mee aan de<br />

initiatiefnemers van de richtlijn.<br />

Zelf actief meedoen<br />

Mocht u geïnteresseerd zijn om onderdeel uit te maken<br />

van het richtlijnenpanel, kunt u zich hier<strong>voor</strong> aanmelden<br />

bij Hans van Breugel, NVA Beleidsmedewerker<br />

Kwaliteit.<br />

Autorisatie definitieve richtlijn<br />

Een definitieve richtlijn wordt ter autorisatie <strong>voor</strong>gelegd.<br />

In dit stadium wordt <strong>voor</strong>al beoordeeld in hoeverre<br />

Eerste ervaringen met e-learning<br />

Hans van Breugel, namens Commissie Richtlijnen & Indicatoren<br />

Sinds enkele maanden kunt u zich bijscholen via e-learning en daar accreditatiepunten<br />

<strong>voor</strong> krijgen. Inmiddels heeft een groot aantal van uw collega’s hiervan reeds<br />

gebruik gemaakt.<br />

Leden die reeds hebben deelgenomen zijn unaniem<br />

enthousiast over deze vorm van bijscholing en beoordelen<br />

dit instrument gemiddeld met een ruime 9. Bovendien<br />

geven ze aan dat de toets zeer goed aansluit<br />

bij de richtlijn, waardoor ze na het doorlopen van deze<br />

toets veel kennis hebben opgedaan over de toepassing<br />

van de richtlijn. Graag horen wij ook van u wat u van<br />

deze vorm van bijscholing vindt en staan daarbij altijd<br />

open <strong>voor</strong> adviezen en commentaar om dit instrument<br />

te verbeteren. Een Richtlijn Educatieprogramma, afgekort<br />

REP, bevat toetsvragen over alle aanbevelingen in<br />

een richtlijn. Als u alle vragen maakt, heeft u ook meteen<br />

de hele richtlijn gelezen. Heeft u alle vragen goed<br />

beantwoord, dan wordt u ook nog eens beloond met<br />

twee accreditatiepunten. De accreditatiepunten worden<br />

elke twee maanden bijgeschreven. U kunt de toets op<br />

elke gewenste locatie, op uw werk of thuis, doornemen<br />

en kunt de richtlijntekst erbij houden.<br />

Op dit moment is een eerste Richtlijn Educatie Programma<br />

beschikbaar over de richtlijn ‘Medicamenteuze<br />

pijnbehandeling tijdens de bevalling’ uit 2008,<br />

gemaakt door de NVA en NVOG. De richtlijn behandelt<br />

het medicamenteuze beleid bij patiënten met pijn<br />

tijdens de bevalling. U vindt deze toets op het besloten<br />

deel van de NVA website, onder ‘Richtlijnen/standpunten’<br />

en daarbinnen ‘e-learning’.<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

17


Wetenschap loont!<br />

Sectie Intensive Care – ledenvergadering & proefschriftprijs<br />

Op 16 november jongstleden was de jaarlijkse ledenvergadering<br />

van de sectie intensive care. Het wetenschappelijk<br />

deel betrof onderwerpen gerelateerd aan zuurstofopname<br />

en flow. Na een presentatie van Bert Mik<br />

(Erasmus MC) over Hartstocht <strong>voor</strong> zuurstofspanning,<br />

wat zuurstofopname op microniveau, zette Nardo van<br />

der Meer de laatste ontwikkelingen met betrekking tot<br />

de opzet van de nieuwe richtlijn intensive care uiteen.<br />

Diverse discussiepunten hieromtrent werden besproken.<br />

Tijdens de ledenvergadering werden kort de ontwikkelingen<br />

van afgelopen jaar besproken. Voor het nieuwe<br />

jaar zullen de NVA IC-leden benaderd worden <strong>voor</strong> een<br />

enquête. Hiermee hoopt de sectie IC een beter beeld te<br />

krijgen van de samenstelling van de achterban en hoe<br />

het sectiebestuur meer <strong>voor</strong> haar leden kan betekenen.<br />

Om de drempel tot IC- kennis te verlagen en zo de van<br />

oudsher sterke band tussen IC en Anesthesie verder te<br />

versterken wordt er samen met het NVA bestuur geïnventariseerd<br />

of er een mogelijkheid is een dual membership<br />

af te sluiten met de Europese ic moedervereniging.<br />

Op die manier zouden de sectieleden tegen fors gereduceerd<br />

tarief tevens vrij toegang hebben <strong>voor</strong> Europese ic<br />

onderwijsmodules (PACT modules). Aangezien tijdens<br />

onze dagelijkse werkzaamheden als anesthesioloog ook<br />

veel intensive care gerelateerde onderwerpen langskomen,<br />

zou dit ook <strong>voor</strong> anesthesioloog-niet intensivisten<br />

aantrekkelijk kunnen zijn.<br />

Aan het einde van de avond werd de jaarlijkse Intensive<br />

Care wetenschapsprijs 2011 bekend. De beide kandidaten<br />

presenteerden hun proefschrift. Mathijs van Meurs<br />

(UMCG) hield een presentatie over zijn proefschrift The<br />

microvascular endothelial cell in shock en Paul Elbers<br />

(UMCG) over het onderwerp Focus on Flow – imaging<br />

the human microcirculation in perioperative an intensive<br />

care medicine. Rigter overhandigde beide heren een<br />

symbolische cheque ter waarde van 1000 euro en een<br />

fles wijn. De jaarlijkse intensive care proefschriftprijs<br />

bedraagt 2000 euro en wordt uitgereikt aan de anesthesioloog<br />

met het beste proefschrift op intensive care<br />

gebied. Wilt u ook meedingen naar deze prijs <strong>voor</strong> het<br />

academisch jaar 2012, dan kunt u vanaf heden zeven<br />

exemplaren van uw proefschrift sturen naar de NVA.<br />

Sectie obstetrische aneshtesiologie:<br />

Oproep tot abstract obstetrische anesthesie <strong>voor</strong> de posterprijs 2012<br />

De sectie obstetrische anesthesie zal tijdens de Refresher<br />

Course obstetrische anesthesie een prijs uitreiken <strong>voor</strong> de<br />

beste poster. De Refresher Course wordt georganiseerd<br />

in samenwerking met de Belgian Association for Regional<br />

Anesthesia (BARA) op woensdag 18 april 2012 te<br />

Utrecht. De prijs bedraagt 750 euro. De BARA zal eenzelfde<br />

prijs uitreiken aan de beste poster van een van de<br />

Belgische deelnemers. Een ieder wordt van harte uitgenodigd<br />

tot het indienen van een abstract over obstetrische<br />

anesthesie in de ruimste zin des woords. Het kan gaan om<br />

casuïstiek, onderzoeken, publicaties, et cetera. Abstracts<br />

dienen op de refresher course gepresenteerd te worden in<br />

de vorm van een poster. Abstracts (max. 250 woorden)<br />

kunnen worden ingediend via nva@anesthesiologie.nl.<br />

Sectie Kinderanesthesiologie: uitreiking aanmoedigingsgrant<br />

De SKA aanmoedigingsgrant wetenschappelijk onderzoek<br />

is op 17 november jl. tijdens de SKA ledenvergadering<br />

uitgereikt aan dr. Hugo Vereecke (UMC Groningen)<br />

<strong>voor</strong> zijn onderzoeks<strong>voor</strong>stel getiteld: Veiligheidstesten<br />

van effect-site gestuurde target controlled infusion <strong>voor</strong><br />

kinderen tussen 0 en 15 jaar. Voorbereiding tot prospectieve<br />

validatie.<br />

Werkelijk gevalideerde TCI modellen <strong>voor</strong> kinderanesthesiologie<br />

zijn momenteel niet beschikbaar. Het<br />

gehonoreerde onderzoek zal de opzet vormen naar een<br />

klinisch werkbare effect-site gestuurd TCI systeem <strong>voor</strong><br />

kinderen door een aantal simulaties te doen in een hypothetische<br />

pediatrische populatie.<br />

18 de anesthesioloog 4 • 2011


Kwaliteitsvisitatie in revisie<br />

Hans van Breugel, namens de werkgroep Herziening Visitatiemodel<br />

Kwaliteitsvisitatie is een belangrijk instrument <strong>voor</strong> het kwaliteitsbeleid op het<br />

gebied van anesthesiologische zorg, zowel binnen vakgroepen als binnen de NVA.<br />

Het huidige model <strong>voor</strong> het uitvoeren van kwaliteitsvisitaties is inmiddels drie<br />

keer bij alle vakgroepen en maatschappen toegepast en voldoet niet meer aan zijn<br />

oorspronkelijke doelstellingen.<br />

Zeker nu het sturen op kwaliteit in de afgelopen<br />

jaren meer geïntegreerd is in de dagelijkse<br />

anesthesiologische praktijk is er behoefte aan<br />

een model dat de cyclus van kwaliteitsanalyse, verbeterplannen<br />

en implementatie van deze plannen beter<br />

ondersteunt. Op dit moment is een werkgroep, samengesteld<br />

uit leden van de Commissie Kwaliteitsvisitatie,<br />

bezig om een nieuw visitatiemodel <strong>voor</strong> te bereiden.<br />

Uitgangspunt hierbij is het kader dat door de Orde van<br />

Medisch Specialisten hier<strong>voor</strong> is aangedragen, vier<br />

kwaliteitsdomeinen onderscheidt. Het gaat daarbij om<br />

evaluatie van zorgprocessen, het functioneren van de<br />

vakgroep, de professionele ontwikkeling van de vakgroepsleden<br />

en het patiëntenperspectief. De werkgroep<br />

heeft hieraan een eigen visie toegevoegd die uitgaat<br />

van een eigen verantwoordelijkheid en intrinsieke<br />

motivatie van de vakgroep om op deze gebieden goed<br />

te willen presteren. Daarnaast is een belangrijk uitgangspunt<br />

van het nieuwe model dat het, ook buiten de<br />

vijfjaarlijkse visitatie, door de vakgroep zelf gebruikt<br />

kan worden om zich jaarlijks te spiegelen aan andere<br />

vakgroepen en hen ondersteunt bij het ontwikkelen van<br />

een eigen kwaliteitsbeleid.<br />

Wat wordt er anders?<br />

Een opvallend praktisch verschil met het oude model zal<br />

zijn dat er geen gebruik meer zal worden gemaakt van<br />

losse instrumenten <strong>voor</strong> zelfevaluatie (zoals bij<strong>voor</strong>beeld<br />

de Quickscan of de KISZ vragenlijst), maar dat<br />

alle kwaliteitsaspecten binnen eenzelfde format in kaart<br />

worden gebracht, om benchmarking eenvoudig mogelijk<br />

te maken. Hierbij worden vijfpuntsschalen gehanteerd,<br />

die inzicht geven in de mate waarin een vakgroep zich<br />

heeft ontwikkeld in het kwaliteitsbeleid. Zo zal er op alle<br />

kwaliteitsdomeinen <strong>voor</strong>al worden gevraagd naar de mate<br />

waarin afspraken met elkaar of met andere specialismen<br />

gemaakt zijn over de wijze van werken en in welke mate<br />

men zich ook aan deze afspraken houdt. De resultaten<br />

van deze inventarisatie zullen worden gerapporteerd in<br />

de vorm van een dashboard, dat direct weergeeft wat het<br />

ontwikkelingsstadium van een vakgroep is en hoe zich dit<br />

verhoudt tot vakgroepen in andere ziekenhuizen. Dit resultaat<br />

zal de basis vormen van de periodieke kwaliteitsvisitatie,<br />

maar kan uiteraard ook gebruikt worden om het<br />

eigen kwaliteitsbeleid invulling te geven. Zelfevaluatie<br />

bestaat in de nieuwe situatie dus <strong>voor</strong>al uit een vergelijking<br />

met andere vakgroepen en maatschappen.<br />

Hoe verloopt de ontwikkeling?<br />

De ontwikkeling van het nieuwe visitatiemodel vindt op<br />

dit moment plaats door de werkgroep uit de Commissie<br />

Kwaliteitsvisitatie en de Commissie Kwaliteit. Voordat<br />

dit model het daglicht ziet zal de Lede<strong>nr</strong>aad goedkeuring<br />

dienen te geven over de filosofie van het te hanteren<br />

model en zal het verenigingsbestuur de invulling van het<br />

model beoordelen. Nadat deze organen hebben ingestemd<br />

met de te volgen weg, zullen vervolgstappen met betrekking<br />

tot een testfase en de uiteindelijke implementatie in<br />

gang worden gezet. Uiteraard zult u van de <strong>voor</strong>tgang in<br />

dit proces op de hoogte worden gehouden en eventueel<br />

worden uitgenodigd om met uw vakgroep deel te nemen<br />

aan de testfase.<br />

Wat gaat het u brengen?<br />

Omdat het nieuwe visitatiemodel <strong>voor</strong>al ook gericht zal<br />

zijn op de eigen verantwoordelijkheid, en minder op het<br />

verantwoorden aan anderen, hoopt de NVA hiermee volwassen<br />

instrument te kunnen bieden waarmee vakgroepen<br />

zelf aan de slag kunnen. Een belangrijk beleidsdoel<br />

in de strategische plannen van de NVA <strong>voor</strong> de komende<br />

jaren is om verantwoorde wijze het proces van concentratie<br />

van zorg te kunnen begeleiden en onderbouwen.<br />

Een nieuw visitatiemodel kan hierbij van groot belang<br />

zijn, omdat hiermee op eenduidige wijze inzichtelijk<br />

wordt wat de ambities en prestaties van vakgroepen zijn<br />

en zij daar ook een toetsbare eigen verantwoordelijkheid<br />

in kunnen nemen. Het accent bij de toetsing zal daarbij<br />

<strong>voor</strong>al liggen op de mate van professionaliteit in het maken<br />

van onderlinge afspraken, zowel intern als multidisciplinair.<br />

Alleen in gezamenlijkheid zal het niveau en de<br />

positie van de anesthesiologische zorg nog verder kunnen<br />

worden versterkt.<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

19


CENTRAAL TUCHTCOLLEGE<br />

<strong>voor</strong> de Gezondheidszorg<br />

J<br />

mr. A.H.A. Scholten, <strong>voor</strong>zitter Muzentoren, Wijnhaven 16<br />

Postbus 20302<br />

2500 EH ’s-Gravenhage<br />

1 november 2011<br />

Aan:<br />

De geadresseerde beroepsverenigingen,<br />

Medisch Contact en het Tijdschrift <strong>voor</strong> Gezondheidsrecht.<br />

Het Centraal Tuchtcollegeheeft op 6 januari 2011 uitspraak gedaan in een zaak tegen een cardio - thoracaal chirurg<br />

(zaak C 2009.147). In deze zaak is overwogen dat de algehele verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> een operatie (inclusief<br />

anesthesie) bij de operateur ligt. Deze overweging is fout in het bijzonder <strong>voor</strong> wat betreft de stelling dat de operateur<br />

ook verantwoordelijkheid draagt <strong>voor</strong> de anesthesie. Een operateur kan die verantwoordelijkheid niet dragen<br />

omdat hij de kennis en kunde van een anesthesioloog niet bezit.<br />

Namens de tuchtrechters die in de genoemde zaak de beslissing hebben genomen, is mij meegedeeld dat de desbetreffende<br />

rechtsoverweging had dienen te luiden:<br />

……<br />

Gezien de preoperatief vermoede ingroei in de vena cava superior had hierop geanticipeerd moeten worden. Dat<br />

het in beginsel tot de verantwoordelijkheid van de anesthesioloog behoort er<strong>voor</strong> zorg te dragen dat zo’n infuus<br />

(een liesinfuus) is aangebracht, doet er niet aan af dat de arts ter zake een verwijt kan worden gemaakt dat dit<br />

infuus niet is aangebracht. De arts had de casus/operatie, de geplande procedure en de daarbij potentieel optredende<br />

problemen onvoldoende met de anesthesioloog doorgesproken, daarmee de anesthesioloog de mogelijkheid<br />

onthoudend zijn aandeel in de verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> de ingreep te dragen. Daarnaast had de arts vóór de<br />

operatie bij de anesthesioloog dienen te verifiëren of het desbetreffende infuus in de lies was aangebracht.<br />

Ik zou hieraan nog het volgende willen toevoegen.<br />

In de zaak 2007.037 heeft het Centraal Tuchtcollege overwogen dat een hoofdbehandelaar (nota bene: een operateur<br />

is veelal de hoofdbehandelaar) naast de zorg die hij als specialist ten opzichte van de patiënt en diens naaste<br />

betrekkingen heeft te betrachten, ook belast is met de regie van de behandeling door alle zorgverleners tijdens het<br />

gehele behandelingstraject. Verantwoordelijkheid dragen <strong>voor</strong> de regie is zeker niet hetzelfde als het dragen van<br />

een algehele verantwoordelijkheid.<br />

In de peroperatieve fase valt de regiefunctie van de operateur praktisch gesproken samen met zijn functie als<br />

operateur. Opereren betekent nauw samenwerken met de overige specialisten waarbij over en weer de een moet<br />

kunnen vertrouwen op de kennis en expertise van de ander. Ik mag in dit verband nog wijzen op bij<strong>voor</strong>beeld de<br />

Richtlijn Peroperatief Traject, waarin verantwoordelijkheden en verantwoordelijkheidsverdeling zijn vastgelegd.<br />

Het is te betreuren, mede gelet op een tweetal eerdere beslissingen op dit terrein, dat in genoemde uitspraak van<br />

het Centraal Tuchtcollege een ondeugdelijke rechtsoverweging is opgenomen. Dat betekent overigens niet dat de<br />

(eind)beslissing in deze zaak onjuist is.<br />

Hoogachtend,<br />

A.H.A. Scholten,<br />

Voorzitter Centraal Tuchtcollege <strong>voor</strong> de Gezondheidszorg.<br />

20 de anesthesioloog 4 • 2011


Juridisch<br />

Operateur nog steeds<br />

verantwoordelijk <strong>voor</strong> de anesthesie...<br />

Eva Koetsier & Ludmilla Garmers, Juridische Commissie<br />

Operateur toch niet verantwoordelijk <strong>voor</strong> anesthesie…….<br />

Op 1 november jongstleden rectificeerde het Centraal<br />

Tuchtcollege <strong>voor</strong> de Gezondheidszorg (CTG) zijn uitspraak<br />

van 6 januari 2011 (zaak C 2009. 147). Zoals<br />

u in ons vorig schrijven heeft kunnen lezen, bepaalde<br />

het College toen dat de algehele verantwoordelijkheid<br />

<strong>voor</strong> een operatie inclusief de anesthesie bij de operateur<br />

ligt<br />

Volgens de rectificatie van het CTG kan een operateur<br />

deze verantwoordelijkheid niet dragen omdat hij de<br />

kennis en kunde van een anesthesioloog niet bezit.<br />

In bovengenoemde rectificatie zegt het CTG dat de<br />

cardio-thoracaal chirurg de operatie en de daarbij potentieel<br />

optredende problemen onvoldoende met de<br />

anesthesioloog had doorgesproken, daarmee de anesthesioloog<br />

de mogelijkheid onthoudend zijn aandeel<br />

in de verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> de ingreep te dragen.<br />

Daarnaast had de chirurg vóór de operatie bij de anesthesioloog<br />

dienen te verifiëren of er een centrale lijn in<br />

de lies was aangebracht. Indicatie <strong>voor</strong> deze centrale<br />

lijn zou zijn de verwachtte manipulatie aan de vena<br />

cava superior. Deze stelling roept enige vragen op,<br />

<strong>voor</strong>al medisch inhoudelijke:<br />

Is het inderdaad zo dat bij elke operatie waarbij er verwacht<br />

wordt dat de vena cava superior gemanipuleerd<br />

gaat worden, een lieslijn moet worden ingebracht? Of<br />

zijn twee grote infusen en een centrale lijn in de vena<br />

jugularis interna voldoende? Hoe te handelen als de<br />

anesthesioloog en chirurg van mening verschillen over<br />

de indicatiestelling <strong>voor</strong> de lieslijn? In de betreffende<br />

casus was tijdens het uitprepareren van een tumor in<br />

het mediastinum een partiële vaatklem van de vena<br />

cava superior losgeschoten. Aangezien er daardoor een<br />

acute bloeding optrad moest de vena cava superior gedurende<br />

vijftien minuten volledig worden afgeklemd.<br />

Patient is uiteindelijk op de intensive care overleden.<br />

Volgens het CTG had een lieslijn tot snellere volumeresuscitatie<br />

kunnen leiden. Uit de obductie bleek echter<br />

dat patiënt was overleden als gevolg van inklemming<br />

van de hersenen door verhoogde druk. Bij het afklemmen<br />

van de vena cava superior had stuwing plaatsgevonden<br />

waardoor deze verhoogde druk was ontstaan.<br />

Resuscitatie via een lieslijn had de patiënt waarschijnlijk<br />

niet kunnen redden. Of er andere (anesthesiologische)<br />

hulpmiddelen gebruikt hadden kunnen worden,<br />

laat het CTG in het midden.<br />

Wat moeten we concluderen op basis van deze rectificatie?<br />

De operateur is volgens het CTG toch níet verantwoordelijk<br />

<strong>voor</strong> de anesthesie, maar hij moet wel voldoende<br />

informatie geven en toezien op het anesthesiologisch<br />

handelen ( i.c het plaatsen van de lijn). Kan de chirurg<br />

de juistheid van onze handelingen verifiëren? Is dat<br />

altijd goed mogelijk als hij de kennis en kunde van een<br />

anesthesioloog niet bezit? Veel duidelijker en dichter<br />

bij de dagelijkse praktijk zou het zijn als het CTG zou<br />

wijzen op de samenwerking die er perioperatief noodzakelijk<br />

is, zodat elke specialist zijn eigen verantwoordelijkheid<br />

behoudt.<br />

Door de rectificatie van het CTG behouden wij onze<br />

anesthesiologische verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> en tijdens<br />

de operatie. Onze beroepsgroepen moeten verder<br />

werken aan een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden<br />

in het perioperatief traject. Met de nieuwe<br />

richtlijn Peroperatief Traject wordt daar een goed begin<br />

mee gemaakt.<br />

Eva Koetsier, Jurist<br />

en anesthesioloog<br />

Ludmilla Garmers, Jurist<br />

en anesthesioloog<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

21


Geschiedenis<br />

Opkomst en ondergang van de<br />

barbituraten in de anesthesiologie<br />

Mattijn Buwalda, lid Commissie Geschiedenis van de <strong>Anesthesiologie</strong><br />

De basisstructuur van alle barbituraten werd <strong>voor</strong> het eerst gesynthetiseerd door<br />

Adolf Von Baeyer in 1864 uit ureum en diethyl-malonzuur (uit appels). Barbituurzuur<br />

heeft zelf geen effect op het centrale zenuwstelsel maar tussen de ongeveer 2500<br />

afgeleide stoffen zitten vele klinische werkzame stoffen.<br />

Over de naamgeving gaat het verhaal dat Von Baeyer<br />

en collega’s in een taverne de ontdekking hebben gevierd<br />

samen met het lokale artillerie garnizoen dat op<br />

dat moment dronk op hun beschermheilige: St Barbara.<br />

Het sederend effect van barbital werden in 1902 ondekt<br />

door Emil Fischer en Joseph von Mering, beiden<br />

werkzaam bij Bayer. Het werd verkocht onder de naam<br />

Veronal naar aanleiding van een bezoek van Von Mering<br />

aan het rustige vredige stadje Verona. Barbital<br />

kon alleen oraal toegediend worden. In de derde druk<br />

van het leerboek van Hammes uit 1919 wordt Veronal<br />

aanbevolen als premedicatiemiddel. Vervolgens kwam<br />

phenobarbital (Luminal) in 1912 op de markt. De antiepileptische<br />

effecten kwamen bij toeval aan het licht<br />

toen het middel als sedativum werd <strong>voor</strong>geschreven<br />

aan geïnstitutionaliseerde epilepsiepatiënten.<br />

De eerste barbituraten waren, door de lange werkingsduur,<br />

niet echt geschikt <strong>voor</strong> anesthesie en werden <strong>voor</strong>al<br />

gebruikt als sedativum, slaapmiddel en anti-epilepticum.<br />

Hier kwam verandering in met de introductie van<br />

hexobarbital (Evipan) in 1932. Hexobarbital is een oxybarbituraat.<br />

De snelle inwerking en korte werkingsduur<br />

maakte een veel snellere inleiding mogelijk vergeleken<br />

met de dampvormige anaesthetica. Illustratief is het ‘falling<br />

arm sign’ dat door de Engelse anaesthetist Ronald<br />

Jarman werd gebruikt. De patiënt werd gevraagd een arm<br />

te heffen terwijl via de andere arm hexobarbital werd<br />

toegdiend. Al snel viel de arm op bed wat het teken <strong>voor</strong><br />

de chirurg was om aan het werk te gaan. Ook patiënten<br />

konden de veel kortere inleidingstijden waarderen. Een<br />

bekend <strong>voor</strong>beeld is de stee<strong>nr</strong>ijke Engelse autofabrikant<br />

William Morris. Na een door Robert Macintosh gegeven<br />

anesthesie met o.a. Evipan als inleidingsmiddel was<br />

de patiënt zo tevreden dat hij de oprichting van de eerste<br />

leerstoel <strong>voor</strong> anesthesiologie (met Macintosch als professor)<br />

financieel mogelijk maakte. Dit vormde tevens<br />

de basis <strong>voor</strong> de eerste universitaire afdeling anesthesiologie<br />

in Europa; The Nuffield Department of Anaesthesia<br />

in Oxford.<br />

De echte doorbraak van het gebruik van barbituraten in<br />

de anesthesie kwam met de synthese in 1932 en introductie<br />

op de markt in 1934, van thiopental (Pentothal).<br />

Thiopental werd door de Amerikanen Donald Tabern<br />

& Ernst H Volwiler in de Abbott laboratoria ontwikkeld<br />

en in 1934 door John S Lundy in de Mayo Clinics<br />

uitgebreid getest op patiënten. Door substitutie van een<br />

zuurstofatoom door een zwavelatoom nam de vetoplosbaarheid<br />

sterk toe waardoor de patiënt bij intraveneuze<br />

toediening binnen een minuut sliep. Thiopental kreeg<br />

een slechte pers na gebruik op Hawaï in 1941. Het relatief<br />

onbekende middel zou uitgebreid zijn gebruikt bij<br />

de vele gewonden die bij de aanval op Pearl Harbour<br />

de ziekenhuizen overstroomden. Door overdosering bij<br />

trauma- en brandwondpatiënten zouden veel doden zijn<br />

gevallen. Alles bleek uiteindelijk te berusten op één publicatie<br />

in Anesthesiology waarin de chirurg Halford beschrijft<br />

hoe enkele patiënten met shock na inleiding met<br />

Evipan en/of Pentothal een ademhalingdepressie kregen<br />

en overleden. Vijftig jaar later, na het opheffen van de<br />

geheimhouding van de oorlogsstatistieken, bleek dat<br />

de ervaring met intraveneuze barbituraten inderdaad<br />

gering was maar dat bij de anesthesie bij de 1000-2000<br />

22 de anesthesioloog 4 • 2011


arbituraten in de anesthesie grotendeels verdrongen<br />

en blijft er slechts een bescheiden plaats <strong>voor</strong><br />

methohexital (Brietal) en thiopental op de OK en<br />

<strong>voor</strong> pentobarbital en thiopental bij het barbituraatcoma<br />

op de IC.<br />

Literatuur<br />

- Hammes T. Leerboek der Narcose pag. 129, derde druk,<br />

Amsterdam, Scheltema & Holkema, 1919<br />

- Toski JA, Bacon DR, Calverley RD: The history of anesthesiology.<br />

In Barash PG. Cullen BF. Stoelting RK (eds): Clinical<br />

Anesthesia. Page 19, Philadelphia, Lippincott Williams &<br />

Wilkins, 2001.<br />

- Halford F.J. A Critique of intravenous anesthesia in war surgery.<br />

Anesthesiology 1953;4:67-9<br />

- Bennetts F.E. Thiopentone anaesthesia at Pearl Harbour.<br />

BJA 1995;75:366-369<br />

Photo from U.S. Army Medical Department<br />

Office of Medical History Website For commercial<br />

publications<br />

gewonden er maar bij 4-5 gevallen sprake zou zijn van<br />

overlijden veroorzaakt door het inleidingsmiddel. Dat<br />

lag meer aan gebrek aan ervaring van de ’anesthesist’<br />

dan aan het middel zelf. Illustratief is het volgende<br />

citaat: ‘General anesthesia was needed in many cases<br />

and the only nurse anesthetist was busy in the operating<br />

room. Captain Bob Hoagland of the Medical service<br />

came over to help. We had just been issued with<br />

a new drug called Pentothal which could be given i.v.<br />

for anesthesia. We got out a box, read the directions<br />

and Bob used it on many of my cases over the next 48<br />

hours with excellent results.’ Gedurende de oorlogsjaren<br />

bleek thiopental, in ervaren handen, een waardevolle<br />

aanvulling te zijn. Het was relatief eenvoudig toe<br />

te dienen en verkortte de inleidingsduur tienvoudig<br />

vergeleken met ether. Tot ver in de jaren 80 bleef thiopental<br />

het standaard inleidingsmiddel. Daarna zijn de<br />

barbituurzuur<br />

hexobarbital<br />

thiopental<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

23


Transparantie over besteding van opleidingsg<br />

Ronald Hortensius, beleidsmedewerker opleiding<br />

Onlangs is door de wetenschappelijke verenigingen samen met de Orde van Medisch<br />

Specialisten (OMS) een gezamenlijk standpunt ingenomen over de vergoeding van<br />

opleidingsactiviteiten. Doel van dit standpunt is het geven van inzicht in de besteding<br />

van subsidiegelden aan opleidingsactiviteiten van aios en opleiders. Tegelijkertijd met<br />

het instellen van het Opleidingsfonds is de discussie gestart over de vergoeding van de<br />

opleidingskosten en <strong>voor</strong>al de hieraan gekoppelde transparantie en verantwoording.<br />

Deze discussies gaan in feite over verdelingsvraagstukken<br />

en vinden plaats op een drietal<br />

niveaus. Op het eerste niveau gaat het om<br />

transparantie en verantwoording tussen het ministerie<br />

van VWS en de opleidingsziekenhuis als respectievelijk<br />

subsidieverstrekker en -ontvanger. Op het tweede<br />

niveau tussen het ziekenhuis en opleidingsafdeling /<br />

opleider en op het laatste niveau tussen de aios en de<br />

opleider/wetenschappelijke vereniging over het vergoed<br />

krijgen van kosten die gemaakt worden aan het<br />

volgen van de verplichte opleidingsonderdelen zoals<br />

vastgelegd in het opleidingsplan van de wetenschappelijke<br />

vereniging.<br />

Verdeling subsidie tussen de opleidingsziekenhuizen<br />

(vergoeding aan ziekenhuizen)<br />

Vanwege de invoering van de DBC-systematiek en<br />

de oneerlijke concurrentie die zou ontstaan tussen opleidingsziekenhuizen<br />

en ziekenhuizen met weinig tot<br />

geen opleidingen, was het nodig om de kosten van de<br />

opleidingen op andere wijze te financieren. Dit heeft<br />

geleid tot het instellen van het Opleidingsfonds door de<br />

Minister van VWS in 2006. Het fonds is gevuld door de<br />

ziekenhuisbudgetten te schonen <strong>voor</strong> opleidingskosten<br />

op basis van het aantal daadwerkelijk bezette opleidingsplaatsen<br />

vermenigvuldigd met het bijbehorende<br />

normbedrag per opleidingsplaats. De normbedragen<br />

zijn gebaseerd op een schatting van de kosten mede op<br />

basis van kostprijsonderzoek door adviesbureau Prismant.<br />

Er zijn, rekening houdend met schaal<strong>voor</strong>delen,<br />

drie categorieën normbedragen <strong>voor</strong> de algemene ziekenhuizen<br />

berekend; hoe meer aios in een ziekenhuis<br />

werken, des te lager het bedrag. De UMC’s hebben een<br />

vierde bedrag. Er wordt geen onderscheid naar specialisme<br />

gemaakt, ook niet naar leerjaar. Normbedragen<br />

komen (per definitie) niet overeen met de werkelijke<br />

kosten. In ziekenhuizen met historisch hoge opleidingskosten<br />

kan een financieel probleem ontstaan,<br />

ziekenhuizen met historisch lage kosten houden over.<br />

Recent onderzoek door Berenschot in opdracht van de<br />

vereniging Samenwerkende Topklinische opleidings-<br />

Ziekenhuizen (STZ) wees uit dat de kosten per specialisme<br />

en per opleidingsziekenhuis aanzienlijk lijken te<br />

verschillen. Hoewel het tot op heden niet gelukt is om<br />

objectieve uitspraken te doen over de kostprijs van de<br />

opleiding, is het <strong>voor</strong>stelbaar om, wanneer inderdaad<br />

grote verschillen in de kosten tussen specialismen bestaan,<br />

vergelijkbare verschillen aan te brengen in het<br />

subsidiebedrag. Dit om te <strong>voor</strong>komen dat ziekenhuizen<br />

opleidingen van duurdere specialismen zouden gaan<br />

weren. Behalve de aanwijzingen <strong>voor</strong> verschillen tussen<br />

specialismen en ziekenhuizen is nader kostprijsonderzoek<br />

ook noodzakelijk om de heersende gedachte<br />

te staven dat de hoogte van het bedrag ontoereikend<br />

is geworden. Belangrijke aanname bij het vaststellen<br />

van de hoogte van het subsidiebedrag was dat het productieverlies<br />

van de medisch specialist als gevolg van<br />

begeleiding van de aios gelijk zou zijn aan de productieopbrengst<br />

van de aios. Ten tijde van de vaststelling<br />

van het bedrag zag de opleiding er echter anders uit.<br />

Inmiddels heeft een verschuiving plaatsgevonden van<br />

de aios die <strong>voor</strong>al productiewerk doet en alleen op de<br />

werkvloer het vak leert, naar de aios die scholingsuren<br />

volgens een verplicht curriculum volgt waarbij de bijdrage<br />

in productie geringer is geworden. Deze tendens<br />

zal met de modernisering van de medische vervolgopleidingen<br />

verder doorzetten. Daarnaast wordt van<br />

opleiders een toenemende professionalisering van de<br />

opleiding gevraagd. De daarbij horende tijdsinvestering,<br />

ook door verplicht onderwijs <strong>voor</strong> de opleider<br />

zelf, resulteert ook bij de opleiders in minder tijd <strong>voor</strong><br />

patiëntgebonden activiteiten.<br />

Verdeling subsidie binnen ziekenhuizen<br />

(vergoeding aan opleidingsafdelingen)<br />

Het subsidiebedrag, bestaande uit de som van de normbedragen,<br />

moet binnen het ziekenhuis verdeeld worden<br />

over de opleidingsafdelingen. Ziekenhuizen zijn<br />

24 de anesthesioloog 4 • 2011


gsgelden medische vervolgopleidingen<br />

vrij in de wijze waarop deze verdeling plaats vindt.<br />

Het verdelen van de (directe) loonkosten van aios is<br />

nog eenvoudig want geoormerkt binnen het subsidiebedrag<br />

en <strong>voor</strong> ieder specialisme gelijk. De kosten van<br />

opleidingsactiviteiten zijn niet geoormerkt binnen het<br />

subsidiebedrag, evenmin als de indirecte kosten (het<br />

gebouw, de verwarming, verzekering, het secretariaat,<br />

de leerhuizen, etc.). Dit is mede de oorzaak dat de discussie<br />

over de (interne) vergoeding van deze kosten<br />

vaak moeizaam verloopt. Voor veel opleiders is niet inzichtelijk<br />

welk bedrag door de instellingen aan de opleiding<br />

ten goede komt. Er blijft een overklaarbaar gat<br />

tussen de door de ziekenhuis ontvangen subsidie en de<br />

te verklaren kosten. Voor de beroepsgroep is dan ook<br />

transparantie over de besteding van de subsidiegelden,<br />

die opleidingsinstellingen vanuit het Opleidingsfonds<br />

ter beschikking krijgen, essentieel.<br />

Verdeling subsidie binnen de opleidingsafdelingen<br />

(vergoeding aan aios)<br />

Sinds het instellen van het Opleidingsfonds zijn ook de<br />

verplichte onderwijsactiviteiten <strong>voor</strong> een aios ingrijpend<br />

veranderd, zowel in aantal als in intensiteit. In het<br />

kader van de modernisering wordt van aios verlangd<br />

dat ze gerichte cursussen volgen om hun competenties<br />

en vaardigheden te verwerven. Het onderwijs dat<br />

hier<strong>voor</strong> nodig is, wordt zelf ook steeds professioneler<br />

waarbij vaak sprake is van (internationale) accreditatie.<br />

Ook vanuit de samenleving worden steeds meer<br />

eisen gesteld aan zowel specialisten als aios. Zo wordt<br />

het tegenwoordig (terecht) niet meer geaccepteerd dat<br />

een beginnende aios zonder extra scholing op de SEH<br />

werkzaamheden start. Een gevolg van deze ontwikkelingen<br />

is dat de totale directe opleidingskosten van<br />

de aios substantieel zijn toegenomen waarmee het des<br />

te belangrijker wordt dat vergoeding van deze kosten<br />

eenduidig en transparant geregeld wordt. Bij de aios<br />

zijn er verwachtingen over de ruimte <strong>voor</strong> vergoeding<br />

tegenover de suggestie van ontoereikende subsidiebedragen.<br />

Vergoeding van opleidingsactiviteiten<br />

Wetenschappelijke verenigingen bepalen in grote mate<br />

de omvang van de opleidingskosten doordat zij in het<br />

landelijke opleidingsplan vastleggen wat de verplichte<br />

onderdelen zijn. Voor de opleiding tot anesthesioloog<br />

zijn dat onder meer de centrale cursussen, de traumacursus,<br />

de stralingscursus, de simulatiesessies, de anesthesiologendagen<br />

en de wetenschapsdag. Met uitschieters<br />

naar boven en naar beneden liggen de kosten bij de<br />

meeste specialismen rond de € 2.000 per jaar. De kosten<br />

van de landelijk verplicht gestelde opleidingseisen<br />

<strong>voor</strong> de opleiding anesthesiologie bedragen ongeveer<br />

€ 7.500 (€ 1.500 per jaar). De verenigingen staan op<br />

het standpunt dat deze onderdelen vergoed dienen te<br />

worden door de opleidingsziekenhuizen. Dat geldt ook<br />

<strong>voor</strong> de kosten van alle verplichte opleidingsactiviteiten<br />

uit het lokale opleidingsplan. De niet verplichte<br />

activiteiten worden in overleg tussen aios, opleider en<br />

opleidingsinstelling bepaald. Opleiders horen daarbij<br />

wel de verantwoordelijkheid op zich te nemen om er<strong>voor</strong><br />

te zorgen dat de kosten van de verplichte cursussen<br />

en andere opleidingsactiviteiten proportioneel zijn<br />

ten opzichte van de totale opleidingskosten. Opleiders<br />

dienen zich altijd af te blijven vragen of een inspanning<br />

(lees opleidingsactiviteit) voldoende toevoegt om<br />

de daarmee samenhangende kosten te rechtvaardigen.<br />

De OMS gaat binnenkort namens de wetenschappelijke<br />

verenigingen in gesprek met de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong><br />

van Ziekenhuizen (NVZ), de Samenwerkende<br />

Topklinische opleidingsZiekenhuizen (STZ) en de <strong>Nederlandse</strong><br />

Federatie van Universitair Medische Centra<br />

(NFU) over hoe verder inzicht verkregen kan worden<br />

in de besteding van opleidingsgelden uit het Opleidingsfonds.<br />

De volledige tekst van het gezamelijkestandpunt is te<br />

vinden op de website van de Orde van Medisch Specialisten.<br />

foto Shutterstock<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

25


Tekst: Sandra Gijtenbeek<br />

Met een blocnootje in de hoek van<br />

de OK<br />

Het zal u niet zijn ontgaan dat er een roman is uitgebracht waarin de dagelijkse<br />

praktijk van de anesthesioloog een hoofdrol speelt. Anna Enquist trad vanwege het<br />

uitkomen van haar nieuwe boek De verdovers, de afgelopen periode regelmatig op<br />

in de media en gaf vele interviews. Haar fascinatie <strong>voor</strong> het vak anesthesiologie en<br />

de anesthesioloog kwamen daarbij duidelijk naar voren. De redactie van de anesthesioloog<br />

vroeg zich af: hoe hebben de anesthesiologen in het VUmc de komst van de<br />

schrijfster ervaren?<br />

De vraag is nog even of het interview in het<br />

VUmc kan doorgaan. Het is zes uur in de<br />

avond en degenen met wie ik het gesprek<br />

zal hebben zien er verhit en vermoeid uit: het was een<br />

drukke dag met een overvolle IC en aan het einde van<br />

de dag nog een complicatie op de OK die tot ieders<br />

opluchting goed is afgelopen. Met dank aan de anesthesie.<br />

De collega’s wisselen uit wat er gebeurd is, er<br />

wordt wat te eten gehaald en iedereen komt langzaam<br />

tot rust. Even vraag ik me af of Anna Enquist zo’n situatie<br />

<strong>voor</strong> haar boek zou hebben gebruikt. Misschien<br />

wel, want hoewel het verhaal natuurlijk fictief is, zijn<br />

de omschreven situaties in het boek gebeurd toen de<br />

schrijfster meeliep op de afdeling<br />

anesthesiologie in het VUmc. Ik<br />

‘De operateur<br />

is natuurljik de<br />

primarius, die doet<br />

het moeilijkste<br />

kunstje. Maar als de<br />

cello daar niet een<br />

volle zuivere baslijn<br />

onder speelt klinkt<br />

het nergens naar!<br />

Dankzij de cello<br />

kan de eerste viool<br />

schitteren.’<br />

heb afgesproken met het afdelingshoofd,<br />

professor Stephan<br />

Loer en, twee vijfdejaars aios<br />

Jildou van der Kaaij en Jenny<br />

Vieveen. Stephan sprak veelvuldig<br />

en uitgebreid met de schrijfster<br />

over het vak. Verschillende<br />

stafleden, maar <strong>voor</strong>al Jildou en<br />

Jenny, namen de schrijfster mee<br />

de werkvloer op en lieten haar<br />

kennismaken met alle onderdelen<br />

van het vakgebied.<br />

Het boek komt <strong>voor</strong>t uit het VUproject<br />

‘Schrijver op de afdeling’. Hoofddocent filosofie<br />

en medische ethiek Arko Oderwald is de initiatiefnemer<br />

van dit project. ‘Het leek ons een goed idee<br />

als er mensen van buiten onze eigen omgeving zouden<br />

meekijken in een ziekenhuisomgeving. Schrijvers<br />

kunnen vaak goed observeren en zaken mooi opschrijven.<br />

Anna Enquist koos direct <strong>voor</strong> de afdeling<br />

anesthesiologie. Vervolgens zijn we gaan praten met<br />

de leden van de afdeling of ze dat ook zagen zitten.<br />

De afspraak is dat de afdeling ‘nee’ mocht zeggen,<br />

maar dat als men ‘ja’ zei, er geen beperkingen waren<br />

<strong>voor</strong> de schrijver.’Hoewel sommige anesthesiologen<br />

op de afdeling misschien nog wat afwachtend waren<br />

vond Jenny het meteen een heelgoed initiatief. ‘Het is<br />

ontzettend leuk de leek via het boek een kijkje in de<br />

keuken te geven. Ze heeft ook niet zomaar een dagje<br />

meegelopen maar, heeft hele diensten meegedraaid.<br />

Voor ons was het leuk haar onderzoeksstrategie te volgen<br />

en daarbij onze wereld te zien door de ogen van<br />

een leek. Ze heeft natuurlijk door haar achtergrond het<br />

vermogen vragen te stellen van een totaal ander kaliber<br />

dan we gewend zijn. Jildou beaamt dit: ‘Ik herinner<br />

mij dat we in de nachtdienst een patiënt naar de verkoever<br />

brachten, ik deed het gordijn dicht waarop zij<br />

vervolgens vroeg, ‘die gordijnen, hoe vaak worden die<br />

nou gewassen?’. Goh, dacht ik, daar heb ik nou nog<br />

nooit over nagedacht. Ook keek ik er vanop dat ze de<br />

slaapvertrekken wilde zien. Uiteindelijk beschrijft ze<br />

deze ook in het boek.’<br />

Volgens Jenny en Jildou stelde de schrijfster zich heel<br />

bescheiden op en was ze bijna onzichtbaar als ze met<br />

haar blocnootje de hoek van de OK indook. Maar ja, dat<br />

lukte niet altijd, ze is natuurlijk ook een beetje BN’er.<br />

Jenny: ‘Ik kan mij herinneren dat er een keer een patiënte<br />

was die een scopie van haar knie kreeg onder<br />

een spinaal en die zich een nekhernia lag te draaien en<br />

vervolgens riep: is dat de schrijfster Anna Enquist! Wat<br />

een eer dat ze bij mij op de OK is. Een andere operatie<br />

van die dag heeft ze ook heel uitgebreid omschreven<br />

in haar boek’ vervolgt Jenny. De chirurg was apetrots<br />

toen hij dat teruglas.’ Volgens Arko Oderwald heeft het<br />

boek intern ook het een en ander losgemaakt. ‘Sommige<br />

specialisten zijn naar aanleiding van het boek zo<br />

enthousiast geworden dat ze mij hebben gevraagd of<br />

26 de anesthesioloog 4 • 2011


hun afdeling ook mee kan doen aan het project.’In de<br />

vele interviews die na de introductie van het boek De<br />

verdovers volgden, vertelt Anna Enquist dat ze juist<br />

het contrast met haar eigen vakgebied, psychoanalyse,<br />

en de anesthesiologie interessant vindt. Prof. Loer kan<br />

zich daar helemaal in vinden. ‘Ik vond het idee van<br />

Anna om een roman te schrijven over het spanningsveld<br />

psychoanalyse-anesthesiologie prachtig, het is het<br />

spanningsveld tussen voelen en verdoven.’<br />

Nam de psychoanalyticus het wel eens van de schrijver<br />

over? Jenny:‘We hebben achteraf wel eens gesproken<br />

over een patiënt die naar mijn idee wat gedragsproblemen<br />

had. Ze gaf een volledige analyse over zijn<br />

gedrag, terwijl ik dacht: hij is gewoon zenuwachtig.<br />

Ze heeft door haar achtergrond een andere manier van<br />

kijken en dat was <strong>voor</strong> ons ook heel leerzaam.‘<br />

Eenmaal in handen, lazen Jenny en Jildou het boek in<br />

een adem uit. Jenny: we waren<br />

thuis gelijktijdig het boek<br />

‘Als het er op aankomt,<br />

als het ernstig is – dan<br />

neemt de anesthesist<br />

het <strong>voor</strong>touw en loodst<br />

het team naar een<br />

oplossing, hoe heftig de<br />

situatie ook is.’<br />

aan het lezen en sms’ten elkaar<br />

tot diep in de nacht, zo<br />

van: wie denk jij dat die persoon<br />

is en op welke bladzijde<br />

ben je nu? We konden niet<br />

stoppen met lezen. Mensen<br />

voelen zich best vereerd als<br />

ze zich denken te herkennen<br />

in het boek. Ron van de<br />

snoeppot is ook een bekende van ons’, vertelt Jildou.<br />

Aan een moment in het boek wordt Jildou nog iedere<br />

dag herinnerd. ‘Als ik het bed naar de OK rijd, schop je<br />

tegen een paneel op de muur aan om de deur te openen.<br />

Dat omschrijft Anna ook<br />

in het boek.Toen ik dat las,<br />

voelde ik die knal bijna<br />

letterlijk en iedere keer<br />

als ik dat nu doe, moet ik<br />

daaraan denken.’<br />

Ook Stephan Loer ziet het<br />

resultaat van de vele gesprekken<br />

die hij voerde met de schrijfster terug in het<br />

boek. ‘Haar manier van vragen stellen is indrukwekkend.<br />

Ze gaat heel snel de diepte in. En het resultaat<br />

mag er zijn: het is een spannend boek geworden, realistisch<br />

ook, de details van de anesthesietechnieken kloppen<br />

en de omschreven sfeer is authentiek. Het blijft natuurlijk<br />

een roman, maar het had zomaar echt gebeurd<br />

kunnen zijn. Ze beschrijft zorgvuldig het functioneren<br />

onder stress en wat er dan met mensen gebeurt. Ik herinner<br />

mij dat ze vroeg ‘wat is nu anesthesie’. Ik heb<br />

haar dat toen zo goed mogelijk geprobeerd uit te leggen<br />

en vervolgens verwoordde zij het als volg: de mensen<br />

op de rand van de dood laten zweven, daar waar je<br />

niets meer voelt, waar geen prikkel meer doordringt.’<br />

Volgens Loer geeft het boek ook patiënten meer inzicht<br />

in de werkwijze van anesthesiologen en levert het een<br />

positieve bijdrage aan de beeldvorming. ‘Patiënten komen<br />

doorgaans <strong>voor</strong> de operatie en niet <strong>voor</strong> de anesthesioloog.’<br />

Anna Enquist<br />

De verdovers<br />

roman<br />

‘Door het hele ziekenhuis<br />

heen wordt je van hot naar<br />

her geroepen, overal moet<br />

je snel de situatie overzien<br />

en dan een ingreep doen<br />

die anderen niet kunnen of<br />

aandurven.’<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

27


Het Veiligheidsprogramma en de rol van<br />

medisch specialisten<br />

Als wetenschappelijke verenigingen hebben wij het verbeteren van de patiëntveiligheid<br />

in de <strong>Nederlandse</strong> ziekenhuizen hoog op de agenda staan. Na het verschijnen<br />

van het eerst rapport van het EMGO/NIVEL in 2007 over de vermijdbare schade in<br />

<strong>Nederlandse</strong> ziekenhuizen hebben de medisch specialisten, verpleegkundigen en<br />

ziekenhuizen, vertegenwoordigd door de OMS, V&VN, NVZ en NFU, de gezamenlijke<br />

ambitie uitgesproken om eind 2012 50% schadereductie bereikt te hebben.<br />

Om deze ambitie te realiseren zijn genoemde<br />

partijen in 2008 het VMS veiligheidsprogramma<br />

gestart. Kernactiviteiten van dit programma<br />

betroffen de ontwikkeling en implementatie van een<br />

veiligheidsmanagementsysteem in alle ziekenhuizen en<br />

van verbeteractiviteiten op 10 inhoudelijke thema’s.<br />

Eind fase<br />

In de eindfase ligt de nadruk ligt op het gezamenlijke<br />

bereiken van de “eindstreep” eind 2012. Om dit te doen<br />

zijn de accenten in het Veiligheidsprogramma veranderd.<br />

De afgelopen jaren lag de nadruk op het ondersteunen<br />

van de ziekenhuizen door het ontwikkelen en<br />

uitrollen van instrumenten en het organiseren van conferenties<br />

en trainingen. In de eindfase ligt het accent op het<br />

(vergroten van het) bewustzijn van professionals en ziekenhuizen<br />

<strong>voor</strong> hun (lokale) verantwoordelijkheid <strong>voor</strong><br />

het behalen van de doelstellingen, het onder de aandacht<br />

brengen van goede <strong>voor</strong>beelden en resultaten die al bereikt<br />

zijn, en het transparant maken de resultaten. Ook<br />

zijn er nadere afspraken gemaakt met de Inspectie <strong>voor</strong><br />

de Gezondheidszorg (IGZ) over haar toezicht op het<br />

Veiligheidsprogramma.<br />

Transparant maken van resultaten (1): Quickscan<br />

Omdat een eenduidig beeld ontbrak over wat de stand<br />

van zaken met betrekking tot het veiligheidsprogramma<br />

was, is dit <strong>voor</strong>jaar besloten om een zogenaamde<br />

“Quickscan” uit te zetten naar alle ziekenhuizen. Een<br />

dergelijk beeld was ook noodzakelijk als verantwoording<br />

naar de subsidiegever, het ministerie van VWS.<br />

In de Quickscan werden Raden van Bestuur, medische<br />

staven en verpleegkundige adviesraden gevraagd om<br />

aan te geven waar zij stonden op het gebied van de implementatie<br />

van een veiligheidsmanagementsysteem<br />

en verbeteringen op de 10 thema’s. In de zomer is de<br />

Quickscan uitgezet en de resultaten laten zien dat veel<br />

ziekenhuizen nog hard aan de slag moeten, maar verwachten<br />

in 2012 de gezamenlijke ambitie te hebben<br />

bereikt. Alle ziekenhuizen hebben de eigen resultaten<br />

teruggekoppeld gekregen inclusief een benchmark ten<br />

opzichte van de totale groep, in de hoop dat deze rapporten<br />

(daar waar nodig) een motivatie vormen <strong>voor</strong><br />

de ziekenhuizen en professionals om nog harder aan de<br />

slag te gaan met patiëntveiligheid. De Quickscan zal de<br />

komende 15 maanden periodiek worden uitgevoerd om<br />

zo de <strong>voor</strong>tgang te monitoren. De volgende is geagendeerd<br />

<strong>voor</strong> december 2011.<br />

Toezicht door de Inspectie <strong>voor</strong> de<br />

Gezondheidszorg<br />

De IGZ heeft van de Minister van VWS de opdracht om<br />

toezicht te houden op de <strong>voor</strong>tgang van het veiligheidsprogramma.<br />

De resultaten van de Quickscan vormen<br />

onderdeel van het jaargesprek tussen de IGZ en het ziekenhuis.<br />

Transparant maken van resultaten (2): onderzoek<br />

door Nivel<br />

Het blijkt moeilijk om op geaggregeerd niveau eenduidige<br />

metingen te krijgen over wat de stand van zaken<br />

is m.b.t. de gezamenlijke doelstellingen (50% schade<br />

reductie) en de individuele doelstellingen van het programma.<br />

Om de registratielasten in de ziekenhuizen niet<br />

te vergroten en hen de kans te geven zich te richten op de<br />

veiligheidsactiviteiten, hebben de programmapartners<br />

besloten het onderzoeksinstituut NIVEL te vragen een<br />

onafhankelijk onderzoek te doen naar de (harde) resultaten<br />

van het programma in een selectie van de ziekenhuizen.<br />

Zo’n 40 ziekenhuizen worden daarbij betrokken.<br />

Medisch specialisten spelen een sleutelrol in landelijk<br />

maar <strong>voor</strong>al ook lokaal realiseren van verbeteringen op<br />

gebied van patiëntveiligheid en daarmee bij te dragen<br />

aan het veiliger maken van de <strong>Nederlandse</strong> gezond-<br />

28 de anesthesioloog 4 • 2011


heidzorg. Daarom willen wij middels deze brief de gezamenlijke<br />

verantwoordelijkheid om te werken aan de<br />

reductie van vermijdbare schade, benadrukken. U kunt<br />

dit doen door uw bijdrage te leveren aan locale initiatieven<br />

die de patiëntveiligheid bevorderen zoals opstellen<br />

en invoeren van protocollen, bijdragen aan metingen<br />

van de <strong>voor</strong>tgang en goede <strong>voor</strong>beelden etaleren in uw<br />

ziekenhuis of regio. Op deze wijze gaan wij ervan uit<br />

dat we, samen met u en de partners van het Veiligheidsprogramma<br />

een belangrijke bijdrage kunnen blijven leveren<br />

aan het verbeteren van de patiëntveiligheid in de<br />

<strong>Nederlandse</strong> ziekenhuizen.<br />

De Commissie Arts in opleiding tot Specialist Anesthesioloog (CASA)<br />

Tot <strong>voor</strong> kort bestond de Commissie Arts in opleiding tot<br />

Specialist Anesthesioloog (CASA) uit twee aios anesthesiologie<br />

per A-kliniek. Sinds vorig jaar is de commissie<br />

bijna gehalveerd: in het najaar van 2010 is door de<br />

NVA besloten dat per opleidingskliniek één aios in de<br />

CASA zitting neemt, samen met de twee aios die deel<br />

uitmaken van de lede<strong>nr</strong>aad. Graag willen we u <strong>voor</strong>stellen<br />

aan de 11 huidige leden van de CASA.<br />

M. Kuijpers (Marijn), AMC<br />

Concilium/presidium<br />

CASA-lid sinds mei 2010<br />

E.M.E. Craenen (Nini), UMCG<br />

Voorzitter (tot 1 januari 2012)<br />

lid sinds november 2009<br />

S. de Graaf (Stijn), St. Antonius<br />

Presidium<br />

lid sinds april 2010<br />

J.W. Hol (Jaap), Erasmus MC<br />

BBC<br />

Vanaf 1 januari 2012 <strong>voor</strong>zitter<br />

lid sinds maart 2011<br />

M.M.H. Bolman (Marloes), LUMC<br />

LVAG<br />

lid sinds mei 2009<br />

B.M.A. Pieters (Barbe), MUMC<br />

Secretaris<br />

lid sinds oktober 2010<br />

S. Buma (Sannine), VUmc<br />

Etalageproject<br />

CASA-lid sinds april 2011<br />

M. van Rens (Marieke), UMCN<br />

Penningmeester<br />

lid sinds januari 2011<br />

T.J. van den Berg (Tijs), AMC<br />

Lede<strong>nr</strong>aad<br />

sinds juni 2010<br />

M.L. Otterman (Marloes), UMCU<br />

CCA<br />

lid sinds september 2011<br />

M. Vogel (Marlou), St. Antonius<br />

Lede<strong>nr</strong>aad<br />

lid sinds maart 2011<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

29


WETENSCHAPSDAG 2011<br />

W<br />

Beste Oral presentation<br />

Mevrouw L. Knaepen, MUMC<br />

De titel van haar <strong>voor</strong>dracht luidde:<br />

Repetitive hind paw needle pricking in the neonatal rat<br />

results in long-term alterations in the spinal nociceptive<br />

network.<br />

Beste Short Oral presentation<br />

Mevrouw C.E. van den Brom, VU medisch centrum<br />

De titel van haar <strong>voor</strong>dracht luidde:<br />

Impaired myocardial function during stress, but not during<br />

sevoflurane ansthesia after short-term high fat diet feeding.<br />

De gastsprekers<br />

Gastspreker professor Adrian Gelb werd door Cor<br />

Kalkman gevraagd een <strong>voor</strong>dracht te verzorgen over het<br />

mentoren van jonge onderzoekers.<br />

Professor Walter Paulus, fysioloog, hield een <strong>voor</strong>dracht<br />

over Diastolisch hartfalen.<br />

Wetenschapsdag 2012: vrijdag 28 september in De Reehorst te Ede<br />

1st price (38,67) Patick Schober<br />

VUMC<br />

Public Access Defibrillation: Time<br />

Acces the Public.<br />

2nd price (37,00) Ralf Krage<br />

VUMC<br />

Cormack-Lehane classification<br />

revisited.<br />

3rd price (35,67) Ankie Hamaekers<br />

MUMC<br />

Ventilation through a small-bore<br />

catheter: optimizing expiratory<br />

ventilation assistance.<br />

30 de anesthesioloog 4 • 2011


Wat verder ter<br />

Wat verder ter tafel komt<br />

Promoties<br />

3 november 2011<br />

Steven H. Renes, Radboud Universiteit Nijmegen<br />

Refinements in techniques of regional anesthesia using<br />

ultrasound.<br />

29 november 2011<br />

Marcel de Leeuw, Vrije Universiteit Amsterdam<br />

Psoas compartment-sciatie nerve block for prosthetic<br />

hip surgery.<br />

Overleden<br />

8 november 2011<br />

Mevrouw professor D.M.E. Vermeulen-Cranch<br />

Op 95-jarige leeftijd, bij leven werkzaam in het<br />

Wilhelminagasthuis en het Academisch Medisch Centrum<br />

te Amsterdam.<br />

7 december 2011<br />

Jilles Bijker, Universiteit Utrecht<br />

Intraoperative Hypotension.<br />

vakinhoudelijke proefschriften<br />

29 november 2011<br />

Florance van Hunsel, Universiteit Groningen<br />

The contributionof direct patient reporting to pharmacovigilance.<br />

31 oktober 2011<br />

Sivera Berben, Radboud Universiteit Nijmegen<br />

Much tot gain in pain.<br />

Early and initial pain management in trauma patients<br />

in prehospital and hospital based emergency care.<br />

de anesthesioloog 4 • 2011<br />

31


NVA kalender<br />

kalender<br />

De volledige congreskalender en meer informatie over de hieronder genoemde congressen<br />

en bijeenkomsten vindt u op de NVA-website www.anesthesiologie.nl.<br />

2012<br />

16 januari SKA ledenvergadering<br />

WKZ Utrecht<br />

9 maart NANCHO<br />

UMCU Utrecht<br />

31 maart SUG-NVAM Masterclass Traumaopvang<br />

12 april SKA ledenvergadering,<br />

AMC Amsterdam<br />

17 april Nascholingsprogramma Sectie Pijngeneeskunde<br />

Groningen<br />

18 april Refresher Course Obstetrische Anesthesie<br />

Utrecht<br />

10-11 mei Anesthesiologendagen<br />

MECC Maastricht<br />

23-25 mei EJACTA<br />

RAI Amsterdam<br />

15-16 juni SKA Zomercongres<br />

28 september Wetenschapsdag<br />

De Reehorst Ede<br />

22-24 november Pijndagen<br />

Papendal Arnhem<br />

11 & 12 november Themabijeenkomst Sectie Kinderanesthesiologie<br />

Het NVA bureau wenst u het<br />

allerbeste <strong>voor</strong> 2012<br />

Telefoon<br />

Algemeen nummer<br />

030 282 3385<br />

Patricia Liem<br />

Directeur<br />

Bestuur/Lede<strong>nr</strong>aad, Accreditatie<br />

030 282 3855<br />

Martine Teeuwisse<br />

Directiesecretaresse<br />

Ledenadministratie<br />

030 282 3868<br />

Hans van Breugel<br />

Beleidsmedewerker Kwaliteit<br />

Commissie Kwaliteit<br />

030 282 3966<br />

Ronald Hortensius<br />

Beleidsmedewerker Opleiding<br />

Concilium Anaesthesiologicum<br />

030 282 3386<br />

Marloes van Grotel<br />

Beleidsmedewerker Secties<br />

Alle sectiecontacten<br />

030 282 3965<br />

Sandra Gijtenbeek<br />

Communicatiemedewerker<br />

Nieuwsbrief, Website,<br />

Commissie Wetenschap<br />

030 282 3270<br />

Judith van Oudheusden<br />

Bureaumedewerker<br />

CCA (cursus- en examencommissie),<br />

Opleidingsvisitaties<br />

030 282 3378<br />

Marjolein Swinkels<br />

Bureaumedewerker<br />

Financiële administratie,<br />

Kwaliteitsvisitaties<br />

BBC, Complicatieregistratie<br />

030 282 3880<br />

32 de anesthesioloog 4 • 2011

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!