19.11.2014 Views

def.-overall-audit-rapport-v4

def.-overall-audit-rapport-v4

def.-overall-audit-rapport-v4

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Sirius<br />

Programma<br />

<strong>overall</strong><br />

<strong>audit</strong><strong>rapport</strong> 2013<br />

Excellentie in het hoger onderwijs:<br />

de fase van verankering en<br />

verduurzaming


Sirius<br />

Programma<br />

<strong>overall</strong><br />

<strong>audit</strong><strong>rapport</strong> 2013<br />

Excellentie in het hoger onderwijs:<br />

de fase van verankering en<br />

verduurzaming


Sirius Programma <strong>overall</strong> <strong>audit</strong><strong>rapport</strong> 2013<br />

2


Inhoudsopgave<br />

Preambule4<br />

Hoofdstuk<br />

1<br />

Inleiding5<br />

2<br />

Facts & figures 6<br />

3<br />

Bevindingen: verschillende invalshoeken excellentiebevordering 8<br />

4<br />

Een lerend landelijk netwerk 15<br />

5<br />

Slotbeschouwing Leading Experts 17<br />

3


Sirius Programma <strong>overall</strong> <strong>audit</strong><strong>rapport</strong> 2013<br />

Preambule: Over excellentie<br />

Een steeds frequenter gebruik van de term excellentie markeert de groeiende aandacht voor kwaliteit en<br />

kwaliteitsverhoging in het hoger onderwijs. In universiteiten en hogescholen zijn in de afgelopen tien jaar<br />

programma’s ontwikkeld die studenten en docenten iets extra’s bieden bovenop de reguliere studierichtingen<br />

en opleidingen. Honoursprogramma’s en University Colleges zijn intussen niet meer weg te denken uit het<br />

aanbod van universiteiten en hogescholen.<br />

Een frequent gebruik van ‘excellentie’ bergt ook gevaren in zich.<br />

Niet alleen bestaat de kans dat de term aan inflatie onderhevig<br />

raakt en gebruikt wordt voor praktijken die zijn zoals ze eigenlijk<br />

behoren te zijn. Maar als veelgebruikt etiket kan excellentie ook<br />

verhullen dat tal van heel verschillende praktijken onder die noemer<br />

worden geschaard. Zo lijken er op het moment tenminste twee<br />

excellentie-opvattingen naast elkaar te staan. De eerste, en meest<br />

oorspronkelijke, heeft te maken met de gepercipieerde noodzaak<br />

om de organisatiecontext van hogescholen en universi teiten zo aan<br />

te passen dat studenten worden gestimu leerd het onderste uit de<br />

kan te halen. De focus richt zich dan vooral op de ‘excellente<br />

onderwijsinstelling’ als kader waarin studenten optimaal kunnen<br />

presteren, onafhankelijk van de vraag of hun talent groot is of<br />

middelmatig. De tweede opvatting spreekt eerder over ‘excellente<br />

studenten (en docenten)’ als een bijzondere categorie van<br />

individuen die tot nu toe niet de speciale aandacht heeft gekregen<br />

die ze verdient.<br />

Kenmerkend voor de benadering van Sirius is dat die twee excellentieopvattingen<br />

met elkaar worden verbonden. De gedachte hierachter<br />

is dat via de implementatie van de tweede opvatting uiteindelijk ook<br />

de oorspronkelijke opvatting dichter bij realisering kan worden<br />

gebracht. Daarmee worden honoursprogramma’s en University<br />

Colleges breekijzers die uiteindelijk de hele universiteit of hogeschool<br />

op een hoger kwaliteitsniveau brengen. Dit laatste is tegelijk ook de<br />

enige rechtvaardiging voor het apart zetten en apart behandelen<br />

van een speciale categorie van gemotiveerde en getalenteerde<br />

studenten, zeker in een tijd waarin andere vormen van ‘speciaal<br />

onderwijs’ worden ingeruild voor ‘passend onderwijs’, door<br />

bezuinigingsdrift gedwongen. Voor de korte termijn worden<br />

studenten die meer willen en kunnen op hun wenken bediend en<br />

voor de lange termijn moet de spin-off van deze excellentie trajecten<br />

de hele ‘onderwijsinstelling’ tot een excellente organisatie maken.<br />

Het Sirius Programma heet de afgelopen vijf jaar gewerkt vanuit<br />

het idee de twee excellentie-opvattingen te verbinden om het hele<br />

hoger onderwijs naar een hoger niveau te tillen. Ze staat daarmee<br />

in een traditie die zich rond de eeuwwisseling heeft ingezet en<br />

ook beleidsmatig respons heeft gekregen: excellentie staat hoog<br />

op de politieke agenda. Te denken valt aan het werk van de ministeriële<br />

commissie ’Ruim Baan voor Talent’ (de commissie Korthals<br />

2004-2007) die moest nagaan of en in hoeverre differentiatie van<br />

opleidingsprofielen een betere match tussen student en opleiding<br />

kon opleveren voor de verscheidenheid van talent. In 2010 werd op<br />

basis van de adviezen van die commissie Korthals de Wet op het<br />

Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) aangepast.<br />

Niet lang daarna verscheen het profilerings<strong>rapport</strong> van de Commissie<br />

Veerman en werd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en<br />

Wetenschap (OCW) een zogeheten Reviewcommissie (commissie Van<br />

Vught) ingesteld die de instellingen van hoger onderwijs moest bewegen<br />

om tot serieuze prestatieafspraken te komen met betrekking<br />

tot de kwaliteit van het onderwijs. De NVAO begon met de ‘instellingstoets<br />

op onderwijskwaliteit’ (ITK), waarin moest worden vastgesteld<br />

of (het bestuur van) de betreffende instelling in control was<br />

van de kwaliteit van het geboden onderwijs. Wanneer dat het geval<br />

is (en er dus sprake is van een door de instelling gedragen kwaliteitscultuur),<br />

kunnen de opleidings specifieke visitaties van beperkter<br />

omvang zijn.<br />

De opdracht die het ministerie van OCW in 2008 aan het Platform<br />

Bèta Techniek heeft gegeven paste eveneens in de politieke agenda<br />

met aandacht voor excellentie: richt een organisatie in die<br />

instellingen van hoger onderwijs kan helpen bij de begeleiding van<br />

de meer getalenteerde studenten. Daartoe werd een startsubsidie<br />

verleend met de uitdrukkelijke bepaling dat met die middelen<br />

initiatieven rond kwaliteitsverhoging moesten worden bevorderd op<br />

een manier dat ze uiteindelijk — na afloop van het programma in<br />

2014 - tot het reguliere aanbod van instellingen gingen behoren.<br />

Om dat te realiseren heeft het Platform de Sirius-organisatie in<br />

het leven geroepen: een platte organisatie bestaande uit een<br />

<strong>audit</strong>commissie, een groep van Leading Experts die als Raad van<br />

Toezicht en Advies fungeert en een klein slagvaardig bureau.<br />

De Sirius <strong>audit</strong>commissie bezoekt de instellingen en adviseert over<br />

hoe hun eigen gemaakte afspraken in praktijken kunnen worden<br />

omgezet. Ze opereert vooral als een ‘critical friend’. De Leading<br />

Experts hebben tot taak om het stimulerings- en controle werk<br />

van de <strong>audit</strong>commissie te plaatsen in het algemene streven naar<br />

kwaliteitsverhoging binnen het hoger onderwijs. Het bureau richt<br />

zich op het vormgeven van de kennisdeling- en leerfunctie, de<br />

organisatie en het programmamanagement.<br />

In wat volgt doet de Sirius <strong>audit</strong>commissie verslag van haar<br />

bevindingen over het jaar 2013. In het slothoofdstuk gaan de<br />

Leading Experts nog eens nadrukkelijk in op de bijzondere rol die<br />

zo’n ‘critical friend’ speelt en heeft gespeeld in de ‘normalisering’<br />

van het excellentiestreven.<br />

4


Hoofdstuk 1. Inleiding<br />

Vijf jaar geleden is gestart met het Sirius Programma. Hogescholen en universiteiten zijn uitgenodigd<br />

programma’s te ontwikkelen die de betere studenten uitdagen het beste uit zichzelf te halen.<br />

De ontwikkeling van excellentieprogramma’s heeft niet alleen het doel de betere studenten op een hoger<br />

niveau te brengen, maar is er ook op gericht de weg vrij te maken voor een onderwijsklimaat waarin studenten<br />

mogen, willen en kunnen excelleren. Binnen het Sirius Programma werken hogescholen en universiteiten<br />

op experimentele basis en doelgericht aan de ontwikkeling van zo’n stimulerend onderwijsklimaat.<br />

De focus binnen het Sirius Programma ligt enerzijds op de<br />

(individuele) ambities en instellingsbrede visie van de instellingen en<br />

(de haalbaarheid van) de prestaties die zij willen neerzetten.<br />

Anderzijds staat de leerfunctie van het Programma als geheel<br />

centraal. In dit kader bouwt Sirius aan een op kennisvergaring en<br />

kennisdeling gerichte community van participerende en geïnteresseerde<br />

instellingen. Zo kunnen zij van zichzelf en van anderen leren.<br />

Het Sirius Programma heeft gekozen voor een monitor & <strong>audit</strong> (m&a)<br />

systematiek, die aansluit bij de dubbele focus binnen het<br />

programma: doen de instellingen de goede dingen, en doen ze die<br />

dingen goed. Deze systematiek is dus enerzijds gericht op het<br />

ondersteunen van de instelling en anderzijds op de vinger aan de<br />

pols houden wat betreft de voortgang op prestatie/ innovatieafspraken.<br />

De <strong>audit</strong>ronde in 2013 is, net als voorgaande jaren, bedoeld om<br />

na overleg tussen instelling(en) en de Sirius <strong>audit</strong>commissie 1 een<br />

kritische analyse te maken van de voortgang en om succes factoren,<br />

knelpunten en verbetermogelijkheden te identificeren. De nadruk in<br />

de monitor & <strong>audit</strong> is in de loop der jaren steeds meer verschoven<br />

van het informeren en adviseren over de aanpak naar het analyseren<br />

en waarderen van de effecten. In de huidige fase van het programma<br />

is bovendien meer nadruk gelegd op de bestendiging van resultaten<br />

en verdieping van de aanpak. Met dit laatste wordt bedoeld: een<br />

verdere verfijning van instrumenten om excellentie te bevorderen<br />

en de hele instelling mee te nemen in het proces van ‘denken en<br />

handelen in termen van excellentie’.<br />

Aan de hand van een vooraf door de instellingen aangeleverde<br />

monitor<strong>rapport</strong>age is een <strong>audit</strong>gesprek gevoerd tussen<br />

delegaties van de instelling en delegaties van de <strong>audit</strong>commissie.<br />

De <strong>audit</strong>commissie heeft per instelling een instellings<strong>rapport</strong> gemaakt<br />

die input heeft gevormd voor een governance gesprek tussen<br />

het College van Bestuur van de instelling en de directie van het<br />

Platform.<br />

Op basis van de afzonderlijke instellings<strong>rapport</strong>ages is dit <strong>overall</strong><br />

<strong>audit</strong><strong>rapport</strong> opgemaakt. In dit <strong>audit</strong><strong>rapport</strong> zijn de bevindingen van<br />

de Sirius <strong>audit</strong>commissie samengebracht. Naast de bevin dingen van<br />

de <strong>audit</strong>commissie zijn ook de bespiegelingen van de Leading<br />

Experts 2 opgenomen. Met dit <strong>rapport</strong> adviseren de <strong>audit</strong>commissie<br />

en de Leading Experts het Platform, dat op zijn beurt de bevindingen<br />

terugkoppelt naar de instellingen en het ministerie van OCW.<br />

Leeswijzer<br />

In het vervolg van dit <strong>rapport</strong> wordt nader ingegaan op de uitkomst<br />

van de monitor & <strong>audit</strong>ronde 2013. Hoofdstuk twee buigt zich over<br />

de facts & figures. In hoofdstuk drie worden de kwantitatieve<br />

opbrengsten geanalyseerd en benoemt de <strong>audit</strong>commissie de<br />

kwalitatieve opbrengsten van het Sirius Programma. In hoofdstuk<br />

vier wordt nader ingegaan op de ontwikkeling van een lerend<br />

landelijk netwerk. In hoofdstuk vijf reflecteren de Leading Experts<br />

op de aanpak van het programma.<br />

1 Sirius Auditcommissie: Dhr. prof. dr. T. Sminia (voorzitter), Dhr. prof. dr.<br />

D. Bosscher, Dhr. drs. A.J.E.G. Renique, Dhr. drs. A. Vroon, Mw. prof. dr.<br />

A. Need, Dhr. dr. C. Sprenger, Mw. ir. E. Schaper MBA, Dhr. prof. dr. O.J.<br />

Hekster<br />

2 Leading Experts: Dhr. prof. dr. H.P.M. Adriaansens (voorzitter), Dhr. drs.<br />

N.M. Verbraak, Mw. prof. dr. A.J.M. Roobeek<br />

5


Sirius Programma <strong>overall</strong> <strong>audit</strong><strong>rapport</strong> 2013<br />

Hoofdstuk 2. Facts & figures<br />

De hogescholen en universiteiten hebben bij aanvang tussen- en einddoelen geformuleerd waarmee de<br />

ontwikkeling van excellentieprogramma’s wordt gevolgd. Eén van die doelen betreft het aantal studenten<br />

dat deelneemt aan excellentieprogramma’s. Alleen met voldoende massa kan immers de bedoelde<br />

cultuurverandering waarin excelleren kan en mag, worden gerealiseerd. Een tweede doel betreft de<br />

breedte van de te ontwikkelen excellentieprogramma’s.<br />

Binnen het Sirius Programma is afgesproken dat naast het feit dat<br />

excellentieprogramma’s binnen instellingsbreed beleid moeten<br />

worden uitgevoerd, ten minste vijf procent van het totaal aantal<br />

bachelor- of masterstudenten moet kunnen worden bereikt en<br />

tot een succesvolle afronding van het programma kunnen worden<br />

gebracht.<br />

Alle deelnemende instellingen die eind 2012 hun subsidietraject<br />

hebben afgerond blijven werken aan de vergroting van deelname<br />

van studenten aan excellentieprogramma’s. Hierbij zien we grote<br />

verschillen in ambities tussen instellingen. De geambieerde deelname<br />

van studenten aan excellentieprogramma’s in de prestatieafspraken<br />

loopt van minimaal zes procent tot maximaal dertien procent<br />

deelname in 2015. Zeven instellingen waarvan de subsidieperiode<br />

op het laatst eind 2014 wordt afgerond, hebben prestatieafspraken<br />

geformuleerd uitgedrukt in percentage deelname van studenten<br />

aan excellentietrajecten. Hieruit spreekt verduurzaming van het<br />

ingezette beleid binnen de individuele instellingen.<br />

• Zes instellingen zijn in 2009 gestart met programma’s in de<br />

bachelor (tranche 1); vijf instellingen uit de eerste tranche<br />

hebben eind 2012 de subsidieperiode van de bachelor afgerond.<br />

• Veertien instellingen zijn in 2010 gestart met programma’s in de<br />

bachelor (tranche 2); één instelling uit de eerste tranche en<br />

vier instellingen uit de tweede tranche hebben eind 2013 de<br />

subsidieperiode van de bachelor afgerond. Eén instelling heeft<br />

de Sirius subsidie tussentijds stop gezet.<br />

• Zes instellingen zijn in 2011 gestart met programma’s in de master.<br />

Nieuwe instellingen in het kader van de<br />

prestatieafspraken hoger onderwijs en onderzoek<br />

• Zes nieuwe instellingen 5 - vijf universiteiten en één hogeschool -<br />

zijn in 2013 uitgenodigd deel te nemen aan het Sirius<br />

kennisprogramma. Hun excellentietrajecten zijn positief<br />

beoordeeld door de Sirius <strong>audit</strong>commissie.<br />

Participerende instellingen binnen het Sirius<br />

Programma<br />

In totaal hebben twintig instellingen 3 in twee tranches een<br />

subsidietoekenning gekregen voor hun bacheloraanvraag: negen<br />

universiteiten en elf hogescholen. Zes universiteiten ontwikkelen<br />

excellentieprogramma’s voor zowel de bachelor- als de masterfase 4 :<br />

Terugblik op 2012<br />

In 2012 concludeerde de <strong>audit</strong>commissie dat de hogescholen<br />

en universiteiten steeds beter grip krijgen op de instroom en de<br />

doorstroom, en op het vraagstuk hoe die twee te beïnvloeden zijn<br />

met inhoudelijke voorlichting en gerichte acties op het voorkomen<br />

van vroegtijdige uitval. Ook is in 2012 een groeiende belangstelling<br />

voor excellentieprogramma’s in de bachelorfase geconstateerd,<br />

zowel bij studenten, docenten als bestuur en management: van de<br />

voltijd ingeschreven bachelorstudenten wist 3,3 procent de weg<br />

naar een excellentieprogramma te vinden. 6<br />

3 Tranche 1: Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit Utrecht,<br />

Universiteit van Amsterdam/Vrije Universiteit (gezamenlijk één<br />

aanvraag), Universiteit Maastricht, Hanzehogeschool Groningen;<br />

Tranche 2: Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, ArtEZ<br />

Hogeschool voor de Kunsten, Driestar Educatief, Hogeschool Edith<br />

Stein, Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Utrecht, Hogeschool van<br />

Amsterdam, Hogeschool Inholland, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden,<br />

Rijksuniversiteit Groningen, Saxion Hogescholen, Technische<br />

Universiteit Delft, Tilburg University, Universiteit Leiden.<br />

4 Master trajecten: Radboud Universiteit, Rijksuniversiteit Groningen,<br />

Technische Universiteit Delft, Universiteit Leiden, Universiteit<br />

Maastricht, Universiteit Utrecht.<br />

5 ‘Nieuwe’ instellingen: Erasmus Universiteit, Universiteit Twente,<br />

Technische Universiteit Eindhoven, Wageningen University,<br />

Theologische Universiteit Kampen, NHTV Breda.<br />

6 Zie hiervoor ook het <strong>overall</strong> <strong>audit</strong><strong>rapport</strong> 2012<br />

(http://www.orionprogramma.nl/docs/Sirius/sirius-<strong>overall</strong><strong>audit</strong><strong>rapport</strong>-2012.pdf)<br />

6


De één- en tweejarige excellentieprogramma’s in de masterfase<br />

liepen in ontwikkeling achter op de bachelorprogramma’s, omdat<br />

die in de tijd later zijn gestart en omdat de meerjarige programma’s<br />

gefaseerd worden ingevoerd. De verwachtingen van de <strong>audit</strong>commissie<br />

voor de masterprogramma’s waren hoog, er kon immers<br />

geleerd worden van ervaringen met de bachelorprogramma’s.<br />

Maar deze verwachtingen kwamen nog niet helemaal uit.<br />

De uitvoering van een deel van de excellentieprogramma’s was<br />

vertraagd, waardoor ook de kwantitatieve ontwikkeling achterliep<br />

op de planning. Desalniettemin nam 2,6 procent van de ingeschreven<br />

masterstudenten (voltijd instroom) deel aan een<br />

excellentieprogramma.<br />

Stand van zaken 2013<br />

In 2012 hebben vier universiteiten en één hogeschool de<br />

subsidieperiode voor de bachelorfase afgerond. In 2013 hebben<br />

de zestien nog binnen het Sirius Programma actief participerende<br />

instellingen in hun monitor over 2013 inzichtelijk gemaakt hoe hun<br />

excellentieprogramma’s voor de bachelor- en/of masterfase zich in<br />

kwantitatief opzicht verder hebben ontwikkeld. 7<br />

De <strong>audit</strong>commissie heeft er in het bijzonder op gelet in hoeverre de<br />

meest recente instroomcohorten geënthousiasmeerd raken voor<br />

deelname aan excellentieprogramma’s. Niet alle instellingen konden<br />

al kwantitatieve gegevens over het meest actuele studiejaar (2013-<br />

2014) overleggen. Niettemin heeft de <strong>audit</strong>commissie kunnen<br />

constateren dat aanzienlijke sprongen zijn gemaakt: 8<br />

• De hogescholen zijn er in geslaagd ruim tien procent meer<br />

studenten voor deelname aan een excellentieprogramma in de<br />

bachelorfase te motiveren dan het jaar ervoor.<br />

• De universiteiten zien zelfs twintig procent meer studenten<br />

instromen.<br />

• Ook de excellentieprogramma’s in de masterfase verheugen<br />

zich in toenemende belangstelling. Van het laatst gemeten<br />

instroomcohort participeren achttien procent meer studenten<br />

in deze programma’s dan het cohort daarvoor.<br />

Conclusies<br />

De nieuwe instroom van studenten in excellentieprogramma’s in<br />

de bachelorfase van zowel de hogescholen als universiteiten is<br />

ten opzichte van 2012 aanzienlijk toegenomen. De <strong>audit</strong>commissie<br />

concludeert dat, met deze laatste ontwikkeling, de veertien<br />

instellingen die in 2013 zijn bezocht goede vooruitzichten hebben<br />

om met de ontwikkelde excellentieprogramma’s voor de bachelorfase<br />

ten minste 5 procent van de studentpopulatie te bereiken.<br />

De <strong>audit</strong>commissie heeft ten aanzien van de bachelorprogramma’s<br />

van tien van de veertien instellingen groot vertrouwen uitgesproken<br />

in de haalbaarheid van de doelen. Met de andere vier is<br />

een scherpe analyse gemaakt die er toe kan leiden dat ook daar<br />

de resultaten verbeteren.<br />

Ook de excellentieprogramma’s in de masterfase komen, met een<br />

grotere toestroom uit het laatste instroomcohort, zowel inhoudelijk<br />

als in volumetermen, goed tot ontwikkeling. De <strong>audit</strong>commissie<br />

ziet bij alle zes de universiteiten met programma’s in de master,<br />

een ontwikkeling en uitvoering die al succesvol is of op korte termijn<br />

succesvol zal worden.<br />

Twaalf Sirius instellingen hebben in het kader van de prestatieafspraken<br />

hoger onderwijs en onderzoek ambities geformuleerd<br />

over deelname van studenten aan excellentie trajecten. De ambitie<br />

die instellingen hierop formuleren variëren van zes procent deelname<br />

tot tien procent. Gegeven de geconstateerde toename in<br />

belangstelling voor de excellentie trajecten acht de <strong>audit</strong> commissie<br />

deze ambities zeker niet onrealistisch.<br />

7 In 2013 zijn er 16 programma’s bezocht, waarvan tien bacheloropleidingen,<br />

vier bachelor- en masteropleidingen en twee<br />

masteropleidingen.<br />

8 Bron: monitor<strong>rapport</strong>ages Sirius instellingen 2013<br />

7


Sirius Programma <strong>overall</strong> <strong>audit</strong><strong>rapport</strong> 2013<br />

Hoofdstuk 3. Bevindingen:<br />

verschillende invalshoeken<br />

excellentiebevordering<br />

Het Sirius Programma is een experimenteel programma, waarin opgedane ervaringen en kennis van de<br />

deelnemende hogescholen en universiteiten een belangrijke plaats innemen. De systematiek van monitor<br />

& <strong>audit</strong> is erop gericht te reflecteren op die opgedane ervaringen en kennis, ze te verzamelen en breed<br />

te verspreiden.<br />

Het Sirius Programma is in een fase gekomen waarin zes instellingen<br />

— met programma’s in de bachelor - in 2012 voor het laatst een<br />

<strong>audit</strong>bezoek heeft gehad, en waarin vijf instellingen in 2013 voor het<br />

laatst bezocht zijn door de <strong>audit</strong>commissie. De negen overige<br />

instellingen, en de zes instellingen met programma’s in de master,<br />

zijn met hun laatste programmajaar binnen de Sirius subsidie bezig.<br />

Vanaf 2014 zullen ook ‘nieuwe’ instellingen in het Sirius netwerk<br />

participeren. In 2013 heeft de <strong>audit</strong>commissie onder auspiciën van<br />

de Leading Experts de plannen van deze instellingen beoordeeld in<br />

het kader van de gevraagde validering door het ministerie van OCW.<br />

Om de instellingen binnen het Sirius Programma te blijven facili teren<br />

in hun ambities heeft de Sirius <strong>audit</strong>commissie in navolging van de<br />

‘lessons learned’ uit het <strong>overall</strong> <strong>audit</strong> <strong>rapport</strong> 2012, hieronder een<br />

aantal invalshoeken van excellentie opgetekend, wederom langs de<br />

verschillende koersbepalende elementen uit het Sirius kompas. De<br />

<strong>audit</strong>commissie constateert dat de instellingen duide lijke stappen<br />

hebben gezet en anno 2013 in de fase van verank ering en<br />

verduurzaming zijn gekomen. Iedere instelling kiest hierin een eigen<br />

weg en de <strong>audit</strong>commissie constateert dat de verschil lende wijzen<br />

van aanpak succesvolle resultaten opleveren.<br />

Visie op excellentie<br />

1. verbreden en verdiepen<br />

In eerste aanleg hebben veel instellingen gekozen voor een verbredend<br />

excellentietraject, waarbij excellente studenten vanuit verschillende<br />

disciplines gezamenlijk aan interdisciplinaire vraag stukken<br />

werken. Dit spreekt een bepaalde groep excellente student en zeer<br />

aan. Vrijwel overal bleek dat er een bovengrens zit aan het aantal<br />

studenten dat zich aangetrokken voelt tot een dergelijk programma:<br />

op enig moment lukt het niet nóg meer studenten voor een dergelijk<br />

verbredend en interdisciplinair excellentietraject te interesseren.<br />

Daarom hebben een aantal instellingen ervoor gekozen ook<br />

andere excellentietrajecten te gaan aanbieden (sommige instellingen<br />

boden al vanaf het begin een mix van verbredende<br />

en verdiepende excellentietrajecten); vaak zijn dit meer verdiepende<br />

programma’s binnen de eigen discipline. Dit leidt<br />

tot excellentie op velerlei terrein; de programma’s zijn expli-<br />

cieter toegesneden op de diversiteit van groepen studenten.<br />

Veel instellingen kiezen bij verbredende trajecten voor een of enkele<br />

sturende elementen, zoals ondernemerschap, innovatie, relevantie<br />

voor de lokale en regionale gemeenschap. Vaak zijn dat ook<br />

tevens elementen die een rol spelen in het profiel van de instelling<br />

als geheel.<br />

Het risico van het vergroten en diver sifiëren<br />

van het aanbod aan excellentietrajecten<br />

is dat het oorspronkelijke<br />

heldere excellentieconcept kan gaan<br />

verwateren. Een goed, centraal belegd<br />

orgaan dat de excellentietrajecten<br />

toetst op de oorspronkelijke uitgangspunten<br />

kan dit voorkomen. Een aantal<br />

instellingen kiest er bewust voor een<br />

eigen valideringscommissie in te stellen,<br />

die deze toetsing verzorgt. In het<br />

kader van de verduurzaming is dit een<br />

belangrijk aandachtspunt.<br />

8


Excellentieprogramma’s in de kunstensector<br />

Twee hogescholen voor de kunsten namen met een excellentieprogramma<br />

deel aan het Sirius Programma: ArtEZ hogeschool voor<br />

de kunsten en de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.<br />

Beide programma’s lichten we er kort uit vanwege het specifieke<br />

van deze sector en de instellingskeuzes die gemaakt zijn.<br />

Het ArtEZ programma is een excellentieprogramma gericht op<br />

onderzoek in de kunsten met als doelgroep studenten met<br />

dubbeltalent (‘verbredend’) : studenten die zowel artistiek als<br />

intellectueel tot de beste studenten behoren. Het programma<br />

is een verbredende aanvulling op de eigen bacheloropleiding.<br />

In de aanloop was er nog een cultuur bij studenten en docenten<br />

waarin dubbeltalent niet direct gewaardeerd werd. Maar na<br />

enkele jaren doorzetten werd het programma een succes en<br />

van toegevoegde waarde voor de positie die de afgestudeerde<br />

excellentiestudenten innemen in het werkveld.<br />

Het excellentieprogramma van de Amsterdamse Hogeschool<br />

voor de Kunsten is een (‘verdiepend’) bachelor programma gericht<br />

op klassieke balletdansers. Het belangrijkste doel is om<br />

dansers op jongere leeftijd op een kwalitatief hoogstaand bekwaamheidsniveau<br />

te krijgen. Het Young Bachelor programma is<br />

gericht op een goede scouting van jonge talenten en het creëren<br />

van een doorlopende leerlijn in de opbouw van de carrière<br />

tussen het 10e en 19e levensjaar. Het programma heeft te maken<br />

gehad met veranderende contexten die zowel negatief (het uitblijven<br />

van de DaMu-regeling 8 die implementatie moet faciliteren,<br />

bachelor studiefinanciering) als positief (Junior Company<br />

ballet gestart als gezelschap voor jonge dansers bij het Nationaal<br />

ballet) bleken. Het succes van dit excellentieprogramma<br />

heeft te maken met een sterk doorgevoerde ketenbenadering<br />

(amateurballetscholen, primair en voortgezet onderwijs zijn betrokken<br />

bij het excellentieprogramma) en een innige relatie met<br />

het werkveld, te weten het Nationale Ballet.<br />

Beide excellentiesprogramma’s zijn sterk verschillend.<br />

De Young bachelor van de Amsterdamse Hogeschool voor de<br />

Kunsten maakt balletdansers beter in hun vak in een kortere<br />

opleidingstijd. Het is een duidelijk verdiepend programma.<br />

Het ArtEZ programma geeft de excellente student juist de<br />

kans zichzelf te verbreden en zo hun dubbeltalent te gebruiken,<br />

waardoor meerwaarde voor de arbeidsmarkt ontstaat.<br />

Het is opvallend dat in beide programma’s het cultuuraspect<br />

een belangrijke factor bleek die het succes van de programma’s<br />

bepaalden. In beide hogescholen is er duidelijk een verandering<br />

ontstaan in de wijze waarop de docenten — onder invloed<br />

van het werkveld - naar de excellentiestudenten kijken. Er is<br />

meer openheid ontstaan voor de wereld buiten de hogeschool.<br />

Het grote verschil tussen beide programma’s — beide succesvol<br />

— geeft tevens aan dat het (ook in de kunstensector) van groot<br />

belang is dat onderwijsinstellingen hun eigen richting volgen en<br />

duidelijk aansluiten bij de specifieke behoefte van studenten en<br />

van het werkveld.<br />

Naast een interne valideringscommissie, of excellentiecommissie (s)<br />

die een aantal instellingen heeft, zijn er ook instellingen die de<br />

excellentietrajecten grotendeels laten meelopen met de reguliere<br />

kwaliteitsborging. Een andere ontwikkeling die de <strong>audit</strong>commissie<br />

waarneemt is het ontstaan van honours academy constructies<br />

binnen instellingen, waarin alle excellentietrajecten van<br />

pre-university tot bachelor en ook de master samenkomen.<br />

Interne valideringcommissies<br />

De Hanzehogeschool en Saxion Hogescholen werken met<br />

een interne valideringscommissie op centraal niveau. Deze<br />

commissies toetsen de excellentieprogramma’s aan de<br />

uitgangspunten van de gehanteerde concepten binnen de<br />

onderwijsinstellingen en adviseert het CvB over het al dan<br />

niet goedkeuren van ingediende excellentieprogramma’s.<br />

Er zijn ook andere instellingen die met soortgelijke<br />

commissies werken, bijvoorbeeld in de vorm van facultaire<br />

excellentiecommissies.<br />

2. Relatie Excellentie — en Reguliere programma’s<br />

De ontwikkeling van excellentieprogramma’s heeft niet slechts het<br />

doel de betere studenten op een hoger niveau te brengen, maar<br />

is er ook op gericht het onderwijsklimaat zodanig te beïnvloeden<br />

dat elke student de mogelijkheid wordt geboden zich optimaal te<br />

ontwikkelen. De <strong>audit</strong>commissie constateert dat de oorspronkelijke<br />

focus van het Sirius Programma, te weten sturen op de kleine groep<br />

van studenten die intrinsiek al meer willen en meer kunnen, reeds<br />

bij een aantal instellingen als ‘breekijzer’ voor een uitdagender en<br />

meer inspirerend onderwijsklimaat heeft gewerkt. Hierdoor is niet<br />

alleen het percentage studenten dat aan de excellentieprogramma’s<br />

is gaan meedoen verhoogd, maar is deze wijze van aanpak ook<br />

een positieve stimulans geweest voor de reguliere programma’s.<br />

Deze ontwikkeling heeft ervoor gezorgd dat er binnen instellingen<br />

structurele aandacht voor talentontwikkeling is gekomen. De effectiviteit<br />

van de Sirius aanpak als ‘breekijzer’, en de effecten van<br />

excellentieprogramma’s op de reguliere programma’s, zullen in 2014<br />

een belangrijk onderwerp van analyse zijn.<br />

9 DaMu-regeling: http://wetten.overheid.nl/BWBR0033513/<br />

geldigheidsdatum_18-12-2013<br />

9


Sirius Programma <strong>overall</strong> <strong>audit</strong><strong>rapport</strong> 2013<br />

Organisatie en sturing<br />

3. Top-down en bottom-up ontwikkeling<br />

Vanuit het ontwikkelde concept van excellentie volgen de instellingen<br />

een verschillend pad om uiteindelijk excellentietrajecten te<br />

ontwikkelen en te implementeren in de verschillende faculteiten<br />

(ook wel schools, domeinen of afdelingen genoemd). Sommige<br />

instellingen kiezen voor een expliciet centraal kader waaraan<br />

vanuit de faculteiten verder inhoud wordt gegeven. Dit kan ertoe<br />

leiden dat de faculteiten het centrale kader als knellend ervaren,<br />

waarbij de eigenheid van de disciplines in het gedrang kan komen.<br />

Andere instellingen kiezen ervoor initiatieven helemaal aan de basis<br />

in de organisatie te laten ontstaan. In dit laatste geval is het de kunst<br />

om het (instellings)excellentieconcept op conforme wijze te blijven<br />

hanteren en de uitgangspunten van de instellingsvisie te bewaken.<br />

Beide benaderingswijzen blijken adequate resultaten op te leveren,<br />

mits consistent en volhardend in werking gezet. Een voorwaarde<br />

is wel dat vanuit een breed gedragen instellingsvisie de resultaten<br />

systematisch gemonitord worden.<br />

4. Grote en brede onderwijsinstellingen versus kleine<br />

categoriale instellingen<br />

De hogescholen en universiteiten die deelnemen aan het<br />

Sirius Programma verschillen enorm in omvang: van grote brede<br />

hogescholen tot kleine categoriale instellingen zoals Pabo’s en<br />

hogescholen in de kunstensector en van omvangrijke brede universiteiten<br />

tot categorale instellingen. Het lijkt vooral de kleinere<br />

instellingen goed te lukken een gekozen en ontwikkeld concept<br />

daadwerkelijk te laten landen in de opleidingen vanwege kortere<br />

lijnen, een beperkt aantal excellente studenten, grote sociale cohesie<br />

en vaak al behoorlijk individueel gericht onderwijs. Deze kleinere<br />

onderwijsinstellingen hebben ook vaak een pro gramma ontwikkeld<br />

dat dicht bij de onderwijsvisie en het profiel van de instelling ligt.<br />

Hierdoor groeit de draagkracht voor het excellentieprogramma binnen<br />

de instelling sneller. Binnen grote instellingen is het soms nog<br />

zoeken naar het draagvlak binnen de gehele organisatie waardoor<br />

het adequaat op één lijn komen met betrekking tot excellentieontwikkeling<br />

meer tijd, aandacht en volharding vergt.<br />

Excellentieprogramma’s binnen de deelnemende Pabo’s<br />

De Driestar werkt vanuit een helder onderwijsconcept dat<br />

goed past in het concept van de hogeschool, waarbij met<br />

name de reformatorische identiteit op respectvolle wijze is<br />

geïntegreerd. Dit laat zien dat een mensvisie zonder meer<br />

expliciet en transparant te vertalen is in een onderwijsconcept.<br />

Waarden en normen behoeven dus geen lege hulzen te zijn,<br />

maar kunnen tot “meesterschap” leiden. De <strong>audit</strong>commissie<br />

constateert dat een heldere onderwijsvisie, passend in het<br />

onderwijsconcept van de hogeschool, een “conditio sine qua<br />

non” voor excellentie-programma’s is.<br />

Saxion, Academie Pedagogiek en Onderwijs locatie Hengelo<br />

(voorheen Edith Stein) werkt met het TOPprogramma<br />

voor de getalenteerde studenten. Het TOP programma<br />

is geïntegreerd in het reguliere pabocurriculum en laat<br />

zich typeren als een curriculum dat zich baseert op een<br />

didactiek die de academie sociaal ontwerpend leren noemt.<br />

Onderscheidend is de sterke focus op de volgende aspecten:<br />

vakinhoudelijke verdieping, zelfsturing, onderzoek, horizonverbreding/Internationalisering<br />

en de maatschappelijke opdracht<br />

van het onderwijs.<br />

5. Koppeling van onderzoeksgebieden aan<br />

excellentietrajecten<br />

Voor hogescholen is het van belang om de lectoraten nauw te<br />

betrekken bij de excellentieprogramma’s. De lector en bijbehorende<br />

kenniskring hebben doorgaans goede contacten met het werkveld,<br />

werken aan het front van ontwikkelingen in de beroepspraktijk en<br />

kunnen de link leggen met praktijkgericht onderzoek. Een aantal<br />

hogescholen zorgt voor een aansluiting tussen de onderzoeksgebieden<br />

van de hogeschool en de vraagstukken waar honoursstudenten<br />

aan werken.<br />

De <strong>audit</strong>commissie neemt waar dat er in alle instellingen gezocht wordt naar een<br />

model waarbij de faculteiten de expliciete verantwoordelijkheid dragen voor het<br />

inrichten van excellentie programma’s en op centraal niveau de verantwoordelijkheid<br />

komt te liggen voor bijvoorbeeld instellingsbrede elementen, communi catie<br />

naar studenten. Hierdoor wordt het draagvlak binnen de instelling voor excellentieprogramma’s<br />

vergroot; worden deskundigen (faculteiten/docenten) ‘eigenaar’ van<br />

de excellentietrajecten; en kan de instelling blijven sturen vanuit een heldere<br />

instellingsvisie op excellentie.<br />

10


Actieve participatie lectoren:<br />

Noordelijke Hogeschool Leeuwarden<br />

ExcellentNHL — het excellentieprogramma van de Noordelijke<br />

Hogeschool Leeuwarden — is het best te omschrijven als een<br />

hogeschool brede community waarin studenten met elkaar en<br />

met de innovatieve docenten en lectoren van de hogeschool<br />

werken aan de ontwikkeling van hun competenties. Dit<br />

gebeurt door het werken aan eigen projecten, opdrachten<br />

voor externe opdrachtgevers of deelname aan projecten<br />

binnen lectoraten. Deelname aan ExcellentNHL minoren<br />

verzekeren studenten van de rijke innovatieve leeromgeving<br />

waarin de competenties ontwikkeld kunnen worden.<br />

Verschillende universiteiten koppelen bijzonder hoogleraren aan<br />

hun excellentieprogramma’s. In het licht van de verduurzaming<br />

adviseert de <strong>audit</strong>commissie de instellingen te bekijken hoe de<br />

samenwerking tussen de onderzoeksgebieden van de universiteit<br />

en de verschillende excellentietrajecten versterkt kan worden.<br />

Understanding Society: Tilburg University<br />

Binnen het Outreaching Programma van Tilburg University<br />

wordt de student opgeleid tot een “reflecterende<br />

pracademic”: domeinoverstijgend, transdisciplinair, op zoek<br />

naar nieuwe oplossingen met maatschappelijke betekenis,<br />

bewust van eigen talent en gevraagde competenties<br />

vanuit het werkveld met als uiteindelijk doel “understanding<br />

society to impact”. In het programma werken de honoursstudenten<br />

samen in Outreaching Labs. Deze OLabs zijn<br />

gebaseerd op vragen uit de praktijk; projecten zijn niet<br />

alleen wetenschappelijk-inhoudelijk uitdagend, maar vaak<br />

ook zichtbaar en nuttig in de samenleving. De OLabs worden<br />

vormgegeven door bijzonder hoogleraren.<br />

6. Kaders van de instelling en ruimte voor de student<br />

Bij excellentieprogramma’s is doorgaans in vergelijking met het<br />

reguliere programma meer ruimte voor studenten om mede invulling<br />

te geven aan het traject. Dat kan in de vorm dat studenten zelf een<br />

voorstel voor een thema of project kunnen doen en zelf het type<br />

eindproduct kunnen voorstellen (zoals publicatie van een artikel).<br />

De instellingen geven daarbij wel de kaders aan, waaronder de<br />

toetsing van de voorstellen.<br />

Docenten<br />

7. Docenten voor excellentieprogramma’s en docenten<br />

voor reguliere programma’s<br />

Docenten spelen een sleutelrol in de cultuuromslag die nodig is om<br />

excellente studenten te scouten, hun kwaliteiten te erkennen (en<br />

verder te helpen ontwikkelen) en hen het onderwijs te geven dat past<br />

bij hun ambities. In alle instellingen is op dit punt een cultuuromslag<br />

waarneembaar, waardoor de noodzakelijke inspirerende interactie<br />

tussen docenten en studenten die tot excellentie willen worden<br />

gestimuleerd, wordt versterkt. Wel kan geconstateerd worden dat de<br />

nog steeds heersende waarde ‘gelijke kansen voor alle studenten’<br />

soms remmend werkt. Het misverstand is dat het stimuleren van<br />

excellentie strijdig zou zijn met het (belangrijke) principe van gelijke<br />

kansen. Het gaat hier echter niet om (on)gelijkheid van kansen, maar<br />

om het extra stimuleren van alle studenten met talent en ambitie.<br />

Immers elke student heeft recht op uitdagend onderwijs. Aan het<br />

basisprincipe van gelijke mogelijkheden voor iedereen wordt dan<br />

ook geenszins getornd.<br />

Er is nog een andere cultuuromslag nodig, namelijk één die er toe<br />

leidt dat ook de docenten, die bij uitstek geschikt zijn voor het excellentieonderwijs,<br />

worden gescout, adequaat worden begeleid en<br />

optimaal voor de excellentieprogramma’s worden ingezet. Het is<br />

misschien goed hier niet van ‘excellente’ docenten te spreken, als<br />

wel van docenten die meer dan anderen in staat zijn als rolmodel,<br />

begeleider van een community en leermeester de onderwijsprocessen<br />

binnen de excellentietrajecten te optimali seren. Om het profiel<br />

van de ideale docent in deze context precie zer te <strong>def</strong>iniëren is het<br />

nodig niet alleen meer ervaring op te doen, maar ook explicieter<br />

te analyseren over welke competenties deze docenten moeten beschikken.<br />

Intussen zijn er op veel plaatsen ontwikkelingen in de goede<br />

richting gaande en wordt er binnen diverse instellingen voorzien<br />

in specifieke scholing voor docenten (op maat). Een aantal instellingen<br />

heeft leergangen (professionaliseringstrajecten) opgestart die<br />

gericht zijn op doceren aan excellente studenten. De instellingen<br />

zoeken elkaar hierin op binnen het Sirius netwerk, zodat wat de verschillende<br />

methoden betreft van elkaar geleerd kan worden. De feitelijke<br />

verankering in HRM-beleid - waarin ook verschil gemaakt mag<br />

worden in materiële dan wel immateriële waardering - lijkt echter<br />

nog minder ver gevorderd.<br />

Een cruciaal element in de verduurzaming van de excellentieprogramma’s<br />

betreft de spin off naar het reguliere programma.<br />

Het reguliere onderwijs kan in hoge mate profiteren van het excellentieonderwijs<br />

door de desbetreffende docenten in beide typen<br />

onderwijs actief te laten participeren. Dit gebeurt meer en<br />

meer. Er is in de meeste gevallen een wisselwerking tussen excellentieprogramma’s<br />

en het reguliere onderwijs. Veel docenten<br />

die lesgeven binnen een excellentieprogramma laten weten dat<br />

ze het uitdagend vinden om les te geven binnen deze programma’s<br />

en elementen ervan ook gebruiken in hun dagelijkse reguliere<br />

onderwijs. De ervaringen uit de proeftuin van excellentieprogramma’s<br />

kunnen in hoge mate bijdragen aan verbetering<br />

van het reguliere onderwijs.<br />

In sommige excellentieprogramma’s maken (geselecteerde) minoren<br />

deel uit van het excellentieprogramma. Deze minoren kunnen ook<br />

gevolgd worden door studenten die niet ingetekend hebben voor<br />

het hele excellentieprogramma. Projecten en thema’s uit het<br />

excellentieprogramma kunnen inspiratie geven voor projecten en<br />

thema’s in de reguliere programma’s. Studenten die participeren<br />

aan excellentieprogramma’s pleiten voor het apart houden van de<br />

excellentieprogramma’s en kleine groepen (community). Zij zijn van<br />

mening dat nu er eindelijk structureel aandacht is voor excellentie,<br />

het van belang is het onderscheid met reguliere programma’s<br />

scherp te houden. Dit mag er echter volgens de <strong>audit</strong>commissie<br />

niet toe leiden dat er ‘muren’ worden opgetrokken tussen<br />

reguliere programma’s (‘voor de massa’) en excellentieprogramma’s<br />

(‘voor een selecte groep’). Wel dienen de opleidingen in het<br />

excellentieprogramma, waaraan op onderdelen ook reguliere<br />

studenten deelnemen, gepaard te gaan met hoge eisen aan de<br />

11


Sirius Programma <strong>overall</strong> <strong>audit</strong><strong>rapport</strong> 2013<br />

betrokken onderdelen en aan de deelnemende studenten; het is<br />

juist aantrekkelijk door verbindingen met het reguliere onderwijs de<br />

cultuur van excellentie te verbreden.<br />

De <strong>audit</strong>commissie constateert evenwel<br />

dat het stimuleren van een klimaat<br />

waarin men wil, kan en mag excelleren,<br />

vooralsnog meer betekenis heeft gekregen<br />

voor de uitvoeringspraktijk van<br />

studenten dan voor die van docenten.<br />

Werk aan (een profiel van) de ‘excellente’ docent<br />

Binnen veel onderwijsinstellingen wordt gewerkt aan het<br />

profiel van de ‘excellente’ docent. Een aantal hogescholen<br />

werken hierin samen, o.a. Saxion Hogescholen/Edith Stein,<br />

Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Utrecht, Hanzehogeschool<br />

en de Hogeschool van Rotterdam.<br />

De Universiteit Utrecht heeft een eigen leergang voor excellente<br />

docenten ontwikkeld en is ook in gesprek met deze<br />

hogescholen hoe er van elkaars kennis optimaal gebruik<br />

gemaakt kan worden.<br />

8. Communityvorming: van facultair tot<br />

instellingsbreed tot nationaal<br />

Communityvorming is een expliciet onderdeel van instellingsbreed<br />

excellentiebeleid. Studenten geven aan dat zij het zeer waarderen<br />

om met gelijkstemde en gemotiveerde studenten, maar ook met<br />

docenten, te kunnen samenwerken. Communityvorming wordt op<br />

verschillende manieren gefaciliteerd binnen de instellingen, maar<br />

de <strong>audit</strong>commissie constateert dat het met name de studenten zijn<br />

die de communityvorming organiseren en stimuleren. Er bestaat<br />

inmiddels een groot aantal honoursstudenten- en honoursstudieverenigingen,<br />

binnen universiteiten en hogescholen.<br />

Landelijk netwerk honoursstudenten NHC<br />

Op 8 juni 2013 vond de eerste nationale honoursstudenten<br />

conferentie ‘Connecting Ambitions’ plaats, voor en door<br />

honoursstudenten. De Leidse Sterrewacht was de<br />

ontmoetingsplaats voor honoursstudenten, zowel vanuit<br />

hogescholen als vanuit de universiteiten, uit heel Nederland.<br />

Van Biomedische Wetenschappen tot Theologie en van<br />

Geneeskunde tot Rechtsgeleerdheid. Dit heeft geresulteerd<br />

in een landelijke netwerk van honoursstudenten, de NHC.<br />

Op 6 juni 2014 organiseert de NHC wederom een landelijke<br />

conferentie, rond het thema Globalization.<br />

Een aantal instellingen zet ook in op learning communities,<br />

waarbinnen docenten en studenten elkaar ontmoeten.<br />

Binnen leergangen voor docentprofessionalisering ontstaan ook<br />

netwerken tussen docenten onderling. De <strong>audit</strong>commissie onderstreept<br />

het belang van communityvorming, omdat blijkt dat dit versterkend<br />

werkt voor excellentieprogramma’s, en dat het stimuleren<br />

van deze communities dan ook een blijvende inspanning van de onderwijsinstellingen<br />

vergt.<br />

Keten en werkveld<br />

9. Samenwerking in de onderwijsketen<br />

Om excellentiebevordering in het hoger onderwijs te stimuleren<br />

en ook te versterken, is het van belang de bewustwording met<br />

betrekking tot excellentie, dat wil zeggen het denken in termen<br />

van excellentie, ook in het primair, voortgezet en middelbaar<br />

beroepsonderwijs sterker te stimuleren. De <strong>audit</strong>commissie<br />

constateert dat de ontwikkeling in de onderwijsketen bij de<br />

hoger onderwijsinstellingen extra aandacht verdiend. Een aantal<br />

instellingen werkt nauw samen met de voortgezet onderwijsinstellingen<br />

in de omgeving, bijvoorbeeld in de vorm van een<br />

pre-university college of een junior college. Nu het thema<br />

excellentie bevordering hoog op de politieke agenda staat, ook in<br />

het voortgezet en primair onderwijs, is het van belang de samenwerking<br />

in de onderwijsketen te versterken zodat de ervaringen met<br />

betrekking tot excellentiebevordering kunnen worden gedeeld.<br />

Ketenaanpak<br />

Een aantal instellingen biedt getalenteerde leerlingen<br />

uit het voortgezet onderwijs extra uitdaging middels een<br />

pre-university college of junior college. Leerlingen volgen<br />

dan lessen op de universiteit voor een bepaalde periode.<br />

De Universiteit Utrecht, Leiden Universiteit, Radboud<br />

Universiteit Nijmegen, Maastricht University en de<br />

Rijksuniversiteit Groningen werken op deze manier met de<br />

toptalenten uit het voortgezet onderwijs. De Hanzehogeschool<br />

is aan het onderzoeken of het mogelijk is een<br />

pre-hogeschool college met havo-scholen op te zetten.<br />

10. Blik richting arbeidsmarkt en het afnemend veld<br />

Het werkveld is in meerdere opzichten van groot belang voor de<br />

excellentieprogramma’s. Dit wordt steeds beter onderkend, maar<br />

er valt zeker nog winst te boeken. Het is ook duidelijk een winwin<br />

situatie. Excellentieprogramma’s zijn gebaat met projecten en<br />

probleemstellingen die uit de praktijk komen, een multidisciplinair<br />

karakter hebben, vragen om innovatie en creativiteit. Bedrijven en<br />

instellingen zijn gebaat bij inzet van excellente studenten en ook<br />

betrokkenheid van onderzoekers om een uitdagend project tot een<br />

goed einde te brengen.<br />

12


Binnen veel excellentietrajecten wordt samengewerkt met be drijven<br />

en publieke organisaties , vaak in de vorm van opdrachten uit de<br />

praktijk waar honoursstudenten in een multidisciplinair team aan<br />

werken. Een aantal instellingen heeft een vertegenwoordiging uit<br />

het werkveld in beoordelingscommissies, en werkt zo aan een<br />

structurele samenwerking. Echter, het blijkt nog steeds lastig om<br />

het werkveld structureel te betrekken bij de excellentieprogramma’s.<br />

Door de diversiteit van de programma’s, niet alleen binnen een<br />

instelling, maar ook tussen de instellingen, is het niet altijd makke lijk<br />

om een transparant en herkenbaar beeld van de excellentieprogramma’s<br />

neer te zetten. De <strong>audit</strong>commissie constateert dat<br />

de aansluiting tussen de excellentieprogramma’s en het werkveld,<br />

maar ook het breder afnemend veld, nog niet sterk is ontwikkeld<br />

binnen de instellingen. De <strong>audit</strong>commissie waardeert daarom de<br />

gezamenlijke stap die de Sirius hogescholen hebben gezet om een<br />

gezamenlijke publicatie uit te brengen van het profiel van de<br />

excellente hbo professional. De wervende kracht van de excellentieprogramma’s<br />

kan hierdoor ook vergroot worden, immers studenten<br />

en afnemend veld krijgen nadrukkelijker inzicht in de meerwaarde<br />

van de programma’s.<br />

De <strong>audit</strong>commissie daagt in dit kader<br />

de universiteiten uit de relaties tussen<br />

de bachelorprogramma’s en de vervolgopleidingen<br />

alsmede de relaties tussen<br />

de masteropleidingen en het afnemend<br />

veld verder te expliciteren.<br />

Hogescholen leiden hun talenten op tot excellente<br />

professional<br />

De Sirius hogescholen werken ieder vanuit hun eigen profiel<br />

aan excellentie. Binnen deze profielen hebben zij de<br />

gemene deler opgezocht en opgetekend. Het resultaat is<br />

de gezamenlijke uitgave van de excellente hbo professional,<br />

waarin ook vanuit elke hogeschool helder en concreet is<br />

aangeven wat zij binnen de eigen onderwijsinstelling doen<br />

en vanuit welke visie.<br />

Samenwerking met het werkveld<br />

De Hogeschool Rotterdam werkt nauw samen met het<br />

werkveld in de omgeving van de hogeschool in het kader van<br />

de Innovation Labs. In een Innovation Lab draait alles om<br />

samenwerken en kennis delen. In ieder ILab zitten studenten,<br />

docenten en lectoren uit verschillende vak gebieden.<br />

Zij werken aan Rotterdamse vraagstukken. Bij diverse<br />

universiteiten — bijvoorbeeld in Leiden, Groningen, Maastricht<br />

en Utrecht - wordt in het Leadership Programme in de master<br />

nauw samengewerkt met het werkveld. De studenten werken<br />

in multidisciplinaire teams aan real-life vraagstukken van<br />

maatschappelijke organisaties, gemeente en bedrijven.<br />

Behalve dat hoger onderwijs en werkveld elkaar middels inhoudelijke<br />

projecten kunnen vinden bij excellentieprogramma’s, zijn er diverse<br />

andere mogelijkheden voor samenwerking. Bijvoorbeeld voor de<br />

keuzes die gemaakt moeten worden bij het ontwikkelen van visie en<br />

doelstellingen, kan input vanuit het bedrijfsleven over de waarde die<br />

zij hechten aan bepaalde competenties van belang zijn (bronnen<br />

kunnen zijn: gesprekken met HR-mensen van middelgrote en grote<br />

ondernemingen of instellingen; agendering in de werkveldcommissie<br />

van de opleiding; eigen onderzoek binnen het relatienetwerk). Ook<br />

op een andere manier kan het bedrijfsleven betrokken worden:<br />

bedrijven of instellingen die zelf voortrekkers zijn in hun werkveld,<br />

zijn gaarne bereid om hun experts een masterclass of gastcollege te<br />

laten verzorgen. Een erg praktisch punt betreft het beoordelen van<br />

de ontwikkeling en prestaties van studenten: de praktijkbegeleiders<br />

in de bedrijven en maatschappelijke organisaties kunnen uiteraard<br />

een goede bijdrage leveren aan het assessment van de student.<br />

Kortom, naast bijdragen aan keuzes voor thema’s en projecten,<br />

kan de samenwerking met het bedrijfsleven in feite slaan<br />

op het hele proces, van ontwerp tot en met assessment<br />

van excellentietrajecten. Door bij de opzet en uitvoering van<br />

excellentietrajecten goed met het werkveld samen te werken,<br />

zal de bekendheid ervan ook toenemen. Diverse Sirius instellingen<br />

hebben in hun projectplan opgenomen om de alumni van de<br />

honoursprogramma’s te volgen op de arbeidsmarkt. Het zal uiteraard<br />

interessant zijn om te zien hoe de honoursstudenten opereren op<br />

de arbeidsmarkt in relatie tot reguliere bachelors en masters.<br />

13


Sirius Programma <strong>overall</strong> <strong>audit</strong><strong>rapport</strong> 2013<br />

Indaling en verduurzaming<br />

11. Intracurriculair en extracurriculair<br />

De meeste excellentietrajecten zijn in eerste aanleg buiten het<br />

reguliere curriculum ontwikkeld. Er is in het kader van verduurzaming<br />

een duidelijke trend waarneembaar van het indalen van<br />

excellentietrajecten in het reguliere curriculum. Dit hangt deels<br />

samen met de tendens tot verbreding, waardoor er meer onderwijselementen<br />

als excellent worden aangemerkt (zie ook het eerste<br />

punt onder de invalshoeken over verbredende en verdiepende<br />

programma’s). Voordelen van het onderbrengen van excellentietrajecten<br />

in het reguliere curriculum zijn dat de kwaliteit geborgd<br />

is in de reguliere kwaliteitszorgcyclus en dat het excellentieonderwijs<br />

onderdeel uitmaakt van de reguliere financiering.<br />

Tevens kan hierdoor de interactie tussen het reguliere onderwijs<br />

en het excellentieonderwijs versterkt worden, waardoor instellingsbreed<br />

de ervaringen worden gedeeld en het onderwijsklimaat gestimuleerd<br />

wordt.<br />

De <strong>audit</strong>commissie onderstreept het<br />

belang van het gestructureerd inbedden<br />

van excellentieprogramma’s in het<br />

totale onderwijsbeleid/aanbod aangezien<br />

daardoor de interactie tussen<br />

het excellentie — en het reguliere<br />

onderwijs wordt gestimuleerd en de<br />

verduur zaming van het excellentieprogramma<br />

wordt bevorderd.<br />

Master programma’s<br />

In 2013 zijn de masterprogramma’s verder ontwikkeld en is de<br />

deelname van studenten aan masterprogramma’s toegenomen.<br />

Instellingen denken echter dat wat de deelname aan excellentietrajecten<br />

betreft het plafond is bereikt. De <strong>audit</strong>commissie wijst<br />

erop dat nog niet alle mogelijkheden tot het wekken van grotere<br />

belangstelling zijn benut. De werving kan op veel plaatsen worden<br />

geïntensiveerd. Op korte termijn kan ook winst behaald worden door<br />

de meerwaarde van excellentieprogramma’s beter over het voetlicht<br />

te brengen. En dat dan niet alleen in termen van de hogere<br />

marktwaarde die een student verwerft, maar ook als doel in zichzelf.<br />

De studietijd is maar een korte periode in een mensenleven: het is<br />

zaak daar alles uit te halen, het onderste uit de kan. Wie dat nalaat<br />

doet zichzelf tekort.<br />

De uitdaging voor de universiteiten is vooral het expliciteren op<br />

welke doelgroepen, zowel binnen Nederland als in het buitenland,<br />

zich te richten met de excellentietrajecten in de master.<br />

Een tweede uitdaging bestaat uit een heldere positionering van<br />

de programma’s, ook in het licht van concurrentie met andere<br />

masters, zoals de research masters. Welk doel beogen de<br />

excellentieprogramma’s naast de research masters en is het<br />

duidelijk voor studenten welke keuzemogelijkheden zij hebben?<br />

Veel van de excellentietrajecten in de<br />

masterfase richten zich op het ontwikkelen<br />

van persoonlijke ontwikkeling en<br />

leiderschapskwaliteiten. Het zou aan te<br />

bevelen zijn als de universiteiten<br />

gezamenlijk het gesprek hierover met<br />

elkaar intensiveren, en gezamenlijk de<br />

uitdagingen oppakken.<br />

Intracurriculair en extracurriculair<br />

De Universiteit Utrecht zet in op intra curriculaire honoursprogramma’s<br />

in de vorm van de honours colleges binnen de<br />

bacheloropleidingen. De Radboud Universiteit daarentegen<br />

organiseert en financiert het honours onderwijs volledig<br />

extracurriculair. Echter, de kwaliteits borging van het honours -<br />

onderwijs loopt mee met de reguliere kwaliteitscyclus.<br />

De <strong>audit</strong>commissie zal op deze uitdagingen, en de wijze waarop<br />

de universiteiten hieraan uitwerking geven, in 2014 nadrukkelijker<br />

ingaan.<br />

14


Hoofdstuk 4. Een lerend landelijk<br />

netwerk<br />

Zoals bekend, loopt de subsidieperiode eind 2014 af. Maar dat wil geenszins zeggen dat de ontwikkeling<br />

van het excellentieonderwijs stil zal blijven staan. Hogescholen en universiteiten werken, op basis van de<br />

opgedane ervaringen en geïnspireerd door het Siriusteam, aan het continueren van het ontstane Sirius<br />

netwerk, waarin kennisdeling en kwaliteitsborging de centrale pijlers zijn.<br />

De m&a systematiek is ingericht en doorontwikkeld om instellingen<br />

te stimuleren en te helpen ontwikkel- en leerinspanningen blijvend<br />

om te zetten in resultaat. De vraag ‘doen we de goede dingen, en<br />

doen we die dingen goed’ is er een die zich vanzelfsprekend niet<br />

beperkt tot de subsidieperiode maar die instellingen zich moeten<br />

blijven stellen, op een adequate wijze dienen te adresseren en met<br />

elkaar - als lerend landelijk netwerk — dienen te bespreken.<br />

Sirius monitor & <strong>audit</strong> systematiek:<br />

informeren — intensiveren — inhoudelijk verdiepen<br />

De nadruk van de m&a is in de voorgaande jaren steeds meer<br />

verschoven van het informeren en adviseren over de aanpak naar<br />

het analyseren en waarderen van de effecten. In de huidige fase van<br />

het programma — en ingegeven door de ontwikkelbehoeften van de<br />

instellingen — is de nadruk verlegd naar bestendiging van resultaten<br />

en verdieping van de aanpak aan de hand van goede praktijken.<br />

Gezocht is naar een invulling van de m&a die past bij deze fase van<br />

het Sirius Programma en die bovendien haar bruikbaarheid behoudt<br />

nadat de subsidieperiode is afgerond. Samen met een deel van de<br />

instellingen is daarom gewerkt aan een aanpak voor peerreview als<br />

onderdeel van de monitor & <strong>audit</strong>. Beoogde opbrengsten binnen de<br />

looptijd van Sirius zijn het delen van (concrete) praktijkkennis en<br />

het scherp houden van de instellingen op de zelf geformuleerde<br />

ambities. Peerreview is hiervoor een passende methode, die ook<br />

goed bruikbaar is na de huidige subsidieperiode. Geëxperimenteerd<br />

is met een werkvorm voor intercollegiale toetsing die mogelijk — op<br />

initiatief van de instellingen zelf — kan worden benut om de kwaliteit<br />

van ontwikkelde programma’s te borgen. Instellingen kunnen zichzelf<br />

en elkaar scherp houden en erop toezien dat activiteiten voor<br />

excellentiebevordering aan gedeelde kwaliteitsstandaarden voldoen.<br />

In de <strong>audit</strong>s van 2013 hebben verschillende instellingen gewerkt<br />

met een vorm van peerreview als voorbereiding op en onderdeel<br />

van de <strong>audit</strong>. De Sirius <strong>audit</strong>commissie heeft hierbij nog een<br />

nadrukkelijke sturende rol gehad. Ofschoon in een peerreview<br />

meer aandacht is voor verdieping van de aanpak en het wisselen<br />

van kennis en inzichten tussen instellingen, bleef het <strong>audit</strong>element<br />

immers onverminderd van kracht. Voor een effectieve uitvoering<br />

van peerreview in deze fase van het Sirius Programma ziet de<br />

<strong>audit</strong>commissie - op basis van de pilots in 2012 en 2013 - de volgende<br />

aanpak voor peerreview als mogelijk uitgangspunt om in 2014 verder<br />

op door te werken:<br />

1. Voorstellen. Een (concept) monitor per instelling is voorhanden<br />

die allereerst inzicht verschaft in de gestelde ambities en de mate<br />

waarin de instelling er in is geslaagd deze ambities waar te maken.<br />

En de peers in staat stelt een helder beeld van de context en de<br />

aanpak te krijgen, primaire aandachtpunten te benoemen en ook<br />

te bepalen welke wederzijdse gesprekspartners daar het beste bij<br />

passen.<br />

2. Preview. Het bezoeken van elkaars instelling en het bespreken<br />

van elkaars ambities, vragen en ervaringen leggen een goede basis<br />

voor een verdiepende review. Niet alleen versterkt een dergelijke<br />

voorbereiding de noodzakelijke vertrouwensband voor een open<br />

gesprek, het maakt het ook mogelijk in de review zelf snel tot het<br />

bespreken van elkaars successen en belangrijkste uitdagingen te<br />

komen.<br />

3. Agendasetting. Het vertalen van de in de preview besproken<br />

ambities en ervaringen in (nieuwe) inzichten, good practices en<br />

uitdagingen - per instelling en/of gezamenlijk — in een reflectienotitie<br />

draagt er aan bij om in de peer review snel to-the-point te<br />

kunnen komen. Deze notitie heeft zo een agendasettende functie.<br />

4. Review. De instellingen reflecteren kritisch en vanuit de praktijk<br />

op de eigen en elkaars voortgang. De <strong>audit</strong>commissie is voorzitter<br />

van de bijeenkomst, voert de regie over het gesprek en brengt<br />

eigen vraagpunten in. De <strong>audit</strong>commissie is verantwoordelijk voor<br />

het oordeel over de voortgang van beide instellingen en baseert<br />

zich daarvoor mede op de monitor<strong>rapport</strong>ages en de opbrengsten<br />

van de peerreview.<br />

5. Follow up. Adequate afronding scherpt tot slot de follow up aan:<br />

verdere stappen kunnen nog scherper en adequater gezet worden,<br />

wanneer de peerreview leidt tot een gezamenlijke analyse; een<br />

gezamenlijk product (de gedeelde leereffecten) van de instellingen<br />

dat een goede basis voor het vervolg biedt.<br />

In 2013 hebben vijf peerreviews plaatsgevonden. Bij de andere<br />

instellingen zijn klassieke <strong>audit</strong>s uitgevoerd in de vorm van een<br />

één-op- één gesprek tussen een delegatie van de <strong>audit</strong>commissie<br />

en afgevaardigden van de instelling. Tijdens deze klassieke <strong>audit</strong><br />

zijn er meerdere gespreksronden, met o.a. het College van Bestuur,<br />

coördinatoren, docenten, studenten en het werkveld. Afhankelijk<br />

van de ontwikkeling van instellingen op de koersbepalende<br />

15


Sirius Programma <strong>overall</strong> <strong>audit</strong><strong>rapport</strong> 2013<br />

elementen en de geformuleerde ambities is voor één van beide<br />

vormen van <strong>audit</strong> gekozen.<br />

Vanuit de theorie naar de praktijk<br />

Het leereffect voor de instellingen die een peerreview hebben<br />

uitgevoerd blijkt duidelijk hoger, met name wanneer beide instellingen<br />

de verschillende stappen van peerreview samen doorlopen en<br />

voorafgaand aan de review met de <strong>audit</strong>commissie al intensief en<br />

tijdig informatie uitwisselen en een analyse maken. De instellingen<br />

kunnen de eigen visie op en invulling van de honoursprogramma’s<br />

tegen elkaar afzetten en kunnen hun zelfreflectie versterken<br />

met de vergelijking van de eigen werkwijze met die van andere<br />

instellingen. De peerreview is echter niet bij uitstek geschikt om een<br />

helder en concreet beeld van alle aparte instellingen te krijgen in het<br />

licht van de binnen Sirius gemaakte prestatieafspraken. Daarvoor<br />

blijft bilateraal overleg tussen <strong>audit</strong>commissie en instelling nodig.<br />

Daarom is in 2013 een apart moment ingebouwd om de instellingen<br />

afzonderlijk te bevragen over de monitor en voortgang.<br />

De uitvoering van peerreviews heeft de noodzaak bevestigd van een<br />

goede voorbereiding en een gezamenlijke agendasetting als stap pen<br />

in het proces van kritische wederzijdse reflectie. Er zijn vijf peerreviews<br />

uitgevoerd, waarbij door instellingen steeds een eigen invulling is<br />

gegeven aan de aanpak en uitwerking. In drie gevallen is een intensief<br />

voortraject doorlopen waarin de instel lingen weder zijds informatie<br />

hebben uitgewisseld over aanpakken, successen en knelpunten,<br />

alvorens in de eigenlijke review hierop diepgaander te reflecteren.<br />

Het is met name in deze drie gevallen geweest dat de instellingen ook<br />

daadwerkelijk de eigen werkwijze en prestaties met elkaar konden<br />

vergelijken en zo van elkaar leren. De <strong>audit</strong>commissie heeft over het<br />

geheel bezien de indruk gekre gen dat meer contact tussen<br />

instellingen in het kader van de peerreview leidt tot meer diepte in de<br />

bijeenkomsten. Een aantal peerreview bijeenkomsten had naar de<br />

mening van de <strong>audit</strong> commissie te veel het karakter van kennismaking<br />

en eerste uitwisseling.<br />

In de interactie tussen de instellingen is vooral gezocht naar<br />

het verkrijgen van nieuwe inzichten en ideeën voor beleid en<br />

programma’s. De instellingen hebben in hun feedback op de<br />

uitgevoerde peerreviews aangegeven de bijeenkomsten als nuttig<br />

en constructief te ervaren, waarin in openheid van gedachten kon<br />

worden gewisseld over de goede praktijkvoorbeelden en dilemma’s.<br />

Dat de intensiteit in de contacten, de diepgang in de discussie en<br />

het kritische gehalte van de reflectie sterker hadden gekund, wordt<br />

door de instellingen erkend. De peerreview had nog te sterk het<br />

karakter van een friendly conversation. De instellingen zijn evenwel<br />

van mening dat de peerreview zeer zeker- in deze eerste aanzet tot<br />

een duurzaam instrument voor wederzijdse consultatie en intervisievan<br />

toegevoegde waarde is geweest. De <strong>audit</strong>commissie heeft de<br />

indruk gekregen dat de uitbreiding van het m&a instrumentarium<br />

op een effectieve wijze bijdraagt aan een stapsgewijze maar in<br />

potentie structurele invulling van de rol van “kritische” vriend door<br />

de instellingen zelf.<br />

In 2014 wil de <strong>audit</strong>commissie in samenspraak met actieve betrokkenen<br />

uit de instellingen de peerreview weer een slag verder<br />

ontwikkelen. De voorbereiding van de peerreview krijgt daarbij meer<br />

aandacht, evenals de onderlinge uitwisseling en dialoog tussen de<br />

instellingen. Ook de positie die de <strong>audit</strong>commissie inneemt tijdens<br />

de review zelf zal aan de orde komen. Het streven is om op deze<br />

manier toe te werken naar een vorm van peerreview die geschikt en<br />

aantrekkelijk is om ook in de periode na de huidige subsidieperiode<br />

de instellingen de kans geeft om de eigen aanpak en resultaten te<br />

reviewen met behulp van collega instellingen.<br />

Dit gezegd hebbende, constateert de <strong>audit</strong>commissie anno 2013<br />

ook dat, ondanks de ervaring van de instellingen in de afgelopen<br />

jaren, de kwaliteit van de monitor<strong>rapport</strong>ages nog te wensen over<br />

laat. Veel instellingen slagen onvoldoende in het ontwikkelen van<br />

een adequaat intern monitoringssysteem waarin kan worden<br />

gekeken in welke mate de gestelde doelen door de instelling zijn<br />

behaald. Dit vertaalt zich in het aanleveren van monitor<strong>rapport</strong>ages<br />

die een niet volledig beeld geven van de huidige ontwikkelingen. De<br />

<strong>audit</strong>commissie hoopt ten zeerste dat in 2014 de kwaliteit van deze<br />

<strong>rapport</strong>ages wordt aangescherpt, zodat in de <strong>audit</strong>gesprekken<br />

daadwerkelijk de focus kan liggen op inhoudelijke verdieping.<br />

Landelijk netwerk<br />

De <strong>audit</strong>commissie hoopt dat het netwerk blijft bestaan uit zowel de<br />

hogescholen als de universiteiten die nu deelnemen aan het Sirius<br />

Programma en de nieuwe instellingen die in 2013 zijn uitgenodigd<br />

voor deelname aan het kennisprogramma. Dit netwerk acht de<br />

<strong>audit</strong>commissie van groot belang voor de verdere discussie over en<br />

adequate implementatie van het excellentieonderwijs in Nederland.<br />

Het Sirius Programma organiseert in samenwerking met de Hogeschool<br />

van Amsterdam de Summit Excellentie 2014. Deze Summit vindt<br />

plaats op 2 oktober 2014 in Amsterdam, en zal geopend worden door<br />

de minister van OCW. Voorafgaand aan deze Summit worden vier<br />

regionale tafels georganiseerd (in Groningen, Tilburg, Leiden en<br />

Amsterdam) om met elkaar het gesprek aan te gaan over de<br />

toekomst van het excellentieonderwijs. De <strong>audit</strong> commissie juicht dit<br />

initiatief toe, omdat het van groot belang is om met elkaar in<br />

gesprek te blijven en ervaringen te delen. Het delen van kennis, en<br />

ook het creëren van een visie is van belang voor deze regionale<br />

tafels. Omdat excellentieonderwijs niet alleen van belang is voor het<br />

hoger onderwijs, worden ook stakeholders uit het mbo, vo en po<br />

uitgenodigd. De <strong>audit</strong>commissie hoopt dat het debat intensief<br />

gevoerd zal worden, en dat daarmee de beweging die al in gang is<br />

gezet verder geconcretiseerd en versterkt zal worden.<br />

In de afgelopen jaren is het landelijk<br />

netwerk tot stand gebracht. Een netwerk<br />

dat in beweging zal blijven en<br />

zich verder zal ontwikkelen. De cultuurverandering<br />

is ingezet. Nu is het tijd<br />

voor het bestendigen van een gedegen<br />

visie en ontwikkeling, en het structureel<br />

betrekken van de andere stakeholders<br />

in de onderwijssector.<br />

16


Hoofdstuk 5. Slotbeschouwing<br />

Leading Experts<br />

De Leading Experts kijken met bewondering terug op de werkwijze van de Sirius <strong>audit</strong>commissie.<br />

Anders dan gebruikelijk in de wereld van het (hoger) onderwijs, heeft deze <strong>audit</strong>commissie stimulering<br />

tot het handelsmerk van het Sirius Programma gemaakt.<br />

De <strong>audit</strong>commissie heeft zich ontpopt als een ‘critical friend’ van de<br />

deelnemende instellingen. Natuurlijk is er door de <strong>audit</strong> commissie<br />

op toegezien dat de verstrekte middelen door de deelnemers<br />

optimaal werden ingezet. Zo is er veelvuldig vergaderd met elk van<br />

de betrokken instellingen om te bezien of en hoe de voorgenomen<br />

ambities werden gerealiseerd. Maar tegelijkertijd heeft de<br />

<strong>audit</strong>commissie alles in het werk gesteld om de deel nemende<br />

instellingen van advies te dienen en best practices aan te reiken. Ze<br />

heeft dat gedaan door de informele initiatieven en praktijken van<br />

pioniers in instellingen breed toegankelijk te maken door middel van<br />

conferenties, ronde tafel-bijeenkomsten, verslaglegging, brochures<br />

en netwerkvorming. Die werkwijze is er mede voor verantwoordelijk<br />

geweest dat sinds 2008, het jaar waarin Sirius het licht zag, het<br />

denken over ‘excellentie’ en de praktijk om daaraan invulling<br />

te geven ‘normaal’ zijn geworden. Door erop te insisteren dat<br />

instellingen op dat punt een eigen visie zouden moeten ontwikkelen<br />

en door aan te geven dat een van de wezenlijke elementen in de<br />

realisering van zo’n visie het community-element moet zijn, heeft<br />

de <strong>audit</strong>commissie nog eens onderstreept dat de betrokkenheid<br />

van studenten op elkaar en van studenten en docenten onderling<br />

voorwaarden zijn voor optimalisering van studieprestaties.<br />

De geleidelijke normalisering van het excellentiedenken en de wijze<br />

waarop dat in de afgelopen jaren diverse vormen heeft aangenomen<br />

betekent ook dat de reguliere opleidingen steeds minder<br />

buiten schot zijn gebleven. De spin-off van Sirius wordt tastbaar,<br />

ook al zal er nog veel moeten gebeuren om die positieve effecten<br />

én een grotere spreiding én een grotere mate van duurzaamheid te<br />

geven. Het doel is immers niet alleen de betere studenten op een<br />

hoger niveau te brengen, maar ook om de weg vrij te maken voor<br />

een onderwijsklimaat waarin studenten mogen, willen en kunnen<br />

excelleren. Maar intussen zijn er wel degelijk effecten op de<br />

organisatie en inhoud van de reguliere trajecten, zowel in de<br />

bachelor- als in de masterfase. Ook is er hernieuwde aandacht voor<br />

de professionalisering en waardering van docenten gegroeid. In de<br />

bachelorfase ontstaat meer ruimte voor dat ‘onsje meer’, voor<br />

vraagoriëntatie en verdieping van de kant van studenten en voor<br />

een sterkere oriëntatie op meedoen aan onderzoeks projecten. Dit<br />

laatste zorgt weer voor een intellectuele interactie tussen<br />

wetenschappers en studenten. De ervaring leert dat in dit soort<br />

constellaties wederzijdse stimulering optreedt en studenten<br />

enthousiast worden voor complexe onderwerpen. Tegelijkertijd<br />

constateren we een opwaartse druk op de masterfase: te veel<br />

studenten die in de bachelorfase een excellentie-traject hebben<br />

doorlopen raken teleurgesteld door het niveau van (sommige van)<br />

de mastertrajecten waarmee ze hun opleiding willen vervolgen. Daar<br />

zal dus best een tandje bijgezet moeten worden, zeker als ervan<br />

wordt uitgegaan dat een mastertraject per <strong>def</strong>initie een<br />

excellentietraject zou moeten zijn.<br />

Dan is er nog de spin-off richting het voortgezet en het primair<br />

onderwijs. Ook daar worden analoog aan het Sirius Programma<br />

door het Platform de mogelijkheden van het excellentiedenken in<br />

bovenbedoelde zin nader verkend. Door wat er op dat terrein al aan<br />

goeds is ontwikkeld in een netwerkorganisatie bijeen te brengen,<br />

wordt aangesloten bij de werkwijze van de Sirius <strong>audit</strong>commissie.<br />

De peerreview blijkt een adequaat instrument voor instellingen om<br />

als critical friend op elkaars aanpak en prestaties te reflecteren.<br />

Het zou goed zijn dat de sector hier na de subsidieperiode verder<br />

het voortouw in neemt.<br />

Het onderstreept nog eens dat Sirius een belangrijke rol speelt en<br />

heeft gespeeld in de niveauverhoging van het hoger onderwijs in<br />

ons land. Het is de hoop van eenieder die bij het Sirius Programma<br />

betrokken is dat op het einde van 2014, wanneer de subsidieperiode<br />

formeel afgesloten wordt en de <strong>def</strong>initieve balans wordt opgemaakt,<br />

excellentie en niveauverhoging <strong>def</strong>initief van uphill battle tot downhill<br />

ride zijn geworden.<br />

Hans Adriaansens<br />

Annemieke Roobeek<br />

Norbert Verbraak<br />

17


Sirius Programma <strong>overall</strong> <strong>audit</strong><strong>rapport</strong> 2013<br />

Expertcommissie Sirius Programma<br />

Leading Experts<br />

Dhr. prof. dr. H.P.M. Adriaansens (voorzitter)<br />

Prof. dr. Hans Adriaansens is voormalig Dean en oprichter van<br />

het University College Roosevelt te Middelburg. Hij heeft ook het<br />

University College Utrecht opgericht. Hij was hoogleraar sociale<br />

wetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Tevens was hij<br />

voorzitter van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO)<br />

en hij was onder meer lid van de Wetenschappelijke Raad voor het<br />

Regeringsbeleid (WRR) en van diverse andere onderwijscommissies.<br />

Hij houdt zich vooral bezig met de herinrichting van het hoger<br />

onderwijs en onderzoekt, in breder maatschappelijk verband,<br />

de overgang van een traditionele verzorgingsstaat naar een<br />

hedendaagse “civil society”.<br />

Dhr. drs. N.M. Verbraak<br />

Drs. Norbert Verbraak is cultureel antropoloog. Hij is voorzitter<br />

van de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO). Hij is<br />

oud-voorzitter van de Raad van Bestuur van Fontys Hogescholen.<br />

Daarvoor werkte hij bij de Centrale voor hogere functionarissen bij<br />

overheid en onderwijs, bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en<br />

het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. In 1985 werd hij<br />

lid van het College van Bestuur van de Katholieke Leergangen en<br />

in 1991 werd hij bestuurder van Hoger Onderwijs Zuid-Nederland. Hij<br />

was tevens waarnemend voorzitter van de HBO- raad. In 2007 is hij<br />

onderscheiden als Officier in de Orde van Oranje-Nassau, vanwege<br />

zijn belangrijke bijdrage aan de onderwijsontwikkeling in Nederland<br />

en de invloed daarvan op economische ontwikkelingen.<br />

Mw. prof. dr. A.J.M. Roobeek<br />

Prof. dr. Annemieke Roobeek is hoogleraar Strategie en<br />

Transformatiemanagement aan Nyenrode Business Universiteit<br />

waar zij in 1989 begon op de leerstoel voor Technologie en<br />

Economie. Zij heeft het Collaborative Research Program geleid,<br />

dat over alle (60) leerstoelen, PhD’s en centers heen gaat.<br />

Naast haar universitaire werkzaamheden is zij directeur van<br />

MeetingMoreMinds, dat gespecialiseerd is in intercompany<br />

netwerktrajecten en het scheppen van innovatieve ecosystemen.<br />

Zij is een ervaren bestuurder en is momenteel commissaris bij<br />

o.a. ABN AMRO, KLM N.V., Abbott Healthcare Products en lid van<br />

diverse adviesraden waaronder bij PGGM, VUmc en CPI Governance.<br />

Zij was tot medio 2013 acht jaar voorzitter van NCWT/ NEMO<br />

Science Center waar Kennislink, Oktober Kennismaand etc.<br />

onder vallen. Zij is lid geweest van de RLI en de VROM raad.<br />

Auditcommissie Sirius Programma<br />

Dhr. prof. dr. T. Sminia (voorzitter)<br />

Prof. dr. Taede Sminia was hoogleraar Histologie en Immunologie bij<br />

het VUmc en Rector Magnificus van de Vrije Universiteit tot 2007. Hij<br />

was tevens (vice) decaan van de faculteit geneeskunde van het<br />

VUmc. Vanaf 2007 is hij voorzitter (geweest) van de Evaluatiecommissie<br />

Ruim Baan voor Talent, de beoordelingscommissie Sirius<br />

Programma, Stichting Topsport Amsterdam (Talentontwikkeling en<br />

Topsport) en van vele onderwijs <strong>audit</strong>- en visitatiecommissies. Verder<br />

is hij kwartiermaker ‘Versterking en Profilering hoger onderwijs’ in de<br />

provincie Friesland.<br />

Dhr. prof. dr. D. Bosscher<br />

Prof. dr. Doeko Bosscher is hoogleraar Eigentijdse geschiedenis<br />

aan de Rijksuniversiteit Groningen en voormalig Rector en<br />

decaan. Tevens is hij voorzitter van diverse wetenschappelijke<br />

commissies, zoals de Wetenschapscommissie van het Nederlands<br />

Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD, Amsterdam); van de<br />

Wetenschapscommissie van het Roosevelt Study Center (RSC,<br />

Middelburg) en van de beurzencommissie HSP Huygensprogramma<br />

(NUFFIC).<br />

Dhr. drs. A.J.E.G. Renique<br />

Drs. Chiel Renique is voormalig secretaris onderwijs van VNO-NCW<br />

en MKB-NL. Daarvoor was hij vice-voorzitter van een ministeriele<br />

adviesgroep voor het voortgezet onderwijs en mbo. Verder<br />

participeerde hij in commissies als de onderwijs commissie van de<br />

European confederation of employers UNICE, van BIAC (business and<br />

industry advisory committee to OECD) (tevens als (vice-)voorzitter)<br />

en in verschillende functies bij de ILO (International Labour<br />

Organization). De heer Renique studeerde wis- en natuurkunde in<br />

Nijmegen.<br />

Dhr. drs. A. Vroon<br />

Drs. Bert Vroon was onder meer voorzitter van het College van<br />

Bestuur van de Christelijke Hogeschool Nederland (Thans: Stenden<br />

Hogeschool) en bestuurslid van de Vereniging Hogescholen. Daarvoor<br />

was hij statutair directeur van SBI Training en Advies, vice-voorzitter<br />

van de Vetron en gecertificeerd beoordelaar bij Certiked tbv. ISOcertificeringen.<br />

De heer Vroon is Interim-Bestuurder en leidde<br />

o.a. Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio en de Woningcorporatie<br />

deltaWonen te Zwolle. Naast diverse commissariaten participeert hij<br />

in de beoordelingscommissie Sirius Programma en zit hij regelmatig<br />

de Verificatiecommissies van de NVAO (Heraccreditering Hoger<br />

Onderwijsopleidingen) voor. De heer Vroon studeerde Politicologie<br />

aan de Vrije Universiteit.<br />

18


Mw. prof. dr. A. Need<br />

Prof. dr. Ariana Need is sinds 2009 hoogleraar Sociologie van het<br />

Openbaar Bestuur aan de Universiteit Twente. In 2008-2009 was<br />

ze als lid van de Commissie Schnabel verantwoordelijk voor het<br />

vernieuwde eindexamenprogramma Maatschappijwetenschappen.<br />

Ze is lid van de Sociaal Wetenschappelijke Raad (KNAW) en associate<br />

member van Nuffield College in Oxford.<br />

Dhr. dr. C. Sprenger<br />

Dr. Cees Sprenger is partner bij Kessels & Smit, The learning<br />

Company, en lector lerende politieorganisatie bij de Politieacademie.<br />

Voorheen heeft hij gewerkt bij Berenschot en ABN Amro bank. Hij<br />

heeft verschillende advies- en onderzoeksopdrachten gedaan in de<br />

onderwijssector.<br />

Mw. ir. E. Schaper MBA<br />

Ir. Erica Schaper MBA is interim manager en Executive coach,<br />

gespecialiseerd in onderwijsorganisaties. Zij heeft strategische<br />

interimopdrachten uitgevoerd voor de Hanzehogeschool<br />

en Hogeschool INHolland, voor ROC Noorderpoort College,<br />

in het primair en voortgezet onderwijs en in de commerciële<br />

opleidingsbranche. Voorheen was zij onder andere algemeen<br />

directeur van Hogeschool Van Hall Larenstein (onderdeel van<br />

Wageningen UR) en van FNV Formaat. Zij vervult de rol van<br />

toezichthouder in de GGZ-branche en in het speciaal onderwijs.<br />

Zij is opgeleid als ruraal socioloog aan de Wageningen Universiteit.<br />

Prof. dr. O.J. Hekster<br />

Prof. dr. Olivier Hekster is sinds 2004 hoogleraar oude geschiedenis<br />

aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarvoor is hij opgeleid en<br />

werkzaam geweest aan de universiteiten van Rome, Nottingham,<br />

Oxford en Nijmegen. Hij is lid geweest van de Jonge Akademie<br />

(KNAW), toekenningscommissies voor VENI en Horizon (GW; NWO)<br />

en wetenschappelijke adviesraden van het Koninklijk Nederlands<br />

Instituut te Rome en het Geldmuseum, Utrecht.<br />

Sirius Programma<br />

Het Sirius Programma wordt uitgevoerd door het Platform Bèta<br />

Techniek.<br />

www.siriusprogramma.nl<br />

www.platformexcellentie.nl<br />

Renske Heemskerk — senior projectleider<br />

Esmee Gramberg - projectleider<br />

Sander van der Ham — projectleider monitor & <strong>audit</strong><br />

19


Sirius Programma <strong>overall</strong> <strong>audit</strong><strong>rapport</strong> 2013<br />

Colofon<br />

Uitgave<br />

Sirius Programma<br />

Lange Voorhout 20<br />

Postbus 556<br />

2501 CN Den Haag<br />

T (070) 311 97 11<br />

F (070) 311 97 10<br />

info@siriusprogramma.nl<br />

www.siriusprogramma.nl<br />

Facebook: Sirius Programma<br />

Twitter: @ExcellentieHO<br />

Uitgevoerd door<br />

De Sirius expertcommissie, projectbegeleiding vanuit Sirius:<br />

Renske Heemskerk en Sander van der Ham<br />

Projectbegeleiding vanuit Sirius<br />

Renske Heemskerk en Esmee Gramberg<br />

Vormgeving<br />

Optima Forma bv<br />

Voorburg<br />

Februari 2014<br />

20


www.siriusprogramma.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!