15.11.2014 Views

School, Bewegen en Sport. Onderzoek naar relaties ... - Mulier Instituut

School, Bewegen en Sport. Onderzoek naar relaties ... - Mulier Instituut

School, Bewegen en Sport. Onderzoek naar relaties ... - Mulier Instituut

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong><br />

<strong>en</strong> <strong>Sport</strong><br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

Mirjam Stuij<br />

Ester Wisse<br />

Ger van Mossel<br />

Jo Lucass<strong>en</strong><br />

Remko van d<strong>en</strong> Dool<br />

Dit project wordt mogelijk gemaakt door:


IBSN 978-90-5472-160-4<br />

NUR 740<br />

Opmaak:<br />

P<strong>en</strong>cilpoint - Reclamemakers & Vormgevers, Woerd<strong>en</strong><br />

Pack & Parcel B.V., Nieuwegein<br />

Fotografie binn<strong>en</strong>werk: ANP Photo (p. 12, 78, 308)<br />

Dreamstime.com (p. 4, 166, 232, 244, 302)<br />

W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong> (overig)<br />

Fotografie omslag: ANP Photo<br />

Drukwerk:<br />

PreVision, Eindhov<strong>en</strong><br />

Eindredactie:<br />

Harry Stegeman <strong>en</strong> Mirjam de Graaff<br />

W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong><br />

c<strong>en</strong>trum voor sociaalwet<strong>en</strong>schappelijk sportonderzoek<br />

Postbus 188<br />

5201 AD D<strong>en</strong> Bosch<br />

T. 073-6126401<br />

F. 073-6126413<br />

E. info@mulierinstituut.nl<br />

I. www.mulierinstituut.nl<br />

Overal waar in deze uitgave ‘hij’ of ‘hem’ staat, kan ook ‘zij’ of ‘haar’ gelez<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Om<br />

de leesbaarheid te bevorder<strong>en</strong>, is beslot<strong>en</strong> niet telk<strong>en</strong>s beide vorm<strong>en</strong> te gebruik<strong>en</strong>, maar het<br />

grammaticaal geslacht aan te houd<strong>en</strong>.<br />

© 2011 Arko <strong>Sport</strong>s Media, Nieuwegein<br />

Behoud<strong>en</strong>s uitzondering door de wet gesteld mag, zonder schriftelijke toestemming<br />

van de rechthebb<strong>en</strong>de(n) op het auteursrecht, c.q. de uitgever van deze uitgave door de<br />

rechthebb<strong>en</strong>de(n) gemachtigd nam<strong>en</strong>s hem (h<strong>en</strong>) op te tred<strong>en</strong>, niets uit deze uitgave word<strong>en</strong><br />

verveelvoudigd <strong>en</strong>/of op<strong>en</strong>baar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of<br />

anderszins, hetge<strong>en</strong> ook van toepassing is op de gehele of gedeeltelijke bewerking.<br />

De uitgever is met uitsluiting van ieder ander gerechtigd de door derd<strong>en</strong> verschuldigde<br />

vergoeding<strong>en</strong> voor kopiër<strong>en</strong>, als bedoeld in art. 17 lid 2. Auteurswet 1912 <strong>en</strong> in het KB van<br />

20 juni 1974 (Stb. 351) ex artikel 16b., te inn<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of daartoe in <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> rechte op te tred<strong>en</strong>.


Voorwoord<br />

We mak<strong>en</strong> ons zorg<strong>en</strong> om de jeugd. De jeugd zou te weinig beweg<strong>en</strong>, verkeerd et<strong>en</strong> <strong>en</strong> te veel<br />

drink<strong>en</strong>. Gelukkig gaat het met veel kinder<strong>en</strong> ook gewoon goed <strong>en</strong> zijn zorg<strong>en</strong> om de jeugd<br />

van alle tijd<strong>en</strong>. Maar feit is ook dat kinder<strong>en</strong> meer tijd zitt<strong>en</strong>d zijn gaan bested<strong>en</strong>, dat meer<br />

kinder<strong>en</strong> overgewicht hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat ze minder beweg<strong>en</strong> dan deskundige volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> goed<br />

voor ze acht<strong>en</strong>.<br />

De achtergrond daarvan laat zich rad<strong>en</strong>: nog nooit in de geschied<strong>en</strong>is was het binn<strong>en</strong> zo leuk.<br />

Anders dan vroeger, met één radio <strong>en</strong> later één televisie die overdag op zwart stond <strong>en</strong> slaapkamers<br />

die niet of slecht verwarmd war<strong>en</strong>, is de eig<strong>en</strong> kamer thans het epic<strong>en</strong>tum van het kinderbestaan.<br />

Met internet op hun iPad of iPhone hal<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> de hele wereld hun slaapkamer<br />

binn<strong>en</strong>. Om in contact te staan met je social network hoef je de deur meer uit.<br />

De wereld bij h<strong>en</strong> thuis levert kinder<strong>en</strong> veel op, maar impliceert ook dat er minder stimulans<strong>en</strong><br />

zijn om in beweging te kom<strong>en</strong>. De aantrekkingskracht van buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> heeft plaatsgemaakt<br />

voor de verlokking van binn<strong>en</strong> gam<strong>en</strong>. Ervan uitgaand dat beweging goed is voor e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s, is<br />

de tijd aangebrok<strong>en</strong> om kinder<strong>en</strong> te verleid<strong>en</strong> weer actief te word<strong>en</strong>.<br />

De school kan daarin e<strong>en</strong> belangrijke rol spel<strong>en</strong>. Het is de plaats waar kinder<strong>en</strong> na thuis de<br />

meeste tijd doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> in contact staan met vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerkracht<strong>en</strong>. Hoe groot die rol<br />

precies is, <strong>en</strong> hoe je die rol het beste vormgeeft, zijn vrag<strong>en</strong> waar de wet<strong>en</strong>schap nog ge<strong>en</strong> goed<br />

antwoord op heeft. Dit onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>Sport</strong> behelst de zoektocht <strong>naar</strong> antwoord<strong>en</strong><br />

op die vrag<strong>en</strong>. Draagt de school bij aan het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> zo ja:<br />

Hoe dan? Of hebb<strong>en</strong> beleidsmakers te hoge verwachting<strong>en</strong> omdat zij zich niet goed verdiep<strong>en</strong><br />

in de achtergrond<strong>en</strong> van het beweeggedrag van kinder<strong>en</strong>?<br />

Dank gaat uit <strong>naar</strong> ZonMw, dat vanuit het programma <strong>Sport</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Gezondheid de middel<strong>en</strong><br />

verstrekte om het onderzoek te kunn<strong>en</strong> uitvoer<strong>en</strong>; <strong>naar</strong> Caroline van Lindert voor haar<br />

bijdrage aan het literatuuronderzoek; <strong>naar</strong> onderzoeksassist<strong>en</strong>t<strong>en</strong> Justus Beth, Talitha Boorsma,<br />

Freek van der Heijd<strong>en</strong>, Sanne Houtep<strong>en</strong>, Patricia Kooij, Jan-Willem van der Roest, Gert<br />

Slett<strong>en</strong>haar, Froukje Smits, Stev<strong>en</strong> Wijker <strong>en</strong> R<strong>en</strong>skje de Wit, voor hun eindeloze bell<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

schoolbezoek<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve van het onderzoek; <strong>en</strong> <strong>naar</strong> Willem van Mechel<strong>en</strong>, Mai Chin a Paw,<br />

Lars Borghouts, Harry Stegeman <strong>en</strong> Sanne de Vries, die als led<strong>en</strong> van de adviescommissie hun<br />

deskundigheid ter beschikking steld<strong>en</strong> aan het onderzoek. Bov<strong>en</strong>al echter is dank verschuldigd<br />

aan alle 187 schol<strong>en</strong> die aan het onderzoek wild<strong>en</strong> meewerk<strong>en</strong>, alsmede aan de 7.143 scholier<strong>en</strong><br />

die bereid war<strong>en</strong> de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> in te vull<strong>en</strong>. Paradoxaal g<strong>en</strong>oeg moest<strong>en</strong> al deze scholier<strong>en</strong> nog<br />

ev<strong>en</strong> langer stilzitt<strong>en</strong>, om ze gemakkelijker te kunn<strong>en</strong> overhal<strong>en</strong> om meer te beweg<strong>en</strong>.<br />

Dr. Ko<strong>en</strong> Breedveld<br />

Directeur W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>


Sam<strong>en</strong>vatting<br />

Het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> richt zich op de betek<strong>en</strong>is van de school voor het<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van schoolgaande kinder<strong>en</strong>. De belangrijkste aanleiding voor het<br />

onderzoek is het feit dat de helft van de jeugd onvoldo<strong>en</strong>de beweegt. Daarnaast is nog weinig<br />

bek<strong>en</strong>d over de invloed van de school <strong>en</strong> de schoolomgeving op het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag<br />

van jeugdig<strong>en</strong>. Bij het onderzoek zijn ruim 7.000 leerling<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong> afkomstig van 187 schol<strong>en</strong>.<br />

Ondervraagd zijn de leerling<strong>en</strong> van de groep<strong>en</strong> 7 <strong>en</strong> 8 van basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> van de klass<strong>en</strong><br />

1 <strong>en</strong> 3 van middelbare schol<strong>en</strong>. Van deze leerling<strong>en</strong> zijn de tijdsbesteding <strong>en</strong> de int<strong>en</strong>siteit van<br />

ti<strong>en</strong> beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> week in kaart gebracht. Ook over de schol<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de schoolomgeving is informatie verzameld.<br />

Deelname <strong>en</strong> belang van de beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

Eerst wordt beschrev<strong>en</strong> hoe vaak de kinder<strong>en</strong> de ti<strong>en</strong> onderzochte activiteit<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. 3 op de<br />

10 scholier<strong>en</strong> gaat minst<strong>en</strong>s één keer per week lop<strong>en</strong>d <strong>naar</strong> school <strong>en</strong> 8 op de 10 op de fiets.<br />

Vrijwel alle leerling<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> deel aan de les lichamelijke opvoeding. Tijd<strong>en</strong>s de pauze gaat<br />

op de basisschool het grootste deel <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> om te sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> (87%), terwijl dat in<br />

het voortgezet onderwijs slechts 7% is. Eén op de zes leerling<strong>en</strong> die na schooltijd de geleg<strong>en</strong>heid<br />

heeft om aan schoolsport te do<strong>en</strong>, neemt hieraan deel. Naast schoolgebond<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong><br />

zijn ook activiteit<strong>en</strong> in de vrije tijd beschrev<strong>en</strong>. 8 op de 10 scholier<strong>en</strong> fietst in de vrije tijd <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> grote groep speelt of sport buit<strong>en</strong> voor zichzelf. Twee derde doet in clubverband aan<br />

sport. Basisscholier<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong> vaker buit<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn ook vaker actief met clubsport in<br />

vergelijking met middelbare scholier<strong>en</strong>. Bijna de helft van de scholier<strong>en</strong> speelt verder active<br />

games <strong>en</strong> 1 op de 5 zwemt (buit<strong>en</strong> clubverband). Het rapport gaat behalve op de deelname zelf<br />

ook in op de hoeveelheid minut<strong>en</strong> per week die de kinder<strong>en</strong> aan de diverse activiteit<strong>en</strong> bested<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de (geschatte) inspanning van het geheel (het activiteitsniveau).<br />

Het blijkt dat de leerling<strong>en</strong> iets meer tijd bested<strong>en</strong> aan de vijf schoolgebond<strong>en</strong> beweeg- <strong>en</strong><br />

sportactiviteit<strong>en</strong> (inclusief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school) dan aan de vijf beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

in de vrije tijd. Pauzes weg<strong>en</strong> qua tijd zwaar mee maar zijn minder inspann<strong>en</strong>d. Bij clubsport<br />

is dat andersom, daar wordt minder tijd aan besteed maar het is wel duidelijk int<strong>en</strong>siever.<br />

Het aandeel in het totale activiteitsniveau ligt voor beide activiteit<strong>en</strong> rond de 20%. Andere<br />

activiteit<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog aandeel zijn buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> (17%) <strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding (17%). Het lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school neemt e<strong>en</strong> ti<strong>en</strong>de van het totale<br />

activiteits niveau op zich.<br />

Beweeggedrag hangt sam<strong>en</strong> met achtergrond scholier<strong>en</strong><br />

Uit eerder onderzoek blijkt dat de achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met<br />

hun activiteitsniveau. In dit onderzoek is ook e<strong>en</strong> aantal van deze <strong>relaties</strong> gevond<strong>en</strong>. Zo hebb<strong>en</strong><br />

de leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau dan leerling<strong>en</strong> uit het<br />

voortgezet onderwijs. Ook jong<strong>en</strong>s k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger niveau dan meisjes. K<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leer-


ling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lager activiteitsniveau zijn verder: afkomstig uit gezinn<strong>en</strong> zonder auto, gezinn<strong>en</strong><br />

waarvan de vader niet sport, van niet-westers allochtone afkomst <strong>en</strong> niet deelnem<strong>en</strong>d aan<br />

clubsport. Het activiteitsniveau verschilt tev<strong>en</strong>s <strong>naar</strong> de motiev<strong>en</strong> om te sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>.<br />

Met name leerling<strong>en</strong> die sport<strong>en</strong> vanwege het plezier, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk hoger activiteitsniveau.<br />

Dit geldt ook voor leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> positief sportief zelfbeeld.<br />

De situatie op de schol<strong>en</strong><br />

De ondervraagde schoolverteg<strong>en</strong>woordigers zi<strong>en</strong> het belang van sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> in, maar<br />

vertal<strong>en</strong> dit (nog) niet altijd in e<strong>en</strong> gerichte aanpak. Over het algeme<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> de basisschol<strong>en</strong><br />

over iets minder goede voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> dan schol<strong>en</strong> voor voortgezet onderwijs. Het<br />

betreft dan het niveau van de leerkracht<strong>en</strong>, de capaciteit van de accommodaties <strong>en</strong> de hoeveelheid<br />

material<strong>en</strong>. Basisschol<strong>en</strong> bested<strong>en</strong> wel meer aandacht aan de beweegvri<strong>en</strong>delijkheid<br />

van het schoolplein. Over de kwaliteit van de accommodaties voor lichamelijke opvoeding zijn<br />

basisschol<strong>en</strong> meer tevred<strong>en</strong>, over de kwaliteit van material<strong>en</strong> <strong>en</strong> het budget daarvoor de middelbare<br />

schol<strong>en</strong>.<br />

Verband beweeggedrag leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweegbeleid school<br />

Met de informatie van de schol<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> indeling gemaakt in schol<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> minder, e<strong>en</strong> gemiddeld<br />

<strong>en</strong> meer actief beweegbeleid. Deze indeling hangt ook duidelijk sam<strong>en</strong> met concrete voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />

Leerling<strong>en</strong> op basisschol<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> actiever beweegbeleid k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau.<br />

Dit geldt met name voor de activiteit<strong>en</strong> die op <strong>en</strong> rond de school zelf plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Voor het voortgezet onderwijs zijn in het algeme<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>. Op e<strong>en</strong> aantal<br />

specifieke onderdel<strong>en</strong> zijn voor beide onderwijsvorm<strong>en</strong> wel verband<strong>en</strong> met het beleid gelegd.<br />

Voor basisschol<strong>en</strong> geldt dat van meer beweegbeleid vooral jong<strong>en</strong>s, autochton<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

die lid zijn van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging profiter<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> relatie met meer beweegbeleid is er ook met<br />

meer beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de pauze <strong>en</strong> voor jezelf spel<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> (na schooltijd). Ook is<br />

het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat aangeeft te word<strong>en</strong> aangemoedigd door de school om te beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong> hoger.<br />

In het voortgezet onderwijs hebb<strong>en</strong> niet-westers allochtone leerling<strong>en</strong> baat bij schol<strong>en</strong> met<br />

meer beweegbeleid, zeker in vergelijking met deze groep op andere schol<strong>en</strong>. Meer beweegbeleid<br />

hangt ook in het middelbaar onderwijs sam<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat<br />

zegt door de school te word<strong>en</strong> aangemoedigd om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>. De leerling<strong>en</strong> op deze<br />

schol<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> daarnaast vaker aan dat zij meer zijn gaan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> sinds zij op hun<br />

school zitt<strong>en</strong>.<br />

Beweeggedrag leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> concrete voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>/omstandighed<strong>en</strong><br />

Het beweegbeleid hangt sam<strong>en</strong> met concrete voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

school. Deze hang<strong>en</strong> ook vaak weer sam<strong>en</strong> met het beweeggedrag van leerling<strong>en</strong>. We som-


m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal gevond<strong>en</strong> <strong>relaties</strong> op. De waardering voor de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding<br />

neemt bijvoorbeeld toe met de hoeveelheid <strong>en</strong> kwaliteit van het beschikbare materiaal voor<br />

buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> van basisschol<strong>en</strong> die voorzi<strong>en</strong> zijn van e<strong>en</strong> ruime hoeveelheid sport<strong>en</strong><br />

spelmateriaal hebb<strong>en</strong> daarnaast e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau. Opmerkelijk is verder dat<br />

leerling<strong>en</strong> op basisschol<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> vakleerkracht de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding minder<br />

waarder<strong>en</strong>.<br />

Het ontbrek<strong>en</strong> van sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het schoolplein heeft e<strong>en</strong> relatie met bewegingsarmoede<br />

in de pauze, de organisatie van activiteit<strong>en</strong> in de pauze laat juist meer beweegactiviteit<br />

zi<strong>en</strong>. Op basisschol<strong>en</strong> waar schoolsport prioriteit krijgt, hebb<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

hoger activiteitsniveau. Leerling<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> brede school bested<strong>en</strong> daarnaast meer tijd aan<br />

clubsport. Op schol<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> behoefte hebb<strong>en</strong> om sam<strong>en</strong> te werk<strong>en</strong> met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>,<br />

bested<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> minder tijd aan clubsport. Op middelbare schol<strong>en</strong> gaat dit<br />

ook sam<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lager algeme<strong>en</strong> activiteitsniveau van de scholier<strong>en</strong>. De schoolomgeving<br />

vertoont e<strong>en</strong> relatie met actief transport van leerling<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> meer stedelijke schoolomgeving<br />

treff<strong>en</strong> we bijvoorbeeld e<strong>en</strong> hoger perc<strong>en</strong>tage lopers <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school aan <strong>en</strong> e<strong>en</strong> lager perc<strong>en</strong>tage<br />

fietsers.<br />

Sam<strong>en</strong>werking schol<strong>en</strong>, ouders <strong>en</strong> beleidsmakers voor meer beweging leerling<strong>en</strong><br />

In het onderzoek zijn aanwijzing<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> voor de relatie tuss<strong>en</strong> het beweegbeleid van e<strong>en</strong><br />

school <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van scholier<strong>en</strong>. De invloed van de school op het activiteitsniveau<br />

van de leerling<strong>en</strong> is echter beperkt. De activiteit<strong>en</strong> die buit<strong>en</strong> de school plaatsvind<strong>en</strong><br />

zijn namelijk belangrijker dan de schoolgebond<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> (als we niet alle<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de<br />

ti<strong>en</strong> onderzochte activiteit<strong>en</strong> kijk<strong>en</strong>). Voor bepaalde leerling<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> concreet beweegbeleid<br />

echter wel degelijk zinvol zijn. Landelijke <strong>en</strong> regionale beleidsmakers zoud<strong>en</strong> het ontwikkel<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> beweegbeleid dus vooral (financieel) moet<strong>en</strong> stimuler<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> met kinder<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> beweegachterstand. Zonder gerichtheid op achterstandsgroep<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong> vooral zij die<br />

al voldo<strong>en</strong>de beweg<strong>en</strong> van het beleid.<br />

Concrete maatregel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> al help<strong>en</strong>. Schol<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> het pot<strong>en</strong>tieel van beweg<strong>en</strong> in<br />

de pauze <strong>en</strong> schoolsport beter kunn<strong>en</strong> b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong> door het aanbied<strong>en</strong> van meer <strong>en</strong> gerichte<br />

activiteit<strong>en</strong>. Tekort<strong>en</strong> in accommodaties, kader <strong>en</strong> material<strong>en</strong> beperk<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> daarnaast<br />

in hun mogelijkhed<strong>en</strong> om het beweg<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong>. Lerar<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding<br />

kunn<strong>en</strong> zich meer richt<strong>en</strong> op succesbeleving <strong>en</strong> plezier speciaal voor kinder<strong>en</strong> die minder<br />

makkelijk meekom<strong>en</strong> in het bewegingsonderwijs. Aangezi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> flink deel van de<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de school ligt, is het van belang om ouders te blijv<strong>en</strong> stimuler<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> te betrekk<strong>en</strong> bij het bevorder<strong>en</strong> van beweeggedrag. E<strong>en</strong> op specifieke groep<strong>en</strong> gericht<br />

beweegbeleid door schol<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> met de beïnvloeding van de ouders <strong>en</strong> de betrokk<strong>en</strong>heid<br />

van beleidsmakers <strong>en</strong> andere relevante instanties kan goede perspectiev<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> voor<br />

e<strong>en</strong> actievere jeugd.


8 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Inhoud<br />

1. Inleiding – Jo Lucass<strong>en</strong> & Ger van Mossel ..............................................................................13<br />

1.1 Beleidsachtergrond .................................................................................................................... 14<br />

1.2 Wet<strong>en</strong>schappelijke relevantie ................................................................................................. 16<br />

1.3 Doelstelling <strong>en</strong> onderzoeksvrag<strong>en</strong> ......................................................................................... 19<br />

1.4 <strong>Onderzoek</strong>sopzet ....................................................................................................................... 21<br />

1.4.1 Literatuuronderzoek ...................................................................................................... 21<br />

1.4.2 Veldonderzoek ................................................................................................................ 22<br />

1.4.3 Meetinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> ......................................................................................................... 23<br />

1.5 Databewerking <strong>en</strong> statistische analyse ................................................................................. 27<br />

1.6 Opbouw van het onderzoeksrapport ..................................................................................... 28<br />

2. De schoolomgeving – Ester Wisse ..............................................................................................33<br />

2.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 33<br />

2.2 Typering van schol<strong>en</strong> ................................................................................................................ 34<br />

2.2.1 Aantal, onderwijstype, grootte <strong>en</strong> onderwijsniveau .............................................. 34<br />

2.2.2 Brede school .................................................................................................................... 36<br />

2.2.3 Speciale leerling<strong>en</strong> ......................................................................................................... 38<br />

2.2.4 Fysieke omgeving ........................................................................................................... 40<br />

2.3 Lichamelijke opvoeding ........................................................................................................... 44<br />

2.3.1 Kwantiteit van lichamelijke opvoeding ..................................................................... 46<br />

2.3.2 Kwaliteit van lichamelijke opvoeding ........................................................................ 48<br />

2.4 Pauze <strong>en</strong> het schoolplein .......................................................................................................... 55<br />

2.5 <strong>School</strong>sport .................................................................................................................................. 59<br />

2.5.1 <strong>School</strong>sportaanbod ........................................................................................................ 59<br />

2.5.2 Sam<strong>en</strong>werking met externe sportaanbieders ........................................................... 63<br />

2.6 Beweegbeleid .............................................................................................................................. 65<br />

2.6.1 Beweegbeleid van schol<strong>en</strong> ............................................................................................ 65<br />

2.6.2 Typering van schol<strong>en</strong> met beweegbeleid .................................................................. 67<br />

2.7 Sam<strong>en</strong>vatting .............................................................................................................................. 71<br />

Inhoud<br />

9


3. Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong> – Ger van Mossel & Ester Wisse ............79<br />

3.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 79<br />

3.2 Deelname aan ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> .................................................................................. 80<br />

3.2.1 Actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school ........................................................................... 83<br />

3.2.2 Lichamelijke opvoeding ................................................................................................ 88<br />

3.2.3 <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de pauze ................................................................................. 91<br />

3.2.4 <strong>School</strong>sport ...................................................................................................................... 94<br />

3.2.5 <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de vrije tijd ............................................................................ 98<br />

3.3 Niet-beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd ............................................................................... 104<br />

3.4 Beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong> ..................................................................................................... 107<br />

3.4.1 Beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong> <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> ................................... 107<br />

3.4.2 Deelname aan beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>naar</strong> beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong> ................. 110<br />

3.5 Opvatting<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> over beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport ......................................................... 112<br />

3.5.1 Opvatting<strong>en</strong> <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> ............................................................. 112<br />

3.5.2 Deelname aan beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>naar</strong> opvatting<strong>en</strong> .............................................114<br />

3.6 Overige opvatting<strong>en</strong> ................................................................................................................ 116<br />

3.7 Sam<strong>en</strong>vatting ............................................................................................................................ 119<br />

4. Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de school(omgeving) – Mirjam Stuij ...................................................................................... 125<br />

4.1 Inleiding ..................................................................................................................................... 125<br />

4.2 Actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school <strong>en</strong> de school(omgeving) ......................................... 127<br />

4.3 Lichamelijke opvoeding: waardering van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> schoolk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> ................ 133<br />

4.4 Pauzegedrag van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> schoolfactor<strong>en</strong> ................................................................. 139<br />

4.5 Deelname aan schoolsport <strong>en</strong> schoolk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> .............................................................. 146<br />

4.6 Beweeggedrag van leerling<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> de school(omgeving) ........................ 151<br />

4.6.1 Clubsport ....................................................................................................................... 151<br />

4.6.2 Buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> ..................................................................... 155<br />

4.6.3 Zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong> ............................................... 157<br />

4.7 Beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag <strong>en</strong> beweegbeleid van de school ................................................ 159<br />

4.8 Sam<strong>en</strong>vatting ............................................................................................................................ 162<br />

10 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


5. Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid<br />

van de school – Mirjam Stuij ..................................................................................................... 167<br />

5.1 Inleiding ..................................................................................................................................... 167<br />

5.2 Int<strong>en</strong>siteit van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> het activiteitsniveau .............................................................. 168<br />

5.2.1 De int<strong>en</strong>siteit van het beweeggedrag van de leerling<strong>en</strong> ...................................... 169<br />

5.2.2 De int<strong>en</strong>siteit van de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> ........................................................ 171<br />

5.2.3 Het activiteitsniveau .................................................................................................... 172<br />

5.2.4 Weergave van het activiteitsniveau: perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong> van counts ............................ 175<br />

5.3 Het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> .................................................................................... 176<br />

5.3.1 Achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> activiteitsniveau .............................. 176<br />

5.3.2 Beweegprofiel<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong>: verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau ..................... 184<br />

5.4 Sam<strong>en</strong>hang activiteitsniveau <strong>en</strong> schoolfactor<strong>en</strong> ............................................................... 186<br />

5.4.1 Relaties factor<strong>en</strong> school(omgeving) <strong>en</strong> activiteitsniveau ..................................... 186<br />

5.4.2 Het beweegbeleid van de school <strong>en</strong> het activiteitsniveau .................................... 193<br />

5.4.3 Beweegbeleid, achtergrond van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> activiteitsniveau ........................ 195<br />

5.5 Sam<strong>en</strong>vatting ............................................................................................................................ 203<br />

6. Slotbeschouwing – Jo Lucass<strong>en</strong> & Ester Wisse ................................................................... 209<br />

6.1 Aanleiding <strong>en</strong> onderzoeksopzet ........................................................................................... 209<br />

6.2 Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van scholier<strong>en</strong> ...................................................................... 211<br />

6.3 De schoolsituatie <strong>en</strong> het beweegbeleid van de schol<strong>en</strong> ................................................... 215<br />

6.4 Relaties tuss<strong>en</strong> schoolomgeving <strong>en</strong> -beleid <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag<br />

van de leerling<strong>en</strong> ...................................................................................................................... 216<br />

6.5 Het onderzoek in perspectief ................................................................................................ 220<br />

6.6 Sc<strong>en</strong>ario’s <strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong> voor de praktijk ................................................................... 224<br />

Literatuur .............................................................................................................................................. 233<br />

Bijlage 1. <strong>Onderzoek</strong>sverantwoording – Remko van d<strong>en</strong> Dool ..................................... 245<br />

Bijlage 2. Tabelbijlag<strong>en</strong> .............................................................................................................. 303<br />

Bijlage 3. Verklar<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong>lijst ....................................................................................... 309<br />

Inhoud<br />

11


12 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Inleiding<br />

Hoofdstuk 1<br />

Jo Lucass<strong>en</strong> & Ger van Mossel<br />

Het Europees Jaar voor Opvoeding door <strong>Sport</strong> 2004 (EYES) leverde hernieuwde belangstelling<br />

op voor de relatie tuss<strong>en</strong> sport, beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderwijs. Dit leidde onder meer tot de oprichting<br />

van de Alliantie <strong>School</strong> & <strong>Sport</strong> van de ministeries van VWS <strong>en</strong> OCW <strong>en</strong> de sportkoepel<br />

NOC*NSF. Op het internationale EYES-congres werd<strong>en</strong> de k<strong>en</strong>nislacunes waarmee beleidsvoerders<br />

word<strong>en</strong> geconfronteerd helder. E<strong>en</strong> van de kwesties betrof de relatie tuss<strong>en</strong> de<br />

school(omgeving) <strong>en</strong> de mate waarin scholier<strong>en</strong> aan sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Mede <strong>naar</strong> aanleiding<br />

hiervan di<strong>en</strong>de het <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong> e<strong>en</strong> subsidieaanvraag in bij ZonMw voor onderzoek<br />

<strong>naar</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> sport, beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> gezondheid, in het kader van het gelijknamige programma<br />

van ZonMw. Eind 2008 is de aanvraag gehonoreerd <strong>en</strong> direct daarop is het onderzoek<br />

<strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> gestart.<br />

In het voorligg<strong>en</strong>de rapport <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> word<strong>en</strong> de bevinding<strong>en</strong> van het onderzoek<br />

<strong>naar</strong> <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds de schoolomgeving <strong>en</strong> het schoolbeleid <strong>en</strong> anderzijds het beweeg<strong>en</strong><br />

sportgedrag van scholier<strong>en</strong> gepres<strong>en</strong>teerd. <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> sport spel<strong>en</strong> al zeker e<strong>en</strong> eeuw e<strong>en</strong><br />

rol in het onderwijs <strong>en</strong> de vrije tijd van jeugdig<strong>en</strong> <strong>en</strong> word<strong>en</strong> van grote betek<strong>en</strong>is geacht voor<br />

de ontwikkeling van kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong>. In het internationale overzicht van good practices dat<br />

bij geleg<strong>en</strong>heid van EYES is uitgegev<strong>en</strong> (Janss<strong>en</strong>s & Stegeman 2004) zijn tal van voorbeeld<strong>en</strong><br />

beschrev<strong>en</strong> van de rol die sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> in het lev<strong>en</strong> van jeugdig<strong>en</strong> kan vervull<strong>en</strong>. Jeugdig<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> op velerlei manier<strong>en</strong> door hun omgeving word<strong>en</strong> uitgedaagd om te beweg<strong>en</strong>: ze fiets<strong>en</strong><br />

bijvoorbeeld sam<strong>en</strong> met klasg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school, hinkel<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de overkant zonder getikt te<br />

word<strong>en</strong>, prober<strong>en</strong> via mooi sam<strong>en</strong>spel e<strong>en</strong> doelpunt te scor<strong>en</strong> of schommel<strong>en</strong> om de beurt op<br />

het schoolplein. En waar de <strong>en</strong>e leerling graag wordt uitgedaagd om zo hoog mogelijk te schommel<strong>en</strong>,<br />

ziet de andere er elke keer weer teg<strong>en</strong>op om met de fiets <strong>naar</strong> school te gaan.<br />

Thuis, op school, bij de sportver<strong>en</strong>iging, maar ook via de televisie mak<strong>en</strong> jeugdig<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis<br />

met sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>, rak<strong>en</strong> zij betrokk<strong>en</strong> bij sport- <strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> mak<strong>en</strong> zich<br />

sport- <strong>en</strong> beweeggedrag eig<strong>en</strong>. In het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> is name vanuit het<br />

perspectief van de school(omgeving) geprobeerd meer inzicht te krijg<strong>en</strong> in het beweeg- <strong>en</strong><br />

sportgedrag van leerling<strong>en</strong>. <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> sport kunn<strong>en</strong> in meerdere opzicht<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan de<br />

ontwikkeling van jeugdig<strong>en</strong>, maar word<strong>en</strong> in dit onderzoek vooral b<strong>en</strong>aderd als fysieke activiteit,<br />

internationaal vaak aangeduid met de term physical activity.<br />

In dit hoofdstuk staan we om te beginn<strong>en</strong> stil bij de rec<strong>en</strong>te beleidsaandacht in ons land voor<br />

sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor overgewicht van jeugdig<strong>en</strong>. Daarna verantwoord<strong>en</strong> we de in het<br />

onderzoek gemaakte keuzes. We besprek<strong>en</strong> achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s de wet<strong>en</strong>schappelijke relevantie<br />

van het onderzoek, de doelstelling <strong>en</strong> onderzoeksvrag<strong>en</strong>, de onderzoeksopzet <strong>en</strong> de databewerking<br />

<strong>en</strong> statistische analyse.<br />

Inleiding<br />

13


1.1 Beleidsachtergrond<br />

Uit de VWS-nota Tijd voor sport. <strong>Beweg<strong>en</strong></strong>, Meedo<strong>en</strong>, Prester<strong>en</strong> blijkt dat de overheid e<strong>en</strong> steeds<br />

groter belang hecht aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport (Ministerie van VWS 2005). Jeugdig<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> daarbij<br />

bijzonder de aandacht.<br />

Overheid stimuleert sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong><br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportstimuleringsbeleid richt zich steeds vaker op scholier<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> de Alliantie<br />

<strong>School</strong> & <strong>Sport</strong> (Kusters & Ros<strong>en</strong>boom 2008) werd er<strong>naar</strong> gestreefd dat schol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dagelijks<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportaanbod hebb<strong>en</strong> voor hun leerling<strong>en</strong>. Er zijn van 2004 tot 2008 allerlei<br />

proefproject<strong>en</strong> ontwikkeld <strong>en</strong> er is aandacht gevraagd voor het thema op de politieke ag<strong>en</strong>da.<br />

Stimulering van sam<strong>en</strong>werking <strong>en</strong> afstemming binn<strong>en</strong> de driehoek Buurt, Onderwijs <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>,<br />

de zog<strong>en</strong>aamde BOS-impuls, <strong>en</strong> de mogelijkheid tot inzet van combinatiefunctionariss<strong>en</strong><br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport zijn hiervan de opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>.<br />

In het Beleidskader <strong>Sport</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Onderwijs (2008) gev<strong>en</strong> de ministeries van VWS <strong>en</strong><br />

OCW aan hoe de verbinding tuss<strong>en</strong> sport <strong>en</strong> onderwijs de kom<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> verder kan word<strong>en</strong><br />

versterkt <strong>en</strong> hoe e<strong>en</strong> meer sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d <strong>en</strong> dekk<strong>en</strong>d sport- <strong>en</strong> beweegaanbod voor de<br />

jeugd kan word<strong>en</strong> gerealiseerd. De ministeries van VWS <strong>en</strong> OCW hebb<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> 1 b<strong>en</strong>oemd<br />

die daarbij e<strong>en</strong> rol van betek<strong>en</strong>is spel<strong>en</strong>. Hoofddoel van het beleidskader is dat in 2012 minimaal<br />

50% van de jeugd van 4 tot <strong>en</strong> met 17 jaar de beweegnorm haalt. De ministeries gaan<br />

ervan uit dat beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport e<strong>en</strong> belangrijke bijdrage kunn<strong>en</strong> lever<strong>en</strong> aan kabinetsdoel<strong>en</strong><br />

op het gebied van overgewicht, schooluitval <strong>en</strong> tal<strong>en</strong>tontwikkeling (Platform <strong>Sport</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong><br />

<strong>en</strong> Onderwijs 2008).<br />

Het onderwijs vormt e<strong>en</strong> belangrijke setting voor huidige beleidsinterv<strong>en</strong>ties gericht op e<strong>en</strong><br />

actievere <strong>en</strong> gezondere leefstijl van de jeugd (Brug & Van L<strong>en</strong>the 2005). Er wordt verondersteld<br />

dat leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> waar beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport meer aandacht krijg<strong>en</strong> – wat zich bijvoorbeeld<br />

uit in de aanstelling van vakleerkracht<strong>en</strong> voor het bewegingsonderwijs of in de organisatie<br />

van specifieke schoolsportactiviteit<strong>en</strong> – meer aan sport <strong>en</strong> beweging zull<strong>en</strong> do<strong>en</strong>, ook<br />

buit<strong>en</strong> schooltijd. De school is voor kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> de omgeving waarin ze, als ze niet<br />

thuis zijn, het grootste deel van hun tijd doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Het is ook e<strong>en</strong> omgeving die op verschill<strong>en</strong>de<br />

manier<strong>en</strong> e<strong>en</strong> directe invloed kan hebb<strong>en</strong> op het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag van de jeugd.<br />

Allereerst is er het schoolplein waar de jeugd voor <strong>en</strong> na schooltijd <strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauzes verblijft.<br />

Daar kunn<strong>en</strong> meer of minder bewegingsrijke activiteit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ontplooid. Vervolg<strong>en</strong>s<br />

zijn er de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> de buit<strong>en</strong>schoolse sportactiviteit<strong>en</strong>. Tot slot is er<br />

natuurlijk de weg die moet word<strong>en</strong> afgelegd van huis <strong>naar</strong> school <strong>en</strong> terug; die weg kan lop<strong>en</strong>d<br />

of fiets<strong>en</strong>d, maar ook ‘gemotoriseerd’ word<strong>en</strong> afgelegd.<br />

Kortom, er wordt door beleidsmakers stevig ingezet op sport- <strong>en</strong> bewegingsstimulering van<br />

de jeugd <strong>en</strong> het onderwijs speelt daarin e<strong>en</strong> belangrijke rol. Om deze stimulans<strong>en</strong> aan te lat<strong>en</strong><br />

14 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


sluit<strong>en</strong> op de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> de leefwereld van deze doelgroep, is het belangrijk na te gaan wat de<br />

jeugd beïnvloedt. Welke factor<strong>en</strong>, met name in de schoolomgeving, zijn van invloed op het<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> van de jeugd?<br />

Overgewicht actueel<br />

Overgewicht is e<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>d probleem voor de volksgezondheid. De problematiek neemt ook<br />

onder de jeugd ernstige vorm<strong>en</strong> aan. Volg<strong>en</strong>s cijfers uit onderzoek van Van d<strong>en</strong> Hurk et al.<br />

(2007) <strong>naar</strong> overgewicht <strong>en</strong> obesitas bij jonger<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 4 <strong>en</strong> 15 jaar heeft 14% van de jong<strong>en</strong>s<br />

<strong>en</strong> 17% van de meisjes overgewicht. Van zowel de jong<strong>en</strong>s als de meisjes heeft gemiddeld 3%<br />

obesitas. In vergelijking met cijfers uit 1997 is onder jonger<strong>en</strong> e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van overgewicht <strong>en</strong><br />

van obesitas vastgesteld.<br />

Overgewicht gaat gepaard met e<strong>en</strong> verhoogd risico op vroegtijdige sterfte <strong>en</strong> ziekt<strong>en</strong> zoals<br />

hart- <strong>en</strong> vaatziekt<strong>en</strong>, diabetes, klacht<strong>en</strong> aan het bewegingsapparaat <strong>en</strong> psychosociale problem<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> deel van deze problem<strong>en</strong> treedt al op jonge leeftijd op. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is overgewicht op<br />

jonge leeftijd gerelateerd aan overgewicht op volwass<strong>en</strong> leeftijd (Singh et al. 2008). De verwachting<br />

is dat overgewicht in de toekomst e<strong>en</strong> sterk groei<strong>en</strong>d <strong>en</strong> kostbaar gezondheidsprobleem<br />

zal word<strong>en</strong>. Voor Nederland schat de Raad voor de Volksgezondheid <strong>en</strong> Zorg (2002) de<br />

directe <strong>en</strong> indirecte kost<strong>en</strong> voor overgewicht <strong>en</strong> obesitas op 2,5 miljard euro per jaar. Interv<strong>en</strong>ties<br />

ter voorkoming van overgewicht <strong>en</strong> obesitas zijn daarom noodzakelijk.<br />

Door veelvuldig gebruik van de auto ligt fiets<strong>en</strong> <strong>en</strong> lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school, de sportver<strong>en</strong>iging of de<br />

winkel veel minder voor de hand dan vroeger. Tegelijkertijd is de beschikbaarheid van et<strong>en</strong>swar<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>orm toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Door de combinatie van veel et<strong>en</strong> <strong>en</strong> weinig beweg<strong>en</strong>, ontstaat er e<strong>en</strong><br />

verstoorde balans tuss<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergie-inname <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiegebruik <strong>en</strong> daardoor groeit het aantal m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

met overgewicht of obesitas (Gezondheidsraad 2003 <strong>en</strong> 2010). De hoeveelheid lichaamsbeweging<br />

speelt dus naast voeding e<strong>en</strong> belangrijke rol bij het handhav<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> goede <strong>en</strong>ergiebalans<br />

<strong>en</strong> vormt daarmee e<strong>en</strong> belangrijk elem<strong>en</strong>t in de prev<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> behandeling van overgewicht.<br />

De mate waarin de jeugd deelneemt aan sport- <strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> wordt bepaald door<br />

verschill<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> die op elkaar inwerk<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> deel is dit gedrag g<strong>en</strong>etisch bepaald<br />

(Stubbe 2006). Daarnaast spel<strong>en</strong> interpersoonlijke invloed<strong>en</strong>, omgevingsfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> psychologische<br />

<strong>en</strong> maatschappelijke factor<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol. Deze verschill<strong>en</strong>de invloed<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> op elkaar<br />

in: nu e<strong>en</strong>s versterk<strong>en</strong> zij elkaar, dan weer werk<strong>en</strong> zij elkaar teg<strong>en</strong> (Van Bott<strong>en</strong>burg et al. 2005).<br />

Dat het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag van kinder<strong>en</strong> in grote mate sociaal bepaald is, impliceert<br />

dat het te beïnvloed<strong>en</strong> is. Er zijn allerlei beïnvloeders, zoals ouders <strong>en</strong> leerkracht<strong>en</strong>. Dat biedt<br />

beleidsmakers perspectief, want hun interv<strong>en</strong>ties zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> resulter<strong>en</strong> in meer deelname<br />

aan sport <strong>en</strong> beweging. Maar omdat het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag de uitkomst is van e<strong>en</strong> onderhandelingsproces<br />

tuss<strong>en</strong> veel verschill<strong>en</strong>de op elkaar ingrijp<strong>en</strong>de stimuler<strong>en</strong>de <strong>en</strong> belemmer<strong>en</strong>de<br />

factor<strong>en</strong> (Elling 2007) is de beïnvloeding daarvan niet e<strong>en</strong>voudig <strong>en</strong> zijn de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

daartoe per definitie begr<strong>en</strong>sd.<br />

Inleiding<br />

15


De actuele to<strong>en</strong>ame van overgewicht <strong>en</strong> obesitas, versterkt de aandacht bij beleidsmakers<br />

voor sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> (Hurk et al. 2007). In de prev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>ota Langer Gezond Lev<strong>en</strong> 2004-<br />

2007 (Ministerie van VWS 2003) stelde het kabinet zich t<strong>en</strong> doel de to<strong>en</strong>ame van overgewicht<br />

in Nederland e<strong>en</strong> halt toe te roep<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor kinder<strong>en</strong> er<strong>naar</strong> te strev<strong>en</strong> de tr<strong>en</strong>d te ker<strong>en</strong>. Op<br />

23 november 2009 is het nieuwe Conv<strong>en</strong>ant Gezond Gewicht getek<strong>en</strong>d door minister Klink van<br />

VWS <strong>en</strong> ruim twintig partij<strong>en</strong> uit het bedrijfslev<strong>en</strong>, de grote sted<strong>en</strong> <strong>en</strong> het maatschappelijk<br />

veld (Ministerie van VWS et al. 2009). Om de balans te herstell<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> et<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>, zijn<br />

actieplann<strong>en</strong> ontwikkeld. Zo zijn er op het onderwijs <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> gerichte deelconv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong><br />

geslot<strong>en</strong> met relevante maatschappelijke partij<strong>en</strong>. Bewegingsbevordering op school is daarbij<br />

e<strong>en</strong> belangrijk onderdeel. Ook voor het beleid ter bestrijding van overgewicht is de vraag van<br />

belang welke factor<strong>en</strong> in de school(omgeving) e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> in het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag<br />

van scholier<strong>en</strong>.<br />

1.2 Wet<strong>en</strong>schappelijke relevantie<br />

Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat de fysieke (school)omgeving e<strong>en</strong> belangrijke invloed<br />

heeft op het sport<strong>en</strong>, spel<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> van kinder<strong>en</strong> op school (Pate 1997; Gordon-Lars<strong>en</strong><br />

et al. 2000; Sallis et al. 2001). Hoe meer sportfaciliteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> speelterrein<strong>en</strong> (rondom schol<strong>en</strong>),<br />

hoe meer kinder<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>. Het is de vraag of de in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<br />

tuss<strong>en</strong> de (school)omgevingsfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> de lichamelijke (in)activiteit van kinder<strong>en</strong> ook<br />

in de Nederlandse context geldt. Nederland heeft immers e<strong>en</strong> andere infrastructuur dan de<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>.<br />

Betek<strong>en</strong>is van fysieke <strong>en</strong> sociale factor<strong>en</strong> in de schoolomgeving niet evid<strong>en</strong>t<br />

Ook in Nederland vond onderzoek plaats <strong>naar</strong> de invloed van fysieke <strong>en</strong> sociale factor<strong>en</strong> op<br />

het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag. Het <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong> (Frelier & Janss<strong>en</strong>s 2007) heeft in twee<br />

Nederlandse sted<strong>en</strong> onderzoek gedaan <strong>naar</strong> de factor<strong>en</strong> die het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag van<br />

10- tot 12-jarig<strong>en</strong> beïnvloed<strong>en</strong>. In dat onderzoek is de invloed van de leefomgeving (de aanwezigheid<br />

van sportorganisaties, de inrichting van de wijk, de sociale veiligheid, de staat van<br />

onderhoud van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke) op het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag van de kinder<strong>en</strong><br />

onderzocht. Er is e<strong>en</strong> duidelijk verband tuss<strong>en</strong> de beoordeling van de mogelijkhed<strong>en</strong> voor sport<br />

<strong>en</strong> spel <strong>en</strong> de deelname daaraan. Maar gelet op de onderlinge verschill<strong>en</strong> in sport- <strong>en</strong> beweeggedrag<br />

tuss<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> die in dezelfde buurt opgroei<strong>en</strong>, bied<strong>en</strong> de aanleg, het onderhoud <strong>en</strong><br />

de exploitatie van kwalitatief goede sport- <strong>en</strong> speelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> garantie voor de ontwikkeling<br />

van e<strong>en</strong> actieve leefstijl onder de jeugd. Zij drag<strong>en</strong> daaraan wel in voorwaardelijke<br />

zin bij.<br />

E<strong>en</strong> ander Nederlands onderzoek, uitgevoerd door TNO, relativeert het belang van het ruimtelijke<br />

aanbod (De Vries 2010). Voor sportveld<strong>en</strong>, gro<strong>en</strong> <strong>en</strong> water in de wijk <strong>en</strong> parkeerplaats<strong>en</strong><br />

16 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


langs het trottoir of gegroepeerd is e<strong>en</strong> positieve sam<strong>en</strong>hang met de lichamelijke activiteit van<br />

kinder<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>. Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> is voor de aanwezigheid van grasveld<strong>en</strong>, speeltuin<strong>en</strong>, verharde<br />

speelveld<strong>en</strong>, sportaccommodaties, de hoeveelheid op<strong>en</strong>bare ruimtes <strong>en</strong> speelplaats<strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong> relatie gevond<strong>en</strong> met het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag. De indruk dat de beweegruimte niet<br />

zo’n sterke invloed uitoef<strong>en</strong>t, wordt versterkt doordat het onderzoek in zog<strong>en</strong>oemde prioriteitswijk<strong>en</strong><br />

plaatsvond. Zelfs in deze relatief bewegingsarme stadswijk<strong>en</strong> is het fysieke aanbod<br />

niet doorslaggev<strong>en</strong>d.<br />

D<strong>en</strong> Hertog et al. (2006) onderzocht<strong>en</strong> wat de invloed is van verschill<strong>en</strong>de buurtk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> op<br />

de lichamelijke (in)activiteit van bewoners. Ze kwam<strong>en</strong> tot de conclusie dat volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> in de<br />

meer stedelijke buurt<strong>en</strong> significant vaker voldo<strong>en</strong> aan de Nederlandse Norm Gezond <strong>Beweg<strong>en</strong></strong><br />

(NNGB) dan in buurt<strong>en</strong> langs de rand van de stad met e<strong>en</strong> relatief lage woningdichtheid <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

grotere afstand tot winkels <strong>en</strong> recreatieve voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Zij gav<strong>en</strong> hiervoor als verklaring dat<br />

de bewoners in e<strong>en</strong> stedelijke woonomgeving eerder g<strong>en</strong>eigd zijn om de fiets te pakk<strong>en</strong> dan de<br />

auto, omdat zij bij terugkeer met de auto moeilijk e<strong>en</strong> vrije parkeerplaats kunn<strong>en</strong> vind<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

gro<strong>en</strong>e <strong>en</strong> ruime woonomgeving drag<strong>en</strong> dus niet per definitie bij aan e<strong>en</strong> actievere leefstijl. Dat<br />

geldt overig<strong>en</strong>s niet voor de kinder<strong>en</strong> in deze wijk<strong>en</strong>. Voor h<strong>en</strong> levert de ruimere opzet van e<strong>en</strong><br />

buurt vooral formele <strong>en</strong> informele speelruimte op.<br />

Beweegred<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

In 2010 versche<strong>en</strong> het rapport Beweegred<strong>en</strong><strong>en</strong> van de Gezondheidsraad. De sam<strong>en</strong>stellers ord<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> beoordeeld<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijke literatuur <strong>naar</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> de gebouwde omgeving<br />

<strong>en</strong> het beweeggedrag van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. Daarbij is onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> het zogehet<strong>en</strong><br />

determinant<strong>en</strong>onderzoek (waarin <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> specifieke vorm<strong>en</strong> van beweeggedrag <strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de gebouwde omgeving c<strong>en</strong>traal staan) <strong>en</strong> het zogehet<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tieonderzoek<br />

(dat zich richt op de effect<strong>en</strong> van omgevingsverandering<strong>en</strong> op het beweeggedrag). In het<br />

rapport word<strong>en</strong> drie belangrijke vorm<strong>en</strong> van beweeggedrag onderscheid<strong>en</strong>: actief transport<br />

(dagelijks fiets<strong>en</strong> <strong>en</strong> lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school, werk of winkels), beweg<strong>en</strong> op school (<strong>en</strong> op het werk),<br />

<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de vrije tijd. Er wordt gewez<strong>en</strong> op de complexe sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> de<br />

vele factor<strong>en</strong> die het beweeggedrag beïnvloed<strong>en</strong>.<br />

“Hoewel verschill<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de gebouwde omgeving goede kans<strong>en</strong><br />

lijk<strong>en</strong> te bied<strong>en</strong> om m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> tot meer beweg<strong>en</strong> aan te zett<strong>en</strong>, zijn <strong>naar</strong> het oordeel<br />

van de commissie tot nog toe slechts <strong>en</strong>kele van die pot<strong>en</strong>tiële verband<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

stevig gefundeerd. Duidelijk aangetoond is het kortetermijneffect<br />

van <strong>en</strong>kele kleinschalige aanpassing<strong>en</strong> in de school- <strong>en</strong> werkomgeving, zoals<br />

gekleurde markering<strong>en</strong> op schoolplein<strong>en</strong> <strong>en</strong> prompts (stimuler<strong>en</strong>de verwijzing<strong>en</strong>)<br />

<strong>naar</strong> trapp<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong>. Daaruit komt volg<strong>en</strong>s de commissie ook als belangrijke<br />

bevinding <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> dat verandering in beweeggedrag via e<strong>en</strong> verandering in<br />

de fysieke omgeving inderdaad mogelijk is.” (Gezondheidsraad 2010: 11)<br />

Inleiding<br />

17


Nader onderzoek fysieke <strong>en</strong> sociale factor<strong>en</strong> school(omgeving) w<strong>en</strong>selijk<br />

In e<strong>en</strong> review van Brug & Van L<strong>en</strong>the (2005) komt <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> dat veel onderzoek <strong>naar</strong> determinant<strong>en</strong><br />

van beweg<strong>en</strong> bij jonger<strong>en</strong> weliswaar is uitgevoerd binn<strong>en</strong> schol<strong>en</strong>, maar dat de<br />

schoolomgeving zelf vaak niet het onderwerp was. Via de schol<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s verzameld<br />

over de thuissituatie. Omdat de school echter e<strong>en</strong> ‘natuurlijke setting’ is voor de jeugd pleit<strong>en</strong><br />

Brug & Van L<strong>en</strong>the juist voor onderzoek binn<strong>en</strong> de schoolomgeving. De school(omgeving)<br />

biedt allerlei mogelijkhed<strong>en</strong> om het beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> van de leerling<strong>en</strong> te beïnvloed<strong>en</strong>. Niet<br />

alle<strong>en</strong> omdat er veel tijd wordt doorgebracht, maar ook omdat er veel ervaring<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgedaan<br />

door contact<strong>en</strong> met leerkracht<strong>en</strong> <strong>en</strong> medeleerling<strong>en</strong>.<br />

Slingerland & Borghouts do<strong>en</strong> onderzoek <strong>naar</strong> de invloed van de les lichamelijke opvoeding op<br />

de fysieke activiteit. In hun review (2010) stell<strong>en</strong> zij dat er in de wet<strong>en</strong>schappelijke literatuur<br />

onderbouwing is voor e<strong>en</strong> directe invloed van lichamelijke opvoeding op de fysieke activiteit<br />

die de les lichamelijke opvoeding zélf oplevert voor leerling<strong>en</strong>. Zij vond<strong>en</strong> echter weinig<br />

overtuig<strong>en</strong>d bewijs voor e<strong>en</strong> indirecte invloed van de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding op het<br />

aan nem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> actieve leefstijl door leerling<strong>en</strong>, zowel tijd<strong>en</strong>s de schoolperiode als in hun<br />

latere volwass<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>.<br />

Stegeman et al. (2007) steld<strong>en</strong> bij onderzoek onder leerling<strong>en</strong> van basisschol<strong>en</strong> vast dat bijna<br />

40% van h<strong>en</strong> zegt door de less<strong>en</strong> bewegingsonderwijs (meer) te zijn gaan sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>.<br />

Hetzelfde gold voor e<strong>en</strong> kwart van de onderzochte leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs.<br />

E<strong>en</strong> op de vijf middelbare scholier<strong>en</strong> werd gestimuleerd tot (meer) beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> door<br />

andere sportactiviteit<strong>en</strong> op school. Geconstateerd wordt dat het aanbied<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> structureel<br />

schoolsportprogramma op veel schol<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>goed is. “De indruk bestaat dat daaraan<br />

in hoofdzaak wordt deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> door leerling<strong>en</strong> die buit<strong>en</strong> school toch al aan sport do<strong>en</strong>”<br />

(Stegeman et al. 2007: 291). Welke leerling<strong>en</strong> nu precies word<strong>en</strong> gestimuleerd tot (meer) sport<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoe is in dit onderzoek niet nagegaan.<br />

Kriemler et al. (2010) onderzocht<strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> van extra less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding gedur<strong>en</strong>de<br />

e<strong>en</strong> schooljaar op de gezondheid van basisschoolleerling<strong>en</strong>. Uit dit Zwitsers experim<strong>en</strong>teel<br />

onderzoek blijkt dat met name de extra less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding voor e<strong>en</strong> verhoging<br />

van de hoeveelheid matig tot int<strong>en</strong>sieve activiteit zorgd<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de schooldag. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> had<br />

de experim<strong>en</strong>tele groep t<strong>en</strong> opzichte van de controlegroep na afloop e<strong>en</strong> gunstiger vetperc<strong>en</strong>tage,<br />

e<strong>en</strong> betere conditie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> lager cardiovasculair risico. De extra less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding werkt<strong>en</strong> niet stimuler<strong>en</strong>d op de hoeveelheid activiteit buit<strong>en</strong> school. Het directe<br />

effect van lichamelijke opvoeding lijkt ook uit het onderzoek van Kriemler et al. het meest<br />

belov<strong>en</strong>d. Ook Slingerland & Borghouts (2008) constateerd<strong>en</strong> dat de les lichamelijke opvoeding<br />

op zichzelf waardevol is als bijdrage aan e<strong>en</strong> actieve leefstijl.<br />

18 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


1.3 Doelstelling <strong>en</strong> onderzoeksvrag<strong>en</strong><br />

In de vorige paragraaf noemd<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> aantal fysieke <strong>en</strong> sociale factor<strong>en</strong> die mogelijk van<br />

invloed zijn op het beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> van de jeugd. In het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong><br />

<strong>Sport</strong> wordt de relatie tuss<strong>en</strong> deze factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> in<br />

het primair (PO) <strong>en</strong> voortgezet onderwijs (VO) bestudeerd.<br />

Doelstelling van het onderzoek<br />

De resultat<strong>en</strong> van dit onderzoek bied<strong>en</strong> beleidsmakers aangrijpingspunt<strong>en</strong> voor interv<strong>en</strong>ties<br />

om het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van jeugdig<strong>en</strong> vanuit de schoolsetting te stimuler<strong>en</strong>. Belangrijke<br />

doelgroep<strong>en</strong> van dit onderzoeksrapport zijn de koepel-, branche- <strong>en</strong> vakorganisaties <strong>en</strong><br />

onderzoeks- <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nisinstitut<strong>en</strong> van het Beleidskader <strong>Sport</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Onderwijs. Daarnaast<br />

kunn<strong>en</strong> andere wet<strong>en</strong>schappelijke instelling<strong>en</strong> zoals universiteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> diverse k<strong>en</strong>niskring<strong>en</strong><br />

van het hoger onderwijs, lokale <strong>en</strong> regionale beleidsmakers <strong>en</strong> uitvoerders op schoolniveau op<br />

de resultat<strong>en</strong> voorbouw<strong>en</strong>. Het gebruik van de resultat<strong>en</strong> <strong>en</strong> inzicht<strong>en</strong> kan zo uiteindelijk effect<br />

hebb<strong>en</strong> op het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van jeugdig<strong>en</strong>.<br />

<strong>Onderzoek</strong>svrag<strong>en</strong><br />

Het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> beoogt inzicht te bied<strong>en</strong> in de <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> de<br />

school(omgeving) <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de jeugd. Daarnaast is het oogmerk na te<br />

gaan welke maatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> interv<strong>en</strong>ties in de schoolomgeving effectief zijn in het bevorder<strong>en</strong><br />

van het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag <strong>en</strong> wat de effect<strong>en</strong> van deze maatregel<strong>en</strong> zijn op het lichaamsgewicht<br />

van de jeugd. In de subsidieaanvraag aan ZonMW zijn vier onderzoeksvrag<strong>en</strong> geformuleerd:<br />

1. Welke fysieke <strong>en</strong> sociale factor<strong>en</strong> in de schoolomgeving spel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol in het beweeg- <strong>en</strong><br />

sportgedrag van jeugdig<strong>en</strong>?<br />

2. Op welke manier <strong>en</strong> in welke omvang wordt het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag door deze factor<strong>en</strong><br />

in de schoolomgeving beïnvloed?<br />

3. Welke maatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> interv<strong>en</strong>ties gericht op de schoolomgeving kunn<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong><br />

sportgedrag van jeugdig<strong>en</strong> effectief bevorder<strong>en</strong>?<br />

4. Wat is de uiteindelijke invloed van deze maatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> interv<strong>en</strong>ties op het gewicht van de<br />

jeugdig<strong>en</strong>?<br />

Deze vraagstelling<strong>en</strong> zijn <strong>naar</strong> aanleiding van e<strong>en</strong> nadere inspectie van gegev<strong>en</strong>s waarop zij<br />

zijn gebaseerd herzi<strong>en</strong>. 2 Daarbij is beslot<strong>en</strong> om de vierde onderzoeksvraag, over de invloed<br />

van maatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> interv<strong>en</strong>ties op het gewicht van de jonger<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale plaats te gev<strong>en</strong><br />

in het onderzoek. De relatie tuss<strong>en</strong> schoolbeleid <strong>en</strong> omgeving, beweeggedrag <strong>en</strong> overgewicht<br />

bleek te complex om in één onderzoek sam<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong>. Om die red<strong>en</strong> is ervoor gekoz<strong>en</strong> de<br />

relatie tuss<strong>en</strong> de eerste twee factor<strong>en</strong> te bestuder<strong>en</strong>, waarbij beweg<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> wordt als e<strong>en</strong> van<br />

Inleiding<br />

19


de determinant<strong>en</strong> van het handhav<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> gezond gewicht. Over e<strong>en</strong> verk<strong>en</strong>ning van de<br />

<strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> beweegbeleid <strong>en</strong> beweeggedrag van leerling<strong>en</strong> met de Body Mass Index (BMI,<br />

e<strong>en</strong> maat die de verhouding tuss<strong>en</strong> lichaamsl<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> -gewicht weergeeft) is in e<strong>en</strong> aparte<br />

bijlage gerapporteerd aan ZonMW. Relaties tuss<strong>en</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

hun BMI zijn weergegev<strong>en</strong> in tabel B2.1. Door de herzi<strong>en</strong>ing van de onderzoeksvrag<strong>en</strong>, in nauw<br />

overleg met de betrokk<strong>en</strong> adviseurs <strong>en</strong> ZonMW, kreeg het uiteindelijk uitgevoerde onderzoek<br />

meer het karakter van e<strong>en</strong> determinant<strong>en</strong>onderzoek. In de onderzoeksopzet zijn de oorspronkelijke<br />

vrag<strong>en</strong> geoperationaliseerd in de volg<strong>en</strong>de deelvrag<strong>en</strong>:<br />

1. Welke <strong>relaties</strong> zijn er tuss<strong>en</strong> persoonlijke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun beweeg- <strong>en</strong><br />

sportgedrag?<br />

a. Welke <strong>relaties</strong> zijn er tuss<strong>en</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong> (inclusief BMI)<br />

<strong>en</strong> hun beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag?<br />

b. Welke <strong>relaties</strong> zijn er tuss<strong>en</strong> beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong>, hun opvatting<strong>en</strong><br />

over beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport <strong>en</strong> hun beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag?<br />

c. Welke <strong>relaties</strong> zijn er tuss<strong>en</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong> (inclusief BMI)<br />

<strong>en</strong> hun activiteitsniveau? 3<br />

d. Welke <strong>relaties</strong> zijn er tuss<strong>en</strong> beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong>, hun opvatting<strong>en</strong><br />

over beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport <strong>en</strong> hun activiteitsniveau?<br />

2. Welke <strong>relaties</strong> zijn er tuss<strong>en</strong> de schoolomgeving <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van scholier<strong>en</strong>?<br />

a. Hoe zi<strong>en</strong> de schoolomgeving <strong>en</strong> het schoolbeleid van schol<strong>en</strong> voor primair <strong>en</strong> voortgezet<br />

onderwijs eruit met betrekking tot het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong>?<br />

b. Welke <strong>relaties</strong> zijn er tuss<strong>en</strong> relevante schoolfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag<br />

van leerling<strong>en</strong>?<br />

c. Welke <strong>relaties</strong> zijn er tuss<strong>en</strong> het beweegbeleid van de school <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong><br />

sportgedrag van scholier<strong>en</strong>?<br />

d. Welke <strong>relaties</strong> zijn er tuss<strong>en</strong> het beweegbeleid van de school <strong>en</strong> het activiteitsniveau van<br />

scholier<strong>en</strong> op school <strong>en</strong> in het totaal?<br />

20 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Figuur 1.1 Onderzochte <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> leerlingk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, school(omgeving) <strong>en</strong> beweeg-<br />

<strong>en</strong> sportgedrag van de scholier<strong>en</strong><br />

K<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de school(omgeving)<br />

• instituutsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

• beweeg- <strong>en</strong> sportaanbod<br />

• beweegbeleid<br />

• omgeving van de schoollocatie<br />

Leerlingk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

• persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> inclusief BMI<br />

• beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> -attitude<br />

• waardering beweeg- <strong>en</strong> sportaanbod<br />

Beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van scholier<strong>en</strong><br />

• deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding aan<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong><br />

• activiteitsniveau beweeggedrag<br />

1.4 <strong>Onderzoek</strong>sopzet<br />

In de onderzoeksverantwoording die als bijlage in dit rapport is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, staat e<strong>en</strong> uitgebreide<br />

beschrijving <strong>en</strong> verantwoording van de onderzoeksopzet. We beperk<strong>en</strong> ons hier tot e<strong>en</strong><br />

beschrijving op hoofdlijn<strong>en</strong>.<br />

1.4.1 Literatuuronderzoek<br />

Er is gestart met e<strong>en</strong> literatuuronderzoek <strong>naar</strong> school- <strong>en</strong> leerlingfactor<strong>en</strong> die mogelijk van<br />

invloed zijn op het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong>. De resultat<strong>en</strong> uit dit<br />

literatuuronderzoek word<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> met die van het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong><br />

<strong>en</strong> zijn te vind<strong>en</strong> in de diverse hoofdstukk<strong>en</strong>, met name in hoofdstukk<strong>en</strong> 2, 3 <strong>en</strong> 4.<br />

Voorbeeld<strong>en</strong> van schoolfactor<strong>en</strong> zijn: inrichting van school <strong>en</strong> omgeving (schoolgebouw,<br />

schoolplein, aanwezigheid van beweeg- <strong>en</strong> sportmaterial<strong>en</strong>, accommodatie, bereikbaarheid<br />

van de school <strong>en</strong> de verkeersveiligheid in de nabije schoolomgeving); aanbod van less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding <strong>en</strong> schoolsport; aanbod van andere less<strong>en</strong> <strong>en</strong> programma’s omtr<strong>en</strong>t beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gezondheid; beweeg- <strong>en</strong> sportmogelijkhed<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s pauzes; sam<strong>en</strong>werking binn<strong>en</strong> de<br />

school <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werking met externe partners wat betreft het beweeg- <strong>en</strong> sportaanbod <strong>en</strong> de<br />

mate van beweegbeleid van de school.<br />

Voorbeeld<strong>en</strong> van leerlingfactor<strong>en</strong> zijn: geslacht, leeftijd, onderwijsniveau, mate van stedelijkheid<br />

van de woonomgeving, etnische afkomst <strong>en</strong> sportgedrag van ouders. Daarnaast spel<strong>en</strong><br />

beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol, zoals het beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> om het sociale contact, het<br />

sportieve zelfbeeld <strong>en</strong> het belangrijk vind<strong>en</strong> van sport.<br />

Inleiding<br />

21


1.4.2 Veldonderzoek<br />

In het najaar van 2008 is er e<strong>en</strong> pilotonderzoek gehoud<strong>en</strong> op twee schol<strong>en</strong> van het primair onderwijs<br />

<strong>en</strong> twee schol<strong>en</strong> van het voortgezet onderwijs. In week 9 tot <strong>en</strong> met week 17 van 2009 vond<br />

e<strong>en</strong> grootschalig veldonderzoek onder 126 schol<strong>en</strong> van het primair onderwijs <strong>en</strong> 61 schoollocaties<br />

van het voortgezet onderwijs plaats. De schol<strong>en</strong> van het grootschalige veld onderzoek zijn<br />

at random getrokk<strong>en</strong> uit alle schoollocaties van zowel het primair als het voortgezet onderwijs<br />

in Nederland, met uitzondering van schol<strong>en</strong> uit het (voortgezet) speciaal onderwijs. In 2007<br />

war<strong>en</strong> er volg<strong>en</strong>s het CFI in Nederland 7.800 schol<strong>en</strong> in het primair onderwijs <strong>en</strong> 1.359 schoollocaties<br />

met leerling<strong>en</strong> uit de onderbouw van het voortgezet onderwijs (leerjaar 1, 2 <strong>en</strong>/of 3).<br />

Twee deelonderzoek<strong>en</strong><br />

Het veldonderzoek bestond uit twee deelonderzoek<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> beweegonderzoek <strong>en</strong> e<strong>en</strong> beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek.<br />

Voor beide vuld<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> e<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst in met vrag<strong>en</strong><br />

over hun achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, hun beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong>, hun sportief zelfbeeld <strong>en</strong><br />

hun waardering over het schoolsportaanbod. Daarnaast vuld<strong>en</strong> zij allerlei vrag<strong>en</strong> in over hun<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag in ‘de voorgaande week’, de zog<strong>en</strong>aamde meetweek.<br />

De leerling<strong>en</strong> van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek hebb<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de de<br />

meetweek e<strong>en</strong> versnellingsmeter gedrag<strong>en</strong>. Verder zijn met e<strong>en</strong> nauwkeurig meetprotocol hun<br />

l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> hun gewicht gemet<strong>en</strong>.<br />

Op elke school vulde e<strong>en</strong> schoolverteg<strong>en</strong>woordiger e<strong>en</strong> schoolvrag<strong>en</strong>lijst in over de achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>,<br />

de omgeving, het schoolsportaanbod <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school.<br />

In het primair onderwijs was dit vaak de directeur <strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs e<strong>en</strong> doc<strong>en</strong>t<br />

lichamelijke opvoeding. Zie voor meer informatie de beschrijving van de meetinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

in paragraaf 1.4.3.<br />

<strong>Onderzoek</strong>spopulatie<br />

Tabel 1.1 biedt e<strong>en</strong> overzicht van de onderzoekspopulatie van het veldonderzoek. In het algem<strong>en</strong>e<br />

beweegonderzoek vuld<strong>en</strong> 4.506 leerling<strong>en</strong> uit de groep<strong>en</strong> 7 <strong>en</strong> 8 van het primair onderwijs<br />

<strong>en</strong> 2.200 leerling<strong>en</strong> uit de klass<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong> 3 van het voortgezet onderwijs op e<strong>en</strong> maandag<br />

e<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst in. Aan het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek hebb<strong>en</strong> 437 leerling<strong>en</strong> van<br />

zev<strong>en</strong> basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> zes middelbare schol<strong>en</strong> meegedaan.<br />

22 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 1.1 <strong>Onderzoek</strong>spopulatie veldonderzoek<br />

Totaal PO VO<br />

Beweegonderzoek<br />

school 174 119 55<br />

leerling 6.706 4.506 2.200<br />

Beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

school 13 7 6<br />

leerling 437 189 248<br />

Totaal<br />

school 187 126 61<br />

leerling 7.143 4.695 2.448<br />

Deelname schol<strong>en</strong><br />

Alle geselecteerde schol<strong>en</strong> kreg<strong>en</strong> in januari 2009 e<strong>en</strong> informatiebrief. Vervolg<strong>en</strong>s zijn de (locatie)directeur<strong>en</strong><br />

telefonisch b<strong>en</strong>aderd met de vraag of de school bereid was om in het voorjaar<br />

van 2009 mee te do<strong>en</strong>. Per school is één contactpersoon aangewez<strong>en</strong>. Na toestemming is per<br />

e-mail <strong>en</strong>/of telefoon gecorrespondeerd met de contactpersoon. Die organiseerde het afnem<strong>en</strong><br />

van de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> bij groep 7 <strong>en</strong> 8 van het primair onderwijs of bij e<strong>en</strong> eerste<br />

<strong>en</strong> derde klas van het voortgezet onderwijs, het verzamel<strong>en</strong> <strong>en</strong> terugz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de schoolvrag<strong>en</strong>lijst in e<strong>en</strong> retourdoos. De uiteindelijke respons van de<br />

steekproef van schol<strong>en</strong> was 37%, waarbij zowel de school- als leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> zijn ingeleverd.<br />

Meer informatie hierover staat in de onderzoeksverantwoording in bijlage 1.<br />

Aan alle ouders/verzorgers van de deelnem<strong>en</strong>de leerling<strong>en</strong> is van te vor<strong>en</strong> toestemming<br />

gevraagd (primair onderwijs) of de mogelijkheid gegev<strong>en</strong> om te weiger<strong>en</strong> (voortgezet onderwijs).<br />

Dit gebeurde door middel van e<strong>en</strong> informatiebrief met retourstrookje.<br />

1.4.3 Meetinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

In de vorige paragraaf hebb<strong>en</strong> we aangegev<strong>en</strong> dat zowel in het beweegonderzoek als in het<br />

beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek gebruik is gemaakt van e<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong>- <strong>en</strong> schoolvrag<strong>en</strong>lijst. In<br />

deze paragraaf licht<strong>en</strong> wij deze vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> nader toe. De leerling<strong>en</strong> in het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

hebb<strong>en</strong> daarnaast e<strong>en</strong> versnellingsmeter gedrag<strong>en</strong>; bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is hun l<strong>en</strong>gte<br />

<strong>en</strong> gewicht gemet<strong>en</strong>. Verder is er via e<strong>en</strong> postcodeanalyse <strong>en</strong> e<strong>en</strong> observatie via Google Maps<br />

extra informatie verzameld over de sociale <strong>en</strong> fysieke woon- <strong>en</strong> schoolomgeving. Hieronder<br />

volgt e<strong>en</strong> toelichting van de meetinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. In paragraaf 1.5 wordt de bewerking van de<br />

ruwe data toegelicht.<br />

Inleiding<br />

23


Leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<br />

Voor de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> zijn geschikte indicator<strong>en</strong> gezocht uit bestaande onderzoek<strong>en</strong>/instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Dit gebeurde op basis van de in het literatuuronderzoek relevant geblek<strong>en</strong><br />

fysieke <strong>en</strong> sociale factor<strong>en</strong> in de schoolomgeving. 4 Voor het primair <strong>en</strong> het voortgezet onderwijs<br />

is dezelfde leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst gebruikt. In de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> voor het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

is bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> gevraagd <strong>naar</strong> de startmom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de verschill<strong>en</strong>de<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong>, bijvoorbeeld hoe laat de leerling op schooldag<strong>en</strong> ’s ocht<strong>en</strong>ds van huis is<br />

vertrokk<strong>en</strong>.<br />

De leerling<strong>en</strong> vuld<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst steeds op e<strong>en</strong> maandag in <strong>en</strong> gav<strong>en</strong> informatie<br />

over de voorafgaande week (meetweek). De schol<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> hierbij zelf e<strong>en</strong> week bepal<strong>en</strong> uit<br />

de periode begin maart 2009 tot half mei 2009. Hiervoor is gekoz<strong>en</strong> omdat het met<strong>en</strong> van het<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag het meest betrouwbaar is geblek<strong>en</strong> als hiervoor e<strong>en</strong> overzichtelijke<br />

periode, bijvoorbeeld de voorafgaande week, als refer<strong>en</strong>tiekader wordt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (De Vries et<br />

al. 2005).<br />

In de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst vuld<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> voor ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong> in wanneer<br />

<strong>en</strong> hoe lang zij e<strong>en</strong> bepaalde beweegactiviteit in de meetweek hebb<strong>en</strong> gedaan. Het ging<br />

om de volg<strong>en</strong>de beweegactiviteit<strong>en</strong>:<br />

1. lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school;<br />

2. fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school;<br />

3. lichamelijke opvoeding;<br />

4. pauzegedrag;<br />

5. schoolsport;<br />

6. clubsport; 5<br />

7. zelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>;<br />

8. zwemm<strong>en</strong>;<br />

9. fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd;<br />

10. active gam<strong>en</strong>. 6<br />

Deze beweegactiviteit<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> grot<strong>en</strong>deels overe<strong>en</strong> met die in de beweegmonitor Ongevall<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> in Nederland (ObiN) (Ooij<strong>en</strong>dijk et al. 2008). Omdat e<strong>en</strong> groot aantal van deze<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong> op vaste mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> ze zich goed herinner<strong>en</strong>.<br />

Daarnaast is in de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst gevraagd <strong>naar</strong> diverse achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van de leerling.<br />

De leerling<strong>en</strong>- <strong>en</strong> de schoolvrag<strong>en</strong>lijst zijn in het pilotonderzoek uitgebreid getest <strong>en</strong><br />

geëvalueerd met behulp van interviews met de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers <strong>en</strong> met diverse groep<strong>en</strong><br />

leerling<strong>en</strong>. Op grond hiervan is e<strong>en</strong> aantal vrag<strong>en</strong> nog aangepast.<br />

24 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Versnellingsmeter<br />

Voor de bepaling van de hoeveelheid fysieke activiteit is het w<strong>en</strong>selijk om naast de duur ook<br />

de int<strong>en</strong>siteit of mate van inspanning te bepal<strong>en</strong> waarmee e<strong>en</strong> leerling de beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong><br />

uitvoert. Sam<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> zij de hoeveelheid fysieke inspanning. Er bestaan comp<strong>en</strong>diumlijst<strong>en</strong><br />

waarin de int<strong>en</strong>siteit van e<strong>en</strong> groot aantal beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong> is geclassificeerd<br />

(Ainsworth et al. 2000; Ridley et al. 2008). Zelfs de int<strong>en</strong>siteit van e<strong>en</strong> aantal actieve<br />

computergames is inmiddels bepaald (Boogaard et al. 2007; Simons & Jongert 2010). E<strong>en</strong> nadeel<br />

van deze lijst<strong>en</strong> is dat de int<strong>en</strong>siteit is bepaald in e<strong>en</strong> laboratoriumsetting, waardoor deze vaak<br />

hoger is dan in de reële praktijk mogelijk is. Tijd<strong>en</strong>s de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding moet<strong>en</strong><br />

de leerling<strong>en</strong> bijvoorbeeld op de bank wacht<strong>en</strong> voordat ze aan de beurt zijn <strong>en</strong> bij het fiets<strong>en</strong><br />

van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school moet<strong>en</strong> zij wacht<strong>en</strong> tot het stoplicht weer op gro<strong>en</strong> staat.<br />

In dit onderzoek hebb<strong>en</strong> wij gebruikgemaakt van de ActiGraph-versnellingsmeter. Uit literatuuronderzoek<br />

<strong>naar</strong> de validiteit, betrouwbaarheid <strong>en</strong> gebruiksvri<strong>en</strong>delijkheid van versnellingsmeters<br />

bij jonger<strong>en</strong> kwam <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> dat de ActiGraph op dit mom<strong>en</strong>t het meest geschikt<br />

is om het beweeggedrag van jeugdig<strong>en</strong> objectief in beeld te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> (Welk et al. 2000; De Vries<br />

et al. 2004, 2006, 2009; Trost et al. 2005; Corder et al. 2008). De ActiGraph is e<strong>en</strong> apparaatje dat<br />

alle versnelling<strong>en</strong> in het verticale vlak registreert, ook wel counts g<strong>en</strong>oemd (GT1M ActiGraph,<br />

P<strong>en</strong>sacola, FL, USA). Hoe hoger de int<strong>en</strong>siteit van de activiteit, hoe hoger de versnelling<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

hoe hoger het aantal counts. Om e<strong>en</strong> betrouwbaar beeld te krijg<strong>en</strong> van het beweeggedrag moet<br />

de versnellingsmeter op meerdere dag<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>, bij voorkeur t<strong>en</strong> minste op drie<br />

doordeweekse dag<strong>en</strong> <strong>en</strong> twee week<strong>en</strong>ddag<strong>en</strong> (Trost et al. 2003).<br />

In het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek hebb<strong>en</strong> 437 leerling<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> week de ActiGraph<br />

gedrag<strong>en</strong>. De versnellingmeters werd<strong>en</strong> steeds op dinsdag aan de leerling<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bepaalde<br />

school uitgedeeld <strong>en</strong> op de maandag erna weer opgehaald. De versnellingmeter werd niet<br />

gedrag<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s slap<strong>en</strong>, douch<strong>en</strong> <strong>en</strong> zwemm<strong>en</strong>. Als geheug<strong>en</strong>steun vuld<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong><br />

gedur<strong>en</strong>de de meetweek de draagtijd van de versnellingsmeter <strong>en</strong> hun beweegactiviteit<strong>en</strong> in.<br />

Op de maandag na de meetweek vuld<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> begeleid door twee onderzoekers de<br />

leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst in. Van de meetweek zijn de beweegactiviteit<strong>en</strong> van wo<strong>en</strong>sdag tot met<br />

zondag meegeteld in het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderszoek.<br />

Bepal<strong>en</strong> van de bewegingsint<strong>en</strong>siteit<br />

In de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek is gevraagd <strong>naar</strong> de starttijd<strong>en</strong><br />

van de beweegactiviteit<strong>en</strong>. Daardoor is bek<strong>en</strong>d wanneer de leerling<strong>en</strong> bepaalde beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> gedaan. Door deze tijd<strong>en</strong> te koppel<strong>en</strong> aan de gegev<strong>en</strong>s van de versnellingsmeters,<br />

is het gemiddelde aantal ActiGraph-counts <strong>en</strong> daarmee de gemiddelde int<strong>en</strong>siteit<br />

voor acht beweegactiviteit<strong>en</strong> bepaald. De int<strong>en</strong>siteit van zwemm<strong>en</strong> is bepaald aan de hand<br />

van de comp<strong>en</strong>diumlijst van Ridley et al. (2008). Voor fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd is de gemiddelde<br />

int<strong>en</strong>siteit van het fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school gebruikt. In de vrag<strong>en</strong>lijst is bij fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd<br />

Inleiding<br />

25


vanwege de wissel<strong>en</strong>de mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> niet gevraagd <strong>naar</strong> de starttijd<strong>en</strong>, zodat er ge<strong>en</strong> koppeling<br />

met ActiGraph-counts kon plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Met<strong>en</strong> van l<strong>en</strong>gte, weg<strong>en</strong> van gewicht <strong>en</strong> bepaling van de BMI<br />

In de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst is gevraagd <strong>naar</strong> l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> gewicht. Daarnaast zijn in het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> vast protocol <strong>en</strong> met behulp van speciale meetapparatuur de<br />

l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> het gewicht van 437 leerling<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong> door de onderzoekers. 7 Vervolg<strong>en</strong>s is met e<strong>en</strong><br />

correctie voor de zelfrapportage de BMI van alle leerling<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>d (gewicht x l<strong>en</strong>gte 2 ). Alle<br />

leerling<strong>en</strong> zijn op basis van leeftijdsspecifieke afkapwaard<strong>en</strong> (Cole et al. 2000; Buur<strong>en</strong> 2004) in<br />

drie categorieën ingedeeld: ondergewicht, normaal gewicht <strong>en</strong> overgewicht.<br />

<strong>School</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<br />

Uit de literatuurstudie kwam e<strong>en</strong> groot aantal fysieke <strong>en</strong> sociale schoolfactor<strong>en</strong> <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong>.<br />

Voor het met<strong>en</strong> hiervan zijn voor de schoolvrag<strong>en</strong>lijst diverse indicator<strong>en</strong> uit diverse onderzoek<strong>en</strong>/instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

8 gebruikt. De schoolvrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> voor het primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs<br />

zijn nag<strong>en</strong>oeg gelijk; er war<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> voor wat betreft de doelgroep<strong>en</strong> <strong>en</strong> de aan<br />

leeftijd gebond<strong>en</strong> project<strong>en</strong>.<br />

Op alle schol<strong>en</strong> vulde e<strong>en</strong> schoolverteg<strong>en</strong>woordiger, meestal e<strong>en</strong> (locatie)directeur, coördinator<br />

onderbouw of e<strong>en</strong> doc<strong>en</strong>t lichamelijke opvoeding, e<strong>en</strong> schoolvrag<strong>en</strong>lijst in. De schoolvrag<strong>en</strong>lijst<br />

ging onder andere over beweeg- <strong>en</strong> sportvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op <strong>en</strong> om de school, de<br />

waardering ervan <strong>en</strong> de verkeerssituatie rond de school. Hierdoor is het mogelijk om te zoek<strong>en</strong><br />

<strong>naar</strong> verband<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> op <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> school <strong>en</strong><br />

de school(omgeving). In de vrag<strong>en</strong>lijst van de schol<strong>en</strong> die participeerd<strong>en</strong> in het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

vulde de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger daarnaast starttijd<strong>en</strong> in van bijvoorbeeld<br />

de pauzes, de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> het naschoolse sportaanbod in de betreff<strong>en</strong>de<br />

meetweek.<br />

Postcodeanalyse <strong>en</strong> observatie via Google Maps<br />

Via de postcode van de leerling <strong>en</strong> de school zijn extra gegev<strong>en</strong>s verzameld over de stedelijkheid<br />

<strong>en</strong> sociaaleconomische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de woon- <strong>en</strong> schoolomgeving. Daarnaast is via<br />

Google Maps van alle schoollocaties de schoolomgeving beoordeeld op e<strong>en</strong> aantal k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>.<br />

Google Maps leverde per school e<strong>en</strong> afbeelding van de omgeving gezi<strong>en</strong> vanuit de lucht. Het<br />

middelpunt van de afbeelding was de exacte locatie van het schooladres. Met gebruikmaking<br />

van steeds dezelfde afstandschaal zijn de mate van bebouwing, grote weg<strong>en</strong>, sportveld<strong>en</strong>, weiland<strong>en</strong>,<br />

het gras <strong>en</strong> de perc<strong>en</strong>tages gro<strong>en</strong> <strong>en</strong> water direct rond de school <strong>en</strong> aan de rand van de<br />

afbeelding beoordeeld. De beoordeling<strong>en</strong> van alle schol<strong>en</strong> zijn verwerkt in e<strong>en</strong> databestand.<br />

Zie voor meer informatie de onderzoeksverantwoording in bijlage 1. In tabel 1.2 gev<strong>en</strong> we e<strong>en</strong><br />

overzicht van de gebruikte meetinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

26 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 1.2 Gebruik meetinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Leerling<strong>en</strong><br />

achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

-attitude<br />

waardering beweeg- <strong>en</strong><br />

sportaanbod<br />

Beweegonderzoek<br />

leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst,<br />

postcodeanalyse<br />

leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<br />

leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<br />

Beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst,<br />

postcodeanalyse<br />

leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<br />

leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst, ActiGraph,<br />

schoolvrag<strong>en</strong>lijst (starttijd<strong>en</strong>)<br />

BMI leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst,<br />

met<strong>en</strong> <strong>en</strong> weg<strong>en</strong><br />

<strong>School</strong>(omgeving)<br />

achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

schoolvrag<strong>en</strong>lijst,<br />

postcodeanalyse, Google Maps<br />

schoolvrag<strong>en</strong>lijst,<br />

postcodeanalyse, Google Maps<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportaanbod schoolvrag<strong>en</strong>lijst schoolvrag<strong>en</strong>lijst<br />

beweegbeleid schoolvrag<strong>en</strong>lijst schoolvrag<strong>en</strong>lijst<br />

1.5 Databewerking <strong>en</strong> statistische analyse<br />

De ruwe data die zijn verkreg<strong>en</strong> met de diverse meetinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn bewerkt <strong>en</strong> geanalyseerd.<br />

De leerlinggegev<strong>en</strong>s uit de steekproef zijn op basis van landelijke cijfers van het C<strong>en</strong>traal<br />

Bureau voor Statistiek (CBS) gewog<strong>en</strong> <strong>naar</strong> vorm <strong>en</strong> niveau van het onderwijs <strong>en</strong> <strong>naar</strong><br />

de stedelijkheid van de schoollocatie. Vervolg<strong>en</strong>s zijn de leerlinggegev<strong>en</strong>s gekoppeld aan alle<br />

schoolgegev<strong>en</strong>s. Hiermee is e<strong>en</strong> databestand van ruim 7.000 leerling<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong>. Bij de analyses<br />

is gebruikgemaakt van statistische softwareprogramma’s SPSS <strong>en</strong> Stata. Met behulp van<br />

factoranalyses zijn verschill<strong>en</strong>de variabel<strong>en</strong> op hun sam<strong>en</strong>hang getoetst <strong>en</strong> op basis daarvan<br />

zijn schal<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gesteld. De schal<strong>en</strong> zijn op consist<strong>en</strong>tie getest <strong>en</strong> waar mogelijk tot drie<br />

categorieën vere<strong>en</strong>voudigd (laag, midd<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoog). Ook is van e<strong>en</strong> aantal andere variabel<strong>en</strong><br />

het aantal antwoordcategorieën teruggebracht. Omdat er sprake is van e<strong>en</strong> getrapte steekproef<br />

van schoollocaties met clusters van leerling<strong>en</strong> als respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is voor e<strong>en</strong> aantal onderzochte<br />

<strong>relaties</strong> e<strong>en</strong> robuuste analyse uitgevoerd. Bij de univariate analyses zijn verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

groep<strong>en</strong> getoetst op e<strong>en</strong> significanti<strong>en</strong>iveau van 2,5% <strong>en</strong> bij de robuuste analyse op e<strong>en</strong> significanti<strong>en</strong>iveau<br />

van 5%. In dit onderzoeksrapport word<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> de significante verschill<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de groep<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> vermeld. De resultat<strong>en</strong> op schoolniveau (hoofdstuk 2)<br />

zijn gebaseerd op ongewog<strong>en</strong> aantall<strong>en</strong>. In de andere hoofdstukk<strong>en</strong> zijn de resultat<strong>en</strong> op leerling<strong>en</strong>niveau<br />

geanalyseerd op gewog<strong>en</strong> aantall<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>zij anders vermeld.<br />

Inleiding<br />

27


1.6 Opbouw van het onderzoeksrapport<br />

In dit onderzoeksrapport kom<strong>en</strong> eerst de meer beschrijv<strong>en</strong>de <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s de meer verklar<strong>en</strong>de<br />

hoofdstukk<strong>en</strong> aan bod (zie figuur 1.2). De hoofdstukk<strong>en</strong> zijn zodanig geschrev<strong>en</strong> dat zij<br />

afzonderlijk van elkaar zijn te lez<strong>en</strong>.<br />

Figuur 1.2 Opbouw van het onderzoeksrapport<br />

K<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> school(omgeving)<br />

• instituutsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

• beweeg- <strong>en</strong> sportaanbod<br />

• beweegbeleid<br />

• omgeving van de schoollocatie<br />

Leerlingk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

• persoonsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> inclusief BMI<br />

• beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> -attitude<br />

• waardering beweeg- <strong>en</strong> sportaanbod<br />

<br />

<br />

Beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van scholier<strong>en</strong><br />

• deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding aan ti<strong>en</strong><br />

specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

• activiteitsniveau beweeggedrag<br />

Hoofdstuk 2 geeft uitgebreide informatie over allerlei schoolk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> die zijn voortgekom<strong>en</strong><br />

uit de schoolvrag<strong>en</strong>lijst van het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>. De resultat<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gerelateerd aan bevinding<strong>en</strong> van ander onderzoek. Het hoofdstuk geeft antwoord op onder<br />

meer de volg<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong>: Hoe ziet de schoolomgeving eruit? Hoe is het beweegbeleid van<br />

schol<strong>en</strong>? Vind<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding belangrijk? Hoe is het schoolplein ingericht?<br />

Hoe wordt er invulling gegev<strong>en</strong> aan schoolsport op school? Hoe is de sam<strong>en</strong>werking van schol<strong>en</strong><br />

met andere organisaties, zoals sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>?<br />

Hoofdstuk 3 beschrijft de relatie tuss<strong>en</strong> leerlingk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong> de deelname aan ti<strong>en</strong> specifieke<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong>. Onder leerlingk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> verstaan we de achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>,<br />

de beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong>, het eig<strong>en</strong> sportief zelfbeeld van leerling<strong>en</strong>, hun waardering<br />

van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport op school, <strong>en</strong> hun BMI.<br />

Hoofdstuk 3 is gebaseerd op resultat<strong>en</strong> uit de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong>. Deze word<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong><br />

met die van ander onderzoek. Het hoofdstuk geeft bijvoorbeeld antwoord op de volg<strong>en</strong>de<br />

vrag<strong>en</strong>: Is er e<strong>en</strong> relatie tuss<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds de woonomgeving, opleiding, etnische afkomst van<br />

de scholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> anderzijds hun beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag? Hoeveel leerling<strong>en</strong> gaan op de fiets<br />

28 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


<strong>naar</strong> school? Hoeveel leerling<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze? Hoeveel leerling<strong>en</strong> zijn<br />

lid van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging? Hoeveel tijd bested<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> aan de beweegactiviteit<strong>en</strong>?<br />

Wat zijn voor h<strong>en</strong> belangrijke motiev<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong>? Hoe waarder<strong>en</strong> zij de<br />

gymless<strong>en</strong> <strong>en</strong> het schoolsportaanbod buit<strong>en</strong> de less<strong>en</strong>? Hoe is hun sportief zelfbeeld? Vind<strong>en</strong><br />

zij beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport belangrijk?<br />

De c<strong>en</strong>trale vraag in hoofdstuk 4 is of er verband<strong>en</strong> zijn tuss<strong>en</strong> specifieke factor<strong>en</strong> uit de<br />

school(omgeving) <strong>en</strong> de deelname aan ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. Dat geldt allereerst<br />

voor de afzonderlijke beweegactiviteit<strong>en</strong> die direct met school te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, namelijk<br />

actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school, lichamelijke opvoeding, pauzeactiviteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> schoolsport.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s wordt gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> schoolfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> deelname aan vijf beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

in de vrije tijd: clubsport, buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> voor jezelf, zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong><br />

in de vrije tijd <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong>.<br />

Terwijl het in de vorige hoofdstukk<strong>en</strong> ging om de deelname van leerling<strong>en</strong> aan de ti<strong>en</strong> afzonderlijke<br />

specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> in hoofdstuk 5 de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> sam<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> wordt in dit hoofdstuk de int<strong>en</strong>siteit van de verschill<strong>en</strong>de beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

betrokk<strong>en</strong>. Met de duur <strong>en</strong> int<strong>en</strong>siteit kunn<strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan over de hoeveelheid<br />

fysieke activiteit, in dit onderzoek uitgedrukt in activiteitsniveau. Hoofdstuk 5 geeft<br />

antwoord op de vraag wat de relatie is tuss<strong>en</strong> het beweegbeleid van de school <strong>en</strong> het activiteitsniveau<br />

van de leerling<strong>en</strong>.<br />

Hoofdstuk 6 biedt e<strong>en</strong> slotbeschouwing op de resultat<strong>en</strong> van het gehele onderzoek <strong>en</strong> beschrijft<br />

de geëxtrapoleerde effect<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> aantal maatregel<strong>en</strong> om het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag van de<br />

scholier<strong>en</strong> te int<strong>en</strong>siver<strong>en</strong>. Ook word<strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong> gedaan voor het gebruik van de bevinding<strong>en</strong><br />

in het beleid <strong>en</strong> voor verder onderzoek.<br />

De onderzoeksverantwoording <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele bijlag<strong>en</strong> met extra tabell<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong>lijst<br />

mak<strong>en</strong> het onderzoeksrapport compleet.<br />

Not<strong>en</strong><br />

1. Platform <strong>Sport</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Onderwijs: PO-raad, VO-raad, MBO-raad, VNG, VSG, SLO,<br />

Stichting LOOT, MO Groep Kinderopvang, Netwerkbureau kinderopvang, MOgroep Welzijn,<br />

NOC*NSF, KVLO, NISB, ALODO, <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>, TNO <strong>en</strong> Inno<strong>Sport</strong>NL.<br />

2. De aanvankelijke onderzoeksopzet had het karakter van e<strong>en</strong> contraststudie waarbij zog<strong>en</strong>oemde<br />

schol<strong>en</strong> met het certificaat ‘sportactieve school’ zoud<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

met schol<strong>en</strong> zonder dit certificaat. Daarbij werd aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat schol<strong>en</strong> met certificaat<br />

e<strong>en</strong> actiever beleid voer<strong>en</strong> dan die zonder certificaat. Dit bleek bij nadere inspectie<br />

Inleiding<br />

29


niet zonder meer het geval, onder meer vanwege de voor het certificaat gevolgde wervingsmethode<br />

van zelfaanmelding. Zie voor meer informatie de onderzoeksverantwoording.<br />

3. Met activiteitsniveau wordt de hoeveelheid <strong>en</strong> int<strong>en</strong>siteit van het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag<br />

van de scholier<strong>en</strong> aangeduid. Dit wordt in hoofdstuk 5 nader omschrev<strong>en</strong>.<br />

4. Het Amsterdams Groei <strong>Onderzoek</strong> (Kemper 1997), Motives for Physical Activities Measure<br />

– Revised (MPAM-R) (Ryan et al. 1997), Richtlijn<strong>en</strong> <strong>Sport</strong>deelname <strong>Onderzoek</strong> (RSO) (Bott<strong>en</strong>burg<br />

& Smit 2000), 7-day recall (times/week) questionnaire methodology (Gordon-Lars<strong>en</strong><br />

et al. 2000), Moderate to Vigorous Physical Activity (MVPA) (Prochaska et al. 2001), Short<br />

Questionnaire to Assess Health Enhancing Physical Activity (SQUASH) (W<strong>en</strong>del-Vos & Schuit<br />

2002); Standaardvraagstelling <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> (Lokale <strong>en</strong> Nationale Monitor Jeugdgezondheid<br />

2004); Checklist fysieke wijkk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de gebouwde omgeving, het Beweegdagboek<br />

<strong>en</strong> de Voedselfrequ<strong>en</strong>tie vrag<strong>en</strong>lijst van TNO (De Vries et al. 2005), Flemish Physical Activity<br />

Questionnaire (FPAQ) (Haer<strong>en</strong>s et al. 2006), Tijdsbestedingsonderzoek van Sociaal<br />

Cultureel Planbureau (Breedveld & Van d<strong>en</strong> Broek 2006), OBiN (Ooij<strong>en</strong>dijk et al. 2006),<br />

ENDORSE (Van der Horst et al. 2008).<br />

5. Met clubsport wordt bedoeld het sport<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging, sportschool of dansschool.<br />

6. E<strong>en</strong> active game is e<strong>en</strong> interactief spel dat gebruikmaakt van digitale computertechnologie<br />

in e<strong>en</strong> (virtuele) context met regels waarin spelers (<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel teg<strong>en</strong>standers) met fysieke<br />

inspanning doel<strong>en</strong> prober<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong> (Hoyng 2009: 10).<br />

7. Voor het met<strong>en</strong> van de l<strong>en</strong>gte van leerling<strong>en</strong> in het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek is de<br />

Microtoise (Stanley 04-116) gebruikt. Voor het met<strong>en</strong> van het gewicht is e<strong>en</strong> digitale weegschaal<br />

(Seca 812, Vogel & Halke GmbH & Co, Duitsland) gebruikt. De leerling<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> in<br />

hun kler<strong>en</strong>, maar zonder scho<strong>en</strong><strong>en</strong> gemet<strong>en</strong> <strong>en</strong> gewog<strong>en</strong>. Daarbij werd in ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel geval<br />

het gewicht <strong>en</strong> de l<strong>en</strong>gte aan de leerling doorgegev<strong>en</strong>. De red<strong>en</strong> voor dit laatste was tweeledig.<br />

T<strong>en</strong> eerste omdat de leerling<strong>en</strong> op deze manier niet hun l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> gewicht onderling<br />

kond<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong>, om precaire situaties te vermijd<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> tweede kond<strong>en</strong> we deze<br />

resultat<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong> met de resultat<strong>en</strong> uit de zelfrapportage <strong>en</strong> daarmee beoordel<strong>en</strong> hoe<br />

betrouwbaar de zelfrapportage over hun gewicht <strong>en</strong> l<strong>en</strong>gte was.<br />

8. ANGELO framework (Swinburn et al. 1999), <strong>Sport</strong>- <strong>en</strong> beweegscan (NISB 2004), Checklist<br />

fysieke wijkk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de gebouwde omgeving (De Vries et al. 2005), Invloed omgevingsfactor<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> mogelijkhed<strong>en</strong> voor lichaamsbeweging (Barnett et al. 2006), Beoordelingsinstrum<strong>en</strong>t<br />

van de fysieke <strong>en</strong> sociale buurtk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (Van L<strong>en</strong>the et al. 2006), Aanvraagformulier<br />

Certificering sportactieve schol<strong>en</strong> (KVLO 2008).<br />

30 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Inleiding<br />

31


32 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


De schoolomgeving<br />

Hoofdstuk 2<br />

Ester Wisse<br />

2.1 Inleiding<br />

In dit eerste empirische hoofdstuk staat de beschrijving van de school(omgeving) c<strong>en</strong>traal. Het<br />

doel van het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> is inzicht te krijg<strong>en</strong> in factor<strong>en</strong> op <strong>en</strong> rondom<br />

school die mogelijk e<strong>en</strong> rol kunn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> in de beïnvloeding van het beweeggedrag van kinder<strong>en</strong>.<br />

Daarom is het van belang te kijk<strong>en</strong> <strong>naar</strong> hoe deze school(omgeving) eruit ziet. 1 In dit<br />

hoofdstuk wordt e<strong>en</strong> antwoord gegev<strong>en</strong> op onderzoeksvraag 2a (zie hoofdstuk 1).<br />

In paragraaf 2.2 word<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele algem<strong>en</strong>e schoolgegev<strong>en</strong>s gepres<strong>en</strong>teerd. In paragraaf 2.3<br />

wordt ingegaan op de invulling van het vak lichamelijke opvoeding. Er wordt stilgestaan bij<br />

zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspect<strong>en</strong> van het vak. Paragraaf 2.4 gaat over het beweeg<strong>en</strong><br />

sportaanbod in de pauze <strong>en</strong> de inrichting van het schoolplein. In paragraaf 2.5 staan het<br />

schoolsportaanbod <strong>en</strong> de sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> externe sportaanbieders c<strong>en</strong>traal.<br />

In paragraaf 2.6 is te lez<strong>en</strong> in welke mate schol<strong>en</strong> minder, doorsnee of meer beweegbeleid voer<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> wat schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid typeert. Ook wordt in deze paragraaf uitgelegd hoe<br />

deze indeling tot stand is gekom<strong>en</strong>. Tot slot word<strong>en</strong> in paragraaf 2.7 de belangrijkste bevinding<strong>en</strong><br />

uit dit hoofdstuk sam<strong>en</strong>gevat.<br />

Technische leeswijzer<br />

De belangrijkste bron voor dit hoofdstuk zijn de resultat<strong>en</strong> uit de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> die zijn uitgezet<br />

onder de schol<strong>en</strong>. Door middel van deze schoolvrag<strong>en</strong>lijst, die is ingevuld door e<strong>en</strong> schoolverteg<strong>en</strong>woordiger,<br />

is informatie ingewonn<strong>en</strong> over algem<strong>en</strong>e schoolgegev<strong>en</strong>s, schoolbeleid <strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport op school (zie ook paragraaf 1.1<br />

van de onderzoeksverantwoording in bijlage 1). Deze schoolinformatie wordt, voor zover deze<br />

relevant is, in dit hoofdstuk weergegev<strong>en</strong>. Daar waar mogelijk wordt de informatie aangevuld<br />

of vergelek<strong>en</strong> met gegev<strong>en</strong>s uit andere onderzoek<strong>en</strong>, om zo e<strong>en</strong> stand van zak<strong>en</strong> te pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong><br />

van ‘schol<strong>en</strong> in Nederland, gerelateerd aan het thema beweg<strong>en</strong>’. In de meeste tabell<strong>en</strong> in dit<br />

hoofdstuk word<strong>en</strong> de gegev<strong>en</strong>s voor primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs apart gepres<strong>en</strong>teerd. De<br />

besprok<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> basis- <strong>en</strong> voortgezet onderwijs zijn significant (p


2.2 Typering van schol<strong>en</strong><br />

Nederlandse kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groot deel van hun tijd op school door. Ze zijn<br />

van hun vijfde tot <strong>en</strong> met hun achtti<strong>en</strong>de jaar verplicht <strong>naar</strong> school te gaan (OCW 2010). In<br />

het primair onderwijs krijg<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> verspreid over acht jaar verplicht minimaal 7.520 uur<br />

les, dat is minimaal 940 uur per jaar (CFI 2 2006). In het voortgezet onderwijs kom<strong>en</strong> hier nog<br />

heel wat ur<strong>en</strong> bij. Wie het vmbo heeft afgerond heeft in totaal minimaal 11.300 uur op school<br />

doorgebracht, wie het vwo heeft gedaan minimaal 13.340 uur. 3 Het is dan ook te verwacht<strong>en</strong><br />

dat de school e<strong>en</strong> grote rol speelt als het gaat om het beïnvloed<strong>en</strong> van het gedrag van jonger<strong>en</strong>.<br />

Er zijn echter veel verschill<strong>en</strong>de typ<strong>en</strong> schol<strong>en</strong>, die mogelijk ook op verschill<strong>en</strong>de wijz<strong>en</strong> van<br />

invloed zijn op dat gedrag. Deze paragraaf schetst e<strong>en</strong> beeld van verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> in<br />

Nederland <strong>en</strong> schol<strong>en</strong> die deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> aan het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>.<br />

2.2.1 Aantal, onderwijstype, grootte <strong>en</strong> onderwijsniveau<br />

In 2007 war<strong>en</strong> in Nederland ruim 8.400 schol<strong>en</strong> voor primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs. Het primair<br />

onderwijs omvat het basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs <strong>en</strong> het speciaal onderwijs.<br />

In totaal war<strong>en</strong> in 2007 in Nederland ongeveer 7.800 schol<strong>en</strong> in het primair onderwijs. 4<br />

Aan het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> ded<strong>en</strong> 126 basisschol<strong>en</strong> mee, dit is ongeveer 1,5%<br />

van het totaal aantal schol<strong>en</strong> in Nederland. In dit onderzoek zijn ge<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> uit het speciaal<br />

basisonderwijs <strong>en</strong> speciaal onderwijs betrokk<strong>en</strong>, omdat leerling<strong>en</strong> op deze schol<strong>en</strong> lastig<br />

te vergelijk<strong>en</strong> zijn met leerling<strong>en</strong> van reguliere basisschol<strong>en</strong>. Wanneer er in deze rapportage<br />

gesprok<strong>en</strong> wordt over primair onderwijs – of in de tabell<strong>en</strong> over PO – gaat het dus alle<strong>en</strong> over<br />

schol<strong>en</strong> in het basisonderwijs. De term<strong>en</strong> primair onderwijs <strong>en</strong> basisonderwijs word<strong>en</strong> door<br />

elkaar he<strong>en</strong> gebruikt <strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> dus <strong>naar</strong> hetzelfde type schol<strong>en</strong>.<br />

Het aantal schol<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs is aanzi<strong>en</strong>lijk kleiner dan in het primair onderwijs.<br />

In 2007 telde het Ministerie van OCW 645 instelling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs (Stamos<br />

2007a).<br />

Schol<strong>en</strong> voor voortgezet speciaal onderwijs vall<strong>en</strong> ook onder het voortgezet onderwijs,<br />

maar zijn in dit onderzoek niet meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Wanneer in deze rapportage dus wordt gesprok<strong>en</strong><br />

over middelbare schol<strong>en</strong> of schol<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs, word<strong>en</strong> hiermee schol<strong>en</strong><br />

bedoeld in het reguliere voortgezet onderwijs. In de tabell<strong>en</strong> wordt steeds gesprok<strong>en</strong> over VO.<br />

Omdat het aantal instelling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs kleiner is, hebb<strong>en</strong> ze gemiddeld<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk meer leerling<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> gemiddelde school in het primair onderwijs. In dit onderzoek<br />

is niet uitgegaan van het aantal instelling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs, maar is e<strong>en</strong><br />

steekproef getrokk<strong>en</strong> uit het aantal schoollocaties met e<strong>en</strong> onderbouwafdeling (klas 1 tot <strong>en</strong><br />

met 3). Dit omdat omgevingsfactor<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grote rol spel<strong>en</strong> in dit onderzoek <strong>en</strong> deze factor<strong>en</strong> per<br />

schoollocatie binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> schol<strong>en</strong>geme<strong>en</strong>schap kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>. In 2007 telde Nederland<br />

1.359 schoollocaties waar (ook) de onderbouw gevestigd is. Aan het onderzoek <strong>School</strong>, Bewe-<br />

34 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


g<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> hebb<strong>en</strong> in totaal 61 schoollocaties in het voortgezet onderwijs deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. De<br />

bij het onderzoek betrokk<strong>en</strong> schoollocaties mak<strong>en</strong> 4,5% uit van het totaal aantal schoollocaties<br />

in Nederland. Het gemiddeld aantal leerling<strong>en</strong> op de basisschol<strong>en</strong> in het onderzoek is 198, op<br />

de schoollocaties in het voortgezet onderwijs is dit 691. Het gemiddeld aantal leerling<strong>en</strong> op<br />

basisschol<strong>en</strong> in het onderzoek is iets lager dan het landelijk gemiddelde van 225 leerling<strong>en</strong> per<br />

basisschool (Stamos 2007b). Of de leerling<strong>en</strong>aantall<strong>en</strong> van het voortgezet onderwijs overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong><br />

met de landelijke gegev<strong>en</strong>s is niet exact te zegg<strong>en</strong>, omdat het CFI ge<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s op het<br />

niveau van schoollocaties verstrekt. In 2009 telde e<strong>en</strong> middelbare schoolinstelling volg<strong>en</strong>s het<br />

CFI gemiddeld 1.404 leerling<strong>en</strong> (Stamos 2007c).<br />

Tabel 2.1 Aantal leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Totaal 100 100<br />

Aantal leerling<strong>en</strong> school(locatie)<br />

tot 150 42 8<br />

150-499 55 44<br />

500 of meer 3 47<br />

In tabel 2.1 is te zi<strong>en</strong> dat 42% van de basisschol<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong><br />

e<strong>en</strong> relatief kleine school is (150 leerling<strong>en</strong> of minder). Van de middelbare schol<strong>en</strong> heeft 47%<br />

meer dan 500 leerling<strong>en</strong>. Middelbare schol<strong>en</strong> zijn dus aanzi<strong>en</strong>lijk groter dan basisschoollocaties.<br />

Ook k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> middelbare schol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onderscheid in onderwijsniveau.<br />

Van de aan het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> deelnem<strong>en</strong>de schoollocaties biedt<br />

13% (ook) praktijkonderwijs aan <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> veel schoollocaties (ook) e<strong>en</strong> vmbo-afdeling (zie<br />

tabel 2.2).<br />

De schoolomgeving<br />

35


Tabel 2.2 Schol<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs <strong>naar</strong> opleidingsniveau<br />

Opleiding i<br />

VO-schol<strong>en</strong><br />

(n = 61)<br />

%<br />

praktijk onderwijs (pro) 13<br />

leerwegondersteun<strong>en</strong>d onderwijs (lwoo) 46<br />

vmbo basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-b) 48<br />

vmbo kaderberoepsgerichte leerweg (vmbo-k) 48<br />

vmbo gem<strong>en</strong>gde leerweg (vmbo-g) 38<br />

vmbo theoretische leerweg (vmbo-t of mavo) 70<br />

havo 59<br />

vwo/ath<strong>en</strong>eum 56<br />

gymnasium 33<br />

i. Meer antwoord<strong>en</strong> mogelijk.<br />

De leerweg vmbo-t komt het vaakst voor in onze steekproef: van alle schol<strong>en</strong> zegt 70% (ook)<br />

vmbo-t aan te bied<strong>en</strong>. Op veel schol<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> ook havo (59%) <strong>en</strong> ath<strong>en</strong>eum (56%)<br />

volg<strong>en</strong>. Ongeveer e<strong>en</strong> derde van de schol<strong>en</strong> biedt (ook) gymnasium aan. In de steekproef van<br />

het onderzoek <strong>School</strong> <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> zitt<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> met de landelijke cijfers iets meer<br />

havo- <strong>en</strong> praktijkonderwijsleerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> iets minder vmbo-b- <strong>en</strong> vmbo-k-leerling<strong>en</strong>.<br />

2.2.2 Brede school<br />

Het f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> brede school is sinds halverwege de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig van de twintigste eeuw<br />

in navolging van andere land<strong>en</strong>, zoals de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>, Zwed<strong>en</strong> <strong>en</strong> Groot-Brittannië,<br />

op verschill<strong>en</strong>de plekk<strong>en</strong> in Nederland geïntroduceerd. Brede schol<strong>en</strong> zijn schol<strong>en</strong> die zich<br />

bezighoud<strong>en</strong> met meer dan onderwijs gev<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn vaak gehuisvest in multifunctionele<br />

gebouw<strong>en</strong>. In deze gebouw<strong>en</strong> bevind<strong>en</strong> zich ook andere instelling<strong>en</strong> die zich bezighoud<strong>en</strong><br />

met opgroei<strong>en</strong>de kinder<strong>en</strong>. Deze instelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school werk<strong>en</strong> vaak met elkaar sam<strong>en</strong><br />

(Landelijk Steunpunt Brede Schol<strong>en</strong> 2010). De staatssecretariss<strong>en</strong> van het Ministerie van<br />

Onderwijs, Cultuur <strong>en</strong> Wet<strong>en</strong>schap gev<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de beschrijving van brede schol<strong>en</strong>: “Er is<br />

sprake van brede school wanneer e<strong>en</strong> school e<strong>en</strong> bredere maatschappelijke functie heeft dan<br />

die van onderwijsgever alle<strong>en</strong>, daarbij structureel sam<strong>en</strong>werkt met instelling<strong>en</strong> voor welzijn,<br />

zorg, kinderopvang, sport <strong>en</strong>/of cultuur <strong>en</strong> sam<strong>en</strong> met die voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zorg draagt voor e<strong>en</strong><br />

substantiële uitbreiding van het aanbod.” (Oberon 2009: 7). Het Ministerie van OCW <strong>en</strong> de<br />

geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong>thousiast over de brede schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong> hun ontwikkeling, zowel<br />

in aantal als in kwaliteit. Mede door deze stimulering zijn er de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> steeds meer<br />

brede schol<strong>en</strong> bijgekom<strong>en</strong>.<br />

36 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 2.3 Brede school <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Totaal 100 100<br />

Brede school<br />

nee 79 53<br />

ja 21 47<br />

In het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> is 21% van de schol<strong>en</strong> in het primair onderwijs <strong>en</strong><br />

47% van de schoollocaties in het voortgezet onderwijs e<strong>en</strong> brede school (zie tabel 2.3). Landelijk<br />

geeft 24% van de schol<strong>en</strong> in het primair onderwijs <strong>en</strong> 33% van de schol<strong>en</strong> in het voortgezet<br />

onderwijs aan e<strong>en</strong> brede school te zijn (Oberon 2009: 19). In het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong><br />

<strong>Sport</strong> zijn de brede schol<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs dus oververteg<strong>en</strong>woordigd.<br />

Vanuit de gedachte dat brede schol<strong>en</strong> vooral e<strong>en</strong> positieve uitwerking kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op leerling<strong>en</strong><br />

uit lagere sociale milieus (met onderwijsleerachterstand<strong>en</strong>), ontstond<strong>en</strong> deze schol<strong>en</strong><br />

in de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig vooral in grootstedelijke (achterstands)wijk<strong>en</strong>. Teg<strong>en</strong>woordig zijn brede<br />

schol<strong>en</strong> overal te vind<strong>en</strong>, maar omdat de brede schol<strong>en</strong> in grootstedelijke achterstandswijk<strong>en</strong><br />

zijn ontstaan is de verwachting dat kinder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> achterstandspositie relatief vaker op e<strong>en</strong><br />

brede school zitt<strong>en</strong> dan kinder<strong>en</strong> uit betere wijk<strong>en</strong>. Uit het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong><br />

<strong>Sport</strong> blijkt inderdaad dat basisschoolleerling<strong>en</strong> met ge<strong>en</strong> of slechts één auto 5 thuis significant<br />

vaker op e<strong>en</strong> brede basisschool zitt<strong>en</strong> dan hun leeftijdsg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> uit gezinn<strong>en</strong> met meerdere<br />

auto’s. Dit geldt ook voor leerling<strong>en</strong> van allochtone afkomst t<strong>en</strong> opzichte van hun autochtone<br />

leeftijdsg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor leerling<strong>en</strong> uit zeer stedelijke gebied<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van leerling<strong>en</strong> uit<br />

minder stedelijke gebied<strong>en</strong>. Voor scholier<strong>en</strong> op brede middelbare schol<strong>en</strong> geldt dit niet; het<br />

gaat hier relatief vaak om autochtone leerling<strong>en</strong> uit minder stedelijke gebied<strong>en</strong>.<br />

De schoolomgeving<br />

37


Tabel 2.4 Brede schol<strong>en</strong> <strong>naar</strong> stedelijkheid schoolomgeving<br />

Totaal<br />

(n = 187)<br />

%<br />

Brede school<br />

ja<br />

(n = 54)<br />

%<br />

nee<br />

(n = 130)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100<br />

Stedelijkheid schoolomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 11 24 6<br />

sterk stedelijk 21 20 21<br />

matig stedelijk 20 20 21<br />

weinig stedelijk 22 19 24<br />

niet stedelijk 25 17 28<br />

Van de brede schol<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> staat 24% in zeer stedelijke<br />

gebied<strong>en</strong>. In weinig stedelijke <strong>en</strong> niet stedelijke gebied<strong>en</strong> is dit iets minder, namelijk respectievelijk<br />

19 <strong>en</strong> 17% (zie tabel 2.4). Deze cijfers zijn ongeveer vergelijkbaar met de gegev<strong>en</strong>s uit<br />

landelijk onderzoek (Oberon 2009: 20).<br />

De brede school van teg<strong>en</strong>woordig is er niet meer alle<strong>en</strong> om onderwijsleerachterstand<strong>en</strong> weg<br />

te werk<strong>en</strong>, maar juist ook om tal<strong>en</strong>tontwikkeling voor alle leerling<strong>en</strong> te bewerkstellig<strong>en</strong>. Brede<br />

schol<strong>en</strong> will<strong>en</strong> verdiepingsmogelijkhed<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> op verschill<strong>en</strong>de terrein<strong>en</strong>. <strong>Sport</strong> <strong>en</strong> cultuur<br />

zijn daarbij dominant. Uit procesevaluaties van brede schol<strong>en</strong> blijkt dat de sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong><br />

schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere instelling<strong>en</strong> op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport is versterkt <strong>en</strong> dat het<br />

aanbod van beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong> op brede schol<strong>en</strong> de laatste jar<strong>en</strong> is gegroeid (Oberon<br />

2009: 14).<br />

2.2.3 Speciale leerling<strong>en</strong><br />

Uit de vorige paragraaf bleek dat brede schol<strong>en</strong> vaak (financieel) word<strong>en</strong> gesteund door de<br />

landelijke overheid <strong>en</strong>/of geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Deze ondersteuning kunn<strong>en</strong> zij onder andere inzett<strong>en</strong><br />

om het aanbod op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport te vergrot<strong>en</strong>. Niet alle<strong>en</strong> brede schol<strong>en</strong><br />

ontvang<strong>en</strong> extra middel<strong>en</strong> van de rijksoverheid. Ook schol<strong>en</strong> met speciale leerling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

extra financiering ontvang<strong>en</strong>, die ze kunn<strong>en</strong> inzett<strong>en</strong> voor extra aandacht aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport. Schol<strong>en</strong> in het primair onderwijs met geïndiceerde leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> schol<strong>en</strong> in het voortgezet<br />

onderwijs met leerplusarrangem<strong>en</strong>tleerling<strong>en</strong> (L+A-leerling<strong>en</strong>) kunn<strong>en</strong> rek<strong>en</strong><strong>en</strong> op<br />

extra ondersteuning vanuit de overheid.<br />

E<strong>en</strong> geïndiceerde leerling of e<strong>en</strong> leerling ‘met gewicht’ is e<strong>en</strong> leerling in het primair onderwijs<br />

waarvan verwacht wordt dat hij 6 e<strong>en</strong> achterstandspositie heeft t<strong>en</strong> opzichte van ander<strong>en</strong>. Op<br />

38 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


asis van de achtergrondpositie van de ouders wordt aan iedere leerling e<strong>en</strong> bepaald gewicht<br />

toegek<strong>en</strong>d. Voorhe<strong>en</strong> werd dat gedaan op basis van etniciteit, beroep <strong>en</strong> opleiding. Sinds 2006<br />

wordt er alle<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> het opleidingsniveau van de ouders (CFI 2008). E<strong>en</strong> leerling kan<br />

1,2 of 0,3 extra gewicht krijg<strong>en</strong>. 7 15% van de schol<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong><br />

heeft e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk aandeel geïndiceerde leerling<strong>en</strong>. Zij krijg<strong>en</strong> voor 120% of meer leerling<strong>en</strong><br />

vergoed (zie tabel 2.5).<br />

Tabel 2.5 Geïndiceerde leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> in het primair onderwijs a PO-schol<strong>en</strong><br />

(n = 126)<br />

%<br />

Totaal 100<br />

Perc<strong>en</strong>tage extra gewicht<br />

0 tot 2,5% 28<br />

2,5 tot 10% 37<br />

10 tot 20% 20<br />

20% of meer 15<br />

a. Bron: CFI 2008, bewerking <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>.<br />

Meer dan e<strong>en</strong> kwart van de basisschol<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> krijgt<br />

ge<strong>en</strong> tot nauwelijks extra financiële middel<strong>en</strong> vanwege geïndiceerde leerling<strong>en</strong>. Landelijk<br />

gezi<strong>en</strong> zijn er iets meer basisschol<strong>en</strong> met 20% of meer extra gewicht <strong>en</strong> minder schol<strong>en</strong> zonder<br />

geïndiceerde leerling<strong>en</strong>.<br />

In het voortgezet onderwijs wordt extra financiële ondersteuning gegev<strong>en</strong> aan schol<strong>en</strong> die<br />

nieuwkomers of L+A leerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> (OCW 2007). E<strong>en</strong> nieuwkomer is e<strong>en</strong> leerling die korter<br />

dan twee jaar in Nederland is <strong>en</strong> die ‘vreemdeling’ is volg<strong>en</strong>s de Vreemdeling<strong>en</strong>wet. Dat<br />

wil zegg<strong>en</strong> dat hij of zij niet beschikt over de Nederlandse nationaliteit. Het aantal middelbare<br />

schol<strong>en</strong> met nieuwkomers in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> is te verwaarloz<strong>en</strong>,<br />

daarom wordt deze variabele in deze rapportage verder niet meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> L+A leerling is e<strong>en</strong> leerling die afkomstig is uit e<strong>en</strong> achterstandswijk, e<strong>en</strong> wijk die op basis<br />

van de postcode volg<strong>en</strong>s de indeling van het C<strong>en</strong>traal Bureau voor de Statistiek (CBS) geldt<br />

als ‘armoedeprobleemcummulatiegebied’. Als de postcode van e<strong>en</strong> leerling op de teldatum op<br />

deze postcodelijst voorkomt, is de leerling e<strong>en</strong> L+A-leerling. E<strong>en</strong> school die gedur<strong>en</strong>de twee<br />

ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> minimaal 30% L+A-leerling<strong>en</strong> heeft, wordt aangeduid als L+A-school <strong>en</strong><br />

ontvangt extra financiële middel<strong>en</strong>.<br />

De schoolomgeving<br />

39


Tabel 2.6 Leerplusarrangem<strong>en</strong>tschol<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs a<br />

VO-schol<strong>en</strong><br />

(n = 61)<br />

%<br />

Totaal 100<br />

L+A-school<br />

ja 12<br />

nee 88<br />

a. Bron: CFI 2008, bewerking <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>.<br />

In het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> heeft 12% van de schoollocaties in het voortgezet<br />

onderwijs recht op L+A financiering (zie tabel 2.6). Dit komt exact overe<strong>en</strong> met het perc<strong>en</strong>tage<br />

L+A-schoollocaties dat heel Nederland in 2008 k<strong>en</strong>de. 8<br />

2.2.4 Fysieke omgeving<br />

Op basis van de literatuur is de verwachting dat de fysieke omgeving van de school van invloed<br />

kan zijn op de manier waarop leerling<strong>en</strong> zich <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school verplaats<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> fietsland<br />

als Nederland, waar 14 miljo<strong>en</strong> van de 16 miljo<strong>en</strong> inwoners sam<strong>en</strong> 18 miljo<strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> bezitt<strong>en</strong><br />

(VW & fietsberaad 2009), ligt het voor de hand dat veel kinder<strong>en</strong> op de fiets <strong>naar</strong> school<br />

kom<strong>en</strong>. Uit e<strong>en</strong> groot onderzoek in 2003 <strong>naar</strong> het reisgedrag van basisschoolkinder<strong>en</strong> van 4 tot<br />

12 jaar bleek dat 44% van de kinder<strong>en</strong> op de fiets (zelfstandig of begeleid) <strong>naar</strong> school komt.<br />

Ongeveer e<strong>en</strong> derde van de basisschoolkinder<strong>en</strong> gaat lop<strong>en</strong>d (zelfstandig of begeleid) <strong>naar</strong><br />

school (Houw<strong>en</strong> et al. 2003: 15). Kinder<strong>en</strong> die lop<strong>en</strong>d of met de fiets <strong>naar</strong> school kom<strong>en</strong>, beweg<strong>en</strong><br />

op dat mom<strong>en</strong>t meer dan kinder<strong>en</strong> die met de auto gebracht word<strong>en</strong> of met het op<strong>en</strong>baar<br />

vervoer reiz<strong>en</strong>. Uiteraard speelt de leeftijd hierin ook e<strong>en</strong> rol: heel jonge kinder<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> vaker<br />

door hun ouders gebracht word<strong>en</strong>. Zodra kinder<strong>en</strong> zich echter zelfstandig kunn<strong>en</strong> <strong>en</strong> mog<strong>en</strong><br />

verplaats<strong>en</strong>, is de verwachting dat ze eerder lop<strong>en</strong>d of op de fiets <strong>naar</strong> school kom<strong>en</strong> als de<br />

omgevingsomstandighed<strong>en</strong> rondom de school gunstig zijn. Eerder onderzoek toonde positieve<br />

<strong>relaties</strong> aan tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> veilige schoolomgeving <strong>en</strong> het actief transport van leerling<strong>en</strong> (Panter<br />

et al. 2008; Houw<strong>en</strong> et al. 2003). Ook is gevond<strong>en</strong> dat in meer stedelijke gebied<strong>en</strong> vaker e<strong>en</strong><br />

vorm van actief vervoer wordt gekoz<strong>en</strong> (Hertog et al. 2006). Daarnaast kan e<strong>en</strong> aantrekkelijke,<br />

gro<strong>en</strong>e omgeving beweging stimuler<strong>en</strong> (Gezondheidsraad <strong>en</strong> Raad voor Ruimtelijk, Milieu- <strong>en</strong><br />

Natuuronderzoek 2004). Specifiek voor het lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school is er e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<br />

gevond<strong>en</strong> met de aanwezigheid van fietspad<strong>en</strong> in de omgeving (Vries et al. 2010). Uit diezelfde<br />

studie kwam <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> dat de aanwezigheid van gro<strong>en</strong>, de frequ<strong>en</strong>tie van oversteekplaats<strong>en</strong>,<br />

parallelle parkeerplaats<strong>en</strong> <strong>en</strong> rotondes in de omgeving e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang vertoont met het lop<strong>en</strong><br />

<strong>naar</strong> school, terwijl het aantal voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> voor recreatie, de aanwezigheid van gro<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

frequ<strong>en</strong>tie van oversteekplaats<strong>en</strong> voor voetgangers, stoplicht<strong>en</strong> <strong>en</strong> parallelle parkeerplaats<strong>en</strong><br />

40 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


in de omgeving e<strong>en</strong> relatie vertoont met het fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school (idem). Over de relatie tuss<strong>en</strong><br />

de aanwezigheid van water rondom de school <strong>en</strong> het verplaatsingsgedrag van leerling<strong>en</strong> is niet<br />

veel bek<strong>en</strong>d. Enerzijds zou veel water in de schoolomgeving vanwege het verdrinkingsgevaar<br />

e<strong>en</strong> red<strong>en</strong> voor ouders kunn<strong>en</strong> zijn om hun kinder<strong>en</strong> niet lop<strong>en</strong>d of op de fiets <strong>naar</strong> school<br />

te lat<strong>en</strong> gaan. Anderzijds duidt veel water in de buurt van de school op e<strong>en</strong> ruim opgezette<br />

schoolomgeving, waardoor fiets<strong>en</strong> <strong>en</strong> lop<strong>en</strong> mogelijk wordt gestimuleerd. De Vries et al. (2010)<br />

vond<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> relatie tuss<strong>en</strong> de aanwezigheid van water <strong>en</strong> het beweeggedrag.<br />

Stedelijkheid van de schoolomgeving <strong>en</strong> aanwezigheid van gro<strong>en</strong>, weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> water<br />

Zoals verwacht, staat e<strong>en</strong> groot deel van de middelbare schol<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> zeer sterk, sterk of matig<br />

stedelijk gebied (67%, zie tabel 2.7). De basisschol<strong>en</strong> in de steekproef van het onderzoek <strong>School</strong>,<br />

<strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> staan daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> relatief vaak in e<strong>en</strong> weinig stedelijk gebied. Daar waar<br />

leerling<strong>en</strong> uit dorp<strong>en</strong> vaak nog de mogelijkheid hebb<strong>en</strong> om in hun eig<strong>en</strong> dorp <strong>naar</strong> de basisschool<br />

te gaan, moet<strong>en</strong> zij voor het bezoek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> middelbare school meestal verder weg.<br />

Tabel 2.7 Fysieke omgeving van de school <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Totaal 100 100<br />

Stedelijkheid schoolomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 11 11<br />

sterk stedelijk 15 33<br />

matig stedelijk 19 23<br />

weinig stedelijk 21 26<br />

niet-stedelijk 34 7<br />

Perc<strong>en</strong>tage gro<strong>en</strong> rond school<br />

0-15 33 33<br />

15-30 24 34<br />

30-50 21 20<br />

50-100 21 13<br />

Aanwezigheid grote weg<strong>en</strong> rond school<br />

niet 52 41<br />

rond school (tot 100 m) 21 34<br />

verder weg (100 tot 440 m) 26 25<br />

Aanwezigheid water rond school<br />

niet 50 46<br />

rond school (tot 100 m) 25 33<br />

verder weg (100 tot 440 m) 25 21<br />

De schoolomgeving<br />

41


Vergelek<strong>en</strong> met landelijke cijfers staan de middelbare schol<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong><br />

<strong>en</strong> <strong>Sport</strong> iets vaker in e<strong>en</strong> weinig stedelijk gebied <strong>en</strong> is er e<strong>en</strong> lichte onderverteg<strong>en</strong>woordiging<br />

van middelbare schol<strong>en</strong> in zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>. Voor basisschol<strong>en</strong> zijn er slechts<br />

kleine verschill<strong>en</strong> met de landelijke populatie. Er is e<strong>en</strong> lichte oververteg<strong>en</strong>woordiging van<br />

basisschol<strong>en</strong> in niet stedelijke gebied<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over e<strong>en</strong> lichte onderverteg<strong>en</strong>woordiging in sterk<br />

stedelijke gebied<strong>en</strong>.<br />

Sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d met stedelijkheid is te zi<strong>en</strong> dat rond e<strong>en</strong> groter perc<strong>en</strong>tage van de basisschol<strong>en</strong><br />

veel gro<strong>en</strong> aanwezig is <strong>en</strong> dat er vaker e<strong>en</strong> grote weg vlakbij de school voor voortgezet onderwijs<br />

ligt. Grote weg<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> vaker aanwezig te zijn in stedelijke gebied<strong>en</strong>, terwijl gro<strong>en</strong> juist<br />

minder aanwezig is. Er is vaker water in de nabijheid van middelbare schol<strong>en</strong> dan bij basisschol<strong>en</strong>.<br />

Mogelijk wordt er vanuit veiligheidsoogpunt rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met de aanwezigheid<br />

van water bij het bouw<strong>en</strong> van basisschol<strong>en</strong>.<br />

Verkeersveiligheid <strong>en</strong> fiets-/loopvri<strong>en</strong>delijkheid van de school<br />

Wat betreft de verkeerssituatie rondom de school zijn er, op de aanwezigheid van oversteekplaats<strong>en</strong><br />

na, tuss<strong>en</strong> basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> middelbare schol<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> heel grote verschill<strong>en</strong> (zie tabel 2.8).<br />

Tabel 2.8 Verkeerssituatie rondom de school <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Verkeerssituatie rond school, aanwezigheid van i<br />

veel verkeer 43 58<br />

verkeer met hoge snelhed<strong>en</strong> 7 5<br />

kruispunt<strong>en</strong>/oversteekplaats<strong>en</strong> met stoplicht<strong>en</strong> 12 24<br />

oversteekplaats<strong>en</strong> met klaar-overs 15 3<br />

oversteekplaats<strong>en</strong> met zebrapad<strong>en</strong> 34 22<br />

voetpad<strong>en</strong> 65 63<br />

fietspad<strong>en</strong> 40 49<br />

autovrije zone 5 2<br />

woonerf 12 25<br />

dertigkilometerzone 43 41<br />

i. Meer antwoord<strong>en</strong> mogelijk.<br />

42 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Oversteekplaats<strong>en</strong> met stoplicht<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> vaker voor in de omgeving van middelbare schol<strong>en</strong>.<br />

Vermoedelijk hangt dit sam<strong>en</strong> met de meer stedelijke omgeving waarin middelbare schol<strong>en</strong><br />

vaker staan (zie tabel 2.7) <strong>en</strong> de aanwezigheid van grote weg<strong>en</strong>. Oversteekplaats<strong>en</strong> met klaarovers<br />

<strong>en</strong> zebrapad<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> vaker rond basisschol<strong>en</strong> voor. Bij 15% van de basisschol<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> 3% van de middelbare schol<strong>en</strong> word<strong>en</strong> klaar-overs op oversteekplaats<strong>en</strong> ingezet.<br />

In de buurt van 34% van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 22% van de middelbare schol<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> één of<br />

meerdere zebrapad<strong>en</strong>. Stoplicht<strong>en</strong>, zebrapad<strong>en</strong> <strong>en</strong> klaar-overs zijn bedoeld om de veiligheid<br />

van overstekers te vergrot<strong>en</strong>. De aanwezigheid hiervan kan dus op e<strong>en</strong> betere verkeersveiligheid<br />

duid<strong>en</strong>, maar ook op e<strong>en</strong> situatie waarin het vanwege de verkeersonveiligheid zeer<br />

noodzakelijk is beveiligde oversteekplaats<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>. Het is dus zinvol om ook te kijk<strong>en</strong> <strong>naar</strong><br />

hoe de verkeersveiligheid van de schoolomgeving door de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers wordt<br />

beoordeeld.<br />

Tabel 2.9 Uitsprak<strong>en</strong> over de schoolomgeving <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Uitsprak<strong>en</strong> over de schoolomgeving i<br />

de leerling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> rondom de school veilig lop<strong>en</strong> 76 84<br />

de leerling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> rondom de school veilig fiets<strong>en</strong> 57 72<br />

de leerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op school voldo<strong>en</strong>de ruimte om hun fiets te stall<strong>en</strong> 66 86<br />

de school heeft (in het verled<strong>en</strong>) invloed (uitgeoef<strong>en</strong>d) op de inrichting van<br />

de schoolomgeving<br />

i. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘(helemaal) mee e<strong>en</strong>s’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

54 16<br />

In tabel 2.9 is te zi<strong>en</strong> dat ongeveer driekwart van de basisschoolverteg<strong>en</strong>woordigers <strong>en</strong> 8 op<br />

de 10 verteg<strong>en</strong>woordigers van de middelbare schol<strong>en</strong> van m<strong>en</strong>ing is dat leerling<strong>en</strong> rondom de<br />

school veilig kunn<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>. Voor fiets<strong>en</strong> is dat minder: rond 57% van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 72%<br />

van de middelbare schol<strong>en</strong> kan volg<strong>en</strong>s de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers veilig word<strong>en</strong> gefietst.<br />

Het niet hebb<strong>en</strong> van voldo<strong>en</strong>de ruimte om fiets<strong>en</strong> te stall<strong>en</strong>, is mogelijk ook e<strong>en</strong> red<strong>en</strong> voor<br />

leerling<strong>en</strong> om niet op de fiets <strong>naar</strong> school te kom<strong>en</strong>. Anderzijds kan het grote aantal leerling<strong>en</strong><br />

dat op de fiets komt er ook voor zorg<strong>en</strong> dat de fiets<strong>en</strong>stalling overvol is. Op 66% van de basisschol<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> 86% van de middelbare schol<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong>, volg<strong>en</strong>s de ondervraagd<strong>en</strong>, voldo<strong>en</strong>de<br />

ruimte om hun fiets<strong>en</strong> te stall<strong>en</strong>.<br />

Om het aantrekkelijker te mak<strong>en</strong> om op de fiets of lop<strong>en</strong>d <strong>naar</strong> school te kom<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong><br />

schol<strong>en</strong> prober<strong>en</strong> invloed uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong>. Dit kan bijvoorbeeld door het bouw<strong>en</strong> van meer fiets<strong>en</strong>-<br />

De schoolomgeving<br />

43


stalling<strong>en</strong> of door bij geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te pleit<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> autovrije zone <strong>en</strong>/of voor veilige oversteekplaats<strong>en</strong><br />

rondom de school. Vooral bij het bouw<strong>en</strong> van nieuwe schol<strong>en</strong> kan in de planning rek<strong>en</strong>ing<br />

word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met de beweegvri<strong>en</strong>delijkheid van de schoolomgeving. Uit de antwoord<strong>en</strong><br />

op de schoolvrag<strong>en</strong>lijst blijkt dat meer dan de helft van de basisschol<strong>en</strong> invloed uitoef<strong>en</strong>t of uit<br />

heeft geoef<strong>en</strong>d op de inrichting van de schoolomgeving. Voor schol<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs<br />

ligt dit e<strong>en</strong> stuk lager: slechts 16% bemoeit zich met de inrichting van de schoolomgeving.<br />

2.3 Lichamelijke opvoeding<br />

Lichamelijke opvoeding is e<strong>en</strong> verplicht onderdeel voor alle leerling<strong>en</strong> in zowel het basisonderwijs<br />

als het voortgezet onderwijs. Hierdoor kan de les lichamelijke opvoeding direct<br />

positief bijdrag<strong>en</strong> aan de fysieke activiteit van leerling<strong>en</strong>. Overig<strong>en</strong>s is het verhog<strong>en</strong> van de<br />

fysieke activiteit van leerling<strong>en</strong> niet het <strong>en</strong>ige doel van lichamelijke opvoeding. Het ervar<strong>en</strong><br />

dat deelname aan beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong> plezierig is, het verwerv<strong>en</strong> van bewegingscompet<strong>en</strong>ties,<br />

het ler<strong>en</strong> zelfstandig te operer<strong>en</strong> <strong>en</strong> het ontwikkel<strong>en</strong> van zelfvertrouw<strong>en</strong> in<br />

bewegingssituaties zijn t<strong>en</strong> minste zo belangrijk. Gezi<strong>en</strong> de vraagstelling van dit onderzoek <strong>en</strong><br />

de focus van de hoofdstukk<strong>en</strong> 4 <strong>en</strong> 5 wordt nu vooral ingegaan op de relatie tuss<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding <strong>en</strong> het kwantitatieve beweeggedrag.<br />

Er wordt vaak verondersteld dat de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding zowel direct als indirect<br />

kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan het beweeggedrag van kinder<strong>en</strong>. Direct omdat in de less<strong>en</strong> bewog<strong>en</strong><br />

wordt <strong>en</strong> indirect omdat leerling<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding compet<strong>en</strong>ties<br />

verwerv<strong>en</strong> die ze ook buit<strong>en</strong> de less<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> inzett<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> wordt de gymles door<br />

de meeste deskundig<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> als bij uitstek geschikt om leerling<strong>en</strong> e<strong>en</strong> positieve houding<br />

te lat<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van sport, beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> gezonde leefstijl. Voor deze indirecte<br />

positieve invloed van de les lichamelijke opvoeding op het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> zijn<br />

echter weinig wet<strong>en</strong>schappelijke bewijz<strong>en</strong> (Slingerland 2010; Slingerland & Borghouts 2008).<br />

Wel is bek<strong>en</strong>d dat van deze less<strong>en</strong> e<strong>en</strong> stimuler<strong>en</strong>de werking uit kan gaan. <strong>Onderzoek</strong> van<br />

Stegeman et al. (2007: 71) laat bijvoorbeeld zi<strong>en</strong> dat 37% van de basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> 26%<br />

van de middelbare scholier<strong>en</strong> zegt door de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding (meer) te zijn gaan<br />

sport<strong>en</strong>. Als red<strong>en</strong><strong>en</strong> daarvoor gev<strong>en</strong> ze onder meer aan dat ze merkt<strong>en</strong> dat het plezierig is om<br />

te beweg<strong>en</strong>, dat ze merkt<strong>en</strong> dat ze goed war<strong>en</strong> in bepaalde sport<strong>en</strong>, dat less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding h<strong>en</strong> betere toegang gaf tot schoolsportactiviteit<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de reguliere less<strong>en</strong> om <strong>en</strong><br />

dat de gymleraar h<strong>en</strong> stimuleerde meer te gaan sport<strong>en</strong>. Van de middelbare scholier<strong>en</strong> vindt<br />

51% dat zij in de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding zijn gestimuleerd tot e<strong>en</strong> actieve leefstijl. Of<br />

dit indirect ook daadwerkelijk het totale activiteitsniveau verhoogde, is in het onderzoek van<br />

Stegeman niet nader bekek<strong>en</strong>.<br />

44 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


In eerder onderzoek is wel aangetoond dat less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding direct bijdrag<strong>en</strong> aan<br />

de hoeveelheid Moderate to Vigorous Physical Activity (MVPA) 9 die leerling<strong>en</strong> wekelijks g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong><br />

(o.a. Fairclough & Stratton 2005; Fairclough & Stratton 2006). Van belang hierbij zijn<br />

de frequ<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> duur van de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> wat de kinder<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s deze<br />

less<strong>en</strong> do<strong>en</strong> (Barnett et al. 2006). Dat de hoeveelheid MPVA tijd<strong>en</strong>s de gymless<strong>en</strong> niet altijd<br />

groot is, blijkt uit onderzoek van Haer<strong>en</strong>s & Cardon (2008). Zij concluder<strong>en</strong> dat de mate van<br />

lichamelijke activiteit in de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> zwemm<strong>en</strong> in het Vlaamse basisonderwijs<br />

relatief beperkt is: 59% van de zwemless<strong>en</strong> <strong>en</strong> slechts 23% van de less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding bereik<strong>en</strong> e<strong>en</strong> niveau van meer dan ‘50% MPVA’. Stratton (1996) concludeerde dat<br />

tijd<strong>en</strong>s de les lichamelijke opvoeding maar 27 tot 49% van de tijd wordt besteed aan matige<br />

tot int<strong>en</strong>sieve lichamelijke activiteit. Dit verschilt echter per kind <strong>en</strong> per situatie. Nederlands<br />

onderzoek (Slingerland 2010) toonde aan dat er tijd<strong>en</strong>s 47% van de actieve lestijd op basisschol<strong>en</strong><br />

matig tot int<strong>en</strong>sief bewog<strong>en</strong> wordt. Op middelbare schol<strong>en</strong> was dit 40%.<br />

Het aandeel dat de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding uitmaakt van het totale activiteitsniveau van<br />

kinder<strong>en</strong> is lastig te onderzoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet e<strong>en</strong>duidig. In verschill<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong> in binn<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

buit<strong>en</strong>land is geprobeerd te met<strong>en</strong> in hoeverre de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding bijdrag<strong>en</strong><br />

aan e<strong>en</strong> gezonde <strong>en</strong> actieve leefstijl. De conclusies verschill<strong>en</strong>. Zo constateert Bailey (2006)<br />

in zijn review dat Physical Education and <strong>Sport</strong> (PES) 10 niet als vanzelfsprek<strong>en</strong>d e<strong>en</strong> positieve<br />

bijdrage levert aan de hoeveelheid lichamelijke activiteit. In pot<strong>en</strong>tie is de invloed van PES<br />

volg<strong>en</strong>s Bailey het grootst wanneer less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding word<strong>en</strong> gecombineerd met<br />

andere beweegprogramma’s waarin experi<strong>en</strong>ces of self-determination (positieve gevoel<strong>en</strong>s over<br />

ontwikkelde compet<strong>en</strong>ties, plezier <strong>en</strong> positieve ervaring<strong>en</strong>) c<strong>en</strong>traal staan.<br />

Dat e<strong>en</strong> vermeerdering van het aantal less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding niet automatisch leidt<br />

tot meer lichamelijke activiteit voor alle doelgroep<strong>en</strong> constateerd<strong>en</strong> ook ander<strong>en</strong> (o.a. Mallam<br />

et al. 2003; Sallis et al.2003; Wilkin et al. 2006). E<strong>en</strong> onderzoek van Sallis et al. (2003) onder<br />

middelbare scholier<strong>en</strong> wees bijvoorbeeld uit dat verhoging van de fysieke activiteit binn<strong>en</strong> de<br />

less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de de rest van de schooldag e<strong>en</strong> positief effect had<br />

op de totale beweegtijd van de jong<strong>en</strong>s, maar niet op die van de meisjes. Mallam et al. (2003)<br />

concludeerd<strong>en</strong> dat kinder<strong>en</strong> die op school meer beweg<strong>en</strong>, dit buit<strong>en</strong> schooltijd minder do<strong>en</strong>.<br />

Het opvoer<strong>en</strong> van de frequ<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> duur van less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding alle<strong>en</strong> blijkt dus<br />

niet voldo<strong>en</strong>de om bij alle doelgroep<strong>en</strong> de totale beweegtijd te verhog<strong>en</strong>. Programma’s waarin<br />

het uitbreid<strong>en</strong> van de lestijd <strong>en</strong> de frequ<strong>en</strong>tie van lichamelijke opvoeding gecombineerd wordt<br />

met andere activiteit<strong>en</strong>, zoals het uitbreid<strong>en</strong> van naschoolse sport <strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> in de pauze,<br />

maar ook het aanbied<strong>en</strong> van voorlichtingsless<strong>en</strong> over gezond lev<strong>en</strong>, blijk<strong>en</strong> het meest succesvol<br />

als het gaat om het verhog<strong>en</strong> van het activiteitsniveau van de leerling<strong>en</strong> (Kriemler 2010;<br />

Verstraete 2007; Trudeau & Shephard 2005). Verstraete et al. (2007) evalueerd<strong>en</strong> bijvoorbeeld<br />

e<strong>en</strong> programma waarbij op basisschol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tie werd gepleegd door het invoer<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> aan gezondheid gerelateerd bewegingsprogramma, extra buit<strong>en</strong>schoolse less<strong>en</strong> <strong>en</strong> meer<br />

De schoolomgeving<br />

45


klassikale less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding. De kinder<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de twee schooljar<strong>en</strong><br />

gevolgd. Bij de interv<strong>en</strong>tiegroep nam de totale beweegtijd gedur<strong>en</strong>de deze twee jaar minder<br />

sterk af dan bij de controlegroep (respectievelijk met neg<strong>en</strong> <strong>en</strong> dertig minut<strong>en</strong> per dag). Omdat<br />

het interv<strong>en</strong>tieprogramma niet alle<strong>en</strong> bestond uit het verhog<strong>en</strong> van het aantal less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding, maar ook uit andere beweegprogramma’s, kan niet word<strong>en</strong> geconcludeerd<br />

dat er e<strong>en</strong> positief interv<strong>en</strong>tie-effect uitgaat van het aanbied<strong>en</strong> van meer less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding, maar wel van e<strong>en</strong> combinatie van interv<strong>en</strong>ties.<br />

2.3.1 Kwantiteit van lichamelijke opvoeding<br />

In het primair onderwijs is lichamelijke opvoeding e<strong>en</strong> vast onderdeel van het onderwijsaanbod.<br />

Kerndoel<strong>en</strong> waaraan voldaan moet word<strong>en</strong>, zijn richtinggev<strong>en</strong>d voor de inhoud van het<br />

vak. Net als bij andere vakk<strong>en</strong> in het basisonderwijs zijn er ge<strong>en</strong> voorschrift<strong>en</strong> over de duur<br />

<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>tie van het aanbod. Wel zijn voor het vak lichamelijke opvoeding door de Inspectie<br />

van het Onderwijs richtlijn<strong>en</strong> opgesteld voor de hoeveelheid tijd die aan het vak lichamelijke<br />

opvoeding moet word<strong>en</strong> besteed. In deze richtlijn<strong>en</strong> staat dat in de eerste twee groep<strong>en</strong> van het<br />

basisonderwijs dagelijks lichamelijke opvoeding op het rooster moet staan <strong>en</strong> voor de groep<strong>en</strong><br />

drie tot <strong>en</strong> met acht minimaal twee keer per week drie kwartier (Mooij 2003 in Herweijer et al.<br />

2008: 232).<br />

De verteg<strong>en</strong>woordigers van de basisschol<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> rapporteerd<strong>en</strong><br />

dat zij aan de groep<strong>en</strong> 3 tot <strong>en</strong> met 8 gemiddeld 91 minut<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding<br />

per week gev<strong>en</strong>. Het gros van de basisschol<strong>en</strong> geeft tuss<strong>en</strong> de 90 <strong>en</strong> 120 minut<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding per week (zie tabel 2.10). Leerling<strong>en</strong> uit de groep<strong>en</strong> 7 <strong>en</strong> 8 rapporteerd<strong>en</strong> dat zij in<br />

de meetweek gemiddeld 106 minut<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding hebb<strong>en</strong> gehad (zie tabel 2.11).<br />

De basisschol<strong>en</strong> in dit onderzoek lijk<strong>en</strong> qua minut<strong>en</strong> gemiddeld dus bov<strong>en</strong> de norm te zitt<strong>en</strong>.<br />

Eerder gedane onderzoek<strong>en</strong> in het primair onderwijs gev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ongeveer vergelijkbaar beeld. 11<br />

46 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 2.10 Duur lichamelijke opvoeding <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Totaal 100 100<br />

Aantal minut<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding (PO: groep 3-8, VO: klas 1-4)<br />

minder dan 90 minut<strong>en</strong> per week 29 9<br />

90-120 minut<strong>en</strong> per week 65 37<br />

meer dan 120 minut<strong>en</strong> per week 6 54<br />

min/wk i<br />

min/wk i<br />

gemiddeld 91 115<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie de onderzoeksverantwoording).<br />

Nadere analyses lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de gemiddelde gymduur op basisschol<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> vakleerkracht<br />

iets hoger is dan op basisschol<strong>en</strong> zonder vakleerkracht. Dit geldt ook voor brede basisschol<strong>en</strong><br />

(niet in de tabel).<br />

Net als in het primair onderwijs zijn er ook in het voortgezet onderwijs voor lichamelijke<br />

opvoeding kerndoel<strong>en</strong> <strong>en</strong> eindterm<strong>en</strong> geformuleerd waar schol<strong>en</strong> zich inhoudelijk aan moet<strong>en</strong><br />

houd<strong>en</strong>. Tot 2005 gold er voor de vakk<strong>en</strong> maatschappijleer, kunstzinnige vorming <strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding e<strong>en</strong> minimumless<strong>en</strong>tabel. In 2005 is via de Wet op het voortgezet onderwijs de<br />

minimumless<strong>en</strong>tabel afgeschaft, om recht te do<strong>en</strong> aan de autonomie van schol<strong>en</strong>. Als gevolg<br />

van e<strong>en</strong> am<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van de Tweede Kamer is in 2006 artikel 6d als wijziging aan de wet toegevoegd,<br />

zodat de hoeveelheid onderwijstijd voor lichamelijke opvoeding gewaarborgd blijft<br />

(Tweede Kamer 2006). 12 Daardoor blijft het aantal klokur<strong>en</strong> uit de minimumless<strong>en</strong>tabel van<br />

voor 2005 gewaarborgd, maar is de invulling over leswek<strong>en</strong> wel vrijer geword<strong>en</strong>. Voor het havo<br />

gaat het dan om 360 klokur<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor het vwo om 400 klokur<strong>en</strong>, verdeeld over respectievelijk<br />

vijf <strong>en</strong> zes leerjar<strong>en</strong>. Voor het vmbo zijn minimaal 400 less<strong>en</strong> van 50 minut<strong>en</strong> (dit komt overe<strong>en</strong><br />

met 333 klokur<strong>en</strong>) over alle vier de leerjar<strong>en</strong> verplicht.<br />

De middelbare schol<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> gav<strong>en</strong> aan gemiddeld 115 minut<strong>en</strong><br />

per week lichamelijke opvoeding te gev<strong>en</strong> aan de klass<strong>en</strong> 1 tot <strong>en</strong> met 4 (zie tabel 2.10). De leerling<strong>en</strong><br />

uit de klass<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong> 3 die deelnam<strong>en</strong> aan het onderzoek rapporteerd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gemiddelde van<br />

123 minut<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding in de meetweek (zie tabel 2.11). Hiermee lijk<strong>en</strong> de schol<strong>en</strong><br />

gemiddeld gezi<strong>en</strong> niet minder les te gev<strong>en</strong> dan de norm voorschrijft. Eerder gedane onderzoek<strong>en</strong><br />

(o.a. Herweijer et al. 2008; Jepma & Van der Vegt 2006) liet<strong>en</strong> ongeveer gelijke gemiddeld<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>.<br />

De schoolomgeving<br />

47


Nadere analyses op gegev<strong>en</strong>s van het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat leerling<strong>en</strong><br />

in klas 1 <strong>en</strong> 3 van brede middelbare schol<strong>en</strong> gemiddeld e<strong>en</strong> langere gymduur hebb<strong>en</strong><br />

dan leerling<strong>en</strong> van niet-brede middelbare schol<strong>en</strong> (132 teg<strong>en</strong>over 114 minut<strong>en</strong> per week, niet<br />

in tabel).<br />

Relatie duur gymles <strong>en</strong> afstand tot accommodaties<br />

Eerder onderzoek (o.a. Slingerland & Borghouts 2010: 11) wijst uit dat er vaak e<strong>en</strong> verschil is tuss<strong>en</strong><br />

de ingeroosterde tijd voor lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> de daadwerkelijke lestijd. Door omkled<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> eerste uitleg, maar ook door de reistijd van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> de sportaccommodatie, kunn<strong>en</strong><br />

ingeroosterde lesminut<strong>en</strong> wegvall<strong>en</strong>. Het is aannemelijk dat leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> waar de gymzaal<br />

niet op het schoolterrein ligt minder effectieve lestijd overhoud<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong> waarbij dit<br />

wel het geval is. In het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> is alle<strong>en</strong> gevraagd <strong>naar</strong> geroosterde<br />

lestijd <strong>en</strong> niet <strong>naar</strong> daadwerkelijke lestijd. Er is echter ook e<strong>en</strong> relatie tuss<strong>en</strong> geroosterde lestijd<br />

<strong>en</strong> afstand tot de accommodatie voor lichamelijke opvoeding (zie tabel 2.11). 13<br />

Tabel 2.11 Duur van de gymles per week <strong>naar</strong> afstand binn<strong>en</strong>accommodatie <strong>en</strong> onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 6.878)<br />

min/wk ii<br />

PO i<br />

(n = 4.515)<br />

min/wk ii<br />

Onderwijstype<br />

VO i<br />

(n = 2.363)<br />

min/wk ii<br />

Totaal 115 106 123<br />

Afstand binn<strong>en</strong>accommodatie vanaf school<br />

staat op het terrein 124 114 128<br />

staat niet op het terrein 101 101 102<br />

i. Het gaat hier om gegev<strong>en</strong>s die door leerling<strong>en</strong> zijn gerapporteerd. De resultat<strong>en</strong> in deze tabel zijn gewog<strong>en</strong><br />

voor onderwijstype, onderwijsniveau <strong>en</strong> stedelijkheid, zie tabel B1.2 in de onderzoeksverantwoording.<br />

ii. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie de onderzoeksverantwoording).<br />

Op 46% van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 43% van de middelbare schol<strong>en</strong> staat de binn<strong>en</strong>accommodatie<br />

voor lichamelijke opvoeding op het terrein van de school (niet in tabel). Bij deze schol<strong>en</strong> is de<br />

duur van de gymles langer dan op schol<strong>en</strong> waar de accommodatie niet op het terrein staat.<br />

2.3.2 Kwaliteit van lichamelijke opvoeding<br />

Naast de duur van de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding kunn<strong>en</strong> de kwaliteit van de less<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

onderwijsgev<strong>en</strong>d<strong>en</strong> (kader), <strong>en</strong> randvoorwaard<strong>en</strong> als accommodaties <strong>en</strong> material<strong>en</strong> invloed<br />

hebb<strong>en</strong> op het beweeggedrag van leerling<strong>en</strong>.<br />

48 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Vakleerkracht lichamelijke opvoeding<br />

Voor kwalitatief goede less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding wordt vaak de inzet bepleit van specifiek<br />

gekwalificeerde doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> afgeronde lerar<strong>en</strong>opleiding lichamelijke opvoeding<br />

(ALO), in het basisonderwijs vakleerkracht lichamelijke opvoeding g<strong>en</strong>oemd. Er zijn inderdaad<br />

aanwijzing<strong>en</strong> die er op duid<strong>en</strong> dat onderwijs verzorgd door e<strong>en</strong> vakleerkracht van betere<br />

kwaliteit is (o.a. Stegeman 2007; Weerd<strong>en</strong> et al. 2008). Wanneer lichamelijke opvoeding door<br />

e<strong>en</strong> vakleerkracht gegev<strong>en</strong> wordt, wordt bijvoorbeeld in de voorbereiding van die less<strong>en</strong> vaker<br />

gebruikgemaakt van e<strong>en</strong> methode <strong>en</strong>/of handboek. Ook is aangetoond dat leerling<strong>en</strong> die les<br />

hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vakleerkracht gemiddeld significant beter scor<strong>en</strong> op verschill<strong>en</strong>de beweegtoets<strong>en</strong><br />

(Weerd<strong>en</strong> et al. 2008: 149-150). Nader onderzoek is nodig om de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de<br />

kwaliteit van de gymless<strong>en</strong> door vak- <strong>en</strong> groepsleerkracht<strong>en</strong> goed in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Ook zou<br />

het interessant zijn te kijk<strong>en</strong> welke invloed de vakleerkracht heeft op het activiteitsniveau van<br />

de leerling<strong>en</strong>. Mogelijk mede vanwege het gebrek aan wet<strong>en</strong>schappelijke bewijz<strong>en</strong> van de positieve<br />

effect<strong>en</strong> is er op dit mom<strong>en</strong>t ge<strong>en</strong> verplichting vanuit de overheid voor het aanstell<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke opvoeding op de basisschool. Herweijer et al. (2008: 233) concluder<strong>en</strong><br />

dan ook dat in het basisonderwijs niet altijd e<strong>en</strong> gekwalificeerde leerkracht voor de<br />

(gym)klas staat. Naast de afgeronde lerar<strong>en</strong>opleiding lichamelijke opvoeding (ALO) zijn er ook<br />

andere bevoegdhed<strong>en</strong> om gymles te mog<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> in het basisonderwijs. Volg<strong>en</strong>s de wetgeving<br />

is e<strong>en</strong> leerkracht bevoegd les te gev<strong>en</strong> in lichamelijke opvoeding van de groep<strong>en</strong> 3 tot <strong>en</strong> met<br />

8 in het primair onderwijs als hij of zij e<strong>en</strong> van de onderstaande opleiding<strong>en</strong> heeft afgerond:<br />

• Akte J, oude structuur lerar<strong>en</strong>opleiding basisonderwijs;<br />

• Aantek<strong>en</strong>ing J;<br />

• Pabo, gestart voor 1 september 2000 <strong>en</strong> afgestudeerd voor 2005;<br />

• Pabo, gestart na 1 september 2000 <strong>en</strong> in het bezit van de Leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs<br />

aan de Pabo; 14<br />

• Academie voor Lichamelijke Opvoeding. 15<br />

Idealiter zou elke basisschool e<strong>en</strong> leerkracht met e<strong>en</strong> afgeronde ALO-opleiding voor de klas<br />

hebb<strong>en</strong>, maar vaak is de financiering van deze vakleerkracht<strong>en</strong> e<strong>en</strong> probleem voor de schol<strong>en</strong>.<br />

Vakleerkracht<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> gefinancierd word<strong>en</strong> uit algem<strong>en</strong>e middel<strong>en</strong> (de lumpsum), waarin<br />

maar e<strong>en</strong> klein deel beschikbaar is voor vakonderwijs. Het is aan de school zelf hoe dit geld in<br />

te zett<strong>en</strong> <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel aan te vull<strong>en</strong> (Herweijer et al. 2008).<br />

De schoolomgeving<br />

49


Tabel 2.12 Aanwezigheid vakleerkracht lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs <strong>naar</strong><br />

brede school<br />

Totaal<br />

(n = 126)<br />

%<br />

nee<br />

(n = 99)<br />

%<br />

Brede school<br />

ja<br />

(n = 26)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100<br />

Vakleerkracht LO aanwezig<br />

nee 50 58 15<br />

ja 50 42 85<br />

Op de helft van de basisschol<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> word<strong>en</strong> de less<strong>en</strong><br />

lichamelijke opvoeding (deels) verzorgd door e<strong>en</strong> vakleerkracht (zie tabel 2.12). Brede basisschol<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> significant vaker dan niet-brede basisschol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vakleerkracht (85% teg<strong>en</strong>over<br />

42%). Ook schol<strong>en</strong> met meer dan 20% geïndiceerde leerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> vaker e<strong>en</strong> vakleerkracht<br />

dan schol<strong>en</strong> met minder geïndiceerde leerling<strong>en</strong> (niet in tabel). Vanwege het kleine<br />

aantal schol<strong>en</strong> zijn deze verschill<strong>en</strong> echter niet significant. Op grotere basisschol<strong>en</strong> (vanaf<br />

150 leerling<strong>en</strong>) geeft relatief vaker e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke opvoeding les (niet in tabel).<br />

Ook deze verschill<strong>en</strong> moet<strong>en</strong>, door het kleine aantal schol<strong>en</strong> echter met voorzichtigheid geïnterpreteerd<br />

word<strong>en</strong>. De 50% vakleerkracht<strong>en</strong> uit het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> komt<br />

redelijk overe<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong> uit het verled<strong>en</strong> (o.a. Vegt et al. 2007; Weerd<strong>en</strong><br />

et al. 2008). Overig<strong>en</strong>s wil het hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vakleerkracht niet zegg<strong>en</strong> dat alle leerling<strong>en</strong> op<br />

de betreff<strong>en</strong>de school les krijg<strong>en</strong> van deze leerkracht.<br />

In het voortgezet onderwijs is de situatie anders. Daar wordt het vak lichamelijke opvoeding<br />

verplicht gegev<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> vakspecifiek geschoolde doc<strong>en</strong>t. Slechts weinig schol<strong>en</strong> zett<strong>en</strong><br />

daarom e<strong>en</strong> onbevoegde doc<strong>en</strong>t voor de klas (Herweijer et al. 2008).<br />

Accommodaties <strong>en</strong> material<strong>en</strong><br />

Naast gekwalificeerd kader zijn ook goed materiaal <strong>en</strong> in goede staat verker<strong>en</strong>de sportaccommodaties<br />

van belang voor het aanbied<strong>en</strong> van kwalitatief goede less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding.<br />

Aan de schol<strong>en</strong> is dan ook gevraagd van welke accommodaties <strong>en</strong> material<strong>en</strong> zij op school<br />

gebruikmak<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoe ze deze waarder<strong>en</strong>.<br />

50 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 2.13 Gebruik accommodaties voor lichamelijke opvoeding <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Totaal 100 100<br />

Gymnastiekzaal<br />

niet van toepassing 7 7<br />

incid<strong>en</strong>teel 1 7<br />

structureel 92 86<br />

<strong>Sport</strong>hal<br />

niet van toepassing 55 36<br />

incid<strong>en</strong>teel 7 17<br />

structureel 38 47<br />

<strong>Sport</strong>veld<br />

niet van toepassing 43 16<br />

incid<strong>en</strong>teel 47 19<br />

structureel 10 66<br />

Op<strong>en</strong>baar grasveld<br />

niet van toepassing 39 76<br />

incid<strong>en</strong>teel 46 18<br />

structureel 16 6<br />

Op<strong>en</strong>bare speeltuin<br />

niet van toepassing 70 96<br />

incid<strong>en</strong>teel 20 4<br />

structureel 10 0<br />

<strong>School</strong>plein<br />

niet van toepassing 11 70<br />

incid<strong>en</strong>teel 38 26<br />

structureel 51 4<br />

Zwembad<br />

niet van toepassing 44 50<br />

incid<strong>en</strong>teel 16 34<br />

structureel 40 16<br />

Alle schol<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> gev<strong>en</strong> het vak lichamelijke opvoeding in<br />

elk geval in e<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>accommodatie. In tabel 2.13 is te zi<strong>en</strong> dat 92% van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 86%<br />

van de schol<strong>en</strong> voor voortgezet onderwijs hiervoor structureel e<strong>en</strong> of meerdere gymnastiekzal<strong>en</strong><br />

De schoolomgeving<br />

51


gebruikt. Iets meer dan e<strong>en</strong> derde van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> iets minder dan de helft van de middelbare<br />

schol<strong>en</strong> maakt ook structureel gebruik van e<strong>en</strong> sporthal. Uit e<strong>en</strong> onderzoek van Van der Poel<br />

(2001: 37) bleek dat <strong>naar</strong> schatting tuss<strong>en</strong> de 75 <strong>en</strong> 85% van de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding word<strong>en</strong><br />

gegev<strong>en</strong> in gymnastieklokal<strong>en</strong>. De rest van de less<strong>en</strong> vond plaats in sportzal<strong>en</strong> <strong>en</strong> sporthall<strong>en</strong>.<br />

In het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> gev<strong>en</strong> ongeveer 9 op de 10 schol<strong>en</strong> aan dat zij<br />

op <strong>en</strong>ig mom<strong>en</strong>t in het schooljaar gebruikmak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> buit<strong>en</strong>accommodatie voor de less<strong>en</strong><br />

lichamelijke opvoeding (niet in tabel). Voor 54% van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 11% van de middelbare<br />

schol<strong>en</strong> is dit af <strong>en</strong> toe, ongeveer e<strong>en</strong> derde van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 8 op de 10 middelbare<br />

schol<strong>en</strong> maakt structureel (voorjaar <strong>en</strong> zomer <strong>en</strong>/of hele jaar door) gebruik van e<strong>en</strong> buit<strong>en</strong>accommodatie<br />

(niet in tabel). In tabel 2.13 is te zi<strong>en</strong> dat middelbare schol<strong>en</strong> vaker dan basisschol<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> sportveld voor hun buit<strong>en</strong>gymless<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong>. Van de basisschol<strong>en</strong> maakt 51%<br />

structureel gebruik van het schoolplein. Door 62% van de basisschol<strong>en</strong> wordt ook wel e<strong>en</strong>s<br />

gebruikgemaakt van e<strong>en</strong> op<strong>en</strong>baar grasveld <strong>en</strong> in <strong>en</strong>kele gevall<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> op<strong>en</strong>bare speeltuin.<br />

Als wordt gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> andersoortige accommodaties wordt duidelijk dat 40% van de<br />

basisschol<strong>en</strong> ook nog structureel gebruikmaakt van e<strong>en</strong> zwembad. Ongeveer de helft van de<br />

basisschol<strong>en</strong> biedt namelijk (voor e<strong>en</strong> deel van de leerling<strong>en</strong>) schoolzwemm<strong>en</strong> aan (niet in<br />

tabel). In het voortgezet onderwijs maakt slechts e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele school gebruik van e<strong>en</strong> zwembad.<br />

Middelbare schol<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> wel vaker gebruik van specifieke accommodaties,<br />

zoals e<strong>en</strong> atletiekbaan, e<strong>en</strong> fitnessruimte, e<strong>en</strong> t<strong>en</strong>nisbaan of e<strong>en</strong> klimhal (niet in tabel). In de<br />

meeste gevall<strong>en</strong> gaat dit om incid<strong>en</strong>teel gebruik.<br />

Naast de mate waarin schol<strong>en</strong> gebruikmak<strong>en</strong> van bepaalde accommodaties, is ook gevraagd<br />

<strong>naar</strong> hoe ze deze accommodaties waarder<strong>en</strong>.<br />

Tabel 2.14 Waardering accommodatie voor lichamelijke opvoeding <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Type accommodatie i<br />

gymnastiekzaal 68 58<br />

sporthal 91 73<br />

sportveld 69 71<br />

op<strong>en</strong>baar grasveld 41 17<br />

op<strong>en</strong>bare speeltuin 82 20<br />

schoolplein 59 39<br />

zwembad 82 69<br />

i. In de tabel is alle<strong>en</strong> de categorie ‘(zeer) positief’ weergegev<strong>en</strong>.<br />

52 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Het blijkt dat lang niet alle accommodaties door de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers positief word<strong>en</strong><br />

beoordeeld. Ongeveer twee derde van de basisschoolverteg<strong>en</strong>woordigers <strong>en</strong> iets meer dan de<br />

helft van de verteg<strong>en</strong>woordigers van schol<strong>en</strong> voor voortgezet onderwijs vindt de gymzaal voldo<strong>en</strong>de<br />

of goed. De rest is hier dus minder tevred<strong>en</strong> over. Over sportveld<strong>en</strong> zijn basisschol<strong>en</strong><br />

ongeveer ev<strong>en</strong> positief als over de gymzal<strong>en</strong>, middelbare schol<strong>en</strong> scor<strong>en</strong> hier hoger.<br />

De verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> basisonderwijs <strong>en</strong> voortgezet onderwijs wat betreft de binn<strong>en</strong>accommodaties<br />

word<strong>en</strong> mogelijk verklaard door het feit dat het bij de middelbare schol<strong>en</strong><br />

in alle gevall<strong>en</strong> gaat om de m<strong>en</strong>ing van e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke opvoeding, terwijl de<br />

vrag<strong>en</strong>lijst voor de basisschol<strong>en</strong> in de meeste gevall<strong>en</strong> is ingevuld door e<strong>en</strong> schooldirecteur.<br />

Vakleerkracht<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding oordel<strong>en</strong> mogelijk vaker negatief over e<strong>en</strong> accommodatie,<br />

omdat zij waarschijnlijk meer dan schooldirecteur<strong>en</strong>, ambities hebb<strong>en</strong> om de sportaccommodatie<br />

te verbeter<strong>en</strong>.<br />

Ook uit het onderzoek van Van der Poel (2001: 43) bleek dat schol<strong>en</strong> lang niet altijd tevred<strong>en</strong><br />

zijn over de gymnastieklokal<strong>en</strong>. <strong>School</strong>hoofd<strong>en</strong> <strong>en</strong> vakleerkracht<strong>en</strong> in het voortgezet<br />

onderwijs gav<strong>en</strong> de gymnastieklokal<strong>en</strong> gemiddeld e<strong>en</strong> ruime onvoldo<strong>en</strong>de. Basisschol<strong>en</strong> lek<strong>en</strong><br />

ook in het onderzoek van Van der Poel iets positiever te zijn over de gebruikte binn<strong>en</strong>accommodaties.<br />

De leerling<strong>en</strong> blek<strong>en</strong> in dit onderzoek nog het meest tevred<strong>en</strong> te zijn over de accommodaties.<br />

Ook in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> zijn de leerling<strong>en</strong> iets minder kritisch over de<br />

gymzaal dan de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers, over het sportveld zijn zij juist minder tevred<strong>en</strong>.<br />

Met de stelling “Voor de gymless<strong>en</strong> maakt de school gebruik van e<strong>en</strong> goede gymzaal of sporthal”<br />

is 83% van de basisscholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> 75% van de middelbare scholier<strong>en</strong> het (helemaal) e<strong>en</strong>s.<br />

Over het sportveld is 48% van de basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> 69% van de middelbare scholier<strong>en</strong><br />

tevred<strong>en</strong> (niet in tabel).<br />

Net als over de accommodaties, zijn de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers ook niet unaniem positief<br />

over de hoeveelheid <strong>en</strong> kwaliteit van de material<strong>en</strong> waarover zij in de less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding kunn<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> (zie tabel 2.15). Opvall<strong>en</strong>d is dat middelbare schol<strong>en</strong> vaker dan<br />

basisschol<strong>en</strong> tevred<strong>en</strong> zijn over de material<strong>en</strong>, terwijl wij eerder zag<strong>en</strong> dat zij over de accommodaties<br />

minder tevred<strong>en</strong> zijn.<br />

De schoolomgeving<br />

53


Tabel 2.15 Waardering material<strong>en</strong> voor lichamelijke opvoeding <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Totaal 100 100<br />

Hoeveelheid material<strong>en</strong> voor binn<strong>en</strong>less<strong>en</strong> LO<br />

onvoldo<strong>en</strong>de 6 2<br />

matig 14 10<br />

voldo<strong>en</strong>de 43 38<br />

goed 37 50<br />

Kwaliteit material<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>less<strong>en</strong> LO<br />

onvoldo<strong>en</strong>de 2 5<br />

matig 17 15<br />

voldo<strong>en</strong>de 47 30<br />

goed 33 50<br />

Hoeveelheid material<strong>en</strong> buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> LO<br />

onvoldo<strong>en</strong>de 20 8<br />

matig 43 15<br />

voldo<strong>en</strong>de 29 43<br />

goed 8 33<br />

Kwaliteit material<strong>en</strong> buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> LO<br />

onvoldo<strong>en</strong>de 16 10<br />

matig 33 15<br />

voldo<strong>en</strong>de 41 42<br />

goed 10 33<br />

Budget waar de school over kan beschikk<strong>en</strong> om sport- <strong>en</strong> spelmateriaal aan te schaff<strong>en</strong><br />

onvoldo<strong>en</strong>de 20 8<br />

matig 46 15<br />

voldo<strong>en</strong>de 33 46<br />

goed 2 31<br />

2 op de 10 basisschol<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> zowel de hoeveelheid als de kwaliteit van de material<strong>en</strong> voor<br />

de binn<strong>en</strong>less<strong>en</strong> matig tot onvoldo<strong>en</strong>de. Over de hoeveelheid <strong>en</strong> kwaliteit van de material<strong>en</strong><br />

voor de buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> zijn basisschol<strong>en</strong> nog minder tevred<strong>en</strong>. Middelbare schol<strong>en</strong> zijn over de<br />

material<strong>en</strong> voor buit<strong>en</strong> iets meer tevred<strong>en</strong> dan basisschol<strong>en</strong>. 2 op de 10 middelbare schol<strong>en</strong><br />

vind<strong>en</strong> de material<strong>en</strong> voor binn<strong>en</strong> niet van voldo<strong>en</strong>de kwaliteit. Het is zeer waarschijnlijk dat<br />

de hoeveelheid <strong>en</strong> kwaliteit van de material<strong>en</strong> voor de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding sam<strong>en</strong>-<br />

54 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


hangt met het geld dat beschikbaar is om deze material<strong>en</strong> aan te schaff<strong>en</strong>. Twee derde van de<br />

basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 22% van de middelbare schol<strong>en</strong> vindt het budget voor sport- <strong>en</strong> spelmateriaal<br />

matig of onvoldo<strong>en</strong>de.<br />

2.4 Pauze <strong>en</strong> het schoolplein<br />

In de vorige paragraaf werd reeds gemeld dat schol<strong>en</strong> door middel van de less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding direct invloed kunn<strong>en</strong> uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> op het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong>. Deze <strong>relaties</strong><br />

word<strong>en</strong> in de hoofdstukk<strong>en</strong> 4 <strong>en</strong> 5 nader onderzocht. E<strong>en</strong> andere geleg<strong>en</strong>heid onder schooltijd<br />

waar kans<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> te lat<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>, zijn de pauzes. Alle leerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op<br />

e<strong>en</strong> schooldag minst<strong>en</strong>s twee keer pauze <strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> schoolweek dus heel wat<br />

tijd ‘pauzer<strong>en</strong>d’ door. Leerling<strong>en</strong> in het primair onderwijs hebb<strong>en</strong> gemiddeld langer pauze<br />

dan de leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs, namelijk respectievelijk gemiddeld 337 <strong>en</strong> 242<br />

minut<strong>en</strong> per week. Dat komt neer op respectievelijk ruim 5,5 <strong>en</strong> 4 uur per week. Per dag hebb<strong>en</strong><br />

leerling<strong>en</strong> in het basisonderwijs gemiddeld iets meer dan e<strong>en</strong> kwartier ocht<strong>en</strong>dpauze <strong>en</strong> ruim<br />

e<strong>en</strong> uur lunchpauze. Middagpauze komt op deze schol<strong>en</strong> vrijwel niet voor. In het voortgezet<br />

onderwijs duurt de ocht<strong>en</strong>dpauze gemiddeld iets meer dan e<strong>en</strong> kwartier, de lunchpauze ongeveer<br />

e<strong>en</strong> half uur <strong>en</strong> de middagpauze ongeveer ti<strong>en</strong> minut<strong>en</strong>. Pauzes zijn geschikte mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

waarop leerling<strong>en</strong> uit de schoolbank<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>. <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> in<br />

de pauze is voor leerling<strong>en</strong> niet verplicht. Wel kunn<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> door het treff<strong>en</strong> van bepaalde<br />

maatregel<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uitnodig<strong>en</strong> te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>. Dit kan bijvoorbeeld door middel<br />

van de inrichting van het schoolplein, het instell<strong>en</strong> van toezicht op het schoolplein <strong>en</strong> het aanbied<strong>en</strong><br />

van beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong>.<br />

Inrichting van <strong>en</strong> aanbod op het schoolplein<br />

In het buit<strong>en</strong>land zijn meerdere onderzoek<strong>en</strong> gedaan <strong>naar</strong> de invloed van de inrichting van<br />

<strong>en</strong> het aanbod op het schoolplein op het beweeggedrag van kinder<strong>en</strong> (o.a. Stratton 2000; Verstraete<br />

et al. 2006; Ridgers et al. 2007a; Ridgers et al. 2007b; Haug et al. 2010). Ook in Nederland<br />

is de invloed van de indeling of sam<strong>en</strong>stelling van speelplaats<strong>en</strong> op het beweeggedrag van<br />

kinder<strong>en</strong> onderzocht (o.a. Bakker et al. 2008).<br />

Van de volg<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> is de invloed op het beweeggedrag van kinder<strong>en</strong> onderzocht:<br />

afmeting, omheining, toegankelijkheid, toezicht, indeling (veldmarkering<strong>en</strong>), aanwezige toestell<strong>en</strong>,<br />

beschikbaarheid van (los) sport- <strong>en</strong> spelmateriaal, georganiseerde activiteit<strong>en</strong> op het<br />

plein, aanwezigheid van afvalbakk<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanwezigheid van bankjes. De effect<strong>en</strong> van deze factor<strong>en</strong><br />

war<strong>en</strong> echter niet altijd e<strong>en</strong>duidig.<br />

Uit verschill<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong> onder jongere kinder<strong>en</strong> (Ferreira et al. 2006) blek<strong>en</strong> bijvoorbeeld<br />

ge<strong>en</strong> verband<strong>en</strong> <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> het beweeggedrag <strong>en</strong> de toegankelijkheid<br />

van materiaal op het schoolplein. E<strong>en</strong> onderzoek van Sallis et al. (2001), waarin is gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong><br />

De schoolomgeving<br />

55


eweegruimt<strong>en</strong> in <strong>en</strong> rond middelbare schol<strong>en</strong> (courts, op<strong>en</strong> fields, indoor activity spaces), wees er<br />

juist wel op dat meer materiaal op schoolplein<strong>en</strong> <strong>en</strong> in binn<strong>en</strong>ruimt<strong>en</strong> op school bijdraagt aan<br />

meer activiteit bij jonger<strong>en</strong>. Ook Haug et al. (2010) suggerer<strong>en</strong> <strong>naar</strong> aanleiding van onderzoek<br />

<strong>naar</strong> het pauzegedrag van leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs dat er e<strong>en</strong> positief verband is<br />

tuss<strong>en</strong> het aantal beweegvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in de directe schoolomgeving <strong>en</strong> de tijd die jonger<strong>en</strong><br />

bested<strong>en</strong> aan lichamelijke activiteit.<br />

In het onderzoek van Sallis et al. (2001) ging ook van toezicht op het schoolplein e<strong>en</strong> positief<br />

effect uit. Er werd<strong>en</strong> in dit onderzoek voor jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> meisjes echter wel verschill<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong>.<br />

Meer meisjes war<strong>en</strong> actief als er ge<strong>en</strong> materiaal aanwezig was in binn<strong>en</strong>ruimt<strong>en</strong> waar<br />

zij pauze hield<strong>en</strong>. De aanwezigheid van materiaal buit<strong>en</strong> verhoogde hun activiteit juist wel.<br />

Meisjes war<strong>en</strong> het meest actief in schoolomgeving<strong>en</strong> met veel mogelijkhed<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> toezicht, jong<strong>en</strong>s war<strong>en</strong> het meest actief op de courts met toezicht. Het alle<strong>en</strong> aanwezig zijn<br />

van hardware (de speelplekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> vaste toestell<strong>en</strong>) blijkt dus niet voldo<strong>en</strong>de, ook de software<br />

(aanwezig los materiaal) <strong>en</strong> de orgware (toezicht of organisatie van beweegactiviteit<strong>en</strong>) op e<strong>en</strong><br />

schoolplein zijn van belang.<br />

E<strong>en</strong> soortgelijke conclusie wordt getrokk<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> onderzoek <strong>naar</strong> de ‘playground van de<br />

toekomst’ van Bakker et al. (2008). In dit vergelijk<strong>en</strong>de onderzoek kwam<strong>en</strong> de zog<strong>en</strong>aamde<br />

Richard Krajicek Playgrounds overall als beste uit de bus door de combinatie van sport- <strong>en</strong><br />

speelelem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, toezicht, georganiseerde activiteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> gro<strong>en</strong>. De beweegvri<strong>en</strong>delijkheid<br />

van e<strong>en</strong> schoolplein is echter e<strong>en</strong> subjectief begrip, omdat verschill<strong>en</strong>de doelgroep<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />

w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Jongere kinder<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bijvoorbeeld andere beweegbehoeft<strong>en</strong><br />

dan oudere <strong>en</strong> jong<strong>en</strong>s will<strong>en</strong> hun speelplaats anders ingericht zi<strong>en</strong> dan meisjes. Rek<strong>en</strong>ing<br />

houd<strong>en</strong> met de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de doelgroep<strong>en</strong> bij de aanleg van schoolplein<strong>en</strong> is dus<br />

erg belangrijk. Uit dezelfde studie van Bakker et al. bleek bijvoorbeeld ook dat schoolplein<strong>en</strong><br />

met verschill<strong>en</strong>de zones (zoneparcs) aantrekkingskracht uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> op verschill<strong>en</strong>de doelgroep<strong>en</strong><br />

(jong<strong>en</strong>s/meisjes, verschill<strong>en</strong>de leeftijd<strong>en</strong>, allochtoon/autochtoon). Ook Ridgers et<br />

al. (2007a) vond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> significante invloed van herstructurering<strong>en</strong> van het schoolplein door<br />

middel van e<strong>en</strong> verdeling in zones op de activiteit van leerling<strong>en</strong>. Het effect van de interv<strong>en</strong>tie<br />

was echter niet voor alle doelgroep<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> groot. Voor jonge kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> inactieve<br />

kinder<strong>en</strong>, die op <strong>en</strong>kelvoudigezoneplekk<strong>en</strong> minder aan bod kwam<strong>en</strong>, was het interv<strong>en</strong>tieeffect<br />

het grootst. Ook nam het effect toe <strong>naar</strong>mate de duur van de dagelijkse pauzes werd<br />

verhoogd.<br />

Rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met de bevinding<strong>en</strong> uit eerder onderzoek is in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong><br />

<strong>en</strong> <strong>Sport</strong> gevraagd <strong>naar</strong> de inrichting van <strong>en</strong> het aanbod op schoolplein<strong>en</strong>. Op één middelbare<br />

school na hebb<strong>en</strong> alle schol<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> e<strong>en</strong> schoolplein<br />

(niet in tabel). De aanwezigheid van sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het schoolplein is weergegev<strong>en</strong><br />

in tabel 2.16.<br />

56 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 2.16 Aanwezige sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het schoolplein <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

<strong>Sport</strong>- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (perman<strong>en</strong>t) aanwezig op schoolplein i<br />

3-5 voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> 56 10<br />

belijning 33 8<br />

basket 49 27<br />

doelpal<strong>en</strong> 40 17<br />

speeltoestell<strong>en</strong> 92 0<br />

tafelt<strong>en</strong>nistafel 48 25<br />

zandbak 8 0<br />

veld naast plein 6 5<br />

overig 3 0<br />

ge<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> 3 56<br />

i. Meer antwoord<strong>en</strong> mogelijk.<br />

Meer dan de helft van de basisschol<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> relatief hoog niveau van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op<br />

het schoolplein (3 tot 5 voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, zie tabel 2.16). Meer dan de helft van de middelbare<br />

schol<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> blijkt ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing op het schoolplein te hebb<strong>en</strong>.<br />

Als middelbare schol<strong>en</strong> wel voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, is dit in de meeste gevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> basket of<br />

e<strong>en</strong> tafelt<strong>en</strong>nistafel. Ook op basisschol<strong>en</strong> zijn naast speeltoestell<strong>en</strong> baskets <strong>en</strong> tafelt<strong>en</strong>nistafels<br />

vaak voorkom<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />

Ongeveer twee derde van de basisschoolplein<strong>en</strong> <strong>en</strong> driekwart van de schoolplein<strong>en</strong> van<br />

middelbare schol<strong>en</strong> is volledig omheind (zie tabel 2.17).<br />

De schoolomgeving<br />

57


Tabel 2.17 Aanbod op het schoolplein <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Totaal 100 100<br />

Omheining schoolplein<br />

ge<strong>en</strong> 8 7<br />

gedeeltelijk 29 19<br />

volledig 63 75<br />

Toezicht op schoolplein<br />

ge<strong>en</strong> 2 15<br />

voor schooltijd 74 0<br />

tijd<strong>en</strong>s de ocht<strong>en</strong>dpauze 98 85<br />

tijd<strong>en</strong>s de lunchpauze 86 82<br />

na schooltijd 10 10<br />

Activiteit<strong>en</strong> in de pauze<br />

nee 83 95<br />

ja 17 5<br />

Vrijwel alle basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 85% van de middelbare schol<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de ocht<strong>en</strong>dpauze<br />

toezicht op het schoolplein. Tijd<strong>en</strong>s de lunchpauze is dit iets minder <strong>en</strong> voor <strong>en</strong> na schooltijd is<br />

het toezicht e<strong>en</strong> stuk minder. 17% van de schol<strong>en</strong> in het basisonderwijs <strong>en</strong> 5% van de schol<strong>en</strong><br />

in het voortgezet onderwijs biedt specifieke sport- <strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> in de pauze aan. In de<br />

meeste gevall<strong>en</strong> (14% van de PO-schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 5% van de VO-schol<strong>en</strong>) is dit e<strong>en</strong> dagelijks aanbod<br />

(niet in tabel). In hoofdstuk 4 wordt gekek<strong>en</strong> of er e<strong>en</strong> relatie is tuss<strong>en</strong> deze factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> het<br />

buit<strong>en</strong>speelgedrag van leerling<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze.<br />

Naast de feitelijke informatie over het aanbod op het schoolplein is aan de ondervraagd<strong>en</strong> ook<br />

e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>ing gevraagd over de beweegvri<strong>en</strong>delijkheid van de schoolplein<strong>en</strong> op hun school.<br />

58 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 2.18 Uitsprak<strong>en</strong> over het schoolplein <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Uitsprak<strong>en</strong> over het schoolplein i<br />

op het schoolplein is voldo<strong>en</strong>de ruimte om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong> 78 33<br />

op het schoolplein zijn voldo<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> om leerling<strong>en</strong> goed te lat<strong>en</strong><br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong><br />

51 14<br />

op het schoolplein kunn<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> veilig beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> 75 30<br />

er zijn plann<strong>en</strong> om het schoolplein bewegingsvri<strong>en</strong>delijker te mak<strong>en</strong> 32 16<br />

i. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘(helemaal) mee e<strong>en</strong>s’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

Vooral de ondervraagd<strong>en</strong> van de middelbare schol<strong>en</strong> zijn neutraal of ontevred<strong>en</strong> als het gaat<br />

om de beweegvri<strong>en</strong>delijkheid van het schoolplein. Twee derde vindt dat er niet g<strong>en</strong>oeg ruimte<br />

is om te sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> slechts 14% vindt dat er voldo<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zijn voor<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport.<br />

De helft van de basisschoolverteg<strong>en</strong>woordigers vindt dat er te weinig voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zijn.<br />

Deze laatste groep is in 75% van de gevall<strong>en</strong> tevred<strong>en</strong> over de veiligheid van het schoolplein,<br />

van de middelbare schoolverteg<strong>en</strong>woordigers is maar 30% tevred<strong>en</strong>. Desondanks heeft slechts<br />

e<strong>en</strong> derde van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 16% van de middelbare schol<strong>en</strong> plann<strong>en</strong> om het schoolplein<br />

beweegvri<strong>en</strong>delijker te mak<strong>en</strong>.<br />

2.5 <strong>School</strong>sport<br />

<strong>School</strong>sport is in dit onderzoek gedefinieerd als het sport<strong>en</strong> dat niet onder lestijd plaatsvindt,<br />

maar dat wel is geregeld via de school, de geme<strong>en</strong>te, de buit<strong>en</strong>schoolse opvang of de huiswerkbegeleiding.<br />

Voorbeeld<strong>en</strong> hiervan zijn pleinsport, e<strong>en</strong> sportinstuif, e<strong>en</strong> sportcursus of e<strong>en</strong><br />

toernooi. In andere onderzoek<strong>en</strong> wordt schoolsport ook wel aangeduid als naschoolse sport<br />

(Jepma & Van der Vegt 2006) of adequaat sport- <strong>en</strong> beweegaanbod naast de less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding (Weerd<strong>en</strong> et al. 2008). Door de Nederlandse overheid wordt schoolsport gezi<strong>en</strong> als<br />

één van middel<strong>en</strong> die ingezet kan word<strong>en</strong> om meer jonger<strong>en</strong> aan het beweg<strong>en</strong> te krijg<strong>en</strong>.<br />

2.5.1 <strong>School</strong>sportaanbod<br />

In de vrag<strong>en</strong>lijst voor schoolverteg<strong>en</strong>woordigers in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> is<br />

gevraagd wat voor soort<strong>en</strong> schoolsport schol<strong>en</strong> aanbied<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoe frequ<strong>en</strong>t ze dat do<strong>en</strong>. Hieruit<br />

blijkt dat lang niet alle schol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> wekelijks schoolsportaanbod hebb<strong>en</strong> (zie tabel 2.19).<br />

De schoolomgeving<br />

59


Tabel 2.19 Frequ<strong>en</strong>tie van verschill<strong>en</strong>de typ<strong>en</strong> schoolsportaanbod <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Totaal 100 100<br />

<strong>Sport</strong>activiteit<strong>en</strong> na schooltijd (bijvoorbeeld sportinstuif, streetdance)<br />

nooit 48 60<br />

één tot <strong>en</strong>kele ker<strong>en</strong> per jaar 41 22<br />

maandelijks 1 5<br />

wekelijks/dagelijks 10 13<br />

<strong>School</strong>sporttoernooi<strong>en</strong>, met leerling<strong>en</strong> van de eig<strong>en</strong> school<br />

nooit 67 17<br />

één tot <strong>en</strong>kele ker<strong>en</strong> per jaar 32 81<br />

maandelijks 1 0<br />

wekelijks/dagelijks 0 2<br />

<strong>School</strong>sporttoernooi<strong>en</strong>, met leerling<strong>en</strong> van andere schol<strong>en</strong><br />

nooit 8 29<br />

één tot <strong>en</strong>kele ker<strong>en</strong> per jaar 91 69<br />

maandelijks 1 2<br />

wekelijks/dagelijks 0 0<br />

<strong>Sport</strong>k<strong>en</strong>nismakingsless<strong>en</strong> of sportclinics<br />

nooit 17 31<br />

één tot <strong>en</strong>kele ker<strong>en</strong> per jaar 78 62<br />

maandelijks 2 3<br />

wekelijks/dagelijks 2 3<br />

10% van de schol<strong>en</strong> in het primair onderwijs <strong>en</strong> 13% van de schol<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs<br />

zegt wekelijks sportactiviteit<strong>en</strong> na schooltijd aan te bied<strong>en</strong>. Zoals verwacht bied<strong>en</strong> brede schol<strong>en</strong><br />

vaker sportactiviteit<strong>en</strong> aan na schooltijd dan niet-brede schol<strong>en</strong> (niet in tabel).<br />

Activiteit<strong>en</strong> als sporttoernooi<strong>en</strong> <strong>en</strong> sportk<strong>en</strong>nismakingsless<strong>en</strong> of -clinics bied<strong>en</strong> de meeste<br />

schol<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele ker<strong>en</strong> per jaar aan. De activiteit die door de meeste schol<strong>en</strong> in elk geval gedaan<br />

wordt, is het deelnem<strong>en</strong> aan schoolsporttoernooi<strong>en</strong> met andere schol<strong>en</strong>. Ongeveer 9 op de 10<br />

basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 7 op de 10 middelbare schol<strong>en</strong> do<strong>en</strong> hier wel e<strong>en</strong>s aan mee. In de meeste gevall<strong>en</strong><br />

gaat het dan om één tot <strong>en</strong>kele ker<strong>en</strong> per jaar. Naast de typ<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> die in tabel 2.19 word<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>oemd, biedt 36% van de middelbare schol<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> de mogelijkheid om buit<strong>en</strong> schooltijd,<br />

maar wel op of via school, te fitness<strong>en</strong> (niet in tabel). Deze gegev<strong>en</strong>s kom<strong>en</strong> redelijk overe<strong>en</strong><br />

met de mate waarin schoolsport deel uitmaakt van het taakbeleid van de school (zie tabel 2.20).<br />

60 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Uit de informatie uit de schoolvrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> kan niet exact word<strong>en</strong> opgemaakt hoeveel proc<strong>en</strong>t<br />

van de schol<strong>en</strong> in de meetweek e<strong>en</strong> schoolsportaanbod heeft gehad. Op basis van deelnameperc<strong>en</strong>tages<br />

van leerling<strong>en</strong> is bek<strong>en</strong>d op welke schol<strong>en</strong> minimaal 5% van de leerling<strong>en</strong> in de<br />

meetweek heeft deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> aan schoolsport. Op basis van deze gegev<strong>en</strong>s kan word<strong>en</strong> geconcludeerd<br />

dat er op bijna driekwart van zowel de basisschol<strong>en</strong> als de middelbare schol<strong>en</strong> in de<br />

meetweek e<strong>en</strong> schoolsportaanbod was (niet in tabel). Schol<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> schoolsportaanbod zijn<br />

relatief vaker basisschol<strong>en</strong>. Ook hebb<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> met schoolsportaanbod relatief meer leerling<strong>en</strong><br />

van niet-westerse allochtone afkomst, leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong><br />

die thuis ge<strong>en</strong> auto hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die niet lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub (niet in tabel).<br />

Ook in eerder uitgevoerd Nederlands onderzoek is schol<strong>en</strong> gevraagd <strong>naar</strong> hun schoolsportaanbod.<br />

In e<strong>en</strong> onderzoek van Sardes uit 2006 gaf 85% van de basisschol<strong>en</strong> aan naast e<strong>en</strong> aanbod<br />

onder schooltijd (binn<strong>en</strong>schools sport- <strong>en</strong> beweegaanbod) ook e<strong>en</strong> naschools (buit<strong>en</strong> schooltijd,<br />

maar wel op of via de school) aanbod te hebb<strong>en</strong>. Het meeste aanbod, zoals sporttoernooi<strong>en</strong>, clinics<br />

<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nismakingsless<strong>en</strong>, vond ad hoc plaats (één of <strong>en</strong>kele ker<strong>en</strong> per jaar). Andere schoolplein-<br />

<strong>en</strong> gymzaalactiviteit<strong>en</strong> na school werd<strong>en</strong> wel vaker structureel aan gebod<strong>en</strong>. Als basisschol<strong>en</strong><br />

werd gevraagd <strong>naar</strong> het aantal dag<strong>en</strong> dat zij gemiddeld naschoolse sportactiviteit<strong>en</strong><br />

organiseerd<strong>en</strong>, gaf 68% aan dit gemiddeld één dag in de week te do<strong>en</strong>. Ongeveer e<strong>en</strong> ti<strong>en</strong>de<br />

van de basisschol<strong>en</strong> gaf aan dat ze gemiddeld vijf dag<strong>en</strong> in de week e<strong>en</strong> aanbod hebb<strong>en</strong> (Jepma<br />

& Van der Vegt 2006: 26).<br />

In datzelfde onderzoek gaf 88% van de middelbare schol<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> naschools sport- <strong>en</strong><br />

beweeg aanbod te hebb<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>als in het basisonderwijs ging het in de meeste gevall<strong>en</strong> niet<br />

om e<strong>en</strong> dagelijks aanbod. Het op<strong>en</strong>stell<strong>en</strong> van de gymzaal na schooltijd voor leerling<strong>en</strong> werd<br />

door 34% van de schol<strong>en</strong> gedaan <strong>en</strong> dit gebeurde in de meeste gevall<strong>en</strong> structureel. In 10% van<br />

de gevall<strong>en</strong> werd de gymzaal dagelijks op<strong>en</strong>gesteld, in 65% van de gevall<strong>en</strong> wekelijks (Jepma<br />

& Van der Vegt 2006: 26).<br />

Op 67% van de schol<strong>en</strong> werd gemiddeld één dag per week e<strong>en</strong> sport- of beweegactiviteit<br />

buit<strong>en</strong> school aangebod<strong>en</strong>, op 5% van de schol<strong>en</strong> was dat dagelijks (5 dag<strong>en</strong> per week) het<br />

geval. De red<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> om ge<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>t schoolsportaanbod te hebb<strong>en</strong>, liep<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>. Het<br />

varieerde van het ge<strong>en</strong> belang hecht<strong>en</strong> aan het thema tot belemmering<strong>en</strong> als te weinig geld,<br />

accommodaties <strong>en</strong> personeel.<br />

Ook in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> is geïnv<strong>en</strong>tariseerd welk belang schol<strong>en</strong><br />

hecht<strong>en</strong> aan schoolsport (zie tabel 2.20) <strong>en</strong> welke belemmering<strong>en</strong> zij mogelijk ervar<strong>en</strong> bij het<br />

aanbied<strong>en</strong> ervan (zie tabel 2.21).<br />

De schoolomgeving<br />

61


Tabel 2.20 Belang dat schol<strong>en</strong> hecht<strong>en</strong> aan schoolsport <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Uitsprak<strong>en</strong> over schoolsport i<br />

(naschoolse) schoolsport maakt deel uit van het taakbeleid van de school 30 21<br />

het aanbied<strong>en</strong> van (naschoolse) schoolsport heeft op school prioriteit 15 18<br />

de groepsleerkracht<strong>en</strong> zijn erg betrokk<strong>en</strong> bij de (naschoolse) schoolsport 18 8<br />

i. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘(helemaal) mee e<strong>en</strong>s’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

Op 15% van de schol<strong>en</strong> in het primair onderwijs heeft het aanbied<strong>en</strong> van schoolsport prioriteit.<br />

In het voortgezet onderwijs is dat op 18% van de schol<strong>en</strong> het geval. Het perc<strong>en</strong>tage schol<strong>en</strong> dat<br />

schoolsport in het taakbeleid heeft, is groter: op 30% van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 21% van de middelbare<br />

schol<strong>en</strong> maak schoolsport deel uit van het taakbeleid van de school.<br />

Dat schoolsport op veel schol<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> prioriteit heeft <strong>en</strong> door relatief weinig schol<strong>en</strong> wordt<br />

aangebod<strong>en</strong>, kan verschill<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Aan de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers is daarom<br />

gevraagd of zij teg<strong>en</strong> belemmering<strong>en</strong> aanlop<strong>en</strong> bij het organiser<strong>en</strong> van schoolsport <strong>en</strong> zo ja,<br />

welke dat zijn.<br />

62 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 2.21 Belemmering<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> bij organiser<strong>en</strong> van schoolsport <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Teg<strong>en</strong> welke belemmering<strong>en</strong> of beperking<strong>en</strong> loopt de school aan bij het<br />

organiser<strong>en</strong> van (naschoolse) schoolsport? i<br />

ge<strong>en</strong> belemmering<strong>en</strong> 25 13<br />

onvoldo<strong>en</strong>de binn<strong>en</strong>accommodatie 25 43<br />

weinig ondersteuning vanuit de eig<strong>en</strong> school 19 33<br />

onvoldo<strong>en</strong>de buit<strong>en</strong>accommodatie 23 23<br />

weinig belangstelling bij leerling<strong>en</strong> 13 36<br />

weinig ondersteuning vanuit de geme<strong>en</strong>te 20 11<br />

weinig ondersteuning vanuit naburige sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> 14 13<br />

ge<strong>en</strong> tijd, interesse school/doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> 10 16<br />

weinig andere schol<strong>en</strong> in de buurt om sam<strong>en</strong><br />

schoolsport te organiser<strong>en</strong><br />

weinig ondersteuning vanuit naburige commerciële<br />

sportinstelling<strong>en</strong><br />

13 7<br />

9 10<br />

te veel voor leerling<strong>en</strong>, al g<strong>en</strong>oeg sport 4 11<br />

andere, hierbov<strong>en</strong> niet g<strong>en</strong>oemde belemmering 6 7<br />

niet over gedacht 4 3<br />

i. Meer antwoord<strong>en</strong> mogelijk.<br />

Naar het oordeel van de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers ervaart driekwart van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

87% van de middelbare schol<strong>en</strong> <strong>en</strong>igerlei belemmering in het organiser<strong>en</strong> van schoolsport. 16 De<br />

meest g<strong>en</strong>oemde in zowel het primair onderwijs als het voortgezet onderwijs is: onvoldo<strong>en</strong>de<br />

binn<strong>en</strong>accommodatie. Daarnaast lijkt ook de afwezigheid van voldo<strong>en</strong>de buit<strong>en</strong>accommodaties<br />

de schol<strong>en</strong> part<strong>en</strong> te spel<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> derde van de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers (doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding) in het voortgezet onderwijs geeft daarnaast aan dat er weinig ondersteuning<br />

is vanuit de eig<strong>en</strong> school. Ongeveer e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> groot deel zegt dat er weinig belangstelling<br />

is bij leerling<strong>en</strong>.<br />

2.5.2 Sam<strong>en</strong>werking met externe sportaanbieders<br />

Er is bij het vergrot<strong>en</strong> <strong>en</strong> verbeter<strong>en</strong> van het schoolsportaanbod e<strong>en</strong> grote rol weggelegd voor de<br />

combinatiefunctionaris beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport. De verwachting is dat de aanstelling van combinatiefunctionariss<strong>en</strong><br />

bijdraagt aan e<strong>en</strong> meer structurele sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> sport <strong>en</strong> onderwijs<br />

op lokaal niveau <strong>en</strong>, daarmee sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d, aan e<strong>en</strong> verbetering van het schoolsportaanbod.<br />

De schoolomgeving<br />

63


Combinatiefuncties zijn ban<strong>en</strong> waarbij e<strong>en</strong> werknemer in di<strong>en</strong>st is bij één werkgever, maar<br />

te werk wordt gesteld in of t<strong>en</strong> behoeve van twee of meer werkveld<strong>en</strong>/sector<strong>en</strong>. 17 Het kabinet<br />

heeft sam<strong>en</strong> met de Ver<strong>en</strong>iging Nederlandse Geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (VNG), de gezam<strong>en</strong>lijke bestuurlijke<br />

onderwijsorganisaties, NOC*NSF <strong>en</strong> de Cultuurformatie zich t<strong>en</strong> doel gesteld in 2012 t<strong>en</strong> minste<br />

2.500 fte aan combinatiefuncties te hebb<strong>en</strong> gerealiseerd. Dit gezam<strong>en</strong>lijk strev<strong>en</strong> is vast gelegd in<br />

de bestuurlijke afsprak<strong>en</strong> Impuls brede schol<strong>en</strong>, sport <strong>en</strong> cultuur. 18 Bij deze impuls gaat het om het<br />

realiser<strong>en</strong> van nieuwe structurele functies. De impuls bestaat uit e<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>ning van middel<strong>en</strong><br />

die word<strong>en</strong> toegevoegd aan het geme<strong>en</strong>tefonds (Heuvel et al. 2010). De invoering van de impuls<br />

vond plaats in drie verschill<strong>en</strong>de tranches. In 2008 is begonn<strong>en</strong> met het invoer<strong>en</strong> in de dertig<br />

grootstedelijke geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (G30). Vervolg<strong>en</strong>s is in 2009 de regeling van kracht geword<strong>en</strong> voor 97<br />

‘tweedetranchegeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> in 2010 is gestart met de derde <strong>en</strong> laatste tranche. T<strong>en</strong> tijde van het<br />

veldwerk in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> was op 14% van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 15% van<br />

de middelbare schol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> combinatiefunctionaris beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport werkzaam (zie tabel 2.22).<br />

Tabel 2.22 Sam<strong>en</strong>werking beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport met externe organisaties <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Totaal 100 100<br />

Combinatiefunctionaris beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<br />

nee 82 82<br />

ja 14 15<br />

in ontwikkeling 4 3<br />

Sam<strong>en</strong>werking met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

nooit 21 35<br />

één tot <strong>en</strong>kele ker<strong>en</strong> per jaar 75 58<br />

maandelijks 2 0<br />

wekelijks 3 7<br />

Sam<strong>en</strong>werking met commerciële sportaanbieders<br />

nooit 77 19<br />

één tot <strong>en</strong>kele ker<strong>en</strong> per jaar 22 63<br />

maandelijks 1 7<br />

wekelijks 0 12<br />

Sam<strong>en</strong>werking met geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong>/of (sport)buurtwerk<br />

nooit 36 47<br />

één tot <strong>en</strong>kele ker<strong>en</strong> per jaar 56 40<br />

maandelijks 3 10<br />

wekelijks 5 3<br />

64 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Ongeveer 8 op de 10 basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> twee derde van de middelbare schol<strong>en</strong> zegt sam<strong>en</strong> te werk<strong>en</strong><br />

met één of meerdere sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>. Bijna e<strong>en</strong> kwart van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 81% van<br />

de middelbare schol<strong>en</strong> werkt wel e<strong>en</strong>s sam<strong>en</strong> met commerciële sportaanbieders. Met geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>/of sportbuurtwerk wordt door 64% van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 53% van de middelbare<br />

schol<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gewerkt. Van meer structurele sam<strong>en</strong>werking (maandelijks <strong>en</strong> wekelijks) is op<br />

e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk kleiner deel van de basis- <strong>en</strong> middelbare schol<strong>en</strong> sprake. Middelbare schol<strong>en</strong><br />

nem<strong>en</strong> hierin wel het voortouw, met name als het gaat om de structurele sam<strong>en</strong>werking met<br />

commerciële sportaanbieders.<br />

2.6 Beweegbeleid<br />

Er is voor schol<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> wettelijke verplichting om naast de realisatie van kerndoel<strong>en</strong> <strong>en</strong> eindterm<strong>en</strong><br />

op het gebied van lichamelijke opvoeding/bewegingsonderwijs extra aandacht te<br />

bested<strong>en</strong> aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport. Door middel van beleidsimpuls<strong>en</strong> (BOS, BSI, Alliantie <strong>School</strong><br />

& <strong>Sport</strong> <strong>en</strong> Impuls brede schol<strong>en</strong>, sport <strong>en</strong> cultuur) poogt de overheid wel de aandacht voor<br />

sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> op school te vergrot<strong>en</strong>. De keuze voor veel of weinig aandacht voor het thema<br />

is echter voor e<strong>en</strong> groot deel aan de school zelf. Uit de schoolvrag<strong>en</strong>lijst blijkt dat het belang dat<br />

door de school, in dit geval de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers, aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport wordt gehecht<br />

redelijk groot is. Zoals verwacht, vind<strong>en</strong> praktisch alle doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding op<br />

middelbare schol<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport belangrijk. Volg<strong>en</strong>s driekwart van de ondervraagd<strong>en</strong> in<br />

het voortgezet onderwijs hecht<strong>en</strong> ook de doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die zich niet specifiek met beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<br />

bezighoud<strong>en</strong> belang aan het thema. Voor groepsleerkracht<strong>en</strong> op basisschol<strong>en</strong> is dit 87% (niet in<br />

tabel). Of het belang ook wordt vertaald in beleid wordt in deze paragraaf duidelijk.<br />

2.6.1 Beweegbeleid van schol<strong>en</strong><br />

In de hoofdstukk<strong>en</strong> 4 <strong>en</strong> 5 wordt bekek<strong>en</strong> in welke mate het beleid van de school sam<strong>en</strong>hangt<br />

met het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong>. Er is echter binn<strong>en</strong> het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong><br />

<strong>en</strong> <strong>Sport</strong> e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orm scala aan beleidsfactor<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> in kaart gebracht. Daarom is het<br />

van belang e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>de maat te hebb<strong>en</strong>, die gereduceerd weergeeft in welke mate e<strong>en</strong><br />

school k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> heeft die het beweg<strong>en</strong> van haar leerling<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> stimuler<strong>en</strong>. In eerste<br />

instantie is hiervoor gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> concrete voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong> die aangev<strong>en</strong> dat<br />

e<strong>en</strong> school zich inzet om het beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> bij leerling<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong>. Het gaat hierbij<br />

bijvoorbeeld om het hebb<strong>en</strong> van relatief veel sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het schoolplein, de<br />

aanwezigheid van e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke opvoeding, het hebb<strong>en</strong> van goede accommodaties<br />

<strong>en</strong> material<strong>en</strong> voor beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport <strong>en</strong> het hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> schoolsportaanbod. 19 Deze<br />

voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> blek<strong>en</strong> in nadere statistische analyses sterk sam<strong>en</strong> te hang<strong>en</strong> met zes stelling<strong>en</strong><br />

over het beweegbeleid, die zijn voorgelegd aan de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers. In tabel 2.23 zijn<br />

deze stelling<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> betrouwbaarheidsanalyse toonde e<strong>en</strong> sterke sam<strong>en</strong>hang in<br />

de antwoord<strong>en</strong> op de zes stelling<strong>en</strong> aan (α = 0.81). Dat betek<strong>en</strong>t dat schoolverteg<strong>en</strong>woordigers<br />

De schoolomgeving<br />

65


vaak positief, neutraal of juist negatief op meerdere van deze stelling<strong>en</strong> reageerd<strong>en</strong>. De stelling<strong>en</strong><br />

tezam<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> schaal, <strong>en</strong> vanwege de eerderg<strong>en</strong>oemde sam<strong>en</strong>hang met concrete<br />

maatregel<strong>en</strong> op de schol<strong>en</strong>, is deze schaal als maat voor ‘beweeg beleid’ van de school<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. 20 Schol<strong>en</strong> zijn in deze schaal ingedeeld in drie groep<strong>en</strong>: minder beweegbeleid, doorsnee<br />

beweegbeleid <strong>en</strong> meer beweegbeleid. De indeling is bepaald op aantall<strong>en</strong>, in elke groep zit<br />

ongeveer e<strong>en</strong> derde van de schol<strong>en</strong>. Elke stelling weegt hierbij ev<strong>en</strong> zwaar mee. 21<br />

Tabel 2.23 Beweegbeleid schol<strong>en</strong> <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Onderwijstype<br />

PO<br />

(n = 126)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 61)<br />

%<br />

Uitsprak<strong>en</strong> school i<br />

de schoolleiding vindt beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport belangrijk 82 69<br />

de school voert e<strong>en</strong> gericht beleid om het beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport<strong>en</strong> bij leerling<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong><br />

43 36<br />

de school voert e<strong>en</strong> gericht beleid om overgewicht onder<br />

leerling<strong>en</strong> te voorkom<strong>en</strong>/teg<strong>en</strong> te gaan<br />

bij het verdel<strong>en</strong> van de financiële middel<strong>en</strong> heeft beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport prioriteit<br />

bij de inrichting van het schoolgebouw is rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong><br />

met het stimuler<strong>en</strong> van het (verplaatsings)beweg<strong>en</strong><br />

het aanbied<strong>en</strong> van (naschoolse) schoolsport heeft<br />

op school prioriteit<br />

27 16<br />

5 15<br />

18 15<br />

15 18<br />

i. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘(helemaal) mee e<strong>en</strong>s’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

In tabel 2.23 is te zi<strong>en</strong> dat het hecht<strong>en</strong> van belang aan het thema door de schoolleiding nog niet<br />

altijd uitmondt in e<strong>en</strong> prioriteit voor sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> in het beleid. Hoewel op 82% van de<br />

basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 69% van de middelbare schol<strong>en</strong> het thema beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport belangrijk wordt<br />

gevond<strong>en</strong> door de schoolleiding, zijn er e<strong>en</strong> stuk minder schol<strong>en</strong> die ook e<strong>en</strong> gericht beleid<br />

voer<strong>en</strong> om beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport bij leerling<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong>: op 43% van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 36%<br />

van de middelbare schol<strong>en</strong> is dit het geval. Specifiek beleid om overgewicht teg<strong>en</strong> te gaan,<br />

wordt door nog minder van de schol<strong>en</strong> gevoerd <strong>en</strong> op 5% van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 15% van de<br />

middelbare schol<strong>en</strong> heeft beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport prioriteit bij de verdeling van financiële middel<strong>en</strong>.<br />

Op minder dan e<strong>en</strong> vijfde van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> middelbare schol<strong>en</strong> is bij de inrichting van<br />

het schoolgebouw rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met beweg<strong>en</strong>. Zoals in tabel 2.20 reeds is geconstateerd,<br />

heeft op minder dan e<strong>en</strong> vijfde van de schol<strong>en</strong> het aanbied<strong>en</strong> van schoolsport prioriteit.<br />

66 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


De maat ‘beweegbeleid’ is gebaseerd op de antwoord<strong>en</strong> van één schoolverteg<strong>en</strong>woordiger. Op<br />

de <strong>en</strong>e school was dat e<strong>en</strong> directeur, op de andere e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke opvoeding.<br />

Het zou kunn<strong>en</strong> dat de e<strong>en</strong> positiever antwoordt dan de ander, bijvoorbeeld vanwege sociale<br />

w<strong>en</strong>selijkheid. De antwoord<strong>en</strong> op de zes stelling<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> echter niet afhankelijk van de functie<br />

van de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger. Directeur<strong>en</strong>, vakleerkracht<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding <strong>en</strong><br />

andere personeelsled<strong>en</strong> zijn gelijk verdeeld over de drie groep<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de mate van<br />

beweegbeleid (niet in tabel).<br />

In hoofdstuk 5 zal deze schaal voor beweegbeleid word<strong>en</strong> afgezet teg<strong>en</strong> het activiteitsniveau van<br />

leerling<strong>en</strong>, waardoor bekek<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> of het voer<strong>en</strong> van meer beweegbeleid leerling<strong>en</strong> ook<br />

daadwerkelijk meer laat beweg<strong>en</strong>. In het vervolg van deze paragraaf wordt de inhoud van de maat<br />

beweegbeleid nog iets verder toegelicht. Er wordt ingegaan op de typering van schol<strong>en</strong> met minder,<br />

doorsnee <strong>en</strong> meer beweegbeleid <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de school <strong>en</strong> van de leerling<strong>en</strong>.<br />

2.6.2 Typering van schol<strong>en</strong> met beweegbeleid<br />

Wanneer wordt ingezoomd op de typering van schol<strong>en</strong> met minder, doorsnee of meer beweegbeleid<br />

wordt duidelijk dat schol<strong>en</strong> uit het primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs gelijk zijn verdeeld<br />

over de drie groep<strong>en</strong> van beweegbeleid. Aan het onderzoek hebb<strong>en</strong> twee keer zoveel basisschol<strong>en</strong><br />

als schol<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Deze verhouding is ook zichtbaar<br />

in elk van de drie groep<strong>en</strong> (zie tabel 2.24).<br />

Tabel 2.24 Beweegbeleid schol<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong>kele achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de school<br />

Totaal<br />

(n = 187)<br />

%<br />

minder<br />

(n = 76)<br />

%<br />

Beweegbeleid school<br />

doorsnee<br />

(n = 56)<br />

%<br />

meer<br />

(n = 54)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100<br />

Onderwijstype<br />

PO 67 66 66 70<br />

VO 33 34 34 30<br />

Stedelijkheid schoolomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 11 7 11 19<br />

sterk stedelijk 21 21 25 17<br />

matig stedelijk 20 17 20 26<br />

weinig stedelijk 22 25 20 22<br />

niet stedelijk 25 30 25 17<br />

Brede school<br />

ja 29 24 23 43<br />

nee 71 76 77 57<br />

De schoolomgeving<br />

67


Schol<strong>en</strong> in zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> voer<strong>en</strong> iets vaker meer beweegbeleid, schol<strong>en</strong> in<br />

niet stedelijke gebied<strong>en</strong> vall<strong>en</strong> vaker in de categorie ‘minder beweegbeleid’. Datzelfde verschil<br />

gaat op voor respectievelijk middelgrote schol<strong>en</strong> met 150 tot 500 leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> schol<strong>en</strong><br />

tot 150 leerling<strong>en</strong> (niet in tabel). Ook brede schol<strong>en</strong> vall<strong>en</strong> vaker in de groep ‘meer beweegbeleid’<br />

dan niet-brede schol<strong>en</strong>, dit geldt het sterkst voor de brede basisschol<strong>en</strong> (niet in tabel).<br />

Dat is niet verwonderlijk, aangezi<strong>en</strong> sport vaak één van de terrein<strong>en</strong> is waar brede schol<strong>en</strong><br />

extra aandacht aan bested<strong>en</strong>. Ook is e<strong>en</strong> basisschool met meer dan 10% geïndiceerde leerling<strong>en</strong><br />

vaker e<strong>en</strong> school met meer beweegbeleid dan e<strong>en</strong> school met minder beweegbeleid. De<br />

middelbare schol<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> L+A-school zijn, hebb<strong>en</strong> allemaal e<strong>en</strong> doorsnee beweegbeleid<br />

(niet in de tabel).<br />

De achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de leerling<strong>en</strong> die op e<strong>en</strong> school met meer beweegbeleid zitt<strong>en</strong>,<br />

zegg<strong>en</strong> ook iets over de typering van deze schol<strong>en</strong>. Het kan immers zo zijn dat schol<strong>en</strong> hun<br />

beweegbeleid aanpass<strong>en</strong> aan het type leerling<strong>en</strong> dat erop zit. Het feit dat basisschol<strong>en</strong> met veel<br />

geïndiceerde leerling<strong>en</strong> ook relatief vaak schol<strong>en</strong> zijn met meer beweegbeleid is hiervoor reeds<br />

e<strong>en</strong> aanwijzing. Omdat basisschol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid gek<strong>en</strong>merkt word<strong>en</strong> door e<strong>en</strong><br />

ander type leerling<strong>en</strong> qua achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> dan middelbare schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid,<br />

wordt in de volg<strong>en</strong>de twee tabell<strong>en</strong> het beweegbeleid afgezet teg<strong>en</strong> de achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van leerling<strong>en</strong>. In tabel 2.25 <strong>en</strong> 2.26 zijn de achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van respectievelijk<br />

basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> middelbare scholier<strong>en</strong> afgezet teg<strong>en</strong> het beweegbeleid van de school.<br />

68 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 2.25 Beweegbeleid basisschol<strong>en</strong> <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> a<br />

Totaal<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

minder<br />

(n = 1.771)<br />

%<br />

Beweegbeleid school<br />

doorsnee<br />

(n = 1.332)<br />

%<br />

meer<br />

(n = 1.541)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 49 50 49 48<br />

meisje 51 50 51 52<br />

Afkomst<br />

autochtoon 74 78 75 68<br />

westers allochtoon 6 7 5 6<br />

niet-westers allochtoon 20 15 19 26<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 14 4 14 25<br />

sterk stedelijk 19 21 17 20<br />

matig stedelijk 21 18 20 25<br />

weinig stedelijk 22 28 23 16<br />

niet-stedelijk 23 29 26 13<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 5 3 4 8<br />

één 45 45 41 49<br />

twee of meer 50 52 55 43<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 32 31 29 34<br />

tot één keer per maand 12 13 13 11<br />

één keer per week 23 24 24 22<br />

meer dan één keer per week 33 32 33 33<br />

Lidmaatschap clubsport<br />

nee 24 22 22 29<br />

ja 76 78 78 71<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 3 2 3 3<br />

normaal gewicht 85 86 84 84<br />

overgewicht 13 11 13 14<br />

a. Het gaat hier om gegev<strong>en</strong>s die op leerling<strong>en</strong>niveau zijn gerapporteerd. De resultat<strong>en</strong> in deze tabel zijn<br />

gewog<strong>en</strong> voor onderwijstype, onderwijsniveau <strong>en</strong> stedelijkheid, zie onderzoeksverantwoording.<br />

De schoolomgeving<br />

69


Basisschoolleerling<strong>en</strong> die op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> met meer beweegbeleid won<strong>en</strong> significant vaker<br />

in zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>, zijn vaker van niet-westerse afkomst <strong>en</strong> kom<strong>en</strong> vaker uit<br />

gezinn<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> auto hebb<strong>en</strong> dan hun leeftijdsg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> met doorsnee of minder<br />

beweegbeleid. Ook zijn het leerling<strong>en</strong> die minder vaak lid zijn van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging.<br />

Het gaat hier dus duidelijk om e<strong>en</strong> bepaalde groep ‘gemarginaliseerde’ leerling<strong>en</strong>. Het is heel<br />

goed voorstelbaar dat schol<strong>en</strong> waar deze leerling<strong>en</strong> op zitt<strong>en</strong> (mogelijk in sam<strong>en</strong>werking met<br />

geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) extra beweegbeleid voer<strong>en</strong> om beweeg- <strong>en</strong> sportmogelijkhed<strong>en</strong> voor leerling<strong>en</strong><br />

te creër<strong>en</strong> omdat zij deze mogelijkhed<strong>en</strong> van huis uit niet hebb<strong>en</strong>. Het voortgezet onderwijs<br />

schetst e<strong>en</strong> iets ander beeld.<br />

Tabel 2.26 Beweegbeleid middelbare schol<strong>en</strong> <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong><br />

Totaal<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

minder i<br />

(n = 1.026)<br />

%<br />

Beweegbeleid school<br />

doorsnee i<br />

(n = 816)<br />

%<br />

meer i<br />

(n = 584)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 49 48 52 46<br />

meisje 51 52 48 54<br />

Etniciteit leerling<br />

autochtoon 77 77 77 78<br />

westers allochtoon 7 6 6 8<br />

niet-westers allochtoon 16 16 17 13<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 15 10 8 30<br />

sterk stedelijk 17 19 17 11<br />

matig stedelijk 22 23 28 16<br />

weinig stedelijk 22 23 21 21<br />

niet stedelijk 24 25 25 21<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 4 3 5 4<br />

één 44 43 44 43<br />

twee of meer 52 54 51 52<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 35 35 37 30<br />

tot één keer per maand 12 13 12 11<br />

één keer per week 23 23 19 27<br />

meer dan één keer per week 30 28 31 33<br />

Vervolg tabel op pagina 71<br />

70 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Totaal<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

minder i<br />

(n = 1.026)<br />

%<br />

Beweegbeleid school<br />

doorsnee i<br />

(n = 816)<br />

%<br />

meer i<br />

(n = 584)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100<br />

Lidmaatschap clubsport<br />

nee 30 31 31 25<br />

ja 70 69 69 75<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 3 4 3 2<br />

normaal gewicht 86 87 85 85<br />

overgewicht 11 9 12 13<br />

i. Het gaat hier om gegev<strong>en</strong>s die door leerling<strong>en</strong> zijn gerapporteerd. De resultat<strong>en</strong> in deze tabel zijn<br />

gewog<strong>en</strong> voor onderwijstype, onderwijsniveau <strong>en</strong> stedelijkheid, zie onderzoeksverantwoording.<br />

Net als in het basisonderwijs zitt<strong>en</strong> op middelbare schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid vaker leerling<strong>en</strong><br />

die in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijke omgeving won<strong>en</strong> (zie tabel 2.26). Middelbare schol<strong>en</strong> met meer<br />

beweegbeleid hebb<strong>en</strong> daarnaast relatief veel leerling<strong>en</strong> met overgewicht. Mogelijk zijn de schol<strong>en</strong><br />

waarop deze kinder<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> meer beweegbeleid gaan voer<strong>en</strong> om overgewicht teg<strong>en</strong> te gaan.<br />

Opvall<strong>en</strong>d is verder dat op middelbare schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid, anders dan op basisschol<strong>en</strong><br />

met meer beweegbeleid, meer leerling<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lidmaatschap van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging.<br />

Mogelijk is dit e<strong>en</strong> positief gevolg van het gevoerde beweegbeleid. Het kan ook zijn dat leerling<strong>en</strong><br />

die lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub vaker kiez<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> middelbare school met meer beweegbeleid.<br />

2.7 Sam<strong>en</strong>vatting<br />

Nederlandse kinder<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> van 4 tot 18 jaar elk jaar gemiddeld duiz<strong>en</strong>d uur op school. De<br />

schoolomgeving is e<strong>en</strong> plek waar zij dus relatief veel tijd doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Vaak wordt daarom<br />

verondersteld dat de school in e<strong>en</strong> behoorlijke mate invloed uitoef<strong>en</strong>t op het gedrag van haar<br />

leerling<strong>en</strong>, zo ook waar het gaat om hun beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag. In dit hoofdstuk stond<strong>en</strong> de<br />

factor<strong>en</strong> op <strong>en</strong> in de omgeving van de school die mogelijk sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met het beweeg- <strong>en</strong><br />

sportgedrag van leerling<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal.<br />

Er werd allereerst ingegaan op de typering van de schol<strong>en</strong> voor wat betreft hun achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> fysieke omgeving. Aan het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> nam<strong>en</strong> in totaal<br />

126 basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 61 middelbare schol<strong>en</strong> deel, die qua grootte, onderwijsniveau <strong>en</strong> typering<br />

redelijk overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> met de landelijke populatie van schol<strong>en</strong>. Middelbare schol<strong>en</strong> met havo<br />

<strong>en</strong> praktijkonderwijs zijn in de steekproef licht oververteg<strong>en</strong>woordigd, net als brede middel-<br />

De schoolomgeving<br />

71


are schol<strong>en</strong>. Verder is er e<strong>en</strong> lichte onderverteg<strong>en</strong>woordiging van zowel basisschol<strong>en</strong> als middelbare<br />

schol<strong>en</strong> in zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>.<br />

Van alle schol<strong>en</strong> in het onderzoek staat 11% in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijk gebied. Stedelijkheid<br />

is ev<strong>en</strong>als de veiligheid van de schoolomgeving mogelijk e<strong>en</strong> factor die sam<strong>en</strong>hangt met de<br />

wijze waarop leerling<strong>en</strong> zich <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school verplaats<strong>en</strong>. Ongeveer driekwart van de schol<strong>en</strong><br />

staat in e<strong>en</strong> omgeving waarin leerling<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers veilig <strong>naar</strong><br />

school kunn<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> of fiets<strong>en</strong>. De helft van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> ongeveer 2 op de 10 schol<strong>en</strong> in<br />

het voortgezet onderwijs hebb<strong>en</strong> invloed uitgeoef<strong>en</strong>d op de inrichting van de schoolomgeving.<br />

De les lichamelijke opvoeding is natuurlijk bij uitstek het mom<strong>en</strong>t waarop leerling<strong>en</strong> onder<br />

schooltijd de geleg<strong>en</strong>heid hebb<strong>en</strong> te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong>. Basisschol<strong>en</strong> in het onderzoek<br />

<strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> gev<strong>en</strong> aan leerling<strong>en</strong> uit groep 3 tot <strong>en</strong> met 8 gemiddeld 91 minut<strong>en</strong><br />

lichamelijke opvoeding per week. Dit komt ongeveer overe<strong>en</strong> met wat uit ander onderzoek<br />

blijkt. De klass<strong>en</strong> 1 tot <strong>en</strong> met 4 van de middelbare schol<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> gemiddeld 115 minut<strong>en</strong><br />

lichamelijke opvoeding; ook dat komt overe<strong>en</strong> met wat elders is gevond<strong>en</strong>. Op basisschol<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> vakleerkracht <strong>en</strong> op brede schol<strong>en</strong> (zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet<br />

onderwijs) wordt gemiddeld iets meer tijd aan lichamelijke opvoeding besteed dan op schol<strong>en</strong><br />

zonder vakleerkracht <strong>en</strong> niet-brede schol<strong>en</strong>.<br />

De kwaliteit van de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding heeft in sommige gevall<strong>en</strong> te lijd<strong>en</strong> onder<br />

minder goede randvoorwaard<strong>en</strong>. Er is voor grofweg e<strong>en</strong> derde van de schol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gebrek aan<br />

accommodaties <strong>en</strong> material<strong>en</strong> van voldo<strong>en</strong>de kwaliteit om goede less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding<br />

te gev<strong>en</strong>. Ook is niet op alle schol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke opvoeding aanwezig.<br />

De helft van de basisschol<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> had in 2009 e<strong>en</strong> vakleerkracht<br />

lichamelijke opvoeding. Brede basisschol<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> vaker e<strong>en</strong> vakleerkracht dan<br />

niet-brede basisschol<strong>en</strong>.<br />

De leerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ook tijd<strong>en</strong>s de pauzes mogelijkhed<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> in<br />

het primair onderwijs hebb<strong>en</strong> gemiddeld ruim 5,5 uur per week pauze, voor leerling<strong>en</strong> in het<br />

voortgezet onderwijs is dit 4 uur per week. <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> in de pauze is op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele school verplicht,<br />

maar de inrichting van <strong>en</strong> het aanbod op het schoolplein kan hier mogelijk wel toe uitnodig<strong>en</strong>.<br />

Meer dan de helft van de middelbare schol<strong>en</strong> heeft ge<strong>en</strong> sport- <strong>en</strong> speelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

op het schoolplein. Op 17% van alle schol<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong>aanbod tijd<strong>en</strong>s de pauze. Vooral<br />

doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding van middelbare schol<strong>en</strong> zijn niet tevred<strong>en</strong> over de beweeg<strong>en</strong><br />

sportmogelijkhed<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze.<br />

E<strong>en</strong> andere geleg<strong>en</strong>heid waarbij leerling<strong>en</strong> op school kunn<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>, is de schoolsport. Na<br />

schooltijd wordt op de meeste schol<strong>en</strong> in elk geval minimaal één keer per jaar aan schoolsport<br />

gedaan. In de meetweek was op bijna twee derde van de schol<strong>en</strong> schoolsportaanbod. Deze<br />

72 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


schol<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vooral gek<strong>en</strong>merkt door relatief veel leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> niet-westerse allochtone<br />

afkomst, leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> die thuis ge<strong>en</strong> auto hebb<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die niet lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub.<br />

De belangrijkste belemmering die schol<strong>en</strong> ondervind<strong>en</strong> bij het aanbied<strong>en</strong> van naschools<br />

sportaanbod is e<strong>en</strong> gebrek aan binn<strong>en</strong>accommodaties. Andere veel g<strong>en</strong>oemde red<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn het<br />

ontbrek<strong>en</strong> van draagvlak in de eig<strong>en</strong> school of bij leerling<strong>en</strong>.<br />

Hoewel het aanbied<strong>en</strong> van naschoolse sport op weinig schol<strong>en</strong> prioriteit heeft, hecht<strong>en</strong> zowel<br />

schoolleiding als doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> ouders wel veel belang aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport. Dat beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport belangrijk wordt gevond<strong>en</strong>, houdt echter niet in dat er ook automatisch prioriteit voor is<br />

in het beleid: 8 op de 10 schoolleiding<strong>en</strong> in het primair onderwijs <strong>en</strong> 7 op de 10 schoolleiding<strong>en</strong><br />

in het voortgezet onderwijs hecht<strong>en</strong> belang aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport, maar bij het verdel<strong>en</strong> van de<br />

financiële middel<strong>en</strong> heeft beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport maar op 5% van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> op 15% van de<br />

middelbare schol<strong>en</strong> prioriteit. Op basis van zes verschill<strong>en</strong>de stelling<strong>en</strong> die zijn voorgelegd aan<br />

de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers, is in dit onderzoek e<strong>en</strong> maat ‘beweegbeleid’ ontwikkeld die e<strong>en</strong><br />

betrouwbaar beeld geeft van de mate waarin e<strong>en</strong> school beleid voert op het gebied van beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport. Schol<strong>en</strong> zijn ingedeeld in de groep<strong>en</strong> ‘minder beweegbeleid’, ‘doorsnee beweegbeleid’<br />

<strong>en</strong> ‘meer beweegbeleid’. Schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid hebb<strong>en</strong> over het algeme<strong>en</strong><br />

meer <strong>en</strong> betere voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport.<br />

Schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid zijn vaker schol<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijk gebied. Ook<br />

brede basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> basisschol<strong>en</strong> met meer dan 10% geïndiceerde leerling<strong>en</strong> voer<strong>en</strong> vaker<br />

meer beweegbeleid. Verder word<strong>en</strong> basisschol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid gek<strong>en</strong>merkt door<br />

relatief meer leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> niet-westerse<br />

achtergrond <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit gezinn<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lage sociaaleconomische status. Ook zijn de<br />

leerling<strong>en</strong> op basisschol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid minder vaak lid van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging.<br />

In het middelbaar onderwijs word<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid gek<strong>en</strong>merkt door het<br />

relatief grote aantal leerling<strong>en</strong> met overgewicht <strong>en</strong>, in teg<strong>en</strong>stelling tot wat bij de basisschol<strong>en</strong><br />

het geval is, door het relatief grote aantal leerling<strong>en</strong> dat lid is van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging.<br />

Of het voer<strong>en</strong> van meer beweegbeleid ook van invloed is op het activiteitsniveau zal in hoofdstuk 5<br />

blijk<strong>en</strong>. In hoofdstuk 3 volgt eerst e<strong>en</strong> beschrijving van het beweeggedrag van de leerling<strong>en</strong>.<br />

Not<strong>en</strong><br />

1. In hoofdstuk 1 is weergegev<strong>en</strong> hoe hoofdstuk 2 sam<strong>en</strong>hangt met de andere hoofdstukk<strong>en</strong><br />

in dit rapport.<br />

2. C<strong>en</strong>trale Financiën Instelling<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van<br />

Onderwijs, Cultuur <strong>en</strong> Wet<strong>en</strong>schap (OCW). Sinds 1 januari 2010 sam<strong>en</strong>gegaan met de<br />

De schoolomgeving<br />

73


Informatie Beheer (IB) groep onder de naam Di<strong>en</strong>st Uitvoering Onderwijs (DUO). Zij verstrekk<strong>en</strong><br />

informatie over onderwijsinstelling<strong>en</strong> in Nederland.<br />

3. In het voortgezet onderwijs hebb<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> in de eerste twee jaar minimaal 1.040 uur<br />

per jaar les, dit geldt ook voor de leerling<strong>en</strong> in het derde jaar van de havo <strong>en</strong> het vwo. In de<br />

bov<strong>en</strong>bouw (3e jaar vmbo, 4e jaar havo <strong>en</strong> vwo <strong>en</strong> 5e jaar vwo) br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> minimaal<br />

1.000 uur op school door. In het exam<strong>en</strong>jaar moet<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> nog minmaal 700 uur per<br />

jaar les volg<strong>en</strong> (OCW 2008: 24).<br />

4. Volg<strong>en</strong>s gegev<strong>en</strong>s van het CFI, gebuikt als steekproefbasis voor dit onderzoek.<br />

5. In het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> wordt het aantal auto’s in het bezit van de<br />

gezinn<strong>en</strong> waaruit de leerling<strong>en</strong> afkomstig zijn, beschouwd als maat voor sociaaleconomische<br />

status.<br />

6. Overal waar in deze uitgave ‘hij’ of ‘hem’ staat, kan ook ‘zij’ of ‘haar’ gelez<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Om<br />

de leesbaarheid te bevorder<strong>en</strong>, is beslot<strong>en</strong> niet telk<strong>en</strong>s beide vorm<strong>en</strong> te gebruik<strong>en</strong>, maar<br />

het grammaticaal geslacht aan te houd<strong>en</strong>.<br />

7. Leerling<strong>en</strong> van wie de ouders e<strong>en</strong> laag opleidingsniveau hebb<strong>en</strong>, krijg<strong>en</strong> 1,2 of 0,3 extra<br />

gewicht. Zij tell<strong>en</strong> bij het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van financiële middel<strong>en</strong> aan schol<strong>en</strong> dus voor 2,2 of 1,3.<br />

Voor de gewicht<strong>en</strong>regeling zijn drie categorieën opgesteld waarover de opleidingsniveaus<br />

van ouders/verzorgers zijn verdeeld. E<strong>en</strong> ouder in categorie 1 heeft als maximaal onderwijsniveau<br />

het basisonderwijs of (v)so-zmlk. E<strong>en</strong> ouder in categorie 2 heeft het maximale<br />

onderwijsniveau van lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis- of kaderberoepsgerichte<br />

leerweg. E<strong>en</strong> ouder met e<strong>en</strong> opleidingsniveau dat hoger is dan bov<strong>en</strong>staande niveaus komt<br />

in categorie 3 terecht. Leerling<strong>en</strong> waarvan één of beide ouders in categorie 3 vall<strong>en</strong>, krijg<strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong> extra gewicht. Leerling<strong>en</strong> wi<strong>en</strong>s ouders beide in categorie 2 vall<strong>en</strong>, krijg<strong>en</strong> 0,3 extra<br />

gewicht. Leerling<strong>en</strong> waarvan beide ouders in categorie 1 vall<strong>en</strong>, krijg<strong>en</strong> 1,2 extra gewicht.<br />

Dit geldt ook voor leerling<strong>en</strong> waarvan de <strong>en</strong>e ouder in categorie 2 <strong>en</strong> de andere in categorie<br />

1 valt. Ter illustratie het volg<strong>en</strong>de rek<strong>en</strong>voorbeeld van twee d<strong>en</strong>kbeeldige basisschol<strong>en</strong><br />

met hetzelfde aantal leerling<strong>en</strong>: stel dat e<strong>en</strong> basisschool van de overheid per leerling 1.000<br />

euro op jaarbasis ontvangt. E<strong>en</strong> school met honderd leerling<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> van all<strong>en</strong> geïndiceerd<br />

zijn (dus e<strong>en</strong> school zonder extra gewicht) ontvangt dan 100 x 1.000 = 100.000 euro.<br />

E<strong>en</strong> school met hetzelfde aantal leerling<strong>en</strong>, waarvan ti<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> het gewicht 1,3 krijg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> twintig leerling<strong>en</strong> het gewicht 2,2, krijgt hierdoor 27% extra gewicht toegek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> ontvangt<br />

127.000 euro.<br />

8. Door CFI aangeleverde gegev<strong>en</strong>s, bewerking <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>.<br />

9. MVPA is het activiteitsniveau waarvan wordt gezegd dat de int<strong>en</strong>siteit voldo<strong>en</strong>de is om e<strong>en</strong><br />

positieve bijdrage te lever<strong>en</strong> aan de gezondheid. Om deze positieve effect<strong>en</strong> ook daadwerkelijk<br />

te lat<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong>, moet<strong>en</strong> volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> minst<strong>en</strong>s 5 dag<strong>en</strong> per week 30 minut<strong>en</strong><br />

matig int<strong>en</strong>sief (moderate) tot int<strong>en</strong>sief (vigorous) beweg<strong>en</strong>. Voor kinder<strong>en</strong> tot 18 jaar is dit<br />

zestig minut<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de zev<strong>en</strong> dag<strong>en</strong> per week.<br />

10. Waarschijnlijk is PES niet altijd vergelijkbaar met lichamelijke opvoeding zoals dat in<br />

Nederland wordt aangebod<strong>en</strong>.<br />

74 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


11. Volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> peiling van de Onderwijsinspectie in 2005 bijvoorbeeld, kreg<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> in<br />

het basisonderwijs gemiddeld 95 minut<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding per week (Herweijer et<br />

al. 2008: 232). Uit de periodieke peiling van het onderwijsniveau (PPON) bleek dat in 2006<br />

in de groep<strong>en</strong> 3 tot <strong>en</strong> met 8 van de 67 bevraagde basisschol<strong>en</strong> gemiddeld 90 minut<strong>en</strong> aan<br />

lichamelijke opvoeding werd gegev<strong>en</strong>. Bij 77% van de groep<strong>en</strong> was deze tijd verdeeld over<br />

twee mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de week, bij 18% van de groep<strong>en</strong> was er één keer in de week les <strong>en</strong> bij 5%<br />

van de schol<strong>en</strong> stond<strong>en</strong> er drie less<strong>en</strong> per week op het programma. Wanneer puur wordt<br />

gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> effectieve lestijd per week (na aftrek voor omkled<strong>en</strong>, douch<strong>en</strong>, verplaats<strong>en</strong>),<br />

bleek de gemiddelde 90 minut<strong>en</strong> verminderd te zijn tot 78 minut<strong>en</strong> per week (Weerd<strong>en</strong> et<br />

al. 2008: 38-39). E<strong>en</strong> onderzoek van Sardes (Jepma & Van der Vegt 2006: 20) kwam tot ongeveer<br />

vergelijkbare uitkomst<strong>en</strong>.<br />

12. Artikel 6d luidt als volgt: “Onderwijs in lichamelijke opvoeding, bestaande uit praktische<br />

bewegingsactiviteit<strong>en</strong>, wordt verspreid verzorgd over alle leerjar<strong>en</strong> van het voorbereid<strong>en</strong>d<br />

wet<strong>en</strong>schappelijk onderwijs <strong>en</strong> het hoger algeme<strong>en</strong> voortgezet onderwijs. Dit onderwijs<br />

vindt plaats gespreid over de schoolwek<strong>en</strong>, in zodanige substantiële omvang <strong>en</strong> schooltijd<br />

dat wordt voldaan aan de eis<strong>en</strong> op het gebied van kwaliteit, int<strong>en</strong>siteit <strong>en</strong> variëteit van de<br />

bewegingsactiviteit<strong>en</strong> neergelegd in kerndoel<strong>en</strong> <strong>en</strong> exam<strong>en</strong>progrogramma’s. Daarbij wordt<br />

uitgegaan van de situatie zoals die op 1 augustus voor het bewegingsonderwijs gold. In afwijking<br />

van de tweede volzin geldt voor het laatste leerjaar het voorschrift, dat het onderwijs<br />

in het eindexam<strong>en</strong>vak lichamelijke opvoeding niet eerder mag word<strong>en</strong> afgeslot<strong>en</strong> dan in<br />

de maand december.” (OCW 2006) Op verzoek van OCW onderzoekt de inspectie voor het<br />

onderwijs wat de effect<strong>en</strong> van de verandering zijn geweest op het aantal ur<strong>en</strong> dat mom<strong>en</strong>teel<br />

wordt besteed aan lichamelijke opvoeding. Zij rapporteert daarover in het Onderwijsverslag.<br />

13. De afstand<strong>en</strong> van de school tot de binn<strong>en</strong>accommodatie <strong>en</strong> buit<strong>en</strong>accommodatie zijn<br />

bevraagd in de vrag<strong>en</strong>lijst voor schoolverteg<strong>en</strong>woordigers.<br />

14. Alle groepsleerkracht<strong>en</strong> die voor 1 september 2000 aan de PABO begonn<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn afgestudeerd<br />

voor 2005, zijn bevoegd om less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding te gev<strong>en</strong> aan alle klass<strong>en</strong> van<br />

de basisschool. Alle stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die na 1 september 2000 aan de Pabo zijn begonn<strong>en</strong> <strong>en</strong> afgestudeerd,<br />

zijn alle<strong>en</strong> bevoegd voor het gev<strong>en</strong> van lichamelijke opvoeding aan de groep<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong><br />

2 van het basisonderwijs. Om lichamelijke opvoeding te mog<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> aan de groep<strong>en</strong> 3 tot<br />

<strong>en</strong> met 8, is e<strong>en</strong> extra vakbekwaamheid vereist. Deze vakbekwaamheid kan word<strong>en</strong> behaald<br />

tijd<strong>en</strong>s de leergang bewegingsonderwijs bij één van de gecertificeerde opleiding<strong>en</strong>.<br />

15. Doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO, vierjarige hbo-opleiding)<br />

hebb<strong>en</strong> afgerond, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> eerstegraadsbevoegdheid voor het vak lichamelijke opvoeding.<br />

Zij zijn hiermee bevoegd om les te gev<strong>en</strong> aan alle groep<strong>en</strong> <strong>en</strong> niveaus van het basisonderwijs,<br />

speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs <strong>en</strong><br />

hoger beroepsonderwijs.<br />

16. Het oordeel van de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers moet hier met <strong>en</strong>ige voorzichtigheid geïnterpreteerd<br />

word<strong>en</strong>. Mogelijk zijn zij door de ietwat stur<strong>en</strong>de vraag meer gaan nad<strong>en</strong>k<strong>en</strong> over<br />

belemmering<strong>en</strong> die ze in eerste instantie niet zoud<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>.<br />

De schoolomgeving<br />

75


17. In de sector onderwijs <strong>en</strong> sport gaat het bijvoorbeeld om vakleerkracht<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding <strong>en</strong>/of sporttrainers die naschoolse sportactiviteit<strong>en</strong> organiser<strong>en</strong> op school of op<br />

de sportver<strong>en</strong>iging <strong>en</strong> die de verbinding legg<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de sportver<strong>en</strong>iging <strong>en</strong> het onderwijs,<br />

de naschoolse opvang <strong>en</strong> de wijk.<br />

18. Deze impuls behelst e<strong>en</strong> structurele toezegging van rijksmiddel<strong>en</strong> voor de inzet van professionals<br />

die e<strong>en</strong> brug vorm<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de sector<strong>en</strong> onderwijs <strong>en</strong> sport <strong>en</strong>/of onderwijs <strong>en</strong><br />

cultuur. Deze professionals word<strong>en</strong> toepasselijk ‘combinatiefunctionariss<strong>en</strong>’ g<strong>en</strong>oemd.<br />

19. Zie figuur B1.9 <strong>en</strong> tabel B1.12 in de onderzoeksverantwoording.<br />

20. De Koninklijke Ver<strong>en</strong>iging van Lerar<strong>en</strong> Lichamelijke Opvoeding (KVLO) k<strong>en</strong>t schol<strong>en</strong><br />

die erg gericht zijn op het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag van hun leerling e<strong>en</strong> certificaat van<br />

‘sportactiviteit’ toe als ze aan e<strong>en</strong> aantal eis<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> sportactieve school heeft e<strong>en</strong><br />

gunstig klimaat op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, vergelijkbaar met het voer<strong>en</strong> van<br />

meer beweegbeleid. Schol<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> het certificaat van de KVLO echter zelf aanvrag<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ervoor betal<strong>en</strong>, waardoor het mogelijk is dat er aan het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong><br />

<strong>en</strong> <strong>Sport</strong> schol<strong>en</strong> deelnem<strong>en</strong> die wel aan de criteria van de KVLO voldo<strong>en</strong>, maar niet het<br />

certificaat ‘sportactief’ hebb<strong>en</strong>. Dat maakt dat dit criterium niet geschikt is als maat voor<br />

vergelijking van schol<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>. Daarom hebb<strong>en</strong> wij<br />

e<strong>en</strong> ‘nieuwe’ maat voor beweegbeleid ontwikkeld.<br />

21. Zie voor verdere details paragraaf B1.3 in de onderzoeksverantwoording.<br />

76 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


De schoolomgeving<br />

77


78 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag<br />

van leerling<strong>en</strong><br />

Hoofdstuk 3<br />

Ger van Mossel & Ester Wisse<br />

3.1 Inleiding<br />

In hoofdstuk 2 zijn de fysieke <strong>en</strong> beleidsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de school(omgeving) beschrev<strong>en</strong>.<br />

Het kom<strong>en</strong>de hoofdstuk gaat over het verband tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag (onderzoeksvraag 1a, zie hoofdstuk 1), in het<br />

bijzonder de deelname aan ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. 1 Daarnaast wordt antwoord<br />

gegev<strong>en</strong> op de vraag waarom leerling<strong>en</strong> aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport do<strong>en</strong>, wat hun opvatting<strong>en</strong><br />

over beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport zijn <strong>en</strong> hoe dit sam<strong>en</strong>hangt met hun beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag (onderzoeksvraag<br />

1b, zie hoofdstuk 1).<br />

In paragraaf 3.2 wordt ingegaan op de deelname van leerling<strong>en</strong> aan ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

die in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> zijn bestudeerd. In de subparagraf<strong>en</strong><br />

van paragraaf 3.2 word<strong>en</strong> de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> afzonderlijk besprok<strong>en</strong>. De deelnamecijfers<br />

van <strong>en</strong> tijdsbesteding aan de verschill<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong> wordt in deze paragraf<strong>en</strong><br />

onder andere afgezet teg<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong>. Paragraaf 3.3<br />

gaat vervolg<strong>en</strong>s in op activiteit<strong>en</strong> die mogelijk conflicter<strong>en</strong> met beweg<strong>en</strong>, zoals televisiekijk<strong>en</strong>,<br />

computer<strong>en</strong> <strong>en</strong> rondhang<strong>en</strong> op straat. Deze informatie leidt niet rechtstreeks tot het beantwoord<strong>en</strong><br />

van de onderzoeksvrag<strong>en</strong>. Toch is het belangrijk inzicht te krijg<strong>en</strong> in de tijdsbesteding<br />

aan niet-beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> de mogelijke relatie tuss<strong>en</strong> deze activiteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong>.<br />

In paragraaf 3.4 wordt ingegaan op e<strong>en</strong> andere factor die mogelijk sam<strong>en</strong>hangt met<br />

het beweeggedrag van leerling<strong>en</strong>, namelijk de motiev<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> om deel te nem<strong>en</strong> aan<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport. Deze motiev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgezet teg<strong>en</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de deelname aan de ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. Dit wordt ook in paragraaf 3.5<br />

gedaan voor <strong>en</strong>kele attitud<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport (o.a. waardering<br />

van de gymles <strong>en</strong> waardering van het beweeg- <strong>en</strong> sportaanbod na school). In paragraaf 3.6<br />

kom<strong>en</strong> tot slot nog <strong>en</strong>kele opvatting<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> aan bod, die relevant zijn voor de rest<br />

van dit rapport.<br />

Technische leeswijzer<br />

In dit hoofdstuk word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s gerapporteerd die geconstrueerd zijn op basis van de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst.<br />

Alle resultat<strong>en</strong> in de tabell<strong>en</strong> van hoofdstuk 3 zijn gewog<strong>en</strong> voor onderwijstype<br />

(primair of voortgezet onderwijs), opleiding (zoals havo) <strong>en</strong> mate van stedelijkheid van<br />

de schoolomgeving. 2 De resultat<strong>en</strong> zijn in de tabell<strong>en</strong> in dit hoofdstuk in kolomperc<strong>en</strong>tages<br />

weergegev<strong>en</strong>. Kolomm<strong>en</strong> tell<strong>en</strong> (meestal) op tot 100%. Resultat<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zo word<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong><br />

met het perc<strong>en</strong>tage in de kolom ‘totaal’. Alle resultat<strong>en</strong> die in de tekst besprok<strong>en</strong> word<strong>en</strong>,<br />

zijn significant op p < 0,025.<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

79


3.2 Deelname aan ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

Hoe ziet het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> er dagelijks uit <strong>en</strong> hoeveel tijd bested<strong>en</strong><br />

ze eraan? Welke leerling<strong>en</strong> do<strong>en</strong> het meest aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport <strong>en</strong> welke het minst? Dit<br />

zijn vrag<strong>en</strong> die in paragraaf 3.2 word<strong>en</strong> beantwoord. Er wordt e<strong>en</strong> verband gelegd tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

aantal achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de leerling<strong>en</strong> 3 <strong>en</strong> actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school (paragraaf<br />

3.2.2), lichamelijke opvoeding (paragraaf 3.2.3), pauzegedrag (paragraaf 3.2.4), schoolsport<br />

(paragraaf 3.2.5) <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> in de vrije tijd (paragraaf 3.2.6).<br />

De resultat<strong>en</strong> in de tabell<strong>en</strong> in deze paragraaf gaan in sommige gevall<strong>en</strong> over alle leerling<strong>en</strong>,<br />

in andere gevall<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> deel van de leerling<strong>en</strong> of over de deelnemers aan e<strong>en</strong> bepaalde<br />

beweegactiviteit. Deelnemers zijn leerling<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> bepaalde beweegactiviteit minimaal één<br />

keer in de meetweek hebb<strong>en</strong> gedaan. 4 Achter de tabelkop staat steeds de populatie waarover<br />

de tabelcijfers zijn weergegev<strong>en</strong>, bijvoorbeeld over alle leerling<strong>en</strong> of alle<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> uit<br />

het primair onderwijs.<br />

Ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

In het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> is onderzocht hoeveel tijd jonger<strong>en</strong> bested<strong>en</strong> aan<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong>. Hiervoor zijn ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong> geselecteerd:<br />

lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school, fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school, lichamelijke opvoeding, schoolsport, 5<br />

pauzegedrag, 6 zwemm<strong>en</strong>, sport<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> sportclub, sportschool of dansschool, buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong><br />

of sport<strong>en</strong> voor jezelf, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong>. Deze beweegactiviteit<strong>en</strong> zijn<br />

vervolg<strong>en</strong>s ingedeeld in drie groep<strong>en</strong> (zie tabel 3.1).<br />

De ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> zijn mede gekoz<strong>en</strong> op basis van e<strong>en</strong> vergelijking van vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong><br />

over sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> door Ooij<strong>en</strong>dijk et al. (2006). De ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> zijn duidelijk<br />

te onderscheid<strong>en</strong> van andere bezighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> vind<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> groot deel plaats op vaste<br />

tijd<strong>en</strong> in de week. Met deze ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> is niet het volledige beweeggedrag van<br />

de leerling<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong>. Niet beschrev<strong>en</strong> zijn bijvoorbeeld het lop<strong>en</strong> van de <strong>en</strong>e les <strong>naar</strong> de<br />

andere, het beweg<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s andere less<strong>en</strong>, het zich verplaats<strong>en</strong> in de woonkamer thuis <strong>en</strong> het<br />

tand<strong>en</strong> poets<strong>en</strong>. Het zijn beweging<strong>en</strong> waarvan de tijdstipp<strong>en</strong> (vrijwel) niet te bevrag<strong>en</strong> zijn.<br />

Ook huishoudelijke activiteit<strong>en</strong> zijn in dit onderzoek buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong>, omdat deze<br />

door leerling<strong>en</strong> moeilijk zijn terug te rapporter<strong>en</strong> <strong>en</strong> over het algeme<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

lage bewegingsint<strong>en</strong>siteit (Ainsworth et al. 2000).<br />

80 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 3.1 Ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

Actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school<br />

1. lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school<br />

2. fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school<br />

<strong>Beweg<strong>en</strong></strong> onder schooltijd<br />

3. lichamelijke opvoeding<br />

4. pauzegedrag<br />

5. schoolsport<br />

<strong>Beweg<strong>en</strong></strong> in de vrije tijd<br />

6. clubsport<br />

7. zelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

8. zwemm<strong>en</strong><br />

9. fiets<strong>en</strong> in vrije tijd<br />

10. active gam<strong>en</strong><br />

In hoofdstuk 5 wordt toegelicht hoeveel van het totale beweeggedrag met deze ti<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong><br />

is beschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoe int<strong>en</strong>sief deze activiteit<strong>en</strong> zijn. In dit hoofdstuk wordt met name ingegaan<br />

op deelnameperc<strong>en</strong>tages aan de ti<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> de gemiddeld bestede tijdsduur hiervan.<br />

Deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding aan ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

Aan de leerling<strong>en</strong> is via e<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>lijst gevraagd of ze in de meetweek hebb<strong>en</strong> deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> aan<br />

de ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> zo ja, op welke dag <strong>en</strong> hoe lang ze dit hebb<strong>en</strong> gedaan.<br />

In tabel 3.2 staan de deelnameperc<strong>en</strong>tages, de hoeveelheid tijd die leerling<strong>en</strong> bested<strong>en</strong> aan de<br />

ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> het aandeel in duur van de afzonderlijke beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

over de totale tijd. De duur van activiteit<strong>en</strong> is in deze tabel, net als in andere tabell<strong>en</strong> in dit<br />

rapport waarin tijdsduur wordt gerapporteerd, weergegev<strong>en</strong> in geconstrueerde minut<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> in de vrag<strong>en</strong>lijst niet het exacte aantal minut<strong>en</strong> ingevuld, maar e<strong>en</strong> tijdscategorie<br />

aangekruist. Deze tijdscategorieën varieerd<strong>en</strong> in grootte. Daarom is het aantal weergegev<strong>en</strong><br />

minut<strong>en</strong> e<strong>en</strong> constructie (zie paragraaf B1.3 <strong>en</strong> tabel B1.11 in de onderzoeksverantwoording).<br />

In de tabel wordt onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> deelnemers <strong>en</strong> alle leerling<strong>en</strong>. De deelnemers zijn<br />

leerling<strong>en</strong> die minimaal één keer in de meetweek aan de betreff<strong>en</strong>de activiteit hebb<strong>en</strong> deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Zo bested<strong>en</strong> de deelnemers die lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school daar gemiddeld 43 minut<strong>en</strong> per week aan.<br />

Berek<strong>en</strong>d over alle leerling<strong>en</strong> wordt aan lop<strong>en</strong> gemiddeld 13 minut<strong>en</strong> per week besteed. Dit verschil<br />

wordt veroorzaakt door het relatief kleine deelnameperc<strong>en</strong>tage van 30%. E<strong>en</strong> klein deelnameperc<strong>en</strong>tage<br />

heeft e<strong>en</strong> negatieve invloed op de totale hoeveelheid tijdsbesteding die wordt doorberek<strong>en</strong>d<br />

over alle leerling<strong>en</strong>; niet-deelnemers bested<strong>en</strong> immers 0 minut<strong>en</strong> aan de desbetreff<strong>en</strong>de activiteit.<br />

Als het deelnameperc<strong>en</strong>tage hoog is, zoals bij lichamelijke opvoeding (95%), is het verschil in bestede<br />

tijd tuss<strong>en</strong> de deelnemers <strong>en</strong> alle leerling<strong>en</strong> niet groot; in dit geval 5 minut<strong>en</strong> per week (min/wk).<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

81


Tabel 3.2 Ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong>: tijdsbesteding <strong>en</strong> deelname van minimaal één keer per<br />

week<br />

Deelnemers<br />

totaal<br />

(n=7.087)<br />

%<br />

Actief transport <strong>naar</strong>/van school<br />

Deel -<br />

nemers<br />

PO<br />

(n=4.661)<br />

%<br />

Deelnemers<br />

VO<br />

(n=2.426)<br />

%<br />

Tijd per<br />

week<br />

over alle<br />

leerling<strong>en</strong><br />

(totaal)<br />

(n=7.087)<br />

min/wk i<br />

Tijd per<br />

week<br />

over alle<br />

leerling<strong>en</strong><br />

(PO)<br />

(n=4.661)<br />

min/wk i<br />

Tijd per<br />

week<br />

over alle<br />

leerling<strong>en</strong><br />

(VO)<br />

(n=2.426)<br />

min/wk i<br />

Tijd per<br />

week over<br />

deelnemers<br />

(n=<br />

variabel)<br />

min/wk i<br />

Aandeel<br />

in duur<br />

over alle<br />

leerling<strong>en</strong><br />

(n=7.087)<br />

%<br />

lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school 30 41 18 13 17 9 43 1<br />

fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school 79 72 86 82 47 115 103 9<br />

<strong>Beweg<strong>en</strong></strong> onder schooltijd<br />

lichamelijke opvoeding 95 97 93 115 106 123 120 12<br />

pauzegedrag ii 99 100 99 288 337 242 288 32<br />

schoolsport iii 17 21 14 19 21 18 113 2<br />

<strong>Beweg<strong>en</strong></strong> in vrije tijd<br />

clubsport 68 71 66 147 137 157 214 14<br />

buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>/<br />

sport<strong>en</strong> voor jezelf<br />

80 90 71 182 231 137 225 16<br />

zwemm<strong>en</strong> 21 24 17 27 32 22 130 2<br />

fiets<strong>en</strong> in vrije tijd 82 82 82 83 76 89 100 8<br />

active gam<strong>en</strong> 45 50 39 61 64 58 137 5<br />

Subtotaal over neg<strong>en</strong><br />

beweegactiviteit<strong>en</strong>,<br />

exclusief pauzegedrag<br />

729 730 728 68<br />

Totaal over ti<strong>en</strong><br />

activiteit<strong>en</strong>, inclusief<br />

pauzegedrag<br />

1017 1067 970 100<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie tabel B1.11 in de onderzoeksverantwoording).<br />

ii. Het gaat bij pauzegedrag om het perc<strong>en</strong>tage deelnemers dat minimaal één keer per week pauze heeft<br />

(vrijwel alle leerling<strong>en</strong>) <strong>en</strong> de duur van de pauze per week. Dit wil niet zegg<strong>en</strong> dat de deelnem<strong>en</strong>de leerling<strong>en</strong><br />

ook actief zijn in de pauze. In paragraaf 3.2.3 wordt ingegaan op daadwerkelijk beweeggedrag<br />

tijd<strong>en</strong>s de pauzes.<br />

iii. Niet alle leerling<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> in de meetweek deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport, omdat dit niet op alle schol<strong>en</strong><br />

werd aangebod<strong>en</strong>. Zie voor meer informatie paragraaf 2.4 <strong>en</strong> 3.2.4.<br />

82 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


In de paragraf<strong>en</strong> 3.2.1 tot <strong>en</strong> met 3.2.5 gaan wordt nader ingegaan op de deelnameperc<strong>en</strong>tages<br />

<strong>en</strong> tijdsbesteding aan de ti<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de beweegactiviteit<strong>en</strong>. Daarbij wordt steeds terugverwez<strong>en</strong><br />

<strong>naar</strong> deze c<strong>en</strong>trale tabel 3.2. Deze paragraaf volstaat met het besprek<strong>en</strong> van <strong>en</strong>kele<br />

total<strong>en</strong> in tabel 3.2.<br />

In tabel 3.2 is te zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> leerling gemiddeld 729 minut<strong>en</strong> per week aan neg<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong> besteedt. 7 Dat is iets meer dan 12 uur per week, gemiddeld 1 uur <strong>en</strong> 45 minut<strong>en</strong><br />

per dag. Als alle leerling<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> ook in de pauze zoud<strong>en</strong><br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, kan het gemiddelde oplop<strong>en</strong> tot bijna 17 uur per week, bijna 2,5 uur per<br />

dag. De beweegmonitor van TNO rapporteerde dat jonger<strong>en</strong> in de leeftijd van 12-17 jaar in<br />

2008/2009 gemiddeld 15 uur per week lichamelijk actief war<strong>en</strong> 8 (Vries et al 2010).<br />

Actief transport van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school <strong>en</strong> de beweegactiviteit<strong>en</strong> onder schooltijd werd<strong>en</strong> in<br />

het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> op vijf dag<strong>en</strong> uitgevoerd. Dat levert per leerling e<strong>en</strong><br />

gemiddelde tijdsbesteding van 45 minut<strong>en</strong> per doordeweekse dag op aan aan school gerelateerde<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong>. Als alle leerling<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauzes zoud<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

zou daar nog e<strong>en</strong>s bijna 60 minut<strong>en</strong> per schooldag bij kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Aan beweg<strong>en</strong> in de vrije<br />

tijd bested<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> gemiddeld 500 minut<strong>en</strong> per week. Dat komt neer op 71 minut<strong>en</strong> per<br />

dag over alle dag<strong>en</strong> van de week, dus inclusief het week<strong>en</strong>d.<br />

In tabel 3.2 staat ook het aandeel in duur over alle leerling<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong>. Van de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

bested<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> 10% van de tijd aan actief transport, 46% aan beweg<strong>en</strong> onder<br />

schooltijd (als de pauze ook wordt meegerek<strong>en</strong>d) <strong>en</strong> 44% aan beweg<strong>en</strong> in de vrije tijd. Volg<strong>en</strong>s<br />

onderzoek van Ooij<strong>en</strong>dijk et al. (2008), waarin verschill<strong>en</strong>de lichamelijke activiteit<strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />

bijgehoud<strong>en</strong> in dagboek<strong>en</strong> van één dag, omvat reiz<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school voor jonger<strong>en</strong> 13% van de<br />

totale beweegtijd. Voor volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> maakte het actief reiz<strong>en</strong> <strong>naar</strong> het werk of de studie 3% uit<br />

van de totale beweegtijd. Op het reiz<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school gaat de volg<strong>en</strong>de paragraaf verder<br />

in, de andere acht specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> daarna uitgewerkt.<br />

3.2.1 Actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school<br />

Zoals in hoofdstuk 2 reeds werd aangegev<strong>en</strong>, gebruik<strong>en</strong> veel Nederlanders de fiets als vervoermiddel.<br />

Uit tabel 3.2 blijkt dat 8 op de 10 leerling<strong>en</strong> minimaal één keer in de meetweek op<br />

de fiets <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school is gegaan. Leerling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> echter ook lop<strong>en</strong>d, met het op<strong>en</strong>baar<br />

vervoer of op e<strong>en</strong> andere manier <strong>naar</strong> school kom<strong>en</strong>. In deze paragraaf wordt behandeld in<br />

hoeverre de wijze van transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school sam<strong>en</strong>hangt met het onderwijstype, de<br />

reisafstand tuss<strong>en</strong> huis <strong>en</strong> school <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele andere achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong>. In<br />

teg<strong>en</strong>stelling tot tabel 3.2, ligt de focus hier niet op alle leerling<strong>en</strong> of de deelnemers, maar op<br />

leerling<strong>en</strong> die drie tot vijf keer in de meetweek op de fiets, lop<strong>en</strong>d of met het op<strong>en</strong>baar vervoer<br />

<strong>naar</strong> school kom<strong>en</strong>. Daarnaast is er e<strong>en</strong> restcategorie (overig) met de leerling<strong>en</strong> die steeds op<br />

verschill<strong>en</strong>de wijz<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school ging<strong>en</strong>, bijvoorbeeld twee keer lop<strong>en</strong>, twee keer fiets<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> één keer met het op<strong>en</strong>baar vervoer.<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

83


Wijze van transport <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Tabel 3.3 is het beste te lez<strong>en</strong> door steeds van e<strong>en</strong> bepaalde wijze van transport de kolomperc<strong>en</strong>tages<br />

van leerling<strong>en</strong> uit het primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs t<strong>en</strong> opzichte van het totaal met<br />

elkaar te vergelijk<strong>en</strong>. Zo wordt duidelijk dat 30% van de basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> 5% van de<br />

middelbare scholier<strong>en</strong> drie tot vijf keer per week <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school loopt. Over alle leerling<strong>en</strong><br />

bezi<strong>en</strong>, loopt gemiddeld 17% <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school. Basisscholier<strong>en</strong> do<strong>en</strong> dit dus vaker dan middelbare<br />

scholier<strong>en</strong>.<br />

Tabel 3.3 Wijze van transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100<br />

Transport <strong>naar</strong>/van school<br />

lop<strong>en</strong> 3-5 keer (ge<strong>en</strong> op<strong>en</strong>baar vervoer) 17 30 5<br />

fiets<strong>en</strong> 3-5 keer (ge<strong>en</strong> op<strong>en</strong>baar vervoer) 65 54 76<br />

op<strong>en</strong>baar vervoer 3-5 keer 9 4 14<br />

overig 8 11 5<br />

Middelbare scholier<strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> vaker <strong>en</strong> gaan vaker met het op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>naar</strong> school<br />

dan basisscholier<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> uit klas 3 reiz<strong>en</strong> het vaakst met het op<strong>en</strong>baar vervoer (niet in<br />

tabel). Van de leerling<strong>en</strong> heeft 3% zich in de meetweek op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele dag actief verplaatst om<br />

<strong>naar</strong> of van school te reiz<strong>en</strong> (niet in tabel). Zij zijn in de meetweek niet <strong>naar</strong> school geweest, of<br />

op e<strong>en</strong> andere manier dan lop<strong>en</strong>d, fiets<strong>en</strong>d of met het op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>naar</strong> school gekom<strong>en</strong>.<br />

Duur van actief transport <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

In tabel 3.3 was te zi<strong>en</strong> dat 82% van de leerling<strong>en</strong> voornamelijk lop<strong>en</strong>d of fiets<strong>en</strong>d of met het<br />

op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school gaat. In tabel 3.4 staat aangegev<strong>en</strong> hoeveel minut<strong>en</strong> per<br />

week de leerling<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong>de achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> actief <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school onderweg<br />

war<strong>en</strong>. Voor de lopers <strong>en</strong> fietsers is er vanzelfsprek<strong>en</strong>d sprake van actief transport. Maar<br />

dit geldt ook voor de leerling<strong>en</strong> die met het op<strong>en</strong>baar vervoer reiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> de overige leerling<strong>en</strong>.<br />

Deze leerling<strong>en</strong> verplaats<strong>en</strong> zich voor e<strong>en</strong> deel van hun reis ook lop<strong>en</strong>d of op de fiets, bijvoorbeeld<br />

van huis <strong>naar</strong> de bushalte <strong>en</strong> van de bushalte <strong>naar</strong> school.<br />

84 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 3.4 Duur van actief transport per week <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Duur van actief transport <strong>naar</strong>/van school<br />

Totaal<br />

(n = 6.879)<br />

min/wk i<br />

lop<strong>en</strong><br />

(3-5 keer)<br />

(n = 1.444)<br />

min/wk i<br />

fiets<strong>en</strong><br />

(3-5 keer)<br />

(n = 4.419)<br />

min/wk i<br />

op<strong>en</strong>baar vervoer<br />

(3-5 keer)<br />

(n = 437)<br />

min/wk i<br />

overig<br />

(n = 579)<br />

min/wk i<br />

Totaal 95 45 114 63 60<br />

Onderwijstype<br />

PO 64 45 77 52 39<br />

VO 124 45 139 66 103<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 96 45 115 61 70<br />

meisje 94 45 113 64 50<br />

Afkomst<br />

autochtoon 102 42 118 72 64<br />

westers allochtoon 84 46 102 57 46<br />

niet-westers allochtoon 67 50 86 48 54<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 66 53 79 49 47<br />

sterk stedelijk 73 44 87 60 38<br />

matig stedelijk 84 40 96 53 70<br />

weinig stedelijk 105 37 120 72 78<br />

niet-stedelijk 130 46 157 87 51<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 78 53 105 37 56<br />

één 89 45 107 59 63<br />

twee of meer 101 43 120 70 58<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 93 50 117 50 48<br />

tot één keer per maand 100 42 118 85 54<br />

één keer per week 95 43 111 69 57<br />

meer dan één keer per week 98 41 114 78 77<br />

Lidmaatschap clubsport<br />

nee 89 48 115 55 53<br />

ja 97 43 114 67 64<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 98 37 123 61 52<br />

normaal gewicht 95 43 113 63 67<br />

overgewicht 93 52 115 66 35<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie tabel B1.11 in de onderzoeksverantwoording).<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

85


Leerling<strong>en</strong> reiz<strong>en</strong> bij b<strong>en</strong>adering gemiddeld 95 minut<strong>en</strong> per week actief <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school (zie<br />

tabel 3.4). Dat komt neer op bijna 20 minut<strong>en</strong> per dag. Voor leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs is<br />

de actieve reistijd korter dan voor de leerling<strong>en</strong> uit het middelbaar onderwijs, respectievelijk<br />

bijna 13 <strong>en</strong> bijna 25 minut<strong>en</strong> per dag.<br />

Leerling<strong>en</strong> die <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school lop<strong>en</strong>, do<strong>en</strong> dat bij b<strong>en</strong>adering gemiddeld 45 minut<strong>en</strong> per<br />

week. Dat is gemiddeld 9 minut<strong>en</strong> per dag. De fietsers <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school zijn daar gemiddeld<br />

bijna 120 minut<strong>en</strong> per week aan kwijt, dat is bijna 23 minut<strong>en</strong> per dag. Basisscholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

uit het middelbaar onderwijs zijn gemiddeld ev<strong>en</strong>veel tijd per week aan lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van<br />

school kwijt. De laatste groep besteedt echter aanzi<strong>en</strong>lijk meer tijd aan fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school<br />

(139 minut<strong>en</strong> uur per week teg<strong>en</strong>over 77 minut<strong>en</strong> uur per week voor basisschoolleerling<strong>en</strong>).<br />

De leerling<strong>en</strong> die met het op<strong>en</strong>baar vervoer reiz<strong>en</strong> of in de restcategorie vall<strong>en</strong>, zijn gemiddeld<br />

12 minut<strong>en</strong> per dag actief onderweg <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school, dat is langer dan de lopers. In de groep<br />

die met het op<strong>en</strong>baar vervoer reist, maar vooral in de restcategorie, hal<strong>en</strong> met name leerling<strong>en</strong><br />

uit het voortgezet onderwijs dat gemiddelde omhoog.<br />

Naast het schooltype hang<strong>en</strong> ook bepaalde andere achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zoals etnische<br />

afkomst, de mate van stedelijkheid van de woonomgeving <strong>en</strong> de sociaaleconomische achtergrond<br />

van de leerling<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> met de wijze waarop leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school kom<strong>en</strong>. In tabel 3.4<br />

wordt duidelijk dat er tuss<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> meisjes ge<strong>en</strong> grote verschill<strong>en</strong> zijn in tijdsduur.<br />

Autochtone leerling<strong>en</strong> zijn gemiddeld 102 minut<strong>en</strong> per week actief onderweg van <strong>en</strong> <strong>naar</strong><br />

school <strong>en</strong> niet-westerse allochton<strong>en</strong> slechts 67 minut<strong>en</strong>. Dat verschil wordt veroorzaakt door<br />

e<strong>en</strong> langere fietstijd van autochton<strong>en</strong>. Niet-westerse allochton<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> iets langer<br />

<strong>naar</strong> school dan autochton<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>de mate van stedelijkheid gaat gepaard met e<strong>en</strong> oplop<strong>en</strong>de duur van actief transport,<br />

veroorzaakt door e<strong>en</strong> langere fietstijd. Dit hangt uiteraard sam<strong>en</strong> met de afstand van<br />

huis <strong>naar</strong> school, waarover later meer. Hoe minder stedelijk de woonomgeving, hoe groter de<br />

afstand van huis <strong>naar</strong> school (niet in tabel). Leerling<strong>en</strong> die in zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong><br />

won<strong>en</strong>, lop<strong>en</strong> iets langer <strong>naar</strong> school dan andere leerling<strong>en</strong>. Wat betreft de sociaaleconomische<br />

achtergrond van de leerling is er e<strong>en</strong> positieve relatie tuss<strong>en</strong> het aantal auto’s thuis <strong>en</strong> de<br />

totale actieve reisduur. Ook hier word<strong>en</strong> die verschill<strong>en</strong> veroorzaakt door e<strong>en</strong> langere fietsduur.<br />

Naarmate er meer auto’s thuis zijn, fiets<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> langer. Als er thuis ge<strong>en</strong> auto’s zijn,<br />

is de tijd die besteed wordt aan lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school groter. Er zijn ge<strong>en</strong> duidelijke <strong>relaties</strong><br />

tuss<strong>en</strong> de sportdeelname van vaders, het lidmaatschap van e<strong>en</strong> sportclub <strong>en</strong> de BMI-categorie<br />

<strong>en</strong>erzijds, <strong>en</strong> de duur van actief transport anderzijds.<br />

Het hierbov<strong>en</strong> geschetste beeld dat niet-westerse allochton<strong>en</strong> minder fiets<strong>en</strong> wordt bevestigd<br />

door ander onderzoek (Beek et al. 2007; Boggel<strong>en</strong> & Harms 2006; Olde Kalter 2008). Van alle<br />

86 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


autochton<strong>en</strong> (jeugd <strong>en</strong> volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>) heeft 97% e<strong>en</strong> fiets, van de niet-westerse allochton<strong>en</strong> 75%.<br />

Volg<strong>en</strong>s Olde Kalter (2008) zijn er verschill<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong> waarom niet-westerse allochton<strong>en</strong><br />

minder fiets<strong>en</strong>: in het land van herkomst wordt niet gefietst, m<strong>en</strong> heeft nooit geleerd te fiets<strong>en</strong>,<br />

de aanschaf van e<strong>en</strong> fiets is e<strong>en</strong> grote financiële hobbel, de fiets heeft ge<strong>en</strong> status in het land<br />

van herkomst (de fiets wordt er vaak gezi<strong>en</strong> als het vervoermiddel voor de arm<strong>en</strong>), de positie<br />

van de vrouw binn<strong>en</strong> de (islamitische) cultuur belemmert het fietsgebruik, er is angst voor<br />

verkeersonveiligheid.<br />

Actief transport <strong>en</strong> de afstand tuss<strong>en</strong> huis <strong>en</strong> school<br />

Zoals zojuist al werd aangegev<strong>en</strong>, hang<strong>en</strong> de wijze <strong>en</strong> de duur van transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school<br />

ook sam<strong>en</strong> met de af te legg<strong>en</strong> afstand. De afstand van huis <strong>naar</strong> school in tabel 3.5 is hemelsbreed<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, er is ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met fiets- of looproutes.<br />

Tabel 3.5 Afstand tuss<strong>en</strong> huis <strong>en</strong> school <strong>naar</strong> manier van transport<br />

Manier van transport <strong>naar</strong>/van school<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

lop<strong>en</strong><br />

(3-5 keer)<br />

(n = 1.472)<br />

%<br />

fiets<strong>en</strong><br />

(3-5 keer)<br />

(n = 4.501)<br />

%<br />

op<strong>en</strong>baar vervoer<br />

(3-5 keer)<br />

(n = 466)<br />

%<br />

overig<br />

(n = 648)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100 100<br />

Afstand huis-school<br />

0-500 meter 27 77 17 6 28<br />

600-1.000 meter 18 11 21 6 19<br />

1,1-2 kilometer 19 5 23 13 16<br />

2,1-5 kilometer 19 3 24 18 21<br />

5,1- 10 kilometer 11 3 12 20 12<br />

meer dan 10 kilometer 6 3 3 37 5<br />

Bijna 90% van de lopers woont binn<strong>en</strong> één kilometer afstand van de school, 77% zelfs binn<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> straal van 500 meter (zie tabel 3.5). Van de leerling<strong>en</strong> die meestal fiets<strong>en</strong>, woont 68% op e<strong>en</strong><br />

afstand van 600 meter tot 5 kilometer van school. Het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat met het op<strong>en</strong>baar<br />

vervoer reist, stijgt met de afstand. Meer dan de helft van h<strong>en</strong> (57%) woont op meer dan<br />

5 kilometer van school. De leerling<strong>en</strong> in de restcategorie ‘overig’ zijn vergelek<strong>en</strong> met de totale<br />

leerling<strong>en</strong>populatie ongeveer gelijk over de zes afstandsgroep<strong>en</strong> verdeeld.<br />

Naarmate de afstand tuss<strong>en</strong> huis <strong>en</strong> school to<strong>en</strong>eemt, treedt er dus e<strong>en</strong> verschuiving op in de<br />

voornaamste manier van transport van lop<strong>en</strong> via fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> op<strong>en</strong>baar vervoer. Leerling<strong>en</strong><br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

87


zijn daarbij ook langer actief onderweg <strong>naar</strong> school <strong>naar</strong>mate ze verder weg won<strong>en</strong>, vooral de<br />

duur van het fiets<strong>en</strong> neemt toe. Leerling<strong>en</strong> die tot 500 meter van school won<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> bijvoorbeeld<br />

gemiddeld 57 minut<strong>en</strong> per week, leerling<strong>en</strong> die 2 tot 5 kilometer ver won<strong>en</strong>, do<strong>en</strong> dat<br />

142 minut<strong>en</strong> per week (cijfers niet in tabel). Leerling<strong>en</strong> die meestal met het op<strong>en</strong>baar vervoer<br />

reiz<strong>en</strong>, zijn ook langer actief onderweg <strong>naar</strong>mate ze verder van school won<strong>en</strong>. Het kan zijn dat<br />

zij e<strong>en</strong> grotere afstand tuss<strong>en</strong> huis <strong>en</strong> bijvoorbeeld de bushalte moet<strong>en</strong> overbrugg<strong>en</strong>. Het kan<br />

ook zijn dat leerling<strong>en</strong> uit deze groep ook één of twee dag<strong>en</strong> helemaal fiets<strong>en</strong>d of lop<strong>en</strong>d <strong>naar</strong><br />

school kom<strong>en</strong>, waardoor de gemiddelde actieve reisduur stijgt.<br />

Tabel 3.4 toont aan dat leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs langer actief <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school<br />

onderweg zijn dan leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs. Dit wordt (deels) verklaard doordat<br />

basisschoolleerling<strong>en</strong> gemiddeld dichter bij hun school won<strong>en</strong> dan middelbare scholier<strong>en</strong>.<br />

Bijna de helft van de leerling<strong>en</strong> uit de groep<strong>en</strong> 7 <strong>en</strong> 8 woont binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> afstand van 500 meter<br />

van hun school (cijfers niet in tabel). Ruim de helft van de middelbare scholier<strong>en</strong> woont op<br />

1 tot 5 kilometer afstand van de school. Gemiddeld moet e<strong>en</strong> basisschoolleerling 1,6 kilometer<br />

tuss<strong>en</strong> huis <strong>en</strong> school overbrugg<strong>en</strong>, in het voortgezet onderwijs is dat 4,5 kilometer (cijfers niet<br />

in tabel).<br />

Het op<strong>en</strong>baar vervoer nader bekek<strong>en</strong><br />

De keuze om wel of niet met het op<strong>en</strong>baar vervoer te reiz<strong>en</strong>, hangt sam<strong>en</strong> met de te overbrugg<strong>en</strong><br />

afstand <strong>en</strong> de mogelijkhed<strong>en</strong>. Van de leerling<strong>en</strong> heeft 14% in de meetweek minimaal één dag het<br />

op<strong>en</strong>baar vervoer gebruikt om op school <strong>en</strong>/of weer thuis te kom<strong>en</strong>; dat geldt voor 9% van de leerling<strong>en</strong><br />

uit het primair onderwijs <strong>en</strong> voor 18% van de middelbare scholier<strong>en</strong> (cijfers niet in tabel).<br />

Bij e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de afstand tuss<strong>en</strong> huis <strong>en</strong> school reiz<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> vaker dagelijks met het<br />

op<strong>en</strong>baar vervoer (zie tabel 3.5). Van de leerling<strong>en</strong> die op meer dan 10 kilometer afstand van<br />

school won<strong>en</strong>, reist twee derde vier of vijf dag<strong>en</strong> met het op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong> gebruikt slechts<br />

3% ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele keer het op<strong>en</strong>baar vervoer. Leerling<strong>en</strong> die binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> afstand van 2 kilometer<br />

van school won<strong>en</strong>, mak<strong>en</strong> vaker helemaal ge<strong>en</strong> gebruik van het op<strong>en</strong>baar vervoer.<br />

Leerling<strong>en</strong> die in zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> won<strong>en</strong>, gebruik<strong>en</strong> het op<strong>en</strong>baar vervoer relatief<br />

vaak als middel om op school te kom<strong>en</strong>. Zij won<strong>en</strong> echter gemiddeld gezi<strong>en</strong> het dichtst<br />

bij hun school. Dit kan erop wijz<strong>en</strong> dat zij meer mogelijkhed<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> om met het op<strong>en</strong>baar<br />

vervoer op school te kom<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of dat zij beperkter zijn wat betreft het actief transport, bijvoorbeeld<br />

vanwege verkeersveiligheid. Leerling<strong>en</strong> uit weinig tot niet-stedelijke gebied<strong>en</strong> reiz<strong>en</strong><br />

daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> minder vaak met het op<strong>en</strong>baar vervoer.<br />

3.2.2 Lichamelijke opvoeding<br />

Uit tabel 3.2 bleek dat bijna alle leerling<strong>en</strong> (95%) in de meetweek lichamelijke opvoeding hebb<strong>en</strong><br />

gehad. Van de leerling<strong>en</strong> heeft 5% vanwege lesuitval, door e<strong>en</strong> blessure of door ziekte ge<strong>en</strong><br />

88 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


lichamelijke opvoeding gehad. Het gemiddelde aandeel in duur van lichamelijke opvoeding<br />

over alle ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> is 12%.<br />

Deelname aan lichamelijke opvoeding <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Lichamelijke opvoeding staat in principe wekelijks op het lesrooster van de leerling<strong>en</strong>. Maar<br />

er zijn verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> in de deelname aan lichamelijke opvoeding. In tabel 3.6<br />

staat bijvoorbeeld dat het aantal deelnemers aan de les lichamelijke opvoeding in het voort gezet<br />

onderwijs minder is dan in het basisonderwijs. In klas 3 heeft bijna 1 op de 10 leerling<strong>en</strong> in de<br />

meetweek ge<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding gekreg<strong>en</strong> of gevolgd. Dit is voor e<strong>en</strong> deel door e<strong>en</strong> hogere<br />

lesuitval <strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> ander deel door het niet volg<strong>en</strong> van de les vanwege ziekte of e<strong>en</strong> blessure.<br />

Tabel 3.6 Deelnameperc<strong>en</strong>tage van <strong>en</strong> tijdsbesteding aan lichamelijke opvoeding <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Lichamelijke opvoeding<br />

deelnemers<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

tijd per week over<br />

deelnemers<br />

(n = 6.802)<br />

min/wk i<br />

tijd per week over<br />

alle leerling<strong>en</strong><br />

(n = 7.087)<br />

min/wk i<br />

Totaal 95 120 115<br />

Onderwijstype<br />

PO 97 109 106<br />

VO 93 131 123<br />

Onderwijsniveau<br />

praktijkonderwijs/vmbo-b-k-g 87 141 124<br />

vmbo-t/havo/vwo 97 131 127<br />

vwo 94 115 109<br />

Leerjaar<br />

groep 7 96 110 107<br />

groep 8 97 108 105<br />

klas 1 95 149 142<br />

klas 3 92 113 105<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 95 122 116<br />

meisje 95 119 113<br />

Afkomst<br />

autochtoon 96 120 116<br />

westers allochtoon 97 126 123<br />

niet-westers allochtoon 92 117 108<br />

Vervolg tabel op pagina 90<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

89


deelnemers<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

Lichamelijke opvoeding<br />

tijd per week over<br />

deelnemers<br />

(n = 6.802)<br />

min/wk i<br />

tijd per week over<br />

alle leerling<strong>en</strong><br />

(n = 7.087)<br />

min/wk i<br />

Totaal 95 120 115<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 95 119 114<br />

sterk stedelijk 94 115 108<br />

matig stedelijk 92 117 109<br />

weinig stedelijk 96 124 119<br />

niet-stedelijk 98 125 122<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 92 127 117<br />

één 95 119 113<br />

twee of meer 96 121 116<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 94 114 120<br />

tot één keer per maand 96 120 125<br />

één keer per week 96 114 119<br />

meer dan één keer per week 96 115 120<br />

Lidmaatschap clubsport<br />

nee 92 118 110<br />

ja 96 121 116<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 95 114 109<br />

normaal gewicht 95 120 115<br />

overgewicht 95 121 115<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie tabel B1.11 in de onderzoeksverantwoording).<br />

Zoals in hoofdstuk 2 al is geconstateerd, hebb<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs gemiddeld<br />

17 minut<strong>en</strong> per week langer les in lichamelijke opvoeding dan leerling<strong>en</strong> van de basisschool.<br />

Dit verschil is voor e<strong>en</strong> groot deel toe te schrijv<strong>en</strong> aan klas 1. Leerling<strong>en</strong> van klas 1<br />

kreg<strong>en</strong> in de meetweek gemiddeld bijna 3 lesur<strong>en</strong> van 50 minut<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat is beduid<strong>en</strong>d meer<br />

dan de 2 lesur<strong>en</strong> in het primair onderwijs. Ook in klas 3 is de beschikbare lestijd meer dan op<br />

de basisschool, maar door het grote aantal niet-deelnemers in klas 3 do<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> gemiddeld<br />

uiteindelijk ev<strong>en</strong>veel aan lichamelijke opvoeding als basisscholier<strong>en</strong>.<br />

90 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Leerling<strong>en</strong> van het praktijkonderwijs <strong>en</strong> de beroepsleerweg<strong>en</strong> van het vmbo nam<strong>en</strong> in de<br />

meetweek het minste deel aan lichamelijke opvoeding (87%). Jong<strong>en</strong>s nam<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> vaak aan<br />

lichamelijke opvoeding deel als meisjes. Wel is de gemiddelde lestijd van jong<strong>en</strong>s hoger dan<br />

die van meisjes.<br />

Het blijkt dat 8% van de niet-westerse allochton<strong>en</strong> in de meetweek niet deelnam aan lichamelijke<br />

opvoeding. Leerling<strong>en</strong> van niet-westerse afkomst die wel deelnam<strong>en</strong> aan de gymles<br />

ded<strong>en</strong> dit met ongeveer dezelfde tijdsduur als autochtone leerling<strong>en</strong>. Doordat e<strong>en</strong> behoorlijk<br />

aantal leerling<strong>en</strong> van niet-westerse allochtone afkomst echter niet deelnam aan de less<strong>en</strong>, ligt<br />

de gemiddelde lestijd van alle niet-westerse allochtone leerling<strong>en</strong> 8 minut<strong>en</strong> lager dan die van<br />

de autochton<strong>en</strong> <strong>en</strong> 15 minut<strong>en</strong> lager dan die van westerse allochton<strong>en</strong>.<br />

De leerling<strong>en</strong> die in e<strong>en</strong> matig <strong>en</strong> sterk stedelijke woonomgeving won<strong>en</strong> <strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> die<br />

ge<strong>en</strong> auto’s thuis hebb<strong>en</strong> scor<strong>en</strong> relatief laag op de deelname aan lichamelijke opvoeding. Dit<br />

geldt ook voor leerling<strong>en</strong> waarvan de vader nooit aan sport doet, alhoewel dit verschil niet<br />

groot is. Clubsporters volg<strong>en</strong> vaker lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> meer lestijd dan nietclubsporters.<br />

Dit wordt mogelijk deels verklaard doordat clubsporters vaker in sportklass<strong>en</strong><br />

zitt<strong>en</strong> <strong>en</strong> vaker op schol<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> waar meer tijd aan lichamelijke opvoeding wordt besteed<br />

(niet in tabel).<br />

3.2.3 <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de pauze<br />

Uit de cijfers van tabel 3.2 bleek dat alle leerling<strong>en</strong> bij elkaar gemiddeld 288 minut<strong>en</strong> per week<br />

pauze hebb<strong>en</strong>, dus bijna 1 uur per schooldag. In hoofdstuk 2 werd duidelijk dat leerling<strong>en</strong> in<br />

het basisonderwijs langer pauze hebb<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs. Dit komt<br />

vooral door de langere lunchpauze op basisschol<strong>en</strong>. In deze paragraaf wordt gekek<strong>en</strong> in welke<br />

mate leerling<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de pauze <strong>en</strong> of er verschill<strong>en</strong> zijn <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>.<br />

Pauzegedrag<br />

Uit tabel 3.7 blijkt dat bijna de helft van de leerling<strong>en</strong> (45%) tijd<strong>en</strong>s de pauze meestal <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong><br />

gaat om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat dat vooral de leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs zijn.<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

91


Tabel 3.7 Deelname aan pauzeactiviteit<strong>en</strong> <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100<br />

Pauzeactiviteit<br />

buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> 45 85 7<br />

buit<strong>en</strong>, niet beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> 26 15 38<br />

blijft binn<strong>en</strong> 29 0 56<br />

In het basisonderwijs beweegt <strong>en</strong> sport 85% van de leerling<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze buit<strong>en</strong>. In het<br />

voortgezet onderwijs is dat 7%. Opvall<strong>en</strong>d is dat vrijwel ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele leerling van het basisonderwijs<br />

aangeeft binn<strong>en</strong> te blijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat in het voortgezet onderwijs meer dan de helft van<br />

de leerling<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> blijft.<br />

Pauzegedrag <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Uit de cijfers van tabel 3.7 bleek dat leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs nauwelijks beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze, terwijl e<strong>en</strong> groot deel van de leerling<strong>en</strong> in het basisonderwijs dit<br />

wel doet. Vanwege deze grote verschill<strong>en</strong>, zijn in dit onderzoek bij het kijk<strong>en</strong> <strong>naar</strong> verschill<strong>en</strong><br />

<strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> beide onderwijstyp<strong>en</strong> gescheid<strong>en</strong>. Omdat op de basisschool bijna<br />

ge<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze meestal binn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>, zijn hier de ‘binn<strong>en</strong>blijvers’ geheel<br />

buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong>.<br />

In tabel 3.8 staat weergegev<strong>en</strong> hoe leerling<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong>de achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> verdeeld<br />

zijn over de groep leerling<strong>en</strong> die meestal wel beweegt <strong>en</strong> sport in de pauze <strong>en</strong> over de<br />

groep die dit meestal niet doet. De tabel is het beste te lez<strong>en</strong> door de totaalkolom van het<br />

betreff<strong>en</strong>de onderwijstype (PO of VO) te vergelijk<strong>en</strong> met de kolomm<strong>en</strong> pauzegedrag van hetzelfde<br />

onderwijstype.<br />

92 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 3.8 Pauzegedrag <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Pauzegedrag leerling<strong>en</strong> PO i<br />

Totaal<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

Buit<strong>en</strong><br />

beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong><br />

sport<strong>en</strong><br />

(n = 3.915)<br />

%<br />

Buit<strong>en</strong>,<br />

niet<br />

beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

(n = 686)<br />

%<br />

Totaal<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

Pauzegedrag leerling<strong>en</strong> VO<br />

Buit<strong>en</strong><br />

beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong><br />

sport<strong>en</strong><br />

(n = 187)<br />

%<br />

Buit<strong>en</strong>,<br />

niet<br />

beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

(n = 863)<br />

%<br />

Binn<strong>en</strong>,<br />

niet<br />

beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

(n = 1.335)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100 100 100 100<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 49 50 40 49 59 49 47<br />

meisje 51 50 60 51 41 51 53<br />

Afkomst<br />

autochtoon 74 75 73 77 66 76 80<br />

westers allochtoon 6 6 7 7 7 8 7<br />

niet-westers allochtoon 20 20 20 16 27 16 14<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 14 14 13 15 22 16 13<br />

sterk stedelijk 19 19 23 17 16 15 18<br />

matig stedelijk 21 21 18 22 22 24 21<br />

weinig stedelijk 22 23 23 22 20 23 21<br />

niet-stedelijk 23 23 23 24 19 22 27<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 5 5 6 4 7 3 4<br />

één 45 45 46 44 50 42 44<br />

twee of meer 50 50 48 52 43 55 52<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 32 30 42 35 39 35 33<br />

tot één keer per maand 12 12 12 12 14 13 11<br />

één keer per week 23 24 19 23 16 23 24<br />

meer dan één keer per week 33 34 26 30 32 29 31<br />

Lidmaatschap clubsport<br />

nee 24 23 33 30 39 28 29<br />

ja 76 77 67 70 61 72 71<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 3 2 5 3 3 3 3<br />

normaal gewicht 85 86 80 86 85 85 87<br />

overgewicht 13 12 15 11 12 12 10<br />

i. Basisschoolleerling<strong>en</strong> die in de pauze niet <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaan, zijn buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong>. Dit<br />

betreft slechts 13 leerling<strong>en</strong>.<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

93


Uit tabel 3.8 blijkt dat jong<strong>en</strong>s in verhouding vaker beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de pauze. Dit geldt<br />

zowel voor jong<strong>en</strong>s in het basisonderwijs, als voor jong<strong>en</strong>s in het voortgezet onderwijs. Van de<br />

basisschoolleerling<strong>en</strong> die in de pauze <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaan, maar niet beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> is 40%<br />

jong<strong>en</strong> <strong>en</strong> 60% meisje, terwijl de verhouding in de totale steekproef 49 om 51 is. Van de middelbare<br />

scholier<strong>en</strong> die in de pauze <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaan om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, is 59% jong<strong>en</strong>,<br />

terwijl in de totale steekproef 49% jong<strong>en</strong> is.<br />

Wat betreft etnische afkomst, stedelijkheid <strong>en</strong> sociaaleconomische achtergrond zijn voor<br />

basisschoolleerling<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> significante verschill<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>. Voor middelbare scholier<strong>en</strong> zijn<br />

die er wel. Middelbare scholier<strong>en</strong> die in de pauze <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaan om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong>,<br />

zijn relatief vaak van niet-westerse afkomst, woonachtig in zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> afkomstig uit gezinn<strong>en</strong> zonder auto’s.<br />

Voor basisschoolleerling<strong>en</strong> hangt de sportdeelname van de vader positief sam<strong>en</strong> met het<br />

bewegingsactieve pauzegedrag van hun kinder<strong>en</strong>. Basisschoolleerling<strong>en</strong> die meestal niet sport<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze hebb<strong>en</strong> vaker e<strong>en</strong> vader die nooit sport. Voor middelbare<br />

scholier<strong>en</strong> zijn er ge<strong>en</strong> significante verschill<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>.<br />

Basisschoolleerling<strong>en</strong> die niet beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze do<strong>en</strong> relatief vaak niet<br />

aan clubsport. Voor middelbare scholier<strong>en</strong> geldt het teg<strong>en</strong>overgestelde. Basisschoolleerling<strong>en</strong><br />

die meestal wel beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de pauze hebb<strong>en</strong> relatief vaker e<strong>en</strong> normaal gewicht.<br />

Voor middelbare scholier<strong>en</strong> zijn hier ge<strong>en</strong> significante verschill<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>.<br />

3.2.4 <strong>School</strong>sport<br />

Terwijl lichamelijke opvoeding verplicht op het lesrooster van alle leerling<strong>en</strong> staat, vindt deelname<br />

aan schoolsport op vrijwillige basis plaats. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is niet op alle schol<strong>en</strong> sprake van<br />

e<strong>en</strong> wekelijks schoolsportaanbod (zie paragraaf 2.5). Vergelek<strong>en</strong> met lichamelijke opvoeding<br />

do<strong>en</strong> aan schoolsport dan ook veel minder leerling<strong>en</strong> mee. 17% van de leerling<strong>en</strong> heeft in de<br />

meetweek aan schoolsport gedaan (zie tabel 3.2). Leerling<strong>en</strong> die deelnam<strong>en</strong> aan schoolsport,<br />

hebb<strong>en</strong> dit gemiddeld bijna 2 uur in die week gedaan. Doorberek<strong>en</strong>d over alle leerling<strong>en</strong> is dat<br />

bijna 20 minut<strong>en</strong> gemiddeld per week. Het aandeel van schoolsport in de totale duur van alle<br />

ti<strong>en</strong> de beweegactiviteit<strong>en</strong> is, bekek<strong>en</strong> over alle leerling<strong>en</strong>, 2%.<br />

<strong>School</strong>sportdeelname <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Niet alle schol<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> schoolsportaanbod. In deze paragraaf wordt gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de<br />

schol<strong>en</strong> waar wel aanbod van schoolsport is. 9 Zoals in hoofdstuk 2 al is aangegev<strong>en</strong>, is dit op<br />

bijna twee derde van de basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> middelbare schol<strong>en</strong> het geval (cijfers niet in tabel).<br />

In de meetweek heeft 22% van de leerling<strong>en</strong> op die schol<strong>en</strong> minimaal één keer aan schoolsport<br />

gedaan (niet in tabel). Van de leerling<strong>en</strong> in het primair onderwijs do<strong>en</strong> in verhouding<br />

meer leerling<strong>en</strong> aan schoolsport dan van de leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs (26% van de<br />

basisscholier<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over 18% van de middelbare scholier<strong>en</strong> met aanbod, niet in tabel).<br />

94 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 3.9 Deelname aan schoolsport <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Totaal<br />

(n = 5.339)<br />

%<br />

<strong>School</strong>sportdeelname i<br />

ja<br />

(n = 1.212)<br />

%<br />

nee<br />

(n = 4.127)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100<br />

Onderwijstype<br />

PO 50 59 47<br />

VO 50 41 53<br />

Onderwijsniveau<br />

praktijkonderwijs/vmbo-b-k-g 18 21 16<br />

vmbo-t/havo/vwo 26 18 28<br />

vwo 6 2 8<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 50 56 48<br />

meisje 50 44 52<br />

Afkomst<br />

autochtoon 73 68 75<br />

westers allochtoon 7 8 6<br />

niet-westers allochtoon 20 24 19<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 18 14 19<br />

sterk stedelijk 18 22 17<br />

matig stedelijk 22 24 21<br />

weinig stedelijk 23 22 23<br />

niet-stedelijk 19 19 19<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 5 7 5<br />

één 46 40 47<br />

twee of meer 49 53 48<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 34 33 35<br />

tot één keer per maand 12 13 12<br />

één keer per week 23 24 23<br />

meer dan één keer per week 30 30 31<br />

Lidmaatschap clubsport<br />

nee 29 23 30<br />

ja 71 77 70<br />

Vervolg tabel op pagina 96<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

95


Totaal<br />

(n = 5.339)<br />

%<br />

<strong>School</strong>sportdeelname i<br />

ja<br />

(n = 1.212)<br />

%<br />

nee<br />

(n = 4.127)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 2 2 2<br />

normaal gewicht 85 85 85<br />

overgewicht 12 12 12<br />

i. Het betreft e<strong>en</strong> selectie van leerling<strong>en</strong> die in de meetweek e<strong>en</strong> schoolsportaanbod hadd<strong>en</strong>.<br />

Leerling<strong>en</strong> die in de meetweek deelnam<strong>en</strong> aan schoolsport kom<strong>en</strong> relatief vaak uit het praktijkonderwijs<br />

<strong>en</strong> de beroepsgerichte leerweg<strong>en</strong> van het vmbo (zie tabel 3.9). In klas 3 is er e<strong>en</strong> afname van<br />

het aantal schoolsportdeelnemers (niet in tabel). Opvall<strong>en</strong>d is dat de schoolsportdeelname in klas 3<br />

van het praktijkonderwijs <strong>en</strong> de beroepsgerichte leerweg van het vmbo ev<strong>en</strong> hoog is als in klas 1 van<br />

die schol<strong>en</strong> (niet in tabel). E<strong>en</strong> mogelijke verklaring hiervoor is dat er op deze onderwijsniveaus over<br />

alle leerjar<strong>en</strong> e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sief schoolsportaanbod is <strong>en</strong> dat dit voorziet in e<strong>en</strong> behoefte van de leerling<strong>en</strong>.<br />

Deelnemers aan schoolsport zijn in verhouding vaker jong<strong>en</strong>s dan meisjes. Ook leerling<strong>en</strong> van<br />

niet-westerse afkomst nem<strong>en</strong> vaker wel deel aan schoolsport dan niet. Dit geldt zowel voor<br />

allochtone meisjes als voor allochtone jong<strong>en</strong>s. Hetzelfde patroon keert terug bij leerling<strong>en</strong> uit<br />

matig <strong>en</strong> sterk stedelijke woonomgeving<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij leerling<strong>en</strong> uit gezinn<strong>en</strong> zonder auto’s. Mogelijk<br />

voer<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> schol<strong>en</strong> waar in verhouding veel van deze leerling<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong> zijn<br />

e<strong>en</strong> actief beleid om ze te betrekk<strong>en</strong> bij schoolsport.<br />

Er is ge<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> het sportgedrag van vaders <strong>en</strong> de deelname van leerling<strong>en</strong> aan schoolsport,<br />

dit in teg<strong>en</strong>stelling tot wat bij beweg<strong>en</strong> in de pauze <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> kwam. <strong>School</strong>sport bereikt in<br />

verhouding ev<strong>en</strong>veel leerling<strong>en</strong> van wie vaders wel of niet sport<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong><br />

sportclub, sportschool of dansschool do<strong>en</strong> in verhouding vaker aan schoolsport dan leerling<strong>en</strong> die<br />

niet lid zijn. Dit betek<strong>en</strong>t dat schoolsport <strong>en</strong> clubsport niet per se met elkaar concurrer<strong>en</strong>.<br />

Wanneer wordt ingezoomd op de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> die alle<strong>en</strong> aan schoolsport do<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> niet aan clubsport (5% van de leerling<strong>en</strong>, niet in tabel) wordt duidelijk dat het in verhouding<br />

vaak gaat om leerling<strong>en</strong> van niet-westerse allochtone afkomst, leerling<strong>en</strong> afkomstig uit e<strong>en</strong><br />

sterk stedelijk gebied <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> afkomstig uit gezinn<strong>en</strong> zonder auto (niet in tabel). Leerling<strong>en</strong><br />

die alle<strong>en</strong> aan clubsport do<strong>en</strong> (54% van de leerling<strong>en</strong>) zijn in verhouding veel vaker<br />

van autochtone afkomst <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die zowel aan schoolsport do<strong>en</strong> als aan clubsport (17%<br />

van de leerling<strong>en</strong>) zijn relatief vaak basisschoolleerling<strong>en</strong> (niet in tabel). Op de deelname aan<br />

clubsport wordt verder ingegaan in paragraaf 3.2.5.<br />

96 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Beoef<strong>en</strong>de schoolsport<strong>en</strong><br />

Leerling<strong>en</strong> is gevraagd aan welke schoolsport(<strong>en</strong>) zij in het afgelop<strong>en</strong> schooljaar hebb<strong>en</strong> meegedaan<br />

(zie tabel 3.10).<br />

Tabel 3.10 Meest beoef<strong>en</strong>de schoolsport<strong>en</strong> in het afgelop<strong>en</strong> schooljaar <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

<strong>School</strong>sport i<br />

ge<strong>en</strong> 54 52 56<br />

voetbal 21 29 14<br />

basketbal 12 7 18<br />

gymnastiek 6 5 6<br />

hardlop<strong>en</strong> 4 4 4<br />

hockey 3 2 4<br />

dans(variant<strong>en</strong>) 3 3 3<br />

t<strong>en</strong>nis 2 3 1<br />

i. Op<strong>en</strong> vraag, meer antwoord<strong>en</strong> mogelijk.<br />

Op<strong>en</strong> vraag, meer antwoord<strong>en</strong> mogelijk.<br />

Iets meer dan de helft van de leerling<strong>en</strong> in het primair onderwijs <strong>en</strong> 56% van de middelbare<br />

scholier<strong>en</strong> antwoordde ‘ge<strong>en</strong>’ op de vraag welke schoolsport ze het afgelop<strong>en</strong> jaar hebb<strong>en</strong><br />

beoef<strong>en</strong>d (zie tabel 3.10). In het primair onderwijs is voetbal de meest beoef<strong>en</strong>de schoolsport.<br />

Bijna 30% van de leerling<strong>en</strong> heeft daar het afgelop<strong>en</strong> schooljaar aan deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Basketbal<br />

staat op de tweede plaats, gevolgd door gymnastiek <strong>en</strong> hardlop<strong>en</strong>. In het voortgezet onderwijs<br />

is basketbal de meest beoef<strong>en</strong>de schoolsport, gevolgd door voetbal.<br />

Interesse in schoolsport<br />

De vraag is of de betrekkelijk lage schoolsportdeelname aan het aanbod vanuit de schol<strong>en</strong> of<br />

aan de interesse van leerling<strong>en</strong> ligt. Aan de leerling<strong>en</strong> is gevraagd wat ze van de kwantiteit van<br />

het schoolsportaanbod vind<strong>en</strong>. Het blijkt dat 43% van de basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> 41% van de<br />

middelbare scholier<strong>en</strong> het (helemaal) e<strong>en</strong>s is met de stelling ‘ik vind dat de school veel aan<br />

schoolsport doet’, (niet in tabel).<br />

Om <strong>en</strong>ig zicht te krijg<strong>en</strong> op wat voor soort schoolsport<strong>en</strong> zij aantrekkelijk vind<strong>en</strong>, is<br />

gevraagd aan welke type schoolsport<strong>en</strong> zij zoud<strong>en</strong> will<strong>en</strong> meedo<strong>en</strong> als de school deze zou aanbied<strong>en</strong><br />

(zie tabel 3.11).<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

97


Tabel 3.11 Interesse in vorm<strong>en</strong> van schoolsport <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Onderwijstype<br />

Totaal<br />

n = 7.078<br />

%<br />

PO<br />

n = 4.661<br />

%<br />

VO<br />

n = 2.426<br />

%<br />

Behoefte aan schoolsport i<br />

sportdag<strong>en</strong> 77 85 68<br />

schoolsporttoernooi<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> van andere schol<strong>en</strong> 68 77 59<br />

schoolsporttoernooi<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> van de eig<strong>en</strong> school 66 71 61<br />

schoolfitness (in e<strong>en</strong> ruimte op school) 64 64 64<br />

schoolsportver<strong>en</strong>iging 56 65 47<br />

sportactiviteit<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze 49 73 26<br />

extra gymless<strong>en</strong> 45 58 33<br />

sportk<strong>en</strong>nismakingsless<strong>en</strong> 42 50 35<br />

sportactiviteit<strong>en</strong> na schooltijd 38 51 26<br />

ge<strong>en</strong> behoefte 15 16 14<br />

i. Meer antwoord<strong>en</strong> mogelijk.<br />

Van de leerling<strong>en</strong> gaf 15% aan ge<strong>en</strong> behoefte te hebb<strong>en</strong> aan schoolsport, alle andere leerling<strong>en</strong><br />

zegg<strong>en</strong> dat ze aan één of meerdere van de g<strong>en</strong>oemde activiteit<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> meedo<strong>en</strong> als hun<br />

school deze zou aanbied<strong>en</strong>. Met name sportdag<strong>en</strong>, interne <strong>en</strong> externe schoolsporttoernooi<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> schoolfitness zijn populair. Opvall<strong>en</strong>d is dat de helft van de leerling<strong>en</strong> interesse heeft in e<strong>en</strong><br />

schoolsportver<strong>en</strong>iging. De leerling<strong>en</strong> die dit aangev<strong>en</strong>, zijn voor het grootste deel al lid van e<strong>en</strong><br />

‘gewone’ sportver<strong>en</strong>iging (niet in tabel).<br />

3.2.5 <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de vrije tijd<br />

Bij actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> onder schooltijd gaat het om<br />

deelname aan beweegactiviteit<strong>en</strong> op 5 doordeweekse dag<strong>en</strong>. Bij beweg<strong>en</strong> in de vrije tijd gaat<br />

het daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> om 7 dag<strong>en</strong>, 5 doordeweekse <strong>en</strong> 2 week<strong>en</strong>ddag<strong>en</strong>.<br />

Er word<strong>en</strong> vijf beweegactiviteit<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>: clubsport, voor jezelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong>. Het aandeel in duur van deze<br />

vijf beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd is 44% over het totaal van ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> (zie<br />

tabel 3.2).<br />

Het gemiddelde aandeel in duur van clubsport <strong>en</strong> voor jezelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong> over alle<br />

ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> is respectievelijk 14 <strong>en</strong> 16%. 7 op de 10 leerling<strong>en</strong> heeft minimaal één<br />

keer in de meetweek aan clubsport gedaan <strong>en</strong> 8 op de 10 leerling<strong>en</strong> heeft voor zichzelf buit<strong>en</strong><br />

bewog<strong>en</strong> <strong>en</strong> gesport. De deelnemers aan beide beweegactiviteit<strong>en</strong> do<strong>en</strong> dat gemiddeld ruim<br />

98 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


3,5 uur per week. Van alle leerling<strong>en</strong> heeft bijna 6 op de 10 leerling<strong>en</strong> zowel aan clubsport<br />

gedaan als voor zichzelf buit<strong>en</strong> gesport (niet in tabel). Leerling<strong>en</strong> die aan clubsport do<strong>en</strong> of die<br />

voor zichzelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>, do<strong>en</strong> dat met e<strong>en</strong> gemiddelde van 1 uur per dag (zie<br />

tabel 3.2). 1 op de 10 leerling<strong>en</strong> heeft niet aan clubsport gedaan <strong>en</strong> ook niet buit<strong>en</strong> voor zichzelf<br />

bewog<strong>en</strong> of gesport. Clubsporters beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> vaker buit<strong>en</strong> voor zichzelf dan nietclubsporters<br />

(niet in tabel). Dit duidt erop dat er niet per se sprake is van comp<strong>en</strong>satie van e<strong>en</strong><br />

lage deelname aan clubsport door meer buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of omgekeerd.<br />

In het tijdsbestedingsonderzoek (TBO) van het SCP in 2005 (Breedveld & van d<strong>en</strong> Broek 2006)<br />

wordt vastgesteld dat 7 op de 10 jonger<strong>en</strong> van 12 tot 19 jaar in hun vrije tijd aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport do<strong>en</strong>; zij do<strong>en</strong> dat gemiddeld 5 uur per week. Uit het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong><br />

blijk<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> van 10 tot 15 jaar iets vaker aan clubsport te do<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor zichzelf te beweg<strong>en</strong><br />

of te sport<strong>en</strong> dan de gemiddelde ‘sporter’ van 12 tot 19 aar uit het TBO. E<strong>en</strong> verklaring voor de<br />

gevond<strong>en</strong> afwijking<strong>en</strong> is mogelijk het leeftijdsverschil: in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong><br />

<strong>Sport</strong> zijn ook leerling<strong>en</strong> van 10 tot 12 jaar betrokk<strong>en</strong>.<br />

8 op de 10 leerling<strong>en</strong> pakt in de vrije tijd de fiets, bijvoorbeeld om <strong>naar</strong> de sportclub, e<strong>en</strong> vri<strong>en</strong>d<br />

of familie te gaan. Over alle leerling<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> bested<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> in hun vrije tijd gemiddeld<br />

12 minut<strong>en</strong> per dag aan fiets<strong>en</strong> (zie tabel 3.2). Bijna 1 op de 10 leerling<strong>en</strong> heeft in de meetweek<br />

helemaal niet gefietst (niet in tabel).<br />

Zwemm<strong>en</strong> do<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> veel minder dan<br />

fiets<strong>en</strong>. In de meetweek heeft 2 op de 10 leerling<strong>en</strong> gezwomm<strong>en</strong> (zie tabel 3.2). 1 op de 20 deed<br />

dat in georganiseerd verband, bijvoorbeeld op zwemles of in de vorm van e<strong>en</strong> training voor<br />

wedstrijdzwemm<strong>en</strong>, waterpolo, kunstzwemm<strong>en</strong> of schoonspring<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> zwemver<strong>en</strong>iging<br />

(niet in tabel).<br />

E<strong>en</strong> active game is e<strong>en</strong> interactief spel dat gebruikmaakt van digitale computertechnologie<br />

in e<strong>en</strong> (virtuele) context met regels waarin spelers (<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel teg<strong>en</strong>standers) met fysieke<br />

inspanning doel<strong>en</strong> prober<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong> (Hoyng 2009: 10). Bijna de helft van de leerling<strong>en</strong><br />

heeft in de meetweek aan active gam<strong>en</strong> gedaan (zie tabel 3.2). Zij ded<strong>en</strong> dit gemiddeld ruim<br />

2 uur per week. Dat is gemiddeld bijna 20 minut<strong>en</strong> per dag (zie tabel 3.2 <strong>en</strong> 3.12).<br />

Tijdsbesteding aan vijf beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

In tabel 3.12 staan de verschill<strong>en</strong> in tijdsbesteding tuss<strong>en</strong> deelnemers uit het primair onderwijs<br />

<strong>en</strong> het voortgezet onderwijs. Deelnemers zijn leerling<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> bepaalde beweegactiviteit<br />

minimaal één keer in de meetweek hebb<strong>en</strong> gedaan.<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

99


Tabel 3.12 Tijdsbesteding per week aan vijf beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Onderwijstype<br />

tijd per week over<br />

alle deelnemers<br />

min/wk i<br />

(n = 1.480-5.818)<br />

tijd per week over<br />

deelnemers van PO<br />

min/wk i<br />

(n = 1.480-5.818)<br />

tijd per week over<br />

deelnemers van VO<br />

min/wk i<br />

(n = 1.480-5.818)<br />

Beweegactiviteit<strong>en</strong> in vrije tijd<br />

clubsport 214 192 236<br />

zelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> 225 254 190<br />

zwemm<strong>en</strong> 130 129 131<br />

fiets<strong>en</strong> in vrije tijd 100 91 107<br />

active gam<strong>en</strong> 137 127 148<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie tabel B1.11 in de onderzoeksverantwoording).<br />

Er zijn aanzi<strong>en</strong>lijke verschill<strong>en</strong> in tijdsbesteding aan deze vijf beweegactiviteit<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

uit het basisonderwijs <strong>en</strong> het voortgezet onderwijs. Middelbare scholier<strong>en</strong> die deelnem<strong>en</strong><br />

aan clubsport do<strong>en</strong> dit per week 44 minut<strong>en</strong> langer dan de deelnemers uit het basisonderwijs.<br />

Basisschoolleerling<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> gemiddeld 36 minut<strong>en</strong> per dag buit<strong>en</strong>, terwijl middelbare scholier<strong>en</strong><br />

gemiddeld 27 minut<strong>en</strong> per dag buit<strong>en</strong> voor zichzelf beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>. Wat zwemm<strong>en</strong><br />

betreft, zijn er tuss<strong>en</strong> middelbare scholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> basisscholier<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>. Middelbare<br />

scholier<strong>en</strong> die in de meetweek in de vrije tijd fietst<strong>en</strong>, ded<strong>en</strong> dit langer dan basisscholier<strong>en</strong>. Dit<br />

geldt ook voor active gam<strong>en</strong>.<br />

<strong>Beweg<strong>en</strong></strong> in de vrije tijd <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> leerling<br />

In tabel 3.13 staat weergegev<strong>en</strong> hoeveel tijd de leerling<strong>en</strong> per week bested<strong>en</strong> aan de vijf<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd. In teg<strong>en</strong>stelling tot de resultat<strong>en</strong> in tabel 3.12 zijn de minut<strong>en</strong><br />

in tabel 3.13 berek<strong>en</strong>d over alle leerling<strong>en</strong>, zodat de impact van deze activiteit<strong>en</strong> op de hele<br />

onderzoeksgroep duidelijk wordt.<br />

100 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 3.13 Duur van beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Beweegactiviteit in vrije tijd<br />

Totaal<br />

beweg<strong>en</strong><br />

vrije tijd<br />

(n = 6.903)<br />

min/wk i<br />

clubsport<br />

(n = 6.869)<br />

min/wk i<br />

zelf buit<strong>en</strong><br />

beweg<strong>en</strong> of<br />

sport<strong>en</strong><br />

(n = 6.873)<br />

min/wk i<br />

zwemm<strong>en</strong><br />

(n = 6.856)<br />

min/wk i<br />

fiets<strong>en</strong> in<br />

vrije tijd<br />

(n = 6.864)<br />

min/wk i<br />

active<br />

gam<strong>en</strong><br />

(n = 6.903)<br />

min/wk i<br />

Totaal 498 147 182 27 83 61<br />

Onderwijstype<br />

PO 537 137 231 32 76 64<br />

VO 461 157 137 22 89 58<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 579 167 215 27 91 82<br />

meisje 423 129 152 27 75 41<br />

Afkomst<br />

autochtoon 502 155 177 26 84 61<br />

westers allochtoon 537 159 202 27 87 62<br />

niet-westers allochtoon 465 107 197 28 78 58<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 482 140 188 24 70 62<br />

sterk stedelijk 514 135 200 28 90 64<br />

matig stedelijk 524 147 193 30 89 67<br />

weinig stedelijk 503 165 168 29 83 61<br />

niet-stedelijk 473 155 168 22 78 52<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 523 90 232 31 100 73<br />

één 478 131 182 27 80 60<br />

twee of meer 515 167 178 26 84 61<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 421 108 161 23 71 59<br />

tot één keer per maand 490 151 178 27 85 50<br />

één keer per week 505 163 179 29 79 57<br />

meer dan één keer per week 588 188 206 30 97 69<br />

Lidmaatschap clubsport<br />

nee 326 0 161 27 80 59<br />

ja 561 202 190 26 84 62<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 467 137 157 26 81 67<br />

normaal gewicht 510 154 188 26 84 61<br />

overgewicht 487 127 179 33 82 68<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie tabel B1.11 in de onderzoeksverantwoording).<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

101


Gemiddeld bested<strong>en</strong> alle leerling<strong>en</strong> bijna 500 minut<strong>en</strong> per week aan de vijf beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong> (tabel 3.13). Dat komt neer op ruim 8 uur per week. Bijna 2,5 uur daarvan wordt bij e<strong>en</strong><br />

sportclub doorgebracht (147 minut<strong>en</strong>). Leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs bested<strong>en</strong> meer tijd<br />

per week aan het sport<strong>en</strong> bij de sportver<strong>en</strong>iging dan leerling<strong>en</strong> in het basisonderwijs. Aan het<br />

voor jezelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> wordt per week door alle leerling<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> gemiddeld 3 uur<br />

besteed, maar basisscholier<strong>en</strong> do<strong>en</strong> dit beduid<strong>en</strong>d langer dan middelbare scholier<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong><br />

zwemm<strong>en</strong> gemiddeld bijna 30 minut<strong>en</strong> per week <strong>en</strong> zijn gemiddeld 1 uur bezig met active gam<strong>en</strong>.<br />

Fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd do<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> gemiddeld 83 minut<strong>en</strong> per week.<br />

Clubsport<br />

In klas 3 van het voortgezet onderwijs is sprake van e<strong>en</strong> kleine afname in deelname aan clubsport<br />

(niet in tabel). Leerling<strong>en</strong> in klas 1 <strong>en</strong> 3 van het praktijkonderwijs <strong>en</strong> de beroepsgerichte<br />

leerweg<strong>en</strong> van het vmbo nem<strong>en</strong> minder aan clubsport deel dan leerling<strong>en</strong> op de havo <strong>en</strong> het<br />

vwo (niet in tabel). Ook het TBO (Breedveld & van d<strong>en</strong> Broek 2006) <strong>en</strong> de Rapportage <strong>Sport</strong> 2008<br />

(Breedveld et al. 2009) lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lager opleidingsniveau minder vaak aan<br />

clubsport do<strong>en</strong>. Opvall<strong>en</strong>d is dat leerling<strong>en</strong> in het basisonderwijs vaker lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub<br />

dan leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs (76% teg<strong>en</strong>over 70%), maar dat leerling<strong>en</strong> in<br />

het voortgezet onderwijs gemiddeld wel meer tijd bested<strong>en</strong> aan clubsport. Meisjes, leerling<strong>en</strong><br />

uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> van allochtone afkomst, leerling<strong>en</strong> zonder auto’s<br />

thuis <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> waarvan de vader nooit aan sport doet, zijn relatief minder vaak lid van e<strong>en</strong><br />

sportclub (niet in tabel). Bij deze groep<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> relatief lage gemiddelde tijdsbesteding.<br />

Tabel 3.14 Meest beoef<strong>en</strong>de clubsport<strong>en</strong> a in het afgelop<strong>en</strong> schooljaar<br />

Onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

Clubsport i<br />

ge<strong>en</strong> 32 29 34<br />

voetbal 25 28 23<br />

dans(variant<strong>en</strong>) 12 13 11<br />

t<strong>en</strong>nis 9 9 8<br />

paard<strong>en</strong>sport 7 7 7<br />

gymnastiek 7 9 5<br />

hockey 6 6 6<br />

basketbal 2 2 3<br />

a. Exclusief zwemm<strong>en</strong>.<br />

i. Op<strong>en</strong> vraag, meer antwoord<strong>en</strong> mogelijk.<br />

102 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Voetbal is veruit de meest populaire clubsport, zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet<br />

onderwijs: 10 e<strong>en</strong> kwart van alle leerling<strong>en</strong> zit op voetbal (zie tabel 3.14). Dans(variant<strong>en</strong>)<br />

staat op de tweede plaats, gevolgd door t<strong>en</strong>nis, paard<strong>en</strong>sport, gymnastiek, hockey <strong>en</strong> basketbal.<br />

Jong<strong>en</strong>s do<strong>en</strong> vaker aan voetbal <strong>en</strong> basketbal, meisjes vaker aan allerlei dans(variant<strong>en</strong>),<br />

paardrijd<strong>en</strong>, gymnastiek <strong>en</strong> hockey (cijfers niet in tabel).<br />

Buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong><br />

Jong<strong>en</strong>s spel<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> per week ruim e<strong>en</strong> uur meer buit<strong>en</strong> dan meisjes. Anders dan bij clubsport,<br />

spel<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> van niet-Nederlandse afkomst <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> zonder auto’s thuis relatief veel minut<strong>en</strong><br />

per week buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> of voor zichzelf sport<strong>en</strong>. Kinder<strong>en</strong> waarvan de vader nooit sport bested<strong>en</strong><br />

minder tijd aan buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> of voor zichzelf sport<strong>en</strong> dan kinder<strong>en</strong> van vaders die wel sport<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong><br />

die lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub spel<strong>en</strong> meer buit<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> lid zijn.<br />

Tabel 3.15 toont aan dat de meest beoef<strong>en</strong>de activiteit buit<strong>en</strong> op straat voetbal is. Hardlop<strong>en</strong><br />

staat op de tweede plaats.<br />

Tabel 3.15 Beoef<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong> bij zelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> a Onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

Activiteit i<br />

ge<strong>en</strong> 23 18 28<br />

voetbal 44 48 41<br />

hardlop<strong>en</strong> 19 16 22<br />

buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> 17 28 6<br />

fiets<strong>en</strong>, wielr<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, mountainbike 16 18 13<br />

skat<strong>en</strong>/skeeler<strong>en</strong> 12 16 9<br />

gymnastiek 7 8 6<br />

basketbal 6 6 7<br />

a. Exclusief zwemm<strong>en</strong>.<br />

i. Op<strong>en</strong> vraag, meer antwoord<strong>en</strong> mogelijk.<br />

Skat<strong>en</strong> of skeeler<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> wordt meer door leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs gedaan.<br />

Leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs do<strong>en</strong> iets vaker aan hardlop<strong>en</strong> <strong>en</strong> basketball<strong>en</strong> buit<strong>en</strong><br />

op e<strong>en</strong> pleintje. Jong<strong>en</strong>s do<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> vaker aan basketbal <strong>en</strong> voetbal <strong>en</strong> meisjes vaker aan gymnastiek,<br />

hardlop<strong>en</strong>, skat<strong>en</strong>/skeeler<strong>en</strong> <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> (niet in tabel).<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

103


Zwemm<strong>en</strong><br />

Basisscholier<strong>en</strong> zwemm<strong>en</strong> meer dan middelbare scholier<strong>en</strong>. Waar bij clubsport <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong><br />

grote verschill<strong>en</strong> zijn tuss<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> meisjes, is dit niet het geval bij zwemm<strong>en</strong>: meisjes<br />

zwemm<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>veel als jong<strong>en</strong>s. Leerling<strong>en</strong> uit matig <strong>en</strong> weinig stedelijke gebied<strong>en</strong> bested<strong>en</strong><br />

iets meer tijd aan zwemm<strong>en</strong>, vooral in vergelijking tot leerling<strong>en</strong> uit niet-stedelijke gebied<strong>en</strong>.<br />

Dat kan kom<strong>en</strong> doordat er in grote sted<strong>en</strong> vaak minder zwemwater beschikbaar is <strong>en</strong> de wachtlijst<strong>en</strong><br />

voor zwemless<strong>en</strong> vaak lang zijn (Wisse et al. 2009). Er zijn nauwelijks verschill<strong>en</strong> zichtbaar<br />

in het aantal zwemminut<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de etnische afkomst. Leerling<strong>en</strong><br />

met overgewicht zwemm<strong>en</strong> relatief veel minut<strong>en</strong>. Bij mooier weer tijd<strong>en</strong>s de meetweek<br />

(hogere temperatuur, meer zonur<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder reg<strong>en</strong>) bleek het gemiddeld aantal zwemminut<strong>en</strong><br />

onder leerling<strong>en</strong> hoger te ligg<strong>en</strong> dan bij minder mooi weer (niet in tabel, zie ook paragraaf<br />

B1.2 in de onderzoeksverantwoording).<br />

Fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd<br />

Niet-westerse allochtone leerling<strong>en</strong> bested<strong>en</strong> minder minut<strong>en</strong> per week aan fiets<strong>en</strong> in de vrije<br />

tijd, net als bij fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school. Leerling<strong>en</strong> die thuis ge<strong>en</strong> auto hebb<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> per<br />

week ongeveer 20 minut<strong>en</strong> langer dan leerling<strong>en</strong> uit gezinn<strong>en</strong> met één of meerdere auto’s. Ook<br />

bested<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> van vaders die minimaal één keer week sport<strong>en</strong> meer tijd aan fiets<strong>en</strong> in hun<br />

vrije tijd. Ev<strong>en</strong>als bij zwemm<strong>en</strong> is geconstateerd dat er meer minut<strong>en</strong> gefietst wordt als er in de<br />

meetweek e<strong>en</strong> hogere maximum temperatuur, meer zonur<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder reg<strong>en</strong>val was (niet in<br />

tabel, zie ook paragraaf B1.2 in de onderzoeksverantwoording).<br />

Active gam<strong>en</strong><br />

Berek<strong>en</strong>d over alle leerling<strong>en</strong> wordt gemiddeld 61 minut<strong>en</strong> per week besteed aan active gam<strong>en</strong>.<br />

Jong<strong>en</strong>s do<strong>en</strong> twee keer zo lang aan active gam<strong>en</strong> als meisjes. Verder zijn hier ge<strong>en</strong> grote verschill<strong>en</strong><br />

<strong>naar</strong> andere achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>.<br />

3.3 Niet-beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd<br />

Naast beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> is er voor jonger<strong>en</strong> uiteraard nog e<strong>en</strong> breed scala aan andere activiteit<strong>en</strong><br />

die zij in hun vrije tijd kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Deze paragraaf behandelt <strong>en</strong>kele tijdsbestedingscijfers<br />

van activiteit<strong>en</strong> die mogelijk kunn<strong>en</strong> conflicter<strong>en</strong> met de deelname aan beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong><br />

(Gebhardt & Maes 1999).<br />

Beeldschermactiviteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> huiswerk<br />

Volg<strong>en</strong>s Huysmans (2006) bested<strong>en</strong> volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> het grootste deel van de vrije tijd, bijna 2,5 uur<br />

per dag, aan mediagebruik. Hieronder verstaat Huysmans onder andere lez<strong>en</strong>, tv-kijk<strong>en</strong>, <strong>naar</strong><br />

de radio luister<strong>en</strong> <strong>en</strong> computer<strong>en</strong>. Uit het tijdsbestedingsonderzoek van Breedveld & Van d<strong>en</strong><br />

Broek (2006) blijkt dat mediagebruik met 19 uur per week veruit de meest gekoz<strong>en</strong> vrijetijds-<br />

104 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


esteding is. Ook uit het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> blijkt dat leerling<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groot<br />

deel van hun vrije tijd aan mediagebruik bested<strong>en</strong>. In tabel 3.16 staat dat 4 op de 10 leerling<strong>en</strong><br />

meer dan 1,5 uur per dag <strong>naar</strong> de televisie, e<strong>en</strong> dvd of video kijkt. Ook zit 4 op de 10 leerling<strong>en</strong><br />

1,5 uur per dag voor de computer.<br />

Tabel 3.16 Tijdsbesteding per dag aan beeldschermactiviteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> huiswerk<br />

tv, dvd of video<br />

(n = 6.982)<br />

%<br />

Beeldschermactiviteit<br />

computer<br />

(n = 6.951)<br />

%<br />

huiswerk<br />

(n = 6.916)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100<br />

Duur activiteit<strong>en</strong><br />

tot 0,5 uur 13 19 36<br />

0,5-1 uur 25 23 29<br />

0,5-1,5 uur 22 18 16<br />

meer dan 1,5 uur 39 39 19<br />

Aan huiswerk mak<strong>en</strong>, besteedt twee derde van de leerling<strong>en</strong> minder dan 1 uur per dag, 16%<br />

meer dan 1,5 uur. Leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs bested<strong>en</strong> meer tijd aan computer<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> aan huiswerk dan leerling<strong>en</strong> in het primair onderwijs (cijfers niet in tabel). Zoals verwacht<br />

bested<strong>en</strong> vwo-leerling<strong>en</strong> in verhouding veel tijd aan huiswerk, terwijl slechts e<strong>en</strong> klein perc<strong>en</strong>tage<br />

van de leerling<strong>en</strong> in het praktijkonderwijs <strong>en</strong> het vmbo-k, b <strong>en</strong> g meer dan 1,5 uur per dag<br />

huiswerk maakt. Deze laatste groep zit <strong>naar</strong> verhouding wel langer achter de computer. Ook<br />

meisjes bested<strong>en</strong> relatief veel tijd aan huiswerk mak<strong>en</strong>, terwijl jong<strong>en</strong>s langer computer<strong>en</strong> of<br />

televisiekijk<strong>en</strong> (niet in tabel).<br />

Overige activiteit<strong>en</strong><br />

Verder is aan de leerling<strong>en</strong> gevraagd op hoeveel dag<strong>en</strong> zij in de meetweek rondhing<strong>en</strong> op<br />

straat, winkeld<strong>en</strong>, muziek maakt<strong>en</strong>, muziek luisterd<strong>en</strong>, chilld<strong>en</strong> met vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> gezelschapsspelletjes<br />

<strong>en</strong> creatieve ding<strong>en</strong> ded<strong>en</strong>. In tabel 3.17 staat op hoeveel dag<strong>en</strong> in de meetweek zij<br />

deze activiteit<strong>en</strong> ded<strong>en</strong>.<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

105


Tabel 3.17 Deelname aan overige activiteit<strong>en</strong><br />

muziek<br />

luister<strong>en</strong><br />

(n = 6.905)<br />

%<br />

chill<strong>en</strong> met<br />

vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

(n = 6.942)<br />

%<br />

winkel<strong>en</strong><br />

(n = 6.925)<br />

%<br />

Overige activiteit<br />

creatieve<br />

ding<strong>en</strong> do<strong>en</strong><br />

(n = 6.925)<br />

%<br />

rondhang<strong>en</strong><br />

op straat<br />

(n = 6.937)<br />

%<br />

gezelschapsspelletjes<br />

do<strong>en</strong><br />

(n = 6.982)<br />

%<br />

muziek<br />

mak<strong>en</strong><br />

(n = 6.882)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100 100 100 100<br />

Deelname activiteit<strong>en</strong><br />

niet gedaan 12 25 41 43 50 59 67<br />

1 dag 13 17 35 21 16 22 11<br />

2-3 dag<strong>en</strong> 19 28 20 21 19 14 9<br />

4-7 dag<strong>en</strong> 55 30 4 14 16 5 13<br />

Luister<strong>en</strong> <strong>naar</strong> muziek is populair onder jonger<strong>en</strong>: meer dan de helft van de leerling<strong>en</strong> doet dat<br />

bijna dagelijks. Het minst populair zijn muziek mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> het do<strong>en</strong> van gezelschapsspelletjes.<br />

De helft van de leerling<strong>en</strong> geeft aan op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele dag te hebb<strong>en</strong> rondgehang<strong>en</strong> op straat.<br />

De coolschaal<br />

Van <strong>en</strong>kele van de bov<strong>en</strong>staande gedraging<strong>en</strong> was e<strong>en</strong> sterke schaal te construer<strong>en</strong>. Het gaat<br />

hierbij om ‘rondhang<strong>en</strong> op straat’, ‘muziek luister<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> ‘chill<strong>en</strong> met vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>’. Deze schaal is<br />

de ‘coolschaal’. Leerling<strong>en</strong> die op deze schaal minder scor<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> de drie activiteit<strong>en</strong> op<br />

gemiddeld 0 tot 1 dag in de week gedaan. Leerling<strong>en</strong> die ‘doorsnee’ scor<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> de drie activiteit<strong>en</strong><br />

op gemiddeld 2 tot 3 dag<strong>en</strong> gedaan <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die de score ‘meer’ hebb<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong>,<br />

hebb<strong>en</strong> de 3 activiteit<strong>en</strong> op gemiddeld 4 tot 7 dag<strong>en</strong> in de week gedaan. Leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

hoge ‘coolfactor’ hang<strong>en</strong> dus regelmatig rond op straat, luister<strong>en</strong> vaak <strong>naar</strong> muziek <strong>en</strong> chill<strong>en</strong><br />

veel met vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. De coolschaal blijkt uit nadere analyses sam<strong>en</strong> te hang<strong>en</strong> met beeldschermgedrag:<br />

leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoge coolfactor kijk<strong>en</strong> relatief vaker meer dan 1,5 uur tv dan minder<br />

coole leerling<strong>en</strong> (niet in tabel). Wanneer wordt gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> hoge score op de coolschaal, wordt duidelijk dat leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet<br />

onderwijs, in het bijzonder het praktijkonderwijs <strong>en</strong> de beroepsgerichte leerweg<strong>en</strong> van het<br />

vmbo, in verhouding e<strong>en</strong> hogere score hebb<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs. Verder<br />

blijkt dat niet-westerse allochtone leerling<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong><br />

zonder auto’s thuis, leerling<strong>en</strong> die niet lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> met overgewicht<br />

op de coolfactor vaker ‘meer’ scor<strong>en</strong> dan ‘doorsnee’ <strong>en</strong> ‘minder’. Leerling<strong>en</strong> die hoog<br />

scor<strong>en</strong> op de coolschaal do<strong>en</strong> gemiddeld vaker dan leerling<strong>en</strong> die laag scor<strong>en</strong> aan schoolsport<br />

<strong>en</strong> active gam<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder vaak aan clubsport. In hoofdstuk 5 wordt gekek<strong>en</strong> hoe de coolschaal<br />

sam<strong>en</strong>hangt met beweeggedrag/activiteitsniveau (niet in tabel).<br />

106 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


3.4 Beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong><br />

Uiteraard kunn<strong>en</strong> naast achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (zie hiervoor) <strong>en</strong> factor<strong>en</strong> in de sociale <strong>en</strong><br />

fysieke (school)omgeving (zie hoofdstuk 2), ook motiev<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te<br />

sport<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> in hun beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag. Die motiev<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s weer<br />

sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong>. Omdat in de literatuur de relatie<br />

tuss<strong>en</strong> motiev<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> duurzaam beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag wordt<br />

b<strong>en</strong>adrukt (Deci & Ryan, 1985; Gebhardt 2007), zijn ook in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong><br />

<strong>Sport</strong> die motiev<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> in kaart gebracht. In deze paragraaf word<strong>en</strong> ze weergegev<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gekoppeld aan de deelname aan specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>.<br />

3.4.1 Beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong> <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> om allerlei intrinsieke <strong>en</strong> extrinsieke red<strong>en</strong><strong>en</strong> (Deci & Ryan 1985,<br />

2002; Ryan et al. 1997; Gebhardt 2007; Vanste<strong>en</strong>kiste et al. 2004). Bij e<strong>en</strong> volledig intrinsieke<br />

motivatie beweg<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> louter om het beweg<strong>en</strong> zelf. Bij extrinsieke motivatie beweg<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> om doel<strong>en</strong> die buit<strong>en</strong> het beweg<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>. Het beweg<strong>en</strong> zelf is dan e<strong>en</strong> bijzaak <strong>en</strong> wordt<br />

puur als nodig beschouwd. Bij het dagelijkse beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> meerdere motiev<strong>en</strong><br />

tegelijkertijd e<strong>en</strong> rol.<br />

De leerling<strong>en</strong> is aan de hand van neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong> stelling<strong>en</strong> gevraagd waarom zij beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

(zie tabel B3.1, in bijlage I). De uitsprak<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> vertaling <strong>en</strong> e<strong>en</strong> selectie uit de Engelse<br />

vrag<strong>en</strong>lijst Motives for Physical Activities Measure – Revised (MPAM-R) (Ryan et al. 1997). De<br />

stelling<strong>en</strong> of uitsprak<strong>en</strong> zijn na e<strong>en</strong> analyse verdeeld in vijf motiefgroep<strong>en</strong>: plezier, lichamelijk<br />

effect, aanzi<strong>en</strong>, spanning <strong>en</strong> avontuur <strong>en</strong> sociaal contact (zie paragraaf B1.3 in de onderzoeksverantwoording<br />

<strong>en</strong> tabel B2.2 in de tabelbijlag<strong>en</strong>).<br />

<strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> vanwege het plezier verwijst <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> meer intrinsiek motief. Leerling<strong>en</strong> die<br />

hoog scor<strong>en</strong> op de motiefschaal plezier beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> onder andere omdat ze het plezierig<br />

<strong>en</strong> leuk vind<strong>en</strong> <strong>en</strong> graag hun sportieve gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> verlegg<strong>en</strong>. Het doel is ingaan op de bewegingsuitdaging,<br />

het ligt dicht bij het beweg<strong>en</strong> zelf. Aanhangers van dit motief verton<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s het<br />

beweg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> speelse houding (Ste<strong>en</strong>berg<strong>en</strong> 2004). Er is sprake van e<strong>en</strong> intrinsiek doel. Bij extrinsieke<br />

motivatie beweg<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> meer om doel<strong>en</strong> die buit<strong>en</strong> het beweg<strong>en</strong> zelf ligg<strong>en</strong>, zoals beweg<strong>en</strong><br />

om het lichamelijke effect (e<strong>en</strong> beter figuur bijvoorbeeld) of om het vergrot<strong>en</strong> van aanzi<strong>en</strong> of<br />

de eig<strong>en</strong> status. Tuss<strong>en</strong> deze twee uiterst<strong>en</strong> zit beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> vanwege spanning/avontuur<br />

<strong>en</strong> om het sociaal contact. Deze twee motiev<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> deels e<strong>en</strong> directe relatie met het beweg<strong>en</strong>.<br />

Bepaalde beweegactiviteit<strong>en</strong> zijn bijvoorbeeld uit zichzelf spann<strong>en</strong>d <strong>en</strong> avontuurlijk om te do<strong>en</strong>.<br />

Ook kan het sam<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> met ander<strong>en</strong> inher<strong>en</strong>t zijn aan de beweging zelf.<br />

Tabel 3.18 geeft zicht op de sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> motiev<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te<br />

sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, weergegev<strong>en</strong> aan de hand van de vijf motiefgroep<strong>en</strong>. De<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

107


tabel is het beste te lez<strong>en</strong> door de kolomperc<strong>en</strong>tages bij de vijf motiefgroep<strong>en</strong> te vergelijk<strong>en</strong> met<br />

de kolom ‘Totaal’. Onder de tabel word<strong>en</strong> per motiefgroep de significante verschill<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>.<br />

Tabel 3.18 Beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong> <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Motiefgroep<br />

Totaal<br />

(n = 7.078)<br />

%<br />

plezier i<br />

(n = 5.358)<br />

%<br />

lichamelijk<br />

effect i<br />

(n = 3.484)<br />

%<br />

aanzi<strong>en</strong> i<br />

(n = 1.406)<br />

%<br />

spanning <strong>en</strong><br />

avontuur i<br />

(n = 3.735)<br />

%<br />

sociaal<br />

contact i<br />

(n = 4.766)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100 100 100<br />

Onderwijstype<br />

PO 49 51 46 46 54 49<br />

VO 51 49 54 54 46 51<br />

Onderwijsniveau<br />

praktijkonderwijs/vmbo-b-k-g 14 11 15 16 12 13<br />

vmbo-t/havo 29 29 31 31 27 29<br />

vwo 8 8 8 7 6 8<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 49 51 46 65 51 49<br />

meisje 51 49 54 35 49 51<br />

Afkomst<br />

autochtoon 76 77 73 70 77 78<br />

westers allochtoon 6 6 6 6 6 6<br />

niet-westers allochtoon 18 17 21 23 17 16<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 14 14 16 17 14 14<br />

sterk stedelijk 18 17 18 20 17 17<br />

matig stedelijk 22 21 22 19 22 21<br />

weinig stedelijk 22 23 22 23 23 23<br />

niet-stedelijk 24 24 23 21 24 24<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 4 4 5 5 3 4<br />

één 44 43 44 42 43 44<br />

twee of meer 51 53 51 53 53 52<br />

Vervolg tabel op pagina 109<br />

108 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Motiefgroep<br />

Totaal<br />

(n = 7.078)<br />

%<br />

plezier i<br />

(n = 5.358)<br />

%<br />

lichamelijk<br />

effect i<br />

(n = 3.484)<br />

%<br />

aanzi<strong>en</strong> i<br />

(n = 1.406)<br />

%<br />

spanning <strong>en</strong><br />

avontuur i<br />

(n = 3.735)<br />

%<br />

sociaal<br />

contact i<br />

(n = 4.766)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100 100 100<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 33 30 32 30 32 31<br />

tot één keer per maand 12 12 11 13 13 12<br />

één keer per week 23 24 24 22 23 24<br />

meer dan één keer per week 31 34 33 35 33 32<br />

Lidmaatschap sportclub<br />

nee 27 19 26 18 26 23<br />

ja 73 81 74 82 74 77<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 3 3 2 2 3 3<br />

normaal gewicht 85 86 82 84 85 86<br />

overgewicht 12 11 16 14 12 11<br />

i. Alle<strong>en</strong> de score ‘meer’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

Plezier<br />

In verhouding lijk<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs iets minder belang te hecht<strong>en</strong> aan<br />

het motief ‘plezier’, dan leerling<strong>en</strong> in het basisonderwijs: de totale leerling<strong>en</strong>steekproef bestaat<br />

voor 51% uit leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs, terwijl 49% van de scholier<strong>en</strong> die veel<br />

waarde hecht<strong>en</strong> aan plezier op het voortgezet onderwijs zitt<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> van het praktijkonderwijs<br />

<strong>en</strong> de beroepsgerichte leerweg<strong>en</strong> van het vmbo vind<strong>en</strong> plezier gemiddeld iets minder<br />

belangrijk dan leerling<strong>en</strong> van (combinaties van) de theoretische leerweg <strong>en</strong> de havo <strong>en</strong><br />

leerling<strong>en</strong> van het vwo. Ook voor meisjes is het motief ‘plezier’ iets minder belangrijk.<br />

Leerling<strong>en</strong> die twee of meer auto’s thuis hebb<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> van wie de vader meer dan één<br />

keer per week sport, leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> normaal<br />

gewicht vind<strong>en</strong> het motief ‘plezier’ juist relatief belangrijk.<br />

Lichamelijk effect<br />

In verhouding vind<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs het lichamelijke effect van sport e<strong>en</strong><br />

redelijk belangrijk motief om aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport te do<strong>en</strong>. Van de leerling<strong>en</strong> die hoog scor<strong>en</strong><br />

op de motiefgroep ‘lichamelijk effect’ is 54% middelbare scholier, terwijl de totale steekproef<br />

voor 51% uit middelbare scholier<strong>en</strong> bestaat. Leerling<strong>en</strong> van het praktijkonderwijs <strong>en</strong> de beroepsgerichte<br />

leerweg<strong>en</strong> zijn oververteg<strong>en</strong>woordigd in de groep leerling<strong>en</strong> die hoog scoort op het<br />

motief ‘lichamelijk effect’. Hetzelfde geldt voor meisjes <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> vader hebb<strong>en</strong> die<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

109


meer dan twee keer per week sport. Van de leerling<strong>en</strong> die hoog scor<strong>en</strong> op het motief ‘lichamelijk<br />

effect’ heeft 16% overgewicht. In de totale steekproef heeft 12% overgewicht. Dit betek<strong>en</strong>t dus<br />

dat leerling<strong>en</strong> met overgewicht relatief vaak sport<strong>en</strong> vanwege het lichamelijke effect.<br />

Aanzi<strong>en</strong><br />

Aanzi<strong>en</strong> wordt relatief belangrijk gevond<strong>en</strong> door jong<strong>en</strong>s. Van de leerling<strong>en</strong> die hoog scor<strong>en</strong> op<br />

deze motiefgroep is 65% jong<strong>en</strong>, terwijl de totale steekproef voor 49% uit jong<strong>en</strong>s bestaat. Net<br />

als niet-westerse allochtone leerling<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>s dus relatief vaak omdat ze<br />

graag wedstrijd<strong>en</strong> will<strong>en</strong> winn<strong>en</strong> <strong>en</strong> aan ander<strong>en</strong> will<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> wat ze kunn<strong>en</strong>. Ook leerling<strong>en</strong><br />

van wie de vader meer dan één keer per week sport <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong><br />

sportclub vind<strong>en</strong> winn<strong>en</strong> <strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> wat je kunt relatief vaak belangrijke motiev<strong>en</strong> om aan<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport te do<strong>en</strong>. Dit geldt ook voor leerling<strong>en</strong> met overgewicht.<br />

Spanning <strong>en</strong> avontuur<br />

Vooral basisscholier<strong>en</strong> hecht<strong>en</strong> relatief veel waarde aan het motief ‘spanning <strong>en</strong> avontuur’.<br />

Naarmate de leerling<strong>en</strong> ouder word<strong>en</strong>, hecht<strong>en</strong> zij er minder waarde aan (niet in tabel). Jong<strong>en</strong>s<br />

vind<strong>en</strong> spanning <strong>en</strong> avontuur belangrijker dan meisjes.<br />

Sociaal contact<br />

Autochtone leerling<strong>en</strong> sport<strong>en</strong> vaker vanwege het sociaal contact dan westerse <strong>en</strong> niet-westerse<br />

allochtone leerling<strong>en</strong>. Kinder<strong>en</strong> met vaders die nooit sport<strong>en</strong>, vind<strong>en</strong> sociaal contact bij<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport minder belangrijk. Leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging vind<strong>en</strong><br />

sociale contact<strong>en</strong> belangrijker dan leerling<strong>en</strong> die niet lid zijn.<br />

Uit de resultat<strong>en</strong> van het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> kan voorzichtig word<strong>en</strong> gesteld dat<br />

<strong>naar</strong>mate de leerling<strong>en</strong> ouder word<strong>en</strong> de motivatie om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong> verschuift van meer<br />

intrinsiek <strong>naar</strong> meer extrinsiek. Oudere leerling<strong>en</strong> hecht<strong>en</strong> relatief minder waarde aan plezier <strong>en</strong><br />

spanning/avontuur <strong>en</strong> meer aan aanzi<strong>en</strong> <strong>en</strong> lichamelijk effect. Deze verschuiving wordt versterkt als<br />

de leerling e<strong>en</strong> meisje is, e<strong>en</strong> lager onderwijsniveau volgt, van niet-westerse allochtone afkomst is, e<strong>en</strong><br />

lagere SES heeft, e<strong>en</strong> hogere BMI-waarde heeft <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> vader heeft die minder vaak aan sport doet.<br />

3.4.2 Deelname aan beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>naar</strong> beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong><br />

In deze paragraaf wordt gekek<strong>en</strong> in hoeverre motiev<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met<br />

de deelname aan verschill<strong>en</strong>de beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong>. Dit is weergegev<strong>en</strong> in tabel 3.19 waar de<br />

vijf hoofdmotiev<strong>en</strong> voor sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> zijn afgezet teg<strong>en</strong> de perc<strong>en</strong>tages van leerling<strong>en</strong> die minimaal<br />

één keer in de meetweek aan de ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong> deelnam<strong>en</strong> (zie ook tabel<br />

3.2). In de cell<strong>en</strong> van deze tabel zijn dus de deelnamecijfers aan de betreff<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong>.<br />

Over het algeme<strong>en</strong> geldt dat leerling<strong>en</strong> die hoog scor<strong>en</strong> op 1 van de 5 motiefgroep<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong><br />

relatief hoog deelnameperc<strong>en</strong>tage hebb<strong>en</strong> op de beweegactiviteit<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoge score op één<br />

van de motiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> het actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school is ge<strong>en</strong> relatie gevond<strong>en</strong> (zie tabel 3.19).<br />

110 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 3.19 Deelname aan ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>naar</strong> beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong><br />

Motiefgroep<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

plezier i<br />

(n = 5.358)<br />

%<br />

lichamelijk<br />

effect i<br />

(n = 3.484)<br />

%<br />

aanzi<strong>en</strong> i<br />

(n = 1.406)<br />

%<br />

spanning <strong>en</strong><br />

avontuur i<br />

(n = 3.735)<br />

%<br />

sociaal<br />

contact i<br />

(n = 4.766)<br />

%<br />

Actief transport <strong>naar</strong>/van school<br />

lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school 30 29 29 29 30 29<br />

fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school 79 80 79 78 79 80<br />

<strong>Beweg<strong>en</strong></strong> onder schooltijd<br />

lichamelijke opvoeding 95 96 95 96 95 96<br />

pauzegedrag: buit<strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> ii 45 49 43 46 51 46<br />

schoolsport iii 22 24 24 29 24 23<br />

<strong>Beweg<strong>en</strong></strong> in vrije tijd<br />

clubsport 68 77 69 78 70 72<br />

zelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> 80 85 81 84 85 83<br />

zwemm<strong>en</strong> 21 22 22 22 23 21<br />

fiets<strong>en</strong> in vrije tijd 82 85 83 81 84 83<br />

active gam<strong>en</strong> 45 47 46 50 47 47<br />

i. Alle<strong>en</strong> de score ‘meer’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

ii. Het gaat bij pauzegedrag in deze tabel om e<strong>en</strong> selectie van leerling<strong>en</strong> die aangev<strong>en</strong> meestal buit<strong>en</strong> te<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze (n = 4.102).<br />

iii. Het gaat bij schoolsport om het deelnameperc<strong>en</strong>tage van leerling<strong>en</strong> die ook daadwerkelijk de mogelijkheid<br />

hadd<strong>en</strong> deel te nem<strong>en</strong> aan schoolsport.<br />

Bij de afzonderlijke motiefgroep<strong>en</strong> geldt dat leerling<strong>en</strong> voor wie plezier belangrijk is relatief<br />

veel deelnem<strong>en</strong> aan clubsport: meer dan driekwart van de leerling<strong>en</strong> die dit motief belangrijk<br />

vind<strong>en</strong>, heeft in de meetweek deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> aan clubsport, terwijl het totale gemiddelde deelnameperc<strong>en</strong>tage<br />

68 is. Verder blijkt dat plezier ook positief sam<strong>en</strong>hangt met e<strong>en</strong> relatief hoog<br />

perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat in de pauze <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaat om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong>. Buit<strong>en</strong><br />

voor jezelf beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd word<strong>en</strong> ook relatief vaak gedaan door<br />

leerling<strong>en</strong> die hoog scor<strong>en</strong> op het motief ‘plezier’. T<strong>en</strong> slotte blijkt dat plezier ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s positief<br />

sam<strong>en</strong>gaat met e<strong>en</strong> relatief hoog perc<strong>en</strong>tage basisschoolleerling<strong>en</strong> dat in de pauze <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong><br />

gaat om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong> (niet in tabel).<br />

Leerling<strong>en</strong> die veel belang hecht<strong>en</strong> aan het lichamelijk effect nem<strong>en</strong> niet gemiddeld vaker deel<br />

aan e<strong>en</strong> of meer van de ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. Dit in teg<strong>en</strong>stelling tot aanzi<strong>en</strong>:<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

111


leerling<strong>en</strong> die aangev<strong>en</strong> te sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> te beweg<strong>en</strong> omdat ze graag will<strong>en</strong> winn<strong>en</strong> of will<strong>en</strong><br />

lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat ze beter zijn dan ander<strong>en</strong>, do<strong>en</strong> relatief meer aan schoolsport, clubsport <strong>en</strong> active<br />

gam<strong>en</strong>. Van de leerling<strong>en</strong> die aanzi<strong>en</strong> belangrijk vind<strong>en</strong>, neemt 29% deel aan schoolsport, 78%<br />

aan clubsport <strong>en</strong> 50% aan active gam<strong>en</strong>. Dit terwijl de deelnameperc<strong>en</strong>tages van de totale steekproef<br />

respectievelijk 22, 68 <strong>en</strong> 45 zijn.<br />

Leerling<strong>en</strong> die hoog scor<strong>en</strong> op het motief ‘avontuur <strong>en</strong> spanning’ sport<strong>en</strong> of spel<strong>en</strong><br />

relatief vaak voor zichzelf buit<strong>en</strong>, zowel in de schoolpauzes als ook in de vrije tijd. De<br />

groep leerling<strong>en</strong> die het hoog scoort op het motief ‘sociaal contact’ neemt iets vaker deel<br />

aan clubsport.<br />

3.5 Opvatting<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> over beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<br />

In de vorige paragraaf ging het over motiev<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong>. Deze paragraaf<br />

sluit daar in zekere zin op aan: het gaat nu over opvatting<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> over beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport <strong>en</strong> over de mate waarin deze opvatting<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de deelname aan de ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>.<br />

3.5.1 Opvatting<strong>en</strong> <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

In de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst is aan de leerling<strong>en</strong> e<strong>en</strong> reeks van opvatting<strong>en</strong> over beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport voorgelegd. H<strong>en</strong> is gevraagd aan te gev<strong>en</strong> in welke mate zij het e<strong>en</strong>s zijn met stelling<strong>en</strong><br />

als ‘ik ga graag <strong>naar</strong> de gymles’, ‘bij mij op school kan je na schooltijd leuke sport<strong>en</strong> do<strong>en</strong>’<br />

<strong>en</strong> ‘ik b<strong>en</strong> goed in beweg<strong>en</strong> in sport’. In tabel B2.3 in de tabelbijlag<strong>en</strong> staat hoeveel proc<strong>en</strong>t<br />

van de basisscholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> middelbare scholier<strong>en</strong> het (helemaal) e<strong>en</strong>s is met verschill<strong>en</strong>de<br />

opvatting<strong>en</strong> over beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport. De opvatting<strong>en</strong> zijn vervolg<strong>en</strong>s sam<strong>en</strong>g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in drie<br />

groep<strong>en</strong>: de waardering van de gymless<strong>en</strong>, de waardering van het schoolsportaanbod buit<strong>en</strong><br />

de les <strong>en</strong> het sportief zelfbeeld (zie paragraaf B1.3 in de onderzoeksverantwoording).<br />

Uit tabel B2.3 blijkt dat driekwart van alle leerling<strong>en</strong> positief is over de less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding. 8 op de 10 basisscholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> 7 op de 10 middelbare scholier<strong>en</strong> gaat graag<br />

<strong>naar</strong> de gymles. Ook vindt 71% van de leerling<strong>en</strong> de gymleerkracht aardig. Basisscholier<strong>en</strong><br />

vind<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding leuker dan middelbare scholier<strong>en</strong>: zij gaan gemiddeld met<br />

meer plezier <strong>naar</strong> de gymles dan middelbare scholier<strong>en</strong>. Basisschoolleerling<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> het<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> op het schoolplein tijd<strong>en</strong>s de pauzes <strong>en</strong> na schooltijd gemiddeld leuker<br />

<strong>en</strong> beter dan middelbare scholier<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> van de basisschool hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> positiever<br />

sportief zelfbeeld <strong>en</strong> vind<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> belangrijker dan leerling<strong>en</strong> van de middelbare<br />

school.<br />

In tabel 3.20 zijn de gegroepeerde opvatting<strong>en</strong> uit tabel B2.3 afgezet teg<strong>en</strong> de achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van leerling<strong>en</strong>. In de cell<strong>en</strong> is het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong> dat hoog scoort<br />

op de betreff<strong>en</strong>de groep van opvatting<strong>en</strong>.<br />

112 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 3.20 Opvatting<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Totaal<br />

(n = 7.078)<br />

%<br />

waardering<br />

gymless<strong>en</strong> i<br />

(n = 5.797)<br />

%<br />

Opvatting<strong>en</strong>groep<br />

waardering sportaanbod<br />

buit<strong>en</strong> de les i<br />

(n = 2.523)<br />

%<br />

sportief<br />

zelfbeeld i<br />

(n = 4.860)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100<br />

Onderwijstype<br />

PO 49 52 83 52<br />

VO 51 48 17 48<br />

Onderwijsniveau<br />

praktijkonderwijs/vmbo-b-k-g 14 11 7 12<br />

vmbo-t/havo 29 29 8 29<br />

vwo 8 8 2 7<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 49 50 55 53<br />

meisje 51 50 45 47<br />

Afkomst<br />

autochtoon 76 77 72 76<br />

westers allochtoon 6 6 6 6<br />

niet-westers allochtoon 18 17 22 18<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 14 15 16 15<br />

sterk stedelijk 18 18 20 18<br />

matig stedelijk 22 21 22 21<br />

weinig stedelijk 22 22 22 23<br />

niet-stedelijk 24 24 20 24<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 4 4 5 4<br />

één 44 44 46 43<br />

twee of meer 51 51 49 53<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 33 31 30 29<br />

tot één keer per maand 12 12 13 12<br />

één keer per week 23 24 24 25<br />

meer dan één keer per week 31 33 33 34<br />

Lidmaatschap clubsport<br />

nee 27 24 23 19<br />

ja 73 76 77 81<br />

Vervolg tabel op pagina 114<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

113


Totaal<br />

(n = 7.078)<br />

%<br />

waardering<br />

gymless<strong>en</strong> i<br />

(n = 5.797)<br />

%<br />

Opvatting<strong>en</strong>groep<br />

waardering sportaanbod<br />

buit<strong>en</strong> de les i<br />

(n = 2.523)<br />

%<br />

sportief<br />

zelfbeeld i<br />

(n = 4.860)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 3 3 2 3<br />

normaal gewicht 85 86 85 88<br />

overgewicht 12 11 13 10<br />

i. Alle<strong>en</strong> de score ‘meer’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

Waardering gymless<strong>en</strong><br />

Zoals reeds in tabel B2.3 duidelijk werd, zijn leerling<strong>en</strong> die hoog scor<strong>en</strong> op de schaal ‘waardering<br />

gymless<strong>en</strong>’ relatief vaak basisscholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder vaak leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet<br />

onderwijs. Met betrekking tot onderwijsniveau, geslacht, afkomst, stedelijkheid <strong>en</strong> sociaal<br />

economische status zijn er ge<strong>en</strong> significante verschill<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> die op de<br />

schaal ‘waardering gymless<strong>en</strong>’ hoog scor<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> relatief vaak e<strong>en</strong> vader die één of meer<br />

keer per week aan sport doet. Ook zijn ze relatief vaak lid van e<strong>en</strong> sportclub <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong><br />

normaal gewicht.<br />

Waardering sportaanbod buit<strong>en</strong> de les<br />

Ook wat betreft de waardering van het sportaanbod buit<strong>en</strong> de les geldt het dat het relatief<br />

vaker basisscholier<strong>en</strong> zijn die hoog scor<strong>en</strong> (zie ook tabel B3.2). Verder zijn het relatief vaak<br />

de jong<strong>en</strong>s, de leerling<strong>en</strong> van niet-westerse allochtone afkomst <strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> (zeer)<br />

sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> die het sportaanbod buit<strong>en</strong> de les hoog waarder<strong>en</strong>. Ditzelfde geldt<br />

voor leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub <strong>en</strong> voor leerling<strong>en</strong> met overgewicht.<br />

<strong>Sport</strong>ief zelfbeeld<br />

Leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog sportief zelfbeeld zijn relatief vaak basisscholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> relatief minder<br />

vaak middelbare scholier<strong>en</strong>. De basisscholier<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport in verhouding ook<br />

vaker belangrijk (zie ook tabel B2.3). Verder scor<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>s, leerling<strong>en</strong> met twee of meer auto’s<br />

thuis, kinder<strong>en</strong> van vaders die één keer per week of vaker sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> normaal<br />

gewicht vaker hoog op de schaal ‘sportief zelfbeeld’.<br />

3.5.2 Deelname aan beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>naar</strong> opvatting<strong>en</strong><br />

In deze paragraaf wordt gekek<strong>en</strong> of er e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang is tuss<strong>en</strong> opvatting<strong>en</strong> die leerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

over beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport <strong>en</strong> hun deelname aan de ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. In tabel<br />

3.21 zijn de perc<strong>en</strong>tages weergegev<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> die minimaal één keer per week aan de<br />

desbetreff<strong>en</strong>de beweegactiviteit hebb<strong>en</strong> deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Voor elk van de drie groep<strong>en</strong> geldt dat<br />

114 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


leerling<strong>en</strong> die zich hier meer in kunn<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van het totaal e<strong>en</strong> hoger deelnameperc<strong>en</strong>tage<br />

hebb<strong>en</strong> op alle beweegactiviteit<strong>en</strong>, met uitzondering van fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school.<br />

Tabel 3.21 Deelname aan ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>naar</strong> opvatting<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong><br />

Opvatting<strong>en</strong>groep<br />

Totaal<br />

(n = 7.078)<br />

%<br />

waardering<br />

gymless<strong>en</strong> i<br />

(n = 5.797)<br />

%<br />

waardering sportaanbod<br />

buit<strong>en</strong> de les i<br />

(n = 2.523)<br />

%<br />

sportief<br />

zelfbeeld i<br />

(n = 4.860)<br />

%<br />

Actief transport <strong>naar</strong>/van school<br />

lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school 30 30 40 30<br />

fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school 79 79 73 80<br />

<strong>Beweg<strong>en</strong></strong> onder schooltijd<br />

lichamelijke opvoeding 95 96 97 96<br />

pauzegedrag: buit<strong>en</strong> sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> ii 45 48 79 50<br />

schoolsport iii 22 23 29 25<br />

<strong>Beweg<strong>en</strong></strong> in vrije tijd<br />

clubsport 68 72 73 77<br />

zelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> 80 84 90 85<br />

zwemm<strong>en</strong> 21 21 26 23<br />

fiets<strong>en</strong> in vrije tijd 82 83 82 85<br />

active gam<strong>en</strong> 45 46 51 47<br />

i. Alle<strong>en</strong> de score ‘meer’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

ii. Het gaat bij pauzegedrag in deze tabel om e<strong>en</strong> selectie van leerling<strong>en</strong> die aangev<strong>en</strong> meestal buit<strong>en</strong> te<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze (n = 4.102).<br />

iii. Het gaat bij schoolsport om het deelnameperc<strong>en</strong>tage van leerling<strong>en</strong> die ook daadwerkelijk de mogelijkheid<br />

hadd<strong>en</strong> deel te nem<strong>en</strong> aan schoolsport.<br />

Wanneer specifiek wordt gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de groep<strong>en</strong> van opvatting<strong>en</strong> wordt duidelijk dat leerling<strong>en</strong><br />

die e<strong>en</strong> hoge waardering hebb<strong>en</strong> voor de gymless<strong>en</strong> wat betreft beweeggedrag op school<br />

niet veel afwijk<strong>en</strong> van de totale steekproef van leerling<strong>en</strong>. Wel zijn ze in verhouding vaker lid<br />

van e<strong>en</strong> sportclub <strong>en</strong> do<strong>en</strong> ze meer aan voor zichzelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>.<br />

Leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoge waardering voor het schoolsportaanbod buit<strong>en</strong> de les gaan, vergelek<strong>en</strong><br />

met de totale groep leerling<strong>en</strong>, opvall<strong>en</strong>d vaak in de pauze <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> te sport<strong>en</strong>. Ook nem<strong>en</strong> ze relatief vaak deel aan schoolsport, zijn ze vaker lid van e<strong>en</strong> sportclub,<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> ze vaker voor zichzelf buit<strong>en</strong>, zwemm<strong>en</strong> ze meer <strong>en</strong> stek<strong>en</strong> ze meer<br />

tijd in active gam<strong>en</strong>.<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

115


Leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog sportief zelfbeeld zijn t<strong>en</strong> slotte relatief vaak lid van e<strong>en</strong> sportclub.<br />

Ook beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> ze relatief vaak voor zichzelf buit<strong>en</strong>.<br />

3.6 Overige opvatting<strong>en</strong><br />

Tot slot lat<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> in deze paragraaf nog <strong>en</strong>kele interessante opvatting<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> aan<br />

bod over beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport. Alle leerling<strong>en</strong> is gevraagd of zij vind<strong>en</strong> dat ze door hun ouders <strong>en</strong><br />

de school gestimuleerd word<strong>en</strong> tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport <strong>en</strong> of ze sport e<strong>en</strong> nutteloze tijdsbesteding<br />

vind<strong>en</strong>. De leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs is tev<strong>en</strong>s gevraagd of ze meer aan beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport zijn gaan do<strong>en</strong> sinds ze voortgezet onderwijs volg<strong>en</strong> (zie tabel 3.22).<br />

Tabel 3.22 Overige opvatting<strong>en</strong> <strong>naar</strong> onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

Opvatting<br />

mijn ouders moedig<strong>en</strong> mij aan om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong> 46 45 47<br />

de school moedigt mij aan tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport 28 24 33<br />

ik vind sport e<strong>en</strong> nutteloze tijdsbesteding 5 4 6<br />

sinds ik op deze school zit, b<strong>en</strong> ik meer gaan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport<strong>en</strong> (VO-leerling<strong>en</strong>)<br />

28 - 28<br />

In tabel 3.22 is te zi<strong>en</strong> dat iets minder dan de helft van de leerling<strong>en</strong> het (helemaal) e<strong>en</strong>s is met<br />

de stelling ‘mijn ouders moedig<strong>en</strong> mij aan om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong>’. E<strong>en</strong> derde van de leerling<strong>en</strong><br />

vindt dat de school h<strong>en</strong> aanmoedigt tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport. 5% van de leerling<strong>en</strong> vindt<br />

sport e<strong>en</strong> nutteloze tijdsbesteding. Ruim e<strong>en</strong> kwart van de scholier<strong>en</strong> geeft aan dat ze meer zijn<br />

gaan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> sinds ze op de middelbare school zitt<strong>en</strong>.<br />

In tabel 3.23 is weergegev<strong>en</strong> in welke mate e<strong>en</strong> positieve score (mee e<strong>en</strong>s of helemaal mee e<strong>en</strong>s)<br />

op de stelling<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hangt met de achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong>. De tabel moet<br />

gelez<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door de perc<strong>en</strong>tages in de kolomm<strong>en</strong> van de stelling<strong>en</strong> te vergelijk<strong>en</strong> met de<br />

totaalperc<strong>en</strong>tages. Zo zit bijvoorbeeld 58% van de leerling<strong>en</strong> die sport e<strong>en</strong> nutteloze tijdsbesteding<br />

vind<strong>en</strong> op de middelbare school, terwijl de middelbare scholier<strong>en</strong> maar 51% van de totale<br />

leerling<strong>en</strong>populatie uitmak<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dus dat middelbare scholier<strong>en</strong> relatief vaker sport<br />

als e<strong>en</strong> nutteloze tijdsbesteding waarder<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong> op de basisschool. 11<br />

116 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 3.23 Overige opvatting<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

mijn ouders<br />

moedig<strong>en</strong> mij<br />

aan om<br />

te beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> te sport<strong>en</strong><br />

(n = 3.175)<br />

%<br />

Overige stelling<strong>en</strong><br />

de school<br />

moedigt mij<br />

aan tot<br />

beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<br />

(n = 1.845)<br />

%<br />

ik vind<br />

sport e<strong>en</strong><br />

nutteloze<br />

tijds-besteding<br />

(n = 333)<br />

%<br />

sinds ik op deze<br />

school zit, b<strong>en</strong> ik<br />

meer gaan beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

(VO-leerling<strong>en</strong>)<br />

(n = 706)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100 100<br />

Onderwijstype<br />

PO 49 48 41 42<br />

VO 51 52 59 58 100<br />

Onderwijsniveau<br />

praktijkonderwijs/vmbo-b-k-g 14 12 16 26 26<br />

vmbo-t/havo 29 32 36 27 58<br />

vwo 8 9 7 4 16<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 49 50 51 55 46<br />

meisje 51 50 49 45 54<br />

Afkomst<br />

autochtoon 76 75 75 69 78<br />

westers allochtoon 6 6 7 4 6<br />

niet-westers allochtoon 18 19 18 27 15<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 14 16 17 14 13<br />

sterk stedelijk 18 17 17 19 15<br />

matig stedelijk 22 21 21 25 21<br />

weinig stedelijk 22 23 22 22 21<br />

niet-stedelijk 24 23 24 20 31<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 4 4 5 6 4<br />

één 44 43 43 48 47<br />

twee of meer 51 53 52 45 49<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 33 27 32 44 33<br />

tot één keer per maand 12 12 13 10 15<br />

één keer per week 23 25 23 19 24<br />

meer dan één keer per week 31 36 32 27 28<br />

Vervolg tabel op pagina 118<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

117


Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

mijn ouders<br />

moedig<strong>en</strong> mij<br />

aan om<br />

te beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> te sport<strong>en</strong><br />

(n = 3.175)<br />

%<br />

Overige stelling<strong>en</strong><br />

de school<br />

moedigt mij<br />

aan tot<br />

beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<br />

(n = 1.845)<br />

%<br />

ik vind<br />

sport e<strong>en</strong><br />

nutteloze<br />

tijds-besteding<br />

(n = 333)<br />

%<br />

sinds ik op deze<br />

school zit, b<strong>en</strong> ik<br />

meer gaan beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

(VO-leerling<strong>en</strong>)<br />

(n = 706)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100 100<br />

Lidmaatschap clubsport<br />

nee 27 19 25 46 31<br />

ja 73 81 75 54 69<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 3 3 3 5 2<br />

normaal gewicht 85 84 84 80 85<br />

overgewicht 12 13 13 15 13<br />

Jong<strong>en</strong>s, niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> in zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> met<br />

twee of meer auto’s thuis, leerling<strong>en</strong> waarvan de vaders minimaal één keer per week sport<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub, gev<strong>en</strong> relatief vaak aan dat hun ouders h<strong>en</strong> aanmoedig<strong>en</strong><br />

om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>.<br />

Schol<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> vooral leerling<strong>en</strong> uit het praktijkonderwijs, het vmbo <strong>en</strong> de havo, jong<strong>en</strong>s,<br />

leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub te stimuler<strong>en</strong><br />

tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>.<br />

Zoals eerder aangegev<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> relatief veel leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs sport<br />

e<strong>en</strong> nutteloze tijdsbesteding. Dit geldt ook voor leerling<strong>en</strong> in het praktijkonderwijs, jong<strong>en</strong>s,<br />

niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> waarvan de vader nooit sport <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die niet lid<br />

zijn van e<strong>en</strong> sportclub.<br />

Middelbare scholier<strong>en</strong> die aangev<strong>en</strong> meer te zijn gaan sport<strong>en</strong> sinds ze op de middelbare<br />

school zitt<strong>en</strong>, zijn relatief vaak leerling<strong>en</strong> uit niet-stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> waarvan de<br />

vaders weinig of niet sport<strong>en</strong>.<br />

Tot slot is gekek<strong>en</strong> of deze overige opvatting<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met de deelname aan bepaalde<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong>. Het blijkt dat leerling<strong>en</strong> die door de ouders aangemoedigd word<strong>en</strong><br />

te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> relatief vaak deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport <strong>en</strong> clubsport (niet in tabel).<br />

Wanneer de school aanmoedigt tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport, zijn vooral de deelnameperc<strong>en</strong>tages van<br />

schoolsport <strong>en</strong> voor zichzelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> relatief hoog. Leerling<strong>en</strong> die sport e<strong>en</strong><br />

nutteloze tijdsbesteding vind<strong>en</strong>, nem<strong>en</strong> minder vaak deel aan de gymnastiekles. Zij zijn ook<br />

veel minder lid van e<strong>en</strong> sportclub: van alle leerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> zev<strong>en</strong> op de ti<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

aan clubsport, van de leerling<strong>en</strong> die sport e<strong>en</strong> nutteloze tijdsbesteding vind<strong>en</strong> maar<br />

118 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


de helft. Opvall<strong>en</strong>d is dat onder leerling<strong>en</strong> die sport e<strong>en</strong> nutteloze tijdsbesteding vind<strong>en</strong> de<br />

deelname aan schoolsport wel relatief groot is (niet in tabel).<br />

3.7 Sam<strong>en</strong>vatting<br />

In dit hoofdstuk stond<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal. Dat is geoperationaliseerd<br />

in ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong> die zijn gecategoriseerd in drie groep<strong>en</strong>. Bij<br />

het actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school hor<strong>en</strong> het lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school <strong>en</strong> het fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong><br />

<strong>en</strong> van school. Onder beweg<strong>en</strong> op school vall<strong>en</strong> drie activiteit<strong>en</strong>: lichamelijke opvoeding, pauzegedrag<br />

<strong>en</strong> schoolsport. Tot slot is er het beweg<strong>en</strong> in de vrije tijd. Hierbij hor<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de<br />

vijf activiteit<strong>en</strong>: zwemm<strong>en</strong>, clubsport, voor jezelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije<br />

tijd <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong>.<br />

De leerling<strong>en</strong> uit het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> bested<strong>en</strong> per week iets meer<br />

dan 12 uur aan deze ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. Ze zijn op e<strong>en</strong> schooldag gemiddeld<br />

45 minut<strong>en</strong> bezig met e<strong>en</strong> aan school gerelateerde beweegactiviteit (lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong><br />

van school, lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> schoolsport). Aan beweg<strong>en</strong> in de vrije tijd bested<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

gemiddeld 8 uur <strong>en</strong> 15 minut<strong>en</strong> per week.<br />

Van de basisschoolleerling<strong>en</strong> is 30% is in de meetweek 3 tot 5 keer lop<strong>en</strong>d <strong>naar</strong> school gegaan,<br />

van de middelbare scholier<strong>en</strong> 5% . Van de basisschoolleerling<strong>en</strong> ging 54% 3 tot 5 keer op de fiets<br />

<strong>naar</strong> school, van de leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs 76%. De leerling<strong>en</strong> zijn langer actief<br />

onderweg <strong>naar</strong> school <strong>naar</strong>mate ze verder weg won<strong>en</strong>, vooral de duur van het fiets<strong>en</strong> neemt toe.<br />

Naarmate de afstand tuss<strong>en</strong> huis <strong>en</strong> school to<strong>en</strong>eemt, verschuift de voornaamste manier van<br />

transport van lop<strong>en</strong> via fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> op<strong>en</strong>baar vervoer. Leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs<br />

fiets<strong>en</strong> vaker <strong>en</strong> gaan vaker met het op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>naar</strong> school dan leerling<strong>en</strong> uit het primair<br />

onderwijs. Ook bleek dat niet-westerse allochton<strong>en</strong> minder vaak <strong>naar</strong> school fiets<strong>en</strong> dan<br />

westerse allochton<strong>en</strong> <strong>en</strong> autochton<strong>en</strong>.<br />

Van de basisscholier<strong>en</strong> heeft in de meetweek 97% deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> aan de less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding, van de middelbare scholier<strong>en</strong> 93%. De leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs hebb<strong>en</strong><br />

wel gemiddeld langer les in lichamelijke opvoeding dan leerling<strong>en</strong> van het primair onderwijs.<br />

Dit verschil is voor e<strong>en</strong> groot deel toe te schrijv<strong>en</strong> aan het derde lesuur lichamelijke opvoeding in<br />

het eerste leerjaar <strong>en</strong> de extra less<strong>en</strong> van de sportklass<strong>en</strong> van het voortgezet onderwijs.<br />

Tijd<strong>en</strong>s de pauze gaat 85% van de basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> 7% van de middelbare scholier<strong>en</strong><br />

<strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong>. Op basisschol<strong>en</strong> zijn het vooral jong<strong>en</strong>s, kinder<strong>en</strong><br />

van vaders die vaak sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lidmaatschap van e<strong>en</strong> sportclub die relatief<br />

veel buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>. Wanneer alle leerling<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauzes zoud<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport<strong>en</strong> kan dit e<strong>en</strong> uur (extra) beweegtijd per dag oplever<strong>en</strong>.<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

119


Gemiddeld over alle leerling<strong>en</strong> bezi<strong>en</strong>, bested<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> gemiddeld 19 minut<strong>en</strong> per week<br />

aan schoolsport. Dit lage aantal wordt voornamelijk veroorzaakt door het kleine aantal schol<strong>en</strong><br />

dat e<strong>en</strong> wekelijks schoolsportaanbod heeft voor alle leerling<strong>en</strong>. Op de schol<strong>en</strong> waar in de meetweek<br />

e<strong>en</strong> schoolsportaanbod is geweest, heeft 22% van de leerling<strong>en</strong> daaraan deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Dit zijn in verhouding vaak leerling<strong>en</strong> van basisschol<strong>en</strong>, het praktijkonderwijs <strong>en</strong> de beroepsgerichte<br />

leerweg<strong>en</strong> van het vmbo, leerling<strong>en</strong> van allochtone afkomst <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit gezinn<strong>en</strong><br />

met zonder auto’s. Ook is de schoolsportdeelname van kinder<strong>en</strong> met overgewicht ev<strong>en</strong> groot<br />

als die van leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> normaal gewicht. <strong>School</strong>sport blijkt dus bepaalde ‘kwetsbare<br />

leerling<strong>en</strong>’ goed te bereik<strong>en</strong>. Opvall<strong>en</strong>d is dat het sportgedrag van vaders niet sam<strong>en</strong>hangt met<br />

de deelname van hun kinder<strong>en</strong> aan schoolsport, terwijl dit wel geldt voor het lidmaatschap van<br />

sportclubs.<br />

7 op de 10 basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> 66% van de middelbare scholier<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> minimaal één<br />

keer in de meetweek aan clubsport gedaan. Hoewel hun deelnameperc<strong>en</strong>tage lager is, bested<strong>en</strong><br />

middelbare scholier<strong>en</strong> die deelnem<strong>en</strong> aan clubsport per week gemiddeld wel meer tijd aan<br />

clubsport dan basisscholier<strong>en</strong> die aan clubsport deelnem<strong>en</strong>. Net als in eerder onderzoek komt<br />

<strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> dat meisjes, allochtone leerling<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>,<br />

leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lage SES <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> waarvan de ouders weinig sport<strong>en</strong>, relatief minder<br />

vaak lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub <strong>en</strong> dus ook minder tijd aan clubsport bested<strong>en</strong>.<br />

9 op de 10 basisschoolleerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in de meetweek minimaal één keer buit<strong>en</strong> gespeeld <strong>en</strong><br />

7 op de 10 middelbare scholier<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in de meetweek minimaal één keer voor zichzelf buit<strong>en</strong><br />

bewog<strong>en</strong> <strong>en</strong> gesport. Clubsporters beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> vaker buit<strong>en</strong> voor zichzelf dan nietclubsporters.<br />

Dit duidt erop dat er ge<strong>en</strong> sprake is van het comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> lage deelname<br />

aan clubsport door meer buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of omgekeerd. Leerling<strong>en</strong> van allochtone<br />

afkomst <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> met weinig auto’s thuis bested<strong>en</strong> relatief veel tijd aan het buit<strong>en</strong> voor<br />

zichzelf beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>.<br />

25% van de leerling<strong>en</strong> in het basisonderwijs <strong>en</strong> 17% van de leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs<br />

heeft in hun vrije tijd in de meetweek gezwomm<strong>en</strong>. Achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> blek<strong>en</strong> niet<br />

sam<strong>en</strong> te hang<strong>en</strong> met de tijd die aan zwemm<strong>en</strong> werd besteed. 8 op de 10 leerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in<br />

de meetweek in hun vrije tijd gefietst. Bijna 1 op de 10 leerling<strong>en</strong> heeft in de meetweek noch<br />

<strong>naar</strong> school, noch in de vrije tijd gefietst. Het fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd neemt in duur toe als de<br />

vader vaker sport. Ook is het weer van invloed op het fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd. Bijna de helft van<br />

alle leerling<strong>en</strong> heeft in de meetweek aan active gam<strong>en</strong> gedaan. Leerling<strong>en</strong> in het basisonderwijs<br />

ded<strong>en</strong> dit vaker dan leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs. Ook zijn er grote verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> meisjes: jong<strong>en</strong>s do<strong>en</strong> dit twee keer zo lang als meisjes.<br />

Naast de deelname aan beweegactiviteit<strong>en</strong> kwam<strong>en</strong> in dit hoofdstuk motiev<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong><br />

om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> opvatting<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> over beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> aan bod.<br />

120 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Dit is gedaan door de leerling<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de stelling<strong>en</strong> ter beoordeling voor te legg<strong>en</strong>. De<br />

motiefstelling<strong>en</strong> zijn sam<strong>en</strong>gevoegd tot vijf groep<strong>en</strong>: plezier, aanzi<strong>en</strong>, spanning/avontuur,<br />

lichamelijk effect <strong>en</strong> sociaal contact.<br />

Wanneer wordt gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> motiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> gesteld dat<br />

<strong>naar</strong>mate de leerling<strong>en</strong> ouder word<strong>en</strong> de motivatie om te sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> te beweg<strong>en</strong> verschuift van<br />

e<strong>en</strong> meer intrinsieke <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> meer extrinsieke. Oudere leerling<strong>en</strong> hecht<strong>en</strong> relatief minder<br />

waarde aan plezier <strong>en</strong> spanning/avontuur <strong>en</strong> meer waarde aan aanzi<strong>en</strong> <strong>en</strong> lichamelijk effect.<br />

Deze verschuiving wordt versterkt als de leerling e<strong>en</strong> meisje is, e<strong>en</strong> lager onderwijsniveau<br />

volgt, van niet-westerse allochtone afkomst is, e<strong>en</strong> lagere SES heeft, e<strong>en</strong> hogere BMI-waarde<br />

heeft <strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> vader heeft die minder vaak aan sport doet.<br />

Er is e<strong>en</strong> verband tuss<strong>en</strong> het belang dat leerling<strong>en</strong> hecht<strong>en</strong> aan de verschill<strong>en</strong>de beweeg- <strong>en</strong><br />

sportmotiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun deelname aan de beweegactiviteit<strong>en</strong> onder schooltijd <strong>en</strong> in de vrije tijd.<br />

Leerling<strong>en</strong> die veel waarde hecht<strong>en</strong> aan alle vijf de beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong>, nem<strong>en</strong> relatief<br />

veel deel aan alle beweegactiviteit<strong>en</strong> onder schooltijd. Leerling<strong>en</strong> die het motief ‘aanzi<strong>en</strong>’<br />

belangrijk vind<strong>en</strong>, do<strong>en</strong> relatief vaak mee aan schoolsport <strong>en</strong> clubsport. Het motief ‘plezier’<br />

blijkt positief sam<strong>en</strong> te hang<strong>en</strong> met het perc<strong>en</strong>tage basisschoolleerling<strong>en</strong> dat tijd<strong>en</strong>s de pauze<br />

<strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaat om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>. Die sam<strong>en</strong>hang is er ook met het voor zichzelf buit<strong>en</strong><br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> clubsport. Het motief ‘spanning <strong>en</strong> avontuur’ hangt positief sam<strong>en</strong><br />

met het voor zichzelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, zowel in de pauzes als in de vrije tijd.<br />

Wanneer wordt gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de waardering van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport, wordt duidelijk dat de leerling<strong>en</strong><br />

uit het basisonderwijs de gymless<strong>en</strong> gemiddeld positiever beoordel<strong>en</strong> dan de leerling<strong>en</strong><br />

uit het voortgezet onderwijs. Ook leerling<strong>en</strong> waarvan de vaders minimaal één keer per week<br />

aan sport do<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub staan relatief positiever teg<strong>en</strong>over de<br />

les lichamelijke opvoeding. Jong<strong>en</strong>s, allochton<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong><br />

zijn relatief positief over het sportaanbod buit<strong>en</strong> de les.<br />

Basisscholier<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport gemiddeld belangrijker dan leerling<strong>en</strong> in het<br />

voortgezet onderwijs. Jong<strong>en</strong>s zijn positiever over het belang van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport dan meisjes.<br />

Leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger sportief zelfbeeld dan middelbare<br />

scholier<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> met twee of meer auto’s thuis, kinder<strong>en</strong> van vaders die één keer per<br />

week of vaker sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> normaal gewicht hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> relatief hoog sportief<br />

zelfbeeld.<br />

Leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoog sportief zelfbeeld tot slot, nem<strong>en</strong> relatief vaak deel aan clubsport.<br />

Ook beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> ze relatief vaak voor zichzelf buit<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> die sport e<strong>en</strong> nutteloze<br />

tijdsbesteding vind<strong>en</strong>, nem<strong>en</strong> juist relatief weinig deel aan clubsport, terwijl ze net zoveel<br />

als andere leerling<strong>en</strong> deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport. E<strong>en</strong> negatieve houding t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van sport<br />

gaat dus niet sam<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lagere deelname aan schoolsport.<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

121


Not<strong>en</strong><br />

1. In hoofdstuk 1 is weergegev<strong>en</strong> hoe hoofdstuk 3 sam<strong>en</strong>hangt met de andere hoofdstukk<strong>en</strong><br />

in dit rapport.<br />

2. Weging heeft plaatsgevond<strong>en</strong> in verband met de disproportionaliteit van de steekproef, zie<br />

verder tabel B1.2 in de onderzoeksverantwoording.<br />

3. Zie paragraaf B1.4 in de onderzoeksverantwoording voor uitleg over <strong>en</strong> definities van achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van leerling<strong>en</strong>.<br />

4. Meer dan 80% van de leerling<strong>en</strong> gaf voor elk van de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> aan dat zij in<br />

e<strong>en</strong> normale week ev<strong>en</strong> vaak <strong>en</strong> ev<strong>en</strong> lang aan de betreff<strong>en</strong>de activiteit deelnem<strong>en</strong>. We<br />

kunn<strong>en</strong> dus met redelijke zekerheid stell<strong>en</strong> dat de deelnameperc<strong>en</strong>tages goed de deelname<br />

in e<strong>en</strong> gemiddelde schoolweek weergev<strong>en</strong>.<br />

5. <strong>School</strong>sport is het sport<strong>en</strong> dat niet onder schooltijd gebeurt, maar wel via de school, via de<br />

buit<strong>en</strong>schoolse opvang/huiswerkbegeleiding of via de geme<strong>en</strong>te is geregeld. Bijvoorbeeld<br />

pleinsport, e<strong>en</strong> schoolsportinstuif, e<strong>en</strong> schoolsportcursus of e<strong>en</strong> schoolsporttoernooi.<br />

6. Pauzegedrag is niet per definitie e<strong>en</strong> beweegactiviteit. Sommige leerling<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze, ander<strong>en</strong> niet. In paragraaf 3.2.3 wordt hier nader op ingegaan.<br />

7. Pauzegedrag is hierbij buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong>, omdat wel alle leerling<strong>en</strong> pauze hebb<strong>en</strong>,<br />

maar niet alle leerling<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze actief zijn.<br />

8. Resultat<strong>en</strong> van dit onderzoek zijn niet één op één te vergelijk<strong>en</strong> met de resultat<strong>en</strong> uit het<br />

onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> omdat lichamelijke activiteit op e<strong>en</strong> andere manier<br />

bevraagd is <strong>en</strong> de leeftijd van de bevraagde jonger<strong>en</strong> niet volledig overe<strong>en</strong> komt.<br />

9. <strong>School</strong>sportaanbod is gebaseerd op antwoord<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong>. Schol<strong>en</strong> waarvan vrijwel<br />

ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele leerling deelnam, geld<strong>en</strong> als ‘ge<strong>en</strong> aanbod’ in de meetweek. De gr<strong>en</strong>s lag op<br />

deelname aan schoolsport door minder dan 5% van de leerling<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> school, zodat e<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kele leerling die de definitie van schoolsport niet goed begreep, er niet voor zorgde dat<br />

e<strong>en</strong> school t<strong>en</strong> onrechte in de analyse is meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

10. De vraag was: “Welke clubsport(<strong>en</strong>) heb je het afgelop<strong>en</strong> schooljaar gedaan?”<br />

11. Met de nadruk op relatief. Uit tabel 2.23 bleek namelijk dat slechts 4% van de PO-leerling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> 6% van de VO-leerling<strong>en</strong> sport e<strong>en</strong> nutteloze tijdsbesteding vind<strong>en</strong>.<br />

122 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

123


124 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong><br />

sportgedrag van de leerling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

Hoofdstuk 4<br />

Mirjam Stuij<br />

4.1 Inleiding<br />

In de hoofdstukk<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 zijn respectievelijk de school(omgeving) <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag<br />

van de leerling<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>. Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag is beschrev<strong>en</strong> aan de hand<br />

van de deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding van leerling<strong>en</strong> aan ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. 1 In<br />

dit hoofdstuk wordt gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> deze ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> afzonderlijk <strong>en</strong><br />

de schoolfactor<strong>en</strong> waarvan de verwachting is dat er e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang met de specifieke beweegactiviteit<br />

is (zie figuur 1.2).<br />

Voor de selectie van schoolfactor<strong>en</strong> is gebruikgemaakt van resultat<strong>en</strong> uit de schoolvrag<strong>en</strong>lijst<br />

over fysieke <strong>en</strong> sociale factor<strong>en</strong> in de school(omgeving). 2 Voorbeeld<strong>en</strong> van fysieke schoolfactor<strong>en</strong><br />

zijn de verkeerssituatie rondom e<strong>en</strong> school, de inrichting van het schoolplein <strong>en</strong> de<br />

kwantiteit van de material<strong>en</strong> voor de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding. Sociale schoolfactor<strong>en</strong><br />

zijn bijvoorbeeld de aanwezigheid van toezicht op het schoolplein of van e<strong>en</strong> vakleerkracht<br />

lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> het beleid dat de school voert op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport.<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong> is vastgesteld op basis van de resultat<strong>en</strong> uit de<br />

leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong>.<br />

Het doel van dit hoofdstuk is de sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> fysieke <strong>en</strong> sociale schoolfactor<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> deelname aan of invulling van de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> door leerling<strong>en</strong> te achterhal<strong>en</strong>.<br />

Dat geldt allereerst voor de vijf beweegactiviteit<strong>en</strong> die direct met school te mak<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>:<br />

1. lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school;<br />

2. fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school;<br />

3. lichamelijke opvoeding;<br />

4. pauzegedrag;<br />

5. schoolsport.<br />

De <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> schoolfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> deze beweegactiviteit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s in de<br />

paragraf<strong>en</strong> 4.2 tot <strong>en</strong> met 4.5 beschrev<strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s is er nog e<strong>en</strong> vijftal beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

waar de school ge<strong>en</strong> directe relatie mee heeft, aangezi<strong>en</strong> deze in de vrije tijd plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Toch wordt gekek<strong>en</strong> in hoeverre de school verschil kan mak<strong>en</strong> wat de deelname aan deze activiteit<strong>en</strong><br />

betreft (zie Brug & Van L<strong>en</strong>the 2005). Vandaar dat ook de sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> schoolfactor<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de beweegactiviteit<strong>en</strong> die in de vrije tijd word<strong>en</strong> beoef<strong>en</strong>d in paragraaf 4.6<br />

aan bod kom<strong>en</strong>:<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

125


1. clubsport;<br />

2. buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>;<br />

3. zwemm<strong>en</strong>;<br />

4. fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd;<br />

5. active gam<strong>en</strong>.<br />

De laatste paragraaf met resultat<strong>en</strong> in dit hoofdstuk (paragraaf 4.7) gaat over <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> het<br />

beweegbeleid van de school – e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e maat die weergeeft in hoeverre de school beleid<br />

voert op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport – <strong>en</strong> de deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding van de leerling<strong>en</strong><br />

aan de ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>.<br />

Door de opzet van het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> – e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>malige meting op e<strong>en</strong> groot<br />

aantal schol<strong>en</strong> – kunn<strong>en</strong> er ge<strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan over oorzaak <strong>en</strong> gevolg. Daarom is<br />

waar mogelijk gebruikgemaakt van ander onderzoek om de resultat<strong>en</strong> uit dit hoofdstuk te bediscussiër<strong>en</strong>.<br />

Voor <strong>en</strong>kele onderwerp<strong>en</strong>, zoals schoolsport, is er vrijwel ge<strong>en</strong> literatuur beschikbaar<br />

waardoor het soms lastig is de resultat<strong>en</strong> te interpreter<strong>en</strong>. Het blijft daardoor in dit hoofdstuk op<br />

sommige punt<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> constatering van e<strong>en</strong> relatie tuss<strong>en</strong> twee variabel<strong>en</strong>.<br />

Hoofdstuk 4 t<strong>en</strong> opzichte van de andere hoofdstukk<strong>en</strong><br />

Hoofdstuk 4 is het eerste hoofdstuk in dit onderzoeksrapport dat ingaat op <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong><br />

schoolfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweeggedrag. Het combineert de resultat<strong>en</strong> uit de hoofdstukk<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3<br />

<strong>en</strong> vormt e<strong>en</strong> aanloop <strong>naar</strong> hoofdstuk 5, dat gaat over het beleid van de school t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong><br />

van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport in relatie tot het (totale) activiteitsniveau van de leerling. Aangezi<strong>en</strong><br />

dit hoofdstuk <strong>relaties</strong> heeft met alle andere hoofdstukk<strong>en</strong> word<strong>en</strong> hieronder kort de c<strong>en</strong>trale<br />

verschill<strong>en</strong> <strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met betrekking tot de gebruikte onderzoeksgegev<strong>en</strong>s tuss<strong>en</strong><br />

de hoofdstukk<strong>en</strong> toegelicht.<br />

In dit hoofdstuk word<strong>en</strong>, net als in hoofdstuk 2, afzonderlijke schoolfactor<strong>en</strong> gepres<strong>en</strong>teerd. In<br />

hoofdstuk 2 zijn deze factor<strong>en</strong> op schoolniveau (n = 187) weergegev<strong>en</strong>, hier gebeurt dat op leerlingniveau<br />

(n = 7.087). Het verschil tuss<strong>en</strong> beide hoofdstukk<strong>en</strong> met betrekking tot de schoolfactor<strong>en</strong><br />

is dat het eerste hoofdstuk de situatie van de schol<strong>en</strong> schetst, terwijl in het tweede<br />

hoofdstuk de situatie voor de leerling<strong>en</strong> wordt weergegev<strong>en</strong>.<br />

Net als in hoofdstuk 3 wordt het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag in dit hoofdstuk beschrev<strong>en</strong> op basis van<br />

de deelname van leerling<strong>en</strong> aan de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> waar dit extra informatie oplevert<br />

ook de tijdsbesteding. De motiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> opvatting<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> met betrekking tot het beweeg<strong>en</strong><br />

sportgedrag die in hoofdstuk 3 zijn gepres<strong>en</strong>teerd, kom<strong>en</strong> in hoofdstuk 5 verder aan de orde.<br />

Waar in dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> afzonderlijk, wordt in<br />

hoofdstuk 5 het beweeggedrag als geheel bekek<strong>en</strong>. Dat geldt ook voor factor<strong>en</strong> in de school-<br />

126 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


omgeving. In dit hoofdstuk kom<strong>en</strong> vooral de afzonderlijke schoolfactor<strong>en</strong> aan bod, in hoofdstuk<br />

5 wordt de schoolomgeving sam<strong>en</strong>gevat in e<strong>en</strong> maat voor het schoolbeleid <strong>en</strong> daarmee<br />

sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de aspect<strong>en</strong> op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport (het beweegbeleid). De laatste<br />

paragraaf van dit hoofdstuk loopt hier alvast op vooruit.<br />

Dit hoofdstuk draagt bij aan e<strong>en</strong> antwoord op twee deelvrag<strong>en</strong> van het onderzoek <strong>School</strong>,<br />

<strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> (zie hoofdstuk 1). Allereerst gaan de paragraf<strong>en</strong> 4.2 tot <strong>en</strong> met 4.6 over<br />

<strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> relevante schoolfactor<strong>en</strong><br />

(deelvraag 2b). Paragraaf 4.7 geeft antwoord op de vraag welke <strong>relaties</strong> er zijn tuss<strong>en</strong><br />

het beweegbeleid van de school <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van scholier<strong>en</strong> (deelvraag<br />

2c).<br />

Technische leeswijzer<br />

Alle resultat<strong>en</strong> in de tabell<strong>en</strong> van dit hoofdstuk zijn gewog<strong>en</strong> voor onderwijstype (basisonderwijs<br />

of voortgezet onderwijs), opleiding (zoals havo) <strong>en</strong> stedelijkheid van de schoolomgeving.<br />

Ongewog<strong>en</strong> cijfers lat<strong>en</strong> echter vergelijkbare resultat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. 3 De resultat<strong>en</strong> zijn in de tabell<strong>en</strong><br />

in dit hoofdstuk in kolomperc<strong>en</strong>tages weergegev<strong>en</strong>. Kolomm<strong>en</strong> tell<strong>en</strong> (meestal) op tot 100%.<br />

De resultat<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zo word<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> met het perc<strong>en</strong>tage in de kolom Totaal. Vanwege<br />

de complexiteit van de steekproef zijn voor dit hoofdstuk andere statistische analyses uitgevoerd<br />

dan in de voorgaande hoofdstukk<strong>en</strong>. 4 Alle resultat<strong>en</strong> die in de tekst word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>,<br />

zijn significant op p < 0,05. Anders dan in de voorgaande hoofdstukk<strong>en</strong> zijn in dit hoofdstuk de<br />

significante resultat<strong>en</strong> in de tabell<strong>en</strong> aangegev<strong>en</strong>.<br />

4.2 Actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

Reiz<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school kan zowel actief als passief. Actief transport omvat lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> zelf<br />

fiets<strong>en</strong>, voorbeeld<strong>en</strong> van passief transport zijn reiz<strong>en</strong> met het op<strong>en</strong>baar vervoer, met de scooter<br />

of met de auto. Aan de leerling<strong>en</strong> is gevraagd op welke dag<strong>en</strong> ze in de meetweek lop<strong>en</strong>d<br />

<strong>en</strong>/of fiets<strong>en</strong>d <strong>naar</strong> school <strong>en</strong> weer <strong>naar</strong> huis zijn gegaan <strong>en</strong> hoeveel dag<strong>en</strong> ze in die week met<br />

het op<strong>en</strong>baar vervoer (ov) <strong>naar</strong> school zijn gekom<strong>en</strong>. Op basis daarvan zijn leerling<strong>en</strong> ingedeeld<br />

in vier verschill<strong>en</strong>de categorieën: ‘3 tot 5 keer gelop<strong>en</strong>’, ‘3 tot 5 keer gefietst’, ‘3 tot 5 keer<br />

op<strong>en</strong>baar vervoer gebruikt’ <strong>en</strong> ‘overig’. 5 In die laatste groep zitt<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die bijvoorbeeld<br />

alle dag<strong>en</strong> met de auto zijn gebracht, op de scooter zijn gekom<strong>en</strong> of steeds op verschill<strong>en</strong>de<br />

wijz<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school zijn gereisd. Reiz<strong>en</strong> met het op<strong>en</strong>baar vervoer is wel apart onderscheid<strong>en</strong>,<br />

omdat dat vaak sam<strong>en</strong> gaat met e<strong>en</strong> vorm van actief transport, zoals lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de bushalte<br />

(Besser & Dann<strong>en</strong>berg 2005; D<strong>en</strong> Hertog et al. 2006: 88). Van alle leerling<strong>en</strong> heeft 17% 3 tot<br />

5 keer in de meetweek <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school gelop<strong>en</strong>, 65% 3 tot 5 keer gefietst, is 9% minimaal<br />

3 keer met het op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>naar</strong> school gekom<strong>en</strong> <strong>en</strong> valt 8% in de categorie ‘overig’ (zie<br />

tabel 3.3).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

127


Relatie fysieke schoolomgeving <strong>en</strong> manier van transport<br />

Zijn er <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> factor<strong>en</strong> uit de schoolomgeving <strong>en</strong> de mate van actief transport van leerling<strong>en</strong>?<br />

Op basis van de literatuur is de verwachting dat in meer stedelijke gebied<strong>en</strong> vaker<br />

e<strong>en</strong> vorm van actief vervoer wordt gekoz<strong>en</strong> (Sael<strong>en</strong>s et al. 2003; D<strong>en</strong> Hertog et al. 2006). E<strong>en</strong><br />

aantrekkelijke, gro<strong>en</strong>e omgeving kan beweging stimuler<strong>en</strong> (Gezondheidsraad <strong>en</strong> Raad voor<br />

Ruimtelijk, Milieu- <strong>en</strong> Natuuronderzoek 2004), hoewel er ook onderzoek is dat op e<strong>en</strong> negatieve<br />

relatie tuss<strong>en</strong> gro<strong>en</strong> <strong>en</strong> lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school wijst (De Vries et al. 2010). De aanwezigheid van<br />

water kan wijz<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> ruim opgezette bewegingstimuler<strong>en</strong>de omgeving, maar kan ook e<strong>en</strong><br />

onveilige situatie creër<strong>en</strong>. De Vries et al. (2010) vond<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> de aanwezigheid<br />

van water <strong>en</strong> lop<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school.<br />

De k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de schoolomgeving zijn in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> op verschill<strong>en</strong>de<br />

manier<strong>en</strong> in kaart gebracht. Allereerst is gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> het reisgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

in relatie tot e<strong>en</strong> aantal k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de schoolomgeving, namelijk de stedelijkheid van het<br />

postcodegebied waar de school in staat, de hoeveelheid gro<strong>en</strong> in de schoolomgeving <strong>en</strong> de aanwezigheid<br />

van grote weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> water rond de school. De laatste drie k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zijn met behulp<br />

van observaties via Google Maps in kaart gebracht. 6<br />

De aan- of afwezigheid van grote weg<strong>en</strong> of water rondom de school blijkt, anders dan de mate<br />

van stedelijkheid van de schoolomgeving, ge<strong>en</strong> relatie te verton<strong>en</strong> met de manier waarop leerling<strong>en</strong><br />

meestal <strong>naar</strong> school reiz<strong>en</strong> (zie tabel 4.1).<br />

128 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 4.1 Voornaamste manier van transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school door leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van de schoolomgeving<br />

Manier van transport <strong>naar</strong>/van school door leerling<strong>en</strong><br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

lop<strong>en</strong><br />

(3-5 keer)<br />

(n = 1.472)<br />

%<br />

fiets<strong>en</strong><br />

(3-5 keer)<br />

(n = 4.501)<br />

%<br />

ov<br />

(3-5 keer)<br />

(n = 466)<br />

%<br />

overig<br />

(n = 648)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100 100<br />

Stedelijkheid schoolomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 18 28* 13* 33* 20<br />

sterk stedelijk 27 22 28 30 31<br />

matig stedelijk 23 18 26* 14 19<br />

weinig stedelijk 18 13 20* 8* 20<br />

niet stedelijk 14 18 13 15 11<br />

Perc<strong>en</strong>tage gro<strong>en</strong> rond school<br />

0-15 38 49* 36 33 37<br />

15-30 29 23 30 33 29<br />

30-50 19 18 21 10 21<br />

50-100 14 10 13 24 13<br />

Aanwezigheid grote weg<strong>en</strong> rond school<br />

niet 42 42 43 42 39<br />

rond school (tot 100 m) 30 27 30 35 30<br />

verder weg (100 tot 440 m) 27 31 27 22 31<br />

Aanwezigheid water rond school<br />

niet 43 37 46 34 41<br />

rond school (tot 100 m) 32 32 30 39 34<br />

verder weg (100 tot 440 m) 25 30 24 27 25<br />

* p < 0,05<br />

Er zijn verschill<strong>en</strong> in de manier<strong>en</strong> waarop leerling<strong>en</strong> voornamelijk <strong>naar</strong> school kom<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de<br />

mate van stedelijkheid van de schoolomgeving. Van alle leerling<strong>en</strong> gaat 18% <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school<br />

die in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijk gebied staat. Leerling<strong>en</strong> die lop<strong>en</strong> of met het op<strong>en</strong>baar vervoer<br />

reiz<strong>en</strong>, gaan relatief vaker <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijk gebied (resp. 28 <strong>en</strong> 33%),<br />

terwijl leerling<strong>en</strong> die fiets<strong>en</strong> dat minder vaak do<strong>en</strong> (13%). Het perc<strong>en</strong>tage fietsers is relatief iets<br />

hoger onder leerling<strong>en</strong> die <strong>naar</strong> schol<strong>en</strong> in matig <strong>en</strong> weinig stedelijke gebied<strong>en</strong> gaan. Van alle<br />

fietsers reist 26% <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> matig stedelijk gebied, terwijl in totaal 23% <strong>naar</strong> e<strong>en</strong><br />

school in e<strong>en</strong> matig stedelijk gebied gaat. Van de leerling<strong>en</strong> die op de fiets gaan, zit 20% op e<strong>en</strong><br />

school in e<strong>en</strong> weinig stedelijk gebied, teg<strong>en</strong>over 18% in totaal. Van de leerling<strong>en</strong> die met het<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

129


op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>naar</strong> school kom<strong>en</strong>, zit e<strong>en</strong> relatief klein deel op e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> weinig<br />

stedelijk gebied (8% teg<strong>en</strong>over 18% totaal).<br />

Van de leerling<strong>en</strong> die meestal lop<strong>en</strong>d <strong>naar</strong> school gaan, gaat e<strong>en</strong> relatief groot deel <strong>naar</strong> e<strong>en</strong><br />

school waar erg weinig gro<strong>en</strong> omhe<strong>en</strong> is (49% teg<strong>en</strong>over 38% totaal). Er is ge<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<br />

gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> andere manier<strong>en</strong> van transport <strong>naar</strong> school <strong>en</strong> de hoeveelheid gro<strong>en</strong> in de<br />

schoolomgeving.<br />

Er zijn verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het primair <strong>en</strong> het voortgezet onderwijs. Ruim de helft<br />

van de leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs (54%, niet in tabel) gaat <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong><br />

(zeer) sterk stedelijke omgeving. Dit geldt voor 36% van de basisschoolleerling<strong>en</strong>. Zij zitt<strong>en</strong><br />

vaker op e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> gebied dat weinig tot niet stedelijk is (42%). Van de leerling<strong>en</strong> uit het<br />

voortgezet onderwijs is dat 21%. Basisschoolleerling<strong>en</strong> die meestal fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school, gaan<br />

minder vaak <strong>naar</strong> schol<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> (zeer) sterk stedelijk gebied <strong>en</strong> vaker <strong>naar</strong> schol<strong>en</strong> die in e<strong>en</strong><br />

matig of weinig stedelijke omgeving staan (niet in tabel). Voor leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet<br />

onderwijs die fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school geldt dit ook, maar zijn de verschill<strong>en</strong> minder groot. Leerling<strong>en</strong><br />

van dit onderwijstype die lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school, gaan relatief weinig <strong>naar</strong> schol<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> niet<br />

stedelijk gebied (niet in tabel).<br />

Manier van transport <strong>en</strong> de verkeerssituatie rond school<br />

Vervolg<strong>en</strong>s wordt ingezoomd op de relatie tuss<strong>en</strong> de verkeerssituatie rondom de school <strong>en</strong> de<br />

wijze van transport <strong>naar</strong> school van leerling<strong>en</strong>. Verschill<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong> ton<strong>en</strong> e<strong>en</strong> positief<br />

verband aan tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> veilige schoolomgeving <strong>en</strong> actief transport (Panter et al. 2007; Houw<strong>en</strong><br />

et al. 2003). De Vries et al. (2010) vond<strong>en</strong> e<strong>en</strong> positieve relatie tuss<strong>en</strong> de aanwezigheid van fietspad<strong>en</strong><br />

of voetgangersoversteekplaats<strong>en</strong> <strong>en</strong> het lop<strong>en</strong> of fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school.<br />

Aan de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger (directeur of vakleerkracht/doc<strong>en</strong>t lichamelijke opvoeding) is<br />

gevraagd of er in de directe nabijheid van de school sprake is van veel verkeer, verkeer met hoge<br />

snelhed<strong>en</strong>, oversteekplaats<strong>en</strong>, voet- <strong>en</strong> fietspad<strong>en</strong> <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de verkeerszones. Het blijkt dat<br />

iets meer dan de helft van de leerling<strong>en</strong> (53%) op e<strong>en</strong> school zit met veel verkeer in de directe<br />

omgeving. Er is echter ge<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang gevond<strong>en</strong> met de manier waarop leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school<br />

reiz<strong>en</strong> (zie tabel 4.2). Ook tuss<strong>en</strong> de aanwezigheid van verkeer dat met hoge snelhed<strong>en</strong> rondom<br />

de school rijdt <strong>en</strong> de manier waarop leerling<strong>en</strong> meestal <strong>naar</strong> school reiz<strong>en</strong>, is er ge<strong>en</strong> relatie.<br />

Wel blijkt dat het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat met het op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>naar</strong> school reist kleiner is<br />

bij de aanwezigheid van oversteekplaats<strong>en</strong> met klaar-overs (3% teg<strong>en</strong>over 9% gemiddeld). Klaarovers<br />

zijn aanwezig voor 15% van de leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs <strong>en</strong> 3% van de leerling<strong>en</strong><br />

uit het voortgezet onderwijs (cijfers niet in tabel). Leerling<strong>en</strong> die op e<strong>en</strong> andere manier dan voornamelijk<br />

lop<strong>en</strong>d, fiets<strong>en</strong>d of met het op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>naar</strong> school kom<strong>en</strong> (‘overig’), reiz<strong>en</strong> iets<br />

vaker <strong>naar</strong> schol<strong>en</strong> met oversteekplaats<strong>en</strong> met zebrapad<strong>en</strong> in de buurt (39%).<br />

130 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 4.2 Voornaamste manier van transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school door leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van de verkeerssituatie rondom school<br />

Manier van transport <strong>naar</strong>/van school door leerling<strong>en</strong><br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

lop<strong>en</strong><br />

(3-5 keer)<br />

(n = 1.472)<br />

%<br />

fiets<strong>en</strong><br />

(3-5 keer)<br />

(n = 4.501)<br />

%<br />

ov<br />

(3-5 keer)<br />

(n = 466)<br />

%<br />

overig<br />

(n = 648)<br />

%<br />

Verkeerssituatie rond school, aanwezigheid van i<br />

veel verkeer 53 48 53 63 53<br />

verkeer met hoge snelhed<strong>en</strong> 5 5 4 8 5<br />

kruispunt<strong>en</strong>/oversteekplaats<strong>en</strong><br />

met stoplicht<strong>en</strong><br />

23 14 24 28 21<br />

oversteekplaats<strong>en</strong> met klaar-overs 9 12 9 3* 11<br />

oversteekplaats<strong>en</strong> met zebrapad<strong>en</strong> 32 34 31 32 39*<br />

voetpad<strong>en</strong> 66 68 66 68 65<br />

fietspad<strong>en</strong> 50 43 52 51 52<br />

autovrije zone 4 2 4 5 4<br />

woonerf 17 15 17 26 18<br />

30-kilometerzone 33 37 33 24 34<br />

i. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘ja’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

* p < 0,05<br />

Dit type oversteekplaats<strong>en</strong> is voor leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs <strong>en</strong> het voortgezet onderwijs<br />

in gelijke mate aanwezig. Kruispunt<strong>en</strong> met stoplicht<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> vaker voor in<br />

de omgeving van schol<strong>en</strong> voor middelbare scholier<strong>en</strong> dan voor basisschoolleerling<strong>en</strong> (resp. 33<br />

<strong>en</strong> 12%, niet in tabel). Leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs die met het op<strong>en</strong>baar vervoer of op e<strong>en</strong><br />

overige wijze <strong>naar</strong> school reiz<strong>en</strong>, zitt<strong>en</strong> vaker op e<strong>en</strong> school met stoplicht<strong>en</strong> in de omgeving<br />

(resp. 26 <strong>en</strong> 17% teg<strong>en</strong>over 12% totaal, niet in tabel). Voor leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs<br />

zijn er ge<strong>en</strong> <strong>relaties</strong>.<br />

Er is vaker veel verkeer rondom de schol<strong>en</strong> voor leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs dan<br />

rondom schol<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs (resp. 62 <strong>en</strong> 44%, niet in tabel). Het<br />

patroon is hier hetzelfde als bij de aanwezigheid van stoplicht<strong>en</strong>: leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs<br />

die met het op<strong>en</strong>baar vervoer of op e<strong>en</strong> overige manier <strong>naar</strong> school gaan, gaan vaker <strong>naar</strong><br />

e<strong>en</strong> school met veel verkeer in de omgeving (beide 62% teg<strong>en</strong>over 44% totaal, niet in tabel), terwijl<br />

er voor leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs ge<strong>en</strong> significante <strong>relaties</strong> zijn. Er blijkt e<strong>en</strong><br />

sterke sam<strong>en</strong>hang te zijn tuss<strong>en</strong> de aanwezigheid van veel verkeer <strong>en</strong> van oversteekplaats<strong>en</strong><br />

met stoplicht<strong>en</strong> in de directe schoolomgeving (niet in tabel).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

131


Aan de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers is tot slot e<strong>en</strong> aantal stelling<strong>en</strong> voorgelegd over de<br />

school(omgeving) in relatie tot het lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school (niet in tabel). Het blijkt dat het<br />

perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat <strong>naar</strong> school loopt of fietst op schol<strong>en</strong> waar m<strong>en</strong> het (helemaal) e<strong>en</strong>s is<br />

met de stelling dat de schoolomgeving met betrekking tot lop<strong>en</strong> of fiets<strong>en</strong> veilig is, niet hoger<br />

is dan gemiddeld. Ook is het perc<strong>en</strong>tage fietsers onder leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> waar m<strong>en</strong> de<br />

ruimte om fiets<strong>en</strong> te stall<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de acht niet hoger of lager dan gemiddeld.<br />

Actief transport <strong>en</strong> de schoolomgeving<br />

De school heeft in beperkte mate zegg<strong>en</strong>schap over de omgevingsfactor<strong>en</strong> die in deze paragraaf<br />

aan de orde zijn gekom<strong>en</strong>. In hoofdstuk 2 kwam <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> dat ruim de helft van de<br />

basisschol<strong>en</strong> (54%) teg<strong>en</strong>over 16% van de middelbare schol<strong>en</strong> invloed heeft (uitgeoef<strong>en</strong>d) op<br />

de inrichting van de schoolomgeving. Voorbeeld<strong>en</strong> hiervan zijn het stimuler<strong>en</strong> van de aanleg<br />

van zebrapad<strong>en</strong>, e<strong>en</strong>richtingsverkeer of e<strong>en</strong> autovrije zone rondom de school. Andere factor<strong>en</strong>,<br />

zoals de mate van stedelijkheid van de schoolomgeving, zijn niet aan te pass<strong>en</strong>. Daarnaast is de<br />

route in de directe schoolomgeving maar e<strong>en</strong> deel van de hele weg die leerling<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> huis<br />

<strong>en</strong> school aflegg<strong>en</strong>. Naarmate die afstand groter is, zull<strong>en</strong> factor<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de directe schoolomgeving<br />

meer bepal<strong>en</strong>d zijn in de keuze om wel of niet op e<strong>en</strong> actieve wijze <strong>naar</strong> school te reiz<strong>en</strong>.<br />

De mate van stedelijkheid van de schoolomgeving blijkt op e<strong>en</strong> aantal manier<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> te<br />

hang<strong>en</strong> met de vorm<strong>en</strong> van transport van leerling<strong>en</strong>. Dat leerling<strong>en</strong> die meestal (deels) met<br />

het op<strong>en</strong>baar vervoer reiz<strong>en</strong> relatief vaak <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijke omgeving<br />

gaan <strong>en</strong> relatief minder vaak <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> weinig stedelijke omgeving, kan<br />

sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met betere mogelijkhed<strong>en</strong> van op<strong>en</strong>baar vervoer in meer stedelijke gebied<strong>en</strong><br />

(zie bijvoorbeeld Hertog et al. 2006). Leerling<strong>en</strong> die met het op<strong>en</strong>baar vervoer reiz<strong>en</strong>, reiz<strong>en</strong><br />

niet minder vaak dan gemiddeld <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> niet-stedelijke omgeving. E<strong>en</strong> mogelijke<br />

verklaring kan zijn dat vooral middelbare scholier<strong>en</strong> in niet-stedelijke gebied<strong>en</strong> verder<br />

van school won<strong>en</strong> dan middelbare scholier<strong>en</strong> in weinig stedelijk gebied<strong>en</strong> (niet in tabel). Het<br />

gebruik van het op<strong>en</strong>baar vervoer als manier van transport <strong>naar</strong> school hangt sterk positief<br />

sam<strong>en</strong> met de afstand die moet word<strong>en</strong> afgelegd (zie tabel 3.5).<br />

Dat leerling<strong>en</strong> die meestal lop<strong>en</strong>d <strong>naar</strong> school kom<strong>en</strong> relatief vaak in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijke<br />

omgeving won<strong>en</strong>, kan deels verklaard word<strong>en</strong> door de afstand die zij tuss<strong>en</strong> school <strong>en</strong> huis<br />

moet<strong>en</strong> overbrugg<strong>en</strong> (zie ook Panter et al. 2008; Gezondheidsraad 2010). Zij won<strong>en</strong> in bijna 90%<br />

van de gevall<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> 1 kilometer van school (zie tabel 3.5) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> relatief groot deel van h<strong>en</strong><br />

woont in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijk gebied (niet in tabel). Van de leerling<strong>en</strong> die vooral op de fiets<br />

van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school reiz<strong>en</strong>, woont bijna de helft op e<strong>en</strong> afstand van 1 tot 5 kilometer van school<br />

(zie tabel 3.5). De afstand die leerling<strong>en</strong> uit matig of weinig stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school<br />

moet<strong>en</strong> overbrugg<strong>en</strong>, is gemiddeld 2,8 kilometer (niet in tabel). Mogelijk kan dat verklar<strong>en</strong> dat<br />

fietsers vaker dan gemiddeld <strong>naar</strong> schol<strong>en</strong> in matig <strong>en</strong> weinig stedelijke omgeving<strong>en</strong> reiz<strong>en</strong>. Bij<br />

e<strong>en</strong> korte afstand – zoals in zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> – gaan leerling<strong>en</strong> vaker dan gemid-<br />

132 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


deld meestal lop<strong>en</strong>d <strong>naar</strong> school, bij e<strong>en</strong> iets grotere afstand wordt dat fiets<strong>en</strong>d <strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> nog<br />

grotere afstand met het op<strong>en</strong>baar vervoer.<br />

In teg<strong>en</strong>stelling tot wat uit de literatuur blijkt (Gezondheidsraad <strong>en</strong> Raad voor Ruimtelijk,<br />

Milieu- <strong>en</strong> Natuuronderzoek 2004; Vries et al. 2010) zijn er relatief veel leerling<strong>en</strong> die lop<strong>en</strong><br />

<strong>naar</strong> school in wijk<strong>en</strong> met erg weinig gro<strong>en</strong>. De hoeveelheid gro<strong>en</strong> rondom de school hangt<br />

sterk sam<strong>en</strong> met de mate van stedelijkheid. Rond schol<strong>en</strong> in (zeer) sterk stedelijke gebied<strong>en</strong><br />

is relatief vaak weinig gro<strong>en</strong> aanwezig. E<strong>en</strong> (zeer) sterk stedelijke schoolomgeving gaat ook<br />

gepaard met e<strong>en</strong> gemiddeld kortere afstand die leerling<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> huis <strong>en</strong> school moet<strong>en</strong> overbrugg<strong>en</strong><br />

(niet in tabel). Bij e<strong>en</strong> kleinere afstand tuss<strong>en</strong> huis <strong>en</strong> school gaan meer leerling<strong>en</strong><br />

lop<strong>en</strong>d <strong>naar</strong> school (zie tabel 3.5). Dat is e<strong>en</strong> mogelijke verklaring voor het relatief hoge perc<strong>en</strong>tage<br />

lopers <strong>naar</strong> schol<strong>en</strong> met weinig gro<strong>en</strong> in de omgeving.<br />

Enkele omgevingsfactor<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sterke onderlinge sam<strong>en</strong>hang te hebb<strong>en</strong>. De aanwezigheid<br />

van grote weg<strong>en</strong> <strong>en</strong> van water rondom de school hangt positief sam<strong>en</strong> met de mate van<br />

stedelijkheid. De aanwezigheid van water of grote weg<strong>en</strong> geeft niet dezelfde sam<strong>en</strong>hang met<br />

de manier van transport <strong>naar</strong> school als op basis van stedelijkheid kan word<strong>en</strong> verwacht (zie<br />

tabel 4.1). Dit kan wijz<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> gevoel van onveiligheid in de directe schoolomgeving. Eerder<br />

onderzoek in Nederland (Vries et al. 2010) wijst niet op e<strong>en</strong> verband tuss<strong>en</strong> de aanwezigheid<br />

van water <strong>en</strong> het lop<strong>en</strong> of fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school.<br />

De aanwezigheid van veel verkeer bij de school hangt ook sterk sam<strong>en</strong> met de stedelijkheid van<br />

de schoolomgeving. E<strong>en</strong> meer stedelijke omgeving gaat vaker sam<strong>en</strong> met de aanwezigheid van<br />

veel verkeer rondom school. Lopers gaan relatief vaak <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijke<br />

omgeving (tabel 4.1), maar ze gaan niet vaker <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school met veel verkeer in de buurt<br />

(tabel 4.2). Ook dit kan wijz<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> gevoel van onveiligheid vanwege dat verkeer (zie Panter<br />

et al. 2008; Gezondheidsraad 2010). Ook fietsers gaan, in teg<strong>en</strong>stelling tot de verwachting op<br />

basis van stedelijkheid, niet minder vaak dan gemiddeld <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school met veel verkeer in de<br />

omgeving. Dit onderzoek geeft daarvoor ge<strong>en</strong> verklaring.<br />

4.3 Lichamelijke opvoeding: waardering van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> schoolk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

De invloed van de school op de hoeveelheid fysieke activiteit van de leerling via de less<strong>en</strong><br />

lichamelijke opvoeding (LO) wordt bepaald door het aantal less<strong>en</strong> <strong>en</strong> de duur daarvan. 7 De<br />

schol<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> zich voor wat betreft de aan lichamelijke opvoeding te bested<strong>en</strong> tijd houd<strong>en</strong><br />

aan voorschrift<strong>en</strong> <strong>en</strong> richtlijn<strong>en</strong> van de overheid <strong>en</strong> de onderwijsinspectie (zie paragraaf 2.3.1).<br />

Anders dan bij het transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school hebb<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> hier ge<strong>en</strong> vrije keuze:<br />

vrijwel alle onderzochte leerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> aan de (verplichte) less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding<br />

deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (zie tabel 3.2).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

133


In deze paragraaf wordt gekek<strong>en</strong> of het schooloordeel over de gebruikte accommodatie <strong>en</strong> het<br />

beschikbare materiaal 8 of de aanwezigheid van e<strong>en</strong> vakleerkracht in het basisonderwijs e<strong>en</strong><br />

relatie vertoont met de waardering van de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding door de leerling<strong>en</strong>.<br />

De waardering van de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding is bepaald op basis van e<strong>en</strong> schaal van<br />

zes stelling<strong>en</strong> die aan de leerling<strong>en</strong> zijn voorgelegd: of ze de les <strong>en</strong> de doc<strong>en</strong>t leuk vind<strong>en</strong>, of<br />

ze vind<strong>en</strong> dat er goed wordt lesgegev<strong>en</strong>, of de accommodatie goed is, hoe tevred<strong>en</strong> ze over de<br />

less<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> of ze er graag <strong>naar</strong>toe gaan. Het blijkt dat grootste deel van de leerling<strong>en</strong> positief<br />

over de less<strong>en</strong> oordeelt, slechts e<strong>en</strong> klein deel is negatief (zie tabel B2.3).<br />

Accommodaties voor lichamelijke opvoeding<br />

De vier typ<strong>en</strong> accommodaties die voor de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding het vaakst word<strong>en</strong><br />

gebruikt, zijn de gymnastiekzaal, de sporthal, het sportveld <strong>en</strong> het schoolplein (zie tabel 2.13).<br />

Er blijkt ge<strong>en</strong> relatie te zijn tuss<strong>en</strong> de waardering van de lichamelijke opvoeding door de leerling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> het oordeel van de school over de gebruikte accommodatie (tabel 4.3).<br />

Tabel 4.3 Waardering van de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding door leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> oordeel<br />

van de school over de gebruikte accommodatie (selectie van leerling<strong>en</strong> die les krijg<strong>en</strong> in<br />

betreff<strong>en</strong>de accommodatie)<br />

Totaal<br />

(n = 2.132-5.975)<br />

%<br />

negatief<br />

(n = 75-208)<br />

%<br />

Waardering less<strong>en</strong> LO (schaal)<br />

neutraal<br />

(n = 313-816)<br />

%<br />

positief<br />

(n = 1.685-4.888)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100<br />

Gymnastiekzaal<br />

negatief 9 9 9 9<br />

gemiddeld 22 21 28 21<br />

positief 69 70 62 70<br />

<strong>Sport</strong>hal<br />

negatief 9 22 13 8<br />

gemiddeld 14 23 16 14<br />

positief 76 56 71 78<br />

<strong>Sport</strong>veld<br />

negatief 2 3 2 2<br />

gemiddeld 14 12 12 14<br />

positief 84 86 86 84<br />

<strong>School</strong>plein<br />

negatief 11 9 9 12<br />

gemiddeld 18 23 15 18<br />

positief 71 69 76 71<br />

134 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Ruim twee derde van de leerling<strong>en</strong> (69%) zit op e<strong>en</strong> school waar het oordeel over de gebruikte<br />

gymnastiekzaal positief is, 9% krijgt les in e<strong>en</strong> gymnastiekzaal die negatief wordt beoordeeld.<br />

Vergelijkbare verschill<strong>en</strong> zijn te vind<strong>en</strong> waar het gaat om het oordeel over de sporthal, het<br />

sportveld <strong>en</strong> het schoolplein. Het overgrote deel van de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers oordeelt<br />

dus positief over de gebruikte accommodatie(s). Leerling<strong>en</strong> zijn niet significant meer of minder<br />

positief over de les als de accommodatie meer of minder goed wordt beoordeeld, hoewel de<br />

resultat<strong>en</strong> met betrekking tot de gebruikers van e<strong>en</strong> sporthal wel die richting op wijz<strong>en</strong>. Dat<br />

geldt voor zowel basisschoolleerling<strong>en</strong> als scholier<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs.<br />

Material<strong>en</strong> voor lichamelijke opvoeding<br />

Aan de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger (directeur, (vak)doc<strong>en</strong>t) is gevraagd hoe hij de hoeveelheid<br />

<strong>en</strong> kwaliteit van de beschikbare material<strong>en</strong> voor de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding beoordeelt<br />

(zie tabel 2.15). De resultat<strong>en</strong> in tabel 4.4 lijk<strong>en</strong> erop te wijz<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> negatieve waardering<br />

van leerling<strong>en</strong> van de les lichamelijke opvoeding sam<strong>en</strong>hangt met e<strong>en</strong> negatief oordeel van<br />

de school over de kwaliteit van de material<strong>en</strong> voor de binn<strong>en</strong>- of buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> positieve<br />

waardering van leerling<strong>en</strong> lijkt sam<strong>en</strong> te hang<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> positief schooloordeel. Deze resultat<strong>en</strong><br />

blijk<strong>en</strong> echter niet significant.<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

135


Tabel 4.4 Waardering van less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding door leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> oordeel van<br />

de school over beschikbare material<strong>en</strong> voor deze less<strong>en</strong><br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

negatief<br />

(n = 240)<br />

%<br />

Waardering less<strong>en</strong> LO (schaal)<br />

neutraal<br />

(n = 972)<br />

%<br />

positief<br />

(n = 5.797)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100<br />

Hoeveelheid material<strong>en</strong> voor binn<strong>en</strong>less<strong>en</strong> LO<br />

onvoldo<strong>en</strong>de/matig 14 17 16 13<br />

voldo<strong>en</strong>de 42 46 42 42<br />

goed 43 36 42 44<br />

Kwaliteit material<strong>en</strong> voor binn<strong>en</strong>less<strong>en</strong> LO<br />

onvoldo<strong>en</strong>de/matig 20 28 24 19<br />

voldo<strong>en</strong>de 37 34 36 37<br />

goed 43 38 39 44<br />

Hoeveelheid material<strong>en</strong> voor buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> LO<br />

onvoldo<strong>en</strong>de/matig 42 48 38 42<br />

voldo<strong>en</strong>de 37 39 39 36<br />

goed 22 14* 23 22<br />

Kwaliteit material<strong>en</strong> voor buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> LO<br />

onvoldo<strong>en</strong>de/matig 38 47 37 38<br />

voldo<strong>en</strong>de 41 35 41 41<br />

goed 21 18 22 22<br />

* p < 0,05<br />

Ook is er ge<strong>en</strong> significante relatie tuss<strong>en</strong> de waardering van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het schooloordeel<br />

over de hoeveelheid material<strong>en</strong> voor de binn<strong>en</strong>less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding (tabel 4.4).<br />

Leerling<strong>en</strong> die negatief oordel<strong>en</strong> over de les lichamelijke opvoeding kunn<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de school<br />

wel minder vaak over e<strong>en</strong> goede hoeveelheid material<strong>en</strong> voor de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding<br />

buit<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> (14% teg<strong>en</strong>over 22% totaal), zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet<br />

onderwijs. Daarnaast geldt voor leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs die de les lichamelijke<br />

opvoeding negatief waarder<strong>en</strong> dat zij vaker op schol<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> waar de kwantiteit of de<br />

kwaliteit van de material<strong>en</strong> voor de less<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> als onvoldo<strong>en</strong>de of matig wordt beschouwd.<br />

Van de leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs die de less<strong>en</strong> negatief waarder<strong>en</strong>, zit 40% op e<strong>en</strong><br />

school waar de hoeveelheid materiaal voor de less<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> als onvoldo<strong>en</strong>de wordt beschouwd<br />

(teg<strong>en</strong>over 21% totaal, cijfers niet in tabel) <strong>en</strong> 43% op e<strong>en</strong> school die de kwaliteit van dit materiaal<br />

als onvoldo<strong>en</strong>de beoordeelt (teg<strong>en</strong>over 25% totaal, niet in tabel). De leerling<strong>en</strong> in het basisonderwijs<br />

die de les negatief waarder<strong>en</strong>, gaan minder vaak <strong>naar</strong> schol<strong>en</strong> die de kwaliteit van<br />

136 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


het materiaal voor de buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> als goed beoordel<strong>en</strong>. Van de leerling<strong>en</strong> die negatief zijn, zit<br />

4% op e<strong>en</strong> school met kwalitatief goed materiaal, teg<strong>en</strong>over 10% van de basisschoolleerling<strong>en</strong><br />

in het totaal (cijfers niet in tabel).<br />

Uit deze resultat<strong>en</strong> blijkt dat vooral het oordeel van de school over de material<strong>en</strong> voor de less<strong>en</strong><br />

lichamelijke opvoeding die buit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> relatie vertoont met de waardering<br />

door de leerling<strong>en</strong> van de less<strong>en</strong>. Iets meer dan 4 op de 10 leerling<strong>en</strong> (42%) zit op e<strong>en</strong> school die<br />

de hoeveelheid van deze material<strong>en</strong> als onvoldo<strong>en</strong>de of matig bestempelt. Dat is aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

meer dan het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> waar de hoeveelheid material<strong>en</strong> voor de binn<strong>en</strong>less<strong>en</strong><br />

als onvoldo<strong>en</strong>de of matig wordt beoordeeld (14%). Ook waar het gaat om de kwaliteit<br />

van de material<strong>en</strong> is er e<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> buit<strong>en</strong>, hoewel dat minder groot is. Van<br />

de leerling<strong>en</strong> zit 20% op e<strong>en</strong> school waar de kwaliteit van de material<strong>en</strong> voor de binn<strong>en</strong>less<strong>en</strong><br />

als onvoldo<strong>en</strong>de wordt beoordeeld <strong>en</strong> 38% op e<strong>en</strong> school die de kwaliteit van deze material<strong>en</strong><br />

voor de buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de vindt.<br />

Er blijkt e<strong>en</strong> sterke sam<strong>en</strong>hang te zijn tuss<strong>en</strong> het oordeel van de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger over<br />

de kwaliteit van <strong>en</strong> de hoeveelheid material<strong>en</strong> voor de binn<strong>en</strong>less<strong>en</strong>. Als er e<strong>en</strong> positief of<br />

negatief oordeel over de kwaliteit wordt geveld, is dat in de meeste gevall<strong>en</strong> (ruim 80%, niet<br />

in tabel) ook het geval met betrekking tot de kwantiteit. Deze relatie is er ook tuss<strong>en</strong> de kwaliteit<br />

<strong>en</strong> de kwantiteit van de material<strong>en</strong> voor de buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> (ook ruim 80%). Daarnaast is er<br />

e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> het oordeel over de binn<strong>en</strong>material<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat over de buit<strong>en</strong>material<strong>en</strong>,<br />

maar die is minder sterk. Leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> waar de kwantiteit <strong>en</strong>/of kwaliteit van de<br />

material<strong>en</strong> voor de binn<strong>en</strong>less<strong>en</strong> goed word<strong>en</strong> beoordeeld, hebb<strong>en</strong> meestal ook materiaal voor<br />

de buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> dat kwantitatief <strong>en</strong>/of kwalitatief ‘voldo<strong>en</strong>de’ of ‘goed’ wordt geacht. Het zou<br />

kunn<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> positief oordeel van de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger over de buit<strong>en</strong>lesmaterial<strong>en</strong><br />

aangeeft dat de school (net iets) meer dan gemiddeld in lichamelijke opvoeding investeert.<br />

Mogelijk is hierdoor de sam<strong>en</strong>hang van de waardering van leerling<strong>en</strong> met het oordeel over de<br />

buit<strong>en</strong>material<strong>en</strong> sterker dan met het oordeel over de binn<strong>en</strong>material<strong>en</strong>. Er blijkt ge<strong>en</strong> duidelijke<br />

relatie te zijn tuss<strong>en</strong> het oordeel van de school over het budget dat beschikbaar is voor<br />

de aanschaf van sport- <strong>en</strong> spelmateriaal <strong>en</strong> de waardering van de leerling<strong>en</strong> voor de less<strong>en</strong><br />

lichamelijke opvoeding.<br />

In de tabell<strong>en</strong> 4.3 <strong>en</strong> 4.4 is het oordeel van de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger als schoolvariabele<br />

gebruikt. Dit oordeel is niet objectief. Het kan bijvoorbeeld ook iets zegg<strong>en</strong> over de ambitie van<br />

de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger. E<strong>en</strong> negatief oordeel houdt dan in dat hij iets beters wil, terwijl<br />

het kan zijn dat de material<strong>en</strong> of accommodatie(s) in vergelijking met die van andere schol<strong>en</strong><br />

best goed zijn. Daarover kunn<strong>en</strong> met dit onderzoek ge<strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan.<br />

Het oordeel van de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger is afgezet teg<strong>en</strong> de waardering van leerling<strong>en</strong>,<br />

ook e<strong>en</strong> subjectieve variabele. Stegeman et al. (2007: 71) vond<strong>en</strong> dat 37% van de basisschoolleerling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> 26% van de leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs beweert (meer) te zijn gaan sport<strong>en</strong><br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

137


<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> door lichamelijke opvoeding, vooral door de ding<strong>en</strong> (leuke sport<strong>en</strong>) die ze in de<br />

gymles ded<strong>en</strong>. Dat wijst erop dat e<strong>en</strong> positieve waardering van de gymles e<strong>en</strong> positieve invloed<br />

kan hebb<strong>en</strong> op het sportgedrag. Over de invloed van de waardering van leerling<strong>en</strong> van de les<br />

lichamelijke opvoeding op hun latere sportgedrag is de literatuur niet e<strong>en</strong>duidig. E<strong>en</strong> positief<br />

oordeel van de leerling kan volg<strong>en</strong>s Manders & Kropman (1982) sterk van invloed zijn op het<br />

latere sportgedrag, maar Breedveld (2006: 316) komt tot e<strong>en</strong> andere conclusie. E<strong>en</strong> onderzoek van<br />

Stuij (2008) wijst uit dat lichamelijke opvoeding voor specifieke groep<strong>en</strong> basisschoolleerling<strong>en</strong> –<br />

leerling<strong>en</strong> waarvan gezinsled<strong>en</strong> <strong>en</strong> vri<strong>en</strong>djes (vrijwel) niet aan sport do<strong>en</strong> – e<strong>en</strong> belangrijke bron<br />

van k<strong>en</strong>nismaking met verschill<strong>en</strong>de sport<strong>en</strong> is. Negatieve ervaring<strong>en</strong> in de gymless<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong><br />

voor negatieve associaties met deze sport(<strong>en</strong>) <strong>en</strong> de leerkracht speelt daarbij e<strong>en</strong> belangrijke rol.<br />

De vakleerkracht lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs<br />

In het voortgezet onderwijs krijg<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> les van e<strong>en</strong> vakdoc<strong>en</strong>t, maar voor basisscholier<strong>en</strong><br />

is niet op alle schol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vakleerkracht aanwezig (zie tabel 2.12). Ruim de helft van de leerling<strong>en</strong><br />

in het basisonderwijs (57%) zit op e<strong>en</strong> school waar e<strong>en</strong> vakleerkracht aanwezig is (zie tabel 4.5).<br />

Tabel 4.5 Waardering van de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding door leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> aanwezigheid<br />

van vakleerkracht lichamelijke opvoeding (selectie van leerling<strong>en</strong> basisonderwijs)<br />

Totaal<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

negatief<br />

(n = 123)<br />

%<br />

Waardering less<strong>en</strong> LO (schaal)<br />

neutraal<br />

(n = 544)<br />

%<br />

positief<br />

(n = 3.949)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100<br />

Aanwezigheid vakleerkracht LO<br />

nee 43 30 39 43<br />

ja 57 70* 61 57<br />

* p < 0,05<br />

Het blijkt dat basisschoolleerling<strong>en</strong> die negatief oordel<strong>en</strong> over lichamelijke opvoeding vaker<br />

les krijg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vakleerkracht dan leerling<strong>en</strong> die de less<strong>en</strong> neutraal of positief waarder<strong>en</strong><br />

(tabel 4.5). Van de leerling<strong>en</strong> die de les negatief waarder<strong>en</strong>, krijgt 70% les van e<strong>en</strong> vakleerkracht<br />

(teg<strong>en</strong>over 57% gemiddeld). Dit blijkt niet afhankelijk te zijn van de achtergrond van<br />

de leerling (niet in tabel). Het aantal basisschoolleerling<strong>en</strong> dat de les lichamelijke opvoeding<br />

negatief waardeert, is wel erg klein.<br />

Eerder onderzoek wees uit dat leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs de les lichamelijke<br />

opvoeding minder positief beoordel<strong>en</strong> <strong>naar</strong>mate de doc<strong>en</strong>t zich beter houdt aan het vakwerk-<br />

138 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


plan (Mossel & Stegeman 2007: 225). E<strong>en</strong> mogelijke verklaring voor het hogere perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong><br />

dat negatief of neutraal oordeelt over de les lichamelijke opvoeding bij de aanwezigheid<br />

van e<strong>en</strong> vakleerkracht, is dat e<strong>en</strong> vakleerkracht zich meer laat leid<strong>en</strong> door richtlijn<strong>en</strong> van het<br />

vak terwijl e<strong>en</strong> groepsleerkracht meer de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van de leerling<strong>en</strong> volgt. Er zijn echter ge<strong>en</strong><br />

gegev<strong>en</strong>s om deze stelling te kunn<strong>en</strong> verifiër<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> andere mogelijke verklaring is dat leerling<strong>en</strong> bij de aanwezigheid van e<strong>en</strong> vakleerkracht<br />

meer word<strong>en</strong> geconfronteerd met de ding<strong>en</strong> die ze niet kunn<strong>en</strong>. Basisschoolleerling<strong>en</strong><br />

zonder vakleerkracht gev<strong>en</strong> vaker aan dat ze door de les lichamelijke opvoeding hebb<strong>en</strong><br />

gemerkt dat het plezierig is om te sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat ze goed zijn in bepaalde sport<strong>en</strong><br />

dan basisschoolleerling<strong>en</strong> die les krijg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vakleerkracht (Stegeman et al. 2007: 71).<br />

Mogelijk hebb<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die les krijg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vakleerkracht vaker e<strong>en</strong> negatiever zelfbeeld<br />

met betrekking tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> waarder<strong>en</strong> ze daardoor de les lichamelijke<br />

opvoeding ook vaker negatief.<br />

E<strong>en</strong> minder positieve waardering van leerling<strong>en</strong> zegt niets over de kwaliteit van de less<strong>en</strong>. Er<br />

zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat de aanwezigheid van e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke opvoeding sam<strong>en</strong>gaat<br />

met e<strong>en</strong> betere kwaliteit van de less<strong>en</strong>. Zo blijk<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die les hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vakleerkracht<br />

doorgaans significant beter te scor<strong>en</strong> op verschill<strong>en</strong>de beweegtoets<strong>en</strong> (Weerd<strong>en</strong> et<br />

al. 2008: 149-150). De hypothese die hieruit voortkomt, is dat leerling<strong>en</strong> onder leiding van e<strong>en</strong><br />

vakleerkracht wel beter ler<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> dan bij e<strong>en</strong> groepsleerkracht, maar dat ze de less<strong>en</strong><br />

minder positief ervar<strong>en</strong>.<br />

De aanwezigheid van e<strong>en</strong> vakleerkracht op e<strong>en</strong> basisschool zegt t<strong>en</strong> slotte iets over wat de<br />

school wil invester<strong>en</strong> in het vak lichamelijke opvoeding. Leerling<strong>en</strong> in het onderzoek <strong>School</strong>,<br />

<strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> met e<strong>en</strong> vakleerkracht zijn vaker niet-westerse allochton<strong>en</strong>, won<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

vaker in zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn iets vaker niet lid van e<strong>en</strong> sportclub. Dit zijn<br />

groep<strong>en</strong> die in de vrije tijd minder beweg<strong>en</strong> dan andere groep<strong>en</strong> (zie hoofdstuk 3). In hoofdstuk<br />

5 wordt gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> het aandeel van lichamelijke opvoeding in het totale activiteitsniveau<br />

van leerling<strong>en</strong>.<br />

4.4 Pauzegedrag van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> schoolfactor<strong>en</strong><br />

De pauzes op school bied<strong>en</strong> voor leerling<strong>en</strong> mogelijkhed<strong>en</strong> om op het schoolplein te beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> te sport<strong>en</strong>. Er zijn op school drie mogelijke pauzemom<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: in de ocht<strong>en</strong>d, tijd<strong>en</strong>s de<br />

lunch <strong>en</strong> in de middag (zie hoofdstuk 2). De leerling<strong>en</strong> is gevraagd wat zij tijd<strong>en</strong>s de pauze<br />

meestal do<strong>en</strong>: <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaan om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong>; <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaan, maar niet<br />

om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong>; binn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>. In hoofdstuk 5 wordt de int<strong>en</strong>siteit van verschill<strong>en</strong>de<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>. Daar zal blijk<strong>en</strong> dat leerling<strong>en</strong> die tijd<strong>en</strong>s de pauze<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, fysiek actiever bezig zijn dan leerling<strong>en</strong> die dat niet do<strong>en</strong>. Dat maakt<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

139


het voor dit hoofdstuk relevant om <strong>naar</strong> de achtergrond van deze verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van<br />

pauzegedrag te kijk<strong>en</strong>.<br />

Er zijn duidelijke verschill<strong>en</strong> in pauzegedrag tuss<strong>en</strong> basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> middelbare scholier<strong>en</strong><br />

(zie tabel 3.8). Het grootste deel van de basisschoolleerling<strong>en</strong> gaat in de pauze meestal<br />

buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, slechts e<strong>en</strong> <strong>en</strong>keling blijft binn<strong>en</strong>. In het voortgezet onderwijs<br />

daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> blijft meer dan de helft van de leerling<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> geeft maar 7% aan buit<strong>en</strong> te<br />

sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> te beweg<strong>en</strong>. Gelet op deze grote verschill<strong>en</strong> <strong>en</strong> de grote verschill<strong>en</strong> met betrekking<br />

tot de inrichting van de schoolplein<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> beide onderwijstyp<strong>en</strong> (zie hoofdstuk 2) word<strong>en</strong><br />

de resultat<strong>en</strong> van beide groep<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> in deze paragraaf apart gepres<strong>en</strong>teerd. Aangezi<strong>en</strong><br />

slechts e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele leerling uit het basisonderwijs aangaf binn<strong>en</strong> te blijv<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze, is<br />

deze groep ‘binn<strong>en</strong>blijvers’ in de rest van deze paragraaf buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong>. 9<br />

Aanbod op het schoolplein<br />

Het wel of niet toestaan dat leerling<strong>en</strong> hun pauze binn<strong>en</strong> doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, kan deel uitmak<strong>en</strong> van<br />

het beleid van de school. Of leerling<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>, is echter aan h<strong>en</strong>. De school<br />

kan leerling<strong>en</strong> wel mogelijkhed<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> of juist beperking<strong>en</strong> oplegg<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te<br />

sport<strong>en</strong>, bijvoorbeeld door de inrichting van het schoolplein <strong>en</strong> de aanwezigheid van toezicht<br />

of van los spelmateriaal (Stratton et al. 2000; Ridgers et al. 2007a; Sallis et al. 2001; Ferreira et<br />

al. 2006; Verstraete et al. 2006).<br />

Basisschoolleerling<strong>en</strong> die wel <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaan, maar meestal niet beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong><br />

vaker dan gemiddeld ge<strong>en</strong> sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zoals speeltoestell<strong>en</strong> of doelpal<strong>en</strong><br />

tot hun beschikking (8% teg<strong>en</strong>over 4% totaal, zie tabel 4.6a).<br />

140 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 4.6a Pauzegedrag van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> aanbod op het schoolplein (selectie van leerling<strong>en</strong><br />

basisonderwijs die meestal <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaan)<br />

Pauzegedrag leerling<br />

Totaal<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

(n = 3.915)<br />

%<br />

buit<strong>en</strong>, niet<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

(n = 686)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100<br />

Aantal sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op schoolplein<br />

0 4 4 8*<br />

1-2 13 14 13<br />

3-5 58 59 53<br />

6-9 24 23 27<br />

Activiteit<strong>en</strong> in de pauze<br />

nee 83 82 87<br />

ja 17 18 13*<br />

* p < 0,05<br />

Het grootste deel van de basisschol<strong>en</strong> heeft één of meer sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het<br />

schoolplein, zoals speeltoestell<strong>en</strong>, baskets of doelpal<strong>en</strong> (96%, zie ook tabel 2.16). Het pauzegedrag<br />

van leerling<strong>en</strong> hangt echter niet significant sam<strong>en</strong> met de aanwezigheid van één of<br />

meer voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het schoolplein (tabel 4.6a). Alle<strong>en</strong> onder de leerling<strong>en</strong> die niet beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze, blijkt e<strong>en</strong> groter perc<strong>en</strong>tage ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele voorzi<strong>en</strong>ing op het<br />

schoolplein te hebb<strong>en</strong>.<br />

De school is gevraagd of tijd<strong>en</strong>s de pauze (wel e<strong>en</strong>s) beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong> voor leerling<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> georganiseerd. Leerling<strong>en</strong> die meestal niet beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de pauze,<br />

zitt<strong>en</strong> minder vaak op e<strong>en</strong> school waar activiteit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> georganiseerd (13% teg<strong>en</strong>over 17%<br />

gemiddeld).<br />

De aanwezigheid van specifieke (beweeg)zones op het schoolplein heeft ge<strong>en</strong> relatie met het pauzegedrag<br />

van leerling<strong>en</strong> (niet in tabel). Ook bij de aan- of afwezigheid van volledige omheining<br />

rond het schoolplein zijn leerling<strong>en</strong> niet vaker of minder vaak actief tijd<strong>en</strong>s de pauze (niet in tabel).<br />

De aanwezigheid van toezicht op het schoolplein vertoont e<strong>en</strong> onduidelijke relatie met het<br />

beweeggedrag (cijfers niet in tabel). Op de schol<strong>en</strong> van de leerling<strong>en</strong> die buit<strong>en</strong> meestal niet<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, is er iets minder vaak op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel mom<strong>en</strong>t toezicht op het plein (1%<br />

teg<strong>en</strong>over 3% totaal) <strong>en</strong> iets vaker toezicht tijd<strong>en</strong>s de ocht<strong>en</strong>dpauze (99% teg<strong>en</strong>over 97% totaal).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

141


Doordat er bijna ge<strong>en</strong> basisschol<strong>en</strong> zijn waar op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel tijdstip toezicht is op het schoolplein<br />

<strong>en</strong> er op vrijwel alle schol<strong>en</strong> toezicht is tijd<strong>en</strong>s de ocht<strong>en</strong>dpauze, zijn deze kleine verschill<strong>en</strong> wel<br />

significant. E<strong>en</strong> duidelijke aanwijzing met betrekking tot het toezicht komt hier niet uit <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong>.<br />

In het voortgezet onderwijs is er e<strong>en</strong> grote groep leerling<strong>en</strong> die in de pauzes meestal binn<strong>en</strong><br />

blijft. Deze groep leerling<strong>en</strong> heeft relatief vaak e<strong>en</strong> schoolplein zonder sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

(65% teg<strong>en</strong>over 56% totaal, zie tabel 4.6b).<br />

Tabel 4.6b Pauzegedrag van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> aanbod op het schoolplein (selectie van leerling<strong>en</strong><br />

voortgezet onderwijs)<br />

Pauzegedrag leerling<br />

Totaal<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

(n = 187)<br />

%<br />

buit<strong>en</strong>, niet<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

(n = 863)<br />

%<br />

blijft binn<strong>en</strong><br />

(n = 1.335)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100<br />

Aantal sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op schoolplein<br />

0 56 31* 48 65*<br />

1-2 37 59* 42 31<br />

3-5 7 10 10 4*<br />

6-9 0 0 0 0<br />

Activiteit<strong>en</strong> in de pauze<br />

nee 93 75 91 97<br />

ja 7 25* 9 3*<br />

* p < 0,05<br />

Van de leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs die tijd<strong>en</strong>s de pauze meestal buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, heeft juist e<strong>en</strong> relatief klein deel ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele sport- of spelvoorzi<strong>en</strong>ing tot zijn<br />

beschikking (31% teg<strong>en</strong>over 56% totaal, tabel 4.6b). E<strong>en</strong> relatief groot deel van deze leerling<strong>en</strong><br />

kan gebruikmak<strong>en</strong> van 1 of 2 voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het schoolplein (59% teg<strong>en</strong>over 37%<br />

totaal). Dit zijn vaak baskets, tafelt<strong>en</strong>nistafels <strong>en</strong>/of doelpal<strong>en</strong> (niet in tabel). Leerling<strong>en</strong> die<br />

meestal binn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze, hebb<strong>en</strong> minder vaak dan gemiddeld 3 tot 5 sport<strong>en</strong><br />

spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het schoolplein (resp. 4 <strong>en</strong> 7%). Er zijn ge<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> in het voortgezet<br />

onderwijs die 6 tot 9 voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het schoolplein tot hun beschikking hebb<strong>en</strong>.<br />

Voor 7% van de leerling<strong>en</strong> word<strong>en</strong> (wel e<strong>en</strong>s) activiteit<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze georganiseerd. Dit<br />

blijkt e<strong>en</strong> sterke sam<strong>en</strong>hang met het pauzegedrag van de leerling<strong>en</strong> te verton<strong>en</strong>. Voor 3% van<br />

142 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


de leerling<strong>en</strong> die binn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> wel e<strong>en</strong>s activiteit<strong>en</strong> georganiseerd, voor de leerling<strong>en</strong><br />

die buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de pauze is dat 25% (tabel 4.6b).<br />

De aan- of afwezigheid van toezicht op het schoolplein voor of na schooltijd of tijd<strong>en</strong>s pauzemom<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

in het voortgezet onderwijs vertoont ge<strong>en</strong> relatie met het pauzegedrag van leerling<strong>en</strong><br />

(niet in tabel).<br />

Oordeel van de school over het schoolplein<br />

Het mer<strong>en</strong>deel van de basisschoolleerling<strong>en</strong> (79%) heeft volg<strong>en</strong>s de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers<br />

voldo<strong>en</strong>de ruimte om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong>, 49% van de leerling<strong>en</strong> heeft voldo<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

om goed te kunn<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, 73% kan veilig op het schoolplein beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> 73% kan (wel e<strong>en</strong>s) gebruikmak<strong>en</strong> van los sport- <strong>en</strong> spelmateriaal op het schoolplein<br />

(tabel 4.7a). E<strong>en</strong> derde van de leerling<strong>en</strong> zit op e<strong>en</strong> school met plann<strong>en</strong> om het schoolplein<br />

bewegingsvri<strong>en</strong>delijker te mak<strong>en</strong> (tabel 4.7a).<br />

Tabel 4.7a Pauzegedrag van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> uitsprak<strong>en</strong> van de school over het schoolplein<br />

(selectie van leerling<strong>en</strong> basisonderwijs die meestal <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaan)<br />

Uitsprak<strong>en</strong> school i<br />

Totaal<br />

(n = 4.601)<br />

%<br />

Pauzegedrag leerling<br />

buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

(n = 3.915)<br />

%<br />

buit<strong>en</strong>, niet<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport<strong>en</strong><br />

(n = 686)<br />

%<br />

op het schoolplein is voldo<strong>en</strong>de ruimte om te beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> te sport<strong>en</strong><br />

op het schoolplein zijn voldo<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> om<br />

leerling<strong>en</strong> goed te lat<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong><br />

op het schoolplein kunn<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> veilig beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

op het schoolplein wordt gebruikgemaakt van los<br />

sport- <strong>en</strong> spelmateriaal<br />

er zijn plann<strong>en</strong> om het schoolplein bewegingsvri<strong>en</strong>delijker<br />

te mak<strong>en</strong><br />

79 80 76<br />

49 49 48<br />

73 73 70<br />

73 74 69<br />

33 32 40*<br />

i. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘(helemaal) mee e<strong>en</strong>s’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

* p < 0,05<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

143


Er blijk<strong>en</strong> niet meer of minder basisschoolleerling<strong>en</strong> in de pauze buit<strong>en</strong> te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong><br />

als de school vindt dat er voldo<strong>en</strong>de ruimte, voldo<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> veilige omgeving<br />

is (tabel 4.7a). Ook vertoont het pauzegedrag ge<strong>en</strong> relatie met het wel of niet aanwezig<br />

zijn van los spelmateriaal, zoals ball<strong>en</strong> <strong>en</strong> rackets. Van de leerling<strong>en</strong> die meestal niet beweg<strong>en</strong><br />

of sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze, zit e<strong>en</strong> relatief groter deel op schol<strong>en</strong> die plann<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> om het<br />

plein bewegingsvri<strong>en</strong>delijker te mak<strong>en</strong> (40% teg<strong>en</strong>over 33% totaal). Dat wijst op e<strong>en</strong> goede<br />

inschatting van veel schol<strong>en</strong> van het gedrag van de leerling: zij zi<strong>en</strong> dat hun leerling<strong>en</strong> beperkt<br />

word<strong>en</strong> in het beweg<strong>en</strong> op het schoolplein <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> plann<strong>en</strong> daarin verandering te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

Er zijn aanzi<strong>en</strong>lijke verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de oordel<strong>en</strong> van schoolverteg<strong>en</strong>woordigers voor leerling<strong>en</strong><br />

uit het primair onderwijs <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs. Waar in het primair<br />

onderwijs 79% van de leerling<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de ruimte heeft om te sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> te beweg<strong>en</strong>, is dat in<br />

het voortgezet onderwijs iets meer dan e<strong>en</strong> kwart (27%, vergelijk tabel 4.7a met tabel 4.7b). Van<br />

de leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs heeft volg<strong>en</strong>s de school 10% voldo<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong> op het plein (49% in het basisonderwijs), 27% kan daar veilig<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> (73% in het basisonderwijs) <strong>en</strong> 26% heeft e<strong>en</strong> schoolplein waar gebruik<br />

wordt gemaakt van los sport- <strong>en</strong> spelmateriaal (73% in het basisonderwijs). De voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ruimte op het plein word<strong>en</strong> voor leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs minder vaak positief<br />

bevond<strong>en</strong> dan voor leerling<strong>en</strong> in het basisonderwijs. Desondanks is het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong><br />

in het voortgezet onderwijs dat op e<strong>en</strong> school zit waar plann<strong>en</strong> zijn om het schoolplein bewegingsvri<strong>en</strong>delijker<br />

te mak<strong>en</strong>, kleiner dan dat in het basisonderwijs (resp. 17 <strong>en</strong> 33%). Dat wijst<br />

erop dat schol<strong>en</strong> in het basisonderwijs meer waarde hecht<strong>en</strong> aan de inrichting van het schoolplein<br />

dan schol<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs (zie ook tabel 2.18).<br />

In teg<strong>en</strong>stelling tot wat in het basisonderwijs het geval is, zijn bij leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet<br />

onderwijs wel <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> de manier waarop zij de pauze meestal doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> het oordeel<br />

van de school over de aanwezigheid van voldo<strong>en</strong>de ruimte of los sport- <strong>en</strong> spelmateriaal<br />

op het schoolplein (tabel 4.7b).<br />

144 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 4.7b Pauzegedrag van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> uitsprak<strong>en</strong> van de school over het schoolplein<br />

(selectie van leerling<strong>en</strong> voortgezet onderwijs)<br />

Pauzegedrag leerling<br />

Totaal<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

(n = 187)<br />

%<br />

buit<strong>en</strong>, niet beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

(n = 863)<br />

%<br />

blijft binn<strong>en</strong><br />

(n = 1.335)<br />

%<br />

Uitsprak<strong>en</strong> school i<br />

op het schoolplein is voldo<strong>en</strong>de<br />

ruimte om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong><br />

op het schoolplein zijn voldo<strong>en</strong>de<br />

voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> om leerling<strong>en</strong> goed te<br />

lat<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong><br />

op het schoolplein kunn<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

veilig beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

op het schoolplein wordt gebruikgemaakt<br />

van los sport- <strong>en</strong> spelmateriaal<br />

er zijn plann<strong>en</strong> om het schoolplein<br />

bewegingsvri<strong>en</strong>delijker te mak<strong>en</strong><br />

27 47* 28 24<br />

10 17 12 7<br />

27 28 25 27<br />

26 43 34 18*<br />

17 13 14 19<br />

i. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘(helemaal) mee e<strong>en</strong>s’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

* p < 0,05<br />

Leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs die meestal beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze hebb<strong>en</strong><br />

volg<strong>en</strong>s de school relatief vaak voldo<strong>en</strong>de ruimte voor deze beweegactiviteit (47% teg<strong>en</strong>over<br />

27% in totaal, tabel 4.7b). Leerling<strong>en</strong> die in de pauze meestal binn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> minder<br />

vaak los sport- <strong>en</strong> spelmateriaal op het schoolplein tot hun beschikking (18% teg<strong>en</strong>over<br />

26% in totaal). Het oordeel van de school over de aanwezigheid van voldo<strong>en</strong>de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de veiligheid van het schoolplein vertoont ge<strong>en</strong> significante relatie met het pauzegedrag van<br />

de leerling<strong>en</strong>. Dat geldt ook voor de aanwezigheid van plann<strong>en</strong> om het schoolplein bewegingsvri<strong>en</strong>delijker<br />

te mak<strong>en</strong>.<br />

<strong>School</strong>factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> pauzegedrag<br />

E<strong>en</strong> aantal school(plein)factor<strong>en</strong> vertoont e<strong>en</strong> relatie met de wijze waarop leerling<strong>en</strong> hun<br />

pauze meestal doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. In teg<strong>en</strong>stelling tot de bevinding<strong>en</strong> van Stratton et al. (2000) <strong>en</strong><br />

Ridgers et al. (2007a), is er ge<strong>en</strong> relatie gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de aanwezigheid van belijning <strong>en</strong><br />

het pauzegedrag van leerling<strong>en</strong>. De twee g<strong>en</strong>oemde onderzoek<strong>en</strong> zijn beide interv<strong>en</strong>tieonderzoek<strong>en</strong>,<br />

waarbij veel aandacht aan de markering<strong>en</strong> is besteed (resp. fluorescer<strong>en</strong>de lijn<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

145


verschill<strong>en</strong>de zones). Dat is niet vergelijkbaar met belijning zoals die in de praktijk vaak op<br />

schoolplein<strong>en</strong> aanwezig is. De aanwezigheid van meerdere sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het<br />

schoolplein, waaronder bijvoorbeeld belijning, vertoont wel e<strong>en</strong> positieve sam<strong>en</strong>hang met het<br />

beweeggedrag van leerling<strong>en</strong>, zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs.<br />

E<strong>en</strong> vergelijkbare bevinding geldt ook voor de organisatie van activiteit<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze.<br />

Leerling<strong>en</strong> die meestal buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de pauze, zitt<strong>en</strong> vaker op e<strong>en</strong> school die<br />

tijd<strong>en</strong>s de pauze activiteit<strong>en</strong> aanbiedt, zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs. Dit<br />

sluit aan bij onderzoek van TNO <strong>naar</strong> zog<strong>en</strong>aamde ‘playgrounds’, op<strong>en</strong>bare sport- <strong>en</strong> speelplaats<strong>en</strong><br />

voor leerling<strong>en</strong>. In dat onderzoek werd gevond<strong>en</strong> dat veel basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong><br />

playgrounds kom<strong>en</strong> als er iets wordt georganiseerd, zoals sportclinics (Bakker et al. 2008). Het<br />

aanbied<strong>en</strong> van activiteit<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> mogelijkheid om e<strong>en</strong> plein waar gesport <strong>en</strong> bewog<strong>en</strong> kan<br />

word<strong>en</strong>, aantrekkelijker te mak<strong>en</strong>.<br />

Verstraete et al. (2006) concludeerd<strong>en</strong> op basis van e<strong>en</strong> interv<strong>en</strong>tiestudie dat het aanbied<strong>en</strong> van<br />

los spelmateriaal op het schoolplein e<strong>en</strong> positief effect heeft op de mate van fysieke activiteit<br />

van kinder<strong>en</strong>. De kinder<strong>en</strong> kreg<strong>en</strong> daarbij echter instructie <strong>en</strong> tips om met het spelmateriaal<br />

aan de slag te gaan. Uit het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> blijkt dat voor middelbare<br />

scholier<strong>en</strong> die in de pauze meestal binn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dus minder fysiek actief zijn (zie ook<br />

hoofdstuk 5), minder vaak los sport- <strong>en</strong> spelmateriaal op het schoolplein aanwezig is dan voor<br />

leerling<strong>en</strong> die wel <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaan. Dit wijst op e<strong>en</strong> mogelijk stimuler<strong>en</strong>de werking van het<br />

aangebod<strong>en</strong> materiaal op het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag van leerling<strong>en</strong>. In het basisonderwijs<br />

is deze bevinding niet significant. In teg<strong>en</strong>stelling tot in de studie van Verstraete et al. (2006)<br />

krijg<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> niet (standaard) e<strong>en</strong> instructie om met het spelmateriaal om te gaan. Dat<br />

zou kunn<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong> waarom basisschoolleerling<strong>en</strong> niet significant vaker actief zijn bij aanbod<br />

dan zonder aanbod. In het voortgezet onderwijs is de situatie op schoolplein<strong>en</strong> over het<br />

algeme<strong>en</strong> minder op sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> gericht dan in het basisonderwijs (zie ook hoofdstuk 2).<br />

Ook zijn de verschill<strong>en</strong> in het aanbod op het schoolplein tuss<strong>en</strong> middelbare schol<strong>en</strong> groter dan<br />

tuss<strong>en</strong> basisschol<strong>en</strong>. Dat kan e<strong>en</strong> verklaring zijn voor de gevond<strong>en</strong> significante relatie tuss<strong>en</strong><br />

de aanwezigheid van los spelmateriaal <strong>en</strong> het beweeggedrag van middelbare scholier<strong>en</strong> in de<br />

pauze: extra aanbod stimuleert deze leerling<strong>en</strong> meer.<br />

4.5 Deelname aan schoolsport <strong>en</strong> schoolk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Naast lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> beweging in de pauze, is schoolsport de derde beweeg activiteit<br />

op school. <strong>School</strong>sport is in dit onderzoek gedefinieerd als het sport<strong>en</strong> dat niet onder schooltijd<br />

plaatsvindt, maar wel is geregeld via de school, de geme<strong>en</strong>te, de buit<strong>en</strong>schoolse opvang of huiswerkbegeleiding.<br />

Voorbeeld<strong>en</strong> hiervan zijn pleinsport, e<strong>en</strong> sportinstuif, sportcursus of toernooi.<br />

Van alle leerling<strong>en</strong> heeft 17% in de meetweek aan schoolsport deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Zij do<strong>en</strong> dat gemid-<br />

146 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


deld bijna 2 uur per week (113 minut<strong>en</strong>, zie tabel 3.2). In het basisonderwijs is het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong><br />

dat deelneemt aan schoolsport hoger dan in het voortgezet onderwijs (resp. 21 <strong>en</strong> 14%),<br />

maar is de gemiddelde tijdsbesteding lager (resp. 100 <strong>en</strong> 132 minut<strong>en</strong> per week).<br />

Deelname aan schoolsport is vrijwillig. Niet alle schol<strong>en</strong> bied<strong>en</strong> het aan, waardoor niet alle<br />

leerling<strong>en</strong> uit het onderzoek toegang hebb<strong>en</strong> tot schoolsport. Ongeveer 72% van de schol<strong>en</strong><br />

biedt schoolsport aan, zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs. 10 Leerling<strong>en</strong> die<br />

schoolsportaanbod hebb<strong>en</strong>, zijn vaker niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke<br />

gebied<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> zonder auto’s thuis of leerling<strong>en</strong> zonder lidmaatschap van e<strong>en</strong><br />

sportclub (zie hoofdstuk 2). Deze paragraaf gaat alle<strong>en</strong> over de leerling<strong>en</strong> die in de meetweek<br />

wel schoolsport kreg<strong>en</strong> aangebod<strong>en</strong>. Van deze leerling<strong>en</strong> nam 23% tijd<strong>en</strong>s die week deel aan<br />

schoolsport (zie hoofdstuk 3). Zijn er andere schoolfactor<strong>en</strong> met betrekking tot schoolsport<br />

voor leerling<strong>en</strong> die wel deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport dan voor leerling<strong>en</strong> die niet deelnem<strong>en</strong>?<br />

Allereerst wordt gekek<strong>en</strong> of er e<strong>en</strong> relatie is tuss<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e opvatting<strong>en</strong> van de school over<br />

(school)sport <strong>en</strong> de deelname van leerling<strong>en</strong> aan deze beweegactiviteit (tabel 4.8).<br />

Tabel 4.8 Deelname van leerling<strong>en</strong> aan schoolsport <strong>naar</strong> uitsprak<strong>en</strong> school (selectie van<br />

leerling<strong>en</strong> met aanbod van schoolsport)<br />

Deelname schoolsport<br />

Totaal<br />

(n = 5.339)<br />

%<br />

nee<br />

(n = 4.127)<br />

%<br />

ja<br />

(n = 1.212)<br />

%<br />

Uitsprak<strong>en</strong> school i<br />

(naschoolse) schoolsport maakt deel uit van het taakbeleid<br />

van de school<br />

het aanbied<strong>en</strong> van (naschoolse) schoolsport heeft op<br />

school prioriteit<br />

de groepsleerkracht<strong>en</strong> zijn erg betrokk<strong>en</strong> bij de<br />

(naschoolse) schoolsport<br />

bij het verdel<strong>en</strong> van de financiële middel<strong>en</strong> heeft beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport prioriteit<br />

28 28 31<br />

20 21 17<br />

12 12 13<br />

10 9 12<br />

i. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘(helemaal) mee e<strong>en</strong>s’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

Iets meer dan e<strong>en</strong> kwart van de leerling<strong>en</strong> met aanbod van schoolsport (28%) zit op e<strong>en</strong> school<br />

die schoolsport ziet als e<strong>en</strong> deel van het taakbeleid, 20% zit op e<strong>en</strong> school die het aanbod van<br />

schoolsport als prioriteit beschouwt <strong>en</strong> 12% zit op e<strong>en</strong> school waar de groepsleerkracht<strong>en</strong> erg<br />

betrokk<strong>en</strong> zijn bij de schoolsport (tabel 4.8). E<strong>en</strong> ti<strong>en</strong>de van de leerling<strong>en</strong> zit op e<strong>en</strong> school waar<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

147


eweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport prioriteit heeft bij de verdeling van financiële middel<strong>en</strong>. Ge<strong>en</strong> van deze factor<strong>en</strong><br />

vertoont echter e<strong>en</strong> relatie met de deelname van leerling<strong>en</strong> aan schoolsport. Leerling<strong>en</strong><br />

die deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport zitt<strong>en</strong> niet op schol<strong>en</strong> die zich meer dan gemiddeld in deze<br />

stelling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vind<strong>en</strong>.<br />

Opvall<strong>en</strong>d is dat middelbare scholier<strong>en</strong> die deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport minder vaak op e<strong>en</strong><br />

school zitt<strong>en</strong> die het aanbied<strong>en</strong> van schoolsport als e<strong>en</strong> prioriteit beschouwt (12% teg<strong>en</strong>over<br />

20% totaal, cijfers niet in tabel). Mogelijk signaler<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> dat weinig leerling<strong>en</strong> aan schoolsport<br />

deelnem<strong>en</strong> <strong>en</strong> will<strong>en</strong> ze er prioriteit aan gev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> andere mogelijkheid is dat dit te<br />

mak<strong>en</strong> heeft met nieuwe beleidsontwikkeling<strong>en</strong> op het gebied van school <strong>en</strong> sport, zoals de<br />

combinatiefunctionaris beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport, die al wel bij de school lev<strong>en</strong> maar nog niet in het<br />

gedrag van de leerling tot uiting kom<strong>en</strong> (OCW & VWS 2007).<br />

Brede schol<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> zich zowel op sport als naschools aanbod voor leerling<strong>en</strong> (Oberon 2009). Ook<br />

de aanwezigheid van specifiek schoolpersoneel dat bij de organisatie van schoolsport betrokk<strong>en</strong><br />

kan zijn, zoals de combinatiefunctionaris of de vakleerkracht lichamelijke opvoeding in het primair<br />

onderwijs, kan e<strong>en</strong> relatie hebb<strong>en</strong> met deelname van leerling<strong>en</strong> aan schoolsport (zie tabel 4.9).<br />

Tabel 4.9 Deelname van leerling<strong>en</strong> aan schoolsport <strong>naar</strong> type school of de aanwezigheid<br />

van specifiek schoolpersoneel (selectie van leerling<strong>en</strong> met aanbod van schoolsport)<br />

Deelname schoolsport<br />

Totaal<br />

(n = 5.339)<br />

%<br />

nee<br />

(n = 4.127)<br />

%<br />

ja<br />

(n = 1.212)<br />

%<br />

<strong>School</strong>factor<strong>en</strong> i<br />

brede school 32 32 33<br />

combinatiefunctionaris beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport 15 15 17<br />

vakleerkracht lichamelijke opvoeding (alle<strong>en</strong> PO) 64 64 64<br />

i. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘ja’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

Hoewel brede schol<strong>en</strong> zich richt<strong>en</strong> op zowel sport als naschools aanbod voor leerling<strong>en</strong>, zitt<strong>en</strong><br />

leerling<strong>en</strong> die aan schoolsport deelnem<strong>en</strong> niet vaker op e<strong>en</strong> brede school dan leerling<strong>en</strong> die<br />

niet deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport (resp. 33 <strong>en</strong> 32%). Het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat aan schoolsport<br />

deelneemt, is bij de aanwezigheid van e<strong>en</strong> combinatiefunctionaris ongeveer gelijk aan<br />

het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat niet deelneemt aan schoolsport (resp. 17 <strong>en</strong> 15%), ondanks het<br />

feit dat deze functie onder andere is ontwikkeld om e<strong>en</strong> dagelijks sport- <strong>en</strong> beweegaanbod op<br />

school te realiser<strong>en</strong>, bijvoorbeeld via naschoolse sport (OCW & VWS 2007). Dit kan kom<strong>en</strong><br />

148 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


doordat deze functie nieuw is <strong>en</strong> aanstelling<strong>en</strong> zich in e<strong>en</strong> opstartfase bevind<strong>en</strong> (zie ook Beth<br />

et al. 2011). Ook de aanwezigheid van e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke opvoeding in het primair<br />

onderwijs vertoont ge<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang met de deelname van leerling<strong>en</strong> aan schoolsport.<br />

Leerling<strong>en</strong> die aanbod van schoolsport in de meetweek hadd<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> echter wel vaker dan<br />

gemiddeld les van e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke opvoeding (64% teg<strong>en</strong>over 57% onder alle<br />

leerling<strong>en</strong>, zie tabel 4.5).<br />

Niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die niet<br />

lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub hebb<strong>en</strong> in het basisonderwijs relatief vaker e<strong>en</strong> vakleerkracht (niet<br />

in tabel). Dit zijn groep<strong>en</strong> die in hun vrije tijd relatief minder beweg<strong>en</strong> dan andere leerling<strong>en</strong><br />

(zie hoofdstuk 3). Leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> schoolsportaanbod zijn vaker niet-westerse allochton<strong>en</strong>,<br />

leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> zonder auto’s thuis <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die niet<br />

aan clubsport do<strong>en</strong> (zie hoofdstuk 2), dus ook de leerling<strong>en</strong> die in hun vrije tijd minder actief<br />

zijn. Dit wijst erop dat de aanwezigheid van e<strong>en</strong> vakleerkracht <strong>en</strong> het aanbod van schoolsport op<br />

basisschol<strong>en</strong> vaak is gericht op het type leerling dat meer beweging ‘nodig’ heeft. <strong>School</strong>sport<br />

wordt meer beoef<strong>en</strong>d door leerling<strong>en</strong> van niet-westerse allochtone afkomst <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die<br />

thuis ge<strong>en</strong> auto’s hebb<strong>en</strong>. Het wordt echter niet méér beoef<strong>en</strong>d door leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke<br />

gebied<strong>en</strong> of leerling<strong>en</strong> die niet aan clubsport do<strong>en</strong> (zie tabel 3.10). Het lijkt erop dat niet<br />

alle specifieke doelgroep<strong>en</strong> optimaal word<strong>en</strong> bereikt door het aanbod van schoolsport.<br />

Sam<strong>en</strong>werking met buit<strong>en</strong>schoolse sportaanbieders<br />

<strong>School</strong>sport kan word<strong>en</strong> georganiseerd in sam<strong>en</strong>werking met e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging, bijvoorbeeld<br />

in de vorm van e<strong>en</strong> clinic of e<strong>en</strong> toernooi van e<strong>en</strong> specifieke sport. Van de leerling<strong>en</strong> met schoolsportaanbod<br />

zit 4% op e<strong>en</strong> school die niet wil sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> met naburige sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

20% op e<strong>en</strong> school die succesvol met e<strong>en</strong> aantal sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkt (zie tabel 4.10).<br />

Tabel 4.10 Deelname van leerling<strong>en</strong> aan schoolsport <strong>naar</strong> m<strong>en</strong>ing van de school over sam<strong>en</strong>werking<br />

met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> (selectie van leerling<strong>en</strong> met aanbod van schoolsport)<br />

Deelname schoolsport<br />

Totaal<br />

(n = 5.339)<br />

%<br />

nee<br />

(n = 4.127)<br />

%<br />

ja<br />

(n = 1.212)<br />

%<br />

Uitsprak<strong>en</strong> school i<br />

wij will<strong>en</strong> niet sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> met naburige sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

wij werk<strong>en</strong> met succes sam<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> aantal naburige<br />

sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

4 3 7<br />

20 19 22<br />

i. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘ja’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

149


Leerling<strong>en</strong> die deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport zitt<strong>en</strong> niet significant vaker of minder vaak op e<strong>en</strong><br />

school die niet wil sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong> die niet deelnem<strong>en</strong><br />

aan schoolsport (resp. 7 <strong>en</strong> 3%). Ook e<strong>en</strong> succesvolle sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> school <strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging<br />

hangt niet sam<strong>en</strong> met het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat aan schoolsport deelneemt.<br />

Het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat deelneemt aan schoolsport is bij e<strong>en</strong> succesvolle sam<strong>en</strong>werking<br />

ongeveer ev<strong>en</strong> groot als het perc<strong>en</strong>tage dat niet deelneemt (resp. 22 <strong>en</strong> 19%). De mate van<br />

deelname van leerling<strong>en</strong> aan schoolsport blijkt ge<strong>en</strong> relatie te verton<strong>en</strong> met de houding van de<br />

school t<strong>en</strong> opzichte van sam<strong>en</strong>werking met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>.<br />

Naast het wel of niet will<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> of het al succesvol sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong>, zijn er ook verschill<strong>en</strong>de<br />

frequ<strong>en</strong>ties van sam<strong>en</strong>werking met buit<strong>en</strong>schoolse sportaanbieders mogelijk. Van<br />

alle leerling<strong>en</strong> met schoolsportaanbod zit 29% op e<strong>en</strong> school die nooit sam<strong>en</strong>werkt met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>,<br />

69% op e<strong>en</strong> school die <strong>en</strong>kele ker<strong>en</strong> per jaar tot maandelijks sam<strong>en</strong>werkt <strong>en</strong> 2%<br />

op e<strong>en</strong> school die wekelijks sam<strong>en</strong>werkt met e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging (zie tabel 4.11).<br />

Tabel 4.11 Deelname van leerling<strong>en</strong> aan schoolsport <strong>naar</strong> frequ<strong>en</strong>tie van sam<strong>en</strong>werking<br />

met buit<strong>en</strong>schoolse sportaanbieders (selectie van leerling<strong>en</strong> met aanbod van schoolsport)<br />

Totaal<br />

(n = 5.339)<br />

%<br />

Deelname schoolsport<br />

nee<br />

(n = 4.127)<br />

%<br />

ja<br />

(n = 1.212)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100<br />

Sam<strong>en</strong>werking met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

nooit 29 30 25<br />

1-12 keer per jaar 69 68 72<br />

wekelijks 2 2 3<br />

Sam<strong>en</strong>werking met commerciële sportaanbieders<br />

nooit 46 45 50<br />

1-12 keer per jaar 47 48 46<br />

wekelijks 7 8 4*<br />

Sam<strong>en</strong>werking met geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong>/of (sport)buurtwerk<br />

nooit 42 42 41<br />

1-12 keer per jaar 50 49 52<br />

wekelijks 9 9 7<br />

* p < 0,05<br />

150 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Andere mogelijke sam<strong>en</strong>werkingsverband<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> school <strong>en</strong> sportaanbieders zijn bijvoorbeeld<br />

die met commerciële sportaanbieders zoals fitnessc<strong>en</strong>tra of met de geme<strong>en</strong>te <strong>en</strong>/of het (sport)<br />

buurtwerk. Het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat aan schoolsport deelneemt, vertoont echter ge<strong>en</strong><br />

relatie met de mate waarin hun school sam<strong>en</strong>werkt met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>, de geme<strong>en</strong>te of het<br />

(sport)buurtwerk. Leerling<strong>en</strong> die wel deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport zitt<strong>en</strong> niet vaker op schol<strong>en</strong> die<br />

meer of minder met deze twee typ<strong>en</strong> sportaanbieders sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong> die niet deelnem<strong>en</strong><br />

aan schoolsport. Leerling<strong>en</strong> die deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport zitt<strong>en</strong> wel iets minder vaak<br />

op schol<strong>en</strong> die wekelijks sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> met commerciële sportaanbieders dan leerling<strong>en</strong> met<br />

aanbod die niet aan schoolsport deelnem<strong>en</strong> (resp. 4 <strong>en</strong> 8%). Uit nadere analyse blijkt dat het hier<br />

alle<strong>en</strong> om leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs gaat. Leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs met<br />

aanbod van schoolsport zitt<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> van all<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> school die wekelijks met e<strong>en</strong> commerciële<br />

sportaanbieder sam<strong>en</strong>werkt (cijfers niet in tabel). Tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die wel of niet deelnem<strong>en</strong><br />

aan schoolsport zijn er ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in deelnameperc<strong>en</strong>tage als zij zitt<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> die nooit<br />

of tot 12 keer per jaar met commerciële sportaanbieders sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong>. Dat geldt voor zowel leerling<strong>en</strong><br />

uit het primair als het voortgezet onderwijs. Wekelijkse sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> school <strong>en</strong><br />

sportver<strong>en</strong>iging blijkt alle<strong>en</strong> voor te kom<strong>en</strong> onder leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs met aanbod<br />

van schoolsport, niet onder leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs met aanbod (niet in tabel).<br />

4.6 Beweeggedrag van leerling<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

Heeft de school e<strong>en</strong> relatie met het beweeggedrag van leerling<strong>en</strong> in de vrije tijd? Hoewel dat op het<br />

eerste gezicht misschi<strong>en</strong> niet de verwachting is, is dat niet ond<strong>en</strong>kbaar. Sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

school <strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> zou bijvoorbeeld invloed kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> op deelname van leerling<strong>en</strong><br />

aan clubsport. E<strong>en</strong> school die e<strong>en</strong> proactief sportbeleid voert, zou ervoor kunn<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> dat leerling<strong>en</strong><br />

in hun vrije tijd ook actiever zijn. In deze paragraaf wordt gekek<strong>en</strong> of er <strong>relaties</strong> zijn tuss<strong>en</strong><br />

het schoolaanbod <strong>en</strong> het schoolbeleid op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport <strong>en</strong> het beweeggedrag van<br />

leerling<strong>en</strong> in de vrije tijd. Het beweeggedrag in de vrije tijd dat hier besprok<strong>en</strong> wordt, omvat sport<strong>en</strong><br />

bij e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging, sportschool <strong>en</strong>/of dansschool (‘clubsport’), buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of<br />

sport<strong>en</strong>, zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd – exclusief het fiets<strong>en</strong> van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school – <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong>.<br />

4.6.1 Clubsport<br />

Van alle leerling<strong>en</strong> is 73% lid van e<strong>en</strong> sportclub. Niet al deze leerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in de meetweek aan<br />

clubsport gedaan, het perc<strong>en</strong>tage deelnemers was 68. Deze deelnemers besteedd<strong>en</strong> in die week<br />

gemiddeld 214 minut<strong>en</strong> aan clubsport (zie tabel 3.2). In deze paragraaf wordt bekek<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> aantal<br />

specifieke schoolfactor<strong>en</strong> e<strong>en</strong> relatie heeft met de deelname aan clubsport <strong>en</strong> de tijd die daar per<br />

week aan wordt besteed. Zo blijkt dat er ge<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang is tuss<strong>en</strong> het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat<br />

aan clubsport doet of de tijd die clubsporters aan deze activiteit bested<strong>en</strong> <strong>en</strong> de mate waarin hun<br />

school vindt dat zij e<strong>en</strong> gericht beleid voert om beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> bij leerling<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong> of<br />

vindt dat beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport bij de verdeling van de financiën prioriteit krijgt (tabel 4.12).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

151


Tabel 4.12 Deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding aan clubsport door leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> uitsprak<strong>en</strong> van<br />

de school<br />

Deelname clubsport<br />

clubsporters<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

tijdsbesteding<br />

deelnemers<br />

(n = 4.860)<br />

min/wk i<br />

Totaal 68 214<br />

Uitsprak<strong>en</strong> school ii<br />

de school voert e<strong>en</strong> gericht beleid om het beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> bij leerling<strong>en</strong><br />

te stimuler<strong>en</strong><br />

68 216<br />

bij het verdel<strong>en</strong> van de financiële middel<strong>en</strong> heeft beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<br />

prioriteit<br />

72 238<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie de onderzoeksverantwoording).<br />

ii. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘(helemaal) mee e<strong>en</strong>s’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

Leerling<strong>en</strong> die aan clubsport deelnem<strong>en</strong> <strong>en</strong> op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> die gericht beleid voert om<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> bij leerling<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong>, blijk<strong>en</strong> niet meer tijd dan gemiddeld per week<br />

aan clubsport te bested<strong>en</strong> (resp. 216 <strong>en</strong> 214 min/wk, zie tabel 4.12). Net als de tijdsbesteding<br />

aan clubsport vertoont het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat aan clubsport deelneemt ge<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<br />

met het voer<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> gericht stimuleringsbeleid op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> door<br />

de school. Ruim twee derde van de leerling<strong>en</strong> (68%) neemt deel aan clubsport <strong>en</strong> dat perc<strong>en</strong>tage<br />

is ev<strong>en</strong> hoog onder leerling<strong>en</strong> die op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> waar gericht beleid wordt gevoerd.<br />

Het gev<strong>en</strong> van prioriteit aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport bij de verdeling van financiële middel<strong>en</strong> gaat<br />

ook niet gepaard met e<strong>en</strong> significant hoger perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat aan clubsport deelneemt<br />

(72% teg<strong>en</strong>over 68% totaal) of e<strong>en</strong> significant grotere tijdsbesteding van clubsporters (238<br />

minut<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over 214 minut<strong>en</strong>).<br />

E<strong>en</strong> andere manier waarop schol<strong>en</strong> clubsport bij leerling<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> stimuler<strong>en</strong>, is door<br />

het type school of de aanwezigheid van specifieke functies op school zoals e<strong>en</strong> combinatiefunctionaris<br />

of e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke opvoeding in het primair onderwijs (zie tabel 4.13<br />

<strong>en</strong> 4.14).<br />

152 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 4.13 Deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding aan clubsport door leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> type school of de<br />

aanwezigheid van specifiek schoolpersoneel<br />

clubsporters<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

Deelname clubsport<br />

tijdsbesteding deelnemers<br />

(n = 4.860)<br />

min/wk i<br />

Totaal 68 214<br />

<strong>School</strong>factor<strong>en</strong> ii<br />

brede school 68 230*<br />

combinatiefunctionaris beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport 66 226<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

ii.<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie de onderzoeksverantwoording).<br />

Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘ja’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

* p < 0,05<br />

Leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> waar e<strong>en</strong> combinatiefunctionaris op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<br />

aanwezig is, do<strong>en</strong> niet significant vaker <strong>en</strong>/of langer aan clubsport dan andere leerling<strong>en</strong><br />

(tabel 4.13). Dat geldt voor zowel leerling<strong>en</strong> uit het primair als uit het voortgezet onderwijs.<br />

Leerling<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> brede school bested<strong>en</strong> per week gemiddeld 230 minut<strong>en</strong> aan clubsport,<br />

dus bijna 4 uur (tabel 4.13). Dat is 16 minut<strong>en</strong> meer dan het gemiddelde van alle leerling<strong>en</strong><br />

(214 minut<strong>en</strong> per week). Leerling<strong>en</strong> die niet op e<strong>en</strong> brede school zitt<strong>en</strong>, bested<strong>en</strong> gemiddeld<br />

per week 10 minut<strong>en</strong> minder dan 214 minut<strong>en</strong> aan deze beweegactiviteit (niet in tabel). Het<br />

deelnameperc<strong>en</strong>tage onder leerling<strong>en</strong> die wel of niet op e<strong>en</strong> brede school zitt<strong>en</strong>, is gelijk<br />

(68%). Hierbij zijn er wel verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het<br />

voortgezet onderwijs. Op brede basisschol<strong>en</strong> is het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat deelneemt<br />

aan clubsport lager dan gemiddeld (resp. 62 <strong>en</strong> 71%, niet in tabel). Op brede middelbare<br />

schol<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> is het perc<strong>en</strong>tage deelnemers iets hoger dan gemiddeld (resp. 71 <strong>en</strong><br />

66%, niet in tabel). Dat kan voor e<strong>en</strong> deel word<strong>en</strong> verklaard door het type leerling op e<strong>en</strong><br />

brede school. In het primair onderwijs zijn dat relatief vaker niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong><br />

uit (zeer) sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> zonder auto’s thuis. Dit zijn groep<strong>en</strong><br />

die minder vaak lid zijn van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging (zie hoofdstuk 3). In het voortgezet<br />

onderwijs zitt<strong>en</strong> op brede schol<strong>en</strong> relatief iets vaker autochton<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit weinig of<br />

niet-stedelijke gebied<strong>en</strong>.<br />

Uit tabel 4.9 bleek dat leerling<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> brede school niet in grotere mate deelnem<strong>en</strong> aan<br />

schoolsport dan leerling<strong>en</strong> die niet op e<strong>en</strong> brede school zitt<strong>en</strong>. De deelnemers van brede schol<strong>en</strong><br />

bested<strong>en</strong> gemiddeld wel meer tijd aan schoolsport dan de deelnemers van niet-brede scho-<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

153


l<strong>en</strong>. Het verschil is 27 minut<strong>en</strong> per week (niet in tabel). Leerling<strong>en</strong> van brede schol<strong>en</strong> do<strong>en</strong> bij<br />

deelname gemiddeld ook 27 minut<strong>en</strong> per week meer aan clubsport dan leerling<strong>en</strong> die niet op<br />

e<strong>en</strong> brede school zitt<strong>en</strong> (zie tabel 4.13). Het gaat daarbij wel deels om verschill<strong>en</strong>de typ<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong>.<br />

Het perc<strong>en</strong>tage clubsport ligt bij leerling<strong>en</strong> van brede schol<strong>en</strong> hoger onder middelbare<br />

scholier<strong>en</strong>, autochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> met twee auto’s thuis <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> waarvan de vader één<br />

keer per week of vaker sport dan onder respectievelijk basisschoolleerling<strong>en</strong>, niet-westerse<br />

allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> zonder auto’s thuis <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> waarvan de vader niet of tot één keer<br />

per maand sport. Het perc<strong>en</strong>tage schoolsporters op brede schol<strong>en</strong> is daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> hoger dan<br />

gemiddeld onder basisschoolleerling<strong>en</strong>, niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> zonder auto’s <strong>en</strong><br />

leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging.<br />

De aan- of afwezigheid van e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke opvoeding in het primair onderwijs,<br />

gaat niet gepaard met e<strong>en</strong> hoger of lager deelnameperc<strong>en</strong>tage aan clubsport (zie tabel 4.14).<br />

Tabel 4.14 Deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding aan clubsport door basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> aanwezigheid<br />

van vakleerkracht lichamelijke opvoeding<br />

clubsporters<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

Deelname clubsport<br />

tijdsbesteding deelnemers<br />

(n = 3.279)<br />

min/wk i<br />

Totaal 71 192<br />

Aanwezigheid vakleerkracht LO<br />

nee 74 187<br />

ja 69 196<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie de onderzoeksverantwoording).<br />

Van de basisschoolleerling<strong>en</strong> die les krijg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vakleerkracht doet 69% aan clubsport<br />

(tabel 4.14). Van de leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> zonder vakleerkracht is dit 74%. Dit verschil is echter<br />

niet significant. Er zijn ook ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in tijdsbesteding aan clubsport tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

die wel of ge<strong>en</strong> les hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vakleerkracht bewegingsonderwijs.<br />

Clubsport <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> school <strong>en</strong> sportaanbieder<br />

Ook sam<strong>en</strong>werking met buit<strong>en</strong>schoolse sportaanbieders als sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> zou van invloed<br />

kunn<strong>en</strong> zijn op de deelname <strong>en</strong> -tijdsbesteding van leerling<strong>en</strong> aan clubsport. E<strong>en</strong> succesvolle<br />

sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> school <strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging kan e<strong>en</strong> leerling bijvoorbeeld stimuler<strong>en</strong> bij<br />

e<strong>en</strong> ver<strong>en</strong>iging te gaan sport<strong>en</strong>. Het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat aan clubsport deelneemt, blijkt<br />

154 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


echter bij leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> die succesvol sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> in de<br />

omgeving niet hoger te ligg<strong>en</strong> dan het totaal (resp. 70 <strong>en</strong> 68%, zie tabel 4.15).<br />

Tabel 4.15 Deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding aan clubsport door leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de m<strong>en</strong>ing van de<br />

school over sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> met sportver<strong>en</strong>iging<br />

clubsporters<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

Deelname clubsport<br />

tijdsbesteding deelnemers<br />

(n = 4.860)<br />

min/wk i<br />

Totaal 68 214<br />

Uitsprak<strong>en</strong> school ii<br />

wij will<strong>en</strong> niet sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> met naburige<br />

sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

62 192*<br />

wij werk<strong>en</strong> met succes sam<strong>en</strong> met aantal<br />

naburige sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

70 217<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie de onderzoeksverantwoording).<br />

ii. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘ja’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

* p < 0,05<br />

De tijd die leerling<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> sportclub, dansschool of sportschool hebb<strong>en</strong> doorgebracht, vertoont<br />

ook ge<strong>en</strong> relatie met de aanwezigheid van positieve ervaring<strong>en</strong> van de school met sam<strong>en</strong>werking<br />

met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> die niet will<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> met naburige<br />

sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> niet in significant grotere getale deel te nem<strong>en</strong> aan clubsport dan het<br />

totaal (resp. 62 <strong>en</strong> 68%). Wel is de tijd die leerling<strong>en</strong> van deze schol<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> sportclub, dansschool<br />

of sportschool doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, korter dan gemiddeld (resp. 192 <strong>en</strong> 214 minut<strong>en</strong> per week). Er<br />

zijn wat dat betreft ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> het primair <strong>en</strong> het voortgezet onderwijs.<br />

4.6.2 Buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong><br />

De meest beoef<strong>en</strong>de beweegactiviteit in de vrije tijd is buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>.<br />

Vier vijfde van de leerling<strong>en</strong> heeft dat in de meetweek minimaal één keer gedaan <strong>en</strong> zij ded<strong>en</strong><br />

dat gemiddeld 225 minut<strong>en</strong>. Dat is 3 uur <strong>en</strong> 3 kwartier (zie tabel 3.2). Anders dan clubsport, is<br />

buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> e<strong>en</strong> minder gereguleerde activiteit. Het is iets waar niet<br />

per se vaste tijdstipp<strong>en</strong> voor zijn <strong>en</strong> waar ook ge<strong>en</strong> bepaalde activiteit<strong>en</strong> voor zijn vastgelegd.<br />

E<strong>en</strong> combinatiefunctionaris zou kunn<strong>en</strong> funger<strong>en</strong> als brug tuss<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> op school <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong><br />

in de vrije tijd <strong>en</strong> zo het beweg<strong>en</strong> in de vrije tijd kunn<strong>en</strong> stimuler<strong>en</strong>. Dat blijkt echter niet<br />

het geval (zie tabel 4.16).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

155


Tabel 4.16 Deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding aan buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong> door leerling<strong>en</strong><br />

<strong>naar</strong> type school of de aanwezigheid van specifiek schoolpersoneel<br />

Buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong><br />

deelnemers<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

tijdsbesteding deelnemers<br />

(n = 5.764)<br />

min/wk i<br />

Totaal 80 225<br />

<strong>School</strong>factor<strong>en</strong> ii<br />

brede school 78 213<br />

combinatiefunctionaris beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport 79 219<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie de onderzoeksverantwoording).<br />

ii. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘ja’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

Leerling<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> brede school bested<strong>en</strong> per week niet significant meer of minder tijd aan<br />

buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> dan gemiddeld (resp. 213 <strong>en</strong> 225 minut<strong>en</strong> per week,<br />

tabel 4.16). Ook de deelnameperc<strong>en</strong>tages zijn in beide groep<strong>en</strong> ongeveer gelijk. De aanwezigheid<br />

van e<strong>en</strong> combinatiefunctionaris gaat niet sam<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> significant ander gedrag: ongeveer<br />

ev<strong>en</strong>veel leerling<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> met het totaal <strong>en</strong> zij do<strong>en</strong> dat gemiddeld<br />

ongeveer ev<strong>en</strong> lang. Van de leerling<strong>en</strong> die minimaal één keer in de week buit<strong>en</strong> voor zichzelf<br />

beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> heeft 79% e<strong>en</strong> combinatiefunctionaris op school. Dat komt overe<strong>en</strong> met het<br />

totaal (80%). De leerling<strong>en</strong> die buit<strong>en</strong> voor zichzelf beweg<strong>en</strong> do<strong>en</strong> dat gemiddeld 219 minut<strong>en</strong><br />

per week bij de aanwezigheid van e<strong>en</strong> combinatiefunctionaris op school. Ook dat komt ongeveer<br />

overe<strong>en</strong> met het totaal (225 minut<strong>en</strong> per week).<br />

Vertoont e<strong>en</strong> bepaalde houding van de school t<strong>en</strong> opzichte van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<br />

met beweegactiviteit<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> in hun vrije tijd? Het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat<br />

buit<strong>en</strong> voor zichzelf beweegt of sport is niet hoger dan het totaal onder leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong><br />

die e<strong>en</strong> gericht beleid voer<strong>en</strong> om het beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> onder leerling<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong><br />

(resp. 81 <strong>en</strong> 80%, zie tabel 4.17).<br />

156 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 4.17 Deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding aan buit<strong>en</strong> voor zichzelf beweg<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong> door leerling<strong>en</strong><br />

<strong>naar</strong> uitsprak<strong>en</strong> van de school<br />

Buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong><br />

deelnemers<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

tijdsbesteding deelnemers<br />

(n = 5.764)<br />

min/wk i<br />

Totaal 80 225<br />

Uitsprak<strong>en</strong> school ii<br />

de school voert e<strong>en</strong> gericht beleid om<br />

het beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> bij leerling<strong>en</strong> te<br />

stimuler<strong>en</strong><br />

81 237*<br />

bij het verdel<strong>en</strong> van de financiële middel<strong>en</strong><br />

heeft beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport prioriteit<br />

78 208<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie de onderzoeksverantwoording).<br />

ii. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘(helemaal) mee e<strong>en</strong>s’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

* p < 0,05<br />

Leerling<strong>en</strong> die buit<strong>en</strong> voor zichzelf beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, bested<strong>en</strong> daar wel meer tijd per week<br />

aan als zij op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> gericht beleid voert om beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> onder leerling<strong>en</strong><br />

te stimuler<strong>en</strong> (237 minut<strong>en</strong> per week teg<strong>en</strong>over 225 minut<strong>en</strong> per week totaal). Uit nadere<br />

analyse blijkt dat dit verschil alle<strong>en</strong> voor leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs opgaat <strong>en</strong> niet<br />

voor leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs (niet in tabel).<br />

E<strong>en</strong> positieve reactie op de stelling dat er bij de verdeling van financiële middel<strong>en</strong> op school<br />

prioriteit wordt gegev<strong>en</strong> aan sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>, heeft ge<strong>en</strong> relatie met het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong><br />

dat buit<strong>en</strong> voor zichzelf beweegt of sport <strong>en</strong> de tijd die deze leerling<strong>en</strong> daaraan bested<strong>en</strong>.<br />

Hierbij zijn er ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het primair of voortgezet onderwijs.<br />

4.6.3 Zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong><br />

Er zijn nog drie beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd niet besprok<strong>en</strong>. Aan zwemm<strong>en</strong> besteedt<br />

21% van de leerling<strong>en</strong> gemiddeld 130 minut<strong>en</strong> per week, dus ruim 2 uur. Fiets<strong>en</strong> in de vrije<br />

tijd wordt door 82% van de leerling<strong>en</strong> gemiddeld 100 minut<strong>en</strong> per week gedaan. Bijna de helft<br />

van de leerling<strong>en</strong> (45%) doet minimaal één keer per week aan active gam<strong>en</strong>. Zij bested<strong>en</strong> daar<br />

gemiddeld 137 minut<strong>en</strong> per week aan (zie tabel 3.2).<br />

De aanwezigheid van e<strong>en</strong> combinatiefunctionaris beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport op school of e<strong>en</strong> vakleerkracht<br />

lichamelijke opvoeding in het primair onderwijs blijkt niet sam<strong>en</strong> te hang<strong>en</strong> met de<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

157


deelname of tijdsbesteding van leerling<strong>en</strong> aan zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd of active gam<strong>en</strong><br />

(niet in tabel).<br />

Ook voor deze drie beweegactiviteit<strong>en</strong> is gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> de mate waarin<br />

e<strong>en</strong> school beleid voert op het gebied van het stimuler<strong>en</strong> van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport bij leerling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de prioriteit voor het onderwerp bij het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van financiële middel<strong>en</strong> (zie tabel 4.18).<br />

Tabel 4.18 Deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding aan zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> active<br />

gam<strong>en</strong> door leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> uitsprak<strong>en</strong> van de school<br />

Zwemm<strong>en</strong> Fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd Active gam<strong>en</strong><br />

deelnemers<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

tijdsbesteding<br />

deelnemers<br />

(n = 1.480)<br />

min/wk i<br />

deelnemers<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

tijdsbesteding<br />

deelnemers<br />

(n = 5.764)<br />

min/wk i<br />

deelnemers<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

tijdsbesteding<br />

deelnemers<br />

(n = 3.202)<br />

min/wk i<br />

Totaal 21 130 82 100 45 137<br />

Uitsprak<strong>en</strong> school ii<br />

de school voert e<strong>en</strong><br />

gericht beleid om het<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> bij<br />

leerling<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong><br />

bij het verdel<strong>en</strong> van de<br />

financiële middel<strong>en</strong><br />

heeft beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<br />

prioriteit<br />

22 124 80 99 44 137<br />

22 121 80 97 42 147<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met variër<strong>en</strong>de klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> (zie de onderzoeksverantwoording).<br />

ii. Alle<strong>en</strong> de antwoordcategorie ‘(helemaal) mee e<strong>en</strong>s’ is in deze tabel weergegev<strong>en</strong>.<br />

Deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding van leerling<strong>en</strong> aan zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd of active gam<strong>en</strong><br />

hangt niet sam<strong>en</strong> met de mate waarin hun school gericht beleid voert op het gebied van het stimuler<strong>en</strong><br />

van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport. Dat geldt ook voor de mate waarin beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport prioriteit<br />

krijg<strong>en</strong> bij de verdeling van financiële middel<strong>en</strong> op school. Gericht beleid voer<strong>en</strong> om beweg<strong>en</strong><br />

onder leerling<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of prioriteit gev<strong>en</strong> aan beweg<strong>en</strong> in de financiën gaat niet<br />

sam<strong>en</strong> met meer leerling<strong>en</strong> die zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> of active gam<strong>en</strong> in hun vrije tijd.<br />

158 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


4.7 Beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag <strong>en</strong> beweegbeleid van de school<br />

Het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> gaat over de rol die de school kan spel<strong>en</strong> bij het beweeggedrag<br />

van leerling<strong>en</strong>. In dit hoofdstuk is tot nu toe gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> losse schoolfactor<strong>en</strong> die al dan<br />

niet sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met specifiek beweeggedrag van leerling<strong>en</strong>. Maar schol<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> erg van<br />

elkaar op al die losse factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat maakt e<strong>en</strong> vergelijking tuss<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> niet e<strong>en</strong>voudig. De<br />

<strong>en</strong>e school heeft veel sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het schoolplein, de andere school heeft<br />

e<strong>en</strong> heleboel material<strong>en</strong> voor de les lichamelijke opvoeding. Om schol<strong>en</strong> toch te kunn<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong><br />

op het gebied van sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> maat ontwikkeld die weergeeft in welke mate<br />

e<strong>en</strong> school beleid voert op het gebied van sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong>: het beweegbeleid<br />

van de school (zie hoofdstuk 2 <strong>en</strong> paragraaf B1.3 in de onderzoeksverantwoording). Schol<strong>en</strong> die<br />

meer beweegbeleid voer<strong>en</strong>, gev<strong>en</strong> onder andere gemiddeld vaker aan dat ze e<strong>en</strong> gericht stimuleringsbeleid<br />

op het gebied van sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> voer<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat dit onderwerp prioriteit krijgt bij<br />

de verdeling van financiële middel<strong>en</strong>. Daarnaast blijk<strong>en</strong> concrete voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het gebied<br />

van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport voor leerling<strong>en</strong> vaker (beter) op schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid aanwezig<br />

te zijn dan op schol<strong>en</strong> met doorsnee of minder beleid (zie de onderzoeksverantwoording,<br />

tabel B1.12). De volg<strong>en</strong>de vraag is dan of er e<strong>en</strong> relatie is tuss<strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong>. Daar gaat hoofdstuk 5 uitgebreid op in.<br />

In deze paragraaf wordt allereerst gekek<strong>en</strong> of er <strong>relaties</strong> zijn tuss<strong>en</strong> de mate van beweegbeleid<br />

van de school <strong>en</strong> de deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding van leerling<strong>en</strong> aan de ti<strong>en</strong> specifieke<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong> die in dit hoofdstuk successievelijk zijn behandeld.<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

159


Tabel 4.19 Deelname van leerling<strong>en</strong> aan ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>naar</strong> beweegbeleid<br />

van de school<br />

Beweegactiviteit<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

minder<br />

(n = 2.797)<br />

%<br />

Beweegbeleid school<br />

doorsnee<br />

(n = 2.148)<br />

%<br />

meer<br />

(n = 2.125)<br />

%<br />

lop<strong>en</strong> van/<strong>naar</strong> school 30 30 27 32<br />

fiets<strong>en</strong> van/<strong>naar</strong> school 79 80 81 76<br />

lichamelijke opvoeding 95 95 93 97<br />

pauzegedrag: buit<strong>en</strong> sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> i 45 41 46 50<br />

schoolsport ii 22 24 22 21<br />

clubsport 69 68 69 69<br />

buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> 81 80 79 82<br />

zwemm<strong>en</strong> 21 22 18 22<br />

fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd 82 84 82 81<br />

active gam<strong>en</strong> 45 44 46 45<br />

i. Het gaat bij pauzegedrag in deze tabel om e<strong>en</strong> selectie van leerling<strong>en</strong> die aangev<strong>en</strong> meestal buit<strong>en</strong> te<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze (n = 4.102).<br />

ii. Het gaat bij schoolsport in deze tabel om e<strong>en</strong> selectie van leerling<strong>en</strong> die daadwerkelijk de mogelijkheid<br />

hadd<strong>en</strong> om deel te nem<strong>en</strong> aan schoolsport (n = 5.339).<br />

Er blijkt ge<strong>en</strong> relatie te zijn tuss<strong>en</strong> deelname van leerling<strong>en</strong> aan de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

het beweegbeleid van de school. Leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> die meer beweegbeleid voer<strong>en</strong>, do<strong>en</strong><br />

niet in grotere getale mee aan elk van de ti<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> dan andere leerling<strong>en</strong> (tabel 4.19).<br />

Naast de deelnameperc<strong>en</strong>tages geeft de tijdsbesteding inzicht in het beweeggedrag van leerling<strong>en</strong>.<br />

Uit tabel 4.20 blijkt dat leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid die in de pauze<br />

meestal beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> gemiddeld langer pauze hebb<strong>en</strong> dan vergelijkbare leerling<strong>en</strong> van<br />

andere schol<strong>en</strong>.<br />

160 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 4.20<br />

Tijdsbesteding van leerling<strong>en</strong> aan ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>naar</strong><br />

beweegbeleid van de school<br />

Beweegactiviteit<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

min/wk i<br />

minder<br />

(n = 2.797)<br />

min/wk i<br />

Beweegbeleid school<br />

doorsnee<br />

(n = 2.148)<br />

min/wk i<br />

meer<br />

(n = 2.125)<br />

min/wk i<br />

lop<strong>en</strong> van/<strong>naar</strong> school 13 12 12 15<br />

fiets<strong>en</strong> van/<strong>naar</strong> school 82 87 81 76<br />

lichamelijke opvoeding 115 111 115 120<br />

pauzegedrag: buit<strong>en</strong> sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> ii 331 322* 307* 362<br />

schoolsport iii 25 26 26 22<br />

clubsport 147 144 154 145<br />

buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> 182 172* 178 202<br />

zwemm<strong>en</strong> 27 27 26 27<br />

fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd 83 87 81 79<br />

active gam<strong>en</strong> 61 60 65 59<br />

i. Min/wk = het aantal minut<strong>en</strong> per week. Minut<strong>en</strong> zijn geconstrueerd op basis van antwoordcategorieën<br />

met klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> van ti<strong>en</strong> minut<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> halfuur (zie de onderzoeksverantwoording).<br />

ii. Het gaat bij pauzegedrag in deze tabel om e<strong>en</strong> selectie van leerling<strong>en</strong> die aangev<strong>en</strong> meestal buit<strong>en</strong> te<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze (n = 4.102).<br />

iii. Het gaat bij schoolsport in deze tabel om e<strong>en</strong> selectie van leerling<strong>en</strong> die daadwerkelijk de mogelijkheid<br />

hadd<strong>en</strong> deel te nem<strong>en</strong> aan schoolsport (n = 5.339).<br />

* Significant verschil <strong>naar</strong> beweegbeleid (p < 0,05, ‘meer beweegbeleid’ is refer<strong>en</strong>tie).<br />

Daarnaast bested<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid meer tijd per week aan buit<strong>en</strong><br />

voor zichzelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> (tabel 4.20). Voor de overige beweegactiviteit<strong>en</strong> zijn ge<strong>en</strong><br />

significante <strong>relaties</strong> gevond<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid bested<strong>en</strong> gemiddeld<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> niet meer tijd per week aan deze acht beweegactiviteit<strong>en</strong> dan andere leerling<strong>en</strong>.<br />

Beide bevinding<strong>en</strong> uit tabel 4.20 – de <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> beweegbeleid <strong>en</strong> tijdsbesteding aan pauzegedrag<br />

of buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> – blijk<strong>en</strong> sterker op te gaan voor leerling<strong>en</strong><br />

uit het primair onderwijs dan voor leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs (niet in tabel). In<br />

hoofdstuk 2 kwam <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> dat basisschoolleerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid,<br />

vaker uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, van niet-westerse allochtone afkomst zijn, thuis<br />

ge<strong>en</strong> auto hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder vaak lid zijn van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging dan basisschoolleerling<strong>en</strong><br />

van schol<strong>en</strong> met doorsnee of minder beleid (tabel 2.25). Voor e<strong>en</strong> deel zijn dit ook groep<strong>en</strong> die<br />

meer tijd bested<strong>en</strong> aan buit<strong>en</strong> voor zichzelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> (zie tabel 3.14 in hoofdstuk 3).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

161


Hoofdstuk 5 gaat in op de vraag of het beweegbeleid van de school e<strong>en</strong> relatie heeft met het<br />

totale activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor welke groep<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> dat (vooral) geldt.<br />

4.8 Sam<strong>en</strong>vatting<br />

In dit hoofdstuk is gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> leerlinggedrag met betrekking tot ti<strong>en</strong> specifieke<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> school(omgevings)factor<strong>en</strong> waarvan de verwachting is dat er e<strong>en</strong><br />

mogelijke sam<strong>en</strong>hang met e<strong>en</strong> of meer van deze specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong> is. 11 Hoofdstuk 4<br />

draagt hierdoor bij aan e<strong>en</strong> antwoord op de deelvraag <strong>naar</strong> <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong><br />

sportgedrag <strong>en</strong> relevante schoolfactor<strong>en</strong>.<br />

Leerling<strong>en</strong> die 3 tot 5 keer lop<strong>en</strong>d <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school gaan, zitt<strong>en</strong> vaker dan gemiddeld op<br />

e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijk gebied <strong>en</strong> e<strong>en</strong> school met zeer weinig gro<strong>en</strong> in de omgeving.<br />

Er blijkt e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> deze twee schoolfactor<strong>en</strong> te zijn. Deze leerling<strong>en</strong> legg<strong>en</strong><br />

gemiddeld e<strong>en</strong> korte afstand af tuss<strong>en</strong> huis <strong>en</strong> school. Leerling<strong>en</strong> die vooral op de fiets <strong>naar</strong> <strong>en</strong><br />

van school reiz<strong>en</strong>, zitt<strong>en</strong> minder vaak dan gemiddeld op e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijke<br />

omgeving <strong>en</strong> vaker op e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> matig of weinig stedelijk gebied. Deze leerling<strong>en</strong> legg<strong>en</strong><br />

gemiddeld e<strong>en</strong> iets grotere afstand af dan de leerling<strong>en</strong> die meestal lop<strong>en</strong>d <strong>naar</strong> school<br />

kom<strong>en</strong>. De mate van stedelijkheid <strong>en</strong> de hoeveelheid gro<strong>en</strong> zijn factor<strong>en</strong> waar de school ge<strong>en</strong><br />

invloed op heeft. Er zijn aanwijzing<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> negatieve sam<strong>en</strong>hang is tuss<strong>en</strong> het perc<strong>en</strong>tage<br />

leerling<strong>en</strong> dat loopt <strong>en</strong> e<strong>en</strong> onveilige situatie door de aanwezigheid van veel verkeer rondom de<br />

school. Er zijn ge<strong>en</strong> <strong>relaties</strong> gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de mate van actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school<br />

– lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> – <strong>en</strong> de aanwezigheid van grote weg<strong>en</strong> of water rondom de school. Ook de<br />

aanwezigheid van veel verkeer, verkeer met hoge snelhed<strong>en</strong>, bepaalde typ<strong>en</strong> oversteekplaats<strong>en</strong>,<br />

voetpad<strong>en</strong>, fietspad<strong>en</strong> <strong>en</strong> specifieke verkeerszones direct rondom de school vertoont ge<strong>en</strong><br />

directe relatie met het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat meestal <strong>naar</strong> school loopt of fietst.<br />

Er is gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> de waardering door leerling<strong>en</strong> van de less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele schoolfactor<strong>en</strong>. Er is ge<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> die waardering<br />

<strong>en</strong> het oordeel van de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers over de accommodatie waarin les wordt<br />

gegev<strong>en</strong>. Dat geldt ook voor het oordeel van de school over de kwantiteit <strong>en</strong> kwaliteit van de<br />

material<strong>en</strong> voor lichamelijke opvoeding, met uitzondering van de hoeveelheid materiaal die<br />

beschikbaar is voor de less<strong>en</strong> die buit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> die negatief oordel<strong>en</strong><br />

over de les kunn<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers minder vaak beschikk<strong>en</strong> over e<strong>en</strong><br />

goede hoeveelheid buit<strong>en</strong>material<strong>en</strong>, zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs. Er is<br />

ook e<strong>en</strong> relatie gevond<strong>en</strong> met de aanwezigheid van e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke opvoeding<br />

in het basisonderwijs: basisschoolleerling<strong>en</strong> die de less<strong>en</strong> negatief waarder<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> vaker<br />

les van e<strong>en</strong> vakleerkracht. Deze bevinding is onafhankelijk van de achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van<br />

de leerling. E<strong>en</strong> mogelijke verklaring gebaseerd op de literatuur is dat e<strong>en</strong> vakleerkracht zich<br />

162 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


meer laat leid<strong>en</strong> door de richtlijn<strong>en</strong> van het vak, terwijl e<strong>en</strong> groepsleerkracht meer de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

van de leerling<strong>en</strong> volgt. E<strong>en</strong> andere mogelijke verklaring is dat leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> vakleerkracht<br />

meer word<strong>en</strong> geconfronteerd met ding<strong>en</strong> die ze niet kunn<strong>en</strong>.<br />

De pauze vormt e<strong>en</strong> ander belangrijk mom<strong>en</strong>t waarop leerling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>.<br />

Er zijn drie vorm<strong>en</strong> van pauzegedrag onderscheid<strong>en</strong>: buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, buit<strong>en</strong> niet<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> binn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> die meestal niet beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, blijk<strong>en</strong><br />

vaker dan gemiddeld niet te kunn<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> over sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het<br />

schoolplein. Leerling<strong>en</strong> die wel beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, zitt<strong>en</strong> relatief vaak op e<strong>en</strong> school waar<br />

tijd<strong>en</strong>s de pauze activiteit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> georganiseerd. Beide bevinding<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> voor zowel het<br />

basis- als het voortgezet onderwijs. Er is ge<strong>en</strong> relatie gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> het pauzegedrag <strong>en</strong><br />

de aanwezigheid van specifieke beweegzones op het schoolplein. In het voortgezet onderwijs<br />

hebb<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de school vaker dan gemiddeld voldo<strong>en</strong>de<br />

ruimte op het plein <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die binn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> minder vaak los spelmateriaal tot<br />

hun beschikking. In beide onderwijstyp<strong>en</strong> is er ge<strong>en</strong> relatie gevond<strong>en</strong> met het oordeel over de<br />

veiligheid van het schoolplein. Hoewel basisscholier<strong>en</strong> vaker buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> dan<br />

middelbare scholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> er over het algeme<strong>en</strong> betere voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> er positiever over<br />

het schoolplein wordt geoordeeld, zijn er voor leerling<strong>en</strong> in het basisonderwijs vaker dan voor<br />

leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs plann<strong>en</strong> om het schoolplein bewegingsvri<strong>en</strong>delijker te<br />

mak<strong>en</strong>.<br />

Onder schoolsport vall<strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> schooltijd die geregeld word<strong>en</strong> door de<br />

school, de geme<strong>en</strong>te, de buit<strong>en</strong>schoolse opvang of de huiswerkbegeleiding. Voor niet alle leerling<strong>en</strong><br />

is er e<strong>en</strong> schoolsportaanbod. In dit hoofdstuk is alle<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> leerling<strong>en</strong> die tijd<strong>en</strong>s<br />

de meetweek wel e<strong>en</strong> aanbod hadd<strong>en</strong>. Er zijn vrijwel ge<strong>en</strong> <strong>relaties</strong> gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> het<br />

perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat deelneemt aan schoolsport <strong>en</strong> de mate waarin de school prioriteit<br />

geeft aan schoolsport, betrokk<strong>en</strong>heid toont bij schoolsport of sam<strong>en</strong>werkt met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>.<br />

Alle<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs die deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport zitt<strong>en</strong><br />

minder vaak dan gemiddeld op e<strong>en</strong> school die schoolsport als prioriteit beschouwt. Mogelijk<br />

gev<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> waar minder leerling<strong>en</strong> deelnem<strong>en</strong> juist om deze red<strong>en</strong> meer prioriteit aan dit<br />

onderwerp. Er is ge<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> deelname van leerling<strong>en</strong> aan schoolsport<br />

<strong>en</strong> de aanwezigheid van e<strong>en</strong> vakleerkracht in het basisonderwijs of van e<strong>en</strong> combinatiefunctionaris<br />

op school. Ook zitt<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport niet vaker dan gemiddeld<br />

op e<strong>en</strong> brede school. Leerling<strong>en</strong> die op e<strong>en</strong> brede school zitt<strong>en</strong>, do<strong>en</strong> gemiddeld 27 minut<strong>en</strong> per<br />

week meer aan schoolsport dan leerling<strong>en</strong> die niet op e<strong>en</strong> brede school zitt<strong>en</strong>. De deelname van<br />

leerling<strong>en</strong> aan schoolsport hangt niet sam<strong>en</strong> met de frequ<strong>en</strong>tie waarin e<strong>en</strong> school met buit<strong>en</strong>schoolse<br />

sportaanbieders sam<strong>en</strong>werkt.<br />

Er is gekek<strong>en</strong> of er e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang is tuss<strong>en</strong> de deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding van leerling<strong>en</strong> aan<br />

de vijf beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd (clubsport, buit<strong>en</strong> voor zichzelf beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> spor-<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

163


t<strong>en</strong>, zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong>) <strong>en</strong> het door de school gevoerde beleid<br />

met betrekking tot sport beweg<strong>en</strong> (wel of ge<strong>en</strong> gericht beleid, financiële prioriteit, e<strong>en</strong> vakleerkracht<br />

<strong>en</strong>/of e<strong>en</strong> combinatiefunctionaris). Basisschoolleerling<strong>en</strong> die buit<strong>en</strong> voor zichzelf<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> do<strong>en</strong> dat meer als zij op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> die gericht beleid voert op het<br />

gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport. Leerling<strong>en</strong> die aan clubsport deelnem<strong>en</strong>, do<strong>en</strong> dat gemiddeld<br />

22 minut<strong>en</strong> per week minder als zij op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> negatieve houding heeft t<strong>en</strong><br />

opzichte van sam<strong>en</strong>werking met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> slotte is het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat<br />

aan clubsport doet niet hoger op e<strong>en</strong> brede school dan op e<strong>en</strong> ‘gewone’ school, maar do<strong>en</strong> ze<br />

dat wel langer (gemiddeld per week 27 minut<strong>en</strong> meer).<br />

In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk is, vooruitlop<strong>en</strong>d op hoofdstuk 5, gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>relaties</strong><br />

tuss<strong>en</strong> de deelname <strong>en</strong> de tijdsbesteding van leerling<strong>en</strong> aan elk van de ti<strong>en</strong> beweeg activiteit<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> het de mate waarin de school beleid voert op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport, e<strong>en</strong> deelvraag<br />

van het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>. Leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> positiever<br />

beweegbeleid voer<strong>en</strong>, do<strong>en</strong> niet meer of minder mee aan elk van de ti<strong>en</strong> beweeg activiteit<strong>en</strong><br />

dan leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> doorsnee of minder beweegbeleid. Leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong><br />

met meer beweegbeleid bested<strong>en</strong> per week wel meer tijd aan de pauzes <strong>en</strong> aan het buit<strong>en</strong><br />

voor zichzelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> dan andere leerling<strong>en</strong>, dat geldt vooral voor leerling<strong>en</strong> in het<br />

basisonderwijs. In hoofdstuk 5 wordt gekek<strong>en</strong> of er <strong>relaties</strong> zijn tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau<br />

van leerling<strong>en</strong> – berek<strong>en</strong>d over alle ti<strong>en</strong> de beweegactiviteit<strong>en</strong> – <strong>en</strong> het beweegbeleid van de<br />

school. Ook zal in dat hoofdstuk word<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong> of er e<strong>en</strong> relatie is tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau<br />

van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de ‘losse’ schoolfactor<strong>en</strong> die in hoofdstuk 4 in verband zijn gebracht met het<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong>.<br />

164 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Not<strong>en</strong><br />

1. Gemet<strong>en</strong> is de deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding van leerling<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de één week (van maandag<br />

tot <strong>en</strong> met zondag), de zog<strong>en</strong>aamde ‘meetweek’.<br />

2. Deze fysieke <strong>en</strong> sociale schoolfactor<strong>en</strong> zijn gebaseerd op literatuuronderzoek, zie hoofdstuk<br />

1.<br />

3. Zie tabel B1.6 in de onderzoeksverantwoording (bijlage 1). Weging heeft plaatsgevond<strong>en</strong> in<br />

verband met de disproportionaliteit van de steekproef.<br />

4. Om rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met clustereffect<strong>en</strong> van de school zijn de statistische analyses uitgevoerd<br />

met e<strong>en</strong> correctie van de geclusterde robuuste standaardfout<strong>en</strong> in Stata. Zie verder<br />

de onderzoeksverantwoording, paragraaf B1.4.<br />

5. De leerling<strong>en</strong> in de categorieën lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> 0, 1 of 2 dag<strong>en</strong> met het op<strong>en</strong>baar<br />

vervoer gereisd.<br />

6. Via e<strong>en</strong> protocol, zie paragraaf B1.1 in de onderzoeksverantwoording.<br />

7. In dit onderzoek is niet gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de hoeveelheid fysieke activiteit in relatie tot de<br />

inhoud van de les lichamelijke opvoeding (zie hiervoor bv. Slingerland 2010).<br />

8. In het ideale geval zou de gebruikte accommodatie op e<strong>en</strong> objectieve manier zijn beoordeeld.<br />

Dat geldt ook voor de kwaliteit <strong>en</strong> kwantiteit van de material<strong>en</strong> die tijd<strong>en</strong>s de les<br />

word<strong>en</strong> gebruikt. Dit is echter niet mogelijk met e<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>lijst, aangezi<strong>en</strong> dit afhankelijk<br />

is van meerdere factor<strong>en</strong> (bv. de grootte van de school). Daarom is gevraagd <strong>naar</strong> het oordeel<br />

van de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger.<br />

9. Dit zijn namelijk 13 leerling<strong>en</strong> (0,1% van de basisscholier<strong>en</strong>), dat is e<strong>en</strong> te klein aantal om<br />

uitsprak<strong>en</strong> over te kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong>.<br />

10. <strong>School</strong>sportaanbod is gebaseerd op antwoord<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong>. Schol<strong>en</strong> waarvan vrijwel<br />

ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele leerling deelnam, geld<strong>en</strong> als ‘ge<strong>en</strong> aanbod’ in de meetweek. De gr<strong>en</strong>s lag op<br />

deelname aan schoolsport door minder dan 5% van de leerling<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> school, zodat e<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kele leerling die de definitie van schoolsport niet goed begreep er niet voor zorgde dat<br />

e<strong>en</strong> school t<strong>en</strong> onrechte in de analyse is meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

11. Daarvoor is gebruikgemaakt van resultat<strong>en</strong> over de school afkomstig uit de schoolvrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> resultat<strong>en</strong> over het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong> via de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong>.<br />

Dit beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag is bevraagd over de zev<strong>en</strong> dag<strong>en</strong> voorafgaand<br />

aan het invull<strong>en</strong> van de vrag<strong>en</strong>lijst, de zog<strong>en</strong>aamde ‘meetweek’.<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de school(omgeving)<br />

165


166 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteitsniveau<br />

van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het<br />

beweegbeleid van de school<br />

Hoofdstuk 5<br />

Mirjam Stuij<br />

5.1 Inleiding<br />

Anders dan in de voorgaande hoofdstukk<strong>en</strong> wordt in dit hoofdstuk niet meer <strong>naar</strong> ‘losse’<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong>. Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong> wordt<br />

sam<strong>en</strong>gevat in het totale activiteitsniveau. In hoofdstuk 2 is reeds e<strong>en</strong> maat gepres<strong>en</strong>teerd die<br />

de afzonderlijke schoolfactor<strong>en</strong> op het gebied van sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> in één maat sam<strong>en</strong>vat: het<br />

beweegbeleid van de school. Dit maakt het mogelijk om schol<strong>en</strong> onderling met elkaar te vergelijk<strong>en</strong><br />

op hun beleid met betrekking tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport. Dit hoofdstuk werkt toe <strong>naar</strong> e<strong>en</strong><br />

pres<strong>en</strong>tatie van <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de<br />

school (zie figuur 1.2).<br />

In paragraaf 5.2 wordt het ‘activiteitsniveau’ van leerling<strong>en</strong> geïntroduceerd. Het beweeggedrag<br />

van de leerling<strong>en</strong> is in de hoofdstukk<strong>en</strong> 3 <strong>en</strong> 4 beschrev<strong>en</strong> op basis van hun deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding<br />

aan ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>: lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school, lichamelijke<br />

opvoeding, pauzegedrag, schoolsport, clubsport, buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>,<br />

zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong>. In dit hoofdstuk komt daar de int<strong>en</strong>siteit van<br />

elk van deze ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> bij. De duur <strong>en</strong> die int<strong>en</strong>siteit sam<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> het activiteitsniveau<br />

van de leerling weer.<br />

In paragraaf 5.3 kom<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> aan de orde. Verschill<strong>en</strong><br />

<strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>, maar ook verschill<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de mate van motivatie om te<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de mate van waardering van het sportaanbod op<br />

school. Daarnaast word<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> in de mate waarin de school <strong>en</strong> de vrije<br />

tijd bijdrag<strong>en</strong> aan het activiteitniveau weergegev<strong>en</strong>: welke leerling<strong>en</strong> zijn voor hun activiteitsniveau<br />

meer <strong>en</strong> welke minder afhankelijk van de school?<br />

In paragraaf 5.4 word<strong>en</strong> t<strong>en</strong> slotte de <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> het activiteitsniveau van de leerling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de schoolk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong>: eerst (in paragraaf 5.4.1) die tuss<strong>en</strong> het activiteitsniveau<br />

<strong>en</strong> de schoolfactor<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> relatie verton<strong>en</strong> met de deelname van leerling<strong>en</strong> aan één of meerdere<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong> (zie hoofdstuk 4), daarna (in paragraaf 5.4.2) die tuss<strong>en</strong> het activiteitsniveau<br />

<strong>en</strong> het beweegbeleid van de school.<br />

Hoofdstuk 5 geeft e<strong>en</strong> antwoord op drie deelvrag<strong>en</strong> van dit onderzoek (zie hoofdstuk 1). De<br />

vraag welke <strong>relaties</strong> er zijn tuss<strong>en</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong> (inclusief BMI) <strong>en</strong><br />

hun activiteitsniveau (deelvraag 1c) komt in paragraaf 5.3.1 aan bod. Deze paragraaf gaat<br />

vervolg<strong>en</strong>s ook over de <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong>, hun opvatting<strong>en</strong><br />

over beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport <strong>en</strong> hun activiteitsniveau (deelvraag 1d). Op de laatste deelvraag<br />

(2d), over de <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> het beweegbeleid van de school <strong>en</strong> het activiteitsniveau<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

167


van scholier<strong>en</strong> op school <strong>en</strong> in het totaal, wordt t<strong>en</strong> slotte in de paragraf<strong>en</strong> 5.4.2 <strong>en</strong> 5.4.3 e<strong>en</strong><br />

antwoord gegev<strong>en</strong>.<br />

Technische leeswijzer<br />

Alle resultat<strong>en</strong> in dit hoofdstuk zijn vanwege de complexiteit van de steekproef gewog<strong>en</strong> voor<br />

onderwijstype (primair of voortgezet onderwijs), opleiding (van praktijkonderwijs tot vwo) <strong>en</strong><br />

mate van stedelijkheid van de schoolomgeving. ‘Gewone’, ongewog<strong>en</strong>, cijfers lat<strong>en</strong> vergelijkbare<br />

resultat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. 1 Vanwege de opzet van de steekproef zijn de statistische analyses in dit hoofdstuk,<br />

net als in hoofdstuk 4, aangepast. 2 De resultat<strong>en</strong> die in de tekst word<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> zijn<br />

significant op p < 0,05. Significante resultat<strong>en</strong> zijn in dit hoofdstuk in de tabell<strong>en</strong> aangegev<strong>en</strong>.<br />

5.2 Int<strong>en</strong>siteit van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> het activiteitsniveau<br />

In de hoofdstukk<strong>en</strong> 3 <strong>en</strong> 4 is het beweeggedrag van leerling<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> in term<strong>en</strong> van deelname<br />

<strong>en</strong> tijdsbesteding aan ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. Deze informatie is verkreg<strong>en</strong><br />

via de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> die leerling<strong>en</strong> over hun beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag hebb<strong>en</strong> ingevuld. Daarnaast<br />

heeft e<strong>en</strong> deel van de leerling<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> week e<strong>en</strong> ActiGraph-versnellingsmeter<br />

gedrag<strong>en</strong>. 3 Met dit deelonderzoek is het activiteitsniveau van de leerling bepaald.<br />

De ActiGraph-versnellingsmeter, die alle versnelling<strong>en</strong> in het verticale vlak registreert, wordt<br />

met e<strong>en</strong> elastiek<strong>en</strong> band ter hoogte van de heup gedrag<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> hogere int<strong>en</strong>siteit van beweging<br />

gaat gepaard met e<strong>en</strong> hoger aantal versnelling<strong>en</strong> per tijdse<strong>en</strong>heid. De ActiGraph meet deze<br />

versnelling<strong>en</strong> in counts per 15 second<strong>en</strong>. Hoe hoger het aantal counts, hoe int<strong>en</strong>siever iemand<br />

beweegt, dus hoe actiever iemand is.<br />

De leerling<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> versnellingsmeter hebb<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>, noteerd<strong>en</strong> op hun vrag<strong>en</strong>lijst naast<br />

de duur van alle beweegactiviteit<strong>en</strong> ook de begintijd daarvan. Zo is van deze leerling<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d<br />

wat ze hebb<strong>en</strong> gedaan, hoe lang dat duurde <strong>en</strong> op welke tijdstipp<strong>en</strong> dat was. Deze informatie<br />

is voor iedere leerling gekoppeld aan de gegev<strong>en</strong>s van zijn of haar versnellingsmeter. Hiermee<br />

is voor elk van de beoef<strong>en</strong>de beweegactiviteit<strong>en</strong> het gemiddeld aantal counts per leerling berek<strong>en</strong>d.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s is voor elk van de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> het gemiddeld aantal counts van<br />

alle leerling<strong>en</strong> vastgesteld. E<strong>en</strong> uitgebreidere beschrijving van dit proces staat in de onderzoeksverantwoording<br />

van dit rapport (paragraaf B1.3).<br />

In deze paragraaf word<strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong> van twee verschill<strong>en</strong>de mat<strong>en</strong> voor het beweeggedrag<br />

van de leerling<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong>:<br />

1. de int<strong>en</strong>siteit van het beweeggedrag, uitgedrukt in counts per 5 minut<strong>en</strong>. Hiermee wordt<br />

getoond hoeveel counts de leerling<strong>en</strong> uit het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek (n = 437) op drie<br />

168 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


doordeweekse dag<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> behaald <strong>en</strong> welk aandeel de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> daarin<br />

hebb<strong>en</strong>. Ook het mom<strong>en</strong>t van de dag waarop deze activiteit<strong>en</strong> (vooral) plaatsvind<strong>en</strong>, wordt<br />

weergegev<strong>en</strong> (paragraaf 5.2.1). Vervolg<strong>en</strong>s wordt de int<strong>en</strong>siteit van elk van de beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

weergegev<strong>en</strong> (paragraaf 5.2.2);<br />

2. het totale activiteitsniveau van de leerling<strong>en</strong>, uitgedrukt in tijdsbesteding maal int<strong>en</strong>siteit, dus<br />

in counts. Leerling<strong>en</strong> bested<strong>en</strong> niet ieder ev<strong>en</strong>veel tijd aan elk van de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

deze activiteit<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> elk e<strong>en</strong> andere mate van int<strong>en</strong>siteit. In het activiteitsniveau is het aantal<br />

aan elk van de activiteit<strong>en</strong> bestede minut<strong>en</strong> verm<strong>en</strong>igvuldigd met het aantal counts dat met<br />

deze activiteit per minuut wordt gehaald. Dit activiteitsniveau is voor alle leerling<strong>en</strong> (n = 6.720) 4<br />

berek<strong>en</strong>d over de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> (zie paragraaf 5.2.3). T<strong>en</strong> slotte wordt de e<strong>en</strong>heid<br />

voor het activiteitsniveau die in dit rapport wordt gebruikt, toegelicht (paragraaf 5.2.4).<br />

5.2.1 De int<strong>en</strong>siteit van het beweeggedrag van de leerling<strong>en</strong><br />

In hoofdstuk 3 is al uitgelegd dat met de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> niet het volledige beweeggedrag<br />

van de leerling<strong>en</strong> wordt beschrev<strong>en</strong>. In deze paragraaf wordt hier nader op ingegaan.<br />

In figuur 5.1 zijn alle counts van alle leerling<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> versnellingsmeter hebb<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong> van<br />

de wo<strong>en</strong>sdag, donderdag <strong>en</strong> vrijdag bij elkaar opgeteld <strong>en</strong> gekoppeld aan de beoef<strong>en</strong>ing van<br />

de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong>. De voorste vlakk<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> de counts weer<br />

die kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong> aan de beweegactiviteit<strong>en</strong>, het lichtgrijze deel op de achtergrond<br />

staat voor de overige, niet-beschrev<strong>en</strong>, counts. 5<br />

Figuur 5.1 Verloop counts wo<strong>en</strong>sdag tot <strong>en</strong> met vrijdag <strong>naar</strong> activiteit (in counts per 5 minut<strong>en</strong>;<br />

selectie van leerling<strong>en</strong>beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek; n = 437)<br />

4.200<br />

3.500<br />

2.800<br />

2.100<br />

1.400<br />

700<br />

0<br />

6 uur<br />

8 uur 10 uur 12 uur 14 uur 16 uur 18 uur 20 uur<br />

lop<strong>en</strong> van/<strong>naar</strong> school<br />

fiets<strong>en</strong> van/<strong>naar</strong> school<br />

lichamelijke opvoeding<br />

pauzegedrag<br />

schoolsport<br />

clubsport<br />

buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong> voor jezelf<br />

active gam<strong>en</strong><br />

overig<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

169


Acht van de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> zijn in figuur 5.1 weergegev<strong>en</strong>: zwemm<strong>en</strong> ontbreekt omdat de<br />

ActiGraph-versnellingsmeter niet in het water mag word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>. 6 De int<strong>en</strong>siteit van fiets<strong>en</strong> in<br />

de vrije tijd kon al op basis van het fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school word<strong>en</strong> bepaald.<br />

Het lichtgrijze vlak ‘overig’ in figuur 5.1 bestaat uit de counts die niet met de acht beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

zijn behaald. Op wo<strong>en</strong>sdag, donderdag <strong>en</strong> vrijdag kan 34% van de counts word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong><br />

aan de beweegactiviteit<strong>en</strong>, het lichtgrijze vlak beslaat de overige 66%. In het week<strong>en</strong>d is het aantal<br />

‘beweegactiviteit<strong>en</strong>counts’ 13% van het totale aantal (zie figuur B1.5 in de onderzoeksverantwoording).<br />

Over e<strong>en</strong> hele week gezi<strong>en</strong>, is gemiddeld 28% van de gemet<strong>en</strong> int<strong>en</strong>siteit te relater<strong>en</strong> aan<br />

de acht specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. 7 Daarnaast is nog e<strong>en</strong> klein deel van het lichtgrijze vlak aan<br />

zwemm<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Daardoor is in totaal 31% van de gemet<strong>en</strong> beweegint<strong>en</strong>siteit<br />

te herleid<strong>en</strong> tot de ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. 8 Onder het overgeblev<strong>en</strong> lichtgrijze<br />

deel vall<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> als zitt<strong>en</strong> op school, et<strong>en</strong>, huiswerk mak<strong>en</strong>, binn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>, he<strong>en</strong>-<strong>en</strong>-weer<br />

lop<strong>en</strong> in huis of op school, help<strong>en</strong> in het huishoud<strong>en</strong>, lichamelijke verzorging, <strong>en</strong>zovoort. Deze activiteit<strong>en</strong><br />

kost<strong>en</strong> ook inspanning, maar zijn minder int<strong>en</strong>sief dan de ti<strong>en</strong> b<strong>en</strong>oemde beweegactiviteit<strong>en</strong>.<br />

De ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> 2,5 maal zo int<strong>en</strong>sief per tijdse<strong>en</strong>heid als de activiteit<strong>en</strong> die in het<br />

lichtgrijze deel van figuur 5.1 vall<strong>en</strong>. 9 Als wordt gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> beweeggedrag dat positief bijdraagt<br />

aan de gezondheid, vervull<strong>en</strong> de ti<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> belangrijke rol door de<br />

relatief hoge int<strong>en</strong>siteit. Daarnaast zijn de overige activiteit<strong>en</strong> minder in tijd afgebak<strong>en</strong>d, waardoor<br />

het voor leerling<strong>en</strong> moeilijker is om zich de starttijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> duur te herinner<strong>en</strong>. Vanwege deze red<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

is in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> voor de ti<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde beweegactiviteit<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong>.<br />

In dit onderzoek is dus ongeveer e<strong>en</strong> derde van het totale beweeggedrag beschrev<strong>en</strong> met de<br />

ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong> 8:00 uur <strong>en</strong> 16:00 uur op e<strong>en</strong> doordeweekse dag is<br />

44% van de counts toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong>. De voornaamste activiteit<strong>en</strong><br />

zijn dan (begrijpelijkerwijs) de activiteit<strong>en</strong> die zijn gerelateerd aan school: lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong><br />

<strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school, lichamelijke opvoeding, pauzegedrag <strong>en</strong> schoolsport. <strong>School</strong>sport wordt<br />

beoef<strong>en</strong>d tot ongeveer 18:00 uur, maar het aantal leerling<strong>en</strong> dat daaraan deelneemt, neemt<br />

na 16:00 uur af. Onder schooltijd is dus e<strong>en</strong> vrij groot deel van de counts beschrev<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong><br />

16:00 uur <strong>en</strong> 20:00 uur op e<strong>en</strong> doordeweekse dag is clubsport verantwoordelijk voor e<strong>en</strong> groot<br />

deel van de counts. Daarnaast wordt buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> voor jezelf veel in deze tijd<br />

gedaan. E<strong>en</strong> relatief groot deel in die periode is echter onbeschrev<strong>en</strong>. Dat naschoolse activiteit<strong>en</strong><br />

als clubsport <strong>en</strong> schoolsport al vroeg in de middag word<strong>en</strong> beoef<strong>en</strong>d (zie figuur 5.1), komt<br />

doordat leerling<strong>en</strong> in het primair onderwijs op wo<strong>en</strong>sdagmiddag vrij hebb<strong>en</strong>.<br />

Figuur 5.1 laat zi<strong>en</strong> dat het aantal counts van de leerling<strong>en</strong> onder schooltijd relatief beperkt<br />

is. Van alle counts die op e<strong>en</strong> doordeweekse dag tuss<strong>en</strong> 7:00 <strong>en</strong> 21:00 uur zijn gemet<strong>en</strong>, is 55%<br />

tuss<strong>en</strong> 8:00 <strong>en</strong> 16:00 uur gerealiseerd <strong>en</strong> 37% tuss<strong>en</strong> 16:00 <strong>en</strong> 20:00 uur. Hoewel iets meer<br />

dan de helft van het aantal counts op school wordt behaald, is de hoeveelheid beweging per<br />

tijdse<strong>en</strong>heid daar relatief minder dan in de ur<strong>en</strong> na schooltijd. De piek van de hoeveelheid<br />

170 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


eweging ligt tuss<strong>en</strong> 15:00 <strong>en</strong> 17:00 uur in de middag, de overgang van school <strong>naar</strong> vrije tijd.<br />

De beweegactiviteit<strong>en</strong> die daarbij e<strong>en</strong> grote rol spel<strong>en</strong>, zijn schoolsport, actief transport vanaf<br />

school <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>. Clubsport maakt daar ook deel van uit, maar<br />

na 17:00 uur is de int<strong>en</strong>siteit die kan word<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d aan deze activiteit aanzi<strong>en</strong>lijk groter. 10<br />

5.2.2 De int<strong>en</strong>siteit van de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

Uit figuur 5.1 blijkt dat de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> niet hetzelfde aantal counts oplever<strong>en</strong>. Om de<br />

ti<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> onderling te kunn<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong>, is in figuur 5.2 weergegev<strong>en</strong> hoeveel counts elk<br />

van deze activiteit<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> gemiddeld oplevert. Dit is e<strong>en</strong> weergave van de int<strong>en</strong>siteit<br />

van e<strong>en</strong> activiteit. 11 De vijf beweegactiviteit<strong>en</strong> die direct aan school kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerelateerd<br />

(lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school, lichamelijke opvoeding, pauzegedrag <strong>en</strong> schoolsport), zijn<br />

bij elkaar opgeteld ongeveer net zo int<strong>en</strong>sief als de vijf activiteit<strong>en</strong> die leerling<strong>en</strong> in hun vrije tijd<br />

beoef<strong>en</strong><strong>en</strong>. Maar de beweegactiviteit<strong>en</strong> zijn niet allemaal ev<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sief (zie figuur 5.2).<br />

Figuur 5.2 Gemiddelde int<strong>en</strong>siteit per activiteit per leerling (in counts per 5 minut<strong>en</strong>; selectie<br />

van leerling<strong>en</strong>beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek; n = 437)<br />

10.000<br />

8549<br />

9037<br />

7.500<br />

6335<br />

5665<br />

5449<br />

5665<br />

5.000<br />

4683<br />

4683<br />

2760<br />

2971<br />

2.500<br />

0<br />

Lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school<br />

Fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school*<br />

Lichamelijke opvoeding<br />

Pauzegedrag<br />

<strong>School</strong>sport<br />

Clubsport<br />

Buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong> voor jezelf<br />

Zwemm<strong>en</strong>**<br />

Fiets<strong>en</strong> in vrije tijd*<br />

Active gam<strong>en</strong><br />

* De waarde van fiets<strong>en</strong> wordt door de versnellingsmeter onderschat. Hiervoor is gecorrigeerd (zie de<br />

onderzoeksverantwoording).<br />

** De waarde van zwemm<strong>en</strong> kan niet met de versnellingsmeter word<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong>. Deze waarde is gelijkgesteld<br />

aan de waarde voor lop<strong>en</strong> (zie de onderzoeksverantwoording).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

171


De minst int<strong>en</strong>sieve beweegactiviteit<strong>en</strong> zijn active gam<strong>en</strong> <strong>en</strong> pauzegedrag. 12 Onder de noemer<br />

pauzegedrag zijn alle leerling<strong>en</strong> meegerek<strong>en</strong>d, dus zowel de leerling<strong>en</strong> die binn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> als<br />

de leerling<strong>en</strong> die buit<strong>en</strong> wel of niet sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> die meestal buit<strong>en</strong> gaan<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, beweg<strong>en</strong> (vanzelfsprek<strong>en</strong>d) int<strong>en</strong>siever dan leerling<strong>en</strong> die <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong><br />

gaan <strong>en</strong> niet beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> of leerling<strong>en</strong> die binn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> (resp. 3.344, 2.917 <strong>en</strong> 2.238<br />

counts/5 minut<strong>en</strong>).<br />

Clubsport is het meest int<strong>en</strong>sief (9.037 counts/5 minut<strong>en</strong>), gevolgd door schoolsport (8.549<br />

counts/5 minut<strong>en</strong>). De int<strong>en</strong>siteit van lichamelijke opvoeding is 6.335 counts/5 minut<strong>en</strong>; dat is<br />

ongeveer 70% van de int<strong>en</strong>siteit van clubsport <strong>en</strong> 74% van die van schoolsport. Leerling<strong>en</strong> die<br />

aan schoolsport deelnem<strong>en</strong>, do<strong>en</strong> dat vrijwillig. Uit nadere analyse blijkt dat deze leerling<strong>en</strong><br />

tijd<strong>en</strong>s de les lichamelijke opvoeding niet significant actiever zijn dan leerling<strong>en</strong> die niet aan<br />

schoolsport deelnem<strong>en</strong> (resultat<strong>en</strong> niet weergegev<strong>en</strong>). Het zijn dus niet per se de meer actieve<br />

leerling<strong>en</strong> die aan schoolsport deelnem<strong>en</strong>.<br />

Lichamelijke opvoeding is niet in de eerste plaats bedoeld om het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong><br />

te verhog<strong>en</strong>. Het vak is in eerste instantie gericht op het (meer) bekwaam word<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong><br />

verantwoorde deelname aan de bewegingscultuur, waarbij in het primair onderwijs de nadruk<br />

ligt op het aanler<strong>en</strong> van bewegingsvorm<strong>en</strong> <strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs op e<strong>en</strong> brede oriëntatie<br />

op de bewegingscultuur. Ler<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> plezier belev<strong>en</strong> aan het beweg<strong>en</strong> zijn belangrijke<br />

facett<strong>en</strong> van de les lichamelijke opvoeding (Van Berkel 2008; T<strong>en</strong> Brinke et al. 2007). Maar<br />

ook schoolsport <strong>en</strong> clubsport hebb<strong>en</strong> het verhog<strong>en</strong> van het activiteitsniveau niet als eerste of<br />

<strong>en</strong>ige doel. Dat lichamelijke opvoeding minder int<strong>en</strong>sief is dan clubsport <strong>en</strong> schoolsport komt<br />

mogelijk deels doordat er daar (meer) tijd wordt gebruikt voor transport <strong>naar</strong> de accommodatie,<br />

omkled<strong>en</strong> <strong>en</strong> instructie (o.a. Van Weerd<strong>en</strong> et al. 2008; Slingerland 2010; zie ook hoofdstuk<br />

2). 13 E<strong>en</strong> andere mogelijke verklaring ligt in de invulling van de beweegactiviteit<strong>en</strong>. Tijd<strong>en</strong>s<br />

lichamelijke opvoeding wordt e<strong>en</strong> heel scala aan activiteit<strong>en</strong> aangebod<strong>en</strong>, variër<strong>en</strong>d van<br />

turnactiviteit<strong>en</strong> tot balsport<strong>en</strong>. Vrijwel alle leerling<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> daaraan deel. <strong>School</strong>sport is vrijwillig<br />

<strong>en</strong> vaak wordt er e<strong>en</strong> van te vor<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>de activiteit aangebod<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> voor<br />

deelname aan die activiteit. Dat is ook bij clubsport het geval. Mogelijk zijn leerling<strong>en</strong> daardoor<br />

actiever tijd<strong>en</strong>s de beoef<strong>en</strong>ing van schoolsport of clubsport.<br />

5.2.3 Het activiteitsniveau<br />

Niet elke beweegactiviteit is dus ev<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sief. Daarnaast varieert de tijd die de leerling<strong>en</strong><br />

per week aan de verschill<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong> bested<strong>en</strong> (zie tabel 3.2). Deze twee facett<strong>en</strong> van het<br />

beweeggedrag, int<strong>en</strong>siteit <strong>en</strong> tijd, zijn sam<strong>en</strong>gevat in één maat: het activiteitsniveau. Dit is de<br />

totale tijd die aan de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> is besteed, verm<strong>en</strong>igvuldigd met de int<strong>en</strong>siteit<br />

van elke activiteit (in counts per tijdse<strong>en</strong>heid); het gaat hier dus om het aantal counts dat gedur<strong>en</strong>de<br />

de meetweek aan de ti<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> is besteed. Dit activiteitsniveau is gebaseerd op de<br />

ti<strong>en</strong> specifieke <strong>en</strong> int<strong>en</strong>sieve beweegactiviteit<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong> 31% beslaan van de totale counts die<br />

172 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


leerling<strong>en</strong> per week behal<strong>en</strong> (zie figuur 5.1). Andere, minder int<strong>en</strong>sieve <strong>en</strong>/of minder duidelijk<br />

in tijd afgebak<strong>en</strong>de beweegactiviteit<strong>en</strong> zijn hierin niet meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Dat betek<strong>en</strong>t dat het activiteitsniveau<br />

niet e<strong>en</strong> maat is voor het gehele beweeggedrag, maar wel voor e<strong>en</strong> belangrijk <strong>en</strong><br />

concreet deel daarvan.<br />

Het activiteitsniveau is voor alle leerling<strong>en</strong> (n = 6.720) berek<strong>en</strong>d op basis van de gegev<strong>en</strong>s uit de<br />

leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst. Zo wordt voor elke dag van de week bek<strong>en</strong>d of <strong>en</strong> hoe lang iedere leerling<br />

de beweegactiviteit<strong>en</strong> heeft beoef<strong>en</strong>d. Voor activiteit<strong>en</strong> gerelateerd aan school is dit op 5 waarneming<strong>en</strong><br />

(5 dag<strong>en</strong>) per leerling gebaseerd, voor activiteit<strong>en</strong> in de vrije tijd op 7 waarneming<strong>en</strong>.<br />

Deze duur is vervolg<strong>en</strong>s voor elk van de activiteit<strong>en</strong> ‘gewog<strong>en</strong>’ door verm<strong>en</strong>igvuldiging met de<br />

specifieke int<strong>en</strong>siteit. In dit activiteitsniveau weg<strong>en</strong> de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> verschil<br />

in tijdsbesteding <strong>en</strong> e<strong>en</strong> verschil in int<strong>en</strong>siteit gemiddeld niet ev<strong>en</strong> zwaar. Ter illustratie staat in<br />

de eerste kolom van figuur 5.3 het aandeel in tijdsbesteding van elk van de ti<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> in het<br />

totaal van die ti<strong>en</strong>, dus de relatieve duur. In de tweede kolom is het aandeel in counts (duur maal<br />

int<strong>en</strong>siteit) van elk van de beweegactiviteit<strong>en</strong> in het totaal van de ti<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong>.<br />

Figuur 5.3 Aandeel in tijd <strong>en</strong> in counts van de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> per week (alle leerling<strong>en</strong>;<br />

n = 6.720)<br />

100<br />

1%<br />

9%<br />

12%<br />

2%<br />

8%<br />

16%<br />

lop<strong>en</strong> van/<strong>naar</strong> school<br />

fiets<strong>en</strong> van/<strong>naar</strong> school<br />

75<br />

lichamelijke opvoeding<br />

32%<br />

20%<br />

pauzegedrag<br />

schoolsport<br />

50<br />

2%<br />

14%<br />

2%<br />

22%<br />

clubsport<br />

buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong> voor jezelf<br />

fiets<strong>en</strong> in vrije tijd<br />

zwemm<strong>en</strong><br />

25<br />

16%<br />

17%<br />

active gam<strong>en</strong><br />

0<br />

8%<br />

2%<br />

5%<br />

7%<br />

3%<br />

3%<br />

% minut<strong>en</strong> % counts<br />

Uit figuur 5.3 blijkt dat het tijdsaandeel (het perc<strong>en</strong>tage minut<strong>en</strong>) van <strong>en</strong>kele activiteit<strong>en</strong> verschilt<br />

van het activiteitsaandeel (het perc<strong>en</strong>tage counts). Lichamelijke opvoeding beslaat bij-<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

173


voorbeeld 12% van het aantal minut<strong>en</strong> dat aan de ti<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> wordt besteed, maar 16% van<br />

het aantal counts. Dat komt doordat de les e<strong>en</strong> relatief int<strong>en</strong>sieve beweegvorm is. Ook bij clubsport<br />

is dat zichtbaar: het aandeel in int<strong>en</strong>siteit (22%) is groter dan het aandeel in tijd (14%). Bij<br />

pauzegedrag is het omgekeerde het geval: hoewel er relatief veel tijd aan pauze wordt besteed<br />

(32%), is het aandeel in int<strong>en</strong>siteit van het gedrag kleiner (20%). Dat komt doordat er ook leerling<strong>en</strong><br />

zijn die niet beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze. Ook active gam<strong>en</strong> is niet zo int<strong>en</strong>sief.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de tijd die eraan wordt besteed, beperkt. En hoewel schoolsport relatief int<strong>en</strong>sief<br />

is (zie figuur 5.2), wordt er relatief weinig tijd aan besteed. Dat komt omdat maar e<strong>en</strong> klein deel<br />

van de leerling<strong>en</strong> aan schoolsport doet (17%, zie tabel 3.2). Daardoor is ook het totale aandeel<br />

van schoolsport in int<strong>en</strong>siteit erg klein (3%).<br />

Er zijn verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs. Basisschoolleerling<strong>en</strong><br />

bested<strong>en</strong> meer tijd aan buit<strong>en</strong> voor jezelf sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> ze hebb<strong>en</strong> langer<br />

pauze (zie tabel 3.2). Leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs zijn meer tijd kwijt aan het fiets<strong>en</strong><br />

van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school <strong>en</strong> bested<strong>en</strong> iets meer tijd aan clubsport <strong>en</strong> lichamelijke opvoeding.<br />

Die verschill<strong>en</strong> zijn zowel bij het perc<strong>en</strong>tage minut<strong>en</strong> als bij het perc<strong>en</strong>tage counts zichtbaar<br />

(niet weergegev<strong>en</strong>).<br />

Discussie: de school <strong>en</strong> het activiteitsniveau<br />

De mate van activiteit onder schooltijd blijkt beperkt (zie figuur 5.1). Na schooltijd zijn leerling<strong>en</strong><br />

actiever dan onder schooltijd. Als echter gekek<strong>en</strong> wordt <strong>naar</strong> de ti<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sieve beweegactiviteit<strong>en</strong>,<br />

die sam<strong>en</strong> e<strong>en</strong> derde van de hoeveelheid activiteit van leerling<strong>en</strong> omvatt<strong>en</strong>, is<br />

38% van het activiteitsaandeel toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan de beweegactiviteit<strong>en</strong> op school (lichamelijke<br />

opvoeding, pauzegedrag <strong>en</strong> schoolsport) <strong>en</strong> 10% aan actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school. Dit<br />

vormt sam<strong>en</strong> bijna de helft van het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong>, gebaseerd op ti<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong>.<br />

Buit<strong>en</strong> school wordt de fysieke activiteit van leerling<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> groter deel nog op e<strong>en</strong><br />

andere wijze aangevuld dan onder schooltijd (zie figuur 5.1). Deze overige activiteit<strong>en</strong> (zoals<br />

he<strong>en</strong>-<strong>en</strong>-weer lop<strong>en</strong>, beweg<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s het zitt<strong>en</strong> <strong>en</strong> help<strong>en</strong> in het huishoud<strong>en</strong>) zijn minder specifiek,<br />

tijdgebond<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of int<strong>en</strong>sief dan de ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>.<br />

De directe invloed van de school op de activiteit van leerling<strong>en</strong> is beperkt tot de schooltijd zelf,<br />

met e<strong>en</strong> kleine uitbreiding door naschoolse sport. Lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> schoolsport zijn<br />

van de beweegactiviteit<strong>en</strong> op school het meest int<strong>en</strong>sief (zie figuur 5.2). Verhoging van het<br />

activiteitsniveau zou hier gerealiseerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> valt aan uitbreiding van het<br />

aantal ur<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> int<strong>en</strong>sivering van deze les (Verstraete et al. 2007; Slingerland<br />

2010). Aan schoolsport do<strong>en</strong> relatief weinig leerling<strong>en</strong> mee. Het vergrot<strong>en</strong> van het aanbod<br />

aan schoolsport, leerling<strong>en</strong> meer stimuler<strong>en</strong> om deel te nem<strong>en</strong> aan schoolsport of zelfs het<br />

verplicht<strong>en</strong> van deelname aan schoolsport zijn mogelijkhed<strong>en</strong> om dat uit te breid<strong>en</strong>. Driekwart<br />

van de leerling<strong>en</strong> die aan schoolsport heeft gedaan, is ook lid van e<strong>en</strong> sportclub, sportschool of<br />

dansschool. Als doelgroep kom<strong>en</strong> dus vooral leerling<strong>en</strong> in beeld die (nog) niet aan clubsport<br />

174 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


do<strong>en</strong>. Uitbreiding van schoolsport moet niet t<strong>en</strong> koste gaan van deelname aan clubsport, want<br />

dan valt de winst weg.<br />

Ook in de pauze is uitbreiding van activiteit mogelijk, vooral door het stimuler<strong>en</strong> van<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> onder leerling<strong>en</strong> die dat nu nog niet do<strong>en</strong>. De grootste winst valt daarbij in<br />

het voortgezet onderwijs te behal<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> daar maar e<strong>en</strong> klein deel van de leerling<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s<br />

de pauze meestal beweegt <strong>en</strong> sport (zie tabel 3.8). Hoewel er op de basisschool ge<strong>en</strong> relatie<br />

bleek tuss<strong>en</strong> het beweeggedrag in de pauze <strong>en</strong> de aanwezigheid van los sport- <strong>en</strong> spelmateriaal<br />

op het schoolplein (zie tabel 4.6a), is er bij leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs wel e<strong>en</strong><br />

positieve relatie gevond<strong>en</strong> (zie tabel 4.6b). Daarnaast zijn er aanwijzing<strong>en</strong> dat de activiteit van<br />

basisschoolleerling<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauzes wordt verhoogd door interv<strong>en</strong>tieprogramma’s waarbij<br />

gebruik wordt gemaakt van spelmateriaal, verschill<strong>en</strong>de beweegzones of fluorescer<strong>en</strong>de lijn<strong>en</strong><br />

(resp. Verstraete et al. 2006; Ridgers et al. 2007a; Stratton et al. 2000). In de slotbeschouwing<br />

van dit rapport wordt ingegaan op e<strong>en</strong> aantal sc<strong>en</strong>ario’s dat voorspelt in welke mate de activiteit<br />

van leerling<strong>en</strong> to<strong>en</strong>eemt als alle leerling<strong>en</strong> bijvoorbeeld drie uur per week lichamelijke<br />

opvoeding zoud<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, zoud<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze of twee uur per week<br />

aan schoolsport zoud<strong>en</strong> deelnem<strong>en</strong>.<br />

5.2.4 Weergave van het activiteitsniveau: perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong> van counts<br />

Het activiteitsniveau is in paragraaf 5.2.3 uitgedrukt in counts. Gemiddeld hebb<strong>en</strong> alle<br />

leerling<strong>en</strong> in totaal in de meetperiode ongeveer 5 miljo<strong>en</strong> counts over de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

behaald. De minst actieve leerling kwam tot ruim e<strong>en</strong> half miljo<strong>en</strong> counts, de hoogste<br />

score was bijna 20 miljo<strong>en</strong>. Om deze resultat<strong>en</strong> leesbaarder te kunn<strong>en</strong> pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>, is<br />

gekoz<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> weergave in ‘perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong> van counts’. Dit is e<strong>en</strong> relatieve weergave op<br />

e<strong>en</strong> schaal van 0 tot 100, waarbij de helft van alle leerling<strong>en</strong> per definitie 50 is. E<strong>en</strong> waarde<br />

van 80 betek<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> countniveau van 80% van de leerling<strong>en</strong>: 80% van de leerling<strong>en</strong> heeft<br />

e<strong>en</strong> lager aantal counts behaald, 20% e<strong>en</strong> hoger aantal. Deze waarde geeft weer hoe hoog<br />

e<strong>en</strong> leerling of e<strong>en</strong> groep scoort t<strong>en</strong> opzichte van alle andere leerling<strong>en</strong> of groep<strong>en</strong> binn<strong>en</strong><br />

dit onderzoek, dus hoe actief e<strong>en</strong> groep is t<strong>en</strong> opzichte van andere groep<strong>en</strong>. Belangrijk is<br />

daarbij dat deze waard<strong>en</strong> niet bij elkaar mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgeteld of van elkaar mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

afgetrokk<strong>en</strong>, het zijn immers weergav<strong>en</strong> van de counts. De statistische toets<strong>en</strong> zijn dan<br />

ook op de onderligg<strong>en</strong>de counts uitgevoerd. Perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong> van counts word<strong>en</strong> in dit rapport<br />

afgekort als pCounts.<br />

In dit hoofdstuk word<strong>en</strong> twee vorm<strong>en</strong> van activiteitsniveau gebruikt. De eerste is het totale<br />

activiteitsniveau, kortweg het activiteitsniveau (uitgedrukt in pCounts). Dit is berek<strong>en</strong>d over<br />

alle ti<strong>en</strong> de beweegactiviteit<strong>en</strong>. De tweede vorm is het activiteitsniveau op school (uitgedrukt<br />

in pCounts school). Dit is berek<strong>en</strong>d over de beweegactiviteit<strong>en</strong> op school: lichamelijke opvoeding,<br />

pauzegedrag <strong>en</strong> schoolsport. 14 Actief transport van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school is daarbij niet meegerek<strong>en</strong>d.<br />

Het activiteitsniveau op school bestaat uit de beweegactiviteit<strong>en</strong> die op of via de<br />

school plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

175


5.3 Het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong><br />

Het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> is gebaseerd op tijdsbesteding aan ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

die elk e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de mate van int<strong>en</strong>siteit k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. In hoofdstuk 3 bleek dat de<br />

leerling<strong>en</strong> niet allemaal in gelijke mate deelnem<strong>en</strong> aan elk van de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong>. Dat<br />

betek<strong>en</strong>t dat er verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> te verwacht<strong>en</strong> zijn op basis<br />

van achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>. Daarover gaat het eerste deel van deze paragraaf. Vervolg<strong>en</strong>s<br />

word<strong>en</strong> vier beweegprofiel<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> gepres<strong>en</strong>teerd, die inzicht gev<strong>en</strong> in het belang van<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong> op school <strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> school voor verschill<strong>en</strong>de groep<strong>en</strong><br />

leerling<strong>en</strong>.<br />

5.3.1 Achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> activiteitsniveau<br />

Het gemiddelde activiteitsniveau van alle leerling<strong>en</strong> is per definitie 50. Aan <strong>en</strong>kele van de ti<strong>en</strong><br />

beweegactiviteit<strong>en</strong> wordt meer tijd besteed door leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs (zoals<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> voor jezelf zelf beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>), terwijl<br />

leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs gemiddeld aan andere beweegactiviteit<strong>en</strong> meer tijd<br />

bested<strong>en</strong> (zoals clubsport <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school) (zie tabel3.2). Uit tabel 5.1 blijkt dat<br />

leerling<strong>en</strong> in het primair onderwijs in totaal over de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> actiever zijn dan<br />

leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs (resp. 54 <strong>en</strong> 46 pCounts).<br />

176 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 5.1 Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 6.720)<br />

pCounts<br />

PO<br />

(n = 4.406)<br />

pCounts<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 2.314)<br />

pCounts<br />

Totaal 50 54 46*<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 56 59 53<br />

meisje 44 ‡ 49 ‡ 40* ‡<br />

Afkomst<br />

autochtoon 51 55 48 *<br />

westers allochtoon 51 53 50<br />

niet-westers allochtoon 44 ‡ 51 36* ‡<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 46 52 40*<br />

sterk stedelijk 48 52 43*<br />

matig stedelijk 50 56 46<br />

weinig stedelijk 53 55 51<br />

niet-stedelijk 52 55 49<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 47 51 42<br />

één 48 53 42 *<br />

twee of meer 53 ‡ 55 ‡ 50 ‡<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 43 ‡ 47 ‡ 39* ‡<br />

tot één keer per maand 50 54 47<br />

één keer per week 52 55 50<br />

meer dan één keer per week 58 ‡ 61 ‡ 54<br />

Lidmaatschap sportclub<br />

nee 29 36 23 *<br />

ja 58 ‡ 60 ‡ 56 ‡<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 46 50 43<br />

normaal gewicht 51 55 47 *<br />

overgewicht 48 50 ‡ 46<br />

* Significant verschil tuss<strong>en</strong> PO <strong>en</strong> VO (p < 0,05).<br />

‡ Significant verschil <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk (p < 0,05, cursieve categorie is refer<strong>en</strong>tie).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

177


Het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> in het basisonderwijs is voor elke groep die in tabel 5.1 is<br />

weergegev<strong>en</strong> hoger dan voor leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs, maar de verschill<strong>en</strong> zijn<br />

niet voor alle groep<strong>en</strong> significant. Zo blijkt het verschil tuss<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>s in de hoogste klass<strong>en</strong><br />

van het basisonderwijs <strong>en</strong> jong<strong>en</strong>s in klas 1 <strong>en</strong> 3 van het voortgezet onderwijs niet significant te<br />

zijn, terwijl meisjes in het voortgezet onderwijs wel significant minder actief zijn dan meisjes<br />

in het basisonderwijs (resp. 40 <strong>en</strong> 49 pCounts). Ook autochton<strong>en</strong>, niet-westerse allochton<strong>en</strong>,<br />

leerling<strong>en</strong> uit (zeer) sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> waar thuis één auto 15 is, zijn in het<br />

voortgezet onderwijs significant minder actief dan dezelfde groep<strong>en</strong> in het basisonderwijs.<br />

Middelbare scholier<strong>en</strong> waarvan de vader nooit sport, zijn significant minder actief dan vergelijkbare<br />

leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs. Voor andere frequ<strong>en</strong>ties van sportdeelname van de<br />

vader zijn de gevond<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> kleiner <strong>en</strong> niet significant. Basisschoolleerling<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong><br />

lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub, sportschool of dansschool zijn significant actiever dan leerling<strong>en</strong><br />

in het voortgezet onderwijs die ge<strong>en</strong> lid zijn. T<strong>en</strong> slotte hebb<strong>en</strong> basisschoolleerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

normaal gewicht e<strong>en</strong> significant hoger activiteitsniveau dan middelbare scholier<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

normaal gewicht.<br />

Naast deze verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs zijn er ook verschill<strong>en</strong><br />

in activiteitsniveau <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> beide onderwijstypes<br />

(zie tabel 5.1). Meisjes zijn minder actief dan jong<strong>en</strong>s, zowel in het basisonderwijs<br />

als in het voortgezet onderwijs. In het voortgezet onderwijs is het verschil tuss<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong><br />

meisjes groter dan in het basisonderwijs. Leerling<strong>en</strong> waar twee auto’s thuis staan zijn in beide<br />

onderwijstypes actiever dan leerling<strong>en</strong> met één auto thuis. En ook hier is het verschil tuss<strong>en</strong> de<br />

leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs groter dan tuss<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs.<br />

Hetzelfde gaat op voor leerling<strong>en</strong> waarvan de vader nooit aan sport doet <strong>en</strong> voor leerling<strong>en</strong><br />

die niet lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub, sportschool of dansschool: beide groep<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

lager activiteitsniveau dan respectievelijk leerling<strong>en</strong> waarvan de vader minimaal één keer per<br />

maand sport <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die wel e<strong>en</strong> lidmaatschap hebb<strong>en</strong>, maar de verschill<strong>en</strong> zijn groter<br />

tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs. De verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

die wel <strong>en</strong> niet lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub, sportschool of dansschool zijn aanzi<strong>en</strong>lijk. Dat<br />

komt doordat clubsport e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sieve activiteit is (zie figuur 5.2) <strong>en</strong> doordat leerling<strong>en</strong> die lid<br />

zijn ook vaker deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport <strong>en</strong> meer tijd bested<strong>en</strong> aan buit<strong>en</strong> voor zichzelf beweg<strong>en</strong><br />

of sport<strong>en</strong> (zie resp. tabel 3.10 <strong>en</strong> tabel 3.14). Niet-westerse allochtone leerling<strong>en</strong> uit het<br />

voortgezet onderwijs hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lager activiteitsniveau dan hun leeftijdg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> van autochtone<br />

afkomst. In het primair onderwijs blijkt dit verschil niet significant. Daar zijn leerling<strong>en</strong><br />

met overgewicht wel weer minder actief dan leerling<strong>en</strong> met normaal gewicht, e<strong>en</strong> verschil dat<br />

er onder leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs niet is.<br />

Leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs zijn actiever dan leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs.<br />

In hoofdstuk 3 kwam <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> dat de deelname van leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs aan<br />

de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> in bijna alle gevall<strong>en</strong> hoger is dan die van leerling<strong>en</strong> uit het voort-<br />

178 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


gezet onderwijs (tabel 3.2). Leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs bested<strong>en</strong> in totaal gemiddeld<br />

1.067 minut<strong>en</strong> per week aan de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs<br />

do<strong>en</strong> dat gemiddeld 970 minut<strong>en</strong> per week (zie tabel 3.2). Dat komt tot uiting in e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau<br />

(waarin ook de int<strong>en</strong>siteit van de verschill<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong> is meeberek<strong>en</strong>d) voor<br />

leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs. Dit komt overe<strong>en</strong> met ander onderzoek waaruit blijkt dat<br />

de mate van activiteit of sportdeelname afneemt als kinder<strong>en</strong> ouder word<strong>en</strong> (resp. Armstrong<br />

1998; Kamphuis <strong>en</strong> Van d<strong>en</strong> Dool 2008).<br />

De verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het voortgezet onderwijs<br />

zijn groter dan binn<strong>en</strong> het basisonderwijs. Dit komt doordat leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet<br />

onderwijs die deelnem<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> beweegactiviteit dat gemiddeld langer do<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong><br />

uit het primair onderwijs (met uitzondering van pauzegedrag <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong><br />

of sport<strong>en</strong>). Daarnaast is deelname aan de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> sterk gerelateerd aan achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van leerling<strong>en</strong> (zie hoofdstuk 3). Dat maakt dat verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau<br />

<strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het voortgezet onderwijs groter zijn dan binn<strong>en</strong><br />

het primair onderwijs.<br />

Motiev<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong><br />

De motiev<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke factor bij de mate waarin<br />

scholier<strong>en</strong> sport<strong>en</strong> of beweg<strong>en</strong> (zie paragraaf 3.4). Er zijn vijf verschill<strong>en</strong>de motiefgroep<strong>en</strong><br />

onderscheid<strong>en</strong>, namelijk beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> vanwege het plezier, het lichamelijk effect, het<br />

aanzi<strong>en</strong>, de spanning <strong>en</strong> het avontuur, <strong>en</strong> het sociaal contact. 16 Voor elk van die vijf geldt dat<br />

leerling<strong>en</strong> die zich door e<strong>en</strong> bepaald type motief ‘meer’ aangesprok<strong>en</strong> voel<strong>en</strong>, actiever zijn dan<br />

leerling<strong>en</strong> voor wie dat ‘gemiddeld’ of ‘minder’ het geval is (zie tabel 5.2).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

179


Tabel 5.2 Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> motief om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 6.720)<br />

pCounts<br />

PO<br />

(n = 4.406)<br />

pCounts<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 2.314)<br />

pCounts<br />

Totaal 50 54 46*<br />

Plezier (schaal)<br />

minder 24 ‡ 29 ‡ 22* ‡<br />

gemiddeld 35 40 31*<br />

meer 56 ‡ 58 ‡ 53 ‡<br />

Lichamelijk effect (schaal)<br />

minder 47 52 41*<br />

gemiddeld 49 52 46<br />

meer 51 ‡ 56 ‡ 48*<br />

Aanzi<strong>en</strong> (schaal)<br />

minder 43 ‡ 49 ‡ 37* ‡<br />

gemiddeld 53 56 50<br />

meer 61 ‡ 63 ‡ 59 ‡<br />

Spanning <strong>en</strong> avontuur (schaal)<br />

minder 43 ‡ 49 40*<br />

gemiddeld 47 52 43*<br />

meer 54 ‡ 56 ‡ 51 ‡<br />

Sociaal contact (schaal)<br />

minder 43 48 38*<br />

gemiddeld 46 50 42*<br />

meer 53 ‡ 56 ‡ 49* ‡<br />

* Significant verschil tuss<strong>en</strong> PO <strong>en</strong> VO (p < 0,05).<br />

‡ Significant verschil binn<strong>en</strong> motiefschaal (p < 0,05, ‘gemiddelde’ is refer<strong>en</strong>tie).<br />

Vooral bij leerling<strong>en</strong> die meer sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> vanwege het plezier is het verschil erg groot:<br />

zij zijn aanzi<strong>en</strong>lijk actiever dan leerling<strong>en</strong> die dat gemiddeld of minder do<strong>en</strong> (pCounts is resp. 56,<br />

35 <strong>en</strong> 24). Dat geldt zowel binn<strong>en</strong> het primair onderwijs als binn<strong>en</strong> het voortgezet onderwijs.<br />

Plezier blijkt e<strong>en</strong> belangrijk motief voor fysieke activiteit. Er zijn ook aanzi<strong>en</strong>lijke verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

leerling<strong>en</strong> die minder, gemiddeld of meer waarde hecht<strong>en</strong> aan het motief ‘aanzi<strong>en</strong>’. Hoewel<br />

leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs meer waarde hecht<strong>en</strong> aan lichamelijke effect<strong>en</strong> van sport<br />

<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs (zie tabel 3.19), blijkt de mate waarin deze binn<strong>en</strong><br />

het voortgezet onderwijs als motief word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> niet sam<strong>en</strong> te hang<strong>en</strong> met (significante)<br />

180 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau (tabel 5.2). In het basisonderwijs daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> zijn leerling<strong>en</strong> die<br />

zich meer door dit motief lat<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> wel actiever. Leerling<strong>en</strong> die ‘meer’ waarde hecht<strong>en</strong> aan de<br />

motiev<strong>en</strong> spanning <strong>en</strong> avontuur of sociale contact<strong>en</strong> zijn actiever dan leerling<strong>en</strong> die dat ‘gemiddeld’<br />

of ‘minder’ do<strong>en</strong>, ongeacht of ze in het primair of voortgezet onderwijs zitt<strong>en</strong>.<br />

Vergelijkbaar met wat bij het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>naar</strong><br />

vor<strong>en</strong> kwam (tabel 5.1), zijn leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs ook bij de vijf verschill<strong>en</strong>de<br />

motiev<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong> in alle gevall<strong>en</strong> actiever dan leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet<br />

onderwijs (tabel 5.2). Deze verschill<strong>en</strong> zijn voor de leerling<strong>en</strong> in de categorie ‘minder’<br />

voor alle motiev<strong>en</strong> significant. Leerling<strong>en</strong> die niet zoveel waarde hecht<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> vorm van<br />

motivatie zijn in het primair onderwijs in alle gevall<strong>en</strong> actiever dan in het voortgezet onderwijs.<br />

In de groep<strong>en</strong> die meer waarde hecht<strong>en</strong> aan één van de motiev<strong>en</strong> is alle<strong>en</strong> het verschil<br />

tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs <strong>en</strong> het voortgezet onderwijs bij sport<strong>en</strong> vanwege de<br />

lichamelijke effect<strong>en</strong> <strong>en</strong> vanwege het sociaal contact significant.<br />

<strong>Sport</strong>ief zelfbeeld<br />

De leerling<strong>en</strong> kreg<strong>en</strong> ook <strong>en</strong>kele stelling<strong>en</strong> ter beoordeling van hun eig<strong>en</strong> inschatting van hun<br />

capaciteit<strong>en</strong> op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport voorgelegd. Op basis hiervan is de schaal<br />

‘sportief zelfbeeld’ gecreëerd. 17 Leerling<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> positief sportief zelfbeeld hebb<strong>en</strong>, vind<strong>en</strong><br />

van zichzelf dat ze goed zijn in gym, dat ze tot de betere sporters uit de klas behor<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat ze<br />

altijd al veel aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport hebb<strong>en</strong> gedaan. Ook vind<strong>en</strong> ze beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport belangrijk.<br />

Tabel 5.3 Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> sportief zelfbeeld <strong>en</strong> onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 6.720)<br />

pCounts<br />

PO<br />

(n = 4.406)<br />

pCounts<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 2.314)<br />

pCounts<br />

Totaal 50 54 46*<br />

<strong>Sport</strong>ief zelfbeeld (schaal)<br />

negatief 29 ‡ 35 ‡ 25* ‡<br />

neutraal 39 42 36* ‡<br />

positief 57 ‡ 59 ‡ 54 ‡<br />

* Significant verschil tuss<strong>en</strong> PO <strong>en</strong> VO (p < 0,05).<br />

‡ Significant verschil binn<strong>en</strong> schaal sportief zelfbeeld (p < 0,05, ‘neutraal’ is refer<strong>en</strong>tie).<br />

Leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> positief sportief zelfbeeld hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau dan leerling<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> neutraal of e<strong>en</strong> negatief sportief zelfbeeld, zowel in het primair als in het<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

181


voort gezet onderwijs (zie tabel 5.3). Leerling<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> negatief sportief zelfbeeld hebb<strong>en</strong>,<br />

zijn minder actief dan leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> neutraal zelfbeeld. Ook deze bevinding gaat op<br />

voor basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> middelbare scholier<strong>en</strong>. Vergelijkbaar met de resultat<strong>en</strong> bij<br />

de beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong> (tabel 5.2), geldt dat middelbare scholier<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> minder<br />

positief sportief zelfbeeld hebb<strong>en</strong> (neutraal of negatief), significant minder actief zijn dan<br />

basisschoolleerling<strong>en</strong> in deze twee categorieën. Het verschil tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs<br />

<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs met e<strong>en</strong> positief sportief zelfbeeld is<br />

niet significant.<br />

Waardering van het sportaanbod op school<br />

De leerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ook op stelling<strong>en</strong> over het sportaanbod op school gereageerd. Twee variabel<strong>en</strong><br />

zijn op deze stelling<strong>en</strong> gebaseerd: de waardering van de gymless<strong>en</strong> <strong>en</strong> de waardering<br />

van het sportaanbod buit<strong>en</strong> de les. 18 Leerling<strong>en</strong> die de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding positief<br />

waarder<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau dan leerling<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> neutraal of negatief oordeel<br />

over deze less<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs (tabel 5.4).<br />

Tabel 5.4 Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> opvatting<strong>en</strong> over sportaanbod op school <strong>en</strong><br />

onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 6.720)<br />

pCounts<br />

PO<br />

(n = 4.406)<br />

pCounts<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 2.314)<br />

pCounts<br />

Totaal 50 54 46*<br />

Waardering gymless<strong>en</strong> (schaal)<br />

negatief 41 47 38<br />

neutraal 43 49 40*<br />

positief 52 ‡ 55 ‡ 48* ‡<br />

Waardering sportaanbod buit<strong>en</strong> de les (schaal)<br />

negatief 46 50 46<br />

neutraal 48 50 46<br />

positief 57 ‡ 58 ‡ 51<br />

* Significant verschil tuss<strong>en</strong> PO <strong>en</strong> VO (p < 0,05).<br />

‡ Significant verschil binn<strong>en</strong> schaal waardering (p < 0,05, ‘neutraal’ is refer<strong>en</strong>tie).<br />

In het primair onderwijs hebb<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die het sportaanbod buit<strong>en</strong> de les (in de pauze <strong>en</strong><br />

na schooltijd) positief waarder<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau dan leerling<strong>en</strong> die dat niet do<strong>en</strong>.<br />

In het voortgezet onderwijs is deze relatie niet gevond<strong>en</strong>.<br />

182 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


De stelling<strong>en</strong> in de schaal ‘waardering sportaanbod buit<strong>en</strong> de les’ sluit<strong>en</strong> meer aan bij leerling<strong>en</strong><br />

uit het basisonderwijs dan bij leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs. Van de leerling<strong>en</strong> uit<br />

het voortgezet onderwijs heeft 17% over het sportaanbod buit<strong>en</strong> de les e<strong>en</strong> positief oordeel, in<br />

het primair onderwijs is dat 52% (zie tabel B2.3). Dat kan verklar<strong>en</strong> waarom er bij leerling<strong>en</strong><br />

in het voortgezet onderwijs ge<strong>en</strong> significante relatie is gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de waardering van het<br />

sportaanbod buit<strong>en</strong> de les <strong>en</strong> het activiteitsniveau.<br />

Of positievere opvatting<strong>en</strong> over het sportaanbod op school leid<strong>en</strong> tot meer actieve leerling<strong>en</strong><br />

of dat actievere leerling<strong>en</strong> positiever oordel<strong>en</strong> over het sportaanbod op school, is op basis<br />

van dit onderzoek niet duidelijk.<br />

De coolschaal <strong>en</strong> het activiteitsniveau<br />

In hoofdstuk 3 is de zog<strong>en</strong>aamde ‘coolschaal’ geïntroduceerd, e<strong>en</strong> schaal die weergeeft in<br />

welke mate leerling<strong>en</strong> rondhang<strong>en</strong> op straat, muziek luister<strong>en</strong> <strong>en</strong> chill<strong>en</strong> met vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Naarmate<br />

leerling<strong>en</strong> hoger scor<strong>en</strong> op deze schaal nem<strong>en</strong> ze vaker ze aan deze drie activiteit<strong>en</strong> deel.<br />

Ze blijk<strong>en</strong> gemiddeld ook meer tijd te bested<strong>en</strong> aan televisiekijk<strong>en</strong> (niet in tabel). De coole<br />

activiteit<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>strijdig met beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, er is immers weinig fysieke activiteit<br />

voor nodig. In tabel 5.5 komt echter <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> dat leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoge coolscore e<strong>en</strong> hoger<br />

activiteitsniveau hebb<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong> die minder of gemiddeld cool zijn, zowel in het primair<br />

als in het voortgezet onderwijs.<br />

Tabel 5.5 Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> coolschaal <strong>en</strong> onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 6.720)<br />

pCounts<br />

PO<br />

(n = 4.406)<br />

pCounts<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 2.314)<br />

pCounts<br />

Totaal 50 54 46<br />

Coolschaal<br />

minder 47 48 ‡ 45<br />

neutraal 49 54 45*<br />

meer 55 ‡ 65 ‡ 49* ‡<br />

* Significant verschil tuss<strong>en</strong> PO <strong>en</strong> VO (p < 0,05).<br />

‡ Significant verschil binn<strong>en</strong> schaal waardering (p < 0,05, ‘neutraal’ is refer<strong>en</strong>tie).<br />

Basisschoolleerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gemiddeld g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau <strong>naar</strong>mate ze<br />

cooler zijn. Het activiteitsniveau van basisschoolleerling<strong>en</strong> die meer cool zijn is bij neg<strong>en</strong> van<br />

de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> hoger dan dat van andere basisschoolleerling<strong>en</strong>; alle<strong>en</strong> bij het fiets<strong>en</strong><br />

van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school is het lager (niet in tabel). Deze coole leerling<strong>en</strong> hal<strong>en</strong> hun extra acti-<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

183


viteit vooral uit respectievelijk het buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> voor zichzelf, fiets<strong>en</strong> in de vrije<br />

tijd, active gam<strong>en</strong> <strong>en</strong> clubsport. Binn<strong>en</strong> school do<strong>en</strong> ze meer aan schoolsport.<br />

Ook in het voortgezet onderwijs geldt dat leerling<strong>en</strong> die meer cool zijn bij het mer<strong>en</strong>deel van<br />

de beweegactiviteit<strong>en</strong> actiever zijn dan leerling<strong>en</strong> die minder of gemiddeld cool zijn. Net als in<br />

het primair onderwijs fiets<strong>en</strong> zij minder van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school. Leerling<strong>en</strong> die gemiddeld cool zijn<br />

bested<strong>en</strong> meer tijd aan clubsport dan de meer coole leerling<strong>en</strong>. Deze laatste groep haalt de extra<br />

activiteit vooral uit respectievelijk buit<strong>en</strong> voor zichzelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd,<br />

active gam<strong>en</strong> <strong>en</strong> schoolsport.<br />

In hoofdstuk 3 is beschrev<strong>en</strong> dat leerling<strong>en</strong> die cool zijn vaker afkomstig zijn uit het voortgezet onderwijs<br />

(vooral uit het praktijkonderwijs <strong>en</strong> de beroepsgerichte richting<strong>en</strong> van het vmbo), e<strong>en</strong> niet-westerse<br />

allochtone afkomst hebb<strong>en</strong>, in zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> won<strong>en</strong>, thuis ge<strong>en</strong> auto’s hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

niet lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub. Uit datzelfde hoofdstuk bleek ook dat leerling<strong>en</strong> met die achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

gemiddeld minder beweg<strong>en</strong> dan andere leerling<strong>en</strong>. Dat blijkt dus niet voor al deze leerling<strong>en</strong><br />

op te gaan: leerling<strong>en</strong> die cool zijn, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau dan andere leerling<strong>en</strong>.<br />

5.3.2 Beweegprofiel<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong>: verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau<br />

Het activiteitsniveau verschilt per leerling, zo bleek uit de voorgaande paragraaf. Er zijn leerling<strong>en</strong><br />

die erg actief zijn <strong>en</strong> er zijn leerling<strong>en</strong> die juist weinig actief zijn. Zo zijn er ook leerling<strong>en</strong> die erg<br />

actief zijn op school <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die in de vrije tijd erg actief zijn. Om meer inzicht te krijg<strong>en</strong> in<br />

die verschill<strong>en</strong> zijn vier beweegprofiel<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> gemaakt: de leerling<strong>en</strong> zijn ingedeeld op<br />

basis van de verhouding tuss<strong>en</strong> het activiteitsniveau op school <strong>en</strong> het activiteitsniveau van de overige<br />

activiteit<strong>en</strong> (beweg<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> het actief transport van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school) (zie figuur 5.4).<br />

Figuur 5.4 Beweegprofiel<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong><br />

school(-)/vrije tijd(-)<br />

Leerling<strong>en</strong> die zowel op school<br />

als in de vrije tijd relatief weinig<br />

int<strong>en</strong>sief beweg<strong>en</strong>.<br />

Totaal: minst actief<br />

(-)(-)<br />

school(-)/vrije tijd(+)<br />

Leerling<strong>en</strong> die op school<br />

relatief weinig int<strong>en</strong>sief beweg<strong>en</strong>,<br />

maar buit<strong>en</strong> school relatief veel.<br />

(-)(+)<br />

28% van de<br />

leerling<strong>en</strong><br />

Totaal: iets bov<strong>en</strong> gemiddeld<br />

actief<br />

22% van de<br />

leerling<strong>en</strong><br />

school(+)/vrije tijd(-)<br />

Leerling<strong>en</strong> die op school relatief<br />

veel int<strong>en</strong>sief beweg<strong>en</strong>, maar buit<strong>en</strong><br />

school relatief weinig.<br />

Totaal: iets onder<br />

gemiddeld actief<br />

(+)(-)<br />

22% van de<br />

leerling<strong>en</strong><br />

school(+)/vrije tijd(+)<br />

Leerling<strong>en</strong> die zowel op school<br />

als in de vrije tijd relatief veel<br />

int<strong>en</strong>sief beweg<strong>en</strong>.<br />

Totaal: meest actief<br />

(+)(+)<br />

28% van de<br />

leerling<strong>en</strong><br />

184 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


De vier groep<strong>en</strong> zijn ongeveer ev<strong>en</strong> groot, de twee uiterste groep<strong>en</strong> ((-)(-) <strong>en</strong> (+)(+)) zijn iets groter<br />

dan de andere twee (resp. 28 <strong>en</strong> 22%). De leerling<strong>en</strong> in de (-)(-) <strong>en</strong> de (+)(+) groep zijn absoluut<br />

gezi<strong>en</strong> respectievelijk het minst <strong>en</strong> het meest actief, de andere twee groep<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> daartuss<strong>en</strong>.<br />

Figuur 5.5 Activiteitsniveau <strong>naar</strong> beweegprofiel leerling met aandeel school <strong>en</strong> vrije tijd (in<br />

pCounts; alle leerling<strong>en</strong>; n = 7.087)<br />

100<br />

75<br />

50<br />

69%<br />

aandeel vrije tijd<br />

78%<br />

aandeel school<br />

25<br />

0<br />

45%<br />

55%<br />

31%<br />

55%<br />

22%<br />

45%<br />

school(-)/vrije tijd (-) school(+)/vrije tijd(-) school(-)/vrije tijd(+) school(+)/vrije tijd(+)<br />

Uit figuur 5.5 blijkt dat de verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau tuss<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> uit de vier<br />

beweegprofiel<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk zijn. E<strong>en</strong> activiteitsniveau van 50 pCounts is het gemiddelde over<br />

alle leerling<strong>en</strong>. De leerling<strong>en</strong> die het minst actief zijn, zowel op school als in de vrije tijd, hebb<strong>en</strong><br />

gemiddeld e<strong>en</strong> activiteitsniveau van 19 pCounts. Dat wil zegg<strong>en</strong> dat 19% van de leerling<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> lager aantal counts heeft behaald <strong>en</strong> 81% e<strong>en</strong> hoger aantal. In de tweede groep, de leerling<strong>en</strong><br />

die op school actiever zijn, is het gemiddelde activiteitsniveau 34 pCounts. De leerling<strong>en</strong><br />

in de groep die op school minder maar in de vrije tijd meer actief zijn, hebb<strong>en</strong> gemiddeld e<strong>en</strong><br />

activiteitsniveau van 67 pCounts. In de meest actieve groep t<strong>en</strong> slotte, is het gemiddelde activiteitsniveau<br />

80 pCounts.<br />

De belangrijkste bevinding uit figuur 5.5 is echter het aandeel van het beweg<strong>en</strong> in de vrije tijd<br />

in de hoogte van het activiteitsniveau. In de figuur is voor elk van de vier beweegprofiel<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong><br />

welk perc<strong>en</strong>tage van het activiteitsniveau is toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan activiteit<strong>en</strong> op school<br />

(lichamelijke opvoeding, pauzegedrag <strong>en</strong> schoolsport) <strong>en</strong> welk perc<strong>en</strong>tage aan de overige activiteit<strong>en</strong>.<br />

De variatie in het schoolaandeel is aanzi<strong>en</strong>lijk kleiner dan die in het aandeel beweg<strong>en</strong><br />

in de vrije tijd. Het verschil in activiteitsniveau tuss<strong>en</strong> de twee groep<strong>en</strong> die in hun vrije tijd<br />

relatief erg actief zijn <strong>en</strong> de twee groep<strong>en</strong> die dat relatief weinig zijn, is groot. Daarnaast blijkt<br />

dat de leerling<strong>en</strong> die erg actief zijn het grootste deel van hun activiteit uit de vrije tijd hal<strong>en</strong>.<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

185


Het verschil in het totale activiteitsniveau wordt dus vooral door de hoeveelheid beweging in de<br />

vrije tijd gemaakt. Leerling<strong>en</strong> die in hun vrije tijd minder actief zijn, hal<strong>en</strong> e<strong>en</strong> relatief groot deel<br />

van hun activiteit op school (45% <strong>en</strong> 55% teg<strong>en</strong>over 22% <strong>en</strong> 31%). Zij zijn meer afhankelijk van<br />

de school voor hun activiteit. Dit zijn vaker meisjes, niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> waar<br />

thuis één auto voor de deur staat, leerling<strong>en</strong> waarvan de vader nooit sport <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die niet<br />

lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub, sportschool of dansschool dan respectievelijk jong<strong>en</strong>s, autochton<strong>en</strong>,<br />

leerling<strong>en</strong> met twee auto’s thuis, leerling<strong>en</strong> waarvan de vader één maal per week of vaker sport<br />

<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die wel lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub, sportschool of dansschool. Hoewel leerling<strong>en</strong> uit<br />

het primair onderwijs relatief meer verteg<strong>en</strong>woordigd zijn in de twee beweegprofiel<strong>en</strong> die meer<br />

actief zijn op school <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs meer in de twee beweegprofiel<strong>en</strong><br />

die minder actief zijn op school, geldt deze bevinding voor beide onderwijstypes.<br />

5.4 Sam<strong>en</strong>hang activiteitsniveau <strong>en</strong> schoolfactor<strong>en</strong><br />

Het doel van het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> is om <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> de school, het<br />

schoolbeleid <strong>en</strong> de schoolomgeving <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

anderzijds in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. In hoofdstuk 4 is gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> deelname van leerling<strong>en</strong> aan<br />

de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> afzonderlijk in relatie tot afzonderlijke schoolfactor<strong>en</strong>. In hoofdstuk<br />

5 is het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> geïntroduceerd. Dit maakt het mogelijk om het<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag in het totaal te bekijk<strong>en</strong>, met uitsplitsing <strong>naar</strong> het beweeggedrag op<br />

school of in de vrije tijd. In deze paragraaf wordt allereerst ingegaan op <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> het<br />

activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de relevante losse schoolfactor<strong>en</strong> die in hoofdstuk 4 werd<strong>en</strong><br />

onderscheid<strong>en</strong>. In het tweede deel van deze paragraaf wordt niet alle<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag<br />

van leerling<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gevat in één maat, maar ook de schoolfactor<strong>en</strong> op het gebied van<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>. Er wordt ingegaan op <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> het beweegbeleid van de school.<br />

5.4.1 Relaties factor<strong>en</strong> school(omgeving) <strong>en</strong> activiteitsniveau<br />

Zijn leerling<strong>en</strong> bij de aan- of afwezigheid van de specifieke schoolfactor<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> relatie verton<strong>en</strong><br />

met deelname van leerling<strong>en</strong> aan één of meer beweegactiviteit<strong>en</strong> ook in totaal actiever of minder<br />

actief? Bij de activiteit<strong>en</strong> op school – lichamelijke opvoeding, pauzegedrag <strong>en</strong> schoolsport – wordt<br />

zowel <strong>naar</strong> het totale activiteitsniveau als <strong>naar</strong> het aan school gerelateerde activiteitsniveau gekek<strong>en</strong>.<br />

Het activiteitsniveau op school is vooral afhankelijk van de duur, die door de school is bepaald.<br />

Tijd<strong>en</strong>s de pauze hebb<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> de keuze tuss<strong>en</strong> wel of niet beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, waardoor verschill<strong>en</strong><br />

in activiteit optred<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> die meestal <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaan om te sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> te beweg<strong>en</strong>,<br />

beweg<strong>en</strong> int<strong>en</strong>siever dan leerling<strong>en</strong> die buit<strong>en</strong> niet beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die binn<strong>en</strong><br />

blijv<strong>en</strong>. De duur van de pauze is daarbij wel van belang. E<strong>en</strong> lange pauze kan voor leerling<strong>en</strong><br />

die niet beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> – maar wel actiever zijn dan tijd<strong>en</strong>s de les – meer activiteit oplever<strong>en</strong><br />

dan e<strong>en</strong> korte pauze voor leerling<strong>en</strong> die wel sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze. Bij schoolsport<br />

186 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


hebb<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> de keuze om wel of niet deel te nem<strong>en</strong>. Voor lichamelijke opvoeding geldt dat<br />

niet. Kortom, de invloed van de school op het activiteitsniveau op school is groot.<br />

Net als in hoofdstuk 4 gaat het in deze paragraaf over <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> twee variabel<strong>en</strong>, zonder<br />

dat uitsprak<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan over oorzaak <strong>en</strong> gevolg. In hoofdstuk 4 zijn met behulp<br />

van de literatuur mogelijke verklaring<strong>en</strong> gepres<strong>en</strong>teerd. In deze paragraaf is dat lastiger. Er<br />

wordt immers niet gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit, maar <strong>naar</strong> het over meerdere<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>de activiteitsniveau. Daarom word<strong>en</strong> in deze paragraaf alle<strong>en</strong> de<br />

cijfers gepres<strong>en</strong>teerd <strong>en</strong> toegelicht, zonder discussie.<br />

Actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school<br />

Leerling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> op twee manier<strong>en</strong> actief van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school gaan: lop<strong>en</strong>d <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong>d. In<br />

hoofdstuk 4 kwam <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> dat leerling<strong>en</strong> die meestal lop<strong>en</strong>d <strong>naar</strong> school gaan (3-5 dag<strong>en</strong><br />

per week), vaker <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school gaan in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijk gebied <strong>en</strong>/of met zeer weinig<br />

gro<strong>en</strong> rondom de school. Leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs die overweg<strong>en</strong>d lop<strong>en</strong>d<br />

<strong>naar</strong> school gaan, zitt<strong>en</strong> minder vaak op e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> niet-stedelijk gebied. Leerling<strong>en</strong> die<br />

meestal op de fiets <strong>naar</strong> school gaan, zitt<strong>en</strong> relatief vaker op e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> matig of weinig<br />

stedelijk gebied <strong>en</strong> minder vaak op e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijke omgeving. In tabel 5.6<br />

staat weergegev<strong>en</strong> of deze k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de schoolomgeving ook sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met het totale<br />

activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong>. Het blijkt dat de afwezigheid van gro<strong>en</strong> rondom de school<br />

ge<strong>en</strong> relatie vertoont met het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong>. Dat geldt zowel voor het primair<br />

als voor het voortgezet onderwijs (tabel 5.6).<br />

Tabel 5.6 Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> bij factor<strong>en</strong> schoolomgeving die sam<strong>en</strong>hang verton<strong>en</strong><br />

met deelname aan actief transport van/<strong>naar</strong> school door leerling<strong>en</strong><br />

Totaal<br />

(n = 6.720)<br />

pCounts<br />

PO<br />

(n = 4.406)<br />

pCounts<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 2.314)<br />

pCounts<br />

Totaal 50 54 46<br />

Factor<strong>en</strong> schoolomgeving<br />

zeer sterk stedelijke schoolomgeving 45* 51 41*<br />

sterk stedelijke schoolomgeving 49 51 47<br />

matig stedelijke schoolomgeving 52 54 51<br />

weinig stedelijke schoolomgeving 54* 57 51<br />

niet-stedelijke schoolomgeving 50 55 37*<br />

erg weinig gro<strong>en</strong> rondom school (0-15%) 51 53 48<br />

* p < 0,05 (refer<strong>en</strong>tie = de rest van de leerling<strong>en</strong> (cijfers niet in tabel)).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

187


Als het gaat om de mate van stedelijkheid van de schoolomgeving zijn er wel <strong>en</strong>kele significante<br />

verschill<strong>en</strong>. Zo hebb<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school gaan in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijke<br />

omgeving e<strong>en</strong> lager activiteitsniveau dan leerling<strong>en</strong> die dat niet do<strong>en</strong> (resp. 45 <strong>en</strong> 51 pCounts,<br />

tweede cijfer niet in tabel). Er zijn ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die<br />

<strong>naar</strong> schol<strong>en</strong> gaan in matig of niet-stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die dat niet do<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong><br />

die op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> weinig stedelijke omgeving hebb<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger<br />

activiteitsniveau dan leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> andere omgeving (resp. 54 <strong>en</strong> 49 pCounts).<br />

Er zijn tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs ge<strong>en</strong> significante verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau<br />

<strong>naar</strong> de mate van stedelijkheid van de schoolomgeving. Voor leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet<br />

onderwijs zijn er wel verschill<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> die <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> middelbare school in<br />

e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijk gebied gaan, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lager totaal activiteitsniveau dan leerling<strong>en</strong><br />

waarvan de school in e<strong>en</strong> andere omgeving staat (resp. 41 <strong>en</strong> 48 pCounts). Zo zijn ook leerling<strong>en</strong><br />

uit het voortgezet onderwijs die <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school in e<strong>en</strong> niet-stedelijk gebied gaan minder actief<br />

dan leerling<strong>en</strong> die dat niet do<strong>en</strong> (resp. 37 <strong>en</strong> 47 pCounts).<br />

Lichamelijke opvoeding<br />

In hoofdstuk 4 is de waardering van leerling<strong>en</strong> voor de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding afgezet<br />

teg<strong>en</strong> het oordeel van de school over de kwaliteit <strong>en</strong> kwantiteit van de aanwezige material<strong>en</strong> voor<br />

dit vak. Ook is gekek<strong>en</strong> of er e<strong>en</strong> relatie is tuss<strong>en</strong> de aanwezigheid van e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke<br />

opvoeding in het primair onderwijs <strong>en</strong> de waardering van het vak door de leerling<strong>en</strong>.<br />

Daaruit bleek dat leerling<strong>en</strong> die de les negatief waarder<strong>en</strong> relatief minder vaak op e<strong>en</strong> school<br />

zitt<strong>en</strong> waar de hoeveelheid material<strong>en</strong> voor de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding die buit<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gegev<strong>en</strong> als ‘goed’ wordt beoordeeld. In het voortgezet onderwijs bleek daarnaast dat leerling<strong>en</strong><br />

die de lichamelijke opvoeding op school negatief waarder<strong>en</strong> relatief vaker op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong><br />

waar de kwantiteit <strong>en</strong>/of de kwaliteit voor de material<strong>en</strong> voor de buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> als ‘onvoldo<strong>en</strong>de/<br />

matig’ word<strong>en</strong> bestempeld. Leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs die negatief zijn over de les<br />

lichamelijke opvoeding zitt<strong>en</strong> minder vaak op e<strong>en</strong> school waar de kwaliteit van de material<strong>en</strong><br />

voor de buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> ‘goed’ wordt bevond<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of waar e<strong>en</strong> vakleerkracht afwezig is. In tabel 5.7<br />

is het activiteitsniveau van de leerling<strong>en</strong> afgezet teg<strong>en</strong> het oordeel van de school over de material<strong>en</strong><br />

voor de gymless<strong>en</strong> <strong>en</strong> het al dan niet aanwezig zijn van e<strong>en</strong> vakleerkracht.<br />

188 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 5.7 Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> oordeel van de school over beschikbare material<strong>en</strong><br />

voor de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> aanwezigheid vakleerkracht in het primair onderwijs<br />

Totaal activiteitsniveau<br />

Onderwijstype<br />

Activiteitsniveau op school<br />

Onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 6.720)<br />

pCounts<br />

PO<br />

(n = 4.406)<br />

pCounts<br />

VO<br />

(n = 2.314)<br />

pCounts<br />

Totaal<br />

(n = 7.010)<br />

pCounts<br />

school<br />

PO<br />

(n = 4.661)<br />

pCounts<br />

school<br />

VO<br />

(n = 2.349)<br />

pCounts<br />

school<br />

Totaal 50 54 46 50 63 38<br />

Hoeveelheid material<strong>en</strong> voor buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> LO<br />

onvoldo<strong>en</strong>de/matig 51 53 45 55* 61 39<br />

voldo<strong>en</strong>de 50 56 47 48 63 39<br />

goed 48 56 47 44 72* 37<br />

Kwaliteit van material<strong>en</strong> voor buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> LO<br />

onvoldo<strong>en</strong>de/matig 50 53 46 54 61 39<br />

voldo<strong>en</strong>de 51 55 47 50 63 40<br />

goed 47 55 45 43 71 35<br />

Vakleerkracht LO (alle<strong>en</strong> PO)<br />

ja - 53 - - 63 -<br />

nee - 55 - - 63 -<br />

* p < 0,05<br />

Er zijn ge<strong>en</strong> <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het oordeel van de school<br />

over de kwaliteit of de kwantiteit van de material<strong>en</strong> voor de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding<br />

die buit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>. Dat geldt zowel voor het primair onderwijs als voor het voortgezet<br />

onderwijs. Leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> waar de kwantiteit of kwaliteit van deze material<strong>en</strong> als<br />

‘onvoldo<strong>en</strong>de/matig’ word<strong>en</strong> beschouwd, hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> significant lager activiteitsniveau dan<br />

leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> waar deze aspect<strong>en</strong> ‘voldo<strong>en</strong>de’ of ‘goed’ word<strong>en</strong> bevond<strong>en</strong>.<br />

Wanneer wordt gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> op school (gebaseerd op lichamelijke<br />

opvoeding, pauzegedrag <strong>en</strong> schoolsport), wordt duidelijk dat het activiteitsniveau van<br />

de leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> waar de hoeveelheid material<strong>en</strong> voor de buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> als ‘onvoldo<strong>en</strong>de/<br />

matig’ wordt beoordeeld, hoger is dan van de leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> waar dit niet het geval is<br />

(resp. 55 <strong>en</strong> 48/44 pCounts school). Leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs die op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong><br />

waar de hoeveelheid material<strong>en</strong> als ‘goed’ word<strong>en</strong> beoordeeld, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau<br />

dan basisschoolleerling<strong>en</strong> waarvoor dit niet geldt (resp. 72 <strong>en</strong> 63/61 pCounts school). Voor<br />

leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs zijn er ge<strong>en</strong> significante <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> dit schoolk<strong>en</strong>merk<br />

<strong>en</strong> het activiteitsniveau op school gevond<strong>en</strong>.<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

189


Op de schol<strong>en</strong> van ruim de helft van de basisschoolleerling<strong>en</strong> (57%) is e<strong>en</strong> vakleerkracht lichamelijke<br />

opvoeding aanwezig (zie tabel 4.5). Uit tabel 5.7 blijkt dat er ge<strong>en</strong> verschil is in activiteitsniveau<br />

tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die wel of niet les hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vakleerkracht, noch in totaal<br />

noch op school.<br />

Pauzegedrag<br />

Er is onderscheid gemaakt tuss<strong>en</strong> drie manier<strong>en</strong> waarop leerling<strong>en</strong> hun pauze doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>:<br />

meestal buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>d <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>d, buit<strong>en</strong> niet-beweg<strong>en</strong>d <strong>en</strong> niet-sport<strong>en</strong>d of binn<strong>en</strong>.<br />

In hoofdstuk 4 bleek dat basisschoolleerling<strong>en</strong> die in de pauze wel <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> gaan maar<br />

daar meestal niet sport<strong>en</strong> of beweg<strong>en</strong>, relatief vaker ge<strong>en</strong> sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op hun<br />

schoolplein ter beschikking hebb<strong>en</strong>, vaker op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> die nooit activiteit<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s<br />

de pauze organiseert <strong>en</strong> vaker op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> die plann<strong>en</strong> heeft om het plein bewegingsvri<strong>en</strong>delijker<br />

te mak<strong>en</strong>. Voor leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs die in de pauze meestal<br />

binn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>, zijn er vaker dan gemiddeld ge<strong>en</strong> sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> of georganiseerde<br />

activiteit<strong>en</strong> op het schoolplein <strong>en</strong> is er vaker ge<strong>en</strong> los spelmateriaal. In tabel 5.8 zijn deze<br />

factor<strong>en</strong> afgezet teg<strong>en</strong> het gemiddelde activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong>.<br />

Tabel 5.8 Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> bij aan-/afwezigheid schoolfactor<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong>hang<br />

verton<strong>en</strong> met deelname aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze door leerling<strong>en</strong><br />

Totaal activiteitsniveau<br />

Onderwijstype<br />

Activiteitsniveau op school<br />

Onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 6.720)<br />

pCounts<br />

PO<br />

(n = 4.406)<br />

pCounts<br />

VO<br />

(n = 2.314)<br />

pCounts<br />

Totaal<br />

(n = 7.010)<br />

pCounts<br />

school<br />

PO<br />

(n = 4.661)<br />

pCounts<br />

school<br />

VO<br />

(n = 2.349)<br />

pCounts<br />

school<br />

Totaal 50 54 46 50 63 38<br />

<strong>School</strong>factor<strong>en</strong><br />

organisatie van activiteit<strong>en</strong><br />

in de pauze<br />

53 55 50 61* 68 45<br />

afwezigheid van sport<strong>en</strong><br />

spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op<br />

schoolplein<br />

plann<strong>en</strong> om het plein<br />

bewegingsvri<strong>en</strong>delijker<br />

te mak<strong>en</strong><br />

49 50 48 40 61 39<br />

49 54 40 51 58 36<br />

* p < 0,05 (refer<strong>en</strong>tie = de rest van de leerling<strong>en</strong> (cijfers niet in tabel)).<br />

190 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Basisschoolleerling<strong>en</strong> die op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> waar (wel e<strong>en</strong>s) activiteit<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze<br />

word<strong>en</strong> georganiseerd, hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau dan basisschoolleerling<strong>en</strong> waarvoor<br />

dat niet geldt, noch in totaal noch op school. Dat geldt ook voor basisschoolleerling<strong>en</strong> op<br />

schol<strong>en</strong> zonder sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> of toezicht op het schoolplein. Ook plann<strong>en</strong> om<br />

het plein bewegingsvri<strong>en</strong>delijker te mak<strong>en</strong>, gaan niet sam<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lager of hoger activiteitsniveau.<br />

Ook in het voortgezet onderwijs zijn er ge<strong>en</strong> <strong>relaties</strong> gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de aan- of<br />

afwezigheid van de g<strong>en</strong>oemde schoolfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> in totaal<br />

of op school.<br />

<strong>School</strong>sport<br />

Deelname aan schoolsport door leerling<strong>en</strong> is vrijwillig. Daarnaast hebb<strong>en</strong> niet alle leerling<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> schoolsportaanbod: deze beweegactiviteit werd in de meetweek op 72% van de schol<strong>en</strong><br />

aangebod<strong>en</strong>. In hoofdstuk 4 bleek dat leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs die aan schoolsport<br />

deelnem<strong>en</strong> minder vaak op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> die prioriteit geeft aan het aanbied<strong>en</strong> van<br />

schoolsport dan leerling<strong>en</strong> die niet deelnem<strong>en</strong>. In tabel 5.9 is de aanwezigheid van deze schoolfactor<br />

afgezet teg<strong>en</strong> het activiteitsniveau van de leerling<strong>en</strong> (totaal <strong>en</strong> op school).<br />

Tabel 5.9 Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> bij aanwezigheid schoolfactor die sam<strong>en</strong>hang<br />

vertoont met deelname aan schoolsport door leerling<strong>en</strong> (selectie van leerling<strong>en</strong> die aanbod<br />

schoolsport hadd<strong>en</strong>)<br />

Totaal activiteitsniveau<br />

Onderwijstype<br />

Activiteitsniveau op school<br />

Onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 5.046)<br />

pCounts<br />

PO<br />

(n = 3.320)<br />

pCounts<br />

VO<br />

(n = 1.726)<br />

pCounts<br />

Totaal<br />

(n = 5.148)<br />

pCounts<br />

school<br />

PO<br />

(n = 3.387)<br />

pCounts<br />

school<br />

VO<br />

(n = 1.761)<br />

pCounts<br />

school<br />

Totaal 50 54 47 50 62 38<br />

<strong>School</strong>factor<strong>en</strong><br />

prioriteit voor aanbod<br />

van schoolsport<br />

50 55 46 50 65* 37<br />

* p < 0,05 (refer<strong>en</strong>tie = de rest van de leerling<strong>en</strong> (cijfers niet in tabel)).<br />

Leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> waar het aanbod van schoolsport als prioriteit wordt beschouwd, hebb<strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong> hoger totaal activiteitsniveau dan leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> waar dat niet het geval is. Wel<br />

geldt in het primair onderwijs dat het activiteitsniveau op school van leerling<strong>en</strong> die op schol<strong>en</strong><br />

zitt<strong>en</strong> waar schoolsport als prioriteit wordt beschouwd, hoger is dan dat van leerling<strong>en</strong> die op<br />

schol<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> waar dat niet zo is (resp. 65 <strong>en</strong> 61 pCounts school, tweede cijfer niet in tabel).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

191


Beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd<br />

In het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> zijn vijf beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd onderscheid<strong>en</strong>:<br />

clubsport, buit<strong>en</strong> zelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>, zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong>.<br />

In hoofdstuk 4 bleek dat e<strong>en</strong> negatieve houding van de school t<strong>en</strong> opzichte van sam<strong>en</strong>werking met<br />

e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging sam<strong>en</strong>hangt met e<strong>en</strong> lagere tijdsbesteding van leerling<strong>en</strong> aan clubsport. Daarnaast<br />

is gevond<strong>en</strong> dat leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> die gericht beleid voer<strong>en</strong> om het beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

onder leerling<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong>, meer tijd per week bested<strong>en</strong> aan buit<strong>en</strong> zelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>. In<br />

tabel 5.10 zijn deze twee schoolfactor<strong>en</strong> afgezet teg<strong>en</strong> het activiteitsniveau van de leerling<strong>en</strong>.<br />

Tabel 5.10 Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> bij aanwezigheid twee schoolfactor<strong>en</strong> die<br />

sam<strong>en</strong>hang verton<strong>en</strong> met deelname aan beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd door leerling<strong>en</strong><br />

Totaal activiteitsniveau<br />

Onderwijstype<br />

Activiteitsniveau op school<br />

Onderwijstype<br />

Totaal<br />

(n = 6.720)<br />

pCounts<br />

PO<br />

(n = 4.406)<br />

pCounts<br />

VO<br />

(n = 2.314)<br />

pCounts<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

pCounts<br />

school<br />

PO<br />

(n = 4.661)<br />

pCounts<br />

school<br />

VO<br />

(n = 2.426)<br />

pCounts<br />

school<br />

Totaal 50 54 46 50 63 38<br />

<strong>School</strong>factor<strong>en</strong><br />

negatieve houding school<br />

t.o.v. sam<strong>en</strong>werking met<br />

sportver<strong>en</strong>iging<br />

45 56 30* 49 73 18*<br />

school voert e<strong>en</strong> gericht<br />

beleid op het stimuler<strong>en</strong><br />

van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

52* 55* 48 54* 65* 41<br />

* p < 0,05 (refer<strong>en</strong>tie = de rest van de leerling<strong>en</strong> (cijfers niet in tabel)).<br />

Basisschoolleerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> negatieve houding hebb<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van sam<strong>en</strong>werking<br />

met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> hoger of lager activiteitsniveau (in totaal <strong>en</strong> op<br />

school) dan andere basisschoolleerling<strong>en</strong>. Voor leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs geldt<br />

echter dat zij e<strong>en</strong> lager activiteitsniveau hebb<strong>en</strong> als zij op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> negatieve<br />

houding t<strong>en</strong> opzichte van sam<strong>en</strong>werking met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong> van andere<br />

middelbare schol<strong>en</strong>, zowel in totaal (resp. 30 <strong>en</strong> 47 pCounts, tweede cijfer niet in tabel) als op<br />

school (resp. 18 <strong>en</strong> 39 pCounts, tweede cijfer niet in tabel).<br />

T<strong>en</strong> slotte hebb<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> gericht beleid voer<strong>en</strong> om beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

onder leerling<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau dan andere leerling<strong>en</strong>, zowel in<br />

192 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


totaal (resp. 52 <strong>en</strong> 46 pCounts, tweede cijfer niet in tabel) als op school (resp. 54 <strong>en</strong> 41 pCounts<br />

school, tweede cijfer niet in tabel). Dat blijkt specifiek op te gaan voor leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs<br />

(totaal activiteitsniveau 55 vs. 40 pCounts; activiteitsniveau op school 65 vs. 55 pCounts<br />

school, tweede cijfers niet in tabel).<br />

5.4.2 Het beweegbeleid van de school <strong>en</strong> het activiteitsniveau<br />

Het doel van dit onderzoek is om <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> schoolfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweeggedrag van de leerling<br />

te achterhal<strong>en</strong>. Tabel 5.11 is daarvoor e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale tabel. Hierin is zowel de school(omgeving)<br />

als het beweeggedrag sam<strong>en</strong>gevat in één maat. Het beweeggedrag van leerling<strong>en</strong> is weer gegev<strong>en</strong><br />

als het gemiddelde activiteitsniveau. De schoolomgeving is sam<strong>en</strong>gevat in de schaal ‘beweegbeleid’,<br />

die in hoofdstuk 2 is geïntroduceerd. Het beweegbeleid geeft aan in welke mate e<strong>en</strong> school<br />

beleid voert op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport voor leerling<strong>en</strong>. Schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid<br />

voer<strong>en</strong> vaker e<strong>en</strong> gericht beleid om het beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> bij leerling<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong> (zie<br />

tabel 2.23). Daarnaast is e<strong>en</strong> aantal voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> die beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> stimuler<strong>en</strong>,<br />

zoals material<strong>en</strong> voor de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> sport- <strong>en</strong> speeltoestell<strong>en</strong> op het schoolplein,<br />

in grotere mate aanwezig (zie tabel B1.12 in de onderzoeksverantwoording). Maar zijn leerling<strong>en</strong><br />

die op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> met meer beweegbeleid ook actiever dan andere leerling<strong>en</strong>?<br />

Tabel 5.11 Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> beweegbeleid van de school<br />

Totaal<br />

(n = 6.720)<br />

minder<br />

(n = 2.652)<br />

Beweegbeleid school<br />

doorsnee<br />

(n = 2.023)<br />

meer<br />

(n = 2.032)<br />

Activiteitsniveau (pCounts) 50 49 50 52<br />

PO 54 53 ‡ 52 ‡ 56<br />

VO 46* 45 47 47<br />

Activiteitsniveau op school (pCounts) 50 47 47 58<br />

PO 63 61 ‡ 56 ‡ 70<br />

VO 38* 36 39 41<br />

<strong>School</strong>aandeel (% van counts) 38 38 38 39<br />

PO 40 40 39 ‡ 42<br />

VO 36* 36 36 36<br />

* Significant verschil tuss<strong>en</strong> PO <strong>en</strong> VO (p < 0,05).<br />

‡ Significant verschil <strong>naar</strong> beweegbeleid (p < 0,05, ‘meer beweegbeleid’ is refer<strong>en</strong>tie).<br />

De mate van activiteit van leerling<strong>en</strong> is in tabel 5.11 op drie verschill<strong>en</strong>de manier<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong>.<br />

De eerste is het activiteitsniveau, het totale activiteitsniveau gebaseerd op ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong>.<br />

Omdat het om perc<strong>en</strong>tielscores gaat, is het gemiddelde van alle leerling<strong>en</strong> per<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

193


definitie 50. Zoals eerder in tabel 5.1 is vermeld, zijn basisschoolleerling<strong>en</strong> actiever dan leerling<strong>en</strong><br />

uit het voortgezet onderwijs (resp. 54 <strong>en</strong> 46 pCounts). Leerling<strong>en</strong> op basisschol<strong>en</strong> met<br />

meer beweegbeleid hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> iets hoger activiteitsniveau dan leerling<strong>en</strong> op basisschol<strong>en</strong> met<br />

doorsnee of minder beleid. Tuss<strong>en</strong> basisschoolleerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met minder of doorsnee<br />

beweegbeleid is er ge<strong>en</strong> verschil in activiteitsniveau. Bij leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs<br />

gaat e<strong>en</strong> actiever beweegbeleid niet gepaard met e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau (tabel 5.11).<br />

In tabel 5.11 is ook het activiteitsniveau op school weergegev<strong>en</strong>, berek<strong>en</strong>d over lichamelijke<br />

opvoeding, pauzegedrag <strong>en</strong> schoolsport. Ook hier is het gemiddelde over alle leerling<strong>en</strong> per<br />

definitie 50. Leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs zijn op school aanzi<strong>en</strong>lijk actiever dan leerling<strong>en</strong><br />

uit het voortgezet onderwijs (resp. 63 <strong>en</strong> 38 pCounts). 19 Door de directe sturing van de school<br />

op gebied van lichamelijke opvoeding, pauzegedrag <strong>en</strong> schoolsport is de verwachting dat de<br />

relatie met het beweegbeleid het sterkst is met het activiteitsniveau op school. Er blijkt echter<br />

alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> relatie te zijn voor basisschoolleerling<strong>en</strong>: die zijn op schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk actiever dan op schol<strong>en</strong> met minder of doorsnee beleid (resp. 70, 61 <strong>en</strong> 56 pCounts,<br />

zie tabel 5.11). Het verschil tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> met minder of doorsnee beleid is niet<br />

significant. Onder leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs is ge<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

het activiteitsniveau op school <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school.<br />

De verwachting is dat schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid hun leerling<strong>en</strong> meer stimuler<strong>en</strong> om te<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong>, waardoor bij deze leerling<strong>en</strong> het aandeel van de schoolactiviteit<strong>en</strong> in<br />

het totale activiteitsniveau <strong>en</strong>/of het totaal aantal counts dat via de school wordt behaald groter<br />

is dan dat van leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> met minder beweegbeleid. De verschill<strong>en</strong> in activiteit op<br />

school word<strong>en</strong> veroorzaakt door verschill<strong>en</strong> in de duur van lichamelijke opvoeding, de pauzes<br />

<strong>en</strong> de schoolsport (zie tabel 3.2). Tijd<strong>en</strong>s de pauze zijn er daarnaast nog verschill<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de<br />

manier waarop leerling<strong>en</strong> deze doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>: buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> is int<strong>en</strong>siever dan<br />

binn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> niet beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>.<br />

Het schoolaandeel in tabel 5.11 is het perc<strong>en</strong>tage van het totaal aantal counts dat kan word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong><br />

aan de drie activiteit<strong>en</strong> op school. Ruim e<strong>en</strong> derde (38%) van de counts wordt besteed<br />

aan deze beweegactiviteit<strong>en</strong>: basisschoolleerling<strong>en</strong> hal<strong>en</strong> van hun totale activiteitsniveau 40%<br />

uit het beweg<strong>en</strong> op school, leerling<strong>en</strong> uit het middelbaar onderwijs 36%. Basisschoolleerling<strong>en</strong><br />

hal<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> groter deel van hun activiteit uit de beweegactiviteit<strong>en</strong> op school. Voor deze groep<br />

geldt ook dat meer beweegbeleid sam<strong>en</strong>gaat met e<strong>en</strong> hoger perc<strong>en</strong>tage counts die via de school<br />

word<strong>en</strong> behaald, vergelek<strong>en</strong> met doorsnee beleid (resp. 42 <strong>en</strong> 39%). Minder beleid geeft ge<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van doorsnee beleid. Bij leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs zijn er<br />

ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in het schoolaandeel <strong>naar</strong> de mate van beweegbeleid van de school.<br />

Uit tabel 5.11 zijn twee belangrijke conclusies te trekk<strong>en</strong>. De eerste is dat basisscholier<strong>en</strong>, ongeacht<br />

het beweegbeleid, e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau hebb<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong> uit het middel baar<br />

194 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


onderwijs, zowel op school als in totaal. Dit komt overe<strong>en</strong> met bevinding<strong>en</strong> in paragraaf 5.3.1.<br />

Ook is het aandeel van de beweegactiviteit<strong>en</strong> op school groter voor leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs<br />

dan voor leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs. De eerste groep beweegt dus<br />

meer op school, in absolute zin <strong>en</strong> in relatieve zin (in verhouding tot actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong><br />

van school <strong>en</strong> de activiteit<strong>en</strong> in de vrije tijd). De vraag is dan of leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet<br />

onderwijs hun lagere activiteitsniveau op school ‘comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong>’ door in hun vrije tijd meer te<br />

beweg<strong>en</strong>. Dat is echter niet het geval: in de vrije tijd zijn leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs<br />

ongeveer ev<strong>en</strong> actief als leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs: er treedt in de vrije tijd ge<strong>en</strong><br />

comp<strong>en</strong>satie op voor meer of minder activiteit op school (niet in tabel).<br />

De tweede conclusie die op basis van tabel 5.11 kan word<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong>, is dat de mate van<br />

beweegbeleid e<strong>en</strong> relatie met het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> uit het basisonderwijs vertoont,<br />

maar niet met dat van de middelbare scholier<strong>en</strong>. Basisschoolleerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met<br />

meer beweegbeleid zijn actiever dan basisschoolleerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met doorsnee of minder<br />

beweegbeleid, zowel in totaal als op school. Minder beleid leidt t<strong>en</strong> opzichte van doorsnee<br />

beleid niet tot minder activiteit. Dat kan kom<strong>en</strong> doordat de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> met<br />

doorsnee <strong>en</strong> minder beleid kleiner zijn dan de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> met doorsnee <strong>en</strong><br />

meer beleid. 20 Leerling<strong>en</strong> uit het middelbaar onderwijs zijn niet meer of minder actief op e<strong>en</strong><br />

school die meer of minder beweegbeleid voert. Voor zowel leerling<strong>en</strong> uit het primair als het<br />

voortgezet onderwijs geldt dat er ge<strong>en</strong> relatie is tuss<strong>en</strong> de mate van activiteit in de vrije tijd <strong>en</strong><br />

het beweegbeleid van de school (niet in tabel). Ook hier treedt ge<strong>en</strong> comp<strong>en</strong>satie op bij leerling<strong>en</strong><br />

die meer op school beweg<strong>en</strong>. 21 De volg<strong>en</strong>de paragraaf behandelt achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van leerling<strong>en</strong>, in combinatie met activiteitsniveau <strong>en</strong> beweegbeleid.<br />

5.4.3 Beweegbeleid, achtergrond van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> activiteitsniveau<br />

Schol<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> actiever beweegbeleid voer<strong>en</strong>, gev<strong>en</strong> gemiddeld vaker aan e<strong>en</strong> gericht stimuleringsbeleid<br />

op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport te voer<strong>en</strong> <strong>en</strong> prioriteit te gev<strong>en</strong> aan dit<br />

onderwerp bij de verdeling van financiële middel<strong>en</strong> (zie tabel 2.25). Ook zijn er op deze schol<strong>en</strong><br />

gemiddeld vaker (betere) voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong> met betrekking tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport (zie tabel B1.12 in de onderzoeksverantwoording). Zijn leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> met meer<br />

beweegbeleid ook meer tevred<strong>en</strong> over het sportaanbod op school dan leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong><br />

met minder beleid? Uit tabel 5.12 blijkt dat dit als het gaat om de waardering van de gymless<strong>en</strong><br />

inderdaad het geval is.<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

195


Tabel 5.12 Perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat positief over schoolaanbod oordeelt <strong>naar</strong> mate van<br />

beweegbeleid van de school<br />

Totaal<br />

(n = 7.008)<br />

%<br />

minder<br />

(n = 2.768)<br />

%<br />

Beweegbeleid school<br />

doorsnee<br />

(n = 2.118)<br />

%<br />

meer<br />

(n = 2.105)<br />

%<br />

positieve waardering gymless<strong>en</strong> (schaal) 81 79 79 86*<br />

positieve waardering sportaanbod buit<strong>en</strong> de les (schaal) 30 26 29 36<br />

* p < 0,05<br />

Leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid oordel<strong>en</strong> vaker positief over de gymless<strong>en</strong> dan<br />

leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met minder of doorsnee beleid (tabel 5.12). De relatie tuss<strong>en</strong> de waardering<br />

voor de gymless<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school blijkt specifiek op te gaan voor<br />

het voortgezet onderwijs: onder de leerling<strong>en</strong> van middelbare schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid<br />

is het perc<strong>en</strong>tage dat positief oordeelt over de gymles significant hoger (niet in tabel). Het perc<strong>en</strong>tage<br />

leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid dat positief oordeelt over het sportaanbod<br />

buit<strong>en</strong> de les is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s hoger dan onder leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met minder of doorsnee<br />

beleid. Dit verschil is echter voor ge<strong>en</strong> van beide onderwijsvorm<strong>en</strong> significant.<br />

De achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> zijn in belangrijke mate bepal<strong>en</strong>d voor hun beweeggedrag<br />

(zie hoofdstuk 3 <strong>en</strong> tabel 5.1). Daarom gaat deze paragraaf in op de vraag <strong>naar</strong> de relatie<br />

tuss<strong>en</strong> het beweegbeleid van de school <strong>en</strong> het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong>de<br />

achtergrond<strong>en</strong>. Schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid uit het primair onderwijs <strong>en</strong> het voortgezet<br />

onderwijs verschill<strong>en</strong> wat betreft de achtergrond van de leerling (vergelijk tabel 2.25 met<br />

tabel 2.26). Daarom word<strong>en</strong> in deze paragraaf de resultat<strong>en</strong> voor leerling<strong>en</strong> uit het primair<br />

onderwijs <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs apart gepres<strong>en</strong>teerd.<br />

Primair onderwijs<br />

Leerling<strong>en</strong> van basisschol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid zijn op school actiever <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> school niet<br />

minder actief dan andere basisschoolleerling<strong>en</strong>. Dat betek<strong>en</strong>t dat zij in totaal meer actief zijn (zie<br />

tabel 5.11). In hoofdstuk 2 kwam <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> dat op basisschol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid relatief<br />

meer leerling<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> die in hun vrije tijd gemiddeld g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> minder beweg<strong>en</strong>: leerling<strong>en</strong> uit<br />

zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>, niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> die thuis ge<strong>en</strong> auto hebb<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die niet lid zijn van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging (vergelijk met hoofdstuk 3 <strong>en</strong> tabel 5.1).<br />

De verwachting is op basis van de bevinding<strong>en</strong> uit tabel 5.11 dat zij meer profijt hebb<strong>en</strong> van het<br />

beweegbeleid van de school; er is immers e<strong>en</strong> positieve sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> het beweegbeleid <strong>en</strong><br />

het activiteitsniveau van basisschoolleerling<strong>en</strong>. De resultat<strong>en</strong> in tabel 5.13a lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat er voor<br />

veel groep<strong>en</strong> basisschoolleerling<strong>en</strong> sprake is van e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame in activiteitsniveau <strong>naar</strong>mate de<br />

school meer beweegbeleid voert, maar dat niet al deze resultat<strong>en</strong> significant zijn.<br />

196 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 5.13a Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> beweegbeleid van de school <strong>en</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van deze leerling<strong>en</strong> (selectie van leerling<strong>en</strong> primair onderwijs)<br />

Totaal<br />

(n = 4.406)<br />

pCounts<br />

minder<br />

(n = 1.674)<br />

pCounts<br />

Beweegbeleid school<br />

doorsnee<br />

(n = 1.253)<br />

pCounts<br />

meer<br />

(n = 1.466)<br />

pCounts<br />

Totaal 54 53 ‡ 52 ‡ 56<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 59 57 ‡ 57 ‡ 63<br />

meisje 49 48 48 50<br />

Etniciteit leerling<br />

autochtoon 55 53 ‡ 53 ‡ 58<br />

westers allochtoon 53 52 54 54<br />

niet-westers allochtoon 51 49 48 53<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 52 51 48 54<br />

sterk stedelijk 52 54 50 53<br />

matig stedelijk 56 50 ‡ 54 61<br />

weinig stedelijk 55 53 55 57<br />

niet-stedelijk 55 55 53 58<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 51 49 40 ‡ 56<br />

één 53 52 ‡ 50 ‡ 55<br />

twee of meer 55 54 55 58<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 47 46 45 49<br />

tot één keer per maand 54 53 52 56<br />

één keer per week 55 53 ‡ 54 58<br />

meer dan één keer per week 61 60 ‡ 59 ‡ 64<br />

Lidmaatschap sportclub<br />

nee 36 35 32 38<br />

ja 60 58 ‡ 58 ‡ 64<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 50 53 44 52<br />

normaal gewicht 55 54 ‡ 53 ‡ 58<br />

overgewicht 50 49 49 50<br />

‡ Significant verschil <strong>naar</strong> beweegbeleid (p < 0,05, ‘meer beweegbeleid’ is refer<strong>en</strong>tie).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

197


Leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>, van nietwesterse<br />

allochtone afkomst <strong>en</strong> zonder lidmaatschap van e<strong>en</strong> sportclub, sportschool of dansschool<br />

hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau dan vergelijkbare leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met minder<br />

of doorsnee beweegbeleid, maar de verschill<strong>en</strong> zijn niet significant. Hoewel het beleid erop<br />

gericht lijkt om juist deze leerling<strong>en</strong> meer te lat<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>, blijk<strong>en</strong> ze dus niet significant<br />

actiever te zijn dan vergelijkbare leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> waar minder beleid op dit onderwerp<br />

wordt gevoerd. De <strong>en</strong>ige uitzondering: leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid waar<br />

thuis ge<strong>en</strong> auto’s aanwezig zijn, zijn significant actiever dan leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met doorsnee<br />

beweegbeleid zonder auto thuis. Het verschil tuss<strong>en</strong> minder <strong>en</strong> meer beweegbeleid is bij<br />

deze leerling<strong>en</strong> niet significant.<br />

Er zijn wel andere significante verschill<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> in activiteitsniveau <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweegbeleid van de school. Zo zijn jong<strong>en</strong>s van basisschol<strong>en</strong> met<br />

meer beweegbeleid actiever dan jong<strong>en</strong>s van schol<strong>en</strong> met minder of doorsnee beleid. Dat geldt<br />

ook voor autochtone leerling<strong>en</strong>, voor leerling<strong>en</strong> waarvan de vader meer dan één keer per week<br />

sport <strong>en</strong> voor leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub, sportschool of dansschool. Het gaat hier<br />

om groep<strong>en</strong> die gemiddeld actiever zijn dan andere groep<strong>en</strong> (zie hoofdstuk 3 <strong>en</strong> tabel 5.1).<br />

Mogelijk word<strong>en</strong> zij vooral gestimuleerd door e<strong>en</strong> schoolomgeving die gericht is op beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong>. Ook leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> normaal gewicht <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> waar thuis één auto staat,<br />

zijn gemiddeld actiever als zij op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> die meer beweegbeleid voert, dan wanneer<br />

zij op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> doorsnee of minder beweegbeleid heeft. Onder leerling<strong>en</strong> met<br />

overgewicht is ge<strong>en</strong> significante relatie gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> activiteitsniveau <strong>en</strong> beweegbeleid.<br />

Voortgezet onderwijs<br />

In het middelbaar onderwijs is ge<strong>en</strong> relatie gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

<strong>en</strong> de mate van activiteit van leerling<strong>en</strong>, noch in totaal noch op school (zie tabel 5.11). In hoofdstuk<br />

2 bleek dat op schol<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs met meer beweegbeleid andere typ<strong>en</strong><br />

leerling<strong>en</strong> meer verteg<strong>en</strong>woordigd zijn dan op schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid in het primair<br />

onderwijs. In het primair onderwijs zijn leerling<strong>en</strong> die in de vrije tijd gemiddeld minder beweg<strong>en</strong>,<br />

relatief meer verteg<strong>en</strong>woordigd op schol<strong>en</strong> die meer beweegbeleid voer<strong>en</strong> (zie tabel 2.25).<br />

In het voortgezet onderwijs daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> zijn dat leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub,<br />

sportschool of dansschool (zie tabel 2.26), leerling<strong>en</strong> die juist relatief actief zijn (zie tabel 5.1).<br />

Op middelbare schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid zitt<strong>en</strong> wel relatief meer leerling<strong>en</strong> die woonachtig<br />

zijn in zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> meer leerling<strong>en</strong> met overgewicht 22 (tabel 2.26),<br />

twee groep<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die in hun vrije tijd gemiddeld minder beweg<strong>en</strong> dan andere leerling<strong>en</strong>.<br />

Maar ook hier blijkt, net als in het primair onderwijs, dat deze groep<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> niet<br />

actiever zijn als zij op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> die meer beweegbeleid voert (zie tabel 5.13b).<br />

198 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 5.13b Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> beweegbeleid van de school <strong>en</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van deze leerling<strong>en</strong> (selectie van leerling<strong>en</strong> voortgezet onderwijs)<br />

Totaal<br />

(n = 2.314)<br />

pCounts<br />

minder<br />

(n = 978)<br />

pCounts<br />

Beweegbeleid school<br />

doorsnee<br />

(n = 770)<br />

pCounts<br />

meer<br />

(n = 566)<br />

pCounts<br />

Totaal 46 45 47 47<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 53 54 54 52<br />

meisje 40 38 41 42<br />

Etniciteit leerling<br />

autochtoon 48 48 50 47<br />

westers allochtoon 50 52 43 52<br />

niet-westers allochtoon 36 31 ‡ 38 ‡ 42<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 40 36 40 43<br />

sterk stedelijk 43 41 41 50<br />

matig stedelijk 46 47 42 50<br />

weinig stedelijk 51 53 52 47<br />

niet-stedelijk 49 45 55 51<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 42 30 60 ‡ 35<br />

één 42 42 43 44<br />

twee of meer 50 49 50 50<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 39 37 40 45<br />

tot één keer per maand 47 43 51 48<br />

één keer per week 50 50 53 46<br />

meer dan één keer per week 54 57 53 52<br />

Lidmaatschap sportclub<br />

nee 23 22 25 25<br />

ja 56 56 57 55<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 43 34 51 60<br />

normaal gewicht 47 47 48 47<br />

overgewicht 46 43 47 50<br />

‡ Significant verschil <strong>naar</strong> beweegbeleid (p < 0,05, ‘meer beweegbeleid’ is refer<strong>en</strong>tie).<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

199


Voor één groep leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs, de niet-westerse allochton<strong>en</strong>, geldt<br />

dat het activiteitsniveau significant oploopt <strong>naar</strong>mate de school e<strong>en</strong> meer actief beweegbeleid<br />

voert. Anders dan in het primair onderwijs hebb<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs niet-westerse<br />

allochton<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid wel e<strong>en</strong> significant hoger activiteitsniveau<br />

dan niet-westerse allochton<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> doorsnee of minder actief beweegbeleid<br />

voer<strong>en</strong>. Voor autochtone leerling<strong>en</strong>, die in het primair onderwijs op schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid<br />

e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau dan gemiddeld hebb<strong>en</strong>, is in het voortgezet onderwijs ge<strong>en</strong><br />

relatie tuss<strong>en</strong> activiteitsniveau <strong>en</strong> beweegbeleid gevond<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met doorsnee<br />

beweegbeleid zonder auto’s thuis hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zeer hoog activiteitsniveau (60 pCounts), dat<br />

wordt vooral veroorzaakt door deelname aan beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd (niet in tabel).<br />

Hiervoor verschaft dit onderzoek ge<strong>en</strong> verklaring.<br />

Discussie: beweegbeleid <strong>en</strong> activiteitsniveau<br />

Hoewel in het primair onderwijs e<strong>en</strong> positieve relatie blijkt te zijn tuss<strong>en</strong> het beweegbeleid van<br />

de school <strong>en</strong> het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> op school, word<strong>en</strong> de doelgroep<strong>en</strong> waarop<br />

de schol<strong>en</strong> zich lijk<strong>en</strong> te richt<strong>en</strong> niet bereikt. De leerling<strong>en</strong> die in hun vrije tijd toch al relatief<br />

actief zijn, beweg<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> die meer beweegbeleid voer<strong>en</strong> meer dan leerling<strong>en</strong> die<br />

in de vrije tijd minder actief zijn. Dit lijkt op het zog<strong>en</strong>aamde Mattheüseffect (Merton 1968):<br />

g<strong>en</strong>erieke ondersteuning heeft met name effect op groep<strong>en</strong> die het minder nodig hebb<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

mogelijke verklaring daarvoor is dat zij die het minder nodig hebb<strong>en</strong> beter in staat zijn gebruik<br />

te mak<strong>en</strong> van nieuwe omstandighed<strong>en</strong> (Walberg & Tsai 1983). Keith (1986) vond e<strong>en</strong> vergelijkbaar<br />

effect bij het ler<strong>en</strong> lez<strong>en</strong> op school: leerling<strong>en</strong> die al goed zijn in lez<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> uitgebreidere<br />

woord<strong>en</strong>schat hebb<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> meer profijt van de less<strong>en</strong> die op school word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> dan<br />

leerling<strong>en</strong> die deze bagage niet of minder hebb<strong>en</strong>. Stanovich (1986: 392) noemt dit het cumulative<br />

advantage ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>on.<br />

Leerling<strong>en</strong> die van huis uit meer met beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport in aanraking kom<strong>en</strong> – zoals leerling<strong>en</strong><br />

waarvan de vader regelmatig aan sport doet <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging<br />

– word<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> positief beweegbeleid van de school mogelijk meer gestimuleerd tot<br />

extra sport <strong>en</strong> beweging doordat ze meer bek<strong>en</strong>d zijn op dit terrein dan leerling<strong>en</strong> die daar van<br />

huis uit minder vertrouwd mee zijn. Hieruit blijkt het belang van socialisatie door ouders als<br />

het gaat om het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag van kinder<strong>en</strong> (zie ook Scheerder 2004; Breedveld 2006).<br />

Stanovich noemt twee mogelijke strategieën om het Mattheüseffect teg<strong>en</strong> te gaan: prev<strong>en</strong>tie<br />

of differ<strong>en</strong>tial practice (Stanovich 1986: 395; gebaseerd op Bradley & Bryant 1983, 1985<br />

<strong>en</strong> McConkie & Zola 1985). Prev<strong>en</strong>tie zou ervoor moet<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> dat alle leerling<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gelijk<br />

uitgangspunt hebb<strong>en</strong>, de oplossing moet dan buit<strong>en</strong> de schoolsituatie word<strong>en</strong> gezocht. Differ<strong>en</strong>tiatie<br />

in praktijk<strong>en</strong> zou betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat leerling<strong>en</strong> die vanuit de thuissituatie minder met<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport in aanraking kom<strong>en</strong> op school op e<strong>en</strong> andere manier b<strong>en</strong>aderd word<strong>en</strong> dan<br />

leerling<strong>en</strong> die meer bek<strong>en</strong>d zijn met het thema. Het is belangrijk om te onderzoek<strong>en</strong> hoe m<strong>en</strong><br />

daarbij (beter) op de w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> van die specifieke doelgroep<strong>en</strong> kan aansluit<strong>en</strong>. 23 De school kan,<br />

met name via lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> schoolsport, e<strong>en</strong> belangrijke rol vervull<strong>en</strong> in de k<strong>en</strong>-<br />

200 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


nismaking met verschill<strong>en</strong>de sport<strong>en</strong> voor leerling<strong>en</strong> die daar vanuit hun thuissituatie minder<br />

mee in aanraking kom<strong>en</strong> (Stuij 2008).<br />

In het voortgezet onderwijs zijn er vrijwel ge<strong>en</strong> <strong>relaties</strong> gevond<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de mate waarin de<br />

school beweegbeleid voert <strong>en</strong> het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> onder niet-westerse<br />

allochton<strong>en</strong> neemt het activiteitsniveau significant toe bij e<strong>en</strong> actiever beweegbeleid. Deze<br />

to<strong>en</strong>ame is zichtbaar bij het beweg<strong>en</strong> op school, maar ook bij het beweg<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> school.<br />

Niet-westerse allochton<strong>en</strong> op middelbare schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid hebb<strong>en</strong> gemiddeld<br />

40 minut<strong>en</strong> per week meer lichamelijke opvoeding dan niet-westerse allochton<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong><br />

met doorsnee of minder beweegbeleid (niet in tabel, bij autochton<strong>en</strong> is dat verschil maximaal<br />

10 minut<strong>en</strong> per week). Maar de niet-westerse allochtone middelbare scholier<strong>en</strong> bested<strong>en</strong> ook<br />

meer tijd per week aan clubsport: 39 minut<strong>en</strong> meer dan niet-westerse allochton<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong><br />

met doorsnee beleid <strong>en</strong> 61 minut<strong>en</strong> meer dan niet-westerse allochton<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met<br />

minder beweegbeleid. Of niet-westerse allochton<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid door<br />

de school gestimuleerd word<strong>en</strong> om (ook buit<strong>en</strong> school) te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> is niet duidelijk.<br />

Het is ook mogelijk dat al actieve leerling<strong>en</strong> van niet-westerse allochtone afkomst eerder kiez<strong>en</strong><br />

voor e<strong>en</strong> middelbare school die veel op het gebied van sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> doet <strong>en</strong> zich als<br />

zodanig profileert.<br />

Het is lastig e<strong>en</strong> verklaring te vind<strong>en</strong> voor de bevinding dat er bij andere groep<strong>en</strong> middelbare<br />

scholier<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> verband is tuss<strong>en</strong> het beweegbeleid <strong>en</strong> het activiteitsniveau. Middelbare<br />

schol<strong>en</strong> zijn gemiddeld g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> groter dan basisschol<strong>en</strong> (zie tabel 2.1). Mogelijk word<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

op basisschol<strong>en</strong> gemakkelijker bereikt door e<strong>en</strong> algeheel schoolbeleid of met initiatiev<strong>en</strong><br />

dan (alle) leerling<strong>en</strong> van middelbare schol<strong>en</strong>.<br />

Invloed school op beweeggedrag<br />

Het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> gaat in op <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> de school <strong>en</strong> het beweeggedrag<br />

van leerling<strong>en</strong>. Over wat daarbij oorzaak <strong>en</strong> gevolg is, kunn<strong>en</strong> vanwege de onderzoeksopzet<br />

ge<strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan. Om toch e<strong>en</strong> indicatie daaromtr<strong>en</strong>t te krijg<strong>en</strong>,<br />

zijn aan de leerling<strong>en</strong> twee stelling<strong>en</strong> ter beoordeling voorgelegd: ‘De school moedigt mij aan<br />

tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport’ <strong>en</strong> ‘Ik b<strong>en</strong> meer gaan sport<strong>en</strong> sinds ik op deze school zit’. De laatste stelling<br />

was alle<strong>en</strong> voor leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs; zij kond<strong>en</strong> hun situatie vergelijk<strong>en</strong><br />

met de situatie op hun vorige school. De resultat<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> erop dat <strong>naar</strong>mate e<strong>en</strong> school<br />

e<strong>en</strong> actiever beweegbeleid voert meer leerling<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangemoedigd tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<br />

(tabel 5.14 <strong>en</strong> 5.15).<br />

Leerling<strong>en</strong> gav<strong>en</strong> aan in hoeverre ze zich in de stelling(<strong>en</strong>) kond<strong>en</strong> vind<strong>en</strong>, van ‘helemaal niet<br />

mee e<strong>en</strong>s tot’ <strong>en</strong> met ‘helemaal mee e<strong>en</strong>s’. Op basis van het perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> uit de twee<br />

leerjar<strong>en</strong> van één school dat zich (helemaal) in de stelling kan vind<strong>en</strong>, is de school ingedeeld<br />

in één van drie categorieën: negatief, neutraal of positief. In de eerste categorie antwoordd<strong>en</strong><br />

relatief weinig leerling<strong>en</strong> positief op de stelling, in de derde categorie war<strong>en</strong> dat er relatief veel.<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

201


Op de stelling ‘De school moedigt mij aan tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport’ war<strong>en</strong> op 27% van de schol<strong>en</strong><br />

meer dan gemiddeld leerling<strong>en</strong> positief, 30% van de schol<strong>en</strong> scoorde ‘neutraal’ <strong>en</strong> op 43% van<br />

de schol<strong>en</strong> antwoordd<strong>en</strong> relatief weinig leerling<strong>en</strong> positief (categorie ‘negatief’) (zie tabel 5.14).<br />

Tabel 5.14 ‘De school moedigt mij aan tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport’ <strong>naar</strong> beweegbeleid van de<br />

school<br />

Totaal<br />

(n = 187)<br />

%<br />

minder<br />

(n = 76)<br />

%<br />

Beweegbeleid school<br />

doorsnee<br />

(n = 56)<br />

%<br />

meer<br />

(n = 54)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100<br />

‘De school moedigt mij aan tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport’ i<br />

negatief 43 49 42 35<br />

neutraal 30 37 29 23<br />

positief 27 14 29* 42*<br />

i. Deze variabele is e<strong>en</strong> gemiddelde per school, elke school heeft het gemiddelde van haar leerling<strong>en</strong>.<br />

* p < 0,05 (o.b.v. e<strong>en</strong> chi-kwadraattoets, ‘minder beweegbeleid’ = refer<strong>en</strong>tie).<br />

Naarmate het beweegbeleid van de school actiever is, loopt het perc<strong>en</strong>tage schol<strong>en</strong> op waarvan<br />

de leerling<strong>en</strong> meer dan gemiddeld positief antwoord<strong>en</strong> op de stelling dat de school de leerling<br />

aanmoedigt tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport (tabel 5.14). Op 42% van de schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid<br />

zijn leerling<strong>en</strong> relatief vaak positief. Dat geldt voor 29% van de schol<strong>en</strong> met doorsnee beweegbeleid<br />

<strong>en</strong> voor 14% van de schol<strong>en</strong> met minder beweegbeleid. Naarmate schol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> actiever<br />

beleid voer<strong>en</strong> op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport, neemt het perc<strong>en</strong>tage schol<strong>en</strong> toe waarvan<br />

meer leerling<strong>en</strong> dan gemiddeld zich kunn<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> in de stelling ‘De school moedigt mij aan<br />

tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport’. Leerling<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> dus of e<strong>en</strong> school zich inspant op dit terrein of niet.<br />

Dit geldt voor schol<strong>en</strong> in het primair <strong>en</strong> voor schol<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs (niet in tabel).<br />

Bij afnem<strong>en</strong>de mate van beweegbeleid lijkt er sprake te zijn van e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate van<br />

schol<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> negatief schoolcijfer, maar deze resultat<strong>en</strong> zijn niet significant.<br />

Aan de leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs is ook de stelling ‘Ik b<strong>en</strong> meer gaan sport<strong>en</strong><br />

sinds ik op deze school zit’ voorgelegd. Op 33% van de schol<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> gemiddeld perc<strong>en</strong>tage<br />

leerling<strong>en</strong> zich (helemaal) in deze stelling vind<strong>en</strong>, op 40% van de schol<strong>en</strong> is dat perc<strong>en</strong>tage<br />

hoger dan gemiddeld (‘positief’) <strong>en</strong> op 28% is dat lager dan gemiddeld (‘negatief’) (tabel 5.15).<br />

202 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 5.15 ‘Ik b<strong>en</strong> meer gaan sport<strong>en</strong> sinds ik op deze school zit’ <strong>naar</strong> beweegbeleid van de<br />

school (selectie van leerling<strong>en</strong> voortgezet onderwijs)<br />

Totaal<br />

(n = 61)<br />

%<br />

minder<br />

(n = 26)<br />

%<br />

Beweegbeleid school<br />

doorsnee<br />

(n = 19)<br />

%<br />

meer<br />

(n = 16)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100<br />

‘Sinds ik op deze school zit, b<strong>en</strong> ik meer gaan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>’ i<br />

negatief 28 42 17 14<br />

neutraal 33 35 28 36<br />

positief 40 23 56* 50<br />

i. Deze variabele is e<strong>en</strong> gemiddelde per school, elke school heeft het gemiddelde van haar leerling<strong>en</strong>.<br />

* p < 0,05 (o.b.v. e<strong>en</strong> chi-kwadraattoets, ‘minder beweegbeleid’ = refer<strong>en</strong>tie).<br />

Van de schol<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs met minder beweegbeleid is het perc<strong>en</strong>tage met e<strong>en</strong><br />

negatieve score groter dan het perc<strong>en</strong>tage met e<strong>en</strong> positief resultaat (resp. 42 <strong>en</strong> 23%). Schol<strong>en</strong><br />

met minder beweegbeleid hebb<strong>en</strong> gemiddeld g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> relatief minder leerling<strong>en</strong> die positief<br />

antwoord<strong>en</strong> op de stelling ‘Ik b<strong>en</strong> meer gaan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> sinds ik op deze school zit’.<br />

Schol<strong>en</strong> met doorsnee <strong>en</strong> meer beweegbeleid hebb<strong>en</strong> vaker e<strong>en</strong> positief resultaat dan schol<strong>en</strong><br />

met minder beweegbeleid, maar alle<strong>en</strong> het verschil tuss<strong>en</strong> doorsnee <strong>en</strong> minder is significant.<br />

Op schol<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs die e<strong>en</strong> minder actief beweegbeleid voer<strong>en</strong>, zegg<strong>en</strong><br />

relatief minder leerling<strong>en</strong> dat ze meer zijn gaan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> dan op schol<strong>en</strong> met doorsnee<br />

of meer beweegbeleid.<br />

De resultat<strong>en</strong> uit de tabell<strong>en</strong> 5.14 <strong>en</strong> 5.15 vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> positieve aanwijzing voor de stelling dat<br />

de mate van beweegbeleid van e<strong>en</strong> school invloed heeft op het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag van<br />

leerling<strong>en</strong>. Daarbij zijn er vrijwel ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong><br />

(zie tabel 3.24). Leerling<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nelijk wel degelijk of hun school zich inspant op<br />

het terrein van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport of niet. 24<br />

5.5 Sam<strong>en</strong>vatting<br />

In de voorgaande hoofdstukk<strong>en</strong> is het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> aan de<br />

hand van deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding aan ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. 25 In dit hoofdstuk is<br />

daar de int<strong>en</strong>siteit van het beweeggedrag, gemet<strong>en</strong> met de ActiGraph-versnellingsmeter, aan toegevoegd.<br />

Clubsport is het meest int<strong>en</strong>sief, gevolgd door schoolsport <strong>en</strong> lichamelijke opvoeding.<br />

Active gam<strong>en</strong> <strong>en</strong> pauzegedrag blijk<strong>en</strong> van de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> het minst int<strong>en</strong>sief te zijn.<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

203


Van de totale gemet<strong>en</strong> beweegint<strong>en</strong>siteit van wo<strong>en</strong>sdag tot <strong>en</strong> met zondag kan e<strong>en</strong> derde word<strong>en</strong><br />

toegeschrev<strong>en</strong> aan de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong>. Deze ti<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> zijn per tijdse<strong>en</strong>heid<br />

2,5 maal zo int<strong>en</strong>sief als de overige activiteit<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> belangrijk argum<strong>en</strong>t voor de keuze van<br />

deze specifieke activiteit<strong>en</strong>. De hoeveelheid beweging per tijdse<strong>en</strong>heid ligt onder schooltijd<br />

lager dan na schooltijd. De piek van de hoeveelheid beweging ligt op e<strong>en</strong> doordeweekse dag<br />

tuss<strong>en</strong> 15:00 <strong>en</strong> 17:00 uur, de overgang van school <strong>naar</strong> vrije tijd. Beweegactiviteit<strong>en</strong> die dan<br />

vooral word<strong>en</strong> gedaan, zijn schoolsport, actief transport van school <strong>naar</strong> huis <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> voor<br />

jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>. Clubsport wordt vooral na 17:00 uur beoef<strong>en</strong>d.<br />

In het activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> is de int<strong>en</strong>siteit van de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> verm<strong>en</strong>igvuldigd<br />

met de tijd die er aan is besteed. Gemiddeld is 38% van het activiteitsniveau<br />

toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan de drie beweegactiviteit<strong>en</strong> op school (lichamelijke opvoeding, pauzegedrag<br />

<strong>en</strong> schoolsport) <strong>en</strong> 10% aan actief transport van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school. Aan school gerelateerd beweg<strong>en</strong><br />

vormt dus sam<strong>en</strong> gemiddeld bijna de helft van het activiteitsniveau, gebaseerd op ti<strong>en</strong><br />

activiteit<strong>en</strong>. Buit<strong>en</strong> school wordt de fysieke activiteit van leerling<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> groter deel dan<br />

op school aangevuld door activiteit<strong>en</strong> die minder specifiek, tijdgebond<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of int<strong>en</strong>sief zijn<br />

(zoals he<strong>en</strong>-<strong>en</strong>-weer lop<strong>en</strong>, help<strong>en</strong> in het huishoud<strong>en</strong>). Verschill<strong>en</strong> in het activiteitsniveau tuss<strong>en</strong><br />

leerling<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vooral bepaald door de hoeveelheid activiteit in de vrije tijd. Leerling<strong>en</strong><br />

die in hun vrije tijd minder actief zijn, hal<strong>en</strong> begrijpelijkerwijs e<strong>en</strong> relatief groot deel van hun<br />

activiteit op school. Zij zijn meer afhankelijk van de school voor hun activiteit. Groep<strong>en</strong> die<br />

gemiddeld meer afhankelijk zijn van de school zijn meisjes, niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong><br />

waar thuis één auto voor de deur staat, leerling<strong>en</strong> waarvan de vader nooit sport <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

die niet lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub, sportschool of dansschool.<br />

Leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs hebb<strong>en</strong> gemiddeld g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau<br />

dan leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs. Zij beweg<strong>en</strong> op school in absolute zin meer<br />

maar ook in relatieve zin, dat wil zegg<strong>en</strong> in verhouding tot actief transport van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school<br />

<strong>en</strong> de beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd. Leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong><br />

niet voor minder activiteit op school: basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> middelbare scholier<strong>en</strong> zijn in<br />

hun vrije tijd ongeveer ev<strong>en</strong> actief. Meisjes, autochton<strong>en</strong>, niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong><br />

uit (zeer) sterk stedelijke gebied<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> met één auto thuis, leerling<strong>en</strong> waarvan de vader<br />

nooit sport, leerling<strong>en</strong> die niet lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub, sportschool of dansschool <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> normaal lichaamsgewicht zijn in het voortgezet onderwijs significant minder<br />

actief dan diezelfde groep<strong>en</strong> in het primair onderwijs.<br />

Gemiddeld zijn jong<strong>en</strong>s, leerling<strong>en</strong> met minimaal twee auto’s thuis, leerling<strong>en</strong> waarvan de<br />

vader wel (e<strong>en</strong>s) sport <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub, sportschool of dansschool<br />

actiever dan respectievelijk meisjes, leerling<strong>en</strong> met minder dan twee auto’s thuis, leerling<strong>en</strong><br />

waarvan de vader nooit sport <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die niet lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub. Leerling<strong>en</strong> die<br />

meer gemotiveerd word<strong>en</strong> om te sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> te beweg<strong>en</strong> door plezier, lichamelijke effect<strong>en</strong>,<br />

aanzi<strong>en</strong>, spanning <strong>en</strong> avontuur of sociaal contact, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau dan leerling<strong>en</strong><br />

die zich hierdoor minder of gemiddeld gemotiveerd voel<strong>en</strong>. Het motief ‘plezier’ blijkt<br />

de grootste verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau te veroorzak<strong>en</strong>. Ook e<strong>en</strong> positiever oordeel over<br />

204 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


het eig<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> op het gebied van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport gaat gepaard met e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau.<br />

Leerling<strong>en</strong> die het sportaanbod op school – de gymless<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of het sportaanbod buit<strong>en</strong><br />

de les – positief waarder<strong>en</strong> zijn actiever dan leerling<strong>en</strong> die daar neutraal of negatief teg<strong>en</strong>over<br />

staan. T<strong>en</strong> slotte hebb<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die hoog scor<strong>en</strong> op de coolschaal – dat zijn leerling<strong>en</strong> die<br />

relatief vaak <strong>naar</strong> muziek luister<strong>en</strong>, rondhang<strong>en</strong> op straat <strong>en</strong> chill<strong>en</strong> met vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> – e<strong>en</strong> hoger<br />

activiteitsniveau dan leerling<strong>en</strong> die lager op die schaal scor<strong>en</strong>.<br />

Het beweegbeleid van de school geeft weer in welke mate de school beleid voert op het gebied<br />

van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport <strong>en</strong> in hoeverre hier prioriteit aan wordt gegev<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong><br />

met meer beweegbeleid oordel<strong>en</strong> vaker positief over de gymless<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong><br />

met minder of doorsnee beleid, vooral in het voortgezet onderwijs. Basisschoolleerling<strong>en</strong> van<br />

schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid zijn op school actiever dan basisschoolleerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong><br />

met doorsnee of minder beweegbeleid. Minder beleid gaat t<strong>en</strong> opzichte van doorsnee beleid<br />

niet gepaard met minder bewegingsactiviteit. Leerling<strong>en</strong> uit het middelbaar onderwijs zijn niet<br />

meer of minder actief op e<strong>en</strong> school die meer of minder beweegbeleid voert.<br />

Basisschol<strong>en</strong> die meer beweegbeleid voer<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> relatief vaker leerling<strong>en</strong> die in hun<br />

vrije tijd gemiddeld minder beweg<strong>en</strong>. Dit doet vermoed<strong>en</strong> dat het beweegbeleid van de school<br />

gebaseerd is op e<strong>en</strong> ‘vraag’ van de leerling<strong>en</strong>. Het blijkt echter dat juist leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong><br />

met meer beweegbeleid die in hun vrije tijd (al) relatief veel beweg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau<br />

hebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> niet de leerling<strong>en</strong> die in hun vrije tijd minder beweg<strong>en</strong>. G<strong>en</strong>erieke ondersteuning<br />

op het gebied van sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> bereikt in het basisonderwijs vooral de groep<strong>en</strong><br />

die het minder nodig hebb<strong>en</strong>. Mogelijk zijn zij, door wat ze van huis uit hebb<strong>en</strong> meegekreg<strong>en</strong>,<br />

beter in staat om profijt uit de schoolomgeving te hal<strong>en</strong>.<br />

T<strong>en</strong> slotte wijz<strong>en</strong> de opvatting<strong>en</strong> van de leerling<strong>en</strong> aangaande <strong>en</strong>kele stelling<strong>en</strong> over de<br />

invloed van de school op het beweeggedrag van de leerling<strong>en</strong> erop dat meer leerling<strong>en</strong> zich<br />

tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport aangemoedigd voel<strong>en</strong> <strong>naar</strong>mate de school e<strong>en</strong> actiever beweegbeleid<br />

voert.<br />

In hoofdstuk 6, de slotbeschouwing van dit rapport, wordt antwoord gegev<strong>en</strong> op de onderzoeksvrag<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong> voor de praktijk <strong>en</strong> voor verder onderzoek gepres<strong>en</strong>teerd.<br />

Not<strong>en</strong><br />

1. Zie tabel B1.6 in de onderzoeksverantwoording (bijlage 1).<br />

2. Bij de statistische analyses is namelijk rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met clustereffect<strong>en</strong> van de<br />

school door middel van e<strong>en</strong> correctie van de geclusterde robuuste standaardfout<strong>en</strong> in Stata,<br />

zie voor meer informatie paragraaf B1.4 in de onderzoeksverantwoording.<br />

3. Dat betreft de leerling<strong>en</strong> uit het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek (n = 437). Meer informatie<br />

over deze leerling<strong>en</strong> staat in tabel B1.3 in de onderzoeksverantwoording.<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

205


4. Doordat niet alle vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> compleet zijn ingevuld, is dit aantal kleiner dan het totaal<br />

aantal leerling<strong>en</strong> dat aan het onderzoek heeft deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

5. In de onderzoeksverantwoording is e<strong>en</strong>zelfde figuur voor zaterdag <strong>en</strong> zondag opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

(zie figuur B1.5).<br />

6. Het aantal counts voor zwemm<strong>en</strong> is gelijkgesteld met het aantal counts voor lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong><br />

van school. Meer informatie hierover staat in paragraaf B1.3 van de onderzoeksverantwoording.<br />

7. (5 dag<strong>en</strong> * 34% + 2 dag<strong>en</strong> *13%)/7 dag<strong>en</strong> = 28%.<br />

8. Fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd is 7,2% van de counts van ti<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong>, zwemm<strong>en</strong> is 2,5%. De<br />

28% voor acht beweegactiviteit<strong>en</strong> is dus eig<strong>en</strong>lijk (100 - (7,2+2,5) =) 92,8%. Dat betek<strong>en</strong>t dat<br />

(28 * (100/92,8) = ) 31,2% van de totale counts is beschrev<strong>en</strong> met de ti<strong>en</strong> specifieke activiteit<strong>en</strong>.<br />

9. De ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> beslaan 1.017 minut<strong>en</strong> per week, dat is 17 uur (zie tabel 3.2). In<br />

die 17 uur wordt 31% van de counts behaald door beoef<strong>en</strong>ing van de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong>,<br />

de overige 69% van de counts wordt in de overige 95 uur (na aftrek van acht uur slaap per<br />

nacht) behaald.<br />

10. Bij de bespreking van figuur 5.1 is ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met over- of onderrapportage<br />

door leerling<strong>en</strong>.<br />

11. Ter informatie is in tabel B1.10 van de onderzoeksverantwoording van dit rapport de METwaarde<br />

per beweegactiviteit opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

12. In teg<strong>en</strong>stelling tot wat wordt geconcludeerd in onderzoek van TNO blijkt active gam<strong>en</strong> niet<br />

zo int<strong>en</strong>sief te zijn. <strong>Onderzoek</strong>ers van TNO onderzocht<strong>en</strong> of zes ‘actieve’ computergames<br />

kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan het behal<strong>en</strong> van de beweegnorm <strong>en</strong> vond<strong>en</strong> dat vier van deze games<br />

aan de int<strong>en</strong>siteitsnorm van de NNGB voldo<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> MET-waarde van minimaal 5 (Van<br />

d<strong>en</strong> Boogaard et al. 2006). Dat in <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk lagere waarde<br />

werd gevond<strong>en</strong> (2,3 MET’s, zie tabel B1.10 in de onderzoeksverantwoording), kan verklaard<br />

word<strong>en</strong> doordat de definitie van active gam<strong>en</strong> in dit onderzoek veel breder is (niet beperkt tot<br />

zes geselecteerde spell<strong>en</strong>) <strong>en</strong> het op e<strong>en</strong> andere manier (niet op basis van zuurstofopname <strong>en</strong><br />

hartslagfrequ<strong>en</strong>tie) <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> andere setting (niet in e<strong>en</strong> laboratoriumopstelling) gemet<strong>en</strong> is.<br />

13. In verband met onzekerheid over start- <strong>en</strong> eindtijd<strong>en</strong> van de beweegactiviteit<strong>en</strong> zijn van<br />

alle activiteit<strong>en</strong> de eerste 5 minut<strong>en</strong> weggelat<strong>en</strong>. Bij schoolsport zijn nog 5 minut<strong>en</strong> extra<br />

weggelat<strong>en</strong>, bij clubsport nog 10 minut<strong>en</strong> extra. Bij lichamelijke opvoeding is het daardoor<br />

d<strong>en</strong>kbaar dat er nog tijd voor transport <strong>en</strong>/of omkled<strong>en</strong> bij zit, bij schoolsport <strong>en</strong> clubsport<br />

is dat minder (zie de onderzoeksverantwoording, paragraaf B1.3).<br />

14. E<strong>en</strong> klein deel van de leerling<strong>en</strong> krijgt schoolzwemm<strong>en</strong>, dit is in het activiteitsniveau meegerek<strong>en</strong>d<br />

onder lichamelijke opvoeding.<br />

15. Het aantal auto’s dat bij leerling<strong>en</strong> thuis staat, wordt in dit onderzoek gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> indicatie<br />

van de mate van welvaart.<br />

16. Elke motiefgroep is gebaseerd op meerdere stelling<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> sterke schaal vorm<strong>en</strong> (zie de<br />

onderzoeksverantwoording <strong>en</strong> tabel B2.2).<br />

206 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


17. Zie paragraaf 3.5, de onderzoeksverantwoording <strong>en</strong> tabel B2.3.<br />

18. Zie paragraaf 3.5, de onderzoeksverantwoording <strong>en</strong> tabel B2.3.<br />

19. Dat verschil wordt vooral veroorzaakt door de pauze, zowel door de duur als door de mate<br />

van activiteit. In het primair onderwijs hebb<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> langer pauze dan in het voortgezet<br />

onderwijs (gemiddeld resp. 337 <strong>en</strong> 242 minut<strong>en</strong> per week, zie hoofdstuk 2). Daarnaast<br />

zijn er relatief meer basisschoolleerling<strong>en</strong> die meestal sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze<br />

dan leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs (resp. 85 <strong>en</strong> 7%, zie tabel 3.8). In het voortgezet<br />

onderwijs hebb<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> echter langer lichamelijke opvoeding dan in het basisonderwijs<br />

(resp. 123 <strong>en</strong> 106 minut<strong>en</strong> per week, zie tabel 3.7), e<strong>en</strong> activiteit die wel int<strong>en</strong>siever is<br />

dan pauzegedrag (zie figuur 5.2). Wat betreft schoolsport <strong>en</strong> schoolzwemm<strong>en</strong> zijn de verschill<strong>en</strong><br />

in duur tuss<strong>en</strong> het primair <strong>en</strong> het voortgezet onderwijs berek<strong>en</strong>d over alle leerling<strong>en</strong><br />

niet groot (voor schoolsport is dat verschil 3 minut<strong>en</strong> per week, voor schoolzwemm<strong>en</strong><br />

1 minuut per week).<br />

20. De verschill<strong>en</strong> in de perc<strong>en</strong>tages schol<strong>en</strong> die zich (helemaal) kunn<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> in elk van de<br />

zes stelling<strong>en</strong> waarop de maat ‘beweegbeleid’ van de school is gebaseerd, zijn groter tuss<strong>en</strong><br />

de groep<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> met meer <strong>en</strong> doorsnee beweegbeleid, dan tuss<strong>en</strong> de groep<strong>en</strong> schol<strong>en</strong><br />

met doorsnee <strong>en</strong> minder beweegbeleid (cijfers niet weergegev<strong>en</strong>). Dat is e<strong>en</strong> mogelijke verklaring<br />

voor de bevinding dat er wel verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau zijn tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

van schol<strong>en</strong> die meer of doorsnee beweegbeleid voer<strong>en</strong>, maar niet tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> van<br />

schol<strong>en</strong> die doorsnee of minder beleid voer<strong>en</strong>.<br />

21. Dit is in teg<strong>en</strong>stelling tot onderzoeksbevinding<strong>en</strong> van Mallam et al. (2003). Zij concludeerd<strong>en</strong><br />

dat leerling<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> school comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> in fysieke activiteit als zij minder actief zijn<br />

op school (tijd<strong>en</strong>s lichamelijke opvoeding).<br />

22. Eén van de zes stelling<strong>en</strong> waarop het beweegbeleid van de school is gebaseerd, is ‘De school<br />

voert e<strong>en</strong> gericht beleid om overgewicht onder leerling<strong>en</strong> te voorkom<strong>en</strong>/teg<strong>en</strong> te gaan’. Opvall<strong>en</strong>d<br />

is dat middelbare schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid het niet vaker e<strong>en</strong>s zijn met deze stelling<br />

dan basisschol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid (namelijk resp. 56 <strong>en</strong> 68%, niet in tabel).<br />

23. Vergelijk met het bereik van gezondheidsboodschapp<strong>en</strong>, bijvoorbeeld op het gebied van<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> voeding. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hogere opleiding/sociaaleconomische status hebb<strong>en</strong><br />

hiervan over het algeme<strong>en</strong> meer profijt (NIGZ 2002; Heutink et al. 2010).<br />

24. Ook als het zou gaan om sociale w<strong>en</strong>selijkheid met betrekking tot deze stelling<strong>en</strong> – leerling<strong>en</strong><br />

van schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid antwoord<strong>en</strong> positiever omdat zij ‘druk’ voel<strong>en</strong><br />

vanuit de school – geldt dat de uitstraling van de school wel <strong>naar</strong> de leerling<strong>en</strong> toe wordt<br />

uitgedrag<strong>en</strong>.<br />

25. Dit zijn lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school, lichamelijke opvoeding, pauzegedrag, schoolsport,<br />

clubsport, buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd<br />

<strong>en</strong> active gam<strong>en</strong>. Deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding zijn beschrev<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de één week, de zog<strong>en</strong>aamde<br />

‘meetweek’.<br />

Relaties tuss<strong>en</strong> het activiteits niveau van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweegbeleid van de school<br />

207


208 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Slotbeschouwing<br />

Hoofdstuk 6<br />

Jo Lucass<strong>en</strong> & Ester Wisse<br />

6.1 Aanleiding <strong>en</strong> onderzoeksopzet<br />

Het belang van goede lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> sport voor de jeugd wordt in Nederland <strong>en</strong><br />

internationaal al ruim e<strong>en</strong> eeuw onderstreept. In 2012 bestaat de Koninklijke Ver<strong>en</strong>iging van<br />

Leerkracht<strong>en</strong> in de Lichamelijke Opvoeding (KVLO), die de professionals op dit gebied ver<strong>en</strong>igt,<br />

150 jaar. Keer op keer wordt op de betek<strong>en</strong>is van sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> 1 voor de jeugd gewez<strong>en</strong>,<br />

zoals in de beleidsbrief van de staatssecretariss<strong>en</strong> van VWS <strong>en</strong> OCW:<br />

“Het belang van sport <strong>en</strong> beweging voor de jeugd staat buit<strong>en</strong> kijf. <strong>Sport</strong> is niet<br />

alle<strong>en</strong> leuk om te do<strong>en</strong>, maar levert net als het onderwijs ook e<strong>en</strong> belangrijke<br />

bijdrage aan de motorische, sociale én cognitieve ontwikkeling van kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

jonger<strong>en</strong>. <strong>Sport</strong> is e<strong>en</strong> van de terrein<strong>en</strong> waarop kinder<strong>en</strong> hun tal<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

ontwikkel<strong>en</strong> <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ‘exceller<strong>en</strong>’. Door voldo<strong>en</strong>de sport <strong>en</strong> beweging groei<strong>en</strong><br />

kinder<strong>en</strong> gezonder op <strong>en</strong> wordt overgewicht, dat ook bij de jeugd steeds verder<br />

to<strong>en</strong>eemt, voorkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestred<strong>en</strong>. Ook in de strijd teg<strong>en</strong> schooluitval kan sport<br />

e<strong>en</strong> belangrijk wap<strong>en</strong> zijn.” (Ministerie van VWS 2008)<br />

Terwijl het belang van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport voor de jeugd wordt gezi<strong>en</strong>, is nog niet in alle opzicht<strong>en</strong><br />

duidelijk in welke omvang <strong>en</strong> langs welke weg<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport e<strong>en</strong> bijdrage lever<strong>en</strong><br />

aan de ontwikkeling van jeugdig<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is het perspectief van waaruit <strong>naar</strong> de betek<strong>en</strong>is<br />

van sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> wordt gekek<strong>en</strong> aan verandering onderhevig. Zo was aan het begin<br />

van de vorige eeuw de fysieke weerbaarheid van de jonge Nederlanders in het kader van de<br />

landsverdediging e<strong>en</strong> belangrijke overweging om lichamelijke oef<strong>en</strong>ing te propager<strong>en</strong> (Swijtink<br />

1992), terwijl na de Tweede Wereldoorlog aan de vorming tot (sportief) vrijetijdsgedrag<br />

bijzonder belang werd gehecht (Pouw 1999). De laatste jar<strong>en</strong> kreeg vooral de problematiek van<br />

overgewicht ook onder jonger<strong>en</strong> sterk de aandacht. 2<br />

De mate waarin jeugdig<strong>en</strong> aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport deelnem<strong>en</strong>, wordt bepaald door e<strong>en</strong> veelheid<br />

van met elkaar sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong>. Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag is gedeeltelijk<br />

erfelijk bepaald (Stubbe 2006), maar daarnaast spel<strong>en</strong> psychologische factor<strong>en</strong>, sociale<br />

invloed<strong>en</strong> <strong>en</strong> omgevingsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol. Al deze factor<strong>en</strong> beïnvloed<strong>en</strong> elkaar, soms<br />

versterk<strong>en</strong> ze elkaar <strong>en</strong> soms werk<strong>en</strong> ze teg<strong>en</strong> elkaar in (Van Bott<strong>en</strong>burg et al. 2005). Het<br />

feitelijke beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag is te zi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> resultaat van e<strong>en</strong> ‘onderhandelingsproces’<br />

tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> veelheid van onderling gerelateerde stimuler<strong>en</strong>de <strong>en</strong> remm<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

(Elling 2007).<br />

Slotbeschouwing<br />

209


De school vormt de plaats waar jeugdig<strong>en</strong> buit<strong>en</strong>shuis het grootste deel van hun tijd doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

Anders dan bijvoorbeeld de sportver<strong>en</strong>iging is de school dé plek waar alle kinder<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> jonger<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bereikt. Het is bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> e<strong>en</strong> plek waar het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van<br />

jeugdig<strong>en</strong> op verschill<strong>en</strong>de manier<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> beïnvloed, bijvoorbeeld in het bewegingsonderwijs,<br />

op het schoolplein of bij schoolsport(dag<strong>en</strong>). De school kan bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> het actief<br />

reiz<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> school <strong>en</strong> huis stimuler<strong>en</strong>.<br />

<strong>Onderzoek</strong> in de VS laat zi<strong>en</strong> dat de fysieke (school)omgeving van invloed is op sport-, spel- <strong>en</strong><br />

beweeggedrag (Pate 1997; Gordon-Larss<strong>en</strong> et al. 2000; Sallis et al. 2001). Jeugdig<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> meer<br />

te gaan beweg<strong>en</strong> <strong>naar</strong>mate er meer speelplaats<strong>en</strong> <strong>en</strong> sportvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> in de omgeving voorhand<strong>en</strong><br />

zijn. Ook in Nederland zijn verschill<strong>en</strong>de onderzoek<strong>en</strong> verricht die verband<strong>en</strong> legg<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> omgevingsk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag (o.a. D<strong>en</strong> Hertog et al. 2006; Frelier<br />

& Janss<strong>en</strong>s 2007; De Vries et al. 2010a), maar de resultat<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> niet altijd dezelfde kant<br />

op. Volg<strong>en</strong>s Brug <strong>en</strong> Van L<strong>en</strong>the (2005) is er nog relatief weinig bek<strong>en</strong>d over de wijze waarop<br />

de school(omgeving) nu precies van betek<strong>en</strong>is is in het stimuler<strong>en</strong> van het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag<br />

van jeugdig<strong>en</strong>. Dit is één van de overweging<strong>en</strong> waarom in dit onderzoek de relatie tuss<strong>en</strong><br />

de schoolomgeving <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag c<strong>en</strong>traal staat.<br />

Om de geschetste k<strong>en</strong>nislacune in te vull<strong>en</strong>, zijn bij ZonMW middel<strong>en</strong> verworv<strong>en</strong> om het<br />

onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> uit te voer<strong>en</strong>. In het onderzoek is ingegaan op de volg<strong>en</strong>de<br />

drie onderzoeksvrag<strong>en</strong>: 3<br />

• Hoe ziet het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van jeugdig<strong>en</strong> eruit, <strong>en</strong> welke <strong>relaties</strong> zijn er met<br />

persoonlijke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong>?<br />

• Hoe zi<strong>en</strong> de schoolomgeving <strong>en</strong> het schoolbeleid van schol<strong>en</strong> voor primair <strong>en</strong> voortgezet<br />

onderwijs eruit met betrekking tot het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de leerling<strong>en</strong>?<br />

• Welke <strong>relaties</strong> zijn er tuss<strong>en</strong> de school(omgeving) <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van<br />

scholier<strong>en</strong>?<br />

Voor het onderzoek zijn 4.697 basisschoolleerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> 2.448 middelbare scholier<strong>en</strong> in het voorjaar<br />

van 2009 klassikaal bevraagd. Het betrof de leerling<strong>en</strong> in groep 7 <strong>en</strong> 8 van de deelnem<strong>en</strong>de<br />

basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> klas 1 <strong>en</strong> 3 van de schol<strong>en</strong> voor voortgezet onderwijs. De leerling<strong>en</strong> war<strong>en</strong><br />

afkomstig uit 126 aselect 4 gekoz<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> voor primair onderwijs <strong>en</strong> 61 schol<strong>en</strong> voor voort gezet<br />

onderwijs. Van de betreff<strong>en</strong>de schol<strong>en</strong> zijn voorts gegev<strong>en</strong>s over het schoolbeleid, de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

voor sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> schoolactiviteit<strong>en</strong> op dit gebied verzameld via e<strong>en</strong> schriftelijke<br />

<strong>en</strong>quête onder schoolverteg<strong>en</strong>woordigers (directeur<strong>en</strong>, locatiedirecteur<strong>en</strong> of doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding). Om k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de directe schoolomgeving te inv<strong>en</strong>tariser<strong>en</strong>, zijn analyses<br />

uitgevoerd op basis van de postcodegegev<strong>en</strong>s van de schoollocatie <strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> van<br />

actuele kaart<strong>en</strong> (Google Maps). Bij zev<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> voor primair onderwijs <strong>en</strong> zes schol<strong>en</strong> voor<br />

voortgezet onderwijs hebb<strong>en</strong> 437 leerling<strong>en</strong> e<strong>en</strong> week lang e<strong>en</strong> ActiGraph-versnellingsmeter<br />

210 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


(e<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t dat de fysieke activiteit registreert) gedrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> weekrapport van hun activiteit<strong>en</strong><br />

gemaakt. Daarnaast zijn <strong>en</strong>kele fysieke k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (l<strong>en</strong>gte, gewicht) gemet<strong>en</strong>. 5<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de scholier<strong>en</strong> is op de eerste plaats in beeld gebracht door<br />

te kijk<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de mate waarin zij bezig zijn met ti<strong>en</strong> nader b<strong>en</strong>oemde beweegactiviteit<strong>en</strong> (zie<br />

paragraaf 6.3) die in de literatuur als belangrijk <strong>naar</strong> vor<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Het gaat om relatief int<strong>en</strong>sieve<br />

fysieke activiteit<strong>en</strong> die in tijd vrij e<strong>en</strong>duidig zijn afgebak<strong>en</strong>d <strong>en</strong> als zodanig ook goed<br />

b<strong>en</strong>oembaar door scholier<strong>en</strong>. Er is nagegaan (a) of de scholier<strong>en</strong> aan de g<strong>en</strong>oemde activiteit<strong>en</strong><br />

deelnem<strong>en</strong>, (b) hoeveel tijd zij aan elk van de activiteit<strong>en</strong> bested<strong>en</strong> <strong>en</strong> (c) welke fysieke activiteit<br />

met de activiteit<strong>en</strong> gepaard gaat.<br />

6.2 Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van scholier<strong>en</strong><br />

Het blijkt dat scholier<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> ‘normale’ schoolweek gemiddeld ruim 12 uur aan neg<strong>en</strong> van de<br />

ti<strong>en</strong> beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong> bested<strong>en</strong>. Als leerling<strong>en</strong> ook in de pauze beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>,<br />

kan dit oplop<strong>en</strong> tot bijna 17 uur. Bijna de helft van die tijd bested<strong>en</strong> ze aan schoolgebond<strong>en</strong><br />

beweegactiviteit<strong>en</strong>. Zowel basisscholier<strong>en</strong> als middelbare scholier<strong>en</strong> bested<strong>en</strong> de meeste tijd aan<br />

pauzegedrag (zie figuur 6.1). Het buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong> neemt voor leerling<strong>en</strong> van<br />

de basisschool qua aandeel in tijdsduur de tweede plek in, voor middelbare scholier<strong>en</strong> is dit<br />

clubsport. Actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school maakt voor basisscholier<strong>en</strong> 6% uit van de totale<br />

tijdsbesteding aan de ti<strong>en</strong> beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong>, voor middelbare scholier<strong>en</strong> is dit 13%.<br />

Figuur 6.1 Aandeel in tijd van de ti<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> per week (in proc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>)<br />

PO<br />

VO<br />

19,3<br />

2,6<br />

6,5<br />

5,0 1,7<br />

4,7<br />

10,9<br />

12,1<br />

1,9<br />

8,6<br />

5,0 1,1<br />

12,1<br />

13,8<br />

lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school<br />

fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school<br />

lichamelijke opvoeding<br />

pauzegedrag<br />

schoolsport<br />

clubsport<br />

12,3<br />

1,8<br />

35,1<br />

14,7<br />

1,4<br />

29,3<br />

buit<strong>en</strong> zelf beweg<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong><br />

zwemm<strong>en</strong><br />

fiets<strong>en</strong> in vrije tijd<br />

active gam<strong>en</strong><br />

Slotbeschouwing<br />

211


Deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding<br />

Met uitzondering van fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school <strong>en</strong> in de vrije tijd nem<strong>en</strong> in het primair onderwijs<br />

meer leerling<strong>en</strong> aan de ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> deel dan in het voortgezet onderwijs. Van<br />

de scholier<strong>en</strong> gaat 30% in de meetweek t<strong>en</strong> minste één keer per week lop<strong>en</strong>d <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school<br />

<strong>en</strong> bijna 80% per fiets. Gemiddeld over alle leerling<strong>en</strong> wordt per week 13 minut<strong>en</strong> besteed aan<br />

het lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school <strong>en</strong> 82 minut<strong>en</strong> aan het fiets<strong>en</strong>. Naarmate de afstand van huis <strong>naar</strong><br />

school to<strong>en</strong>eemt, wordt er relatief vaker gefietst.<br />

Vrijwel alle scholier<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> deel aan de les lichamelijke opvoeding. Uit onze resultat<strong>en</strong> blijkt<br />

dat ongeveer 5% van de middelbare scholier<strong>en</strong> in de meetweek niet heeft deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> aan de<br />

less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding. Scholier<strong>en</strong> in het praktijkonderwijs <strong>en</strong> vmbo-b/k/g <strong>en</strong> scholier<strong>en</strong><br />

van niet-westerse allochtone afkomst hebb<strong>en</strong> in de meetweek significant minder vaak<br />

less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding gehad. Of dit te wijt<strong>en</strong> is aan schoolfactor<strong>en</strong> zoals lesuitval of<br />

aan persoonlijke factor<strong>en</strong> zoals blessures, ziekte of spijbel<strong>en</strong>, kan uit dit onderzoek niet word<strong>en</strong><br />

opgemaakt <strong>en</strong> verdi<strong>en</strong>t aandacht in vervolgonderzoek.<br />

De helft van de scholier<strong>en</strong> gaat in de pauzes regelmatig <strong>naar</strong> buit<strong>en</strong> om te sport<strong>en</strong> of beweg<strong>en</strong>.<br />

Op dit punt is het verschil tuss<strong>en</strong> de basisschool <strong>en</strong> de middelbare school groot (resp. 85 <strong>en</strong> 7%<br />

leerling<strong>en</strong> met actieve pauze).<br />

Op schol<strong>en</strong> waar in de meetweek schoolsport werd aangebod<strong>en</strong>, heeft volg<strong>en</strong>s eig<strong>en</strong> opgave<br />

1 op de 6 scholier<strong>en</strong> daaraan deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. De deelname aan schoolsportactiviteit<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong><br />

in het praktijkonderwijs <strong>en</strong> het vmbo-beroepsgericht is iets groter is dan die van de<br />

leerling<strong>en</strong> van andere onderwijstyp<strong>en</strong>.<br />

4 van de 5 scholier<strong>en</strong>, zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs, fietst in de vrije<br />

tijd. Ook ‘voor jezelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>’ wordt door leerling<strong>en</strong> van de basisschool veel<br />

gedaan, 6 van de 10 doet het elke week; van de middelbare scholier<strong>en</strong> zijn 7 van de 10 actief op<br />

dit front. De middelbare scholier<strong>en</strong> do<strong>en</strong> ook iets minder in clubverband aan sport. Het spel<strong>en</strong><br />

van active games 6 vormt voor 45% van de scholier<strong>en</strong> e<strong>en</strong> activiteit die in e<strong>en</strong> normale week wordt<br />

gedaan. 1 op de 5 scholier<strong>en</strong> zwemt. Behalve aan zwemm<strong>en</strong> bested<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>s aan alle beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

in de vrije tijd wekelijks meer tijd dan meisjes, bij buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> uur meer <strong>en</strong><br />

bij clubsport e<strong>en</strong> halfuur meer.<br />

Als we kijk<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

hun beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag, zi<strong>en</strong> we dat leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> niet-westerse allochtone achtergrond minder vaak <strong>en</strong> minder lang <strong>naar</strong> school<br />

fiets<strong>en</strong>.<br />

Ook bested<strong>en</strong> niet-westerse allochtone scholier<strong>en</strong> wekelijks minder tijd aan clubsport dan<br />

autochton<strong>en</strong> (ongeveer 50 minut<strong>en</strong> minder), maar ze sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> wel bijna e<strong>en</strong> halfuur<br />

212 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


meer voor zichzelf buit<strong>en</strong>. Dit geldt ook voor leerling<strong>en</strong> die thuis ge<strong>en</strong> auto hebb<strong>en</strong>. Ook is de<br />

deelname aan schoolsport van deze twee groep<strong>en</strong> iets groter dan die van andere categorieën.<br />

T<strong>en</strong> slotte kan bij alle beweegactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd word<strong>en</strong> geconstateerd dat scholier<strong>en</strong><br />

er meer tijd aan bested<strong>en</strong> <strong>naar</strong>mate hun vader vaker aan sport doet. Hier wordt e<strong>en</strong> duidelijk<br />

socialisatie-effect van ouders <strong>naar</strong> kinder<strong>en</strong> zichtbaar.<br />

Int<strong>en</strong>siteit<br />

Omdat e<strong>en</strong> deel van de leerling<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de de meetperiode e<strong>en</strong> beweegmeter heeft gedrag<strong>en</strong>,<br />

zijn ook gegev<strong>en</strong>s over de int<strong>en</strong>siteit van hun beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag beschikbaar. De<br />

ti<strong>en</strong> specifiek onderzochte beweegactiviteit<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> goed voor 31% van de totale hoeveelheid<br />

activiteit van leerling<strong>en</strong> in de meetweek. Het betreft hier de activiteit<strong>en</strong> met de hoogste<br />

int<strong>en</strong>siteit van beweg<strong>en</strong>. Per tijdse<strong>en</strong>heid zijn de activiteit<strong>en</strong> die in dit onderzoek c<strong>en</strong>traal<br />

zijn gesteld ruim 2,5 maal zo int<strong>en</strong>sief als de rester<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> relatief groot deel<br />

(69%) van de totale dagelijkse fysieke activiteit vindt plaats bij andere dan de onderzochte ti<strong>en</strong><br />

c<strong>en</strong>trale beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong>. Daarbij valt bijvoorbeeld te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan activiteit<strong>en</strong> als<br />

(trap)lop<strong>en</strong>, meehelp<strong>en</strong> in het huishoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke. Ook binn<strong>en</strong> de ti<strong>en</strong> onderzochte activiteit<strong>en</strong><br />

zijn verschill<strong>en</strong>: clubsport <strong>en</strong> schoolsport blijk<strong>en</strong> fysiek relatief int<strong>en</strong>sieve activiteit<strong>en</strong>,<br />

pauzegedrag <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong> zijn relatief weinig int<strong>en</strong>sief. De overige activiteit<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

midd<strong>en</strong>positie in.<br />

Leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs hebb<strong>en</strong> gemiddeld g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger ‘activiteitsniveau’<br />

dan leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs. Meisjes zijn gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> week minder<br />

actief dan jong<strong>en</strong>s. Leerling<strong>en</strong> waarvan de vader nooit sport <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die niet lid zijn van<br />

sportclub, sportschool of dansschool zijn minder actief dan gemiddeld. Het laatste geldt ook<br />

voor niet-westerse allochtone leerling<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs. Leerling<strong>en</strong> waar m<strong>en</strong><br />

thuis twee auto’s heeft, zijn juist actiever dan gemiddeld. De verschill<strong>en</strong> in activiteitsniveau<br />

met het gemiddelde zijn in vrijwel alle gevall<strong>en</strong> groter bij leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs<br />

dan bij die in het basisonderwijs. Anders gezegd: de kloof tuss<strong>en</strong> groep<strong>en</strong> die relatief veel<br />

<strong>en</strong> relatief weinig actief zijn, lijkt met het ouder word<strong>en</strong> eerder toe dan af te nem<strong>en</strong>.<br />

Van het totale onderzochte activiteitsniveau per week is 38% toe te schrijv<strong>en</strong> aan beweg<strong>en</strong> op<br />

school (lichamelijke opvoeding, pauzeactiviteit <strong>en</strong> schoolsport) <strong>en</strong> 10% aan transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong><br />

van school. Het beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de vrije tijd (clubsport, buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of<br />

sport<strong>en</strong>, zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong>) maakt 52% uit van de totale int<strong>en</strong>siteit<br />

<strong>en</strong> is per tijdse<strong>en</strong>heid dus (iets) int<strong>en</strong>siever dan het beweg<strong>en</strong> in de schoolcontext. Al met<br />

al blijk<strong>en</strong> de vier aan school gerelateerde beweegactiviteit<strong>en</strong> zowel qua tijd als qua int<strong>en</strong>siteit<br />

e<strong>en</strong> flink deel uit te mak<strong>en</strong> van het totaal van de ti<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong>, maar minder<br />

dan de helft.<br />

Voor bepaalde groep<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> de schoolgebond<strong>en</strong> beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong><br />

meer van belang dan voor andere. De volg<strong>en</strong>de groep<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> relatief weinig in<br />

Slotbeschouwing<br />

213


hun vrije tijd: meisjes, niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub,<br />

sportschool of dansschool, leerling<strong>en</strong> waarvan de vader niet aan sport doet <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die<br />

thuis één auto hebb<strong>en</strong>. Zij zijn dus voor hun totale activiteit meer afhankelijk van schoolgebond<strong>en</strong><br />

beweg<strong>en</strong>.<br />

Motiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> houding<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong><br />

In het onderzoek is niet alle<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> het feitelijke beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag, maar ook<br />

<strong>naar</strong> motiev<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te sport<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>als <strong>naar</strong> de visie van jeugdig<strong>en</strong> op beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport in <strong>en</strong> om de school. De scholier<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> aantal uitsprak<strong>en</strong> voorgelegd. Deze uitsprak<strong>en</strong><br />

zijn na statistische analyses sam<strong>en</strong>gevoegd tot vijf motiefgroep<strong>en</strong>: plezier, lichamelijk effect,<br />

aanzi<strong>en</strong>, spanning <strong>en</strong> avontuur <strong>en</strong> sociaal contact. Plezier in beweg<strong>en</strong> wordt relatief minder<br />

belangrijk gevond<strong>en</strong> door meisjes, middelbare scholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> van het praktijkonderwijs/vmbo<br />

praktijkgericht. Leerling<strong>en</strong> met meer auto’s thuis <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> vader die t<strong>en</strong> minste<br />

wekelijks sport hecht<strong>en</strong> juist meer belang aan dit motief. De motiefgroep ‘spanning <strong>en</strong> avontuur’<br />

wordt door jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> van de basisschool meer van belang gevond<strong>en</strong>. Motiev<strong>en</strong><br />

uit de aanzi<strong>en</strong>groep sprek<strong>en</strong> jong<strong>en</strong>s, leerling<strong>en</strong> waarvan de vader t<strong>en</strong> minste wekelijks<br />

sport <strong>en</strong> clubsporters meer aan. Over het algeme<strong>en</strong> geldt dat leerling<strong>en</strong> die hoog scor<strong>en</strong> op één<br />

van de vijf motiefgroep<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> (iets) hoger deelnameperc<strong>en</strong>tage hebb<strong>en</strong> op de beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

onder schooltijd <strong>en</strong> in de vrije tijd. De grotere deelname aan verschill<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong><br />

van sterker gemotiveerde scholier<strong>en</strong> wordt ook weerspiegeld in hun wekelijkse activiteitsniveau.<br />

Vooral leerling<strong>en</strong> die sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> vanwege het plezier in het beweg<strong>en</strong> zelf<br />

hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk hoger activiteitsniveau.<br />

Driekwart van de scholier<strong>en</strong> waardeert de gymless<strong>en</strong> positief <strong>en</strong> ook driekwart beoordeelt het<br />

aanbod in de pauzes <strong>en</strong> na schooltijd positief. Basisscholier<strong>en</strong> zijn positiever dan middelbare<br />

scholier<strong>en</strong>. Van alle leerling<strong>en</strong> heeft 59% e<strong>en</strong> positief sportief zelfbeeld: ze gev<strong>en</strong> aan altijd al<br />

veel aan sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> gedaan, dit belangrijk te vind<strong>en</strong> <strong>en</strong> er ook relatief goed<br />

in te zijn.<br />

We zi<strong>en</strong> bij leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> positieve waardering van de gymless<strong>en</strong> <strong>en</strong> het sportaanbod<br />

buit<strong>en</strong> de les <strong>en</strong> e<strong>en</strong> positief sportief zelfbeeld e<strong>en</strong> relatief hoge deelname aan de schoolse<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong>, met uitzondering van fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school, maar ook aan beweeg<strong>en</strong><br />

sportactiviteit<strong>en</strong> in de vrije tijd. Zo do<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> positieve waardering voor<br />

de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding in verhouding vaker aan clubsport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

ze vaker voor zichzelf buit<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoge waardering voor het aanbod tijd<strong>en</strong>s<br />

de pauzes <strong>en</strong> na de les nem<strong>en</strong> vaker deel aan schoolsport <strong>en</strong> clubsport, beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

vaker voor zichzelf buit<strong>en</strong> <strong>en</strong> do<strong>en</strong> vaker aan active gam<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> positief<br />

sportief zelfbeeld nem<strong>en</strong> vaker deel aan clubsport, beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> vaker voor zichzelf<br />

buit<strong>en</strong> <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bijgevolg e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau dan leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lager sportief<br />

zelfbeeld.<br />

214 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


6.3 De schoolsituatie <strong>en</strong> het beweegbeleid van de schol<strong>en</strong><br />

<strong>School</strong>verteg<strong>en</strong>woordigers gev<strong>en</strong> aan het belang van sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> in te zi<strong>en</strong>, maar vertal<strong>en</strong><br />

die visie (nog) niet altijd in concreet beleid. Volg<strong>en</strong>s de ondervraagd<strong>en</strong> hecht bijna<br />

driekwart van de schoolleiding, leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> ouders veel belang aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport als<br />

aandachts gebied. Op schol<strong>en</strong> voor primair onderwijs wordt iets meer belang aan het thema<br />

gehecht dan op middelbare schol<strong>en</strong>. Iets minder dan de helft van de schol<strong>en</strong> voert e<strong>en</strong> gericht<br />

stimuleringsbeleid op dit terrein, basisschol<strong>en</strong> iets vaker (43%) dan middelbare schol<strong>en</strong> (36%).<br />

Bij e<strong>en</strong> kleine minderheid vertaalt het belang dat m<strong>en</strong> aan sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> hecht zich ook in<br />

e<strong>en</strong> prioriteit bij de middel<strong>en</strong>verdeling (PO 5%; VO 15%).<br />

Bij de uitvoering van de beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong> wordt veelal incid<strong>en</strong>teel sam<strong>en</strong>gewerkt<br />

met externe partij<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> het basisonderwijs doet driekwart van de schol<strong>en</strong> dit met sportclubs.<br />

Binn<strong>en</strong> het voortgezet onderwijs gebeurt dit minder; daar wordt door bijna twee derde<br />

van de schol<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gewerkt met commerciële sportc<strong>en</strong>tra. E<strong>en</strong> beperkt deel van de schol<strong>en</strong><br />

betrekt (incid<strong>en</strong>teel) ouders <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> bij de invulling van de activiteit<strong>en</strong>.<br />

Voor het actief transport <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school (lop<strong>en</strong>, zelf fiets<strong>en</strong>) is de fysieke schoolomgeving<br />

van betek<strong>en</strong>is. Ruim de helft van de basisschol<strong>en</strong> heeft getracht invloed uit te oef<strong>en</strong><strong>en</strong> op de<br />

verkeerssituatie rond de school, van de middelbare schol<strong>en</strong> is dit e<strong>en</strong> zesde.<br />

Schol<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> op verschill<strong>en</strong>de punt<strong>en</strong> de beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de school<br />

actief bevorder<strong>en</strong>. Dit betreft onder meer de kwantiteit <strong>en</strong> kwaliteit van less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding. Op schol<strong>en</strong> voor primair onderwijs wordt wekelijks gemiddeld 91 minut<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding gegev<strong>en</strong>, de middelbare schol<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> gemiddeld op 115 minut<strong>en</strong> per<br />

week. Op middelbare schol<strong>en</strong> zijn overal vakleerkracht<strong>en</strong> als lesgevers actief, van de basisschol<strong>en</strong><br />

heeft de helft e<strong>en</strong> vakleerkracht. Brede basisschol<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> vaker over e<strong>en</strong> vakleerkracht<br />

dan reguliere basisschol<strong>en</strong>.<br />

Ruim 85% van de schol<strong>en</strong> beschikt over e<strong>en</strong> ‘eig<strong>en</strong>’ gymzaal. Voor basisschol<strong>en</strong> is dit de belangrijkste<br />

structureel gebruikte accommodatie voor de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding naast het<br />

schoolplein. Van de schol<strong>en</strong> voor voortgezet onderwijs gebruikt ruim de helft regelmatig e<strong>en</strong><br />

sporthal of sportveld voor hun less<strong>en</strong>. Op schol<strong>en</strong> waar de accommodaties op de eig<strong>en</strong> schoollocatie<br />

aanwezig zijn, is de lestijd voor lichamelijke opvoeding gemiddeld langer. Dit is echter<br />

op minder dan de helft van de schol<strong>en</strong> het geval. De gebruikte accommodaties word<strong>en</strong> door e<strong>en</strong><br />

meerderheid van de schol<strong>en</strong> als voldo<strong>en</strong>de of goed gekwalificeerd. T<strong>en</strong> minste e<strong>en</strong> derde van<br />

de schol<strong>en</strong> vindt de kwaliteit van veelgebruikte accommodaties zoals gymnastiekzaal, schoolplein<br />

<strong>en</strong> op<strong>en</strong>baar grasveld matig of onvoldo<strong>en</strong>de. Verder geeft zeker de helft van de basisschol<strong>en</strong><br />

aan onvoldo<strong>en</strong>de materiaal te hebb<strong>en</strong> voor buit<strong>en</strong>activiteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> vindt twee derde van<br />

de basisschol<strong>en</strong> het hiervoor beschikbare budget matig of onvoldo<strong>en</strong>de.<br />

Slotbeschouwing<br />

215


Vrijwel alle basisschol<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> of meer sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> voor beweg<strong>en</strong><br />

in de pauze, ruim de helft van de middelbare schol<strong>en</strong> beschikt daar niet over. Het organiser<strong>en</strong><br />

van activiteit<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze gebeurt op 1 op de 6 basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> nauwelijks op schol<strong>en</strong><br />

voor voortgezet onderwijs.<br />

E<strong>en</strong> laatste type activiteit waarmee schol<strong>en</strong> meer of minder int<strong>en</strong>sief bezig kunn<strong>en</strong> zijn, is<br />

schoolsport. <strong>School</strong>sport is in dit onderzoek omschrev<strong>en</strong> als het sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> dat niet<br />

onder schooltijd valt, maar wel via de school, de buit<strong>en</strong>schoolse opvang of de geme<strong>en</strong>te is geregeld.<br />

Veel schol<strong>en</strong> do<strong>en</strong> iets op dit gebied, maar voornamelijk incid<strong>en</strong>teel in de vorm van sportdag<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> toernooi<strong>en</strong>. 1 op de 6 schol<strong>en</strong> geeft volg<strong>en</strong>s de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers prioriteit<br />

aan schoolsport. Mogelijk heeft dit te mak<strong>en</strong> met de belemmering<strong>en</strong> waarmee t<strong>en</strong> minste driekwart<br />

van de schol<strong>en</strong> kampt <strong>en</strong> die voornamelijk het gebrek aan accommodatie <strong>en</strong> (financiële)<br />

steun van overhed<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong>.<br />

Al met al kan word<strong>en</strong> geconcludeerd dat het belang dat door de schol<strong>en</strong> wordt gehecht aan<br />

sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> nog niet altijd leidt tot e<strong>en</strong> gerichte <strong>en</strong> int<strong>en</strong>sieve aanpak op dit gebied. Over<br />

het algeme<strong>en</strong> zijn de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op <strong>en</strong> bij schol<strong>en</strong> voor basisonderwijs iets minder uitgebreid<br />

(niveau van de leerkracht<strong>en</strong>, hoeveelheid accommodatie <strong>en</strong> material<strong>en</strong>) dan op schol<strong>en</strong><br />

voor voortgezet onderwijs. E<strong>en</strong> uitzondering hierop vormt het schoolplein, dat op basisschol<strong>en</strong><br />

meer aandacht krijgt. De kwaliteit van de accommodaties <strong>en</strong> de beschikbaarheid van materiaal<br />

word<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk deel van de schol<strong>en</strong> als matig of onvoldo<strong>en</strong>de gekwalificeerd.<br />

6.4 Relaties tuss<strong>en</strong> schoolomgeving <strong>en</strong> -beleid <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van de<br />

leerling<strong>en</strong><br />

De schoolsituatie kan op verschill<strong>en</strong>de manier<strong>en</strong> gerelateerd zijn aan het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag<br />

van leerling<strong>en</strong>. Er is sprake van e<strong>en</strong> directe relatie wanneer de situatie op bepaalde<br />

punt<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hangt met het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag op school. Er is sprake van e<strong>en</strong> indirecte<br />

relatie als er sam<strong>en</strong>hang is met de houding <strong>en</strong> waardering t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<br />

<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag buit<strong>en</strong> school.<br />

Factor<strong>en</strong> op school <strong>en</strong> in de schoolomgeving<br />

In tabel 6.1 is e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatting gegev<strong>en</strong> van de gevond<strong>en</strong> <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> factor<strong>en</strong> op school <strong>en</strong><br />

in de schoolomgeving <strong>en</strong> het beweeggedrag van leerling<strong>en</strong>.<br />

216 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel 6.1 Sam<strong>en</strong>vatting sam<strong>en</strong>hang factor<strong>en</strong> school(omgeving) met beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag a<br />

Beweegactiviteit <strong>School</strong>factor Leerlingfactor<br />

Lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong><br />

<strong>naar</strong>/van school<br />

Lichamelijke<br />

opvoeding<br />

Pauzegedrag<br />

<strong>School</strong>sport<br />

Clubsport<br />

Buit<strong>en</strong> zelf beweg<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong><br />

Relatie per<br />

onderwijstype<br />

PO VO<br />

totaal activiteitsniveau ↓ ↓<br />

stedelijkheid<br />

^ perc<strong>en</strong>tage fietsers ↓ ↓<br />

perc<strong>en</strong>tage lopers ↑ ↑<br />

gro<strong>en</strong> rond school - perc<strong>en</strong>tage lopers ↑ ↑<br />

materiaal buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong>*<br />

hoeveelheid + waardering LO ↑ ↑<br />

kwaliteit +<br />

waardering LO ↑ =<br />

activiteitsniveau op school ↑ =<br />

hoeveelheid - waardering LO = ↓<br />

kwaliteit - waardering LO = ↓<br />

vakleerkracht + waardering LO ↓ nvt<br />

schoolplein:<br />

ruimte* + perc<strong>en</strong>tage dat wel beweegt = ↑<br />

sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> - perc<strong>en</strong>tage dat niet beweegt ↑ ↑<br />

los spelmateriaal - perc<strong>en</strong>tage dat niet beweegt = ↑<br />

plann<strong>en</strong> aanpassing plein* + perc<strong>en</strong>tage dat niet beweegt ↑ =<br />

activiteit<strong>en</strong> in de pauze + perc<strong>en</strong>tage dat wel beweegt ↑ ↑<br />

prioriteit aanbied<strong>en</strong> schoolsport*<br />

activiteitsniveau op school ↑ =<br />

perc<strong>en</strong>tage dat deelneemt = ↓<br />

+<br />

brede school + tijdsbesteding clubsport ↑ ↑<br />

wil tot sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> met tijdsbesteding clubsport ↓ ↓<br />

-<br />

ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>*<br />

totaal activiteitsniveau = ↓<br />

gericht beleid om beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> sport<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong>*<br />

a. Zie voor e<strong>en</strong> gedetailleerde omschrijving van de factor<strong>en</strong> hoofdstuk 4.<br />

* Deze factor<strong>en</strong> zijn gebaseerd op e<strong>en</strong> oordeel van de school.<br />

^ To<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d.<br />

+ Aanwezig of positief oordeel.<br />

- Afwezig of negatief oordeel.<br />

↑ To<strong>en</strong>ame t<strong>en</strong> opzichte van het gemiddelde.<br />

↓ Afname t<strong>en</strong> opzichte van het gemiddelde.<br />

= Ge<strong>en</strong> relatie.<br />

+<br />

tijdsbesteding buit<strong>en</strong> zelf<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

↑ ↑<br />

totaal activiteitsniveau ↑ =<br />

activiteitsniveau op school ↑ =<br />

Slotbeschouwing<br />

217


Bepaalde schoolfactor<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang te verton<strong>en</strong> met het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag.<br />

Zo gaan leerling<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> relatief laag activiteitsniveau bijvoorbeeld vaker <strong>naar</strong> e<strong>en</strong> school in<br />

e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijke omgeving. De stedelijkheid van de schoolomgeving hangt ook sam<strong>en</strong><br />

met het aantal leerling<strong>en</strong> dat op de fiets of lop<strong>en</strong>d <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school gaat. Leerling<strong>en</strong> die <strong>naar</strong><br />

school lop<strong>en</strong>, gaan vaker <strong>naar</strong> schol<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijke omgeving <strong>en</strong> schol<strong>en</strong> met<br />

weinig of ge<strong>en</strong> gro<strong>en</strong> in de omgeving. Leerling<strong>en</strong> die <strong>naar</strong> school fiets<strong>en</strong>, gaan vaker <strong>naar</strong> e<strong>en</strong><br />

school in e<strong>en</strong> weinig stedelijke omgeving.<br />

De waardering voor de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding hangt positief sam<strong>en</strong> met de hoeveelheid<br />

<strong>en</strong> kwaliteit van het beschikbare materiaal voor buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> <strong>naar</strong> het oordeel van de school.<br />

Leerling<strong>en</strong> uit het primair onderwijs die op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> waar de hoeveelheid material<strong>en</strong> als<br />

‘goed’ word<strong>en</strong> beoordeeld, hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau op school dan basisschoolleerling<strong>en</strong><br />

waarvoor dit niet geldt. Leerling<strong>en</strong> die de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding relatief negatief<br />

waarder<strong>en</strong>, zitt<strong>en</strong> vaker op e<strong>en</strong> school met e<strong>en</strong> vakleerkracht voor lichamelijke opvoeding.<br />

Middelbare scholier<strong>en</strong> die in de pauze meestal wel beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>, zitt<strong>en</strong> vaker op<br />

e<strong>en</strong> school waarvan de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger aangeeft dat op het schoolplein voldo<strong>en</strong>de<br />

ruimte is om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> die in de pauze meestal niet buit<strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> vaker e<strong>en</strong> schoolplein waar ge<strong>en</strong> sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zijn. Ook<br />

word<strong>en</strong> er op hun school vaker ge<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze georganiseerd. Basisscholier<strong>en</strong><br />

die in de pauze meestal niet buit<strong>en</strong> sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> relatief vaak op schol<strong>en</strong> die<br />

plann<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> om het plein bewegingsvri<strong>en</strong>delijker te mak<strong>en</strong>.<br />

Leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs die niet deelnem<strong>en</strong> aan schoolsport, blijk<strong>en</strong> relatief<br />

vaak op schol<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> die wel prioriteit aan schoolsport gev<strong>en</strong>. In het primair onderwijs gaat<br />

het gev<strong>en</strong> van prioriteit aan schoolsport sam<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> relatief hoog activiteitsniveau op school.<br />

Factor<strong>en</strong> in de schoolomgeving blijk<strong>en</strong> ook op <strong>en</strong>kele punt<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> te hang<strong>en</strong> met het beweeg<strong>en</strong><br />

sportgedrag van leerling<strong>en</strong> in de vrije tijd. Leerling<strong>en</strong> bested<strong>en</strong> meer tijd aan clubsport<br />

wanneer zij op e<strong>en</strong> brede school zitt<strong>en</strong>. Op schol<strong>en</strong> die niet will<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>,<br />

bested<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> juist minder tijd aan clubsport. Ook zitt<strong>en</strong> middelbare<br />

scholier<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> relatief laag activiteitsniveau vaker op e<strong>en</strong> school die aangeeft niet te will<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> met ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>. Leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> die gericht beleid voer<strong>en</strong> om het<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong>, bested<strong>en</strong> meer tijd per week aan het buit<strong>en</strong> voor zichzelf<br />

beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>. Bij basisschoolleerling<strong>en</strong> hangt dit ook sam<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau<br />

op school <strong>en</strong> in totaal.<br />

Beweegbeleid van de school<br />

De mate waarin de school e<strong>en</strong> meer of minder uitgesprok<strong>en</strong> beweegbeleid 7 heeft, blijkt niet<br />

gerelateerd aan de mate van deelname van leerling<strong>en</strong> aan de onderzochte beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong>.<br />

Er is wel e<strong>en</strong> verband gevond<strong>en</strong> met de tijdsbesteding aan <strong>en</strong>kele activiteit<strong>en</strong>. Bij<br />

basisschol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid kunn<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die in de pauzes buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport<strong>en</strong> dit langer do<strong>en</strong> omdat ze langer pauze hebb<strong>en</strong>. Ook bested<strong>en</strong> de leerling<strong>en</strong> van deze<br />

218 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


schol<strong>en</strong> meer tijd aan het buit<strong>en</strong> voor zichzelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>. Tev<strong>en</strong>s blijkt dat <strong>naar</strong>mate<br />

basisschol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> actiever beweegbeleid voer<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> groter deel van de leerling<strong>en</strong> aangeeft dat<br />

de school h<strong>en</strong> aanmoedigt tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport.<br />

Dit laatste geldt ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s voor leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs. Ook vond<strong>en</strong> we aanwijzing<strong>en</strong><br />

voor e<strong>en</strong> positief effect van e<strong>en</strong> actief beweegbeleid op het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van middelbare<br />

scholier<strong>en</strong> in de mate waarin ze vind<strong>en</strong> dat zij meer zijn gaan sport<strong>en</strong> sinds zij op hun school<br />

zitt<strong>en</strong>. Op schol<strong>en</strong> voor voortgezet onderwijs met minder beweegbeleid onderschrijv<strong>en</strong> scholier<strong>en</strong><br />

minder vaak dat zij meer zijn gaan sport<strong>en</strong> sinds zij op deze school zitt<strong>en</strong>. Het activiteitsniveau van<br />

middelbare scholier<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> school met meer beweegbeleid is echter niet significant hoger dan<br />

dat van middelbare scholier<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> school met doorsnee of minder beweegbeleid. Dit is wel het<br />

geval op basisschol<strong>en</strong>. Basisschoolleerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid zijn actiever dan<br />

basisschoolleerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> met doorsnee of minder beweegbeleid. Dit geldt zowel voor het<br />

totale activiteitsniveau als voor het activiteitsniveau op school (zie tabel 6.2).<br />

Tabel 6.2 Sam<strong>en</strong>vatting sam<strong>en</strong>hang beweegbeleid met beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag<br />

Het voer<strong>en</strong> van meer beweegbeleid hangt sam<strong>en</strong> met:<br />

Primair onderwijs<br />

Voortgezet onderwijs<br />

e<strong>en</strong> langere pauzeduur met daarin langer de mogelijkheid<br />

te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> hogere tijdsbesteding aan buit<strong>en</strong> zelf beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> hoger perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat aangeeft dat de<br />

school h<strong>en</strong> aanmoedigt tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<br />

e<strong>en</strong> hoger perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat aangeeft dat de<br />

school h<strong>en</strong> aanmoedigt tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport.<br />

e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau op school<br />

e<strong>en</strong> hoger totaal activiteitsniveau , vooral voor jong<strong>en</strong>s,<br />

autochton<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub<br />

e<strong>en</strong> hoger perc<strong>en</strong>tage leerling<strong>en</strong> dat aangeeft dat zij<br />

meer zijn gaan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> sinds zij op hun<br />

school zitt<strong>en</strong>.<br />

e<strong>en</strong> hoger totaal activiteitsniveau voor leerling<strong>en</strong> van<br />

niet-westerse allochtone afkomst.<br />

Op basisschol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid zitt<strong>en</strong> vaker niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> uit<br />

zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> waar thuis ge<strong>en</strong> auto’s aanwezig zijn. Dit zijn juist<br />

categorieën leerling<strong>en</strong> waarvan we eerder zag<strong>en</strong> dat zij relatief weinig sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>.<br />

Hoewel deze groep<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportaanbod op school positief beoordel<strong>en</strong>,<br />

blijkt dat ze op basisschol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid ge<strong>en</strong> significant hoger activiteitsniveau<br />

hebb<strong>en</strong> dan vergelijkbare leerling<strong>en</strong> van basisschol<strong>en</strong> met minder of doorsnee beweeg-<br />

Slotbeschouwing<br />

219


eleid. Dit geldt juist wel voor jong<strong>en</strong>s op basisschol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid t<strong>en</strong> opzichte<br />

van jong<strong>en</strong>s op basisschol<strong>en</strong> met minder of doorsnee beleid. Ook autochtone leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

leerling<strong>en</strong> die lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub op e<strong>en</strong> school met meer beweegbeleid zijn actiever<br />

dan autochtone leerling<strong>en</strong> <strong>en</strong> led<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> sportclub op basisschol<strong>en</strong> met minder <strong>en</strong> doorsnee<br />

beweegbeleid. Op basisschol<strong>en</strong> leidt meer beweegbeleid dus niet tot e<strong>en</strong> significant hoger activiteitsniveau<br />

bij categorieën leerling<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> extra impuls nodig hebb<strong>en</strong> (omdat zij relatief<br />

weinig beweg<strong>en</strong>), maar wel tot meer activiteit van de al actieve leerling<strong>en</strong>.<br />

Dit is niet geheel het geval in het middelbaar onderwijs. Daar blijkt dat niet-westerse<br />

allochtone leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau hebb<strong>en</strong><br />

dan niet- westerse allochtone leerling<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> met minder beweegbeleid. Blijkbaar komt<br />

het beweegbeleid hier wel t<strong>en</strong> goede aan leerling<strong>en</strong> die dat het meest nodig hebb<strong>en</strong>.<br />

6.5 Het onderzoek in perspectief<br />

In deze paragraaf word<strong>en</strong> de zojuist besprok<strong>en</strong> resultat<strong>en</strong> in perspectief geplaatst, door ze<br />

te vergelijk<strong>en</strong> met bevinding<strong>en</strong> uit eerder onderzoek. Vervolg<strong>en</strong>s wordt de onderzoeksopzet<br />

geëvalueerd <strong>en</strong> word<strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> voor verder onderzoek.<br />

Discussie van de onderzoeksresultat<strong>en</strong><br />

Eerder in dit hoofdstuk is vastgesteld dat leerling<strong>en</strong> in uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de mate bezig zijn met<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong>. In het algeme<strong>en</strong> wordt de mate waarin scholier<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de<br />

geacht, vooral vanuit gezondheidsoogpunt (Hildebrandt et al. 2010). <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> leerling<strong>en</strong><br />

van de onderzochte basisschol<strong>en</strong> nog relatief veel, bij middelbare scholier<strong>en</strong> neemt dit af.<br />

Dit is e<strong>en</strong> verschijnsel dat ook in eerder onderzoek is waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Zowel in het primair als<br />

in het voortgezet onderwijs zijn er bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> bepaalde categorieën scholier<strong>en</strong> die duidelijk<br />

minder dan gemiddeld beweg<strong>en</strong>, in het bijzonder scholier<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> sterk stedelijke omgeving,<br />

niet-westerse allochton<strong>en</strong>, meisjes <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit sociaaleconomisch zwakkere wijk<strong>en</strong> (Stegeman<br />

2007; Manders 1982). Ook het al dan niet aan sport do<strong>en</strong> van de ouders vertoont e<strong>en</strong><br />

duidelijke sam<strong>en</strong>hang met de deelname aan de onderzochte beweegactiviteit<strong>en</strong>. Hier sluit<strong>en</strong><br />

de resultat<strong>en</strong> van dit onderzoek ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s aan bij eerder onderzoek (Scheerder 2004; Scheerder<br />

& Vanreusel 2006; Breedveld 2006; Elling 2007).<br />

Naast sociaaldemografische k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> ook andere persoonlijke factor<strong>en</strong> verband met<br />

de deelname aan beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag. De jeugdig<strong>en</strong> in dit onderzoek die relatief veel aan<br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport do<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoog activiteitsniveau hebb<strong>en</strong>, zijn over het algeme<strong>en</strong> meer<br />

intrinsiek gemotiveerd <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> positief sportief zelfbeeld: ze vind<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<br />

op zichzelf boei<strong>en</strong>d <strong>en</strong> leuk om te do<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> intrinsieke motivatie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> positief beeld van het<br />

eig<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zijn in eerder onderzoek ook belangrijke factor<strong>en</strong> geblek<strong>en</strong> voor de duurzaamheid<br />

van bepaald gedrag (Deci & Ryan 1995; Deci & Ryan 2002; De Vries et al. 1988).<br />

220 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Waar het de ti<strong>en</strong> onderzochte activiteit<strong>en</strong> betreft, bested<strong>en</strong> de scholier<strong>en</strong> gemiddeld 46% van de<br />

totale beweegtijd <strong>en</strong> 38% van de totale int<strong>en</strong>siteit aan vorm<strong>en</strong> die binn<strong>en</strong> de directe invloedssfeer<br />

van de schol<strong>en</strong> vall<strong>en</strong>: lichamelijke opvoeding, beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de schoolpauzes<br />

<strong>en</strong> schoolsport. Dit is e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk deel, maar minder dan de helft. Pauze gedrag blijkt<br />

voor e<strong>en</strong> groot deel van deze tijdsbesteding op school verantwoordelijk. Middelbare scholier<strong>en</strong><br />

blek<strong>en</strong> in hun pauzes in vergelijking met basisscholier<strong>en</strong> gemiddeld weinig actief. De resultat<strong>en</strong><br />

uit <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> wijz<strong>en</strong> erop dat de aanwezigheid van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong>aanbod<br />

op het schoolplein van belang zijn.<br />

Ook Ridgers (2007) constateerde dat het aanbod in de pauzes van invloed is op het beweeg<strong>en</strong><br />

sportgedrag van kinder<strong>en</strong>, dat verl<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van de pauzes leidt tot meer beweegtijd <strong>en</strong> dat dat<br />

effect nog wordt vergroot wanneer er toezicht aanwezig is. Dit laatste kan op grond van ons<br />

onderzoek echter niet word<strong>en</strong> bevestigd.<br />

De less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding drag<strong>en</strong> iets minder bij aan het gemiddelde activiteitsniveau<br />

van de scholier<strong>en</strong> dan pauzegedrag <strong>en</strong> schoolsport in nog beperktere mate (zie ook<br />

Bailey 2006; Haer<strong>en</strong>s et al. 2006). Het zou echter zonder meer e<strong>en</strong>zijdig zijn wanneer bij de<br />

rol van de school <strong>en</strong> het vakonderwijs alle<strong>en</strong> zou word<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de bijdrage die in<br />

kwantitatieve zin wordt geleverd aan het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag. De hoofdfunctie van de<br />

lichamelijke opvoeding ligt immers bij het toerust<strong>en</strong> van jeugdig<strong>en</strong> met vaardighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis<br />

om volwaardig te kunn<strong>en</strong> participer<strong>en</strong> aan onze (beweeg)cultuur <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>leving (Stegeman<br />

2000; Faber 2001).<br />

Driekwart van de leerling<strong>en</strong> is overig<strong>en</strong>s positief over de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding. E<strong>en</strong><br />

positief oordeel over het vak blijkt volg<strong>en</strong>s eerder onderzoek (Manders 1982) gerelateerd aan de<br />

sportdeelname op latere leeftijd. In dit licht is het opvall<strong>en</strong>d dat leerling<strong>en</strong> van de basisschool<br />

die les krijg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vakleerkracht negatiever oordel<strong>en</strong> over het vak lichamelijke opvoeding.<br />

Dit is op basis van de resultat<strong>en</strong> van het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> niet te verklar<strong>en</strong>:<br />

e<strong>en</strong> interessant thema voor nader onderzoek.<br />

Hoewel schoolsport gemiddeld e<strong>en</strong> beperkte bijdrage levert aan de totale hoeveelheid beweeg<strong>en</strong><br />

sportactiviteit nem<strong>en</strong> bepaalde groep<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> hieraan juist wel relatief veel deel. Dit<br />

zijn met name de leerling<strong>en</strong> die over het algeme<strong>en</strong> iets minder participer<strong>en</strong> aan beweeg- <strong>en</strong><br />

sportactiviteit<strong>en</strong>, zoals niet-westerse allochton<strong>en</strong>, scholier<strong>en</strong> waarvan de vader niet aan sport<br />

doet, leerling<strong>en</strong> zonder auto thuis <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> op het praktijkgerichte vmbo. Deze groep<strong>en</strong><br />

leerling<strong>en</strong>, die dus in hun vrije tijd relatief minder actief zijn, zijn voor hun totale activiteit<br />

afhankelijker van de schoolgebond<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong>. <strong>School</strong>sport heeft voor deze ‘achterblijv<strong>en</strong>de’<br />

groep<strong>en</strong> e<strong>en</strong> interessant pot<strong>en</strong>tieel om voor to<strong>en</strong>ame van participatie <strong>en</strong> activiteitsniveau<br />

te zorg<strong>en</strong>. Eerder onderzoek wijst erop dat het verhog<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame in participatie<br />

<strong>en</strong> activiteit het best wordt bereikt door e<strong>en</strong> combinatie van interv<strong>en</strong>ties binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> het<br />

lesprogramma (Bailey et al. 2006; Verstraete 2007).<br />

Slotbeschouwing<br />

221


Het gunstige effect van e<strong>en</strong> combinatie van maatregel<strong>en</strong> bleek in het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong><br />

<strong>en</strong> <strong>Sport</strong> ook uit de relatie tuss<strong>en</strong> het voer<strong>en</strong> van meer beweegbeleid <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau<br />

van leerling<strong>en</strong> in het basisonderwijs. Deze sam<strong>en</strong>hang bleek echter het sterkst voor categorieën<br />

leerling<strong>en</strong> die al veel beweg<strong>en</strong> in hun vrije tijd. Dat van g<strong>en</strong>erieke ondersteuning vooral de groep<strong>en</strong><br />

profiter<strong>en</strong> die al meer dan ander<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, is bek<strong>en</strong>d als het Mattheüseffect (Merton 1968).<br />

Evaluatie van het onderzoek <strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong> voor verder onderzoek<br />

Het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> school blijkt op verschill<strong>en</strong>de punt<strong>en</strong> gerelateerd<br />

aan de school(omgeving). De vastgestelde <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> factor<strong>en</strong> in de school(omgeving)<br />

<strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag zijn echter niet steeds e<strong>en</strong>duidig. Bij veel van de geconstateerde<br />

verband<strong>en</strong> is niet helemaal helder hoe de sam<strong>en</strong>hang oorzakelijk is te duid<strong>en</strong>. Dat leerling<strong>en</strong><br />

op schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid relatief vaak aangev<strong>en</strong> dat de school h<strong>en</strong> aanmoedigt om<br />

te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat middelbare scholier<strong>en</strong> op schol<strong>en</strong> met meer beweegbeleid zegg<strong>en</strong><br />

meer te zijn gaan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> sinds ze op deze school zitt<strong>en</strong>, zijn voorbeeld<strong>en</strong> van<br />

duidelijke aanwijzing<strong>en</strong> dat extra stimulering vanuit de school e<strong>en</strong> oorzaak kan zijn van meer<br />

beweg<strong>en</strong>. Door vervolgonderzoek kan meer inzicht word<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong> over de richting waarin<br />

verband<strong>en</strong> precies werkzaam zijn. In deze paragraaf zett<strong>en</strong> we de opzet van dit onderzoek in<br />

perspectief <strong>en</strong> do<strong>en</strong> we aanbeveling<strong>en</strong> voor vervolgonderzoek.<br />

Als gevolg van de opzet van dit onderzoek – e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>malige steekproef van schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

– was het lastig om verandering<strong>en</strong> door de tijd he<strong>en</strong> goed te bepal<strong>en</strong>. In dit licht zou e<strong>en</strong><br />

longitudinaal onderzoek, <strong>naar</strong> deze verband<strong>en</strong> de bevinding<strong>en</strong> van dit onderzoek goed aan<br />

kunn<strong>en</strong> vull<strong>en</strong>. Bij zo’n onderzoek kan in e<strong>en</strong> experim<strong>en</strong>tele opzet, met e<strong>en</strong> gerandomiseerde<br />

interv<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> controlegroep, word<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de invloed van specifieke factor<strong>en</strong> op het<br />

sport- <strong>en</strong> beweeggedrag. Bijvoorbeeld <strong>naar</strong> de effect<strong>en</strong> van meer georganiseerde pauzeactiviteit<strong>en</strong><br />

in het voortgezet onderwijs. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> lijkt het zinnig voorafgaand aan e<strong>en</strong> dergelijk<br />

onderzoek meer expliciet <strong>en</strong>kele (verklarings)modell<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong> die aan de feit<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> getoetst. In het hier beschrev<strong>en</strong> onderzoek is deze modelontwikkeling wel<br />

verk<strong>en</strong>d, zo is bijvoorbeeld gekek<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de toepasbaarheid van het ASE-model (De Vries et al.<br />

1988), maar uiteindelijk binn<strong>en</strong> de gegev<strong>en</strong> condities niet goed uitvoerbaar geblek<strong>en</strong>. Mogelijk<br />

kunn<strong>en</strong> de data van het uitgevoerde onderzoek bij e<strong>en</strong> dergelijke modelstudie secundair word<strong>en</strong><br />

b<strong>en</strong>ut.<br />

E<strong>en</strong> tweede punt ter discussiepunt is het aantal schol<strong>en</strong> dat in het onderzoek is betrokk<strong>en</strong>.<br />

Mede uit budgettaire overweging<strong>en</strong> is vastgehoud<strong>en</strong> aan het bij aanvang gekoz<strong>en</strong> streefaantal<br />

van schol<strong>en</strong>. Vergelek<strong>en</strong> met eerder onderzoek is het aantal schol<strong>en</strong> zeker niet klein, maar<br />

de uiteindelijk gerealiseerde steekproef van 126 basisschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 61 schol<strong>en</strong> voor voortgezet<br />

onderwijs was in sommige gevall<strong>en</strong> te beperkt om vergelijk<strong>en</strong>de uitsprak<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong><br />

op schoolniveau (hoofdstuk 2). Het aantal leerling<strong>en</strong> was echter groot g<strong>en</strong>oeg om significante<br />

uitsprak<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> over verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> op bepaalde typ<strong>en</strong> schol<strong>en</strong>. 8<br />

222 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Het onderzoek levert e<strong>en</strong> goed beeld op van het activiteitsniveau van de leerling<strong>en</strong>, gerelateerd<br />

aan de ti<strong>en</strong> specifiek onderzochte beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong>. Met de ti<strong>en</strong> beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong><br />

wordt ongeveer 17 uur beschrev<strong>en</strong>. In deze 17 uur wordt met deze activiteit<strong>en</strong> 31%<br />

van de int<strong>en</strong>siteit behaald. De overige 69% van de totale activiteit vindt plaatst in de overige<br />

95 uur in de week (na aftrek van 8 uur slaap per nacht). De ti<strong>en</strong> specifiek onderzochte beweeg<strong>en</strong><br />

sportactiviteit<strong>en</strong> zijn dus 2,5 keer zo int<strong>en</strong>sief als de overige fysieke activiteit. Dit neemt<br />

echter niet weg dat e<strong>en</strong> groot deel van de totale fysieke activiteit in dit onderzoek dus niet is<br />

beschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> plaatsvindt op e<strong>en</strong> andere manier dan binn<strong>en</strong> de ti<strong>en</strong> specifiek onderzochte<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong>. Niet beschrev<strong>en</strong> zijn vooral kortdur<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong> die door respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

niet goed kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerapporteerd. Hoe deze activiteit<strong>en</strong> er precies uitzi<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

hoe int<strong>en</strong>sief ze zijn, is e<strong>en</strong> mogelijke kwestie voor nader onderzoek.<br />

Afgewog<strong>en</strong> is in hoeverre het zinvol zou zijn bij analyse <strong>en</strong> rapportage de gemet<strong>en</strong> count-waard<strong>en</strong><br />

(hoofdstuk 5) te vertal<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de Nederlandse Norm Gezond <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> (NNGB). 9 We hebb<strong>en</strong><br />

hiervoor niet gekoz<strong>en</strong> omdat dit niet het doel was van ons onderzoek <strong>en</strong> omdat er tot op dit<br />

mom<strong>en</strong>t nog te veel discussie is omtr<strong>en</strong>t de NNGB, het met<strong>en</strong> daarvan <strong>en</strong> de MET-waard<strong>en</strong> die<br />

aan bepaalde activiteit<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d (De Vries et al. 2010b). Omrek<strong>en</strong><strong>en</strong> van de<br />

in ons onderzoek gemet<strong>en</strong> waard<strong>en</strong> met de ActiGraph <strong>naar</strong> de MET-waard<strong>en</strong> is mogelijk (zie<br />

tabel B1.10), maar e<strong>en</strong> vertaling hiervan <strong>naar</strong> de NNGB bleek door de hierbov<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong> niet zinvol. Nader (bewegings)wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek is nodig om meer e<strong>en</strong>duidigheid<br />

te krijg<strong>en</strong> over de waarde van de NNGB <strong>en</strong> de standaardisering van de int<strong>en</strong>siteit van<br />

activiteit<strong>en</strong>. Daardoor kan ook gerichter onderzoek <strong>naar</strong> effect<strong>en</strong> van beweg<strong>en</strong> op overgewicht<br />

word<strong>en</strong> gedaan.<br />

Nader onderzoek <strong>naar</strong> rol van het vakonderwijs lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> de vakonderwijzer<br />

is ook gew<strong>en</strong>st. De verband<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> deze factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong><br />

zijn in dit onderzoek niet e<strong>en</strong>duidig. In vervolgonderzoek zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> nagegaan<br />

welke bijdrag<strong>en</strong> de lichamelijke opvoeding in verschill<strong>en</strong>de variant<strong>en</strong> <strong>en</strong> omstandighed<strong>en</strong><br />

levert aan de omvang <strong>en</strong> int<strong>en</strong>siteit van de beweeg- <strong>en</strong> sportparticipatie van leerling<strong>en</strong> nu <strong>en</strong><br />

later <strong>en</strong> teg<strong>en</strong> welke kost<strong>en</strong>. K<strong>en</strong>nis hierover is met name van belang voor de besluitvorming<br />

in het primair onderwijs over de aanstelling van vakleerkracht<strong>en</strong>. Met e<strong>en</strong> dergelijk onderzoek<br />

kan word<strong>en</strong> aangeslot<strong>en</strong> bij initiatiev<strong>en</strong> die mom<strong>en</strong>teel word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om de effect<strong>en</strong> te<br />

onderzoek<strong>en</strong> van uitbreiding van het beweeg- <strong>en</strong> sportaanbod op schol<strong>en</strong> (KVLO 2010).<br />

Terwijl dit onderzoek inzicht geeft in de situatie in het basis- <strong>en</strong> voortgezet onderwijs is er ook veel<br />

onduidelijkheid over de betek<strong>en</strong>is van beweeg- <strong>en</strong> sportonderwijs in het middelbaar beroepsonderwijs<br />

(mbo), zowel vanuit het oogpunt van stimulering van sportdeelname als vanuit dat<br />

van het bevorder<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> gezonde leefstijl (Rijpstra et al. 2009; Collard & Lucass<strong>en</strong> 2010). Het<br />

(in aangepaste vorm) herhal<strong>en</strong> van het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> in het mbo kan deze<br />

lacune op zijn minst voor e<strong>en</strong> deel opheff<strong>en</strong>. Hetzelfde geldt voor het speciaal onderwijs.<br />

Slotbeschouwing<br />

223


6.6 Sc<strong>en</strong>ario’s <strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong> voor de praktijk<br />

Rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met de in de voorgaande paragraaf g<strong>en</strong>oemde hak<strong>en</strong> <strong>en</strong> og<strong>en</strong> aan dit onderzoek,<br />

sluit<strong>en</strong> we deze rapportage af met <strong>en</strong>kele aanbeveling<strong>en</strong> voor de praktijk. Ter ondersteuning<br />

hiervan word<strong>en</strong> eerst <strong>en</strong>kele beleidsingrep<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> op basis van acht verschill<strong>en</strong>de<br />

sc<strong>en</strong>ario’s.<br />

De toekomst verk<strong>en</strong>d op basis van sc<strong>en</strong>ario’s<br />

In deze sc<strong>en</strong>ario’s word<strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> geëxtrapoleerd op basis<br />

van de voorhand<strong>en</strong> zijnde gegev<strong>en</strong>s. Deze verk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> indruk van de mate waarin<br />

beleidsacties kunn<strong>en</strong> doorwerk<strong>en</strong> <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> inspirer<strong>en</strong> tot nader onderzoek hieromtr<strong>en</strong>t. Vertrekpunt<br />

voor de sc<strong>en</strong>ario’s is het gemiddelde activiteitsniveau per week dat de scholier<strong>en</strong> nu<br />

hebb<strong>en</strong>. We gev<strong>en</strong> hieronder weer wat het mogelijke effect zou zijn op het beweeggedrag van<br />

scholier<strong>en</strong> van acht verschill<strong>en</strong>de sc<strong>en</strong>ario’s.<br />

1. Meer fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school<br />

Alle leerling<strong>en</strong> die op minder dan 5 kilometer van school won<strong>en</strong> <strong>en</strong> nu (deels) op e<strong>en</strong> inactieve<br />

manier <strong>naar</strong> schol<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, kom<strong>en</strong> op de fiets.<br />

2. Meer lichamelijke opvoeding<br />

Alle leerling<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> 3 klokur<strong>en</strong> per week lichamelijk opvoeding (t<strong>en</strong>zij ze nu al 180 minut<strong>en</strong><br />

of meer krijg<strong>en</strong>).<br />

3. Meer beweg<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze<br />

Alle leerling<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze op het schoolplein in dezelfde mate als<br />

leerling<strong>en</strong> die dat nu al do<strong>en</strong>.<br />

4. Meer schoolsport<br />

Alle leerling<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> 2 uur per week schoolsport (t<strong>en</strong>zij ze nu al 120 minut<strong>en</strong> of meer<br />

krijg<strong>en</strong>).<br />

5. Meer clubsport<br />

Alle leerling<strong>en</strong> die nu niet aan clubsport deelnem<strong>en</strong>, do<strong>en</strong> dit met de gemiddelde duur van<br />

deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die dat nu wel do<strong>en</strong> (147 minut<strong>en</strong>).<br />

6. Meer buit<strong>en</strong> zelf beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

Alle scholier<strong>en</strong> die nu niet voor zichzelf buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong>, do<strong>en</strong> dit met de gemiddelde<br />

duur van deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die dat nu wel do<strong>en</strong> (182 minut<strong>en</strong>).<br />

7. Meer fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd<br />

Alle scholier<strong>en</strong> die nu niet fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd do<strong>en</strong> dit met de gemiddelde duur van<br />

deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die dat nu wel do<strong>en</strong> (83 minut<strong>en</strong>).<br />

8. Totaal<br />

De voorgaande acht sc<strong>en</strong>ario’s geld<strong>en</strong> allemaal.<br />

224 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


We gaan in deze exercitie voorbij aan allerlei mogelijke beperking<strong>en</strong> die zich kunn<strong>en</strong> voordo<strong>en</strong><br />

bij de praktische realisatie van deze sc<strong>en</strong>ario’s. Ook is ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met ev<strong>en</strong>tueel<br />

optred<strong>en</strong>de comp<strong>en</strong>satie of substitutie. Of leerling<strong>en</strong> bijvoorbeeld minder aan clubsport do<strong>en</strong><br />

als ze allemaal aan schoolsport deelnem<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> we niet voorspell<strong>en</strong>. Maar de doorrek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

gev<strong>en</strong> wel e<strong>en</strong> indicatie van de maximaal te verwacht<strong>en</strong> effect<strong>en</strong> voor het gemiddelde activiteitsniveau<br />

per week van elke maatregel. In figuur 6.2 staat weergev<strong>en</strong> met hoeveel proc<strong>en</strong>t<br />

het activiteitsniveau 10 van de gemiddelde scholier <strong>naar</strong> verwachting maximaal zou to<strong>en</strong>em<strong>en</strong><br />

bij invoering van elk van de acht sc<strong>en</strong>ario’s.<br />

Figuur 6.2 To<strong>en</strong>ame in gemiddeld activiteitsniveau van scholier<strong>en</strong> in proc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bij realisatie<br />

van e<strong>en</strong> aantal sc<strong>en</strong>ario’s<br />

45%<br />

40%<br />

35%<br />

30%<br />

25%<br />

42%<br />

1. Meer fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school<br />

2. Meer lichamelijke opvoeding<br />

3. Meer beweg<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de pauze<br />

4. Meer schoolsport<br />

20%<br />

17%<br />

5. Meer clubsport<br />

15%<br />

10%<br />

8%<br />

10%<br />

6. Meer buit<strong>en</strong> zelf beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong><br />

7. Meer fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd<br />

5%<br />

0%<br />

0%<br />

2%<br />

3%<br />

1%<br />

8. Totaal<br />

To<strong>en</strong>ame in gemiddeld activiteitsniveau<br />

Zoals in figuur 6.2 is te zi<strong>en</strong>, levert het schoolsportsc<strong>en</strong>ario het meest op, gevolgd door het<br />

clubsport- <strong>en</strong> lichamelijkeopvoedingsc<strong>en</strong>ario. Dat het schoolsportsc<strong>en</strong>ario relatief effectief is,<br />

komt door het feit dat er slechts weinig leerling<strong>en</strong> zijn die op dit mom<strong>en</strong>t aan schoolsport do<strong>en</strong>.<br />

Het effect van het schoolsportsc<strong>en</strong>ario is groter in het voortgezet onderwijs dan in het primair<br />

onderwijs. De meer kansarme groep<strong>en</strong> (meisjes, niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> met één<br />

auto thuis, leerling<strong>en</strong> met overgewicht, leerling<strong>en</strong> waarvan de vader niet aan sport doet <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

die niet lid zijn van e<strong>en</strong> sportclub) hebb<strong>en</strong> hiervan meer profijt dan ander<strong>en</strong> (zie tabel B2.4).<br />

Slotbeschouwing<br />

225


Van het clubsportsc<strong>en</strong>ario profiter<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> die nog ge<strong>en</strong> lid zijn van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging,<br />

sportschool of dansschool uiteraard het meest. Aangezi<strong>en</strong> clubsport e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sieve activiteit<br />

is (zie figuur 5.2), is het effect groot. Ook van dit sc<strong>en</strong>ario profiter<strong>en</strong> de kansarme leerling<strong>en</strong><br />

(meisjes, niet-westerse allochton<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke woonomgeving<strong>en</strong>, leerling<strong>en</strong><br />

zonder auto’s thuis <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> waarvan de vader niet aan sport doet) relatief veel.<br />

Het effect van het lichamelijkeopvoedingsc<strong>en</strong>ario is wat minder groot, omdat vrijwel iedere<strong>en</strong><br />

er nu al aan deelneemt. Toch kan het verhog<strong>en</strong> van het aantal klokur<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding<br />

effectief zijn. Het is op dit mom<strong>en</strong>t de <strong>en</strong>ige activiteit die alle leerling<strong>en</strong> bereikt, omdat het voor<br />

iedere<strong>en</strong> verplicht is.<br />

De sc<strong>en</strong>ario’s 3 <strong>en</strong> 6 nem<strong>en</strong> e<strong>en</strong> midd<strong>en</strong>positie in wat betreft het effect op de totale activiteit.<br />

Als iedere<strong>en</strong> zou sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> in de pauze levert dat 2% extra activiteit op. Dat dit effect<br />

voor het voortgezet onderwijs groter is dan voor het primair onderwijs is niet verrass<strong>en</strong>d. De<br />

meeste leerling<strong>en</strong> op basisschol<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> al tijd<strong>en</strong>s de pauze, de meeste leerling<strong>en</strong><br />

op middelbare schol<strong>en</strong> do<strong>en</strong> dat juist niet (zie tabel 3.9). Het sc<strong>en</strong>ario ‘meer voor jezelf buit<strong>en</strong><br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>’ levert voor alle scholier<strong>en</strong> tezam<strong>en</strong> gemiddeld 3% extra activiteit op<br />

<strong>en</strong> heeft logischerwijs vooral effect voor scholier<strong>en</strong> die niet of niet veel voor zichzelf in de vrije<br />

tijd buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>. Omdat middelbare scholier<strong>en</strong> dit minder do<strong>en</strong> dan leerling<strong>en</strong><br />

op de basisschool heeft het daarvoor ook duidelijk effect.<br />

Het effect van beide fietssc<strong>en</strong>ario’s is klein. Berek<strong>en</strong>d over alle leerling<strong>en</strong> levert meer fiets<strong>en</strong><br />

nauwelijks e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame in het activiteitsniveau op. Alle<strong>en</strong> voor niet-westerse allochton<strong>en</strong>,<br />

leerling<strong>en</strong> uit zeer sterk stedelijke gebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> uit gezinn<strong>en</strong> zonder auto hebb<strong>en</strong><br />

sc<strong>en</strong>ario 1 <strong>en</strong> 7 nog <strong>en</strong>ig effect, omdat zij op dit mom<strong>en</strong>t relatief minder vaak fiets<strong>en</strong>.<br />

Als alle sc<strong>en</strong>ario’s tegelijkertijd geld<strong>en</strong>, is er sprake van e<strong>en</strong> gemiddelde verhoging van het<br />

activiteitsniveau van 42%. Bij leerling<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs is dit 48% <strong>en</strong> bij leerling<strong>en</strong><br />

in het primair onderwijs 36%.<br />

Aanbeveling<strong>en</strong> voor de praktijk<br />

In dit onderzoek zijn <strong>en</strong>erzijds verschill<strong>en</strong>de aanwijzing<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> positieve relatie<br />

tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gericht beweegbeleid van schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van scholier<strong>en</strong>.<br />

Ook de sc<strong>en</strong>ario’s gev<strong>en</strong> aan dat er mogelijk nog wat winst te behal<strong>en</strong> is.<br />

Anderzijds blijkt uit dit onderzoek echter ook dat de invloed van de school op het beweeg<strong>en</strong><br />

sportgedrag van leerling<strong>en</strong> beperkt is. Kijk<strong>en</strong> we <strong>naar</strong> de ti<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong> beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong>,<br />

dan zi<strong>en</strong> we bijvoorbeeld dat de buit<strong>en</strong>schoolse activiteit<strong>en</strong> meer gewicht in de<br />

schaal legg<strong>en</strong> dan de schoolgerelateerde. Ook blijkt uit ook dit onderzoek dat vooral de sociaalculturele<br />

context sterk bepal<strong>en</strong>d is in het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van kinder<strong>en</strong>. Uit eerder<br />

onderzoek blijkt dat deze context lastig te beïnvloed<strong>en</strong> is. Dat noopt tot realisme aangaande<br />

226 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


de mogelijke winst van gericht beleid vanuit de schol<strong>en</strong>. Desalniettemin zijn er verschill<strong>en</strong>de<br />

maatregel<strong>en</strong> die g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om via de school, al dan niet in sam<strong>en</strong>werking<br />

met andere instanties, het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van leerling<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong>.<br />

Landelijke <strong>en</strong> regionale beleidsmakers<br />

Het voer<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> gericht beweegbeleid op basisschol<strong>en</strong> blijkt sam<strong>en</strong> te hang<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> relatief<br />

hoog activiteitsniveau. Het lijkt erop dat meer beweegbeleid op dit mom<strong>en</strong>t al relatief vaak<br />

voorkomt op schol<strong>en</strong> waar leerling<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dergelijk beleid het meest nodig hebb<strong>en</strong>. Int<strong>en</strong>sivering<br />

op deze schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitbreiding <strong>naar</strong> andere schol<strong>en</strong> kan door de ministeries van OCW <strong>en</strong><br />

VWS word<strong>en</strong> gefaciliteerd <strong>en</strong> gestimuleerd. Hierbij moet in het achterhoofd word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong><br />

dat met name bepaalde groep<strong>en</strong> specifieke aandacht behoev<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat het huidige beweegbeleid<br />

niet altijd per definitie t<strong>en</strong> goede komt aan dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> die dit het hardst nodig hebb<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> manier waarop meer beweegbeleid vorm kan krijg<strong>en</strong>, is het verhog<strong>en</strong> van het aantal (verplichte)<br />

ur<strong>en</strong> lichamelijk opvoeding <strong>en</strong> schoolsport. Onderwijs in de lichamelijke opvoeding<br />

levert op dit mom<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> duidelijke, maar nog beperkte bijdrage aan het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag<br />

van de scholier<strong>en</strong>, ook van dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> die daartoe van huis uit minder word<strong>en</strong> gestimuleerd.<br />

Het is daarom van groot belang dat er voldo<strong>en</strong>de vakonderwijs wordt gegev<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat de<br />

deelname van achterstandsgroep<strong>en</strong> goed wordt bewaakt. Groep<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> achterstand hebb<strong>en</strong><br />

in beweeg- <strong>en</strong> sportdeelname, zoals niet-westerse allochton<strong>en</strong> <strong>en</strong> vmbo-praktijkleerling<strong>en</strong>, lijk<strong>en</strong><br />

nu in mindere mate aan de less<strong>en</strong> deel te nem<strong>en</strong>. Stimuleringsbeleid dat zich (vooral) op<br />

deze groep<strong>en</strong> richt, lijkt in dit kader zinvol. Hierbij kan bijvoorbeeld word<strong>en</strong> gedacht aan het<br />

gericht ondersteun<strong>en</strong> van het ‘3+2 project’ dat onlangs door de KVLO is opgestart (KVLO 2010).<br />

In dit project word<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s <strong>en</strong> na schooltijd gekoppeld. Het meedo<strong>en</strong> aan buit<strong>en</strong>schoolse<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong> vergt immers e<strong>en</strong> basis aan bewegingsbekwaamheid <strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>nis van het aanbod <strong>en</strong> bepaalde sociale codes. Bij het aanbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van deze basis kan het<br />

onderwijs in de lichamelijke opvoeding e<strong>en</strong> onontbeerlijke rol vervull<strong>en</strong>, zeker waar het gaat<br />

om leerling<strong>en</strong> die van huis uit minder bek<strong>en</strong>d zijn met beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport.<br />

Verder blijkt uit dit onderzoek dat sam<strong>en</strong>werking met sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hangt met e<strong>en</strong><br />

hogere tijdsbesteding van leerling<strong>en</strong> aan clubsport. Het lijkt erop dat met de pijler ‘sportaanbod<br />

voor het onderwijs’ uit het beleidskader ‘<strong>Sport</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Onderwijs’ de goede weg is<br />

ingeslag<strong>en</strong> als het gaat om het stimuler<strong>en</strong> van beweeggedrag van de jeugd. De ministeries van<br />

VWS <strong>en</strong> OCW zoud<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> met NOC*NSF de sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> <strong>en</strong> schol<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong>. Daarnaast wordt met de regeling voor combinatiefuncties<br />

(Impuls brede schol<strong>en</strong>, sport <strong>en</strong> cultuur) de sam<strong>en</strong>werking tuss<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

gefaciliteerd. Continuering van dit beleid is dan ook gew<strong>en</strong>st. Uiteraard kunn<strong>en</strong> ook geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

hierin e<strong>en</strong> belangrijke bijdrage lever<strong>en</strong> door bijvoorbeeld het beleid rondom de sam<strong>en</strong>werking<br />

tuss<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> regisser<strong>en</strong> <strong>en</strong> af te stemm<strong>en</strong> op de locale situatie. Ook met<br />

betrekking tot accommodatiebeleid hebb<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol. Uit dit onderzoek is geblek<strong>en</strong><br />

Slotbeschouwing<br />

227


dat de nabijheid van beweeg- <strong>en</strong> sportaccommodaties bij de school bijdraagt aan de gerealiseerde<br />

lestijd. Voldo<strong>en</strong>de goed materiaal voor de buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> draagt bij aan e<strong>en</strong> positieve<br />

houding van de leerling<strong>en</strong>.<br />

Schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Het pot<strong>en</strong>tieel van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> in de pauze blijkt op sommige schol<strong>en</strong> onderb<strong>en</strong>ut. Op<br />

de basisschool is al e<strong>en</strong> flink deel van de leerling<strong>en</strong> in de pauzes actief, maar op schol<strong>en</strong> voor<br />

voortgezet onderwijs is dit maar zeer beperkt het geval. Hier ligg<strong>en</strong> duidelijke kans<strong>en</strong> om het<br />

beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van scholier<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarbij ook groep<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong> die nu<br />

nog minder dan gemiddeld sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>. Het creër<strong>en</strong> van meer ruimte <strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

voor beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport op het schoolplein <strong>en</strong> haar nabije omgeving <strong>en</strong> het organiser<strong>en</strong> van<br />

activiteit<strong>en</strong>, bevordert het actieve pauzegedrag van leerling<strong>en</strong>.<br />

<strong>School</strong>sport wordt door slechts e<strong>en</strong> beperkt deel van de schol<strong>en</strong> t<strong>en</strong> minste wekelijks aangebod<strong>en</strong>.<br />

<strong>School</strong>sport is echter e<strong>en</strong> relatief int<strong>en</strong>sieve activiteit waarmee ook minder actieve groep<strong>en</strong><br />

leerling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bereikt. Uit de sc<strong>en</strong>arioverk<strong>en</strong>ning blijkt dat twee uur schoolsport<br />

voor alle leerling<strong>en</strong> de grootste impuls geeft aan het activiteitsniveau. Ook hierbij moet in<br />

het achterhoofd word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> dat dit aanbod wel gevarieerd <strong>en</strong> gericht moet zijn. E<strong>en</strong> flink<br />

deel van de schol<strong>en</strong> kan het schoolsportaanbod echter niet zomaar uitbreid<strong>en</strong>, doordat ze worstel<strong>en</strong><br />

met beperking<strong>en</strong> op het vlak van accommodaties <strong>en</strong> personeel. Hier kan sam<strong>en</strong>werking<br />

met andere sportaanbieders kans<strong>en</strong> bied<strong>en</strong>. De succesvolle experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met schoolsportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

in Rotterdam lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat hier veel mogelijk is (Boonstra & Herm<strong>en</strong>s 2010).<br />

Schol<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> met externe partij<strong>en</strong> (sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>, -schol<strong>en</strong>, maatschappelijke<br />

organisaties etc.) pass<strong>en</strong>d pauze- <strong>en</strong> schoolsportaanbod ontwikkel<strong>en</strong>. Professionals zoals vakdoc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> combinatiefunctionariss<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hierin e<strong>en</strong> belangrijke spil zijn (Lucass<strong>en</strong> et al.<br />

2011). Zij zijn ook belangrijk bij het ontwikkel<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> positief sportief zelfbeeld van leerling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> het zorg<strong>en</strong> dat deze plezier krijg<strong>en</strong> in beweg<strong>en</strong>. Deze twee zak<strong>en</strong> war<strong>en</strong> bij de onderzochte<br />

scholier<strong>en</strong> duidelijk gerelateerd aan e<strong>en</strong> hogere deelname aan beweeg- <strong>en</strong> sportactiviteit<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> hoger activiteitsniveau. Lerar<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding zoud<strong>en</strong> zich, onder<br />

meer door gediffer<strong>en</strong>tieerd lesgev<strong>en</strong>, (nog) meer kunn<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> op succesbeleving <strong>en</strong> plezier<br />

voor ieder kind. E<strong>en</strong> leerlingvolgsysteem dat doorloopt van basis- <strong>naar</strong> voortgezet onderwijs<br />

<strong>en</strong> waarbij individuele vordering<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong> op het gebied van beweg<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geregistreerd,<br />

kan hierbij e<strong>en</strong> waardevol hulpmiddel zijn. Op deze manier kunn<strong>en</strong> doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

gerichter aanbod ontwikkel<strong>en</strong>.<br />

Buit<strong>en</strong>schoolse sportaanbieders <strong>en</strong> gezondheidsbevorder<strong>en</strong>de instanties<br />

<strong>Sport</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> in de vrije tijd in de vorm van clubsport (participatie op sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>,<br />

sportschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> dansschol<strong>en</strong>) <strong>en</strong> het voor zichzelf buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>, lever<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke<br />

bijdrage aan het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van scholier<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> meerderheid van de scholier<strong>en</strong><br />

228 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


neemt deel aan clubsport, maar bepaalde groep<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> achter, bijvoorbeeld de scholier<strong>en</strong><br />

waarvan de ouders niet sport<strong>en</strong>, niet-westerse allochton<strong>en</strong> <strong>en</strong> derdeklassers van de middelbare<br />

school. Het is dan ook belangrijk dat clubsport voor deze groep<strong>en</strong> aantrekkelijker <strong>en</strong><br />

toegankelijker wordt gemaakt, bijvoorbeeld door leerling<strong>en</strong> via de school ermee te lat<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nismak<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>/of door ze e<strong>en</strong> goedkoper lidmaatschap aan te bied<strong>en</strong>. Het voor zichzelf buit<strong>en</strong><br />

beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> wordt door niet-westerse allochton<strong>en</strong> <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> zonder auto thuis<br />

juist relatief meer gedaan. Beleid dat ervoor zorgt dat deze activiteit door deze groep<strong>en</strong> meer<br />

gedaan gaat word<strong>en</strong>, kan ook e<strong>en</strong> bijdrage lever<strong>en</strong> aan de verhoging van het activiteitsniveau<br />

van deze groep<strong>en</strong>.<br />

Ouders die zelf actief sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich stimuler<strong>en</strong>d opstell<strong>en</strong>, spel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke rol in het<br />

bevorder<strong>en</strong> van het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van scholier<strong>en</strong> (zie ook Frelier & Janss<strong>en</strong>s 2007).<br />

Leerling<strong>en</strong> die deze stimulans<strong>en</strong> niet van huis uit meekrijg<strong>en</strong>, vrag<strong>en</strong> extra aandacht, maar<br />

het is de vraag of de invloed van schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> ver g<strong>en</strong>oeg reikt om langdurige<br />

<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>tele verandering<strong>en</strong> in het beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag aan te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De<br />

meest concrete manier om leerling<strong>en</strong> meer te lat<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>, is om ze het te verplicht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de school lijkt hiervoor de uitgelez<strong>en</strong> plek. Of dit echter leidt tot meer plezier in het beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> langdurig actief bestaan, is nog maar de vraag. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> we in dit onderzoek<br />

geconstateerd dat het huidige beweeggedrag sam<strong>en</strong>gesteld van karakter is. Sociaal-culturele<br />

patron<strong>en</strong> zijn lastig te doorbrek<strong>en</strong>. Naast de bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde partij<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> ook gezondheidsbevorder<strong>en</strong>de<br />

<strong>en</strong> andere instanties, zoals jeugdc<strong>en</strong>tra, uitz<strong>en</strong>dbureaus voor jonger<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> organisator<strong>en</strong> van ev<strong>en</strong>em<strong>en</strong>t<strong>en</strong> hierin e<strong>en</strong> rol. Het is van belang dat deze instanties, net<br />

als de schol<strong>en</strong>, prober<strong>en</strong> de ouders actief bij hun inspanning<strong>en</strong> te betrekk<strong>en</strong>. Frans onderzoek<br />

toont aan dat verandering in het eet- <strong>en</strong> beweeggedrag van jonger<strong>en</strong> vooral gerealiseerd<br />

wordt als tegelijkertijd ook gedragsverandering van ouders wordt gestimuleerd, naast<br />

langdurige voorlichting via <strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>heid van schol<strong>en</strong>, sportclubs <strong>en</strong> cateringbedrijv<strong>en</strong><br />

(Romon et al. 2009). E<strong>en</strong> gericht beweegbeleid vanuit de school sam<strong>en</strong> met de beïnvloeding<br />

van ouders <strong>en</strong> de betrokk<strong>en</strong>heid van andere relevante instanties lijk<strong>en</strong> de beste perspectiev<strong>en</strong><br />

te bied<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> actievere jeugd.<br />

Not<strong>en</strong><br />

1. We gebruik<strong>en</strong> hier de term beweg<strong>en</strong> voor activiteit<strong>en</strong> waarin fysieke inspanning c<strong>en</strong>traal<br />

staat. In de internationale literatuur is het gangbaar deze activiteit<strong>en</strong> als exercise of als physical<br />

activity aan te duid<strong>en</strong>.<br />

2. Ruim 13% van de jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> bijna 15% van de meisjes van Nederlandse afkomst in de<br />

leeftijd van 2 tot 21 jaar heeft overgewicht <strong>en</strong> 2% is obees. Onder de jeugd van Turkse <strong>en</strong><br />

Marokkaanse afkomst komt overgewicht nog meer voor (TNO 2010).<br />

3. Zie hoofdstuk 1 voor e<strong>en</strong> onderverdeling in subvrag<strong>en</strong>.<br />

Slotbeschouwing<br />

229


4. De uiteindelijke respons van de 643 aselect uit het CFI-register getrokk<strong>en</strong> <strong>en</strong> b<strong>en</strong>aderde<br />

schol<strong>en</strong> voor primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs was 37%, waarbij zowel de school- als leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong><br />

zijn ingeleverd.<br />

5. Voor meer details over de onderzoeksopzet, zie de onderzoeksverantwoording.<br />

6. Zie verklar<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong>lijst in bijlage 3.<br />

7. De mate waarin e<strong>en</strong> school beweegbeleid voert, is vastgesteld op basis van antwoord<strong>en</strong><br />

op zes c<strong>en</strong>trale stelling<strong>en</strong> over de rol van de school in <strong>en</strong> haar houding teg<strong>en</strong>over sport <strong>en</strong><br />

beweg<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong>. Schol<strong>en</strong> zijn in deze schaal ingedeeld in drie groep<strong>en</strong>: minder<br />

beweegbeleid, doorsnee beweegbeleid <strong>en</strong> meer beweegbeleid.<br />

8. Zie paragraaf B1.2 <strong>en</strong> tabel B1.6 in de onderzoeksverantwoording.<br />

9. Zie paragraaf B1.3 in de onderzoeksverantwoording.<br />

10. Dit activiteitsniveau is berek<strong>en</strong>d als perc<strong>en</strong>tage van het gemiddelde absolute aantal counts<br />

van de scholier<strong>en</strong>.<br />

230 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Slotbeschouwing<br />

231


232 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Literatuur<br />

• Ainsworth, B., W. Haskell, M. Whitt, M. Irwin, A. Swartz, S. Strath, W. O’Bri<strong>en</strong>, D. Bassett,<br />

K. Schmitz, P. Emplaincourt, D. Jacobs & A. Leon (2000). Comp<strong>en</strong>dium of Physical<br />

Activities: an update of activity codes and MET int<strong>en</strong>sities. Medicine & Sci<strong>en</strong>ce in <strong>Sport</strong>s &<br />

Exercise, 32 (9): S498-S514.<br />

• Armstrong, N. (1998). Young people’s physical activity patterns as assessed by heart rate<br />

monitoring. Journal of <strong>Sport</strong>s Sci<strong>en</strong>ces, 16 (3): 9-16.<br />

• Bailey, R. (2006). Physical education and sport in schools: a review of b<strong>en</strong>efits and outcomes.<br />

Journal of <strong>School</strong> Health, 76 (8): 397-401.<br />

• Bakker, I., S.I. de Vries, C.M.H. van d<strong>en</strong> Boogaard, W.J.E.M van Hirtum, J.P. Joore &<br />

M.W.A. Jongert (2008). Playground van de Toekomst: succesvolle speelplekk<strong>en</strong> voor basisscholier<strong>en</strong>.<br />

Leid<strong>en</strong>: TNO Kwaliteit van Lev<strong>en</strong>.<br />

• Barnett, T., J. O’Loughlin, L. Gauvin, G. Paradis & J. Hanley (2006). Opportunities for Stud<strong>en</strong>t<br />

Physical Activity in Elem<strong>en</strong>tary <strong>School</strong>s: A Cross-Sectional Survey of Frequ<strong>en</strong>cy and<br />

Correlates. Health Education & Behavior, 33 (2): 215-232.<br />

• Beek, P. van, J. Hoogeland, K. Kats & K. Broer (2007). Allochton<strong>en</strong> in het fietsbeleid. Rotterdam:<br />

Fietsberaad.<br />

• Berkel, M. van, M. Appelman, C. Mooij & E. Dam (2008). Bewegingsonderwijs in het primair<br />

onderwijs. Zeist: Jan Luiting Fonds.<br />

• Besser, L.M. & A.L. Dann<strong>en</strong>berg (2005). Walking to Public Transit. Steps to Help Meet<br />

Physical Activity Recomm<strong>en</strong>dations. American Journal of Prev<strong>en</strong>tive Medicine, 29 (4): 273-<br />

280.<br />

• Beth, J., A. von Heijd<strong>en</strong> & J. Lucass<strong>en</strong> (2011). Outcome monitor Impuls brede schol<strong>en</strong>, sport <strong>en</strong><br />

cultuur. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch: W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>.<br />

• Boggel<strong>en</strong>, O. & L. Harms (2006). Het fietsgebruik van allochton<strong>en</strong> nader belicht. Van internet<br />

gehaald op 09-04-2010 van www.fietsberaad.nl.<br />

• Boogaard, C. van d<strong>en</strong>, M. Simons, S. de Vries & T. Jongert (2006). <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> met computergames.<br />

<strong>Sport</strong>gericht, 6: 18-22.<br />

• Boogaard, C., M. Simons, S. de Vries & T. Jongert (2007). <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> met computergames. Leid<strong>en</strong>:<br />

TNO.<br />

• Boonstra, N. & N. Herm<strong>en</strong>s (2010). <strong>Sport</strong>ief in de buurt. E<strong>en</strong> betere wijk door de schoolsportver<strong>en</strong>iging.<br />

Utrecht: Verwey-Jonker <strong>Instituut</strong>.<br />

• Bott<strong>en</strong>burg, M. van & S. Smit (2000). RSO, Richtlijn <strong>Sport</strong>deelname-<strong>Onderzoek</strong>, standaardmodel<br />

voor onderzoek <strong>naar</strong> sportdeelname. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch/Arnhem: Diopter-Janss<strong>en</strong>s & Van<br />

Bott<strong>en</strong>burg bv/NOC*NSF.<br />

• Bott<strong>en</strong>burg, M. van, B. Rijn<strong>en</strong> & J. van Sterk<strong>en</strong>burg (2005). <strong>Sport</strong>s participation in the European<br />

Union. Tr<strong>en</strong>ds and differ<strong>en</strong>ces. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch/Nieuwegein: W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>/<br />

Arko <strong>Sport</strong>s Media.<br />

• Bradley, L. & P.E. Bryant (1983). Categorizing sounds and learning to read – A causal connection.<br />

Nature, 301: 419-421.<br />

Literatuur<br />

233


• Bradley, L. & P.E. Bryant (1985). Rhyme and reason in reading and spelling. Ann Arbor: University<br />

of Michigan Press.<br />

• Breedveld, K. & A. van d<strong>en</strong> Broek (2006). Tijdsbesteding.nl. Van internet gehaald op 09-04-<br />

2010 van http://www.tijdsbesteding.nl/hoelangvaak/waaraan/20061018.html.<br />

• Breedveld, K. (2006). Verschill<strong>en</strong> in sportdeelname. In: Breedveld, K. <strong>en</strong> A. Tiess<strong>en</strong>-Raaphorst<br />

(red.), Rapportage sport 2006. D<strong>en</strong> Haag: Sociaal <strong>en</strong> Cultureel Planbureau: 299-321.<br />

• Breedveld, K., C. Kamphuis & A. Tiess<strong>en</strong>-Raaphorst (red.). (2008). Rapportage sport 2008.<br />

D<strong>en</strong> Haag/’s-Hertog<strong>en</strong>bosch: Sociaal Cultureel Planbureau/W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>.<br />

• Brinke, G. t<strong>en</strong>, B. Brouwer, D. Houthoff, M. Massink, C. Mooij, G. van Mossel, E. Swinkels<br />

& A. Zonn<strong>en</strong>berg (2007). Concretisering van de kerndoel<strong>en</strong> <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> sport. Kerndoel<strong>en</strong> voor<br />

de onderbouw VO. Enschede: SLO.<br />

• Brug, J. & F. van L<strong>en</strong>the (red.) (2005). Environm<strong>en</strong>tal determinants and interv<strong>en</strong>tions for physical<br />

activity, nutrition and smoking: a review. Rotterdam: Erasmus MC.<br />

• Buur<strong>en</strong>, S. van (2004). Afkapwaard<strong>en</strong> van de ‘body-mass index’ (BMI) voor ondergewicht<br />

van Nederlandse kinder<strong>en</strong>. Nederlands Tijdschrift voor G<strong>en</strong>eeskunde. 148 (40): 1967-72.<br />

• C<strong>en</strong>traal Bureau voor de Statistiek (2003). Woon-werkverkeer <strong>naar</strong> vervoerwijz<strong>en</strong>. Van internet<br />

gehaald op 09-04-2010 van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&P<br />

A=37774&D1=3&D2=0-1,5,8,(l-3)-l&D3=23,40-44&D4=l&VW=T.<br />

• C<strong>en</strong>traal Bureau voor de Statistiek (2008). In-, door- <strong>en</strong> uitstroom van leerling<strong>en</strong> in het onderwijs.<br />

Van internet gehaald op 09-08-2009 van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?<br />

VW=T&DM=SLNL&PA=70762ned&LA=NL.<br />

• C<strong>en</strong>traal Bureau voor de Statistiek (2010). Gezondere leefstijl blijkt voor vel<strong>en</strong> moeilijk haalbaar.<br />

Van internet gehaald op 17-03-2010 van http://www.cbs.nl/nl-NL/m<strong>en</strong>u/themas/<br />

gezondheid-welzijn/publicaties/artikel<strong>en</strong>/archief/2010/2010-017-pb.htm.<br />

• CFI (2006), Flexibilisering schooltijd<strong>en</strong> in het primair onderwijs. K<strong>en</strong>merk PO/BB-2006/11932,<br />

Voorlichtingspublicatie. Van internet gehaald op 15-03-2010 van http://www.cfi.nl/Public/<br />

CFI-online/Images/CFINL06wk10POBB200611932_tcm2-38444.pdf.<br />

• CFI (2008). Nieuwe gewicht<strong>en</strong>regeling basisonderwijs. Zoetermeer: CFI.<br />

• Cole, T.J., M.C. Bellizzi, K.M. Flegal, W.H. Dietz (2000). Establishing a standard definition<br />

for Child overweight and obesity worldwide: international survey. British Medical Journal.<br />

320 (7244): 1240-1243.<br />

• Collard, D. & J. Lucass<strong>en</strong> (2010). <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> sport in het mbo; pak de kans<strong>en</strong>! Lichamelijke<br />

opvoeding, 98 (9): 18-20.<br />

• Commissie <strong>Sport</strong> <strong>en</strong> Lichamelijke Opvoeding (1986). Naar e<strong>en</strong> geïntegreerd beleid Lichamelijke<br />

Opvoeding <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>. Rijswijk: Ministerie van CRM.<br />

• Deci, E.L. & R.M. Ryan (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behaviour.<br />

New York: Pl<strong>en</strong>um Press.<br />

• Deci, E.L. & R.M. Ryan (2002). Handbook of self-determination research. Rochester: University<br />

of Rochester Press.<br />

234 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


• Dool, R. van d<strong>en</strong>, A. Elling & R. Hoekman (2009). <strong>Sport</strong>ersMonitor 2008. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch:<br />

W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>.<br />

• Eerste Kamer der Stat<strong>en</strong>-G<strong>en</strong>eraal (2006). Brief aan de led<strong>en</strong> <strong>en</strong> de plaatsvervang<strong>en</strong>d led<strong>en</strong><br />

van de Vaste Commissie voor Onderwijs, 15 februari 2006. D<strong>en</strong> Haag. Van internet gehaald op<br />

09-06-2010 van www.eerstekamer.nl/9324000/1/j9vvgh5ihkk7kof/vh85j1lygis8/f=x.doc.<br />

• Elling, A. (2007). Het voordeel van thuis spel<strong>en</strong>. Sociale betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> in- <strong>en</strong> uitsluitingsmechanism<strong>en</strong><br />

in sportloopban<strong>en</strong>. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch/Nieuwegein: W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>/Arko<br />

<strong>Sport</strong>s Media.<br />

• Faber, K. (2001). Bewegingsonderwijs op maat. Amersfoort: Thieme Meul<strong>en</strong>hoff bv.<br />

• Fairclough, S. & G. Stratton (2005). Physical Activity Levels in Middle and High <strong>School</strong><br />

Physical Education: A Review. Pediatric Exercise Sci<strong>en</strong>ce, 17 (3): 217-236.<br />

• Fairclough, S. & G. Stratton (2006). A Review of Physical Activity Levels During Elem<strong>en</strong>tary<br />

<strong>School</strong> Physical Education. Journal of Teacher Physical Education, 25 (2): 239-257.<br />

• Ferreira, I., K. van der Horst, W. W<strong>en</strong>del-Vos, S. Kremers, F.J. van L<strong>en</strong>the & J. Brug (2006).<br />

Environm<strong>en</strong>tal correlates of physical activity in youth – a review and update. Obesity<br />

Review, 8 (2): 129-154.<br />

• Frelier, M. & J. Janss<strong>en</strong>s (2007). <strong>Sport</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>; Waarom do<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> het (niet)? E<strong>en</strong> onderzoek<br />

<strong>naar</strong> het sport- <strong>en</strong> beweeggedrag van kinder<strong>en</strong> in Emm<strong>en</strong> <strong>en</strong> Zwolle. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch/<br />

D<strong>en</strong> Haag: W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>/NICIS.<br />

• Gebhardt, W.A. & S. Maes (1999). Conflicting Activities for Exercise. Perceptual and Motor<br />

Skills, (89): 1195-1160.<br />

• Gebhardt, W.A., A. Dijkstra, L. ter Doest, N. Garnefski, V. Kraaij, S. Maes & E-J de Wilde<br />

(2007). The facilitation of important personal goals through exercise. Perceptual and Motor<br />

Skills, (105): 546-548.<br />

• Gezondheidsraad (2003). Overgewicht <strong>en</strong> Obesitas. D<strong>en</strong> Haag: Gezondheidsraad.<br />

• Gezondheidsraad (2010). Beweegred<strong>en</strong><strong>en</strong>. De invloed van de gebouwde omgeving op ons beweeggedrag.<br />

D<strong>en</strong> Haag: Gezondheidsraad.<br />

• Gezondheidsraad <strong>en</strong> Raad voor Ruimtelijk, Milieu- <strong>en</strong> Natuuronderzoek (2004). Natuur<br />

<strong>en</strong> gezondheid. Invloed van natuur op sociaal, psychisch <strong>en</strong> lichamelijk welbevind<strong>en</strong>. D<strong>en</strong> Haag:<br />

Gezondheidsraad <strong>en</strong> RMNO.<br />

• Gordon-Lars<strong>en</strong>, P., R. McMurray & B. Popkin (2000). Determinants of adolesc<strong>en</strong>t physical<br />

activity and inactivity patterns. Pediatrics, 105 (6): 83.<br />

• Haer<strong>en</strong>s, L. & G. Cardon (2008). Physical education and physical activity in Flemish<br />

schools: What’s the evid<strong>en</strong>ce? In: J. Seghers & H. Vangrunderbeek (eds.), Physical Education<br />

Research. What’s the evid<strong>en</strong>ce? Leuv<strong>en</strong>/Voorburg: Acco: 41-53.<br />

• Haer<strong>en</strong>s, L., B. Deforche, L. Maes, G. Cardon, V. Stev<strong>en</strong>s & I. de Bourdeaudhuij (2006).<br />

Evaluation of a 2-year physical activity and healthy eating interv<strong>en</strong>tion in middle school<br />

childr<strong>en</strong>. Health Education Research, 21 (6): 911–921.<br />

• Haug, E., T. Torsheim, J.F. Sallis & O. Samdal (2010). The characteristics of the outdoor school<br />

<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t associated with physical activity. Health Education Research, 25 (2): 248-256.<br />

Literatuur<br />

235


• Hertog, F.R.J. d<strong>en</strong>, M.J. Bronkhorst, M. Moerman & R. van Wilg<strong>en</strong>burg (2006). De Gezonde<br />

Wijk. E<strong>en</strong> onderzoek <strong>naar</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> fysieke wijkk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong> lichamelijke activiteit,<br />

Amsterdam: EMGO <strong>Instituut</strong>.<br />

• Herweijer, L., H. Stegeman & E. Wisse (2008). <strong>Sport</strong> <strong>en</strong> Onderwijs. In: K. Breedveld, C.<br />

Kamphuis & A. Tiess<strong>en</strong>-Raaphorst (red.), Rapportage <strong>Sport</strong> 2008. D<strong>en</strong> Haag/’s-Hertog<strong>en</strong>bosch:<br />

Sociaal <strong>en</strong> Cultureel Planbureau/W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>: 231-254.<br />

• Heutink, H., D. van Diem<strong>en</strong>, M. Elz<strong>en</strong>ga & S. Kooiker (2010). Wat hebb<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

lage <strong>en</strong> hoge(re) SES zelf te zegg<strong>en</strong> over gezond lev<strong>en</strong>? Tijdschrift voor Sociale G<strong>en</strong>eeskunde,<br />

88 (1): 10-12.<br />

• Heuvel, A. van d<strong>en</strong>, C. Heijkoop & M. de Jong (2010). Sam<strong>en</strong>vatting monitor Impuls brede<br />

school, sport <strong>en</strong> cultuur 2010. Rapportage 2-meting 1e tranchegeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> 1-meting 2e tranchegeme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Amersfoort: BMC.<br />

• Hildebrandt, V. H., A. M. J. Chorus & J.H. Stubbe (eds.). (2010). Tr<strong>en</strong>drapport <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong><br />

Gezondheid 2008/2009. Leid<strong>en</strong>: TNO Kwaliteit van Lev<strong>en</strong>.<br />

• Horst, K. van der, A. O<strong>en</strong>ema, P. van de Looij & J. Brug (2008). The ENDORSE study:<br />

research into <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal determinants of obesity related behaviors in Rotterdam<br />

schoolchildr<strong>en</strong>. BMC Public Health, 8: 142.<br />

• Houw<strong>en</strong>, K. van der, J. Gooss<strong>en</strong> & I. Veling (2003). Reisgedrag kinder<strong>en</strong> basisschool. Ve<strong>en</strong><strong>en</strong>daal:<br />

Traffic Test bv.<br />

• Hoyng, J. (2009). It’s all in the game! B<strong>en</strong>nekom: NISB.<br />

• Hurk, K. van d<strong>en</strong>, P. van Dommel<strong>en</strong>, J.A. de Wilde, P.H. Verkerk, S. van Buur<strong>en</strong> & R.A. Hira-<br />

Sing (2007). Preval<strong>en</strong>ce of overweight and obesity in the Netherlands in 2003 compared to<br />

1980 and 1997. Archives of Disease in Childhood, 92: 992-995.<br />

• Huysmans, F. (2006). Tijdsbesteding.nl. Van internet gehaald op 09-04-2010 van http://www.<br />

tijdsbesteding.nl/hoelangvaak/vrijetijd/media/algeme<strong>en</strong>/20061018.html.<br />

• Jepma, IJ. & A.L. van der Vegt (2006). Aandacht voor sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> in het basis- <strong>en</strong> voortgezet<br />

onderwijs. Utrecht: Sardes.<br />

• Kamphuis, C. & R. van d<strong>en</strong> Dool (2008). <strong>Sport</strong>deelname. In: Breedveld, K, C. Kamphuis <strong>en</strong><br />

A. Tiess<strong>en</strong>-Raaphorst (red.), Rapportage <strong>Sport</strong> 2008. D<strong>en</strong> Haag/’s-Hertog<strong>en</strong>bosch: Sociaal<br />

<strong>en</strong> Cultureel Planbureau/W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>: 74-101.<br />

• Karst<strong>en</strong> L, E. Kuiper & H. Rebsaet (2001). Van de straat? De relatie jeugd <strong>en</strong> op<strong>en</strong>bare ruimte<br />

verk<strong>en</strong>d. Ass<strong>en</strong>: Koninklijke Van Gorcum.<br />

• Kemper, F. (red.). (2010). Sam<strong>en</strong>spel, Studies over etniciteit, integratie <strong>en</strong> sport. B<strong>en</strong>nekom/’s-<br />

Hertog<strong>en</strong>bosch: NISB/W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>.<br />

• Kemper, H.C.G. (1997). The Amsterdam Growth Study: A Longitudinal Analysis of Health, Fitness<br />

and Lifestyle. Champaign, Il: Human Kinetics.<br />

• Kriemler, S., L. Zahner, C. Schindler, U. Meyer, T. Hartmann, H.P. Brunner-La Rocca,<br />

W. van Mechel<strong>en</strong> & J.J. Puder (2010). Effect of school based physical activity programme<br />

(KISS) on fitness and adiposity in primary schoolchildr<strong>en</strong>: cluster randomised controlled<br />

trial. Britisch Medical Journal, 340: 785.<br />

236 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


• Kusters, J.J.M. & A. Ros<strong>en</strong>boom (2008). Alliantie <strong>School</strong> & <strong>Sport</strong>. Sam<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> is sam<strong>en</strong> sterker.<br />

D<strong>en</strong> Haag/Nieuwegein: Alliantie <strong>School</strong> & <strong>Sport</strong>/Arko <strong>Sport</strong>s Media.<br />

• KVLO (2008). Aanvraagformulier Certificering <strong>Sport</strong>actieve Schol<strong>en</strong>. Van internet gehaald op<br />

09-04-2010 van http://www.school<strong>en</strong>sport.nl.<br />

• KVLO (2010). De campagne 3+2 = e<strong>en</strong> fit idee. Van internet gehaald op 28-11-2010 van http://<br />

www.3plus2.nl/.<br />

• Lag<strong>en</strong>dijk, E. (2006). ‘<strong>School</strong> <strong>en</strong> sport’ werk<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>. Rapportage van de kwalitatieve analyse in<br />

het kader van de Brede Analyse ‘<strong>School</strong> <strong>en</strong> sport, sam<strong>en</strong> sterker’. Amsterdam: DSP.<br />

• Landelijk steunpunt Brede Schol<strong>en</strong> (2010). De geschied<strong>en</strong>is van de brede school. Van internet<br />

gehaald op 16-03-2010 van http://www.bredeschool.nl/bibliotheek/geschied<strong>en</strong>is.html.<br />

• L<strong>en</strong>the, F. van, M. Huisman, C. Kamphuis, K. Giskes, J. Brug & J. Mack<strong>en</strong>bach (2006). E<strong>en</strong><br />

beoordelingsinstrum<strong>en</strong>t van de fysieke <strong>en</strong> sociale buurtk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> die gezondheid stimuler<strong>en</strong> danwel<br />

belemmer<strong>en</strong>. Rotterdam: Afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg, Erasmus MC<br />

Rotterdam.<br />

• Lokale <strong>en</strong> Nationale Monitor Jeugdgezondheid (2004). Standaardvraagstelling <strong>Beweg<strong>en</strong></strong>. Van<br />

internet gehaald op 10-10-2009 van www.monitorgezondheid.nl.<br />

• Lucass<strong>en</strong>, J., E. Wisse, F. Smits, J. Beth & H. van der Werff (2011). <strong>Sport</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Onderwijs,<br />

kans<strong>en</strong> voor de toekomst. Brede Analyse 2010. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch, W.J.H <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>.<br />

• Mallam, K.M., B.S. Metcalf, J. Kirkby, L.D. Voss & T.J. Wilkin (2003). Contribution of timetabled<br />

physical education to total physical activity in primary school childr<strong>en</strong>: cross sectional<br />

study. Britisch Medical Journal, 327: 592-593.<br />

• Manders, Th. & J. Kropman (1982). <strong>Sport</strong>beoef<strong>en</strong>ing: drempels <strong>en</strong> stimulans<strong>en</strong>. Sam<strong>en</strong>vatting.<br />

Nijmeg<strong>en</strong>: <strong>Instituut</strong> voor Toegepaste Sociologie.<br />

• Marshall, S.J. & J.E. Alcaraz (2003). Environm<strong>en</strong>tal interv<strong>en</strong>tions for eating and physical<br />

activity. A randomized controlled trial in middle schools. American Journal of Prev<strong>en</strong>tive<br />

Medicine, 24 (3): 209-217.<br />

• McConkie, G.W. & D. Zola (1981). Language constraints and the functional stimulus in<br />

reading. In: A.M. Lesgold & C.A. Perfetti (red.), Interactive processes in reading. Hillsdale,<br />

NJ: Erlbaum: 155-175.<br />

• Merton, R.K. (1968). The Matthew Effect in Sci<strong>en</strong>ce. The reward and communication systems<br />

of sci<strong>en</strong>ce are considered. Sci<strong>en</strong>ce, 159 (3810): 56-63.<br />

• Ministerie van Onderwijs, Cultuur <strong>en</strong> Wet<strong>en</strong>schap & Ministerie van Volksgezondheid,<br />

Welzijn <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> (2007). Bestuurlijke afsprak<strong>en</strong> Impuls brede schol<strong>en</strong>, sport <strong>en</strong> cultuur.<br />

D<strong>en</strong> Haag: ministeries van OCW <strong>en</strong> VWS.<br />

• Ministerie van Onderwijs, Cultuur <strong>en</strong> Wet<strong>en</strong>schap (2007). Leerplusarrangem<strong>en</strong>t VO <strong>en</strong><br />

Nieuwkomers VO. Onderwijsachterstandsbeleid in het voortgezet onderwijs vanaf 2007. D<strong>en</strong><br />

Haag: Ministerie van OCW. Van internet gehaald op 28-09-2009 van http://www.minocw.<br />

nl/docum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>/Leerplusarrangem<strong>en</strong>t.pdf.<br />

Literatuur<br />

237


• Ministerie van Onderwijs, Cultuur <strong>en</strong> Wet<strong>en</strong>schap (2008). Voortgezet Onderwijs 2008-2009.<br />

Gids voor ouders, verzorgers <strong>en</strong> leerling<strong>en</strong>. D<strong>en</strong> Haag: Ministerie van OCW. Van internet gehaald<br />

op 28-09-2009 van http://www.minocw.nl/docum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>/VO%20gids%202008-2009.pdf.<br />

• Ministerie van Onderwijs, Cultuur <strong>en</strong> Wet<strong>en</strong>schap (2010). Leerplicht. Van internet gehaald<br />

op 15-03-2010 van http://www.minocw.nl/leerplicht/index.html.<br />

• Ministerie van Verkeer <strong>en</strong> Waterstaat & Fietsberaad (2009). Cycling in The Netherlands. Van<br />

internet gehaald op 22-03-2010 van http://www.fietsberaad.nl/library/repository/bestand<strong>en</strong>/CyclingintheNetherlands2009.pdf.<br />

• Ministerie van Verkeer <strong>en</strong> Waterstaat (2008). Mobiliteitsonderzoek Nederland 2008. Van<br />

internet gehaald op 09-04-2010 van http://www.rijkswaterstaat.nl/weg<strong>en</strong>/innovatie_<strong>en</strong>_<br />

onderzoek/betere_doorstroming/mobiliteitsonderzoek_nederland/docum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

• Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> (2003). Langer Gezond Lev<strong>en</strong> 2004-2007;<br />

Ook e<strong>en</strong> kwestie van gezond gedrag. D<strong>en</strong> Haag: Ministerie van VWS.<br />

• Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> (2005). Tijd voor sport – <strong>Beweg<strong>en</strong></strong>, Meedo<strong>en</strong>,<br />

Prester<strong>en</strong>. D<strong>en</strong> Haag: Ministerie van VWS.<br />

• Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> (2008). Beleidskader sport, beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

onderwijs. D<strong>en</strong> Haag: Ministerie van VWS.<br />

• Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> (2009). Conv<strong>en</strong>ant Gezond Gewicht, D<strong>en</strong><br />

Haag. Van internet gehaald op 09-04-2010 van http://www.conv<strong>en</strong>antgezondgewicht.nl.<br />

• Mossel, G. van & H. Stegeman (2007). Vaksecties LO <strong>en</strong> de ervaring<strong>en</strong> van hun leerling<strong>en</strong>.<br />

In: Stegeman, H. (red.), Naar beter bewegingsonderwijs. Over de kwaliteit van sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> op<br />

school, ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch/Nieuwegein: W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>/Arko <strong>Sport</strong>s Media: 163-227.<br />

• NIGZ (2002). Schakel<strong>en</strong> <strong>en</strong> makel<strong>en</strong>. Jaarbericht 2001/2002. Woerd<strong>en</strong>: NIGZ.<br />

• NISB (2004). <strong>Sport</strong>- <strong>en</strong> beweegscan. Arnhem: Nederlands <strong>Instituut</strong> voor <strong>Sport</strong> <strong>en</strong> <strong>Beweg<strong>en</strong></strong>.<br />

• Oberon (2007). Brede schol<strong>en</strong> in Nederland, jaarbericht 2007. Utrecht/D<strong>en</strong> Haag: Oberon/OCW.<br />

• Oberon (2009). Brede schol<strong>en</strong> in Nederland, jaarbericht 2009. Utrecht/D<strong>en</strong> Haag: Oberon/ OCW.<br />

• Olde Kalter, M.J. (2008). Blijv<strong>en</strong>d anders onderweg. Mobiliteit allochton<strong>en</strong> nader bekek<strong>en</strong>. D<strong>en</strong><br />

Haag: K<strong>en</strong>nisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.<br />

• Ooij<strong>en</strong>dijk, W. (red.). (2005). <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> in Nederland 2000-2004 (BIN): Eerste resultat<strong>en</strong>. Leid<strong>en</strong>: TNO.<br />

• Ooij<strong>en</strong>dijk, W., W. W<strong>en</strong>del-Vos & S.I. de Vries (2006). Reader Cons<strong>en</strong>sus Vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> <strong>Sport</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>Beweg<strong>en</strong></strong>. Leid<strong>en</strong>/Bilthov<strong>en</strong>: TNO Kwaliteit van Lev<strong>en</strong>, RIVM C<strong>en</strong>trum voor Prev<strong>en</strong>tie<br />

<strong>en</strong> Zorgonderzoek.<br />

• Ooij<strong>en</strong>dijk W., T. Jongert, J. Stubbe & S. Knoet (2008). <strong>Sport</strong>, beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> gezondheid.<br />

In: K. Breedveld, C. Kamphuis & A. Tiess<strong>en</strong>-Raaphorst (red.), Rapportage sport 2008. D<strong>en</strong><br />

Haag/’s-Hertog<strong>en</strong>bosch: Sociaal <strong>en</strong> Cultureel Planbureau/W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>: 214-<br />

231.<br />

• Panter, J.R., A.P. Jones & E.M.F. van Sluijs (2008). Environm<strong>en</strong>tal determinants of active<br />

travel in youth: A review and framework for future research. International Journal of Behavioral<br />

Nutrition and Physical Activity, 5, 34.<br />

238 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


• Pate, R. (1997). Physical activity in childr<strong>en</strong> and adolesc<strong>en</strong>ts. In: A. Leon (ed.), Physical activity<br />

and cardiovascular health: A national cons<strong>en</strong>sus. Champaign Il: Human Kinetics: 210-217.<br />

• Platform <strong>Sport</strong>, beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderwijs (2008). Uitvoeringsplan. Van internet gehaald op<br />

09-04-2010 van www.sportbeweg<strong>en</strong><strong>en</strong>onderwijs.nl.<br />

• Poel, H. van der (2001). De gymaccommodatie. Gebruik, waardering, toekomst. Dordrecht: LC<br />

Nederlands instituut voor lokale <strong>Sport</strong> & Recreatie.<br />

• Poel, H. van der (2008). Ontwikkeling<strong>en</strong> in het sportbeleid 2005-2008. In: K. Breedveld, C.<br />

Kamphuis & A. Tiess<strong>en</strong>-Raaphorst (red.), Rapportage <strong>Sport</strong> 2008. D<strong>en</strong> Haag/’s-Hertog<strong>en</strong>bosch:<br />

Sociaal <strong>en</strong> Cultureel Planbureau/W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>: 46-64.<br />

• Pouw, R. (1999). 50 jaar nationaal sportbeleid: van vorming buit<strong>en</strong> schoolverband tot breedtesport.<br />

Tilburg: Tilburg University Press.<br />

• Prochaska, J.J., J.F. Sallis & B. Long (2001). A physical activity scre<strong>en</strong>ing measure for use with<br />

adolesc<strong>en</strong>ts in primary care. Archives of Pediatrics & Adolesc<strong>en</strong>t Mededicine, May, 155: 554-559.<br />

• Raad voor de Volksgezondheid <strong>en</strong> zorg (2002). Gezondheid <strong>en</strong> Gedrag. Zoetermeer: Raad<br />

voor de Volksgezondheid <strong>en</strong> Zorg.<br />

• Ridgers, N.D., G. Stratton, S.J. Fairclough & J.W.R. Twisk (2007a). Long-term effects of a<br />

playground markings and physical structures on childr<strong>en</strong>’s recess physical activity levels.<br />

Prev<strong>en</strong>tive Medicine, 44 (5): 393-397.<br />

• Ridgers, N.D., G. Stratton, S.J. Fairclough & J.W.R. Twisk (2007b). Childr<strong>en</strong>’s physical activity<br />

levels during school recess: a quasi-experim<strong>en</strong>tal interv<strong>en</strong>tion study. International<br />

Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 4 (19) doi:10.1186/1479-5868-4-19.<br />

• Ridley, K., B. Ainsworth & T. Olds (2008). Developm<strong>en</strong>t of a Comp<strong>en</strong>dium of Energy<br />

Exp<strong>en</strong>ditures for Youth. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 40<br />

(8): 1439-1446.<br />

• Rijpstra, A., C. Ber<strong>naar</strong>ds, L. Engbers & M.W.A. Jongert (2009). De leefstijl van mbo-stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

in Nederland 2008/2009. TNO-rapport KvL/GB/2009.104. Leid<strong>en</strong>: TNO Kwaliteit van<br />

Lev<strong>en</strong>.<br />

• Romon, M., A. Lommez, M. Tafflet, A. Basdevant, J.M. Oppert & J.L. Bresson (2009). Downward<br />

tr<strong>en</strong>ds in the preval<strong>en</strong>ce of childhood overweight in the setting of 12-year schooland<br />

community-based programmes. Public Health Nutrition, 12 (10): 1735-42.<br />

• Ryan, R.M., C.M. Frederick, D. Lepes, N. Rubio, & K.M. Sheldon (1997). Intrinsic motivation<br />

and exercise adher<strong>en</strong>ce. International Journal of <strong>Sport</strong> Psychology, 28: 335-354.<br />

• Sael<strong>en</strong>s, B.E., J.F. Sallis & L.D. Frank (2003). Environm<strong>en</strong>tal Correlates of Walking and<br />

Cycling: Findings ‘From the Transportation, Urban Design, and Planning Literatures’.<br />

Annals of Behavioral Medicine, 25 (2): 80-91.<br />

• Sallis J.F., T.L. Conway, J.J. Prochaska, T.L. McK<strong>en</strong>zie, S.J. Marshall & M. Brown (2001). The<br />

association of school <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>ts with youth physical activity. American Journal for Public<br />

Health, 91(4): 618-620.<br />

• Sallis, J.F., J.J. Prochaska & W.C. Taylor (2000). A review of correlates of physical activity of<br />

childr<strong>en</strong> and adolesc<strong>en</strong>ts. Medicine & Sci<strong>en</strong>ce in <strong>Sport</strong>s & Exercise, 32 (5): 963-975.<br />

Literatuur<br />

239


• Sallis, J.F., T.L. McK<strong>en</strong>zie, T.L. Conway, J.P. Elder, J.J. Prochaska, M. Brown, M.M. Zive,<br />

S.J. Marshall & J.E. Alcaraz (2003). Environm<strong>en</strong>tal interv<strong>en</strong>tions for eating and physical<br />

activity: a randomized controlled trial in middle schools. American Journal Prev<strong>en</strong>tive Medicine,<br />

24(3): 209-17.<br />

• Scheerder, J. & B. Vanreusel (2006). Jong geleerd, oud gedaan? Over lifetime-sportbeoef<strong>en</strong>ing.<br />

In: De Knop, P., J. Scheerder & B. Vanreusel (red.). <strong>Sport</strong>sociologie. Het spel <strong>en</strong> de<br />

spelers. Maarss<strong>en</strong>: Elsevier Gezondheidszorg: 373-380.<br />

• Scheerder, J. (2004). Zo de ouders sprong<strong>en</strong>, zo beweg<strong>en</strong> hun jonger<strong>en</strong>? <strong>Sport</strong>gedrag van<br />

jonger<strong>en</strong> in relatie tot het ouderlijke sportkapitaal. Vrijetijdsstudies, 22-4: 7-20.<br />

• Simons, M. & M.W.A. Jongert (2010). <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> met computer games: e<strong>en</strong> evaluatie van e<strong>en</strong><br />

beweegprogramma met beweeggames op e<strong>en</strong> vmbo-school. Leid<strong>en</strong>: TNO.<br />

• Singh, A.S., C. Mulder, J.W.R. Twisk, W. van Mechel<strong>en</strong> & M.J.M. Chinapaw (2008). Tracking<br />

of childhood overweight into adulthood: a systematic review of the literature. Obesity<br />

Reviews, 9, 474-488.<br />

• Slingerland, M. & L. Borghouts (2010). Direct and Indirect Influ<strong>en</strong>ce of Physical Education-based<br />

Interv<strong>en</strong>tions on Physical Activity: A Review. Journal of Physical Activity and<br />

Health (in druk).<br />

• Slingerland, M. & L. Borghouts (2008). Kan LO bijdrag<strong>en</strong> aan de beweegnorm? Lichamelijke<br />

Opvoeding, 96 (8): 12-13.<br />

• Slingerland, M. (2010). Int<strong>en</strong>siteit van less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding in Nederland gemet<strong>en</strong>.<br />

Lichamelijke Opvoeding, 98 (1): 10-13.<br />

• Stamos (2007a). Van internet gehaald op 22-03-2010 van http://www.stamos.nl/index.<br />

bms?verb=showitem&item=5.24.<br />

• Stamos (2007b). Van internet gehaald op 22-03-2010 van http://www.stamos.nl/index.bms<br />

?verb=showitem&item=3.27&cols=all.<br />

• Stamos (2007c). Van internet gehaald op 22-03-2010 van http://www.stamos.nl/index.<br />

bms?verb=showitem&item=5.27.<br />

• Stanovich, K.E. (1986). Matthew Effects in Reading: Some Consequ<strong>en</strong>ces of Individual Differ<strong>en</strong>ces<br />

in the Acquisition of Literacy. Reading Research Quarterly, 21 (4): 360-407.<br />

• Ste<strong>en</strong>berg<strong>en</strong>, J. (2004). Gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan de sport. Maarss<strong>en</strong>: Elsevier.<br />

• Stegeman, H. (2000). Belang van bewegingsonderwijs. Legitimatie <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e doelstelling<strong>en</strong><br />

van het schoolvak lichamelijke opvoeding. Zeist: Jan Luiting Fonds.<br />

• Stegeman, H. (red.). (2007). Naar beter bewegingsonderwijs. Over de kwaliteit van sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong><br />

op school. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch/Nieuwegein: W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>/Arko <strong>Sport</strong>s Media.<br />

• Stegeman, H., H. Bax, R. Hoekman & M. Slotboom (2007). Aspect<strong>en</strong> van de kwaliteit van<br />

LO. In: Stegeman, H. (red.), Naar beter bewegingsonderwijs. Over de kwaliteit van sport <strong>en</strong><br />

beweg<strong>en</strong> op school. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch/Nieuwegein: W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>/Arko <strong>Sport</strong>s<br />

Media: 23-100.<br />

• Stratton, G. (1996). Childr<strong>en</strong>’s Heart Rates During Physical Education Lessons: A Review.<br />

Pediatric Exercise Sci<strong>en</strong>ce, 8 (3): 215-233.<br />

240 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


• Stratton, G. (2000). Promoting childr<strong>en</strong>’s physical activity in primary school: an interv<strong>en</strong>tion<br />

study using playground markings. Ergonomics, 43 (10): 1538-1546.<br />

• Stubbe, J. (2006). The g<strong>en</strong>etics of exercise behavior and psychological well-being. Academisch<br />

proefschrift. Amsterdam: Vrije Universiteit.<br />

• Stuij, M. (2008). Kinder<strong>en</strong> over lichaamsbeweging. E<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong>d onderzoek onder Amsterdamse<br />

basisschoolleerling<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong>de sociaal-economische achtergrond<strong>en</strong>. Amsterdam:<br />

Universiteit van Amsterdam.<br />

• Swijtink, A. (1992). In de pas: sport <strong>en</strong> lichamelijke opvoeding tijd<strong>en</strong>s de Tweede Wereldoorlog.<br />

Haarlem: De Vrieseborch.<br />

• Swinburn, B., G. Egger & F. Raza (1999). Dissecting Obesog<strong>en</strong>ic Environm<strong>en</strong>ts: The Developm<strong>en</strong>t<br />

and Application of a Framework for Id<strong>en</strong>tifying and Prioritizing Environm<strong>en</strong>tal<br />

Interv<strong>en</strong>tions for Obesity. Prev<strong>en</strong>tive Medicine, 29: 563-570.<br />

• Tamboer, J.W.I. (1985). M<strong>en</strong>sbeeld<strong>en</strong> achter Bewegingsbeeld<strong>en</strong>. Proefschrift. Haarlem: Uitgeverij<br />

de Vrieseborch.<br />

• TNO (2010). Factsheet: Resultat<strong>en</strong> Vijfde Landelijke Groeistudie TNO. Van internet gehaald op<br />

11-06-2010 van http://www.tno.nl/downloads/20100608%20Resultat<strong>en</strong>%20Vijfde%20Landelijke%20Groeistudie.pdf.<br />

• Trost, S.G., K. Mciver & R. Pate (2005). Conducting Accelerometer-Based Activity Assessm<strong>en</strong>ts<br />

in Field-Based Research. Medicine & Sci<strong>en</strong>ce in <strong>Sport</strong>s & Exercise, 37 (11): S531-S543.<br />

• Trost, S.G., R. Pate, P.S. Freedson, J.F. Sallis & W.C. Taylor (2000). Using objective physical<br />

activity measures with youth: How many days of monitoring are needed? Medicine & Sci<strong>en</strong>ce<br />

in <strong>Sport</strong>s & Exercise, 32 (2): 426-431.<br />

• Trudeau, F. & R. Shephard (2005). Contribution of <strong>School</strong> Programmes to Physical Activity<br />

Levels and Attitudes in Childr<strong>en</strong> and Adults. <strong>Sport</strong>s Medicine, 35 (2): 89-105.<br />

• Vanste<strong>en</strong>kiste, M., J. Simons, W. L<strong>en</strong>s, K.M. Sheldon & E.L. Deci (2004). Motivating learning,<br />

performance, and persist<strong>en</strong>ce: the synergistic effects of intrinsic goal cont<strong>en</strong>ts and<br />

autonomy-supportive contexts. Journal of Personality and Social Psychology, 87 (2): 246.<br />

• Vegt, A.L. van der, M. D<strong>en</strong> Blank<strong>en</strong> & I.J. Jepma (2007). Nationale Scholier<strong>en</strong>monitor: meting<br />

voorjaar 2007. Utrecht, Sardes.<br />

• Verstraete, S., G. Cardon, D. De Clercq & I. De Bourdeaudhuij (2006). Increasing childr<strong>en</strong>’s<br />

physical activity levels during recess periods in elem<strong>en</strong>tary schools: the effects of providing<br />

game equipm<strong>en</strong>t. The European Journal of Public Health, 16 (4): 415-419.<br />

• Verstraete, S., G. Cardon, D. De Clercq & I. De Bourdeaudhuij (2007). Elem<strong>en</strong>tary <strong>School</strong>s.<br />

Journal of Teaching in Physical Education, 26(1).<br />

• Verstraete, S., G. Cardon, D. De Clercq & I. De Boureaudhuij (2007). Effectiv<strong>en</strong>ess of a<br />

Two-Year Health-Related Physical Education Interv<strong>en</strong>tion in Elem<strong>en</strong>tary <strong>School</strong>s. Journal<br />

of Teaching in Physical Education, 26 (1): 20-34.<br />

• Vries, H. de., M. Dijkstra & P. Kuhlman (1988). Self-efficacy: the third factor besides attitude<br />

and subjective norm as a predictor of behavioural int<strong>en</strong>tions. Health education research 3,<br />

3: 273-282.<br />

Literatuur<br />

241


• Vries, S. de, M. Pronk, M. Hopman-Rock & M. Jongert (2004). Assessing physical activity in<br />

childr<strong>en</strong> and adolesc<strong>en</strong>ts. A review of differ<strong>en</strong>t methods. Leid<strong>en</strong>: TNO Prev<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> Gezondheid.<br />

• Vries, S. de, I. Bakker, K. van Overbeek, N.D. Boer & M. Hopman-Rock (2005). Kinder<strong>en</strong> in<br />

prioriteitswijk<strong>en</strong>: lichamelijke (in)activiteit <strong>en</strong> overgewicht. Leid<strong>en</strong>: TNO Kwaliteit van Lev<strong>en</strong>.<br />

• Vries, S. de, I. Bakker, R. Hopman-Rock & W. van Mechel<strong>en</strong> (2006). Beweegmeters voor<br />

kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: reproduceerbaarheid <strong>en</strong> validiteit. Tijdschrift Jeugdgezondheidszorg<br />

(5): 92-95.<br />

• Vries, S. de (2009). Activity-fri<strong>en</strong>dly neighborhoods for childr<strong>en</strong>. Measurem<strong>en</strong>t of physical activity<br />

and <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal correlates. Proefschrift TNO-VUMC. Leid<strong>en</strong>: De Bink.<br />

• Vries, S. de, M. Hopman-Rock, I. Bakker R. Hirasing & W. van Mechel<strong>en</strong> (2010). Built Environm<strong>en</strong>tal<br />

Correlates of Walking and Cycling in Dutch Urban Childr<strong>en</strong>: Results from the<br />

SPACE Study. International Journal of Environm<strong>en</strong>tal Research and Public Health, 7: 2309-2324.<br />

• Vries, S. de, A. Chorus & M. Verheijd<strong>en</strong> (2010a). <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> in Nederland: jeugdig<strong>en</strong> van 4-17<br />

jaar. In: V. Hildebrandt, A. Chorus & J. Stubbe (red.), Tr<strong>en</strong>drapport <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Gezondheid<br />

2008/2009. Leid<strong>en</strong>: TNO Kwaliteit van Lev<strong>en</strong>: 57-76.<br />

• Vries, S. de, M. Verheijd<strong>en</strong>, F. Galindo Garre & L. Engebers (2010b). <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> gemet<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> stap<br />

voorwaarts met vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> <strong>en</strong> versnellingsmeters. In: V. Hildebrandt, A. Chorus & J. Stubbe<br />

(red.), Tr<strong>en</strong>drapport <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> Gezondheid 2008/2009. Leid<strong>en</strong>: TNO Kwaliteit van Lev<strong>en</strong>: 159-170.<br />

• Walberg, H.J. & S. Tsai (1983). Matthew effects in education. American Educational Research<br />

Journal, 20: 359-373.<br />

• Ward, D., R. Saunders, G. Felton, E. Williams, J. Epping & R. Pate (2006). Implem<strong>en</strong>tation<br />

of a school <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t interv<strong>en</strong>tion to increase physical activity in high school girls.<br />

Health Education Research, 21 (6): 896–910.<br />

• Weerd<strong>en</strong>, J. van, F. van der Schoot & B. Hemker (2008). Balans van het bewegingsonderwijs<br />

aan het einde van de basisschool 3. Uitkomst<strong>en</strong> van de derde peiling in 2006, Arnhem: Cito.<br />

• W<strong>en</strong>del-Vos, G.C.W., A.J. Schuit & J.C. Seidell (2002). De gevolg<strong>en</strong> van beleidsmaatregel<strong>en</strong> uit<br />

de Nota Won<strong>en</strong> op bewegingsarmoede in Nederland. Onderdeel van de gezondheidseffectrapportage<br />

‘M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> gezond won<strong>en</strong>’, Bilthov<strong>en</strong>: RIVM rapport 269960001/2002.<br />

• W<strong>en</strong>del-Vos, G.C.W. (2005). De fysieke omgeving in relatie tot beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> voeding. <strong>Onderzoek</strong> in<br />

het kader van prev<strong>en</strong>tie van overgewicht. Bilthov<strong>en</strong>: RIVM.<br />

• Wilkin, T.J., K.M. Mallam, B.S. Metcalf, A.M. Jeffery & L.D. Voss (2006). Variation in physical<br />

activity lies with the child, not his <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t: evid<strong>en</strong>ce for an ‘activitystat’ in young<br />

childr<strong>en</strong>. International Journal of Obesity, 30: 1050-1055.<br />

• Wisse, E. & R. van d<strong>en</strong> Dool (2008). Zwemm<strong>en</strong> in de cijfers. Notitie k<strong>en</strong>getall<strong>en</strong> zwemm<strong>en</strong> in<br />

Nederland. ’s-Hertog<strong>en</strong>bosch: W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>.<br />

• Wisse, E., A. Elling & R. van d<strong>en</strong> Dool (2008). ‘Ik wil wel dat mijn kind leert zwemm<strong>en</strong>...’.<br />

’s-Hertog<strong>en</strong>bosch: W.J.H. <strong>Mulier</strong> <strong>Instituut</strong>.<br />

242 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Literatuur<br />

243


244 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


<strong>Onderzoek</strong>sverantwoording<br />

Bijlage 1<br />

Remko van d<strong>en</strong> Dool<br />

Inhoud<br />

B1.1 De opzet <strong>en</strong> de steekproef van het onderzoek ............................................................. 246<br />

Gerealiseerde opzet <strong>en</strong> steekproef ....................................................................................... 247<br />

Schema opzet steekproef <strong>en</strong> rapportage ............................................................................. 248<br />

Keuze omvang steekproef ...................................................................................................... 248<br />

Keuze leerjar<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs .............................................. 249<br />

Keuze versnellingsmeter ........................................................................................................ 249<br />

Ontwikkeling vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> ................................................................................................... 250<br />

Vrag<strong>en</strong> ........................................................................................................................................ 251<br />

Observatie schoolomgeving .................................................................................................. 253<br />

Pilot <strong>en</strong> focusgroepdiscussies ............................................................................................... 254<br />

B1.2 Uitvoering van het onderzoek .......................................................................................... 255<br />

Het verloop <strong>en</strong> de uitvoer van het veldwerk ....................................................................... 255<br />

Periode onderzoek ................................................................................................................... 257<br />

De respons van het onderzoek .............................................................................................. 257<br />

Evaluatie steekproev<strong>en</strong> ........................................................................................................... 258<br />

Invloed van de weging op de belangrijkste uitkomst<strong>en</strong> .................................................. 264<br />

Relatie van het weer met de belangrijkste uitkomst<strong>en</strong> .................................................... 265<br />

B1.3 De rapportage van de gegev<strong>en</strong>s ....................................................................................... 267<br />

Bepaling gemiddelde int<strong>en</strong>siteit activiteit<strong>en</strong> via beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek ........ 268<br />

Bepaling duur van de activiteit<strong>en</strong> ......................................................................................... 281<br />

Bepaling beweegint<strong>en</strong>siteitse<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> (counts) per scholier ......................................... 285<br />

Bepaling beweegbeleid van e<strong>en</strong> school ............................................................................... 287<br />

Verdere bewerking schoolonderzoek ................................................................................... 292<br />

Bewerking leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> ...................................................................................... 294<br />

B1.4 Toelichting rapportage <strong>en</strong> toetsing uitkomst<strong>en</strong> ......................................................... 298<br />

Afwijk<strong>en</strong>de e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> rapportage ........................................................................................ 298<br />

Methode toetsing resultat<strong>en</strong> .................................................................................................. 298<br />

Definities achtergrondvrag<strong>en</strong> ................................................................................................ 300<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

245


Het doel van het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> is om <strong>relaties</strong> tuss<strong>en</strong> schoolfactor<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag van scholier<strong>en</strong> te achterhal<strong>en</strong>. Daarvoor is onder zowel de leerling<strong>en</strong><br />

als de verteg<strong>en</strong>woordigers van de schol<strong>en</strong> met vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> informatie verzameld over het<br />

beweeggedrag <strong>en</strong> de faciliteit<strong>en</strong> voor beweg<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> deel van deze schol<strong>en</strong> droeg<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> week lang e<strong>en</strong> ActiGraph-versnellingsmeter, deze bepaalt de fysieke int<strong>en</strong>siteit van<br />

specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. Daarnaast is de leerling<strong>en</strong> om gegev<strong>en</strong>s gevraagd over de duur<br />

van de specifieke activiteit<strong>en</strong>. Door de int<strong>en</strong>siteit <strong>en</strong> de duur sam<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong>, kon het algem<strong>en</strong>e<br />

activiteitsniveau per scholier word<strong>en</strong> vastgesteld.<br />

In de beschrijving van de uitkomst<strong>en</strong> is, waar nodig, al informatie over de opzet <strong>en</strong> het verloop<br />

van het onderzoek opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Deze bijlage beschrijft de volledige onderzoeksopzet, inclusief<br />

de databewerking <strong>en</strong> de statistische analyses. Waar voor de beschrijving relevante grafiek<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> tabell<strong>en</strong> reeds in eerdere hoofdstukk<strong>en</strong> zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, wordt daar<strong>naar</strong> verwez<strong>en</strong>.<br />

Achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s kom<strong>en</strong> aan de orde de opzet <strong>en</strong> de steekproef van het onderzoek, de<br />

uitvoering van het onderzoek <strong>en</strong> de rapportagewijze van de gegev<strong>en</strong>s.<br />

B1.1 De opzet <strong>en</strong> de steekproef van het onderzoek<br />

In de oorspronkelijke opzet van het onderzoek was e<strong>en</strong> contraststudie voorzi<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

groep sportactieve schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> groep niet-sportactieve schol<strong>en</strong>. Bij de bepaling van de mate<br />

van ‘sportactiviteit’ van de schol<strong>en</strong> zou gebruikgemaakt word<strong>en</strong> van de certificering sportactieve<br />

schol<strong>en</strong> die de Koninklijke Ver<strong>en</strong>iging van Lerar<strong>en</strong> Lichamelijke Opvoeding (KVLO)<br />

heeft ontwikkeld. Deze certificering is gebaseerd op e<strong>en</strong> uitgebreide vrag<strong>en</strong>lijst (voor primair<br />

<strong>en</strong> voortgezet onderwijs). Op het mom<strong>en</strong>t van de uitwerking van de opzet bleek echter dat<br />

relatief weinig schol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> certificering hadd<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> blek<strong>en</strong> de gecertificeerde schol<strong>en</strong><br />

zich voor e<strong>en</strong> belangrijk deel te conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> in Amsterdam. Vanwege de procedure van aanmelding<br />

(de schol<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> het certificaat zelf aan) war<strong>en</strong> er bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> twijfels over de vergelijkbaarheid<br />

van de geregistreerde schol<strong>en</strong> (zie ook Beth, 2008).<br />

Daarom is gekoz<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> opzet met e<strong>en</strong> repres<strong>en</strong>tatieve steekproef van schol<strong>en</strong> in Nederland,<br />

dus niet alle<strong>en</strong> twee contraster<strong>en</strong>de groep<strong>en</strong>. Omdat de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> waarop de certificering<br />

is gebaseerd niet gevalideerd war<strong>en</strong>, is in plaats daarvan gekoz<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> uitgebreide<br />

vrag<strong>en</strong>lijst onder schol<strong>en</strong>. Daarmee kon achteraf de mate van sportactiviteit met e<strong>en</strong> schaal<br />

word<strong>en</strong> bepaald <strong>en</strong> kond<strong>en</strong> de schol<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s in drie niveaus word<strong>en</strong> ingedeeld (minder,<br />

doorsnee, meer sportactief). In het rapport wordt overig<strong>en</strong>s niet verwez<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de sportactiviteit,<br />

maar <strong>naar</strong> het beweegbeleid van e<strong>en</strong> school.<br />

246 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Gerealiseerde opzet <strong>en</strong> steekproef<br />

Na e<strong>en</strong> pilot waarin de onderzoeksinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> getest, volgd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beweegonderzoek. Beide onderzoek<strong>en</strong> vond<strong>en</strong> plaats onder scholier<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> verteg<strong>en</strong>woordigers van schol<strong>en</strong> voor primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs verspreid over<br />

Nederland. Het eerste onderzoek vond plaats op 13 schoollocaties, het tweede op 176 schoollocaties.<br />

De twee onderzoek<strong>en</strong> zijn gebaseerd op één steekproef van schoollocaties. Er is gekoz<strong>en</strong><br />

voor schoollocaties, omdat de schol<strong>en</strong> per locatie het beleid voor het beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<br />

bepal<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn de faciliteit<strong>en</strong> voor sport <strong>en</strong> lichamelijke opvoeding ook vaak gebond<strong>en</strong><br />

aan e<strong>en</strong> schoollocatie. E<strong>en</strong> locatie is verder e<strong>en</strong> meer natuurlijke e<strong>en</strong>heid; sommige schol<strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> ti<strong>en</strong>tall<strong>en</strong> locaties (o.a. in Brabant <strong>en</strong> Dev<strong>en</strong>ter). Bij e<strong>en</strong> steekproef van schol<strong>en</strong> of<br />

schoolorganisaties zoud<strong>en</strong> grote schol<strong>en</strong> daardoor e<strong>en</strong> relatief kleine kans hebb<strong>en</strong> om geselecteerd<br />

te word<strong>en</strong>.<br />

De steekproefbron is e<strong>en</strong> bewerkte versie van het CFI-bestand van het Ministerie van<br />

OCW (2009). Elke schoollocatie had e<strong>en</strong> gelijke kans om in de steekproef te word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Voor het primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs zijn separate steekproev<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong>.<br />

Het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek is e<strong>en</strong> uitgebreide versie van het beweegonderzoek. Dit geldt<br />

ook voor de gebruikte onderzoeksinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (voornamelijk vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong>). De vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong><br />

voor de scholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers zijn op e<strong>en</strong> aantal vrag<strong>en</strong> na gelijk.<br />

Extra in het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek zijn vrag<strong>en</strong> die informer<strong>en</strong> <strong>naar</strong> het mom<strong>en</strong>t waarop<br />

bepaalde beweegactiviteit<strong>en</strong> plaatsvond<strong>en</strong>. Daarnaast hebb<strong>en</strong> de scholier<strong>en</strong> van de schol<strong>en</strong> die<br />

deelnam<strong>en</strong> aan het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> week e<strong>en</strong> versnellingsmeter<br />

gedrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> is hun lichaamsgewicht <strong>en</strong> de lichaamsl<strong>en</strong>gte door de onderzoekers vastgelegd.<br />

De onderzoekers hebb<strong>en</strong> bij aanvang van de meetweek belangrijke zak<strong>en</strong> over de werking van<br />

de ActiGraph-versnellingsmeter aan de leerling<strong>en</strong> uitgelegd. Na afloop van de week hebb<strong>en</strong> ze<br />

de meters ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

De ActiGraph-gegev<strong>en</strong>s van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek zijn gebruikt om voor ti<strong>en</strong> specifieke<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong> het gemiddelde inspanningsniveau te bepal<strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s zijn deze<br />

gemiddeld<strong>en</strong> in het beweegonderzoek gebruikt voor het schatt<strong>en</strong> van de inspanning van alle<br />

scholier<strong>en</strong> (op basis van zelfrapportage). Aangezi<strong>en</strong> alle vrag<strong>en</strong> van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

ook in het beweegonderzoek zijn gesteld, zijn alle schoollocaties van de twee onderzoek<strong>en</strong><br />

in de rapportage opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. De scholier<strong>en</strong> afkomstig van de schoollocaties uit het<br />

beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek krijg<strong>en</strong> net als de scholier<strong>en</strong> van het beweegonderzoek de algem<strong>en</strong>e<br />

gemiddeld<strong>en</strong> voor de inspanning<strong>en</strong>. De waard<strong>en</strong> die ze zelf met de ActiGraph-versnellingsmeter<br />

hebb<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong>, zijn dus niet gebruikt. Op deze manier zijn de twee onderzoek<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong> te voeg<strong>en</strong> <strong>en</strong> te vergelijk<strong>en</strong>. Verderop in deze bijlage is dit verantwoord (zie subkop na<br />

figuur B1.5 Validiteit algeme<strong>en</strong> bepaald gemiddelde, onder Bepaling gemiddelde int<strong>en</strong>siteit activiteit<strong>en</strong><br />

via het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek).<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

247


Schema opzet steekproef <strong>en</strong> rapportage<br />

In figuur B1.1 is de opzet van de steekproef sam<strong>en</strong>gevat onder de kopjes Sample <strong>en</strong> Veldwerk.<br />

Daarnaast is ook de bewerking van de data weergegev<strong>en</strong> (Structuur databestand). Alle scholiergegev<strong>en</strong>s<br />

zijn gewog<strong>en</strong> om de disproportionaliteit van de steekproef recht te zett<strong>en</strong>. Dit is<br />

noodzakelijk omdat de steekproef uit twee keer zo veel schol<strong>en</strong> uit het primair als het voortgezet<br />

onderwijs bestaat. Bij de rapportage over de scholier<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> dergelijke correctie derhalve<br />

noodzakelijk. De scholiergegev<strong>en</strong>s zijn gewog<strong>en</strong> met informatie over het schooltype (voortgezet<br />

onderwijs) <strong>en</strong> mate van stedelijkheid van de schoollocatie (primair onderwijs). Voor de<br />

bepaling van de int<strong>en</strong>siteit van ti<strong>en</strong> onderzochte beweegactiviteit<strong>en</strong> is gebruikgemaakt van de<br />

uitkomst<strong>en</strong> van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek. Verder is de informatie die de schoollocaties<br />

via de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> gav<strong>en</strong> aan alle scholier<strong>en</strong> aan het bestand gekoppeld. Op deze wijze is<br />

het mogelijk de gegev<strong>en</strong>s van de scholier<strong>en</strong> uit te splits<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de antwoord<strong>en</strong> van de schol<strong>en</strong><br />

(o.a. van belang voor e<strong>en</strong> uitsplitsing <strong>naar</strong> het beweegbeleid van de schoollocatie). Naast de<br />

antwoord<strong>en</strong> van de schoollocaties is op e<strong>en</strong> soortgelijke manier algem<strong>en</strong>e informatie rond de<br />

schoollocaties gekoppeld aan de leerlinggegev<strong>en</strong>s (postcodes, stedelijke ligging van de school<br />

etc.) net als informatie over de specifieke meetweek (zoals het weer). In de rest van deze bijlage<br />

volgt e<strong>en</strong> gedetailleerde beschrijving van de weging <strong>en</strong> de wijze van totstandkoming van de<br />

int<strong>en</strong>siteitswaard<strong>en</strong> per beweegactiviteit.<br />

Figuur B1.1 Overzichtsschema onderzoek<br />

Sample<br />

Veldwerk<br />

Structuur databestand<br />

Steekproef van alle PO-/VO-schol<strong>en</strong><br />

Schol<strong>en</strong> beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

Doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Vrag<strong>en</strong>lijst per school (n=13)<br />

<strong>en</strong> per type (7 PO/6 VO)<br />

Schol<strong>en</strong> beweegonderzoek<br />

Doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Vrag<strong>en</strong>lijst per school (n=174)<br />

<strong>en</strong> per type (119 PO/55 VO)<br />

Leerling<strong>en</strong><br />

L<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> gewicht gemet<strong>en</strong><br />

Droeg<strong>en</strong> week Actigraph beweegmeter<br />

Vrag<strong>en</strong>lijst met vrag<strong>en</strong> <strong>naar</strong> startmom<strong>en</strong>t<br />

10 belangrijke activiteit<strong>en</strong><br />

n=437 n=189 PO / n=248 VO<br />

Leerling<strong>en</strong><br />

Vrag<strong>en</strong>lijst zonder vrag<strong>en</strong> <strong>naar</strong><br />

startmom<strong>en</strong>t activiteit<strong>en</strong><br />

n=6.708<br />

n=4.508 PO / n=2.200 VO<br />

Weging voor rapportage op leerling/schoolniveau<br />

Leerlingdata<br />

Alle schol<strong>en</strong><br />

Aantall<strong>en</strong><br />

PO 4.697<br />

VO 2.448<br />

Totaal 7.145<br />

Gemiddelde inspanning per activiteit<br />

(via meterdragers)<br />

<strong>School</strong>data<br />

<strong>School</strong>informatie doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (per school<br />

voor alle leerling<strong>en</strong> gelijk): 126 PO, 61 VO<br />

Overige informatie (postcodegegev<strong>en</strong>s, weer,<br />

omgevingsanalyse Google maps, afstand school-huis)<br />

Keuze omvang steekproef<br />

In de oorspronkelijke opzet van het onderzoek is rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met het ondervrag<strong>en</strong> van<br />

<strong>en</strong>kele leerling<strong>en</strong> uit twee klass<strong>en</strong> per schoollocatie voor zowel primair als voortgezet onderwijs.<br />

Daarbij gold de veronderstelling dat de klass<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

248 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


groter zijn dan in het primair onderwijs. In het primair onderwijs zoud<strong>en</strong> de onderzoekers derhalve<br />

5 scholier<strong>en</strong> per klas in het onderzoek betrekk<strong>en</strong>, in het voortgezet onderwijs 10 scholier<strong>en</strong>.<br />

Daarom is gekoz<strong>en</strong> voor twee keer zoveel schol<strong>en</strong> voor primair onderwijs: het streefaantal<br />

was 100 primaironderwijslocaties <strong>en</strong> 50 voortgezetonderwijslocaties.<br />

In de praktijk bleek het verschil in omvang van klass<strong>en</strong> minder groot. Mede op basis van<br />

ervaring<strong>en</strong> bij de voorbereiding van het pilotonderzoek is vanwege praktische red<strong>en</strong><strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong><br />

om alle scholier<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> klas te ondervrag<strong>en</strong>. Daardoor ontstond e<strong>en</strong> oververteg<strong>en</strong>woordiging<br />

van scholier<strong>en</strong> van het primair onderwijs.<br />

Keuze leerjar<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs<br />

Ook de keuze van de leerjar<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de schol<strong>en</strong> is in de loop van het onderzoeksproces aangepast.<br />

Voor het primair onderwijs is gekoz<strong>en</strong> voor de groep<strong>en</strong> 7 <strong>en</strong> 8 <strong>en</strong> voor het voortgezet<br />

onderwijs voor klas 1 <strong>en</strong> 3. Met deze klass<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> de leeftijd<strong>en</strong> van de scholier<strong>en</strong> dicht bij<br />

elkaar. Voor klas 3 is gekoz<strong>en</strong> ook informatie over de iets oudere scholier te kunn<strong>en</strong> verzamel<strong>en</strong>.<br />

Na het derde leerjaar begint voor sommige schooltyp<strong>en</strong> al het exam<strong>en</strong>. Aangezi<strong>en</strong> het<br />

onderzoek in het voorjaar is gehoud<strong>en</strong>, viel<strong>en</strong> de exam<strong>en</strong>klass<strong>en</strong> af. Van schooltyp<strong>en</strong> zoals het<br />

vwo <strong>en</strong> de havo hebb<strong>en</strong> de scholier<strong>en</strong> in het vierde leerjaar weliswaar nog ge<strong>en</strong> exam<strong>en</strong>, maar<br />

e<strong>en</strong> keuze daarvoor zou vanwege de vergelijkbaarheid onw<strong>en</strong>selijk zijn. Voor de scholier<strong>en</strong> van<br />

groep 6 van de basisschool (oorspronkelijke plan) bleek de vrag<strong>en</strong>lijst tijd<strong>en</strong>s het pilotonderzoek<br />

te moeilijk te zijn.<br />

Keuze versnellingsmeter<br />

Om de int<strong>en</strong>siteit van de onderzochte beweegactiviteit<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> vastlegg<strong>en</strong> is in het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

e<strong>en</strong> versnellingsmeter gebruikt. Aan de keuze van e<strong>en</strong> versnellingsmeter<br />

die de int<strong>en</strong>siteit van de beweging<strong>en</strong> kan vastlegg<strong>en</strong>, is veel studie vooraf gegaan. In de<br />

oorspronkelijke onderzoeksaanvraag is nog uitgegaan van de relatief e<strong>en</strong>voudige stapp<strong>en</strong>teller<br />

(Personal Activity Monitor, PAM). Gaandeweg het onderzoek zijn nieuwe, meer geavanceerde<br />

method<strong>en</strong> ontdekt. Uiteindelijk is voor de ActiGraph-versnellingsmeter 1 gekoz<strong>en</strong>, mede omdat<br />

TNO <strong>en</strong> de Vrije Universiteit hier veel ervaring mee hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> omdat zij de meters in de voor<br />

het onderzoek b<strong>en</strong>odigde hoeveelhed<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> verhur<strong>en</strong>. Daarbij komt dat deze meters ook<br />

internationaal veel zijn toegepast <strong>en</strong> ook de tijd registrer<strong>en</strong> waarop e<strong>en</strong> beweging/versnelling<br />

heeft plaatsgevond<strong>en</strong>. De in dit onderzoek gebruikte versnellingsmeters zijn van TNO<br />

gehuurd. TNO heeft de meterinformatie ook verwerkt tot e<strong>en</strong> analysebestand <strong>en</strong> de onderzoekers<br />

ondersteund bij de interpretatie van de uitkomst<strong>en</strong>.<br />

Voor het met<strong>en</strong> van de int<strong>en</strong>siteit van beweging<strong>en</strong> k<strong>en</strong>t de gekoz<strong>en</strong> meter nog wel e<strong>en</strong> aantal<br />

beperking<strong>en</strong>. Zo kan hij niet tijd<strong>en</strong>s het zwemm<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>. Verder meet hij, doordat<br />

hij in principe op de heup wordt gedrag<strong>en</strong>, voornamelijk verticale beweging<strong>en</strong>/versnelling<strong>en</strong>.<br />

Tijd<strong>en</strong>s het in Nederland populaire fiets<strong>en</strong> lijkt het dus dat de proefpersoon niet erg int<strong>en</strong>sief<br />

beweegt. Hiervoor is e<strong>en</strong> correctie toegepast (zie paragraaf B1.2).<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

249


Ontwikkeling vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong><br />

Voor het ontwerp van de vrag<strong>en</strong>lijst voor de scholier<strong>en</strong> is gebruikgemaakt van e<strong>en</strong> aantal<br />

bestaande instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>:<br />

• Lokale <strong>en</strong> Nationale Monitor Jeugdgezondheid, vrag<strong>en</strong> <strong>naar</strong> het do<strong>en</strong> van diverse beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

van onder andere het RIVM <strong>en</strong> TNO. Anders dan bij deze vrag<strong>en</strong>lijst is ervoor<br />

gekoz<strong>en</strong> om de activiteit<strong>en</strong> per specifieke dag (maandag, dinsdag etc.) van de afgelop<strong>en</strong><br />

week te noter<strong>en</strong>. In de monitor wordt daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> gevraagd op hoeveel dag<strong>en</strong> van de afgelop<strong>en</strong><br />

zev<strong>en</strong> dag<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaalde activiteit is gedaan (www.monitorgezondheid.nl);<br />

• Motives for Physical Activities Measure – Revised (MPAM-R), vrag<strong>en</strong> over beweegmotiev<strong>en</strong>;<br />

• Vrag<strong>en</strong>lijst Bewegingsonderwijs PPON 2006 (bestudeerd);<br />

• Vrag<strong>en</strong>lijst internationaal onderzoek Health Behaviour in <strong>School</strong>-Aged Childr<strong>en</strong> (HBSC, vrag<strong>en</strong><br />

over voedingspatron<strong>en</strong>, vrijetijdsactiviteit<strong>en</strong>, buit<strong>en</strong>sport). Afkomstig van de Universiteit<br />

G<strong>en</strong>t, gebruikte titel voor het onderzoek is Jonger<strong>en</strong> <strong>en</strong> gezondheid 2006;<br />

• Vrag<strong>en</strong> van de Stichting Leerplan Ontwikkeling voor e<strong>en</strong> onderzoek <strong>naar</strong> bewegingsonderwijs<br />

(attitudevrag<strong>en</strong> bewegingsonderwijs);<br />

• <strong>Sport</strong>ersMonitor 2008 (versie 6-14 jaar), vrag<strong>en</strong> over sportgedrag van ouders;<br />

• Activity Questionnaire for Adults and Adolesc<strong>en</strong>ts (AQuAA).<br />

Daarnaast zijn vele internationale onderzoek<strong>en</strong> <strong>en</strong> bijbehor<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> bestudeerd.<br />

Ge<strong>en</strong> van deze is gebruikt voor de uiteindelijke vrag<strong>en</strong>lijst.<br />

E<strong>en</strong> belangrijk onderdeel van het onderzoek zijn de ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. De volg<strong>en</strong>de<br />

eis<strong>en</strong> zijn gesteld aan de opname van e<strong>en</strong> beweegactiviteit in de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst:<br />

• duidelijk in de tijd afgebak<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong> die de scholier<strong>en</strong> zich kunn<strong>en</strong> herinner<strong>en</strong>;<br />

• langdurige activiteit<strong>en</strong>;<br />

• <strong>en</strong>ergiekost<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong>.<br />

Het grootste deel van de gebruikte activiteit<strong>en</strong> is ook al beschrev<strong>en</strong> in de Lokale <strong>en</strong> Nationale<br />

Monitor Jeugdgezondheid. Daarnaast is gekoz<strong>en</strong> om ook active gam<strong>en</strong> als belangrijke beweegactiviteit<br />

in de vrag<strong>en</strong>lijst op te nem<strong>en</strong>. Mogelijk is de populariteit hiervan niet van blijv<strong>en</strong>de aard,<br />

maar bij de start van het onderzoek is dit nog niet uitgekristalliseerd.<br />

De vrag<strong>en</strong> voor de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers zijn mede sam<strong>en</strong>gesteld op basis van de eerder<br />

g<strong>en</strong>oemde certificeringvrag<strong>en</strong>lijst van de KVLO waarmee schol<strong>en</strong> als sportactief zijn te classificer<strong>en</strong>.<br />

250 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Vrag<strong>en</strong><br />

Er zijn in totaal zes verschill<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> gemaakt. Voor scholier<strong>en</strong> zijn er twee versies,<br />

één voor het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek <strong>en</strong> één voor het beweegonderzoek. Voor het primair<br />

<strong>en</strong> het voortgezet onderwijs zijn ge<strong>en</strong> separate versies voor de scholier<strong>en</strong> gemaakt. Voor de<br />

schoolvrag<strong>en</strong>lijst is dat wel gedaan, omdat de omstandighed<strong>en</strong> op de schol<strong>en</strong> voor primair <strong>en</strong><br />

voortgezet onderwijs nogal verschill<strong>en</strong>. Voor de schol<strong>en</strong> zijn ook verschill<strong>en</strong>de versies gemaakt<br />

voor het beweegonderzoek <strong>en</strong> het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek. De schol<strong>en</strong> waar de scholier<strong>en</strong><br />

versnellingsmeters om hadd<strong>en</strong>, kreg<strong>en</strong> ook vrag<strong>en</strong> voorgelegd over de begin- <strong>en</strong> eindtijd<strong>en</strong> van<br />

de school, de gymnastiekless<strong>en</strong> <strong>en</strong> de ev<strong>en</strong>tuele naschoolse sport. De volledige vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong><br />

zijn te vind<strong>en</strong> op internet (www.mulierinstituut.nl/<strong>School</strong>). Op deze plek zijn ook tabell<strong>en</strong> te<br />

vind<strong>en</strong> van het onderzoek (gerangschikt per vraag). Hieronder word<strong>en</strong> de items die de vrag<strong>en</strong><br />

behelsd<strong>en</strong> kort weergegev<strong>en</strong>.<br />

Leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<br />

• <strong>School</strong>naam/-nummer<br />

• Nummer versnellingsmeter (alle<strong>en</strong> beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek)<br />

• Meetperiode<br />

• Leerlinginformatie (persoonlijk <strong>en</strong> gezin)<br />

• Klasinformatie<br />

• Duur per dag van ti<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

• Startmom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> (alle<strong>en</strong> beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek)<br />

• Aantal dag<strong>en</strong> met ov <strong>naar</strong>/van school<br />

• Deelname aan sportklas<br />

• Wijze doorbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> pauze<br />

• Voorkeur<strong>en</strong> schoolsport<strong>en</strong><br />

• Zwemless<strong>en</strong> op school<br />

• Deelname aan clubsport<strong>en</strong><br />

• Deelname aan straatactiviteit<strong>en</strong> (spel<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong>)<br />

• Vrijetijdsactiviteit<strong>en</strong><br />

• Eetgewoont<strong>en</strong><br />

• Beweeg-/sportmotiev<strong>en</strong><br />

• Attitud<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van gymless<strong>en</strong><br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

251


<strong>School</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<br />

a. Geme<strong>en</strong>schappelijke vraagpunt<strong>en</strong> schol<strong>en</strong><br />

• <strong>School</strong>locatie/onderzoeksnummer<br />

• Functie invuller (verschill<strong>en</strong>de codelijst primair onderwijs/voortgezet onderwijs)<br />

• Omvang school<br />

• Inrichting schoolgebouw<br />

• Inrichting schoolplein<br />

• <strong>School</strong>omgeving<br />

• Material<strong>en</strong> LO-less<strong>en</strong><br />

• Gebruik accommodatie<br />

• Omstandighed<strong>en</strong> LO-less<strong>en</strong> (o.a. duur)<br />

• Zwemonderwijs<br />

• Deelnamevorm<strong>en</strong> schoolsport<br />

• Deelname beweegprogramma’s (verschill<strong>en</strong>de codelijst primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs)<br />

• Pauze-informatie <strong>en</strong> toezicht<br />

• Sam<strong>en</strong>werking binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de school met betrekking tot sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong><br />

• Attitude belang/beleid beweg<strong>en</strong> (bij drie items primair onderwijs is ‘niet van toepassing’<br />

als antwoord toegevoegd)<br />

b. Extra vrag<strong>en</strong> voor schol<strong>en</strong> voor primair onderwijs<br />

• Buit<strong>en</strong>schoolse opvang<br />

• Duur gymless<strong>en</strong> <strong>naar</strong> leerjaar, less<strong>en</strong> vakleerkracht (duur)<br />

• Zwemonderwijs<br />

• Continurooster<br />

c. Extra vrag<strong>en</strong> voor schol<strong>en</strong> voor voortgezet onderwijs<br />

• Brede school/huiswerkbegeleiding<br />

• Zwemles: vangnetconstructie<br />

• Duur gymless<strong>en</strong> <strong>naar</strong> leerjaar <strong>en</strong> schooltype, idem sportklass<strong>en</strong><br />

• <strong>Sport</strong>klass<strong>en</strong><br />

d. Extra vrag<strong>en</strong> beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek (zowel primair als voortgezet onderwijs)<br />

• Start/einde schooltijd<strong>en</strong><br />

• Start/einde LO-less<strong>en</strong> (groep 7 <strong>en</strong> 8 primair onderwijs; groep 1 <strong>en</strong> 3 voortgezet onderwijs)<br />

• Start/einde schoolsport<br />

252 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Observatie schoolomgeving<br />

Om naast de via de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers te verkrijg<strong>en</strong> informatie over het verkeer e<strong>en</strong><br />

aanvull<strong>en</strong>d beeld van de omgeving te kunn<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong>, is gebruikgemaakt van de website<br />

Afstandmet<strong>en</strong>.nl (gebaseerd op Google Maps). De website levert e<strong>en</strong> afbeelding van de omgeving<br />

gezi<strong>en</strong> vanuit de lucht. Hierbij zijn ook de weg<strong>en</strong> aangegev<strong>en</strong>. Als middelpunt van de<br />

afbeelding is steeds gekoz<strong>en</strong> voor de exacte locatie van het schooladres. Met gebruikmaking<br />

van steeds dezelfde afstandschaal (528 bij 703 meter; 1,8 cm is 50 meter) zijn zak<strong>en</strong> direct rond<br />

de school <strong>en</strong> aan de rand van het plaatje beoordeeld (bebouwing, weg<strong>en</strong>, sportveld<strong>en</strong>, park<strong>en</strong>/<br />

overig, gras, weiland<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanwezigheid van water). E<strong>en</strong> ti<strong>en</strong>de deel van de afbeelding<strong>en</strong> is<br />

door e<strong>en</strong> tweede beoordelaar gecodeerd. De oorspronkelijke beoordelaar heeft de afwijking<strong>en</strong><br />

volg<strong>en</strong>s het eig<strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tiekader nagekek<strong>en</strong>; er zijn twee correcties aangebracht (van de 140<br />

beoordeling<strong>en</strong>).<br />

De volg<strong>en</strong>de codes zijn gebruikt voor het vaststell<strong>en</strong> van de aanwezigheid van grote weg<strong>en</strong>,<br />

sportveld<strong>en</strong>, weiland<strong>en</strong>, overig gras <strong>en</strong> water: ‘niet’ (nerg<strong>en</strong>s op plaatje te zi<strong>en</strong>), ‘rond de<br />

school’ (binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> straal van 100 meter van school) <strong>en</strong> ‘aan de rand’ (buit<strong>en</strong> de straal van<br />

100 meter). Onder ‘grote weg<strong>en</strong>’ is verstaan de dikkere gele ban<strong>en</strong>. ‘<strong>Sport</strong>veld<strong>en</strong>’, zoals die voor<br />

voetbal of t<strong>en</strong>nis, zijn soms vastgesteld door in te zoom<strong>en</strong>. ‘Weiland<strong>en</strong>’ zijn niet toegankelijke<br />

grasland<strong>en</strong>, ‘overig gras’ is gras in bijvoorbeeld park<strong>en</strong>. Onder ‘water’ is alles wat zichtbaar is<br />

aan kanal<strong>en</strong> <strong>en</strong> mer<strong>en</strong> begrep<strong>en</strong>, niet-zichtbare parkvijvers zijn niet inbegrep<strong>en</strong>. De hoeveelheid<br />

gro<strong>en</strong> <strong>en</strong> bebouwing is vastgesteld met behulp van perc<strong>en</strong>tages. Voor gro<strong>en</strong> war<strong>en</strong> de<br />

perc<strong>en</strong>tages: 0-15%, 15-30%, 30-50%, 50-100%, voor bebouwing war<strong>en</strong> deze: 0-50%, 50-70%,<br />

70-85% <strong>en</strong> 85-100%.<br />

Figuur B1.2 laat e<strong>en</strong> voorbeeld voor e<strong>en</strong> school zi<strong>en</strong>. Het symbool met A is het middelpunt<br />

van het plaatje (onderste deel weggevall<strong>en</strong>), het exacte adres waar de school staat. De school is<br />

als volgt gecodeerd: 50 tot 70% bebouwd, 15 tot 30% gro<strong>en</strong>, grote weg<strong>en</strong>, water <strong>en</strong> grasveld<strong>en</strong><br />

rond de school, ge<strong>en</strong> weiland<strong>en</strong> <strong>en</strong> sportveld<strong>en</strong>.<br />

In het onderzoek is informatie gebruikt over de mate van stedelijkheid van het woonadres<br />

van de scholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> van de schoollocatie (bron CBS).<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

253


Figuur B1.2 Voorbeeld analyse school (Google Maps, 528 bij 703 meter rond school) a<br />

A<br />

a. In dit voorbeeld is het c<strong>en</strong>trum bij symbool A. Dit ligt door e<strong>en</strong> bewerking van de foto echter niet<br />

precies in het midd<strong>en</strong>.<br />

Pilot <strong>en</strong> focusgroepdiscussies<br />

Voorafgaand aan het hoofdonderzoek is in het najaar van 2008 e<strong>en</strong> pilotonderzoek uitgevoerd. 2<br />

Deze pilot was behalve voor het test<strong>en</strong> van de versnellingsmeters <strong>en</strong> de toegepaste vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong><br />

ook bedoeld om ervaring met het veldwerkproces op te do<strong>en</strong>. De pilot is gehoud<strong>en</strong> onder<br />

201 scholier<strong>en</strong> op 4 schol<strong>en</strong>, 2 uit het primair onderwijs <strong>en</strong> 2 uit het voortgezet onderwijs. Naast<br />

de groep<strong>en</strong> 6 <strong>en</strong> 8 <strong>en</strong> de klass<strong>en</strong> 1 <strong>en</strong> 3 zijn in de pilot ook e<strong>en</strong> paar scholier<strong>en</strong> van groep 7 in<br />

het onderzoek betrokk<strong>en</strong>. Behalve met de scholier<strong>en</strong> van groep 7 is met elke klas/groep e<strong>en</strong><br />

focusgroepdiscussie 3 gehoud<strong>en</strong>. Deze was gericht op de begrijpelijkheid van de vrag<strong>en</strong> van<br />

de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> <strong>en</strong> op de ervaring<strong>en</strong> van de scholier<strong>en</strong> met het drag<strong>en</strong> van de versnellingsmeters.<br />

Het bleek dat met name scholier<strong>en</strong> uit groep zes de vrag<strong>en</strong> niet altijd op de juiste<br />

manier interpreteerd<strong>en</strong>. Op basis van deze ervaring is ervoor gekoz<strong>en</strong> om het onderzoek in<br />

het primair onderwijs alle<strong>en</strong> onder scholier<strong>en</strong> uit de groep<strong>en</strong> 7 <strong>en</strong> 8 te houd<strong>en</strong>. De vrag<strong>en</strong>lijst<br />

voor de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers is met e<strong>en</strong> aantal doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> nabesprok<strong>en</strong>. Deze bespreking<br />

was ook gericht op de vraag of de doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> de vrag<strong>en</strong>lijst op de juiste manier interpreteerd<strong>en</strong>.<br />

254 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Na het pilotonderzoek zijn de gebruikte leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> op basis van de antwoord<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de eerder beschrev<strong>en</strong> focusgroepgesprekk<strong>en</strong> onder de deelnem<strong>en</strong>de scholier<strong>en</strong> aan gepast. De<br />

belangrijkste aanpassing<strong>en</strong> zijn de volg<strong>en</strong>de:<br />

• de vrag<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de gezondheidsbeleving zijn weggelat<strong>en</strong>;<br />

• de omschrijving<strong>en</strong> van de activiteit<strong>en</strong> zijn aangescherpt. Hier <strong>en</strong> daar leidd<strong>en</strong> deze namelijk<br />

tot onduidelijkhed<strong>en</strong> bij de scholier<strong>en</strong>;<br />

• voor de vrag<strong>en</strong>lijstversie van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek is per beweegactiviteit e<strong>en</strong><br />

vraagblok opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, gericht op het mom<strong>en</strong>t waarop e<strong>en</strong> activiteit is begonn<strong>en</strong> (per dag<br />

gevraagd). Dit is belangrijk om de gemiddelde int<strong>en</strong>siteitbelasting per activiteit te kunn<strong>en</strong><br />

bepal<strong>en</strong>. In het pilotonderzoek war<strong>en</strong> ook al vrag<strong>en</strong> over de duur van de activiteit<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Deze blev<strong>en</strong> gehandhaafd;<br />

• de antwoordomschrijving<strong>en</strong> van de vraagblokk<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de duur van de activiteit<strong>en</strong> zijn<br />

versimpeld. In de pilotversie zijn minut<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd (30 tot 59 minut<strong>en</strong>), in de definitieve<br />

versie omschrijving<strong>en</strong> (half uur tot één uur);<br />

• de vrag<strong>en</strong> die verwijz<strong>en</strong> <strong>naar</strong> het wel of niet hal<strong>en</strong> van de beweegnorm<strong>en</strong> zijn om ruimte<br />

te bespar<strong>en</strong> weggelat<strong>en</strong>.<br />

B1.2 Uitvoering van het onderzoek<br />

Deze paragraaf bespreekt de uitvoering van het onderzoek: het verloop van het veldwerk <strong>en</strong> de<br />

respons van de steekproef. Het gaat in op de overe<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> de getrokk<strong>en</strong> <strong>en</strong> de gerealiseerde<br />

steekproef. Verder word<strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> van de weging in het onderzoek <strong>en</strong><br />

van het weer op de uitkomst<strong>en</strong>.<br />

Het verloop <strong>en</strong> de uitvoer van het veldwerk<br />

Voor elk onderdeel van het veldwerk word<strong>en</strong> hier <strong>en</strong>kele relevante zak<strong>en</strong> besprok<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> eerste<br />

het selectieproces. De directies van de schol<strong>en</strong> van de steekproef zijn b<strong>en</strong>aderd met e<strong>en</strong><br />

brief <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s door de onderzoekers gebeld met de vraag of zij aan het onderzoek will<strong>en</strong><br />

deelnem<strong>en</strong>. Daarbij kon ook het hoe <strong>en</strong> waarom van het onderzoek nader word<strong>en</strong> toegelicht.<br />

Als de directeur<strong>en</strong> in het voorgezet onderwijs moeilijk bereikbaar war<strong>en</strong>, werd<strong>en</strong> de doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

lichamelijke opvoeding b<strong>en</strong>aderd.<br />

Enkele schol<strong>en</strong> die voor het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek war<strong>en</strong> geselecteerd, viel<strong>en</strong> om praktische<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong> af. De onderzoekers moest<strong>en</strong> de schol<strong>en</strong> persoonlijk <strong>en</strong>kele ker<strong>en</strong> bezoek<strong>en</strong>.<br />

Omdat ze er aan het begin van de less<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> zijn, speelde de reisafstand e<strong>en</strong> rol.<br />

Alle schol<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> individueel rapport over het beweeggedrag van de onderzochte scholier<strong>en</strong><br />

in het vooruitzicht gesteld. Het doel van deze schoolrapportage was om de respons van het onderzoek<br />

te verhog<strong>en</strong>. De deelnem<strong>en</strong>de schol<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> het rapport in december 2009 ontvang<strong>en</strong>.<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

255


Het algem<strong>en</strong>e strev<strong>en</strong> bij de selectie van schol<strong>en</strong> was om de deelname zo laagdrempelig mogelijk<br />

te mak<strong>en</strong>. Dit gold voor zowel de communicatie als voor het logistieke proces (vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong><br />

toestur<strong>en</strong>, de afname van de vrag<strong>en</strong>lijst onder scholier<strong>en</strong> <strong>en</strong> de retourz<strong>en</strong>ding). Om het goede<br />

verloop te bevorder<strong>en</strong>, is tijd<strong>en</strong>s de selectie gevraagd het proces op de school door één persoon<br />

te lat<strong>en</strong> begeleid<strong>en</strong> <strong>en</strong> organiser<strong>en</strong>. Hierdoor kond<strong>en</strong> de onderzoekers deze specifieke persoon<br />

aansprek<strong>en</strong> op de gemaakte afsprak<strong>en</strong>. Het voorgaande geldt gedeeltelijk voor het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek.<br />

E<strong>en</strong> belangrijke afwijking is dat onderzoekers op de schol<strong>en</strong> die aan<br />

dit onderzoek deelnam<strong>en</strong> aanwezig war<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s de afname van de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong>. Na de klassikale<br />

afname zijn de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> mee retour g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Zie verderop voor e<strong>en</strong> uitgebreidere<br />

beschrijving van de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de twee onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Selectie van klass<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de schoollocaties<br />

In het basisonderwijs zijn per schoollocatie e<strong>en</strong> klas uit groep 7 <strong>en</strong> e<strong>en</strong> klas uit groep 8 geselecteerd.<br />

In het voortgezet onderwijs betrof het ook twee klass<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> klas 1 <strong>en</strong> e<strong>en</strong> klas 3. De<br />

leerkracht<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> zelf aangev<strong>en</strong> welke twee klass<strong>en</strong> van hun schoollocatie aan het onderzoek<br />

zoud<strong>en</strong> deelnem<strong>en</strong>. Dit speelt met name in het voortgezet onderwijs waar vaak meerdere<br />

klass<strong>en</strong> per leerjaar zijn. Hierdoor is het mogelijk dat de leerkracht<strong>en</strong> die voor ons als<br />

contactpersoon fungeerd<strong>en</strong> bewust of onbewust bepaalde klass<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> geselecteerd (in het<br />

geval dat er op de locatie e<strong>en</strong> keuze mogelijk is). Deze procedure verklaart wellicht de relatieve<br />

onder- of oververteg<strong>en</strong>woordiging van sommige schooltyp<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs (zie<br />

de beschrijving van de respons).<br />

Toestemming/bezwaar ouders deelname beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

In het primair onderwijs is in e<strong>en</strong> brief aan de ouders gevraagd of hun kind mocht deel nem<strong>en</strong><br />

aan het onderzoek. Alle<strong>en</strong> scholier<strong>en</strong> waarvan de ouders schriftelijk hebb<strong>en</strong> toegestemd,<br />

mocht<strong>en</strong> deelnem<strong>en</strong>. In het voortgezet onderwijs is gewerkt met e<strong>en</strong> bezwaarbrief. In deze<br />

brief is de ouders gevraagd bezwar<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de deelname van hun kind bij de school k<strong>en</strong>baar<br />

te mak<strong>en</strong>. Deze brief betrof alle<strong>en</strong> de deelnemers aan het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek aangezi<strong>en</strong><br />

het drag<strong>en</strong> van de versnellingsmeter voor de scholier<strong>en</strong> nogal wat consequ<strong>en</strong>ties heeft.<br />

Veldwerk beweegonderzoek<br />

De deelnem<strong>en</strong>de schol<strong>en</strong> kreg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> schoolvrag<strong>en</strong>lijst <strong>en</strong> e<strong>en</strong> pakket leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong>.<br />

Het aantal leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> was afgestemd op de omvang van de te onderzoek<strong>en</strong> klass<strong>en</strong>.<br />

Op de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> was e<strong>en</strong> id<strong>en</strong>tificatiecode van de school voorgedrukt. De bedoeling was dat<br />

de scholier<strong>en</strong> op maandag of dinsdag e<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>lijst invuld<strong>en</strong> over de week ervoor (meetweek).<br />

De doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> war<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaalde bandbreedte vrij om te bepal<strong>en</strong> in welke week zij de<br />

vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> uitdeeld<strong>en</strong>. De vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> war<strong>en</strong> bedoeld voor klassikale afname <strong>en</strong> werd<strong>en</strong><br />

ingevuld tijd<strong>en</strong>s de reguliere less<strong>en</strong> of tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> les lichamelijke opvoeding. Na de afname van<br />

de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> de schol<strong>en</strong> deze in e<strong>en</strong> bijgeleverde retourdoos stur<strong>en</strong> <strong>naar</strong> het bedrijf<br />

dat de antwoord<strong>en</strong> van de scholier<strong>en</strong> elektronisch scande (alle<strong>en</strong> beweegonderzoek).<br />

256 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


De schoolvrag<strong>en</strong>lijst is ingevuld door e<strong>en</strong> schoolverteg<strong>en</strong>woordiger. In het primair onderwijs<br />

was dit veelal de directeur <strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs, meestal iemand van de vaksectie<br />

lichamelijke opvoeding.<br />

Veldwerk beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

Op 13 schol<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> de scholier<strong>en</strong> e<strong>en</strong> week lang e<strong>en</strong> ActiGraph-versnellingsmeter gedrag<strong>en</strong>.<br />

De onderzoekers hebb<strong>en</strong> deze schol<strong>en</strong> voorafgaande aan de meetweek bezocht. Hierbij<br />

werd de werking van de meters aan de scholier<strong>en</strong> uitgelegd. Na afloop van de meetweek haald<strong>en</strong><br />

de onderzoekers de meters weer op, waarbij de scholier<strong>en</strong> de vrag<strong>en</strong>lijst onder toezicht van<br />

de onderzoekers invuld<strong>en</strong>. Daarnaast is van alle scholier<strong>en</strong> de l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> het gewicht bepaald<br />

(merk weegschaal SECA 812 <strong>en</strong> merk meetlat SECA 214). Voor het meetproces is gebruikgemaakt<br />

van e<strong>en</strong> protocol. Bij het weg<strong>en</strong> is de kleding van de scholier<strong>en</strong> meegewog<strong>en</strong>, de<br />

scho<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn uitgetrokk<strong>en</strong>. De scholier<strong>en</strong> zijn noch over de gemet<strong>en</strong> l<strong>en</strong>gte noch over hun<br />

gemet<strong>en</strong> gewicht geïnformeerd; zij kond<strong>en</strong> hun meetgegev<strong>en</strong>s ook niet zi<strong>en</strong>. Dit is van belang<br />

omdat zij direct daarna de vrag<strong>en</strong>lijst met vrag<strong>en</strong> over de meetweek kreg<strong>en</strong> voorgelegd. In deze<br />

vrag<strong>en</strong>lijst zijn ook vrag<strong>en</strong> over de l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> het gewicht van de leerling opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>; zo kond<strong>en</strong><br />

de onderzoekers de opgave <strong>en</strong> de exacte meting met elkaar vergelijk<strong>en</strong>.<br />

De vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek zijn niet gescand, maar handmatig<br />

ingevoerd. Vanwege het scann<strong>en</strong> verschilde de lay-out van de vrag<strong>en</strong>lijst voor scholier<strong>en</strong> van<br />

het beweegonderzoek <strong>en</strong>igszins.<br />

Periode onderzoek<br />

Het onderzoek liep in het voorjaar van 2009. De meetwek<strong>en</strong> voor de scholier<strong>en</strong> liep<strong>en</strong> van week 9<br />

tot <strong>en</strong> met 17 (23 februari-26 april). Over deze wek<strong>en</strong> zijn weergegev<strong>en</strong>s verzameld, aangezi<strong>en</strong> het<br />

weer invloed kan hebb<strong>en</strong> op het beweeggedrag. Zie voor de weersinvloed<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor de verdeling<br />

over de wek<strong>en</strong> van de schol<strong>en</strong> tabel B1.7 <strong>en</strong> B1.8. In deze periode hebb<strong>en</strong> zich ge<strong>en</strong> nieuwsfeit<strong>en</strong><br />

voorgedaan die op <strong>en</strong>igerlei invloed op het veldwerk zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Na de paasvakantie<br />

(week<strong>en</strong>d 11-13 april) zijn weinig gegev<strong>en</strong>s verzameld. Omdat de kinder<strong>en</strong> de voorafgaande week<br />

beoordeeld<strong>en</strong> (als meetweek) ligt het mom<strong>en</strong>t van invull<strong>en</strong> rond deze dag<strong>en</strong> e<strong>en</strong> paar dag<strong>en</strong> na<br />

afloop van de week. 9 schol<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> na Pas<strong>en</strong> afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, de rest ervoor. Al<br />

het veldwerk op de schol<strong>en</strong> van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek heeft voor de paasvakantie<br />

plaatsgevond<strong>en</strong>. De onderzoekers bepaald<strong>en</strong> de meetwek<strong>en</strong> op deze schol<strong>en</strong> na overleg. Dit was<br />

het gevolg van het beperkt beschikbare aantal ActiGraph-versnellingsmeters.<br />

In principe vuld<strong>en</strong> de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers in dezelfde periode als de scholier<strong>en</strong> hun<br />

vrag<strong>en</strong>lijst in. Enkele schoolvrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> zijn echter <strong>en</strong>ige wek<strong>en</strong> na de meetweek nagestuurd.<br />

De respons van het onderzoek<br />

Uit het eerderg<strong>en</strong>oemde CFI-bestand is e<strong>en</strong> steekproef getrokk<strong>en</strong> van in totaal 643 schol<strong>en</strong> voor<br />

primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs. Deze is zowel gebruikt voor het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

als voor het beweegonderzoek. De respons was 37% (voor primair onderwijs 34%, voor voort-<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

257


gezet onderwijs 46%). Van deze respons zijn zowel de school- als de leerlinggegev<strong>en</strong>s compleet.<br />

Het aantal (uiteindelijke) deelnemers plus de niet-deelnem<strong>en</strong>de toezeggers <strong>en</strong> de weigeraars<br />

vorm<strong>en</strong> de basis voor de responsbepaling. De schol<strong>en</strong> die wel in de steekproef zat<strong>en</strong>, maar niet<br />

zijn b<strong>en</strong>aderd omdat er voldo<strong>en</strong>de deelnemers war<strong>en</strong>, tell<strong>en</strong> dus niet mee bij de bepaling van<br />

de respons (betreft Niet gebruikt in tabel B1.1).<br />

Tabel B1.1 Respons van de schol<strong>en</strong><br />

Totaal<br />

Beweegonderzoek<br />

Beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

Primair<br />

onderwijs<br />

Voortgezet<br />

onderwijs<br />

n n n n n<br />

Totaal 643 592 51 398 245<br />

deelname (volledig) 187 174 13 126 61<br />

deelname (ge<strong>en</strong> schoolvrag<strong>en</strong>lijst) 6 6 0 2 4<br />

deelname (toegezegd, ge<strong>en</strong> respons) 41 41 0 25 16<br />

weigering (per e-mail) 22 19 3 19 3<br />

weigering (telefonisch) 245 231 14 195 50<br />

niet gebruikt (voldo<strong>en</strong>de schol<strong>en</strong>) 136 117 19 26 110<br />

brief onbestelbaar retour 4 3 1 4 0<br />

overig 2 1 1 1 1<br />

respons % (met deelname +<br />

weigering als basis)<br />

37% 37% 43% 34% 46%<br />

Evaluatie steekproev<strong>en</strong><br />

In de steekproefopzet is ervoor gekoz<strong>en</strong> om twee keer zoveel schol<strong>en</strong> uit het primair onderwijs<br />

als uit het voortgezet onderwijs te b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong>. Dit heeft gevolg<strong>en</strong> voor het totaliser<strong>en</strong> van de gegev<strong>en</strong>s:<br />

sam<strong>en</strong>voeg<strong>en</strong> is alle<strong>en</strong> mogelijk als rek<strong>en</strong>ing wordt gehoud<strong>en</strong> met de onderlinge verhouding<strong>en</strong>.<br />

Los van de verhouding<strong>en</strong> waarvan bij voorbaat bek<strong>en</strong>d is dat zij scheef ligg<strong>en</strong> (verhouding<br />

aantal schol<strong>en</strong> primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs), kunn<strong>en</strong> ook binn<strong>en</strong> de steekproev<strong>en</strong> van primair<br />

<strong>en</strong> voortgezet onderwijs bepaalde groep<strong>en</strong> over- dan wel onderverteg<strong>en</strong>woordigd zijn.<br />

Evaluatie steekproef scholier<strong>en</strong><br />

In het rapport is e<strong>en</strong> groot deel van de uitkomst<strong>en</strong> gebaseerd op antwoord<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong>. Daarom<br />

is met CBS-statistiek<strong>en</strong> bestudeerd in welke mate de scholier<strong>en</strong> e<strong>en</strong> afspiegeling vorm<strong>en</strong> van de<br />

populatiegegev<strong>en</strong>s. Het betreft gegev<strong>en</strong>s over het aantal scholier<strong>en</strong> in het schooljaar 2008/2009 per<br />

schoolklas. Zo is vastgesteld dat e<strong>en</strong> weging noodzakelijk is. Met deze weging is tegelijkertijd de<br />

(ingebakk<strong>en</strong>) scheve verhouding tuss<strong>en</strong> primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs rechtgezet.<br />

258 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Voor het voortgezet onderwijs is de gevolgde opleiding van de scholier<strong>en</strong> in de steekproef vergelek<strong>en</strong><br />

met de CBS-gegev<strong>en</strong>s (zie tabel B1.2). Daaruit blijkt dat zowel voor klas 1 als voor<br />

klas 3 de praktijkschol<strong>en</strong> <strong>en</strong> de havo oververteg<strong>en</strong>woordigd zijn. In de eerste klas zijn met<br />

name de combinatieklass<strong>en</strong> met havo onderverteg<strong>en</strong>woordigd. In de derde klas zijn de basisberoepsgerichte<br />

leerweg (vmbo-b) <strong>en</strong> de kaderberoepsgerichte leerweg (vmbo-k) duidelijk<br />

minder goed verteg<strong>en</strong>woordigd.<br />

Om de weging te vere<strong>en</strong>voudig<strong>en</strong> zijn bepaalde schooltyp<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gevoegd. Het leerwegondersteun<strong>en</strong>d<br />

onderwijs (lwoo) is zoveel mogelijk bij de opleiding zelf gevoegd. Ongeveer<br />

1% van de scholier<strong>en</strong> koos voor het antwoord lwoo. Deze groep is gevoegd bij de scholier<strong>en</strong> van<br />

vmbo-b <strong>en</strong> vmbo-k.<br />

Zoals eerder gemeld, hebb<strong>en</strong> de doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs de selectie van de<br />

klass<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de schoollocaties uitgevoerd. Hierdoor is het mogelijk dat de doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> bewust of<br />

onbewust klass<strong>en</strong> koz<strong>en</strong> waarvan zij verwachtt<strong>en</strong> dat deze goed aan het onderzoek zoud<strong>en</strong> meewerk<strong>en</strong>.<br />

Dit is mogelijk e<strong>en</strong> verklaring voor de onderverteg<strong>en</strong>woordiging van vmbo-klass<strong>en</strong>.<br />

Ook de scheefheid van de geografische spreiding van de schol<strong>en</strong> (mate van stedelijkheid) is<br />

onderzocht. Van deze spreiding zijn gegev<strong>en</strong>s van het CFI (2007) beschikbaar (ook gebruikt<br />

voor de steekproef). Dit bestand bevat het aantal scholier<strong>en</strong> (voor voortgezet onderwijs klas 1<br />

<strong>en</strong> 3, niet voor primair onderwijs), waardoor e<strong>en</strong> verdeling <strong>naar</strong> scholier<strong>en</strong> was te construer<strong>en</strong>.<br />

In het voortgezet onderwijs zijn de scholier<strong>en</strong> die op e<strong>en</strong> school zitt<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> zeer sterk stedelijke<br />

omgeving oververteg<strong>en</strong>woordigd. De weinig stedelijke scholier<strong>en</strong> zijn duidelijk oververteg<strong>en</strong>woordigd.<br />

In het basisonderwijs zijn de verschill<strong>en</strong> met de populatie kleiner. Oververteg<strong>en</strong>woordigd<br />

is het aandeel niet stedelijke scholier<strong>en</strong>, onderverteg<strong>en</strong>woordigd zijn de sterk<br />

stedelijke scholier<strong>en</strong>.<br />

Om voor de omvang van de populatie per klas, de verschill<strong>en</strong> <strong>naar</strong> stedelijkheid <strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong><br />

<strong>naar</strong> opleidingsrichting in het voortgezet onderwijs te corriger<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> weging uitgevoerd<br />

(randtotal<strong>en</strong>weging). Het resultaat is e<strong>en</strong> weging waarvan 0,5% van de scholier<strong>en</strong> e<strong>en</strong> weeggewicht<br />

van vijf of meer heeft. Deze groep werkt in de gewog<strong>en</strong> steekproef voor 2,3% door.<br />

Bijna 3% van de scholier<strong>en</strong> kreeg ge<strong>en</strong> weegfactor (ontbrek<strong>en</strong> postcodegegev<strong>en</strong>s of klas/groep,<br />

n = 198). Zij zijn uit de analyse gelat<strong>en</strong>.<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

259


Tabel B1.2 Evaluatie steekproef scholier<strong>en</strong><br />

Populatie (%) Ongewog<strong>en</strong> (%) Gemiddelde weegfactor<br />

Opleiding<br />

praktijkonderwijs (klas 1) 0,7 1,8 0,40<br />

lwoo, vmbo-b/k (klas 1) 4,4 2,7 1,65<br />

vmbo-g/t (klas 1) 5,0 3,2 1,57<br />

havo (klas 1) 0,6 1,8 0,33<br />

vwo (klas 1) 2,5 1,4 1,71<br />

combinaties met havo (klas 1) 11,7 6,7 1,76<br />

praktijkonderwijs (klas 3) 0,7 1,5 0,50<br />

lwoo, vmbo-b/k (klas 3) 7,2 2,2 3,27<br />

vmbo-g/t (klas 3) 6,6 3,5 1,87<br />

havo (klas 3) 5,1 4,5 1,14<br />

vwo (klas 3) 5,5 4,2 1,30<br />

combinaties met havo (klas 3) 0,8 0,6 1,33<br />

groep 7, primair onderwijs 24,9 31,3 0,80<br />

groep 8, primair onderwijs 23,9 34,5 0,69<br />

Stedelijkheid<br />

zeer sterk stedelijk, voortgezet onderwijs 11,0 3,8 2,91<br />

sterk stedelijk, voortgezet onderwijs 16,7 11,5 1,45<br />

matig stedelijk, voortgezet onderwijs 12,5 7,5 1,68<br />

weinig stedelijk, voortgezet onderwijs 6,8 9,7 0,70<br />

niet-stedelijk, voortgezet onderwijs 4,1 1,8 2,29<br />

zeer sterk stedelijk, primair onderwijs 7,0 9,3 0,75<br />

sterk stedelijk, primair onderwijs 10,6 9,4 1,12<br />

matig stedelijk, primair onderwijs 10,8 14,8 0,73<br />

weinig stedelijk, primair onderwijs 10,8 15,7 0,69<br />

niet-stedelijk, primair onderwijs 9,8 16,6 0,59<br />

Totaal 100,0 100,0 1,00<br />

260 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


In het onderzoek is gerapporteerd over 7.087 scholier<strong>en</strong>; 437 van h<strong>en</strong> nam<strong>en</strong> deel aan het<br />

beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek (6%). De verdeling is 4.661 scholier<strong>en</strong> uit het primair onderwijs<br />

(66%) <strong>en</strong> 2.426 scholier<strong>en</strong> uit het voortgezet onderwijs (34%).<br />

Tabel B1.3 beschrijft de ongewog<strong>en</strong> verdeling van de scholier<strong>en</strong>. In de paragraaf B1.4 Toelichting<br />

rapportage <strong>en</strong> toetsing uitkomst<strong>en</strong> word<strong>en</strong> de in de tabel gebruikte omschrijving<strong>en</strong> van de achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

uitgelegd.<br />

Tabel B1.3 Achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong> (ongewog<strong>en</strong> perc<strong>en</strong>tages, n = 7.087)<br />

Naar<br />

onderwijsniveau<br />

Beweegonderzoek<br />

Beweegint<strong>en</strong>siteit<br />

onderzoek<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 4.472)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 2.178)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 189)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 248)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100 100 100 100<br />

Onderwijsniveau<br />

basisonderwijs 66 100 100 100<br />

praktijkonderwijs/vmbo-b-k-g 9 26 26 25<br />

vmbo-t/havo/vwo 20 58 59 52<br />

vwo 6 17 16 23<br />

Leerjaar<br />

groep 7 31 48 47 53<br />

groep 8 34 52 53 47<br />

klas 1 18 51 50 60<br />

klas 3 17 49 50 40<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 49 49 49 49 49 48 47<br />

meisje 51 51 51 51 51 52 53<br />

Afkomst<br />

autochtoon 78 76 80 76 82 79 68<br />

westers allochtoon 6 6 6 6 6 10 8<br />

niet-westers allochtoon 16 18 14 18 12 11 24<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 12 13 9 14 7 4 25<br />

sterk stedelijk 15 14 16 14 15 28 27<br />

matig stedelijk 21 21 20 22 20 7 22<br />

weinig stedelijk 25 24 28 23 30 50 12<br />

niet-stedelijk 27 27 27 28 28 11 15<br />

Vervolg tabel op pagina 262<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

261


Naar<br />

onderwijsniveau<br />

Beweegonderzoek<br />

Beweegint<strong>en</strong>siteit<br />

onderzoek<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 4.472)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 2.178)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 189)<br />

%<br />

VO<br />

(n = 248)<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100 100 100 100<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 4 4 4 4 4 2 4<br />

één 44 45 43 45 43 41 46<br />

twee of meer 52 51 53 51 53 57 50<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 32 31 35 31 35 37 34<br />

tot één keer per maand 12 12 12 12 12 11 11<br />

één keer per week 23 23 23 23 23 27 23<br />

meer dan één keer per week 32 33 30 33 30 26 31<br />

<strong>Sport</strong>deelname moeder<br />

nooit 36 36 36 36 36 39 37<br />

tot één keer per maand 13 13 12 13 13 13 11<br />

één keer per week 25 24 25 24 24 23 28<br />

meer dan één keer per week 27 27 26 27 27 25 24<br />

Lidmaatschap clubsport<br />

nee 25 23 29 23 30 22 25<br />

ja 75 77 71 77 70 78 75<br />

BMI<br />

ondergewicht 3 3 3 3 3 2 3<br />

normaal gewicht 85 85 86 85 86 86 87<br />

overgewicht 12 12 11 12 11 11 10<br />

Evaluatie steekproef schoollocaties<br />

Van de deelnem<strong>en</strong>de schoollocaties zelf is ook de scheefheid bestudeerd t<strong>en</strong> opzichte van de<br />

werkelijke situatie van alle schol<strong>en</strong> in Nederland. Hoewel vergelek<strong>en</strong> met de statistiek<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

weging noodzakelijk lijkt, is uiteindelijk ge<strong>en</strong> correctie/weging doorgevoerd. De belangrijkste<br />

red<strong>en</strong> is dat het aantal deelnem<strong>en</strong>de schol<strong>en</strong> erg klein is; weging zou e<strong>en</strong> schijnzekerheid<br />

oplever<strong>en</strong>. Door de disproportionaliteit van de steekproef (meer schoollocaties primair onderwijs)<br />

is het niet mogelijk om resultat<strong>en</strong> van de schol<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> te voeg<strong>en</strong>. Primair <strong>en</strong> voortgezet<br />

onderwijs zijn dus consequ<strong>en</strong>t gescheid<strong>en</strong> in de tabell<strong>en</strong> opgevoerd.<br />

Het volg<strong>en</strong>de overzicht geeft de spreiding van de basisschol<strong>en</strong> in Nederland weer <strong>naar</strong> vakantieregio<br />

<strong>en</strong> <strong>naar</strong> mate van stedelijkheid van de locatie. Naar regio is de spreiding van de 126<br />

262 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


onderzochte schol<strong>en</strong> goed. De steekproef bevat wel iets te veel schol<strong>en</strong> in de niet-stedelijke<br />

gebied<strong>en</strong>. Deze ligg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> stad of dorp, maar kunn<strong>en</strong> ook gesitueerd zijn op e<strong>en</strong> dunbevolkt<br />

industrieterrein of in e<strong>en</strong> kantor<strong>en</strong>wijk.<br />

Tabel B1.4 Evaluatie steekproef schol<strong>en</strong> voor primair onderwijs<br />

Stedelijkheid postcode schoollocatie<br />

PO, populatie schol<strong>en</strong><br />

(n = 8.073)<br />

%<br />

PO, steekproef schol<strong>en</strong><br />

(n = 126)<br />

%<br />

zeer sterk stedelijk 13 11<br />

sterk stedelijk 19 16<br />

matig stedelijk 19 19<br />

weinig stedelijk 21 20<br />

niet-stedelijk 28 34<br />

Vakantieregio<br />

noord 26 26<br />

midd<strong>en</strong> 48 46<br />

zuid 27 28<br />

Om de steekproef te beoordel<strong>en</strong>, is voor het voortgezet onderwijs gekoz<strong>en</strong> voor de verdeling<br />

<strong>naar</strong> schooltyp<strong>en</strong>. De consequ<strong>en</strong>ties hiervan voor de steekproef staan weergegev<strong>en</strong> in<br />

tabel B1.5. Omdat scholier<strong>en</strong> van de eerste <strong>en</strong> de derde klas in het voortgezet onderwijs zijn<br />

ondervraagd, zijn alle<strong>en</strong> de eerste <strong>en</strong> de derde klass<strong>en</strong> van de schol<strong>en</strong> uit de populatie weergegev<strong>en</strong><br />

in de tabel. Dit is relevant omdat de schooltyp<strong>en</strong> per leerjaar verander<strong>en</strong> (in de derde<br />

klas zijn minder combinatieklass<strong>en</strong>).<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

263


Tabel B1.5 Evaluatie steekproef schol<strong>en</strong> voor voortgezet onderwijs (1e <strong>en</strong> 3e klass<strong>en</strong>)<br />

Inclusief lwoo<br />

Exclusief lwoo<br />

voortgezet onderwijs,<br />

steekproef<br />

klass<strong>en</strong><br />

(n = 122)<br />

%<br />

voortgezet onderwijs,<br />

populatie<br />

klass<strong>en</strong><br />

(n = 5.498)<br />

%<br />

voortgezet onderwijs,<br />

steekproef<br />

klass<strong>en</strong><br />

(n = 120)<br />

%<br />

voortgezet onderwijs,<br />

populatie<br />

klass<strong>en</strong><br />

(n = 4.496)<br />

%<br />

leerwegondersteun<strong>en</strong>d<br />

onderwijs<br />

2 18<br />

praktijkonderwijs 12 6 13 8<br />

vmbo-b-k-g 17 17 18 21<br />

vmbo-t 18 13 18 16<br />

havo 16 10 16 12<br />

vwo (ath<strong>en</strong>eum/lyceum) 8 10 8 12<br />

gymnasium 7 6 7 7<br />

avo (combinaties) 20 20 21 24<br />

Duidelijk is dat er <strong>naar</strong> verhouding meer klass<strong>en</strong> zijn in het leerwegondersteun<strong>en</strong>d onderwijs<br />

dan in het onderzoek zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> probleem bij het vaststell<strong>en</strong> van dit schooltype is dat<br />

de klass<strong>en</strong> hier soms erg klein zijn <strong>en</strong> dat de scholier<strong>en</strong> van dit type onderwijs ook vaak bij e<strong>en</strong><br />

regulier schooltype hor<strong>en</strong>, waardoor ze bijvoorbeeld eerder opgev<strong>en</strong> dat ze vmbo-t-leerling<br />

zijn. Verder blijkt dat er wat te veel havoklass<strong>en</strong> <strong>en</strong> praktijkschoolklass<strong>en</strong> zijn ondervraagd.<br />

Invloed van de weging op de belangrijkste uitkomst<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> belangrijke vraag bij e<strong>en</strong> weging van respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, is de invloed ervan op de c<strong>en</strong>trale<br />

resultat<strong>en</strong> van het onderzoek. De resultat<strong>en</strong> van tabel 5.11 zijn daartoe zowel gewog<strong>en</strong> (zoals<br />

in de tabel) als ongewog<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong>. Informatie over de diverse begripp<strong>en</strong> die in de tabel<br />

zijn gebruikt, zijn te vind<strong>en</strong> in de tekst rond de tabel in hoofdstuk 5 (of in het vervolg van deze<br />

bijlage). Over het algeme<strong>en</strong> zijn de effect<strong>en</strong> van de weging beperkt.<br />

Grotere effect<strong>en</strong> zijn wel zichtbaar bij de tabel op basis van de pCounts van de school (activiteit<strong>en</strong>).<br />

De waard<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> zowel voor het voortgezet onderwijs als het basisonderwijs duidelijk<br />

toe. Dat is te verklar<strong>en</strong> door de (fors) andere verhouding tuss<strong>en</strong> deze twee groep<strong>en</strong> scholier<strong>en</strong><br />

voor de weging: zonder weging is de verhouding <strong>naar</strong> schol<strong>en</strong>/leerling<strong>en</strong> 2:1, na de weging<br />

(globaal) 1:1. Daarmee kunn<strong>en</strong> beide pCount-waard<strong>en</strong> na weging to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> (het zijn ook ge<strong>en</strong><br />

absolute cijfers maar perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong>). De tr<strong>en</strong>ds binn<strong>en</strong> de schaal <strong>naar</strong> beleid <strong>en</strong> belang blijv<strong>en</strong><br />

zowel gewog<strong>en</strong> als ongewog<strong>en</strong> gelijk. De tr<strong>en</strong>ds zijn echter teg<strong>en</strong>gesteld bij het perc<strong>en</strong>tage<br />

counts van de school inclusief het vervoer er<strong>naar</strong>toe (<strong>en</strong> terug) voor het voortgezet onderwijs.<br />

264 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Ongewog<strong>en</strong> neemt de tr<strong>en</strong>d binn<strong>en</strong> de schaal af, gewog<strong>en</strong> neemt de tr<strong>en</strong>d toe. Het blijv<strong>en</strong> echter<br />

kleine verschill<strong>en</strong> (die ook niet significant zijn).<br />

Tabel B1.6 Activiteitsniveau van leerling<strong>en</strong> <strong>naar</strong> mate van beweegbeleid van de school<br />

(gewog<strong>en</strong> <strong>en</strong> ongewog<strong>en</strong> weergave van de resultat<strong>en</strong>)<br />

Totaal<br />

(n = 6.720)<br />

Ongewog<strong>en</strong><br />

Beleid/belang uitsprak<strong>en</strong> school,<br />

sport & beweg<strong>en</strong><br />

minder<br />

(n = 2.652)<br />

doorsnee<br />

(n = 2.023)<br />

meer<br />

(n = 2.032)<br />

Totaal<br />

(n = 6.720)<br />

Gewog<strong>en</strong><br />

Beleid/belang uitsprak<strong>en</strong> school,<br />

sport & beweg<strong>en</strong><br />

minder<br />

(n = 2.652)<br />

doorsnee<br />

(n = 2.023)<br />

meer<br />

(n = 2.032)<br />

pCounts<br />

Totaal 50 51 49 54 50 49 50 52<br />

PO 53 52 52 56 54 53 52 56<br />

VO 45 48 46 49 46 45 47 47<br />

pCounts school<br />

Totaal 50 49 47 59 50 47 47 58<br />

PO 59 58 53 67 63 61 56 70<br />

VO 33 33 35 36 38 36 39 41<br />

% counts school<br />

Totaal 39 38 38 40 38 38 38 39<br />

PO 40 40 39 42 40 40 39 42<br />

VO 36 35 38 36 36 36 36 36<br />

% counts school (incl. transport)<br />

Totaal 48 47 47 49 48 48 47 49<br />

PO 47 46 45 48 47 47 45 48<br />

VO 49 48 51 50 49 50 49 49<br />

Relatie van het weer met de belangrijkste uitkomst<strong>en</strong><br />

In de volg<strong>en</strong>de tabel zijn weergegev<strong>en</strong> de gemiddelde maximumtemperatuur, de gemiddelde<br />

hoeveelheid reg<strong>en</strong> <strong>en</strong> het gemiddelde aantal ur<strong>en</strong> zonneschijn per dag in de wek<strong>en</strong> dat het<br />

veldwerk voor het onderzoek heeft gelop<strong>en</strong>. In de tabel is ook opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> hoeveel schol<strong>en</strong> het<br />

veldwerk in e<strong>en</strong> bepaalde week hebb<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>. De meetweek is de week waarover de scholier<strong>en</strong><br />

oordel<strong>en</strong>. De scholier<strong>en</strong> vuld<strong>en</strong> de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> e<strong>en</strong> paar dag<strong>en</strong> na het einde van deze<br />

week in. De bron van de weergegev<strong>en</strong>s is het KNMI (www.knmi.nl/klimatologie/daggegev<strong>en</strong>s,<br />

opgezocht op 28 september 2009).<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

265


Tabel B1.7 Weersomstandighed<strong>en</strong> in meetwek<strong>en</strong>, gemiddelde waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> verdeling meetwek<strong>en</strong><br />

over de deelnem<strong>en</strong>de schol<strong>en</strong><br />

Meetweek 2009 Aantal ur<strong>en</strong> zon Aantal mm reg<strong>en</strong> Maximum<br />

temperatuur<br />

Meetweek schol<strong>en</strong><br />

gemiddeld per dag gemiddeld per dag gemiddeld per dag aantal<br />

Totaal 4,0 1,1 10,4 187<br />

8 1,1 1,7 6,8 5<br />

9 1,3 1,0 8,2 49<br />

10 2,6 1,1 8,4 40<br />

11 2,6 1,4 10,2 23<br />

12 8,0 ,0 11,3 25<br />

13 3,5 4,3 9,4 11<br />

14 8,9 ,0 15,7 22<br />

15 4,6 1,2 18,0 3<br />

16 8,7 ,4 19,2 1<br />

17 9,8 ,4 18,1 3<br />

18 6,7 ,9 17,2 2<br />

19 5,8 2,0 16,6 3<br />

Er is gekek<strong>en</strong> hoe de beweegint<strong>en</strong>siteit van de scholier<strong>en</strong> (op basis van de ti<strong>en</strong> onderzochte<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong>) door het weer is beïnvloed. De weergave is in pCounts, dit zijn perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong><br />

van de beweegint<strong>en</strong>siteit waarbij de helft per definitie op 50% waarde zit. De pCounts word<strong>en</strong><br />

in detail beschrev<strong>en</strong> in paragraaf B1.3 (bepaling counts) <strong>en</strong> paragraaf B1.4 (bepaling perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong>).<br />

Het weer is ingedeeld in meer/minder of hoger/lager, gebaseerd op de onderzochte periode<br />

(indeling op basis van gemiddelde weekgegev<strong>en</strong>s). Bij zonneschijn ligt de gr<strong>en</strong>swaarde op<br />

3 uur, bij reg<strong>en</strong> op 1 millimeter <strong>en</strong> bij de temperatuur op 15 grad<strong>en</strong> Celsius.<br />

266 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel B1.8 Weersk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>naar</strong> lagere/hogere waarde in de onderzoeksperiode, weergave<br />

in beweegint<strong>en</strong>siteit, pCounts (7.087 scholier<strong>en</strong>)<br />

Hoeveelheid zon<br />

Totaal<br />

pCounts<br />

PO<br />

pCounts<br />

VO<br />

pCounts<br />

minder 48 52 44<br />

meer 53 57 50<br />

Hoeveelheid reg<strong>en</strong><br />

minder 55 57 52<br />

meer 48 52 43<br />

Maximum temperatuur<br />

lager 49 53 45<br />

hoger 53 56 51<br />

In wek<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hogere temperatuur beweg<strong>en</strong> de scholier<strong>en</strong> meer dan in wek<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

lagere temperatuur. Hetzelfde geldt voor het aantal ur<strong>en</strong> zon, het omgekeerde voor de hoeveelheid<br />

reg<strong>en</strong>. Reg<strong>en</strong> lijkt de sterkste relatie te hebb<strong>en</strong> met de beweegint<strong>en</strong>siteit van de<br />

scholier<strong>en</strong>.<br />

Als de beweegint<strong>en</strong>siteit wordt opgesplitst <strong>naar</strong> de onderligg<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong>, blijkt dat de<br />

deelname aan clubsport nauwelijks wordt beïnvloed door het weer. Het buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong><br />

wordt het sterkst door het weer beïnvloed: bij reg<strong>en</strong> is de terugval nog relatief bescheid<strong>en</strong>,<br />

lagere temperatur<strong>en</strong> zijn bepal<strong>en</strong>d voor de helft van de terugloop. Bij reg<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> vooral de<br />

buit<strong>en</strong>less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding (die dan blijkbaar word<strong>en</strong> afgelast) <strong>en</strong> het fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/<br />

van school te lijd<strong>en</strong>. De schoolsport heeft met name last van lagere temperatur<strong>en</strong>; waarschijnlijk<br />

komt dat doordat veel schoolsport buit<strong>en</strong> plaatsvindt <strong>en</strong> bij lagere temperatur<strong>en</strong> pas later<br />

in het seizo<strong>en</strong> begint. Het lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school neemt toe bij kouder, minder zonnig <strong>en</strong><br />

natter weer. Mogelijk kiest e<strong>en</strong> groter deel van de leerling<strong>en</strong> er dan voor om met het op<strong>en</strong>baar<br />

vervoer te reiz<strong>en</strong>, inclusief meer lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van e<strong>en</strong> halte. Verder is lop<strong>en</strong> bij reg<strong>en</strong> mogelijk<br />

makkelijker voor leerling<strong>en</strong> die dicht bij school won<strong>en</strong>.<br />

B1.3 De rapportage van de gegev<strong>en</strong>s<br />

Het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> bestaat uit twee deelonderzoek<strong>en</strong>. Het beweegonderzoek<br />

is uitgevoerd door e<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>lijst voor te legg<strong>en</strong> aan de leerling<strong>en</strong> van diverse leerjar<strong>en</strong> in<br />

het primair <strong>en</strong> het voortgezet onderwijs. Het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek is e<strong>en</strong> uitgebreide<br />

versie van het beweegonderzoek: de leerling<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> week e<strong>en</strong> versnellingsmeter<br />

gedrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> gewicht zijn door de onderzoekers gemet<strong>en</strong>; verder<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

267


is de leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst uitgebreid met vrag<strong>en</strong> over de startmom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de beschrev<strong>en</strong><br />

specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. In beide onderzoek<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> verteg<strong>en</strong>woordigers van de deelnem<strong>en</strong>de<br />

schol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> schoolvrag<strong>en</strong>lijst ingevuld.<br />

Het c<strong>en</strong>trale doel van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek was het bepal<strong>en</strong> van de int<strong>en</strong>siteit<br />

van de ti<strong>en</strong> door de onderzoekers omschrev<strong>en</strong> specifieke bewegingsactiviteit<strong>en</strong> (<strong>naar</strong> school<br />

fiets<strong>en</strong>, lichamelijke opvoeding, buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> etc.). De bevinding<strong>en</strong> zijn gebruikt voor de rapportage<br />

van het beweegonderzoek <strong>en</strong> het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek. De data van beide<br />

onderzoek<strong>en</strong> zijn vervolg<strong>en</strong>s sam<strong>en</strong>gevoegd <strong>en</strong> als e<strong>en</strong> geheel gerapporteerd.<br />

In deze paragraaf wordt e<strong>en</strong> toelichting gegev<strong>en</strong> op de bepaling van:<br />

• de gemiddelde int<strong>en</strong>siteit van de activiteit<strong>en</strong> via het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek;<br />

• de duur van de activiteit<strong>en</strong>;<br />

• het totaal aantal counts (het totale activiteitsniveau);<br />

• de beweeggerichtheid van e<strong>en</strong> school;<br />

Tot slot volgt e<strong>en</strong> toelichting op de specifieke bewerking<strong>en</strong> van de uitkomst<strong>en</strong> van de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong>.<br />

Bepaling gemiddelde int<strong>en</strong>siteit activiteit<strong>en</strong> via beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

6% van de scholier<strong>en</strong> waarover <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> rapporteert, droeg gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong><br />

week e<strong>en</strong> ActiGraph-versnellingsmeter. Deze registreerd<strong>en</strong> bij deze 437 scholier<strong>en</strong> de hele week<br />

elke 15 second<strong>en</strong> de zog<strong>en</strong>aamde counts, e<strong>en</strong> maat voor verticale versnelling<strong>en</strong>. In de gemet<strong>en</strong><br />

week werd<strong>en</strong> van iedere scholier 40.320 waarneming<strong>en</strong> van 15 second<strong>en</strong> vastgelegd. Met de gegev<strong>en</strong>s<br />

is per scholier e<strong>en</strong> overzicht te mak<strong>en</strong> van de verdeling van de counts over de week.<br />

Vaststell<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

De scholier<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in de vrag<strong>en</strong>lijst per beweegactiviteit het startmom<strong>en</strong>t g<strong>en</strong>oteerd (alle<strong>en</strong><br />

in het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek) <strong>en</strong> de duur (in beide onderzoek<strong>en</strong>). De uitdaging voor de<br />

onderzoeker was om e<strong>en</strong> reeks van counts waarvan bek<strong>en</strong>d was op welk mom<strong>en</strong>t deze plaatsvond<strong>en</strong><br />

(ze zijn elke 15 second<strong>en</strong> vastgelegd) te verbind<strong>en</strong> met de mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> waarop de scholier<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> aangegev<strong>en</strong> dat ze e<strong>en</strong> activiteit hebb<strong>en</strong> gedaan (via de vrag<strong>en</strong>lijst). Mogelijk<br />

kan in de toekomst op basis van bepaalde patron<strong>en</strong> van counts word<strong>en</strong> afgeleid welke activiteit<strong>en</strong><br />

de scholier<strong>en</strong> uitvoerd<strong>en</strong>.<br />

Om zeker te zijn dat de bedoelde activiteit echt is beschrev<strong>en</strong>, is afhankelijk van het type<br />

activiteit e<strong>en</strong> marge voor de start- <strong>en</strong> eindtijd ingebouwd. Wanneer e<strong>en</strong> scholier bijvoorbeeld<br />

aangaf om 10:00 uur te zijn gaan fiets<strong>en</strong>; werd<strong>en</strong> de counts vanaf 10:15 pas meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Ook<br />

t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de duur van e<strong>en</strong> activiteit is bepaalde marge in acht g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Enerzijds door<br />

uit te gaan van de laagste gr<strong>en</strong>swaarde van e<strong>en</strong> antwoord (werd ‘0,5 uur tot 1 uur’ aangekruist,<br />

dan is 30 minut<strong>en</strong> als duur gekoz<strong>en</strong>), anderzijds door van deze waarde afhankelijk van de<br />

activiteit weer wat minut<strong>en</strong> af te snoep<strong>en</strong>. De activiteit zwemm<strong>en</strong> is niet gemet<strong>en</strong>; de versnel-<br />

268 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


lingsmeter kan namelijk niet in het water word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> activiteit als fiets<strong>en</strong> is matig te<br />

met<strong>en</strong> door het type beweging: de meter registreert alle<strong>en</strong> de verticale versnelling<strong>en</strong>, maar de<br />

plaats waar de meter zich bevindt (middel) beweegt nauwelijks tijd<strong>en</strong>s het fiets<strong>en</strong>.<br />

W<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan de versnellingsmeter<br />

De scholier<strong>en</strong> kreg<strong>en</strong> de beweegmeter op maandagocht<strong>en</strong>d uitgereikt. Omdat zij aan de meter<br />

moest<strong>en</strong> w<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, zijn de eerste anderhalve dag van de meetweek niet meegeteld (maandagmiddag<br />

<strong>en</strong> dinsdag). Hoewel de meter ge<strong>en</strong> andere informatie aan de dragers geeft dan e<strong>en</strong><br />

brand<strong>en</strong>d lampje, bestaat namelijk de kans dat zij er in de beginperiode mee gaan experim<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>.<br />

Voorbereid<strong>en</strong> verwerking counts<br />

De volg<strong>en</strong>de keuz<strong>en</strong> zijn gemaakt bij de voorbereiding van de verwerking van de informatie<br />

van de counts:<br />

• sommige schol<strong>en</strong> zijn niet op e<strong>en</strong> maandag gestart vanwege tweede paasdag <strong>en</strong> de overgang<br />

<strong>naar</strong> de zomertijd. De geregistreerde tijd<strong>en</strong> van de meters zijn op de standaardmom<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

afgestemd. In de overgang <strong>naar</strong> de zomertijd kreg<strong>en</strong> de schol<strong>en</strong> die hier mee<br />

van do<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> leeg extra uur in de zondagnacht;<br />

• de individuele meteruitkomst<strong>en</strong> zijn omgevormd tot e<strong>en</strong> analysebestand met de gegev<strong>en</strong>s<br />

van alle scholier<strong>en</strong>. Van zes scholier<strong>en</strong> was niet direct duidelijk welke meteruitkomst<strong>en</strong><br />

bij h<strong>en</strong> hoord<strong>en</strong>;<br />

• de waarneming<strong>en</strong> van 15 second<strong>en</strong> zijn sam<strong>en</strong>gevoegd tot tijdreeks<strong>en</strong> van 5 minut<strong>en</strong>. Voor<br />

e<strong>en</strong> volledige week van 7 dag<strong>en</strong> zijn dit 2.016 period<strong>en</strong> van 5 minut<strong>en</strong>;<br />

• de door de onderzoekers gemet<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s van de scholier<strong>en</strong> (leeftijd, sekse, l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong><br />

gewicht) zijn gekoppeld aan de meteruitkomst<strong>en</strong> per 5 minut<strong>en</strong>. Hetzelfde gold voor de<br />

vrag<strong>en</strong>lijstgegev<strong>en</strong>s van de scholier<strong>en</strong> (voor de starttijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> de duur van de activiteit<strong>en</strong><br />

relevant).<br />

Niet drag<strong>en</strong> versnellingsmeters <strong>en</strong> extreme counts<br />

Met de ActiGraph-versnellingsmeter is veel ervaring opgedaan. Derhalve is uit literatuur<br />

bek<strong>en</strong>d welke waard<strong>en</strong> als extreem zijn te beschouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> wanneer de meter waarschijnlijk<br />

niet gedrag<strong>en</strong> is.<br />

Als e<strong>en</strong> scholier de meter niet omheeft, registreert de meter ge<strong>en</strong> counts. Als in e<strong>en</strong> aane<strong>en</strong>geslot<strong>en</strong><br />

periode van 15 minut<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> counts zijn waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, geldt deze voor de gehele<br />

periode als ontbrek<strong>en</strong>d <strong>en</strong> doet daarmee niet mee in de analyse. Per scholier zijn er gemiddeld<br />

59 period<strong>en</strong> van 5 minut<strong>en</strong> als zodanig bestempeld. Zoud<strong>en</strong> in plaats van 15 minut<strong>en</strong> zonder<br />

counts 10 minut<strong>en</strong> als uitgangspunt zijn g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, dan zoud<strong>en</strong> 36 period<strong>en</strong> van 5 minut<strong>en</strong> als<br />

ontbrek<strong>en</strong>d zijn bestempeld. Van de 2.016 period<strong>en</strong> van 5 minut<strong>en</strong> valt e<strong>en</strong> deel af omdat de<br />

eerste twee dag<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de registratie vall<strong>en</strong> (gew<strong>en</strong>ning). Van de overgeblev<strong>en</strong> 1.766 perio-<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

269


d<strong>en</strong> van 5 minut<strong>en</strong> vall<strong>en</strong> er nog e<strong>en</strong>s gemiddeld 900 uit vanwege slap<strong>en</strong>, het op overige tijd<strong>en</strong><br />

niet drag<strong>en</strong> of door e<strong>en</strong> defecte meter. De scholier<strong>en</strong> is gevraagd de meter alle<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s het<br />

slap<strong>en</strong>, douch<strong>en</strong> <strong>en</strong> zwemm<strong>en</strong> niet te drag<strong>en</strong>. Omdat de meter door de scholier<strong>en</strong> niet is uit te<br />

zett<strong>en</strong>, loopt deze tijd<strong>en</strong>s de niet-gedrag<strong>en</strong> period<strong>en</strong> uiteraard wel door (<strong>en</strong> registreert dan in<br />

principe ge<strong>en</strong> counts).<br />

De eig<strong>en</strong>aar van de voor dit onderzoek gebruikte versnellingsmeters, TNO, verwijdert de gegev<strong>en</strong>s<br />

van meters als deze minder dan 100 minut<strong>en</strong> per dag aanstaan. Dit was in dit onderzoek<br />

bij drie meters het geval. Omdat dit onderzoek niet is geïnteresseerd in het totaal aantal counts,<br />

maar in de counts van bepaalde period<strong>en</strong> van de scholier, is hier niet voor verwijdering van de<br />

gegev<strong>en</strong>s gekoz<strong>en</strong>. Het gaat namelijk louter om het bepal<strong>en</strong> van gemiddeld<strong>en</strong> van de activiteit<strong>en</strong><br />

waarover in de vrag<strong>en</strong>lijst vrag<strong>en</strong> zijn gesteld. E<strong>en</strong> groot deel van de registratie van de<br />

counts b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong> wij voor dit onderzoek dan ook niet. De activiteit<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> slechts e<strong>en</strong> deel uit<br />

van de totale tijd <strong>en</strong> counts in e<strong>en</strong> week.<br />

Andere regels voor het uit de analyse hal<strong>en</strong> van extreme counts zijn niet toegepast. Per minuut<br />

hanter<strong>en</strong> de auteurs van de AccelerometerDataReduction Workshop (Crouter & Kerr, 2008)<br />

maximale counts van 16.000 of 20.000. De auteurs acht<strong>en</strong> hogere waard<strong>en</strong> onmogelijk voor<br />

kinder<strong>en</strong>. Zij vervang<strong>en</strong> de waard<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> deze maxima door de waard<strong>en</strong> van de buurtijd<strong>en</strong>.<br />

Van alle counts bov<strong>en</strong> de 0 bestaat in ons onderzoek 99,9% uit waard<strong>en</strong> onder de 16.000 per<br />

minuut. 4 Vanwege de kleine aantall<strong>en</strong> extreme waard<strong>en</strong> zijn ge<strong>en</strong> waard<strong>en</strong> verwijderd of<br />

aangepast. Ook per 5 minut<strong>en</strong> (de gekoz<strong>en</strong> onderzoekse<strong>en</strong>heid), is het aantal extrem<strong>en</strong><br />

beperkt. Van de waarneming<strong>en</strong> overschrijdt 0,007% de 20.000 gr<strong>en</strong>s (100.000 voor 5 minut<strong>en</strong>)<br />

<strong>en</strong> 0,02% de 16.000 gr<strong>en</strong>s (80.000 voor 5 minut<strong>en</strong>). Twee vijfde van de waard<strong>en</strong> ligt onder de<br />

500 (minimumgr<strong>en</strong>s 5 x 100). Verderop in deze bijlage beschrijv<strong>en</strong> wij hoe wij met extreme<br />

waard<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> activiteit zijn omgegaan (zie verderop Behandeling extreme waard<strong>en</strong> bij bepaling<br />

van de counts).<br />

De volg<strong>en</strong>de grafiek<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> de gemiddelde aantall<strong>en</strong> counts per periode van 5 minut<strong>en</strong> weer<br />

voor de scholier<strong>en</strong>. De eerste grafiek geeft de gemiddelde verdeling over de dag<strong>en</strong> wo<strong>en</strong>sdag,<br />

donderdag <strong>en</strong> vrijdag weer, de daarop volg<strong>en</strong>de de verdeling over zaterdag <strong>en</strong> zondag. Door<br />

het ontbrek<strong>en</strong> van maandag <strong>en</strong> dinsdag heeft met name de vrije wo<strong>en</strong>sdagmiddag e<strong>en</strong> relatief<br />

grote invloed op de weergegev<strong>en</strong> counts.<br />

270 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Figuur B1.3 Verloop counts op wo<strong>en</strong>sdag, donderdag <strong>en</strong> vrijdag (n = 437, scholier<strong>en</strong> Beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek,<br />

counts per 5 minut<strong>en</strong>)<br />

4.000<br />

3.000<br />

2.000<br />

1.000<br />

0<br />

06:00 uur 08:00 uur 10:00 uur 12:00 uur 14:00 uur 16:00 uur 18:00 uur 20:00 uur<br />

De grafiek toont nadrukkelijk e<strong>en</strong> piek op het mom<strong>en</strong>t dat de scholier<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school gaan (rond<br />

8:00). E<strong>en</strong> minder nadrukkelijke piek is zichtbaar tijd<strong>en</strong>s de ocht<strong>en</strong>dpauze (deze is niet heel<br />

sterk op één mom<strong>en</strong>t geconc<strong>en</strong>treerd). Ook tijd<strong>en</strong>s de middagpauze is er sprake van e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame<br />

in de hoeveelheid counts/beweging. Na 15:00 uur blijft het niveau e<strong>en</strong> paar uur hoog.<br />

Dit komt voornamelijk door ‘clubsport’ <strong>en</strong> het ‘buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>’. Door de<br />

week vindt de meeste beweging dus direct na schooltijd plaats. Na 19:00 uur ebt de hoeveelheid<br />

beweging geleidelijk weg.<br />

Figuur B1.4 Verloop counts op zaterdag <strong>en</strong> zondag (n = 437, deelnemers Beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek,<br />

counts per 5 minut<strong>en</strong>)<br />

4.000<br />

3.000<br />

2.000<br />

1.000<br />

0<br />

06:00 uur 08:00 uur 10:00 uur 12:00 uur 14:00 uur 16:00 uur 18:00 uur 20:00 uur<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

271


In het week<strong>en</strong>d is er ge<strong>en</strong> sprake van e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidige piek. De counts/beweging komt langzaam<br />

op gang tot ongeveer 10:00 uur. Vanaf dat mom<strong>en</strong>t tot ca. 17:00 uur blijft het niveau rond de<br />

3.000 counts hang<strong>en</strong>. Daarna dov<strong>en</strong> de beweging<strong>en</strong> langzaam uit.<br />

Afstemm<strong>en</strong> period<strong>en</strong> vijf minut<strong>en</strong> met counts op de activiteit<strong>en</strong><br />

Voor de beweegactiviteit<strong>en</strong> zijn verschill<strong>en</strong>de regels gehanteerd om de counts op de corresponder<strong>en</strong>de<br />

tijd<strong>en</strong> af te stemm<strong>en</strong>. De scholier<strong>en</strong> gav<strong>en</strong> in de vrag<strong>en</strong>lijst de starttijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> de duur<br />

van de activiteit<strong>en</strong> op (in verschill<strong>en</strong>de tijdse<strong>en</strong>hed<strong>en</strong>, minimaal 10 minut<strong>en</strong>, soms 2 uur of<br />

meer). De eindtijd is bepaald door de duur bij de starttijd op te tell<strong>en</strong>. Los van de regels voor<br />

specifieke activiteit<strong>en</strong> zijn de volg<strong>en</strong>de algem<strong>en</strong>e regels toegepast:<br />

• de starttijd<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>naar</strong> bov<strong>en</strong> afgerond (op 5 hele minut<strong>en</strong>). Dus 10:17 uur wordt 10:20<br />

uur;<br />

• als het aantal minut<strong>en</strong> in de opgegev<strong>en</strong> starttijd hoger is dan 60 (bijv. 10:75 uur) dan geldt<br />

deze tijd als ontbrek<strong>en</strong>d aangezi<strong>en</strong> 1 uur maar 60 minut<strong>en</strong> heeft;<br />

• omdat de bandbreedte van de antwoord<strong>en</strong> op de vraag <strong>naar</strong> de duur van e<strong>en</strong> activiteit<br />

soms 1 uur was <strong>en</strong> soms 10 minut<strong>en</strong>, wordt gekoz<strong>en</strong> voor de minimale waarde. Het gekoz<strong>en</strong><br />

antwoord ‘30 tot 40 minut<strong>en</strong>’ leidt dan tot 30 minut<strong>en</strong> (ofwel 6 e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> van 5 minut<strong>en</strong>).<br />

Deze procedure kapt dus de eindtijd af;<br />

• de eerste 5 minut<strong>en</strong> na de opgegev<strong>en</strong> starttijd<strong>en</strong> word<strong>en</strong> altijd weggelat<strong>en</strong>, niet alle<strong>en</strong> bij<br />

activiteit<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> korte duur maar ook bij de langer dur<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong>. Als de starttijd<br />

redelijk zeker is, zoals de starttijd van de school, dan word<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> de eerste 5 minut<strong>en</strong><br />

weglat<strong>en</strong>. Bij activiteit<strong>en</strong> waarvan de starttijd onzeker is, zoals buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> in<br />

elk geval de eerste 15 minut<strong>en</strong> van de opgave weggelat<strong>en</strong>. Dit om zeker te zijn dat zoveel<br />

mogelijk de counts van de activiteit zelf word<strong>en</strong> geregistreerd. Deze procedure kapt de<br />

begintijd af;<br />

• per activiteit wordt bepaald hoeveel counts zij per dag krijg<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d (in e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> van<br />

5 minut<strong>en</strong>). A priori word<strong>en</strong> eerst de waard<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> activiteit op nul gezet. Vervolg<strong>en</strong>s<br />

wordt voor elke e<strong>en</strong>heid van 5 minut<strong>en</strong> <strong>en</strong> per activiteit bekek<strong>en</strong> of de activiteit na de<br />

starttijd <strong>en</strong> voor de eindtijd plaatsvindt. Als dit voor e<strong>en</strong> activiteit blijkt op te gaan, dan<br />

krijgt deze activiteit de bijbehor<strong>en</strong>de counts voor deze dag. Daarnaast wordt de duur van<br />

de activiteit vastgelegd (in e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> van vijf minut<strong>en</strong>);<br />

• alle<strong>en</strong> de niet ontbrek<strong>en</strong>de waard<strong>en</strong> (counts <strong>en</strong> duur) tell<strong>en</strong> in de hiervoor beschrev<strong>en</strong> procedure<br />

mee;<br />

• voor de beweegactiviteit<strong>en</strong> op of via school zijn de wo<strong>en</strong>sdag, donderdag <strong>en</strong> vrijdag meegeteld.<br />

Voor buit<strong>en</strong>schoolse activiteit<strong>en</strong> ook nog de zaterdag <strong>en</strong> de zondag;<br />

• er wordt niet gecontroleerd of scholier<strong>en</strong> overlapp<strong>en</strong>de tijd<strong>en</strong> voor verschill<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong><br />

opgev<strong>en</strong>.<br />

272 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Specifieke regels per activiteit<br />

Voor alle in de vrag<strong>en</strong>lijst g<strong>en</strong>oemde activiteit<strong>en</strong> is steeds bekek<strong>en</strong> welke aanpassing<strong>en</strong> er<br />

nodig zijn voor de duur <strong>en</strong> de starttijd<strong>en</strong>.<br />

Afstemm<strong>en</strong> activiteit: lop<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of fiets<strong>en</strong> van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school<br />

In de vraagstelling staat dat scholier<strong>en</strong> ook tuss<strong>en</strong>tijds bezoek aan huis in de (lunch)pauze<br />

mee moet<strong>en</strong> tell<strong>en</strong> in de duur van de wandel- of fietstocht. Vanwege deze omschrijving zijn de<br />

marges voor tijd<strong>en</strong> van deze activiteit groter, om zeker te zijn dat daadwerkelijk lop<strong>en</strong> of fiets<strong>en</strong><br />

wordt met<strong>en</strong>. Dit zal met name geld<strong>en</strong> voor scholier<strong>en</strong> die dicht bij school won<strong>en</strong>. Verdere<br />

handeling<strong>en</strong> zijn:<br />

• vastgelegd zijn de starttijd<strong>en</strong> van het <strong>naar</strong> school gaan <strong>en</strong> van school vertrekk<strong>en</strong>;<br />

• als de scholier<strong>en</strong> zowel fiets<strong>en</strong> als lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school, dan zijn zij niet meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de<br />

bepaling van de gemiddelde int<strong>en</strong>siteit van de activiteit. Het is dan immers onduidelijk op<br />

welk mom<strong>en</strong>t zij lop<strong>en</strong> of fiets<strong>en</strong>;<br />

• er heeft ge<strong>en</strong> controle plaatsgevond<strong>en</strong> of iedere<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> klas ongeveer op dezelfde tijd<br />

met de les begon. Met name in het voortgezet onderwijs kunn<strong>en</strong> de starttijd<strong>en</strong> per scholier<br />

variër<strong>en</strong>, scholier<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ook te laat zijn of <strong>naar</strong> de dokter zijn geweest;<br />

• als aankomsttijd<strong>en</strong> op school na 14:00 uur vall<strong>en</strong> <strong>en</strong> vertrektijd<strong>en</strong> voor 10:00 uur, zijn deze<br />

als ontbrek<strong>en</strong>d bestempeld;<br />

• als scholier<strong>en</strong> twee of meer dag<strong>en</strong> met het op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>naar</strong>/van school gaan, geld<strong>en</strong><br />

de opgav<strong>en</strong> van de starttijd<strong>en</strong> van aankomst <strong>en</strong> vertrek <strong>naar</strong>/van school ook als ontbrek<strong>en</strong>d.<br />

(Bij één dag is er nog de kans dat het op maandag of dinsdag plaatshad, deze nem<strong>en</strong><br />

wij niet mee in de bepaling.);<br />

• lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school komt weinig voor. Als scholier<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>, dan is dat vaak niet langer<br />

dan e<strong>en</strong> kwartier. E<strong>en</strong> groot deel van deze kortdur<strong>en</strong>de loopjes wordt ‘weggepoetst’ door<br />

de ruime marges van de starttijd<strong>en</strong>. De betrouwbaarheid van het gemiddelde van lop<strong>en</strong> is<br />

daardoor beperkt, maar omdat weinig scholier<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> zij dit kort do<strong>en</strong>, maakt dit e<strong>en</strong><br />

verwaarloosbaar deel uit van het totale beweeggedrag.<br />

Afstemm<strong>en</strong> activiteit: lichamelijke opvoeding<br />

De ondervraagde scholier<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bepaalde klas in het voortgezet onderwijs volg<strong>en</strong> sam<strong>en</strong><br />

de les lichamelijke opvoeding. Specifieke maatregel<strong>en</strong> voor deze activiteit zijn:<br />

• relatief veel scholier<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> de vrag<strong>en</strong> over de duur <strong>en</strong> de starttijd<strong>en</strong> van de gymnastiekless<strong>en</strong><br />

niet ingevuld (circa e<strong>en</strong> vijfde);<br />

• gecontroleerd is dat iedere<strong>en</strong> dezelfde tijd opgeeft voor het begin van de les;<br />

• klass<strong>en</strong> waar minder dan 4 scholier<strong>en</strong> e<strong>en</strong> les hadd<strong>en</strong>, zijn weggelat<strong>en</strong>;<br />

• van de eindtijd is 5 minut<strong>en</strong> extra afgehaald (Voorbeeld ‘1 tot 1,5 uur’: de gr<strong>en</strong>swaarde is<br />

1 uur, minus 5 minut<strong>en</strong> geeft 55 minut<strong>en</strong>).<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

273


Afstemm<strong>en</strong> activiteit: pauzegedrag<br />

Alle pauzes zijn bij elkaar opgeteld (de ocht<strong>en</strong>d-, lunch- <strong>en</strong> middagpauze; de laatste komt niet<br />

vaak voor). Specifieke maatregel<strong>en</strong> voor deze activiteit zijn:<br />

• de starttijd<strong>en</strong> zijn niet door de scholier<strong>en</strong> maar door de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger opgegev<strong>en</strong><br />

of soms via de websites van de schol<strong>en</strong> achterhaald. De starttijd<strong>en</strong> zijn na de afronding<br />

van het veldwerk achterhaald;<br />

• als de scholier<strong>en</strong> niet op school war<strong>en</strong>, teld<strong>en</strong> de pauzes niet mee. Bij de starttijd<strong>en</strong> is niets<br />

extra’s opgeteld (standaard vall<strong>en</strong> de eerste 5 minut<strong>en</strong> uit), van de eindtijd<strong>en</strong> is helemaal<br />

niets afgehaald;<br />

• opsplitsing pauzegedrag <strong>naar</strong> opgave van de scholier: binn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>, buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

soms buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>. Voor de pauze zijn daarmee drie gemiddelde counts bepaald.<br />

Afstemm<strong>en</strong> activiteit: schoolsport<br />

Deze activiteit komt weinig voor. Het is dan ook lastig om e<strong>en</strong> betrouwbare gemiddelde count<br />

voor de int<strong>en</strong>siteit vast te stell<strong>en</strong>. Specifieke maatregel<strong>en</strong> voor deze activiteit zijn:<br />

• bij de starttijd<strong>en</strong> is 5 minut<strong>en</strong> extra opgeteld (10 minut<strong>en</strong> in totaal dus);<br />

• van de eindtijd is 5 minut<strong>en</strong> extra afgehaald (1 tot 1,5 uur schoolsport werd 55 minut<strong>en</strong>);<br />

• op donderdag <strong>en</strong> vrijdag gold de registratie van schoolsport voor 15:00 uur als ongeldig, op<br />

wo<strong>en</strong>sdag lag die gr<strong>en</strong>s bij 12:00 uur. Als de leerling<strong>en</strong> op de beschrev<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong> op school<br />

zitt<strong>en</strong>, is het niet de schoolsport die wij in het onderzoek bedoel<strong>en</strong>.<br />

Afstemm<strong>en</strong> activiteit: clubsport<br />

Deze activiteit komt juist veel voor, zij het meestal slechts één keer per week. Specifieke maatregel<strong>en</strong><br />

voor deze activiteit zijn:<br />

• bij de starttijd<strong>en</strong> is ti<strong>en</strong> minut<strong>en</strong> extra opgeteld (15 minut<strong>en</strong> in totaal dus);<br />

• van de eindtijd is 5 minut<strong>en</strong> extra afgehaald (1 tot 1,5 uur clubsport werd 55 minut<strong>en</strong>);<br />

• op donderdag <strong>en</strong> vrijdag gold de registratie van clubsport voor 15:00 uur als ongeldig, op<br />

wo<strong>en</strong>sdag lag die gr<strong>en</strong>s bij 12:00 uur.<br />

274 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Afstemm<strong>en</strong> activiteit: buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong><br />

Deze activiteit komt veel voor. Niet vastgesteld is of de scholier<strong>en</strong> meerdere korte period<strong>en</strong><br />

op e<strong>en</strong> dag buit<strong>en</strong> speeld<strong>en</strong>. Het buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> in de pauzes op school telt niet mee. Specifieke<br />

maatregel<strong>en</strong> voor deze activiteit zijn:<br />

• bij de starttijd<strong>en</strong> is 15 minut<strong>en</strong> extra opgeteld (20 minut<strong>en</strong> in totaal dus). Vooral het kortdur<strong>en</strong>de<br />

buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> valt daardoor uit;<br />

• van de eindtijd is 5 minut<strong>en</strong> extra afgehaald (31 tot 60 minut<strong>en</strong> buit<strong>en</strong>spel<strong>en</strong> werd 25 minut<strong>en</strong>);<br />

• op donderdag <strong>en</strong> vrijdag gold de registratie van buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> voor 15:00 uur als ongeldig,<br />

op wo<strong>en</strong>sdag lag die gr<strong>en</strong>s bij 12:00 uur.<br />

Afstemm<strong>en</strong> activiteit: zwemm<strong>en</strong><br />

Deze activiteit komt ook weinig voor. Doordat de ActiGraph-meters niet in het water mocht<strong>en</strong>,<br />

kon de int<strong>en</strong>siteit van deze activiteit niet word<strong>en</strong> vastgesteld. Het gemiddelde uit andere bronn<strong>en</strong><br />

geldt derhalve als basis (Ainsworth et al. 2000). E<strong>en</strong> aantal scholier<strong>en</strong> heeft echter toch waarneming<strong>en</strong><br />

voor deze activiteit. Deze vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> indicatie van de invulfout<strong>en</strong> die zijn gemaakt.<br />

Van de 66 door de scholier<strong>en</strong> in het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek gezwomm<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn er<br />

48 zonder counts, 7 met kortdur<strong>en</strong>de counts (ca. 10 minut<strong>en</strong>, wellicht omkled<strong>en</strong>) <strong>en</strong> 11 met langdurige<br />

counts. De laatste groep is e<strong>en</strong> zesde groot <strong>en</strong> is te duid<strong>en</strong> als invulfout.<br />

Afstemm<strong>en</strong> activiteit: fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd<br />

Voor deze activiteit zijn ge<strong>en</strong> starttijd<strong>en</strong> gevraagd. Hiervoor wordt de gemiddelde int<strong>en</strong>siteit<br />

van het fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school gebruikt.<br />

Afstemm<strong>en</strong> activiteit: active gam<strong>en</strong><br />

Deze activiteit komt niet zo veel voor <strong>en</strong> is niet zo langdurig. Specifieke maatregel<strong>en</strong> voor deze<br />

activiteit zijn:<br />

• bij de starttijd<strong>en</strong> is 5 minut<strong>en</strong> extra opgeteld (10 minut<strong>en</strong> in totaal dus). Dit is veel minder<br />

dan bij andere activiteit<strong>en</strong> met onzekere starttijd<strong>en</strong> (zoals buit<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>). Het probleem is<br />

echter het beperkte aantal waarneming<strong>en</strong> <strong>en</strong> de relatief korte duur van de activiteit;<br />

• van de eindtijd is 5 minut<strong>en</strong> extra afgehaald (31 tot 60 minut<strong>en</strong> active gam<strong>en</strong> werd 25 minut<strong>en</strong>);<br />

• op donderdag <strong>en</strong> vrijdag gold de registratie van active gam<strong>en</strong> voor 15:00 uur ’s middags als<br />

ongeldig, op wo<strong>en</strong>sdag lag die gr<strong>en</strong>s bij 12:00 uur.<br />

Optell<strong>en</strong> van de dag<strong>en</strong> voor de activiteit<strong>en</strong><br />

Doordat de counts per dag per activiteit per scholier zijn bepaald, kunn<strong>en</strong> deze op verschill<strong>en</strong>de<br />

wijz<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> gemiddelde voor alle scholier<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>:<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

275


1. per scholier per dag betek<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> middeling per activiteit van de dagbepaling<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> dag<br />

waarop e<strong>en</strong> activiteit e<strong>en</strong> kwartier duurt, telt dan ev<strong>en</strong> zwaar mee als e<strong>en</strong> dag waarop e<strong>en</strong><br />

activiteit 2 uur duurt;<br />

2. per scholier over de hele week: per scholier van alle dag<strong>en</strong> de duur <strong>en</strong> counts per activiteit<br />

opgeteld. Het nadeel is dat e<strong>en</strong> scholier met 1 waarneming (1 dag) net zo zwaar weegt als<br />

iemand met 5 waarneming<strong>en</strong> (5 dag<strong>en</strong>);<br />

3. alle scholier<strong>en</strong> over de hele week: als de vorige bepaling, maar dan over alle 437 scholier<strong>en</strong>.<br />

Zowel de duur als de counts word<strong>en</strong> per activiteit van alle leerling<strong>en</strong> (<strong>en</strong> dag<strong>en</strong>/waarneming<strong>en</strong>)<br />

opgeteld. Door de totale hoeveelheid counts te del<strong>en</strong> door de totale duur ontstaat e<strong>en</strong><br />

gemiddelde per activiteit. In deze optie tell<strong>en</strong> scholier<strong>en</strong> met meer waarneming<strong>en</strong>/dag<strong>en</strong><br />

voor e<strong>en</strong> bepaalde activiteit in e<strong>en</strong> week zwaarder mee.<br />

Uiteindelijk is voor de methode 2 gekoz<strong>en</strong>, omdat de variatie binn<strong>en</strong> scholier<strong>en</strong> wat kleiner is<br />

dan de variatie tuss<strong>en</strong> dag<strong>en</strong>/waarneming<strong>en</strong>. Het verschil in de bepaling van methode 2 <strong>en</strong> 3<br />

is overig<strong>en</strong>s erg klein.<br />

Na het bepal<strong>en</strong> van de counts per activiteit zijn de counts per scholier opgeteld (3 of 5 waarneming<strong>en</strong>/dag<strong>en</strong><br />

per week, afhankelijk of de activiteit ook in het week<strong>en</strong>d plaatsvindt). Ook<br />

de duur per dag is opgeteld. Door het totaal van de counts per scholier door de duur te del<strong>en</strong>,<br />

ontstaat het gemiddelde per activiteit per 5 minut<strong>en</strong>.<br />

Behandeling extreme waard<strong>en</strong> bij bepaling van de counts<br />

Om de resulter<strong>en</strong>de gemiddeld<strong>en</strong> te stabiliser<strong>en</strong>, zijn extreme waard<strong>en</strong> van veelvoorkom<strong>en</strong>de<br />

activiteit<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>swaarde (niet bij lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school, schoolsport,<br />

zwemm<strong>en</strong> <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong>). Bij buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> clubsport is bij de<br />

frequ<strong>en</strong>tieverdeling e<strong>en</strong> hoge uitloop zichtbaar, sommige kinder<strong>en</strong> sport<strong>en</strong> namelijk extreem<br />

lang. Bij deze twee activiteit<strong>en</strong> zijn alle<strong>en</strong> de 5% hoogste waard<strong>en</strong> teruggebracht <strong>naar</strong> de gr<strong>en</strong>swaarde<br />

(95 ste perc<strong>en</strong>tiel). Bij fiets<strong>en</strong> van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school, lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> het pauzegedrag<br />

zijn zowel de 5% laagste als de 5% hoogste waard<strong>en</strong> afgekapt tot 5 respectievelijk 95%<br />

gr<strong>en</strong>swaarde (5 de <strong>en</strong> 95 ste perc<strong>en</strong>tiel). Discussie kan ontstaan over het terugbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van de<br />

extrem<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de afkapwaarde of het geheel verwijder<strong>en</strong> van deze waard<strong>en</strong>. Hier is gekoz<strong>en</strong><br />

voor het terugbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> tot de gr<strong>en</strong>swaarde omdat de hoge waard<strong>en</strong> ook reële waard<strong>en</strong> zijn. E<strong>en</strong><br />

zeer klein aantal waarneming<strong>en</strong> betreft onmogelijke uitbijters, deze zijn teruggebracht tot e<strong>en</strong><br />

gr<strong>en</strong>swaarde.<br />

Overzicht counts<br />

Het volg<strong>en</strong>de overzicht geeft aan hoeveel waarneming<strong>en</strong> per beweegactiviteit zijn gebruikt om<br />

hiervoor e<strong>en</strong> gemiddelde count vast te stell<strong>en</strong>.<br />

276 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel B1.9 Aantal waarneming<strong>en</strong> waarop gemiddeld<strong>en</strong> beweegint<strong>en</strong>siteit op zijn gebaseerd<br />

<strong>en</strong> vastgestelde counts (n = 437, deelnemers beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek)<br />

Deelnemers<br />

activiteit (n)<br />

Gebuikt voor<br />

counts (n)<br />

Gebruikt voor<br />

counts (%)<br />

Bepaalde counts<br />

(5 minut<strong>en</strong>)<br />

lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school 108 17 16 5.665<br />

fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school 351 219 62 4.683<br />

lichamelijke opvoeding 309 247 80 6.335<br />

pauzegedrag 422 381 90 2.760<br />

schoolsport 62 24 39 8.549<br />

clubsport 276 188 68 9.037<br />

buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> 335 131 39 5.449<br />

zwemm<strong>en</strong> 47 13 28 5.665<br />

fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd 328 - - 4.683<br />

active gam<strong>en</strong> 153 28 18 2.971<br />

De count-bepaling van lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong> is op e<strong>en</strong> zeer beperkt aantal<br />

leerling<strong>en</strong> gebaseerd (16 resp. 18%). Dit heeft te mak<strong>en</strong> met de grote marge voor deze activiteit<strong>en</strong><br />

in sam<strong>en</strong>hang met de beperkte gemiddelde duur. De pauze-uitkomst<strong>en</strong> zijn gebaseerd<br />

op 90% van de deelnemers aan deze activiteit. Fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd is niet bepaald via deze<br />

methode (er is uitgegaan van fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school, er zijn ge<strong>en</strong> starttijd<strong>en</strong> in de vrag<strong>en</strong>lijst<br />

gevraagd). Er zijn <strong>en</strong>kele scholier<strong>en</strong> die tijd<strong>en</strong>s de door h<strong>en</strong> opgegev<strong>en</strong> zwemperiode counts<br />

lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Deze zijn echter niet gebruikt om het zwemm<strong>en</strong> te beschrijv<strong>en</strong>. Waarschijnlijk zijn<br />

dit invulfout<strong>en</strong>. De instructie was dat de meters tijd<strong>en</strong>s het zwemm<strong>en</strong> afgedaan moest<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

In hoofdstuk 5 is ook e<strong>en</strong> grafiek met de gemiddelde count-waard<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

(figuur 5.3). Deze zijn gelijk aan de vermelde counts in de laatste kolom van tabel B1.9.<br />

In hoofdstuk 5 geeft grafiek 5.2 weer wat de verdeling is van de ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> opzichte van het totaal aantal counts over de periode wo<strong>en</strong>sdag tot <strong>en</strong> met vrijdag. Voor<br />

de volledigheid gev<strong>en</strong> wij hier de verdeling over de twee week<strong>en</strong>ddag<strong>en</strong> weer. Onder ‘overig’<br />

word<strong>en</strong> alle activiteit<strong>en</strong> verstaan van et<strong>en</strong> tot kled<strong>en</strong>, inclusief fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> zwemm<strong>en</strong><br />

(waar de periode niet van is vast te stell<strong>en</strong>). Overig<strong>en</strong>s wijk<strong>en</strong> deze grafiek<strong>en</strong> iets af van de<br />

grafiek<strong>en</strong> B1.3 <strong>en</strong> B1.4; ook deze zijn op het totaal aantal counts per 5 minut<strong>en</strong> gebaseerd. Het<br />

verschil is veroorzaakt door de mate van bewerking van de data. De figur<strong>en</strong> B1.5 <strong>en</strong> 5.2 zijn voor<br />

de hiervoor beschrev<strong>en</strong> bewerking<strong>en</strong> bepaald, de figur<strong>en</strong> B1.3 <strong>en</strong> B1.4 erna.<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

277


Figuur B1.5 Verloop counts op zaterdag <strong>en</strong> zondag, <strong>naar</strong> activiteit (n = 437, deelnemers<br />

beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek, counts per 5 minut<strong>en</strong>)<br />

4.200<br />

3.500<br />

2.800<br />

2.100<br />

1.400<br />

700<br />

0<br />

6 uur 8 uur 10 uur 12 uur 14 uur 16 uur 18 uur 20 uur<br />

active gam<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong> voor jezelf clubsport<br />

overig<br />

Validiteit algeme<strong>en</strong> bepaalde gemiddeld<strong>en</strong><br />

De deelnemers aan het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek kreg<strong>en</strong> in de rapportage van het onderzoek<br />

de algem<strong>en</strong>e gemiddelde count-waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet hun eig<strong>en</strong> individuele count-waard<strong>en</strong>.<br />

Dit vanwege de gelijke behandeling van de scholier<strong>en</strong> van het beweegonderzoek <strong>en</strong> die uit het<br />

beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek. Met e<strong>en</strong> regressieanalyse kan word<strong>en</strong> gecontroleerd hoe ver de<br />

algeme<strong>en</strong> bepaalde gemiddeld<strong>en</strong> van de individuele count-waard<strong>en</strong> afzitt<strong>en</strong> (alle<strong>en</strong> relevant<br />

voor de scholier<strong>en</strong> uit het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek).<br />

We hebb<strong>en</strong> de bepaalde gemiddelde counts per activiteit (constant<strong>en</strong>, zie laatste kolom<br />

tabel B1.9) eerst met de duur van e<strong>en</strong> activiteit verm<strong>en</strong>igvuldigd (per scholier). Zo ontstond<strong>en</strong><br />

per scholier neg<strong>en</strong> waard<strong>en</strong> met activiteitsniveaus (van neg<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> kon de duur word<strong>en</strong><br />

bepaald). Deze waard<strong>en</strong> zijn als onafhankelijke variabel<strong>en</strong> in de analyse ingevoerd. De<br />

gemet<strong>en</strong> counts voor de period<strong>en</strong> dat de scholier<strong>en</strong> de ti<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> uitvoerd<strong>en</strong>,<br />

vormd<strong>en</strong> de afhankelijke variabele. Geprobeerd is met de schatting<strong>en</strong> van de counts op basis<br />

van de gevormde gemiddelde constant<strong>en</strong> het totaal aan counts voor de periode waarin de activiteit<strong>en</strong><br />

plaatsvond<strong>en</strong> te voorspell<strong>en</strong>. De verklaarde variantie van deze voorspelling is 64%.<br />

Deze uitkomst rechtvaardigt derhalve het gebruik van de gemiddelde counts op basis van de<br />

bepaalde constant<strong>en</strong> in het beweegonderzoek. Uiteraard hebb<strong>en</strong> behalve de counts ook de duur<br />

van de activiteit<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sterke invloed op het totaal. De in de afhankelijke variabele verwerkte<br />

duur is in deze analyse gelijk aan de duur die de onafhankelijke variabel<strong>en</strong>, de neg<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong>,<br />

sam<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. In de volg<strong>en</strong>de figuur zijn ter illustratie van het g<strong>en</strong>oemde verband de<br />

voorspelde teg<strong>en</strong> de gemet<strong>en</strong> counts teg<strong>en</strong> elkaar afgezet (correlatie r = 0,834).<br />

278 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Figuur B1.6 Voorspelde teg<strong>en</strong> werkelijke counts (n = 437, deelnemers beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek)<br />

1.600.000<br />

1.400.000<br />

1.200.000<br />

1.000.000<br />

800.000<br />

600.000<br />

400.000<br />

200.000<br />

0<br />

0 200.000 400.000 600.000 800.000 1.000.000<br />

Bepal<strong>en</strong> MET-waard<strong>en</strong><br />

Via de counts van de ActiGraph-versnellingsmeter zijn Metabolic Equival<strong>en</strong>t-waard<strong>en</strong> te bepal<strong>en</strong><br />

(MET-waard<strong>en</strong>). Deze waard<strong>en</strong> word<strong>en</strong> zowel nationaal als internationaal veel gebruikt<br />

in onderzoek <strong>naar</strong> de int<strong>en</strong>siteit van activiteit<strong>en</strong>. Al deze int<strong>en</strong>siteitstudies zijn in e<strong>en</strong> laboratoriumsituatie<br />

uitgevoerd, soms onder e<strong>en</strong> kleine groep kinder<strong>en</strong> (zie voor e<strong>en</strong> overzicht<br />

Ainsworth et al. 2000). Voor kinder<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> correctie op basis van de leeftijd noodzakelijk om<br />

de MET-waard<strong>en</strong> te bepal<strong>en</strong>. Hiermee wordt impliciet rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met het gewicht in<br />

kilo’s van de kinder<strong>en</strong> (immers: hoe ouder, hoe zwaarder). Bij zwaardere kinder<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> de<br />

count-waard<strong>en</strong> anders geïnterpreteerd te word<strong>en</strong>. Sommige onderzoekers corriger<strong>en</strong> behalve<br />

voor leeftijd ook voor geslacht.<br />

Hoewel het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong> niet gericht is op de MET-waard<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

wel de waard<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> voor de onderzochte beweegactiviteit<strong>en</strong> (tabel B1.10). Voor de bepaling<br />

van deze waard<strong>en</strong> is de omrek<strong>en</strong>ingsformule van Freedson et al. (1997) gebruikt: METs = 2.757<br />

+ (0.0015 * counts_5 min * .2) - (0.08957 * leeftijd) – (0.000038 * counts_5min * leeftijd * .2). Het<br />

nadeel van deze formule is dat de leeftijd e<strong>en</strong> sterke invloed op de uitkomst heeft (0,1 per jaar).<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

279


Tabel B1.10 MET-waard<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> (n = 437, deelnemers beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek)<br />

Geslacht<br />

Leeftijd<br />

Totaal jong<strong>en</strong> meisje 10 11 12 13<br />

lop<strong>en</strong> van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school 2,9 2,8 3,0 3,8 2,7 2,2 3,1<br />

fiets<strong>en</strong> van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school 2,3 2,3 2,2 2,8 2,5 2,4 2,2<br />

lichamelijke opvoeding 3,0 3,1 2,9 3,2 3,2 3,0 2,8<br />

pauzegedrag 2,2 2,3 2,2 2,7 2,5 2,2 2,1<br />

schoolsport 3,6 3,5 3,6 3,5 3,7 3,7 3,1<br />

clubsport 3,5 3,6 3,5 3,7 3,6 3,9 3,5<br />

buit<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>/sport<strong>en</strong> voor jezelf 2,8 2,9 2,7 3,2 2,9 3,0 2,3<br />

active gam<strong>en</strong> 2,3 2,5 2,0 1,9 2,2 2,5 2,2<br />

Ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele activiteit komt bov<strong>en</strong> de norm<strong>en</strong> uit die geld<strong>en</strong> voor het realiser<strong>en</strong> van de Nederlandse<br />

Norm Gezond <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> (de MET-waarde is 5 of hoger). Deze norm<strong>en</strong> zijn bepaald aan<br />

de hand van de lijst die Ainsworth et al. (2000) hebb<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gesteld van de MET-waard<strong>en</strong> van<br />

talloze activiteit<strong>en</strong>. De onderligg<strong>en</strong>de studies <strong>naar</strong> de MET-waard<strong>en</strong> van de activiteit<strong>en</strong> zijn zoals<br />

eerder gemeld vaak in laboratoriumsituaties uitgevoerd. Fiets<strong>en</strong> houdt dan bijvoorbeeld in dat<br />

proefperson<strong>en</strong> wordt gevraagd gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> bepaalde periode constant blokjes om e<strong>en</strong> gebouw<br />

te fiets<strong>en</strong>. De scholier<strong>en</strong> van het onderzoek fiets<strong>en</strong> vaak minder strak door vanwege stoplicht<strong>en</strong>,<br />

het ophal<strong>en</strong> van vri<strong>en</strong>djes of vri<strong>en</strong>dinnetjes <strong>en</strong> andere mogelijke afleiding<strong>en</strong> op weg <strong>naar</strong> school.<br />

Correctie schatting gemiddelde counts fiets<strong>en</strong> <strong>en</strong> zwemm<strong>en</strong><br />

Voor drie beweegactiviteit<strong>en</strong> in het onderzoek is de count-waarde op e<strong>en</strong> andere manier bepaald<br />

dan hiervoor beschrev<strong>en</strong>. Het betreft zwemm<strong>en</strong>, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van<br />

school. Tijd<strong>en</strong>s het zwemm<strong>en</strong> mocht<strong>en</strong> de scholier<strong>en</strong> de versnellingsmeters niet omhoud<strong>en</strong>.<br />

Gekoz<strong>en</strong> is hier voor e<strong>en</strong> praktische oplossing voor het bepal<strong>en</strong> van de gemiddelde count-waarde<br />

van deze beweegactiviteit, omdat zwemm<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> laboratoriumsituatie niet is te vergelijk<strong>en</strong><br />

met het ‘vrij’ zwemm<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong>: het uitgangspunt is de count-waarde voor lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van<br />

school. De overweging hiervoor is dat het gemiddelde zwemm<strong>en</strong> door scholier<strong>en</strong> niet heel int<strong>en</strong>sief<br />

zal zijn (bijv. heetwaterbad<strong>en</strong>, glijban<strong>en</strong>, mee lat<strong>en</strong> voer<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> straalstroom). Zwemm<strong>en</strong><br />

komt voorts niet zo veel voor <strong>en</strong> heeft derhalve ook weinig invloed op het totale activiteitsniveau.<br />

Bij fiets<strong>en</strong> is wel e<strong>en</strong> gemiddelde ‘eig<strong>en</strong>’ count-waarde sam<strong>en</strong>gesteld. Op basis van de bestaande<br />

k<strong>en</strong>nis geldt deze waarde echter niet als betrouwbaar <strong>en</strong> het is aannemelijk dat deze is onderschat.<br />

Zoals eerder is vermeld, meet de (op de heup bevestigde) ActiGraph-versnellingsmeter<br />

de verticale versnelling<strong>en</strong>, terwijl het bij fiets<strong>en</strong> vooral om horizontale beweging<strong>en</strong> gaat. E<strong>en</strong><br />

fietser kan relatief stil zitt<strong>en</strong> terwijl hij wel hard doortrapt. Internationaal gezi<strong>en</strong> is fiets<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

vrijetijdsactiviteit. In Nederland speelt fiets<strong>en</strong> echter ook e<strong>en</strong> belangrijke rol bij het dagelijks<br />

transport. De onbetrouwbaarheid van de voorspelling is dus e<strong>en</strong> typisch Nederlandse handicap.<br />

280 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Verschill<strong>en</strong>de onderzoekers hebb<strong>en</strong> MET-waard<strong>en</strong> voor fiets<strong>en</strong> vastgesteld. Freedson meldt bijvoorbeeld<br />

e<strong>en</strong> waarde van 4 <strong>en</strong> Ridley et al. (2008) e<strong>en</strong> van 4,7. Omdat aan de hand van de in dit<br />

onderzoek bepaalde counts voor fiets<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> MET-waarde is bepaald, kunn<strong>en</strong> de uitkomst<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong>. Met Ridley et al. zou e<strong>en</strong> correctiefactor met 2,08 moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegepast<br />

<strong>en</strong> met Freedson e<strong>en</strong> met 1,77. E<strong>en</strong> nadeel is dat in de studies waarop deze waard<strong>en</strong> zijn gebaseerd<br />

slechts e<strong>en</strong> beperkt aantal waarneming<strong>en</strong> is gebruikt. Ook is de bepaling niet heel nauwkeurig<br />

weergegev<strong>en</strong> (in halv<strong>en</strong>). E<strong>en</strong> ander nadeel van de bepaling van de MET-waard<strong>en</strong> is dat zij<br />

in laboratoriumsituaties zijn vastgesteld. In de dagelijkse Nederlandse fietspraktijk ontmoet<strong>en</strong><br />

de scholier<strong>en</strong> op hun fietsroute, zoals eerder gezegd, wellicht ook stoplicht<strong>en</strong> <strong>en</strong> medescholier<strong>en</strong>.<br />

Op basis van deze overweging<strong>en</strong> lijkt het verstandig om de correctie nog wat lager dan die van<br />

Freedson (1,77) te lat<strong>en</strong> uitvall<strong>en</strong>. Gekoz<strong>en</strong> is voor e<strong>en</strong> correctiefactor van 1,5. De invloed van de<br />

verschill<strong>en</strong>de opties (ge<strong>en</strong> correctie, 1,5, 1,77 <strong>en</strong> 2,08) is getest voor de belangrijkste resultat<strong>en</strong>.<br />

De effect<strong>en</strong> op de algem<strong>en</strong>e uitkomst<strong>en</strong> van het onderzoek zijn beperkt.<br />

Bepaling duur van de activiteit<strong>en</strong><br />

Voor het vergelijk<strong>en</strong> van de hoeveelheid beweeg- <strong>en</strong> sportur<strong>en</strong> van de scholier<strong>en</strong> is het belangrijk<br />

om de duur zo nauwkeurig mogelijk vast te stell<strong>en</strong>, bij voorkeur in minut<strong>en</strong>. Hieronder<br />

wordt uitgelegd hoe de duur van de activiteit<strong>en</strong> is bepaald.<br />

De scholier<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> bij het invull<strong>en</strong> van de vrag<strong>en</strong>lijst kiez<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> zes verschill<strong>en</strong>de tijdse<strong>en</strong>hed<strong>en</strong><br />

per dag <strong>en</strong> per activiteit. Voor de activiteit<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school, fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van<br />

school, fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd, buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> de<br />

scholier<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> uit de volg<strong>en</strong>de alternatiev<strong>en</strong>:<br />

• niet gedaan;<br />

• minder dan 10 minut<strong>en</strong>;<br />

• 11 tot 20 minut<strong>en</strong>;<br />

• 21 tot 30 minut<strong>en</strong>;<br />

• 31 tot 60 minut<strong>en</strong>;<br />

• langer dan 1 uur.<br />

Voor de activiteit<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding, schoolsport, clubsport <strong>en</strong> zwemm<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> zij de<br />

volg<strong>en</strong>de antwoord<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong>:<br />

• niet gedaan;<br />

• korter dan 0,5 uur;<br />

• 0,5 uur tot 1 uur;<br />

• 1 uur tot 1,5 uur;<br />

• 1,5 uur tot 2 uur;<br />

• meer dan 2 uur.<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

281


Zoals eerder beschrev<strong>en</strong>, is de duur van de diverse pauzes aan de deelnem<strong>en</strong>de schol<strong>en</strong> gevraagd.<br />

In het vervolg wordt uitgelegd hoe de hiervoor g<strong>en</strong>oemde tijdsperiod<strong>en</strong> zijn vertaald <strong>naar</strong><br />

concrete minut<strong>en</strong>. Bij dit proces ontstaan drie problem<strong>en</strong>. De klass<strong>en</strong>breedte van de antwoord<strong>en</strong><br />

varieert, 10 minut<strong>en</strong>, 30 minut<strong>en</strong> of 1 uur. Verder is onbek<strong>en</strong>d als iemand 11 tot 20 minut<strong>en</strong><br />

aankruist hoe lang dit precies was bedoeld. De keuze voor het gemiddelde van 15 is e<strong>en</strong><br />

aanname. Het derde probleem zijn de op<strong>en</strong> eind<strong>en</strong>: hoe het aantal minut<strong>en</strong> te bepal<strong>en</strong> als de<br />

scholier<strong>en</strong> ‘Langer dan 1 uur’ of ‘Langer dan 2 uur’ aankruist<strong>en</strong>?<br />

Vanwege het grote aantal scholier<strong>en</strong> was de aanname dat de verdeling van de duur in minut<strong>en</strong><br />

van de activiteit<strong>en</strong> normaal verdeeld is (in de statistische betek<strong>en</strong>is). Hierbij zijn de niet-deelnemers<br />

aan e<strong>en</strong> activiteit buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>als de kinder<strong>en</strong> die voor e<strong>en</strong> extreme<br />

uitloop <strong>naar</strong> bov<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong>. Ook voor de hiervoor weergegev<strong>en</strong> klass<strong>en</strong> veronderstell<strong>en</strong> wij e<strong>en</strong><br />

verdeling die op e<strong>en</strong> bepaald mom<strong>en</strong>t toe- dan wel afneemt. Opgemerkt di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> dat elke<br />

dag als waarneming geldt. Fietst iemand 5 dag<strong>en</strong> <strong>naar</strong> school, dan telt deze scholier 5 keer mee in<br />

de bepaling voor fiets<strong>en</strong>. De niet-schoolgebond<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> elk 7 waarneming<strong>en</strong> (o.a.<br />

buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>). In de volg<strong>en</strong>de grafiek is de verdeling van de antwoord<strong>en</strong><br />

weergegev<strong>en</strong>, geclusterd <strong>naar</strong> de hiervoor weergegev<strong>en</strong> antwoordmogelijkhed<strong>en</strong>: met de eerste<br />

3 breedtes van 10 minut<strong>en</strong> <strong>en</strong> met de eerste 4 breedtes van e<strong>en</strong> halfuur.<br />

Figuur B1.7 Verdeling klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> over alle activiteit<strong>en</strong> bepaald (n = 95.187 waarneming<strong>en</strong><br />

van 7.087 scholier<strong>en</strong>, totaal bevraagde activiteit<strong>en</strong>)<br />

50<br />

43<br />

40<br />

30<br />

26 28<br />

31<br />

20<br />

10<br />

16<br />

12<br />

18<br />

3<br />

13<br />

9<br />

0<br />

tot 10<br />

minut<strong>en</strong><br />

11 -20<br />

21 - 30<br />

31 - 60<br />

> 60<br />

minut<strong>en</strong><br />

tot 0,5 uur 0,5 - 1<br />

1 - 1,5 1,5 - 2 > 2 uur<br />

Activiteit<strong>en</strong> klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> ook 10 minut<strong>en</strong><br />

Activiteit<strong>en</strong> klass<strong>en</strong>breedt<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> halfuur<br />

Het uitgangspunt bij de bepaling van de exacte minut<strong>en</strong> was om te kijk<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de verdeling<br />

van de twee bur<strong>en</strong> van de te bepal<strong>en</strong> klasse. K<strong>en</strong>n<strong>en</strong> de bur<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gelijk aantal waarneming<strong>en</strong>,<br />

dan ligt het gemiddelde in het midd<strong>en</strong> van de te bepal<strong>en</strong> klasse. De klass<strong>en</strong>breedtes van de drie<br />

antwoord<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> dan wel ev<strong>en</strong> groot te zijn. Dat is bijna nooit het geval, de bur<strong>en</strong> wijk<strong>en</strong> dus<br />

af. Om e<strong>en</strong> dergelijke situatie te beschrijv<strong>en</strong>, is het rechterdeel van de figuur belangrijk. Daar<br />

282 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


lijkt dat de bur<strong>en</strong> van ‘1 tot 1,5 uur’ respectievelijk 43% (‘0,5 uur tot 1 uur’) <strong>en</strong> 13% (‘1,5 uur<br />

tot 2 uur’) groot zijn. Daarom wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat het ‘werkelijke’ gemiddelde van de klass<strong>en</strong>breedte<br />

‘1 tot 1,5 uur’ veel dichter teg<strong>en</strong> 1 uur aanzit dan teg<strong>en</strong> 1,5 uur. Voor de bepaling van<br />

de klass<strong>en</strong>breedte nem<strong>en</strong> wij het perc<strong>en</strong>tage van de rechterbuur (13%) <strong>en</strong> del<strong>en</strong> dit door de perc<strong>en</strong>tages<br />

van de rechter- (13%) plus de linkerbuur (43%). De uitkomst is 23%, ofwel 6,9 minuut<br />

bov<strong>en</strong> de linkergr<strong>en</strong>s (0,23 keer 30 minut<strong>en</strong>). De gehanteerde duur is 66,9 minuut (1 uur plus<br />

6,9 minuut) voor de categorie ‘1 tot 1,5 uur’. Hetzelfde resultaat geeft de bepaling via de rechterbuur.<br />

In dit geval wordt 43/(43+13) van de rechtergr<strong>en</strong>s afgetrokk<strong>en</strong>.<br />

In de gevall<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> buur met e<strong>en</strong> andere klass<strong>en</strong>breedte zijn de betrokk<strong>en</strong> klass<strong>en</strong> eerst<br />

<strong>naar</strong> de kleinste e<strong>en</strong>heid opgesplitst. E<strong>en</strong> breedte van e<strong>en</strong> halfuur naast e<strong>en</strong> van 10 minut<strong>en</strong><br />

werd dan gesplitst in drie groep<strong>en</strong> van 10 minut<strong>en</strong> op (zie in linkerdeel van figuur B1.7, 21-30<br />

naast 31-60 minut<strong>en</strong>). De bestaande frequ<strong>en</strong>tieverdeling over de breedte van e<strong>en</strong> halfuur werd<br />

verdeeld volg<strong>en</strong>s het algem<strong>en</strong>e verloop van de verdeling over de drie gevormde tuss<strong>en</strong>klass<strong>en</strong><br />

van 10 minut<strong>en</strong>. Hierdoor ontstond<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> kunstmatige manier nieuwe bur<strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s<br />

werd op de hiervoor beschrev<strong>en</strong> wijze de duur bepaald.<br />

Bij de vrije uitloop van de hoogste categorie is ervan uitgegaan dat de hoogste waarde maximaal<br />

twee keer de topwaarde heeft. Als deze categorie 2 uur of langer was, is uitgegaan van 4 uur als<br />

maximum. De onbek<strong>en</strong>de uitloopperiode is weer in vergelijkbare partjes van gelijke duur opgedeeld<br />

<strong>en</strong> per partje geschat op basis van het frequ<strong>en</strong>tieverloop. Meestal was de hoogste categorie<br />

klein (tot 6%). Voor buit<strong>en</strong> voor jezelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong> is ‘langer dan 1 uur’ door 22% van de<br />

scholier<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong> (% van waarneming<strong>en</strong> = 3 of 5 dag<strong>en</strong> per activiteit). Deze activiteit kreeg<br />

daardoor e<strong>en</strong> hoge ‘topwaarde’, namelijk 93 minut<strong>en</strong> (33 minut<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> het uur).<br />

De e<strong>en</strong>voudigste klass<strong>en</strong>breedte is ‘niet gedaan’, deze is betrokk<strong>en</strong> bij de bepaling van de klass<strong>en</strong>breedte<br />

‘minder dan 10 minut<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> ‘korter dan e<strong>en</strong> halfuur’ (als linkerbuur uiteraard).<br />

Hierbij is de breedte van de klasse ‘niet gedaan’ t<strong>en</strong> behoeve van de berek<strong>en</strong>ing op 1 gezet (met<br />

0 valt niet te rek<strong>en</strong><strong>en</strong>). De vervolgbreedte is op 9 dan wel 29 minut<strong>en</strong> gezet. Vervolg<strong>en</strong>s is de<br />

beschrev<strong>en</strong> bepaling uitgebreid met e<strong>en</strong> weging/verm<strong>en</strong>igvuldiging <strong>naar</strong> het aantal minut<strong>en</strong><br />

(9 i.p.v. 10 voor de overige breedtes). Voor deze oplossing is gekoz<strong>en</strong> om ook voor de klass<strong>en</strong>breedte<br />

net voor ‘niet gedaan’ namelijk ‘tot 10 minut<strong>en</strong>’ of ‘tot 30 minut<strong>en</strong>’ e<strong>en</strong> waarde te<br />

kunn<strong>en</strong> vaststell<strong>en</strong>.<br />

De <strong>en</strong>ige klass<strong>en</strong>breedte zonder discussie was ‘niet gedaan’; deze kreeg standaard 0 minut<strong>en</strong> mee.<br />

Theoretisch kunn<strong>en</strong> de bur<strong>en</strong> e<strong>en</strong> klein perc<strong>en</strong>tage hebb<strong>en</strong>, waarbij de te onderzoek<strong>en</strong> klass<strong>en</strong>breedte<br />

zelf extreem groot is (zeg 90%, teg<strong>en</strong> de bur<strong>en</strong> 9 <strong>en</strong> 1%). De min of meer toevallige<br />

omvang van de bur<strong>en</strong> bepaalt dan in sterke mate welke kant deze klass<strong>en</strong>breedte uitvalt. Dergelijke<br />

extrem<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> echter niet voor.<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

283


Het volg<strong>en</strong>de overzicht geeft per activiteit de geconstrueerde gemiddelde minut<strong>en</strong> weer. Met<br />

deze cijfers wordt het totaal aantal counts per leerling mede bepaald. Deze cijfers zijn niet te<br />

gebruik<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> inhoudelijke rapportage.<br />

Tabel B1.11<br />

Gehanteerde geconstrueerde minut<strong>en</strong> <strong>naar</strong> klass<strong>en</strong>breedte per activiteit<br />

(n = 44.900 waarneming<strong>en</strong> niet schoolgebond<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong>/n = 33.070 waarneming<strong>en</strong><br />

schoolgebond<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong>, basis n = 7.087 scholier<strong>en</strong>)<br />

Lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/<br />

van school<br />

Fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/<br />

van school<br />

Fiets<strong>en</strong> in de<br />

vrije tijd<br />

Buit<strong>en</strong> voor jezelf<br />

beweg<strong>en</strong>/ sport<strong>en</strong> Active gam<strong>en</strong><br />

niet gedaan 0 0 0 0 0<br />

minder dan 10 minut<strong>en</strong> 5,7 8,9 8,1 7,8 5,2<br />

11 tot 20 minut<strong>en</strong> 12,1 14,4 15,0 17,1 17,2<br />

21 tot 30 minut<strong>en</strong> 21,5 22,3 21,9 23,1 22,9<br />

31 tot 60 minut<strong>en</strong> 39,3 43,6 44,7 45,5 44,2<br />

langer dan 1 uur 78,7 73,0 80,1 92,5 87,1<br />

Lichamelijke opvoeding <strong>School</strong>sport Zwemm<strong>en</strong> Clubsport<br />

niet gedaan 0 0 0 0<br />

korter dan 0,5 uur 28,4 12,3 9,3 25,8<br />

0,5 uur tot 1 uur 57,6 50,1 54,6 59,8<br />

1 uur tot 1,5 uur 64,8 69,7 72,9 72,3<br />

1,5 uur tot 2 uur 93,4 103,0 110,4 96,3<br />

meer dan 2 uur 121,0 121,2 121,2 121,0<br />

De voorgaande tabell<strong>en</strong> zijn gebaseerd op het aantal waarneming<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> waarneming is e<strong>en</strong><br />

uitspraak over de duur van e<strong>en</strong> activiteit door e<strong>en</strong> scholier. Per activiteit per scholier zijn 5 of<br />

7 waarneming<strong>en</strong> gedaan. 5 voor de schoolgebond<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> (zoals lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van school;<br />

waarneming<strong>en</strong> maandag t/m vrijdag,) <strong>en</strong> 7 voor niet-schoolgebond<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> (zoals clubsport;<br />

waarneming<strong>en</strong> maandag t/m zondag). Per weergegev<strong>en</strong> gemiddelde verschilt het aantal<br />

waarneming<strong>en</strong>. Zo heeft bijvoorbeeld bijna niemand minder dan e<strong>en</strong> halfuur gezwomm<strong>en</strong><br />

(0,3% van het aantal waarneming<strong>en</strong>), de weergegev<strong>en</strong> minut<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> daardoor e<strong>en</strong> geringe<br />

invloed. Tegelijkertijd betreft 23% van de waarneming<strong>en</strong> 11 tot 20 minut<strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> of van<br />

school (n = 7.568). Overig<strong>en</strong>s zijn bij de bepaling<strong>en</strong> voor de geconstrueerde minut<strong>en</strong> alle ontbrek<strong>en</strong>de<br />

waarneming<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong>.<br />

284 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


De duur van de pauzes is niet aan de scholier<strong>en</strong> gevraagd. Voor deze tijd<strong>en</strong> is uitgegaan van de<br />

opgav<strong>en</strong> van de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers die hierover vrag<strong>en</strong> in de schoolvrag<strong>en</strong>lijst hebb<strong>en</strong><br />

ingevuld.<br />

Bepaling beweegint<strong>en</strong>siteitse<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> (counts) per scholier<br />

Na het vaststell<strong>en</strong> van de duur per beweegactiviteit <strong>en</strong> de eerder beschrev<strong>en</strong> bepaling van de<br />

gemiddelde int<strong>en</strong>siteit per activiteit (counts) via het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek, is per scholier<br />

het totale beweeggedrag vastgelegd. In principe gebeurde dat door per activiteit de gemiddelde<br />

gevond<strong>en</strong> counts voor die activiteit te verm<strong>en</strong>igvuldig<strong>en</strong> met de duur ervan. Zo is de waarde<br />

van die beweegactiviteit bepaald. Nadat dit voor de ti<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> is uitgevoerd, zijn de ti<strong>en</strong><br />

waard<strong>en</strong> bij elkaar opgeteld. Daarmee is het totale activiteitsniveau van e<strong>en</strong> scholier vastgesteld.<br />

Dit totale cijfer varieert per scholier dus door de duur <strong>en</strong> de keuze van de beoef<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong>.<br />

De int<strong>en</strong>siteit van e<strong>en</strong> activiteit is voor alle leerling<strong>en</strong> steeds gelijk. De totale waarde<br />

wordt in het rapport aangeduid met counts.<br />

Er is niet per dag gevraagd of de scholier<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> gepauzeerd. Op basis van de informatie van<br />

de schol<strong>en</strong> is het aantal minut<strong>en</strong> pauze per dag bepaald <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> vrije middag verondersteld.<br />

Op basisschol<strong>en</strong> is dat meestal wo<strong>en</strong>sdagmiddag. In de praktijk valt ook op middelbare<br />

schol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> middag uit (rooster, ziekte). Met e<strong>en</strong> vrije middag vervalt de lunchpauze <strong>en</strong> de<br />

ev<strong>en</strong>tuele middagpauze. Deze pauzes zijn afgetrokk<strong>en</strong> van het totaal aantal minut<strong>en</strong> pauze in<br />

e<strong>en</strong> week van e<strong>en</strong> school. Om te bepal<strong>en</strong> hoeveel hiervoor moest word<strong>en</strong> gecorrigeerd, moest<br />

word<strong>en</strong> gerek<strong>en</strong>d. Voor zowel het voortgezet onderwijs als het primair onderwijs is het gemiddelde<br />

aandeel van de ocht<strong>en</strong>dpauze t<strong>en</strong> opzichte van de lunch- <strong>en</strong> middagpauze vastgesteld.<br />

Dit leverde e<strong>en</strong> verm<strong>en</strong>igvuldigingsfactor van de door de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger opgegev<strong>en</strong><br />

pauzeduur per dag op, vier volledige dag<strong>en</strong> plus het ocht<strong>en</strong>daandeel (voortgezet onderwijs<br />

0,336 <strong>en</strong> primair onderwijs 0,198).<br />

Ontbrek<strong>en</strong>de waard<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong><br />

Veel scholier<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele vrag<strong>en</strong> over de duur van e<strong>en</strong> activiteit per dag op<strong>en</strong>gelat<strong>en</strong> (11%<br />

van alle waarneming<strong>en</strong>). Voor schoolsport <strong>en</strong> active gam<strong>en</strong> wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat scholier<strong>en</strong><br />

die daar de gehele week niets invuld<strong>en</strong>, deze sport<strong>en</strong> niet hebb<strong>en</strong> beoef<strong>en</strong>d. Dit is e<strong>en</strong> veilige<br />

aanname aangezi<strong>en</strong> deze activiteit<strong>en</strong> weinig deelname k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Bij lop<strong>en</strong> <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong>/van<br />

school komt het voor dat scholier<strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarom niets bij lop<strong>en</strong> invuld<strong>en</strong>; het omgekeerde<br />

komt uiteraard ook voor. Fiets<strong>en</strong> ze op e<strong>en</strong> bepaalde dag <strong>naar</strong>/van school <strong>en</strong> is lop<strong>en</strong> op<strong>en</strong>gelat<strong>en</strong>,<br />

dan is bij lop<strong>en</strong> de waarde 0 gehanteerd (voor het omgekeerde idem). Verder is aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

dat scholier<strong>en</strong> die op de vraag <strong>naar</strong> het lidmaatschap van e<strong>en</strong> sportclub aangev<strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong> lid te zijn, ge<strong>en</strong> tijd aan deze activiteit hebb<strong>en</strong> besteed.<br />

Per activiteit moest minimaal 1 van de 5 of 7 waarneming<strong>en</strong> (dag<strong>en</strong>) valide zijn om de duur per<br />

activiteit in e<strong>en</strong> week te kunn<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong>. De duur is de som van de 5 of 7 dag<strong>en</strong> van de week<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

285


per activiteit. De ontbrek<strong>en</strong>de waard<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> hier in feite dus de waarde 0. Bij lichamelijke<br />

opvoeding hebb<strong>en</strong> veel scholier<strong>en</strong> de vrag<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de duur per dag alle<strong>en</strong> ingevuld op de dag<strong>en</strong><br />

dat ze gymnastiek hadd<strong>en</strong>; de dag<strong>en</strong> die ze niet hebb<strong>en</strong> ingevuld zijn dus beschouwd als e<strong>en</strong><br />

dag zonder lichamelijke opvoeding (duur is 0; 20% waarneming<strong>en</strong> ontbreekt). Bij de bepaling<br />

van de overige activiteit<strong>en</strong> ontbreekt 4 tot 8% van de waarneming<strong>en</strong>. 1 tot 2% van de duur van<br />

de activiteit<strong>en</strong> is niet te bepal<strong>en</strong> vanwege het ontbrek<strong>en</strong> van gegev<strong>en</strong>s. Voor active gam<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

schoolsport ontbrek<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s omdat hier volg<strong>en</strong>s de beschrijving ontbrek<strong>en</strong>de waard<strong>en</strong><br />

als ‘niet gedaan’ zijn beschouwd.<br />

Na deze bewerking<strong>en</strong> is het aantal geldige waarneming<strong>en</strong> geteld. In totaal kunn<strong>en</strong> dat 55 waarneming<strong>en</strong><br />

per scholier zijn (9 activiteit<strong>en</strong> gevraagd over 5 of 7 dag<strong>en</strong>, de pauze is niet meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>).<br />

Er is voor gekoz<strong>en</strong> dat maximaal 25 van de 55 waarneming<strong>en</strong> ongeldig mog<strong>en</strong> zijn.<br />

De respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met meer ongeldige waarneming<strong>en</strong> zijn geheel buit<strong>en</strong> de analyse over de<br />

counts gelat<strong>en</strong>. Dit betrof uiteindelijk 395 scholier<strong>en</strong> (5,4% van totaal). Door het weglat<strong>en</strong> van<br />

deze respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verviel ongeveer e<strong>en</strong> ti<strong>en</strong>de van de ontbrek<strong>en</strong>de waard<strong>en</strong> (1% van 11%).<br />

Bij maximaal 15 ongeldige waarneming<strong>en</strong> van de 55 zou bijna 10% van de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn<br />

uitgevall<strong>en</strong> (9,7%). Bij de meeste resultat<strong>en</strong> in dit rapport ontbrek<strong>en</strong> ook respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> omdat<br />

er voor veel leerling<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de informatie voor het mak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> weegfactor was (zoals<br />

mate van stedelijkheid school <strong>en</strong> opleidingsniveau scholier).<br />

Totalisering<br />

Na de bewerking<strong>en</strong> van de ontbrek<strong>en</strong>de waard<strong>en</strong> zijn de ‘dur<strong>en</strong>’ van de verschill<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong><br />

bij elkaar opgeteld, nadat deze eerst met de gemiddelde count-waarde van de betreff<strong>en</strong>de<br />

activiteit war<strong>en</strong> verm<strong>en</strong>igvuldigd. Zo ontstond de totaalwaarde van de counts van de leerling<strong>en</strong><br />

voor de ti<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong>. In het rapport wordt hier met het cursief geschrev<strong>en</strong><br />

woord counts <strong>naar</strong> verwez<strong>en</strong>. Over alle scholier<strong>en</strong> is het eindresultaat goed normaal verdeeld.<br />

Wel zit er maar liefst e<strong>en</strong> factor 100 tuss<strong>en</strong> de minimale counts <strong>en</strong> de maximale counts. Ge<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kele scholier koos steeds alle<strong>en</strong> de minimale waarde (ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele activiteit gedaan), één<br />

scholier koos bij 54 van de 55 waarneming<strong>en</strong> de langste duur van e<strong>en</strong> activiteit. De verdeling<br />

is wat scheef in de richting van de maximale counts. Omdat wij rapporter<strong>en</strong> in perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong><br />

(pCounts, zie paragraaf B1.4 voor uitleg) is het belang van de extrem<strong>en</strong> echter niet groot.<br />

In de figuur B1.8 is de verdeling van de counts over de totale groep deelnemers aan het<br />

beweegonderzoek weergegev<strong>en</strong>.<br />

286 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Figuur B1.8 Verdeling counts afgezet teg<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>tie voorkom<strong>en</strong> (n = 7.087 scholier<strong>en</strong>)<br />

700<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

500.000 5.500.000 10.500.000<br />

Bepaling beweegbeleid van e<strong>en</strong> school<br />

De schoolverteg<strong>en</strong>woordigers van de deelnem<strong>en</strong>de schol<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>lijst over de<br />

school in het algeme<strong>en</strong>, het gymnastiekonderwijs <strong>en</strong> andere met beweging verband houd<strong>en</strong>de<br />

aspect<strong>en</strong> van de school ingevuld (e<strong>en</strong> per school). Het belangrijkste doel van deze vrag<strong>en</strong>lijst<br />

was het kunn<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> van het beweegbeleid van e<strong>en</strong> school. De maat hiervoor beantwoordt<br />

e<strong>en</strong> van de belangrijkste onderzoeksvrag<strong>en</strong> van het onderzoek <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong><br />

<strong>Sport</strong>, namelijk die <strong>naar</strong> de relatie tuss<strong>en</strong> het beweegbeleid van de school <strong>en</strong> het beweeg- <strong>en</strong><br />

sportgedrag van haar leerling<strong>en</strong>. Hierna wordt beschrev<strong>en</strong> hoe de maat voor het beweegbeleid<br />

is geconstrueerd. In hoofdstuk 2 werd al beschrev<strong>en</strong> hoe de maat uiteindelijk is sam<strong>en</strong>gesteld<br />

(zie ook tekst voor tabel B1.12). Onder het kopje Verdere bewerking schoolonderzoek word<strong>en</strong> de<br />

overige bewerking<strong>en</strong> die op de schoolvrag<strong>en</strong>lijst zijn toegepast, besprok<strong>en</strong>.<br />

In eerste instantie is op basis van de beantwoording van alle vrag<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong> welke vrag<strong>en</strong><br />

het beweegbeleid zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong>. Het betreft dan feitelijke zak<strong>en</strong> zoals het bezit van<br />

doelpal<strong>en</strong> op het schoolplein, maar ook meer subjectieve uitsprak<strong>en</strong> van de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers<br />

in antwoord op de vrag<strong>en</strong>. Dit is in e<strong>en</strong> bespreking met vier van de onderzoekers<br />

gedaan. Feitelijk probeerd<strong>en</strong> wij de relatie van de diverse (sportieve) voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op school<br />

met het beweg<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong> vast te stell<strong>en</strong>. De volg<strong>en</strong>de onderwerp<strong>en</strong> uit de schoolvrag<strong>en</strong>lijst<br />

zijn in eerste instantie geselecteerd:<br />

• schoolpleinvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zijn bij elkaar opgeteld, belijning, speeltoestell<strong>en</strong> <strong>en</strong> veld naast<br />

het plein tell<strong>en</strong> daarbij dubbel (de voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> liet<strong>en</strong> individueel ge<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>);<br />

• uitsprak<strong>en</strong> over het schoolplein vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sterke schaal (Cronbachs alfa is 0,91);<br />

• ook de uitsprak<strong>en</strong> over de beschikbaarheid van sport- <strong>en</strong> spelmateriaal vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> solide<br />

schaal (Cronbachs alfa is 0,87);<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

287


• de waardering van de vaste accommodatie is bepaald (gymzaal of sporthal). Het gebruik<br />

van incid<strong>en</strong>tele voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (zoals ijsbaan) is bij elkaar opgeteld;<br />

• de twee vrag<strong>en</strong> over de afstand van de school <strong>naar</strong> de locaties waar de less<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>, zijn onbewerkt voor verdere analyse meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>;<br />

• voor het voortgezet onderwijs zijn de sportprogramma’s geteld die op school gevolgd kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>;<br />

• informatie over de LOOT-lic<strong>en</strong>tie is eruit gelat<strong>en</strong> omdat dit e<strong>en</strong> faciliteit is voor e<strong>en</strong><br />

beperkte groep schol<strong>en</strong> (<strong>en</strong> daarbinn<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> deel van de scholier<strong>en</strong>);<br />

• het gemiddelde aantal minut<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding is ook bepaald over schoolklass<strong>en</strong>/-groep<strong>en</strong><br />

die niet zijn onderzocht (groep 7 <strong>en</strong> 8 <strong>en</strong> klas 1 <strong>en</strong> 3), aangezi<strong>en</strong> de<br />

maat voor e<strong>en</strong> school niet alle<strong>en</strong> voor de onderzochte klass<strong>en</strong>/groep<strong>en</strong> is gemaakt. Voor<br />

het primair onderwijs is informatie over groep 1 <strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> bij het voortgezet onderwijs<br />

over de klass<strong>en</strong> 5 <strong>en</strong> 6 weggelat<strong>en</strong>, omdat deze groep<strong>en</strong> doorgaans afwijk<strong>en</strong> wat de duur<br />

(kleuters) of wat het niveau (veel schol<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> 5e of 6e klas, zoals het vmbo)<br />

betreft;<br />

• de uitsprak<strong>en</strong> over schoolsport (frequ<strong>en</strong>tie per activiteit) lever<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> betrouwbare schaal<br />

op. Deze zijn niet verder meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de bepaling van beweeggerichtheid vanwege de<br />

fragm<strong>en</strong>tatie van de uitkomst<strong>en</strong>;<br />

• het perc<strong>en</strong>tage scholier<strong>en</strong> dat deelneemt aan schoolsport is bepaald;<br />

• geteld is het gebruik van het aantal specifieke lesprogramma’s (verschill<strong>en</strong>d aantal voortgezet<br />

onderwijs/primair onderwijs);<br />

• van de vraag of de scholier<strong>en</strong> in de pauze kunn<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> vraag gemaakt met ja<br />

of nee als antwoord;<br />

• dezelfde procedure is gevolgd voor de vraag over het toezicht in de pauze;<br />

• het hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vakleerkracht (alle<strong>en</strong> voor primair onderwijs) is niet bewerkt maar wel<br />

betrokk<strong>en</strong> in de discussie;<br />

• van de diverse vorm<strong>en</strong> van de frequ<strong>en</strong>tie van sam<strong>en</strong>werking met instanties buit<strong>en</strong> de<br />

school (sportschol<strong>en</strong>, ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> <strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) valt ge<strong>en</strong> schaal te mak<strong>en</strong> (Cronbachs<br />

alfa is met 0,45 te laag). De vrag<strong>en</strong> zijn separaat opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de analyse;<br />

• aan het einde van de vrag<strong>en</strong>lijst is e<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>blok over het beleid <strong>en</strong> het belang van beweg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gezondheid opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Op basis van e<strong>en</strong> principalecompon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>analyse is e<strong>en</strong><br />

relevante schaal voor de bepaling van beweeggerichtheid gemaakt (uiteindelijk is voor<br />

deze schaal gekoz<strong>en</strong> voor het vaststell<strong>en</strong> van de maat; Cronbachs alfa is 0,81).<br />

Met deze selectie van (bewerkte) vrag<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> principalecompon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>analyse uitgevoerd om<br />

globaal inzicht in de onderligg<strong>en</strong>de verband<strong>en</strong> te krijg<strong>en</strong> (n = 187 schol<strong>en</strong>). Idealiter vorm<strong>en</strong><br />

deze vrag<strong>en</strong> immers e<strong>en</strong> aanwijzing voor e<strong>en</strong> grote onderligg<strong>en</strong>de factor, namelijk de wijze om<br />

het beweg<strong>en</strong> bij scholier<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong>. Deze analyse is echter alle<strong>en</strong> geschikt voor intervalvariabel<strong>en</strong><br />

(schaalvrag<strong>en</strong>). De uitkomst<strong>en</strong> lever<strong>en</strong> e<strong>en</strong> globaal inzicht op welke vrag<strong>en</strong> meer of<br />

minder relevant zijn voor de maat waar<strong>naar</strong> wordt gezocht.<br />

288 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


De analyse op intervalniveau geeft zicht op hoe de schoolpleinvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> (aantal voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de uitsprak<strong>en</strong> over deze voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>) sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met het aantal ur<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding <strong>en</strong> het aantal incid<strong>en</strong>tele accommodaties dat m<strong>en</strong> gebruikt. Deze vorm<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong> e<strong>en</strong> schaal, maar betrouwbaar is deze allerminst, vooral omdat het aantal ur<strong>en</strong> lichamelijke<br />

opvoeding volg<strong>en</strong>s de analyse er niet bij past. De tweede schaal is gebaseerd op de eig<strong>en</strong><br />

inschatting van het beleid/belang van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> gezondheid (het laatste grote vrag<strong>en</strong>blok<br />

van de schoolvrag<strong>en</strong>lijst). Deze staat op zichzelf <strong>en</strong> vormt dus ge<strong>en</strong> schaal sam<strong>en</strong> met andere<br />

vrag<strong>en</strong>. De derde factor staat meer voor de kwaliteit. Het bevat het oordeel over de material<strong>en</strong><br />

(e<strong>en</strong> schaal van vier vrag<strong>en</strong>), het oordeel over de accommodatie <strong>en</strong> het aantal sportklasprogramma’s.<br />

Het laatste is alle<strong>en</strong> voorgelegd aan de schol<strong>en</strong> voor voortgezet onderwijs. Als het<br />

e<strong>en</strong> schol<strong>en</strong>geme<strong>en</strong>schap betreft dan kunn<strong>en</strong> er meer programma’s zijn, aangezi<strong>en</strong> deze vaak<br />

op e<strong>en</strong> bepaald schooltype zijn gericht. Het tell<strong>en</strong> van het aantal zegt daarom niet altijd iets<br />

over de mate van beweeggerichtheid van e<strong>en</strong> school. Deze variabele is daarom weggelat<strong>en</strong>. De<br />

vierde <strong>en</strong> laatste factor bestaat uit het perc<strong>en</strong>tage scholier<strong>en</strong> dat deelneemt aan schoolsport.<br />

Dit is ook weer e<strong>en</strong> op zichzelf staande <strong>en</strong>titeit.<br />

Om ook de relevante variabel<strong>en</strong> mee te nem<strong>en</strong> die niet op intervalniveau zijn beoordeeld, is<br />

e<strong>en</strong> analyse uitgevoerd die alle niveaus aankan (interval <strong>en</strong> nominaal niveau). Deze Homalsanalyse<br />

5 is ook alle<strong>en</strong> op de 187 deelnem<strong>en</strong>de schol<strong>en</strong> gebaseerd. De in de principalecompon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>analyse<br />

gebruikte intervalvariabel<strong>en</strong> zijn voor deze analyse steeds tot drie groep<strong>en</strong><br />

teruggebracht. Ook van e<strong>en</strong> aantal andere variabel<strong>en</strong> is het aantal antwoordcategorieën af <strong>en</strong><br />

toe gereduceerd. Dit is noodzakelijk vanwege het geringe aantal schol<strong>en</strong> (187): elke categorie<br />

vereist e<strong>en</strong> zeker aantal waarneming<strong>en</strong>.<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

289


Figuur B1.9 Sam<strong>en</strong>hang aspect<strong>en</strong> beweegactiviteit<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> (n = 187 schol<strong>en</strong>, Homalsanalyse)<br />

1,3<br />

Minder beleid<br />

1,0<br />

groepsdoc<strong>en</strong>t, ge<strong>en</strong><br />

+pauzesport<br />

- pleinsportmogelijkhed<strong>en</strong><br />

+ les LO<br />

4-7 incid<strong>en</strong>tele accommodatie<br />

-1,3<br />

+toezicht plein<br />

-1,0<br />

+ materiaal LO<br />

1-2 pleinvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

-/- waardering hal<br />

0,3<br />

0% deelname schoolsport<br />

- waardering hal<br />

sportveld < 1km<br />

- les LO<br />

+/-materiaal LO<br />

+ waardering hal<br />

ge<strong>en</strong> sportveld<br />

groepsdoc<strong>en</strong>t, soms<br />

afstand hal, > 2km<br />

sportveld > 1 km<br />

2-3 incid<strong>en</strong>tele<br />

3-5 pleinvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

0,0 accommodaties<br />

- toezicht plein<br />

(80-) 100% schoolsport<br />

-0,3<br />

0,0<br />

0,3-pauzesport<br />

1,0<br />

Doorsnee beleid<br />

1 incid<strong>en</strong>tele accommodatie<br />

hal op terrein<br />

afstand hal, 1-2 km<br />

sportveld op terrein<br />

40-70% schoolsport<br />

-0,3<br />

+/- les LO<br />

10-30% schoolsport<br />

-1,0<br />

-materiaal LO<br />

++waardering hal<br />

Meer beleid<br />

+/- plein sportmogelijkhed<strong>en</strong><br />

afstand hal, < 1km<br />

+ plein sportmogelijkhed<strong>en</strong><br />

groepsdoc<strong>en</strong>t, vast<br />

6-9 pleinvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

De analyse geeft twee relevante dim<strong>en</strong>sies, hoewel er mogelijk meer zijn gezi<strong>en</strong> de matige<br />

verklaarde variantie van 43%. Deze variantie is wellicht lager doordat e<strong>en</strong> groep van circa 40<br />

schol<strong>en</strong> zich min of meer afzondert van de rest. Deze groep schol<strong>en</strong> k<strong>en</strong>merkt zich doordat<br />

zij meer lichamelijke opvoeding (in duur) gev<strong>en</strong> dan gemiddeld. Verder hebb<strong>en</strong> deze schol<strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong> sportmogelijkhed<strong>en</strong> in de pauze, ge<strong>en</strong> pleintoezicht <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> op het<br />

schoolplein <strong>en</strong> mak<strong>en</strong> zij gebruik van meerdere incid<strong>en</strong>tele accommodaties (zoals ijsban<strong>en</strong>,<br />

klimhall<strong>en</strong> etc.). De grotere restgroep laat zich grofweg in drie groep<strong>en</strong> verdel<strong>en</strong>. Daarbij lijkt<br />

de eig<strong>en</strong> inschatting van het beweegbeleid (op basis van e<strong>en</strong> selectie van vrag<strong>en</strong> uit het laatste,<br />

grote vrag<strong>en</strong>blok) c<strong>en</strong>traal te staan. Zie de vetgedrukte labels Minder beleid, Doorsnee beleid <strong>en</strong><br />

Meer beleid in figuur B1.9. Daaromhe<strong>en</strong> zijn antwoord<strong>en</strong> geclusterd die de t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s <strong>naar</strong> meer of<br />

minder sportactief ondersteun<strong>en</strong>. Alle antwoord<strong>en</strong> staan rond de as van de tweede dim<strong>en</strong>sie.<br />

Deze tweede dim<strong>en</strong>sie is in deze analyse relevant, de eerste niet.<br />

De eerste dim<strong>en</strong>sie, met het cluster schol<strong>en</strong> die veel lichamelijke opvoeding gev<strong>en</strong> <strong>en</strong> weinig<br />

toezicht k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, is feitelijk gebaseerd op de duur van de less<strong>en</strong> lichamelijke opvoeding. Schol<strong>en</strong><br />

voor voortgezet <strong>en</strong> primair onderwijs onderscheid<strong>en</strong> zich sterk <strong>naar</strong> het aantal lesur<strong>en</strong> LO.<br />

Uit ons onderzoek blijkt dat 31% van de schol<strong>en</strong> voor primair onderwijs <strong>en</strong> 8% van schol<strong>en</strong> voor<br />

voortgezet onderwijs tot 1,5 uur gymles bied<strong>en</strong>. 9% van de schol<strong>en</strong> voor primair onderwijs <strong>en</strong><br />

maar liefst 69% schol<strong>en</strong> in het voortgezet onderwijs gev<strong>en</strong> 2 uur of meer lichamelijke opvoe-<br />

290 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


ding. De eerste dim<strong>en</strong>sie geeft dus het verschil tuss<strong>en</strong> schol<strong>en</strong> in het primair <strong>en</strong> voortgezet<br />

onderwijs weer. Daarom is beslot<strong>en</strong> deze buit<strong>en</strong> beschouwing te lat<strong>en</strong>.<br />

Verder valt op dat de zes uitsprak<strong>en</strong> over het beweegbeleid van de school sterk lad<strong>en</strong> op de<br />

tweede dim<strong>en</strong>sie. Daarbij geldt dat e<strong>en</strong> schaal op basis van zes uitsprak<strong>en</strong> goed is te verwerk<strong>en</strong><br />

tot e<strong>en</strong> schaal die ook in ander onderzoek kan word<strong>en</strong> toegepast. Daarom is uiteindelijk gekoz<strong>en</strong><br />

voor de relatief e<strong>en</strong>voudige oplossing om het beweegbeleid van de school te bepal<strong>en</strong> op<br />

basis van de beoordeling door de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers van zes uitsprak<strong>en</strong>:<br />

1. het aanbied<strong>en</strong> van (naschoolse) schoolsport heeft op school prioriteit;<br />

2. de schoolleiding vindt beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport belangrijk;<br />

3. de school voert e<strong>en</strong> gericht beleid om overgewicht onder scholier<strong>en</strong> te voorkom<strong>en</strong>/teg<strong>en</strong> te gaan;<br />

4. bij de inrichting van het schoolgebouw is rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met het stimuler<strong>en</strong> van het<br />

(verplaatsings)beweg<strong>en</strong>;<br />

5. bij het verdel<strong>en</strong> van de financiële middel<strong>en</strong> heeft beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport prioriteit;<br />

6. de school voert e<strong>en</strong> gericht beleid om het beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> bij scholier<strong>en</strong> te stimuler<strong>en</strong>.<br />

Er war<strong>en</strong> vijf antwoordmogelijkhed<strong>en</strong>:<br />

1. helemaal niet mee e<strong>en</strong>s;<br />

2. niet mee e<strong>en</strong>s;<br />

3. neutraal;<br />

4. mee e<strong>en</strong>s;<br />

5. helemaal mee e<strong>en</strong>s.<br />

Elk van de zes vrag<strong>en</strong> weegt op gelijke manier mee in de uiteindelijk gevormde schaal. De<br />

schaal is getest met e<strong>en</strong> betrouwbaarheidsanalyse. Uit het resultaat blijkt dat het e<strong>en</strong> sterke<br />

schaal is (Cronbachs alfa 0,81). Voor de rapportage is deze schaal vervolg<strong>en</strong>s in drie groep<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>gevat: meer, doorsnee <strong>en</strong> minder beweegbeleid. De scheidslijn<strong>en</strong> voor deze indeling zijn<br />

gebaseerd op de waard<strong>en</strong> 1 tot 5 (zie de vijf antwoordmogelijkhed<strong>en</strong> hiervoor). 1 tot 2,75 staat<br />

voor minder, 2,75 tot 3,25 voor doorsnee <strong>en</strong> 3,25 tot 5 voor meer beweegbeleid. In eerste instantie<br />

was gekoz<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> andere indeling, namelijk minder 1-2,5; doorsnee 2,5-3,5; meer 3,5-5).<br />

Het nadeel van deze indeling is dat de verdeling van de schol<strong>en</strong> over de drie groep<strong>en</strong> nogal<br />

scheef is. De gekoz<strong>en</strong> indeling heeft groep<strong>en</strong> die qua omvang meer overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong>: 76 schol<strong>en</strong><br />

voer<strong>en</strong> e<strong>en</strong> minder beweeggericht beleid, 56 e<strong>en</strong> doorsnee <strong>en</strong> 54 e<strong>en</strong> meer beweeggericht<br />

beleid. Van één school ontbrak<strong>en</strong> alle antwoord<strong>en</strong> op de zes uitsprak<strong>en</strong>; deze school kon dan<br />

ook niet word<strong>en</strong> ingedeeld.<br />

Het is interessant om te kijk<strong>en</strong> in welke mate de gevormde schaal sam<strong>en</strong>hangt met de meer fysieke<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> die in eerste instantie met beweegbeleid zijn geassocieerd. Zie daarvoor tabel B1.12.<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

291


Tabel B1.12 Beweegbeleid school <strong>naar</strong> oorspronkelijk geformuleerde k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

beweegactieve school (n = 187 schol<strong>en</strong>)<br />

Totaal<br />

(n = 187)<br />

%<br />

Beweegbeleid school<br />

minder<br />

(n = 76)<br />

%<br />

doorsnee<br />

(n = 56)<br />

%<br />

meer<br />

(n = 54)<br />

%<br />

drie tot vijf sport- <strong>en</strong> spelvoorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> aanwezig op schoolplein 42 36 39 50<br />

meer sport- <strong>en</strong> beweegmogelijkhed<strong>en</strong> op het schoolplein 47 38 46 61<br />

vakleerkracht LO aanwezig (voor PO) 50 46 46 61<br />

positief oordeel over kwantiteit/kwaliteit material<strong>en</strong> voor LO-less<strong>en</strong> 33 20 38 48<br />

erg positieve waardering accommodatie gymnastiekzaal of sporthal<br />

(bij structureel gebruik)<br />

24 25 16 31<br />

gymzaal of sporthal staat op het schoolterrein 48 41 42 63<br />

sportveld ligt op het schoolterrein 20 14 22 26<br />

langere gemiddelde lesduur LO op school (PO: groep 3-8, VO: klas<br />

1-4)<br />

21 19 24 23<br />

ge<strong>en</strong> gebruik incid<strong>en</strong>tele accommodatie voor LO-less<strong>en</strong> 18 22 18 14<br />

vrijwel ge<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong> do<strong>en</strong> aan schoolsport 62 79 57 39<br />

groepsleerkracht<strong>en</strong> word<strong>en</strong> structureel betrokk<strong>en</strong> bij beweeg- <strong>en</strong><br />

sportactiviteit<strong>en</strong><br />

30 20 30 44<br />

Voor alle in de tabel opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> indicator<strong>en</strong> geldt dat bij meer beweegbeleid door e<strong>en</strong> school<br />

de perc<strong>en</strong>tages hoger zijn dan bij minder beweegbeleid. Voor de twee negatief geformuleerde<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> geldt dit in omgekeerde richting: bij meer beleid zijn de perc<strong>en</strong>tages lager <strong>en</strong> bij<br />

minder beleid hoger. De schol<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> doorsnee beweegbeleid zitt<strong>en</strong> doorgaans tuss<strong>en</strong> de<br />

perc<strong>en</strong>tages van meer <strong>en</strong> minder beleid in. Alle<strong>en</strong> voor de waardering van de accommodatie<br />

(erg positief) geldt dat duidelijk niet. Het onderscheid bij de aanwezigheid van e<strong>en</strong> vakleerkracht<br />

lichamelijke opvoeding (voor primair onderwijs) tuss<strong>en</strong> doorsnee <strong>en</strong> minder beleid is<br />

afwezig (van beide groep<strong>en</strong> heeft 46% e<strong>en</strong> vakleerkracht). Tot slot is in de tabel zichtbaar dat er<br />

soms grote verschill<strong>en</strong> zijn tuss<strong>en</strong> de drie niveaus van beweegbeleid <strong>en</strong> soms ook verschill<strong>en</strong><br />

van minder dan 5 proc<strong>en</strong>tpunt<strong>en</strong>.<br />

Verdere bewerking schoolonderzoek<br />

Van de schoolvrag<strong>en</strong>lijst bestaan vier versies, twee voor het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek <strong>en</strong><br />

twee voor het beweegonderzoek. Beide versies zijn uitgesplitst voor het primair <strong>en</strong> het voortgezet<br />

onderwijs. Globaal zijn de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> echter gelijk. Ze zijn daarom aan elkaar gekoppeld <strong>en</strong><br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> databestand. Hieronder word<strong>en</strong> de noodzakelijke bewerking<strong>en</strong> toegelicht die,<br />

buit<strong>en</strong> de zojuist beschrev<strong>en</strong> aanpassing<strong>en</strong> (zie Bepaling beweegbeleid van e<strong>en</strong> school), zijn toegepast.<br />

292 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Postcode school<br />

Aan de vier cijfers van de postcode van de schoollocaties is informatie gekoppeld, zoals de mate<br />

van stedelijkheid van de locatie. Daarnaast zijn de zes posities van de postcodes gebruikt voor<br />

de analyses van de schoolomgeving aan de hand van Google Maps (zie Beschrijving instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

in paragraaf B1.1). Ze zijn tev<strong>en</strong>s gebruikt om de afstand van het woonadres van de scholier<strong>en</strong><br />

(woonpostcode) tot de school (schoolpostcode) te bepal<strong>en</strong> (zie verder onder Bewerking leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong>).<br />

De schoolverteg<strong>en</strong>woordigers gav<strong>en</strong> in de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> de postcode van hun<br />

school op. Deze zijn vergelek<strong>en</strong> met de adresgegev<strong>en</strong>s van het CFI (basissteekproef) <strong>en</strong> bij acht<br />

schoollocaties gecorrigeerd vanwege inconsist<strong>en</strong>ties.<br />

Op<strong>en</strong> antwoord<strong>en</strong><br />

Alle op<strong>en</strong> antwoord<strong>en</strong> zijn bestudeerd; ze zijn soms ingedeeld in bestaande antwoordmogelijkhed<strong>en</strong><br />

in de vrag<strong>en</strong>lijst, hier <strong>en</strong> daar zijn nieuwe antwoordcategorieën gevormd.<br />

Inconsist<strong>en</strong>tie antwoord<strong>en</strong><br />

Kleine inconsist<strong>en</strong>ties in de codering van de antwoord<strong>en</strong> van de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> zijn weggewerkt;<br />

deze zijn veroorzaakt doordat de vier versies verschill<strong>en</strong>d zijn ingevoerd (handmatige invoer<br />

van de data van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek <strong>en</strong> invoer door scanning van de data van het<br />

beweegonderzoek).<br />

Sam<strong>en</strong>vatting vraagblokk<strong>en</strong> met uitsprak<strong>en</strong><br />

De vrag<strong>en</strong>lijst bevat e<strong>en</strong> vraag waarin e<strong>en</strong> aantal aspect<strong>en</strong> van de verkeersveiligheid rond de<br />

school word<strong>en</strong> opgesomd. Uit de beantwoording was ge<strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidige informatie te hal<strong>en</strong>. Als<br />

er veel maatregel<strong>en</strong> zijn g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, kan dat duid<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> goed beleid, maar ook op e<strong>en</strong> verkeerssituatie<br />

die deze maatregel<strong>en</strong> noodzakelijk maakte. In e<strong>en</strong> andere vraag werd de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers<br />

verzocht e<strong>en</strong> meer subjectief oordeel over uitsprak<strong>en</strong> over de verkeersveiligheid<br />

van de schoolomgeving te gev<strong>en</strong>. Drie van deze uitsprak<strong>en</strong> vormd<strong>en</strong> wel e<strong>en</strong> consist<strong>en</strong>t<br />

geheel, maar niet betrouwbaar g<strong>en</strong>oeg om in de rapportage te kunn<strong>en</strong> toepass<strong>en</strong>. Wel is er e<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> de uitspraak dat scholier<strong>en</strong> veilig kunn<strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> rond de school <strong>en</strong> de uitspraak<br />

dat zij er veilig kunn<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> (Cronbachs alfa 0,67).<br />

Naast het verkeer zijn nog andere thema’s in de vrag<strong>en</strong>lijst aan de orde gekom<strong>en</strong>. Waar de<br />

vrag<strong>en</strong> bestaan uit uitsprak<strong>en</strong>, is gecontroleerd of deze zijn sam<strong>en</strong> te vatt<strong>en</strong>. Deze sam<strong>en</strong>vatting<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> schal<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd. Als e<strong>en</strong> schaal betrouwbaar is, kan daarmee efficiënter word<strong>en</strong><br />

gerapporteerd. Met e<strong>en</strong> principalecompon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>analyse is bestudeerd welke uitsprak<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>, via e<strong>en</strong> betrouwbaarheidsanalyse is getest of e<strong>en</strong> schaal mag word<strong>en</strong> gevormd.<br />

Van de 9 uitsprak<strong>en</strong> over het schoolplein zijn er 7 sam<strong>en</strong> te vatt<strong>en</strong> (Cronbachs alfa 0,91) tot e<strong>en</strong><br />

schaal <strong>Sport</strong>- <strong>en</strong> beweegmogelijkhed<strong>en</strong>. Ook de 4 uitsprak<strong>en</strong> over het materiaal van de less<strong>en</strong><br />

lichamelijke opvoeding zijn goed sam<strong>en</strong> te voeg<strong>en</strong> (Cronbachs alfa 0,87). De informatie over<br />

de frequ<strong>en</strong>tie van de sportactiviteit<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de gymles was op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele manier sam<strong>en</strong> te<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

293


vatt<strong>en</strong>. Dat gold ook voor de mate van sam<strong>en</strong>werking met externe partij<strong>en</strong> op het terrein van<br />

sport <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> (Cronbachs alfa 0,45).<br />

Aan het eind van de vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> groot aantal uitsprak<strong>en</strong> aan de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers<br />

voorgelegd over het beleid van de school rond lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> schoolsport.<br />

De belangrijkste schaal is de mate van beweegbeleid van e<strong>en</strong> school. Hiervan is al e<strong>en</strong> aparte<br />

beschrijving gegev<strong>en</strong>. De betrouwbaarheid van deze schaal is goed (Cronbachs alfa 0,81). Los<br />

van deze voor het rapport c<strong>en</strong>trale sam<strong>en</strong>vatting zijn 3 andere groep<strong>en</strong> van uitsprak<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gevoegd:<br />

gezonde voeding voor de scholier<strong>en</strong> (3 uitsprak<strong>en</strong>, alfa 0,71), <strong>en</strong>thousiasme scholier<strong>en</strong><br />

(2 uitsprak<strong>en</strong>, alfa 0,77), naschoolse sport (2 uitsprak<strong>en</strong>, alfa 0,65).<br />

Bewerking leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong><br />

In dit gedeelte word<strong>en</strong> de noodzakelijke bewerking<strong>en</strong> van de leerlinggegev<strong>en</strong>s beschrev<strong>en</strong>.<br />

Eerst wordt e<strong>en</strong> aantal algem<strong>en</strong>e bewerking<strong>en</strong> opgesomd, daarop volgt informatie over de<br />

opbouw van het analysebestand. T<strong>en</strong> slotte wordt e<strong>en</strong> aantal voor de rapportage belangrijke<br />

bepaling<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> (BMI, afstand tot school, aandeel school in ti<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sieve activiteit<strong>en</strong>).<br />

Noodzakelijke bewerking<strong>en</strong> leerlinggegev<strong>en</strong>s<br />

• Selectie heeft plaatsgevond<strong>en</strong> van scholier<strong>en</strong> uit groep 7 <strong>en</strong> 8 <strong>en</strong> klas 1 <strong>en</strong> 3. De scholier<strong>en</strong><br />

die in andere klass<strong>en</strong> zat<strong>en</strong>, zijn uit de analyse gelat<strong>en</strong>. Van alle scholier<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> klas<br />

hebb<strong>en</strong> opgegev<strong>en</strong>, is geprobeerd de juiste klas te achterhal<strong>en</strong>.<br />

• Omdat het onderwijsniveau in het voortgezet onderwijs ook gebruikt is voor de weging<br />

van de gegev<strong>en</strong>s van de scholier<strong>en</strong>, is veel aandacht besteed om deze consist<strong>en</strong>t te mak<strong>en</strong><br />

(antwoord<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> klas zijn gecontroleerd).<br />

• E<strong>en</strong> klein aantal inconsist<strong>en</strong>ties in de antwoord<strong>en</strong> is weggewerkt. Te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> valt aan de<br />

opgave van e<strong>en</strong> van de klas afwijk<strong>en</strong>d schoolniveau.<br />

• Op basis van de invuldatum die de scholier<strong>en</strong> opgav<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> weeknummer van de week<br />

daarvoor gemaakt. Dat was de week waarover ze rapporteerd<strong>en</strong>, de zog<strong>en</strong>aamde meetweek.<br />

Leerling<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> invuldatum opgav<strong>en</strong>, kreg<strong>en</strong> het weeknummer van hun klasg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>.<br />

• De op<strong>en</strong> antwoord<strong>en</strong> zijn net als bij de schoolvrag<strong>en</strong>lijst verwerkt <strong>en</strong> waar zinvol bij<br />

bestaande antwoord<strong>en</strong> gevoegd of tot e<strong>en</strong> nieuwe antwoordmogelijkheid gevormd.<br />

• De weergegev<strong>en</strong>s (wind, temperatuur <strong>en</strong> neerslag) zijn per scholier aan de meetweek<br />

gekoppeld (voor zev<strong>en</strong> dag<strong>en</strong>). Hiermee zijn de <strong>relaties</strong> van het weer met het beweeggedrag<br />

te onderzoek<strong>en</strong>.<br />

• Net als bij de schoolvrag<strong>en</strong>lijst zijn gegev<strong>en</strong>s van de (vier cijfers van de) postcode van<br />

het woonadres van de scholier aan het analysebestand gekoppeld (mate van stedelijkheid,<br />

kwaliteitstypering wijk etc.).<br />

294 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Analysebestand<br />

Er is gekoz<strong>en</strong> om te rapporter<strong>en</strong> over de gegev<strong>en</strong>s van het beweegonderzoek plus de uitkomst<strong>en</strong><br />

van de schol<strong>en</strong> <strong>en</strong> de scholier<strong>en</strong> die hebb<strong>en</strong> deelg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> aan het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek.<br />

Beide onderzoek<strong>en</strong> zijn op dezelfde steekproef gebaseerd.<br />

Er is ge<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> de gemiddelde counts van de 7 basisschol<strong>en</strong> van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

<strong>en</strong> die van de basisschol<strong>en</strong> van het beweegonderzoek. Er is wel e<strong>en</strong> (duidelijk)<br />

verschil tuss<strong>en</strong> de 6 middelbare schol<strong>en</strong> van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek <strong>en</strong> de schol<strong>en</strong><br />

van het beweegonderzoek. Dit kan echter toeval zijn. De spreiding bij de schol<strong>en</strong> voor voortgezet<br />

onderwijs is ook groter, doordat er verschill<strong>en</strong>de schooltyp<strong>en</strong> zijn die meer of minder<br />

stedelijk zijn geleg<strong>en</strong>. De mate van stedelijkheid bepaalt voor e<strong>en</strong> deel het activiteitsniveau<br />

(verder fiets<strong>en</strong>, lop<strong>en</strong> of reiz<strong>en</strong> met het op<strong>en</strong>baar vervoer betek<strong>en</strong>t per saldo meer beweg<strong>en</strong>).<br />

De antwoord<strong>en</strong> van de schoolverteg<strong>en</strong>woordigers zijn gekoppeld aan de scholiergegev<strong>en</strong>s. De<br />

uitkomst<strong>en</strong> van alle scholier<strong>en</strong> zijn daardoor uit te splits<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de schoolk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> paar<br />

vrag<strong>en</strong> is specifiek voor e<strong>en</strong> bepaalde klas gesteld (zoals de duur van de pauze). Voor deze<br />

gegev<strong>en</strong>s heeft de koppeling per klas plaatsgevond<strong>en</strong>. Na de koppeling bleek dat zes schol<strong>en</strong><br />

niet over e<strong>en</strong> schoolvrag<strong>en</strong>lijst beschikt<strong>en</strong>. Deze schol<strong>en</strong> met bijbehor<strong>en</strong>de scholier<strong>en</strong> zijn uit<br />

de analyse gelat<strong>en</strong>. De gegev<strong>en</strong>s van de scholier<strong>en</strong> zijn gewog<strong>en</strong> (zie ‘Evaluatie steekproev<strong>en</strong>’<br />

in deze bijlage), die van de schol<strong>en</strong> zelf niet vanwege het geringe aantal onderzochte schol<strong>en</strong>.<br />

Het betek<strong>en</strong>t dat schol<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> <strong>naar</strong> de twee onafhankelijke steekproev<strong>en</strong> zijn uit te splits<strong>en</strong><br />

(primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs). Daarom zijn in hoofdstuk 2 de resultat<strong>en</strong> vrijwel overal voor<br />

de twee groep<strong>en</strong> apart weergegev<strong>en</strong>.<br />

Met de koppeling van de gegev<strong>en</strong>s van schoolverteg<strong>en</strong>woordigers, scholier<strong>en</strong>, postcodes <strong>en</strong><br />

het weer is e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal analysebestand opgebouwd. Met dit bestand zijn alle in het rapport<br />

beschrev<strong>en</strong> analyses uitgevoerd, afgezi<strong>en</strong> van het vaststell<strong>en</strong> van de beweegint<strong>en</strong>siteit<strong>en</strong> per<br />

activiteit.<br />

In totaal hebb<strong>en</strong> 254 scholier<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> weegfactor gekreg<strong>en</strong> vanwege het ontbrek<strong>en</strong> van informatie<br />

waarop is gewog<strong>en</strong>. Op de c<strong>en</strong>trale waarde (het aantal counts per scholier) viel<strong>en</strong> zoals<br />

eerder uitgelegd 367 scholier<strong>en</strong> uit, vanwege te veel ontbrek<strong>en</strong>de waard<strong>en</strong> op de vraagblokjes<br />

<strong>naar</strong> de duur van de activiteit<strong>en</strong> (hoewel zij wel e<strong>en</strong> geldige weegfactor hadd<strong>en</strong>). Opgeteld<br />

viel<strong>en</strong> uiteindelijk 621 scholier<strong>en</strong> uit (8,5% van n = 7.341) voor de tabell<strong>en</strong> <strong>en</strong> grafiek<strong>en</strong> die op<br />

counts zijn gebaseerd. Standaard wordt het aantal 7.087 vermeld. Dit zijn de respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zonder<br />

weegfactor (7.341-254).<br />

Aandeel schoolactiviteit<strong>en</strong><br />

Voor iedere scholier is bepaald welk deel van de activiteit<strong>en</strong> afhankelijk is van de school.<br />

Het betreft pauzegedrag, lichamelijke opvoeding <strong>en</strong> schoolsport. Daarnaast is e<strong>en</strong> deel van<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

295


de zwemtijd toegek<strong>en</strong>d aan het schoolaandeel. Het gaat om het zwemm<strong>en</strong> door de leerling<strong>en</strong><br />

onder schooltijd (vaak zwemles). Voor iedere<strong>en</strong> die hier aan voldoet, is bijna 1 uur zwemtijd aan<br />

de school toegek<strong>en</strong>d. Dit is gelijk aan de tijd van e<strong>en</strong> 0,5 uur tot 1 uur die volg<strong>en</strong>s de klass<strong>en</strong>gemiddeldemethode<br />

is bepaald (zie Bepaling duur van de activiteit<strong>en</strong>, eerder in deze paragraaf).<br />

Bewerking gewicht <strong>en</strong> l<strong>en</strong>gte: bepaling Body Mass Index (BMI)<br />

De BMI is e<strong>en</strong> maat om het gewicht van iemand te beoordel<strong>en</strong>. De basisbepaling geschiedt<br />

door het gewicht (in kilo’s) te del<strong>en</strong> door het kwadraat van de l<strong>en</strong>gte (in meters). De BMI is in<br />

dit onderzoek op basis van afkapwaard<strong>en</strong> van Cole et al. (2000) <strong>en</strong> Van Buur<strong>en</strong> (2004) verdeeld<br />

in drie categorieën: ondergewicht, normaal gewicht <strong>en</strong> overgewicht. De leerling<strong>en</strong> met obesitas<br />

(1%) zijn sam<strong>en</strong>gevoegd met de categorie overgewicht. De definitie van de BMI-klass<strong>en</strong><br />

verschilt voor kinder<strong>en</strong> <strong>naar</strong> leeftijd <strong>en</strong> geslacht: voor 9 jaar is ondergewicht tot 14,29 <strong>en</strong> overgewicht<br />

19,1 of meer <strong>en</strong> voor 18 jaar <strong>en</strong> ouder is ondergewicht tot 18,5 <strong>en</strong> overgewicht 25 of<br />

meer (zie Fredriks, 2000 <strong>en</strong> Groei <strong>Onderzoek</strong> 1997 van TNO/LUMC, zie www.zuivelonline.nl/<br />

pagina/962/gezond_gewicht_kinder<strong>en</strong>.html).<br />

In het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek is de l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> het gewicht gemet<strong>en</strong>. Daarnaast hebb<strong>en</strong><br />

de scholier<strong>en</strong> dit in de vrag<strong>en</strong>lijst van zowel het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek als het beweegonderzoek<br />

zelf gerapporteerd. De scholier<strong>en</strong> die aan het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek deelnam<strong>en</strong>,<br />

zijn gewog<strong>en</strong> <strong>en</strong> gemet<strong>en</strong> voordat zij de vrag<strong>en</strong> over l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> gewicht invuld<strong>en</strong>. Deze<br />

scholier<strong>en</strong> zijn niet geïnformeerd over hun gemet<strong>en</strong> l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> gewicht. Hierdoor kunn<strong>en</strong> de<br />

meetgegev<strong>en</strong>s van de leerling<strong>en</strong> van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek word<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong> met<br />

hun eig<strong>en</strong> opgav<strong>en</strong>.<br />

Door de twee bronn<strong>en</strong> te combiner<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> wij met e<strong>en</strong> regressieanalyse twee formules<br />

opgesteld die de opgave van de scholier van zijn l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> gewicht corrigeert. Voor de l<strong>en</strong>gte is<br />

deze formule: L<strong>en</strong>gte_gemet<strong>en</strong> = L<strong>en</strong>gte_gerapporteerd * .873 + 19.737 (85% verklaarde variantie,<br />

r = 0,92). Voor het gewicht is de correctieformule: Gewicht_gemet<strong>en</strong> = Gewicht_gerapporteerd<br />

* .922 + 6.354 (79% verklaarde variantie, r = 0,89). Deze formule hebb<strong>en</strong> wij ook in dit<br />

onderzoek toegepast.<br />

Voor zowel de gerapporteerde l<strong>en</strong>gte als het gerapporteerde gewicht zijn de extrem<strong>en</strong> zorgvuldig<br />

bestudeerd. De l<strong>en</strong>gte is gescre<strong>en</strong>d met beschikbare groeidiagramm<strong>en</strong> per leeftijd <strong>en</strong><br />

geslacht (http://staff.sci<strong>en</strong>ce.uva.nl/~heck/Research/groei/vc2002). Hiermee zijn onmogelijke<br />

l<strong>en</strong>gtes opgespoord <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s uit de analyse gelat<strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s is de l<strong>en</strong>gte gecombineerd<br />

met de opgegev<strong>en</strong> gewicht<strong>en</strong>. Onmogelijke combinaties hiervan zijn ook weggelat<strong>en</strong>. Omdat<br />

het gewicht inclusief kleding is gemet<strong>en</strong> <strong>en</strong> in de vrag<strong>en</strong>lijst gevraagd is <strong>naar</strong> het gewicht zonder<br />

kleding, is van het gecorrigeerde gewicht nog e<strong>en</strong>s acht ons afgetrokk<strong>en</strong>. Dit op basis van<br />

e<strong>en</strong> onderzoek van de GGD <strong>en</strong> TNO onder adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (waar de onderzoekers e<strong>en</strong> kilogram<br />

aftrokk<strong>en</strong> voor de kleding).<br />

296 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Ook voor de analyses van de gegev<strong>en</strong>s van de scholier<strong>en</strong> van het beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

is gebruikgemaakt van de opgave door de leerling<strong>en</strong> van de l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> het gewicht. Het<br />

eindresultaat is e<strong>en</strong> verdeling van BMI die redelijk overe<strong>en</strong>komt met de landelijke tr<strong>en</strong>ds voor<br />

scholier<strong>en</strong> van deze leeftijd. Het aantal gevall<strong>en</strong> van obesitas valt wel lager uit (de perc<strong>en</strong>tages<br />

zijn ook heel klein). Zoals eerder gemeld, is deze categorie in dit rapport sam<strong>en</strong>gevoegd met<br />

overgewicht.<br />

Afstand<strong>en</strong> tot de school<br />

Omdat van de woonplaats van de scholier<strong>en</strong> net als van de schoollocatie de volledige postcode<br />

(6 posities) beschikbaar was, kon de hemelsbrede afstand tuss<strong>en</strong> school <strong>en</strong> huis vrij nauwkeurig<br />

word<strong>en</strong> bepaald. E<strong>en</strong> groepje van circa 10 tot 15 huiz<strong>en</strong> heeft meestal dezelfde postcode. In<br />

e<strong>en</strong> stad kan daardoor e<strong>en</strong> vertek<strong>en</strong>ing van circa 50 meter ontstaan. Vanuit de school gezi<strong>en</strong>,<br />

is er ook e<strong>en</strong> onnauwkeurigheid: de ingang kan e<strong>en</strong> scholier dwing<strong>en</strong> e<strong>en</strong> langere afstand af te<br />

legg<strong>en</strong> dan berek<strong>en</strong>d (100 meter onzekerheid). De bepaling van de afstand is uitgevoerd door<br />

de Stichting Recreatie te D<strong>en</strong> Haag.<br />

Sam<strong>en</strong>vatting vraagblokk<strong>en</strong> met uitsprak<strong>en</strong><br />

Ook hier is gekek<strong>en</strong> welke vrag<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong> zijn, zodat compacter kon word<strong>en</strong> gerapporteerd.<br />

De vraagitems waarop deze sam<strong>en</strong>vatting<strong>en</strong> zijn gebaseerd, staan vermeld in hoofdstuk<br />

3. Behalve over de beweegactiviteit<strong>en</strong> zijn in de vrag<strong>en</strong>lijst ook vrag<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> over<br />

andere activiteit<strong>en</strong> die de leerling<strong>en</strong> doorgaans ondernem<strong>en</strong>. Van deze 7 activiteit<strong>en</strong> kond<strong>en</strong><br />

er 3 word<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gevoegd. Deze sam<strong>en</strong>voeging is de ‘coolschaal’ g<strong>en</strong>oemd (rondhang<strong>en</strong> op<br />

straat, muziek luister<strong>en</strong> <strong>en</strong> chill<strong>en</strong>, Cronbachs alfa 0,66). De 5 vrag<strong>en</strong> over eetgewoont<strong>en</strong> zijn<br />

met e<strong>en</strong> principalecompon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>analyse duidelijk in twee groep<strong>en</strong> in te del<strong>en</strong>. Maar met e<strong>en</strong><br />

betrouwbaarheidsanalyse leverde dit slechte schal<strong>en</strong> op. De scholier<strong>en</strong> is aan het eind van de<br />

vrag<strong>en</strong>lijst gevraagd waarom zij sport<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong>. Dit vraagblok is opgedeeld in 5 schal<strong>en</strong>.<br />

Plezier (7 uitsprak<strong>en</strong>, alfa 0,82), Aanzi<strong>en</strong> (3 uitsprak<strong>en</strong>, alfa 0,73), Spanning <strong>en</strong> avontuur (3 uitsprak<strong>en</strong>,<br />

alfa 0,74), Lichamelijk effect (3 uitsprak<strong>en</strong>, alfa 0,64) <strong>en</strong> Sociaal contact (2 uitsprak<strong>en</strong>,<br />

alfa 0,74). De resultat<strong>en</strong> <strong>en</strong> de indeling<strong>en</strong> zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in tabel B2.2. Tot slot zijn 19 uitsprak<strong>en</strong><br />

voorgelegd over de attitude van de scholier<strong>en</strong> met betrekking tot lichamelijke opvoeding<br />

<strong>en</strong> de stimulans<strong>en</strong> vanuit de school. Hier zijn 3 schal<strong>en</strong> gevormd (6 uitsprak<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> niet<br />

betrouwbaar word<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gevoegd): Waardering gymless<strong>en</strong> (6 uitsprak<strong>en</strong>, alfa 0,84), <strong>Sport</strong>ief<br />

zelfbeeld (4 uitsprak<strong>en</strong>, alfa 0,78) <strong>en</strong> Waardering sportaanbod buit<strong>en</strong> de les (3 uitsprak<strong>en</strong>,<br />

alfa 0,74). Hiervan zijn de resultat<strong>en</strong> <strong>en</strong> de clustering van de uitsprak<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> schaal vorm<strong>en</strong>,<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in tabel B2.3.<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

297


B1.4 Toelichting rapportage <strong>en</strong> toetsing uitkomst<strong>en</strong><br />

Doorgaans rapporter<strong>en</strong> onderzoekers in perc<strong>en</strong>tages <strong>en</strong> gemiddeld<strong>en</strong>. In dit rapport gebruik<strong>en</strong><br />

wij echter ook twee minder gebruikelijke e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> voor de rapportage. Deze besprek<strong>en</strong> wij in<br />

deze paragraaf. Daarnaast wordt ingegaan op de manier van toetsing van de uitkomst<strong>en</strong> van<br />

het onderzoek <strong>Sport</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>School</strong>. Tot slot word<strong>en</strong> de definities van de achtergrondvrag<strong>en</strong><br />

besprok<strong>en</strong>.<br />

Afwijk<strong>en</strong>de e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> rapportage<br />

De uiteindelijke rapportage geschiedt in gebruikelijke e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> zoals proc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> gemiddeld<strong>en</strong>,<br />

maar daarnaast ook met de volg<strong>en</strong>de twee groothed<strong>en</strong>:<br />

1. perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong> van het totale activiteitsniveau (de counts word<strong>en</strong> pCounts);<br />

2. aandeel school in het totaal van de ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>.<br />

Perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong><br />

Er is gekoz<strong>en</strong> voor rapportage met perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong> (pCounts) in plaats van met counts. Enerzijds om<br />

de grote getall<strong>en</strong> van de counts te vermijd<strong>en</strong> (miljo<strong>en</strong><strong>en</strong>), anderzijds om de invloed te beperk<strong>en</strong><br />

van extreme waard<strong>en</strong> bij het rapporter<strong>en</strong> over deeluitkomst<strong>en</strong> die op relatief kleine aantall<strong>en</strong><br />

waarneming<strong>en</strong> zijn gebaseerd. Het gemiddelde van de perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong> is altijd 50 (de mediaanwaarde):<br />

het niveau van de counts waar de helft van de scholier<strong>en</strong> onder zit <strong>en</strong> de andere helft<br />

bov<strong>en</strong>. Als de pCount-waarde 10 is, betek<strong>en</strong>t dit dat 90% van de scholier<strong>en</strong> meer counts heeft <strong>en</strong><br />

10% minder counts. Aangezi<strong>en</strong> de gemiddelde perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> waarde verteg<strong>en</strong>woordig<strong>en</strong>,<br />

zijn significanties bepaald op de onderligg<strong>en</strong>de counts.<br />

Perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong> schoolcounts<br />

De perc<strong>en</strong>tiel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ook weergegev<strong>en</strong> wanneer alle<strong>en</strong> de counts die op school word<strong>en</strong> gerealiseerd,<br />

word<strong>en</strong> beschouwd. Deze zijn dan specifiek voor deze situatie gemaakt <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ook<br />

weer e<strong>en</strong> gemiddelde van 50.<br />

Aandeel school in totale beweging<br />

Om de bijdrage van de school aan het totaal van de ti<strong>en</strong> gedefinieerde activiteit<strong>en</strong> weer te<br />

gev<strong>en</strong>, zijn de counts van de activiteit<strong>en</strong> die gelieerd zijn aan de school bepaald t<strong>en</strong> opzichte van<br />

het totaalaantal counts. De onderscheid<strong>en</strong> activiteit<strong>en</strong> zijn pauzegedrag, lichamelijke opvoeding,<br />

schoolsport <strong>en</strong> het deel van zwemm<strong>en</strong> dat onder schoolzwemm<strong>en</strong> valt. Het aandeel is<br />

uiteindelijk weergegev<strong>en</strong> in proc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Methode toetsing resultat<strong>en</strong><br />

Om de belangrijkste vraagstelling<strong>en</strong> van het onderzoek te kunn<strong>en</strong> beantwoord<strong>en</strong>, is gebruikgemaakt<br />

van uitsprak<strong>en</strong> op scholierniveau. Uiteindelijk gaat het immers om de scholier<strong>en</strong>; de<br />

298 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


schoolk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zijn gebruikt om uit te kunn<strong>en</strong> splits<strong>en</strong>. Vanwege de getrapte steekproef – de<br />

scholier<strong>en</strong> zijn via e<strong>en</strong> steekproef van schoollocaties b<strong>en</strong>aderd – verdi<strong>en</strong>t de toetsing van de<br />

onderzoeksuitkomst<strong>en</strong> speciale aandacht.<br />

Doordat schoollocaties aan de basis van de steekproef staan, is het mogelijk dat bepaald gedrag<br />

van de scholier<strong>en</strong> is geclusterd. Bijvoorbeeld omdat scholier<strong>en</strong> zich aanmeld<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> school<br />

vanwege het sportactieve imago van die school. Uiteraard kan het ook met de wijk zelf sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>:<br />

leerling<strong>en</strong> van schol<strong>en</strong> in villawijk<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> gemiddeld g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> rijkere ouders hebb<strong>en</strong>,<br />

wat weer kan leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> hogere sportdeelname. De maat die vastlegt in welke mate er<br />

sprake is van clustering is de intraclasscorrelatie. Voor de clustering <strong>naar</strong> schol<strong>en</strong> is deze klein,<br />

maar wel significant (rho = 0,08, bepaald op counts). E<strong>en</strong> andere methode om het clustereffect<br />

te bestuder<strong>en</strong> (variantieanalyse), gaf aan dat 10% van de variantie verklaard wordt door het<br />

onderscheid <strong>naar</strong> schol<strong>en</strong> (ook significant effect op counts).<br />

Om gegev<strong>en</strong>s van de via schol<strong>en</strong> getrapte steekproef te kunn<strong>en</strong> toets<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> aangepaste<br />

analyse nodig. Daarvoor zijn globaal twee method<strong>en</strong> beschikbaar; het kan <strong>en</strong>erzijds door<br />

middel van multilevelanalyse (Stata procedure xtmixed) <strong>en</strong> anderzijds via correctie van<br />

de geclusterde robuuste standaardfout<strong>en</strong> (Stata procedure regres voor gemiddeld<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

mlog voor perc<strong>en</strong>tagetoets<strong>en</strong>). Hierna volgt e<strong>en</strong> korte bespreking van beide method<strong>en</strong><br />

waarvoor is geput uit Analyzing Correlated (Clustered) Data (ongedateerd afkomstig van<br />

internet).<br />

Het nadeel van e<strong>en</strong> multilevelanalyse is dat deze alle<strong>en</strong> op ongewog<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s is toe te pass<strong>en</strong>,<br />

waardoor de gebruikte schatting<strong>en</strong> voor de significantiebepaling<strong>en</strong> sterk afwijk<strong>en</strong> van<br />

de resultat<strong>en</strong> zoals deze in het rapport zijn weergegev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> weging van de gegev<strong>en</strong>s is<br />

onder andere nodig vanwege de disproportionaliteit van de steekproef. Er zijn namelijk twee<br />

keer zoveel basisschol<strong>en</strong> in de steekproef als schol<strong>en</strong> voor voortgezet onderwijs (zie schema<br />

figuur B1.1). Bij e<strong>en</strong> multilevelanalyse is overig<strong>en</strong>s wel controle mogelijk op de factor<strong>en</strong> waarmee<br />

de gegev<strong>en</strong>s zijn gewog<strong>en</strong> (zoals mate van stedelijkheid <strong>en</strong> opleidingstype). Bij de tweede<br />

methode, de correctie van de geclusterde robuuste standaardfout<strong>en</strong>, is het mogelijk om zowel<br />

rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met gewog<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s als met het door de schol<strong>en</strong> veroorzaakte clustereffect.<br />

Deze methode is ook wat str<strong>en</strong>ger dan e<strong>en</strong> multilevelanalyse, wat betek<strong>en</strong>t dat ev<strong>en</strong>tuele<br />

verschill<strong>en</strong> iets minder snel significant zijn.<br />

Uiteindelijk is voor de correctie van de geclusterde robuuste standaardfout<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong>.<br />

Het significanti<strong>en</strong>iveau is op 5% vastgesteld.<br />

Waar de uitkomst<strong>en</strong> in het rapport zijn getoetst met deze methode is dit in de tekst aangegev<strong>en</strong><br />

(feitelijk alle<strong>en</strong> in de hoofdstukk<strong>en</strong> 4 <strong>en</strong> 5). Waar niet over scholier<strong>en</strong> wordt gerapporteerd,<br />

maar over de schol<strong>en</strong> zelf is deze wijze van toetsing niet nodig. Ook hier is uitgegaan<br />

van e<strong>en</strong> significanti<strong>en</strong>iveau van 5%, gemiddeld<strong>en</strong> zijn via e<strong>en</strong> t-test getoetst <strong>en</strong> perc<strong>en</strong>tageuitkomst<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> chikwadraattoets. Doordat de resultat<strong>en</strong> van de schoolvrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> niet<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

299


zijn gewog<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> uitsplitsing <strong>naar</strong> primair <strong>en</strong> voortgezet onderwijs noodzakelijk aangezi<strong>en</strong><br />

de steekproev<strong>en</strong> disproportioneel zijn.<br />

Definities achtergrondvrag<strong>en</strong><br />

Op diverse plaats<strong>en</strong> in het rapport is gebruikgemaakt van achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de leerling<strong>en</strong>.<br />

Hierna volgt e<strong>en</strong> beschrijving van de inhoud van deze k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> (zie bijvoorbeeld<br />

tabel B1.3 voor de vrag<strong>en</strong>).<br />

Onderwijsniveau<br />

De categorieën verwijz<strong>en</strong> <strong>naar</strong> afzonderlijke onderwijsniveaus <strong>en</strong>/of <strong>naar</strong> combinaties daarvan.<br />

Vmbo-b is de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo, vmbo-k is de kaderberoepsgericht<br />

leerweg, vmbo-g is de gem<strong>en</strong>gde leerweg, vmbo-t is de theoretische leerweg, havo is<br />

hoger algeme<strong>en</strong> voortgezet onderwijs <strong>en</strong> vwo voorbereid<strong>en</strong>d wet<strong>en</strong>schappelijk onderwijs. E<strong>en</strong><br />

scholier die <strong>en</strong>kel vwo volgt, valt onder e<strong>en</strong> aparte categorie.<br />

Afkomst<br />

Er word<strong>en</strong> drie etnische groep<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>: autochtoon (afkomstig uit Nederland), nietwesters<br />

allochtoon (afkomstig uit land<strong>en</strong> als Suriname, de Antill<strong>en</strong>, Marokko <strong>en</strong> Turkije) <strong>en</strong><br />

westers allochtoon (afkomstig uit Europa, Noord-Amerika <strong>en</strong> Australië). E<strong>en</strong> leerling wordt tot<br />

e<strong>en</strong> andere etnische groep dan de Nederlandse gerek<strong>en</strong>d als hij niet in Nederland is gebor<strong>en</strong><br />

óf als dat geldt voor één van beide ouders.<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

Voor de mate van stedelijkheid van de woonomgeving van de leerling is gebruikgemaakt<br />

van de postcode van de leerling <strong>en</strong> de gegev<strong>en</strong>s van het C<strong>en</strong>traal Bureau voor de Statistiek<br />

(CBS 2008) over het stedelijkheidsniveau van postcodes in Nederland. Het CBS heeft op basis<br />

van de omgevingsadress<strong>en</strong>dichtheid (oad) Nederlandse gebied<strong>en</strong> ingedeeld in vijf categorieën:<br />

1. zeer sterk stedelijk: gemiddelde oad van 2.500 of meer adress<strong>en</strong> per km 2 ;<br />

2. sterk stedelijk: gemiddelde oad van 1.500 tot 2.500 adress<strong>en</strong> per km 2 ;<br />

3. matig stedelijk: gemiddelde oad van 1.000 tot 1.500 adress<strong>en</strong> per km 2 ;<br />

4. weinig stedelijk: gemiddelde oad van 500 tot 1.000 adress<strong>en</strong> per km 2 ;<br />

5. niet-stedelijk: gemiddelde oad van minder dan 500 adress<strong>en</strong> per km 2 .<br />

Aantal auto’s<br />

Het idee hierachter is dat er e<strong>en</strong> verband is tuss<strong>en</strong> welvaart in e<strong>en</strong> gezin <strong>en</strong> het aantal auto’s:<br />

hoe meer auto’s, hoe rijker. E<strong>en</strong> complicatie hierbij is dat huishoud<strong>en</strong>s er soms bewust voor<br />

kiez<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> auto te bezitt<strong>en</strong>.<br />

300 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


<strong>Sport</strong>deelnamecijfers vader <strong>en</strong> moeder<br />

Uit eerder onderzoek (Breedveld 2006; Scheerder 2004) is geblek<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> duidelijk verband<br />

is tuss<strong>en</strong> de sportdeelname van e<strong>en</strong> of beide ouders <strong>en</strong> de deelname aan sport van e<strong>en</strong> kind.<br />

Daarom is deze informatie relevant.<br />

Lidmaatschap sportclub<br />

Hiermee wordt niet alle<strong>en</strong> het lidmaatschap van e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging bedoeld, maar ook de<br />

deelname aan sport via e<strong>en</strong> sportschool of aan dans via e<strong>en</strong> dansinstituut.<br />

Gewicht in verhouding tot de l<strong>en</strong>gte (BMI-klass<strong>en</strong>)<br />

In paragraaf B1.3 wordt onder het kopje Bewerking gewicht <strong>en</strong> l<strong>en</strong>gte: bepaling BMI uitgelegd hoe<br />

de BMI-waarde is bepaald.<br />

Not<strong>en</strong><br />

1. Van GT1M, model Actilife v3.7.1, software v4.3.0.<br />

3. Het veldwerk van de pilot liep in week 46 tot <strong>en</strong> met 49 van 2008 (gemet<strong>en</strong> wek<strong>en</strong>). Van<br />

18 november tot <strong>en</strong> met 9 december hebb<strong>en</strong> de scholier<strong>en</strong> de vrag<strong>en</strong>lijst ingevuld.<br />

4. Zev<strong>en</strong> klass<strong>en</strong> in totaal, per klas 3-4 jong<strong>en</strong>s <strong>en</strong> 3-4 meisjes.<br />

5. 0,041% is 16.000-20.000 <strong>en</strong> 0,046% bov<strong>en</strong> de 20.000, 30 van de miljo<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong> period<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> minuut overschrijd<strong>en</strong> de 30.000 gr<strong>en</strong>s, 36.000 is de hoogste waarde.<br />

6. Lijkt op de beterbek<strong>en</strong>de correspond<strong>en</strong>tieanalyse, maar dan met respond<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als onderzoekse<strong>en</strong>heid.<br />

Bijlage 1: onderzoeksverantwoording<br />

301


302 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabelbijlag<strong>en</strong><br />

Bijlage 2<br />

Tabel bij hoofdstuk 1<br />

Tabel B2.1 BMI-categorie, <strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Opleiding<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

ondergewicht<br />

(n = 189)<br />

%<br />

BMI-categorie<br />

normaal gewicht<br />

(n = 5.455)<br />

%<br />

overgewicht<br />

(n = 747)<br />

%<br />

PO 49 45 49 52<br />

VO 51 55 51 48<br />

vmbo-b-k-g/praktijkonderwijs 14 13 13 16<br />

vmbo-t, (combinaties met) havo 29 28 30 28<br />

vwo 8 14 9 4<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 49 39 48 56<br />

meisje 51 61 52 44<br />

Afkomst<br />

autochtoon 76 82 78 65<br />

westers allochtoon 6 5 6 7<br />

niet-westers allochtoon 18 13 15 28<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 14 8 14 19<br />

sterk stedelijk 18 18 17 21<br />

matig stedelijk 22 21 23 18<br />

weinig stedelijk 22 25 22 21<br />

niet stedelijk 24 28 24 21<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 4 3 4 5<br />

één 44 38 44 47<br />

twee of meer 51 59 52 48<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 33 32 32 38<br />

tot één keer per maand 12 11 12 14<br />

één keer per maand 23 22 24 17<br />

meer dan één keer per maand 31 35 32 31<br />

Lidmaatschap sportclub<br />

nee 27 29 25 33<br />

ja 73 71 75 67<br />

Bijlage 2: tabelbijlag<strong>en</strong><br />

303


Tabell<strong>en</strong> bij hoofdstuk 3<br />

Tabel B2.2 Beweeg- <strong>en</strong> sportmotiev<strong>en</strong>, <strong>naar</strong> onderwijstype (leerling<strong>en</strong> die het (helemaal)<br />

e<strong>en</strong>s zijn met de stelling<strong>en</strong>)<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

Ik beweeg <strong>en</strong> sport omdat…<br />

Plezier 69 72 67<br />

ik mij fit wil voel<strong>en</strong> 72 70 74<br />

ik het plezierig vind 83 85 81<br />

ik het leuk vind om wedstrijd<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> ander<strong>en</strong> te<br />

spel<strong>en</strong>/do<strong>en</strong><br />

64 68 61<br />

ik graag sportieve gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> verleg 53 55 52<br />

ik daar beter in wil word<strong>en</strong> 75 77 74<br />

het mij blij maakt 67 69 66<br />

ik houd van buit<strong>en</strong> sport<strong>en</strong> 70 76 64<br />

Lichamelijk effect 53 51 55<br />

ik op gewicht wil blijv<strong>en</strong> of wil afvall<strong>en</strong> 46 43 48<br />

ik wil zorg<strong>en</strong> voor mijn gezondheid 79 80 77<br />

ik er beter uit wil zi<strong>en</strong> 33 28 38<br />

Aanzi<strong>en</strong> 26 25 27<br />

ik ervan houd om ander<strong>en</strong> te lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> wat ik kan 26 26 26<br />

ik van ‘show<strong>en</strong>’ houd 15 15 15<br />

ik van ander<strong>en</strong> wil winn<strong>en</strong> 35 32 38<br />

Spanning <strong>en</strong> avontuur 51 55 46<br />

ik ervan houd om in de natuur te zijn 45 51 39<br />

ik van spann<strong>en</strong>de ding<strong>en</strong> houd 56 58 54<br />

ik van avontuur houd 51 57 45<br />

Sociaal contact 60 60 60<br />

ik sam<strong>en</strong> met vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> wil zijn 58 57 59<br />

ik dan sam<strong>en</strong> met ander<strong>en</strong> b<strong>en</strong> 61 61 60<br />

304 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Tabel B2.3 Opvatting<strong>en</strong> over beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport, <strong>naar</strong> onderwijstype (leerling<strong>en</strong> die het<br />

(helemaal) e<strong>en</strong>s zijn met de stelling<strong>en</strong>)<br />

Totaal<br />

(n = 7.087)<br />

%<br />

PO<br />

(n = 4.661)<br />

%<br />

Onderwijstype<br />

VO<br />

(n = 2.426)<br />

%<br />

Waardering gymless<strong>en</strong> 75 78 72<br />

ik ga graag <strong>naar</strong> de gymles 76 83 69<br />

ik vind de leraar of lerares die gym geeft aardig 71 70 73<br />

ik vind dat bij gym goed wordt lesgegev<strong>en</strong> 72 72 71<br />

ik vind gym leuk 80 86 75<br />

ik b<strong>en</strong> tevred<strong>en</strong> over de gymless<strong>en</strong> 71 74 68<br />

Waardering sportaanbod buit<strong>en</strong> de les 34 52 17<br />

op mijn school kan ik in de pauzes leuke sport<strong>en</strong> do<strong>en</strong> 30 53 8<br />

op mijn school kan ik na schooltijd leuke sport<strong>en</strong> do<strong>en</strong> 31 42 21<br />

op mijn schoolplein kan je goed beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> 40 61 20<br />

<strong>Sport</strong>ief zelfbeeld 59 63 56<br />

ik b<strong>en</strong> goed in gym 53 58 49<br />

ik hoor tot de betere sporters uit mijn klas 33 35 31<br />

ik vind beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport belangrijk 82 85 78<br />

ik heb altijd al veel aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport gedaan 68 72 65<br />

Bijlage 2: tabelbijlag<strong>en</strong><br />

305


Tabel bij hoofdstuk 6<br />

Tabel B2.4 To<strong>en</strong>ame in gemiddeld activiteitsniveau bij realisatie van sc<strong>en</strong>ario’s,<br />

<strong>naar</strong> achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van leerling<strong>en</strong><br />

1. Meer fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong><br />

<strong>en</strong> van school<br />

(n = 6.720)<br />

% counts extra<br />

t.o.v. totaal<br />

2. Meer lichamelijke<br />

opvoeding<br />

(n = 6.720)<br />

% counts extra<br />

t.o.v. totaal<br />

3. Meer beweg<strong>en</strong><br />

tijd<strong>en</strong>s de pauze<br />

(n = 6.720)<br />

% counts extra<br />

t.o.v. totaal<br />

Totaal 0 8 2<br />

Onderwijstype<br />

PO 0 9 0<br />

VO 0 8 4<br />

Geslacht<br />

jong<strong>en</strong> 0 7 2<br />

meisje 0 9 2<br />

Afkomst<br />

autochtoon 0 8 2<br />

westers allochtoon 0 7 2<br />

niet-westers allochtoon 1 10 2<br />

Stedelijkheid woonomgeving<br />

zeer sterk stedelijk 1 9 2<br />

sterk stedelijk 0 9 2<br />

matig stedelijk 0 9 2<br />

weinig stedelijk 0 8 2<br />

niet-stedelijk 0 7 2<br />

Aantal auto’s thuis<br />

ge<strong>en</strong> 1 8 2<br />

één 0 9 2<br />

twee of meer 0 8 2<br />

<strong>Sport</strong>deelname vader<br />

nooit 0 10 2<br />

tot één keer per maand 0 8 2<br />

één keer per week 0 8 2<br />

meer dan één keer per week 0 7 2<br />

Lidmaatschap clubsport<br />

nee 0 13 3<br />

ja 0 7 2<br />

BMI-categorie<br />

ondergewicht 0 9 3<br />

normaal 0 8 2<br />

overgewicht 0 8 2<br />

306 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


4. Meer schoolsport<br />

(n = 6.720)<br />

% counts extra<br />

t.o.v. totaal<br />

5. Meer clubsport<br />

(n = 6.720)<br />

% counts extra<br />

t.o.v. totaal<br />

6. Meer buit<strong>en</strong> zelf<br />

beweg<strong>en</strong> g<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

sport<strong>en</strong> (n = 6.720)<br />

% counts extra<br />

t.o.v. totaal<br />

7. Meer fiets<strong>en</strong> in de<br />

vrije tijd<br />

(n = 6.720)<br />

% counts extra<br />

t.o.v. totaal<br />

8. Totaal<br />

(n = 6.720)<br />

% counts extra<br />

t.o.v. totaal<br />

17 10 3 1 41<br />

16 9 1 1 36<br />

18 12 5 1 48<br />

15 9 3 1 37<br />

19 12 3 1 46<br />

17 9 3 1 40<br />

16 10 3 1 39<br />

18 18 4 2 55<br />

18 14 4 2 50<br />

17 12 3 1 44<br />

17 10 3 1 42<br />

16 8 3 1 38<br />

17 8 3 1 38<br />

16 20 3 2 52<br />

18 12 3 1 45<br />

16 8 3 1 38<br />

19 16 4 1 52<br />

17 10 3 1 41<br />

17 8 3 1 39<br />

15 6 2 1 33<br />

26 48 6 2 98<br />

15 2 2 1 29<br />

19 11 4 1 47<br />

17 10 3 1 41<br />

18 12 4 1 45<br />

Bijlage 2: tabelbijlag<strong>en</strong><br />

307


308 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Verklar<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong>lijst<br />

Bijlage 3<br />

Active gam<strong>en</strong><br />

Het spel<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> interactief spel dat gebruikmaakt van digitale<br />

computertechnologie in e<strong>en</strong> (virtuele) context met regels<br />

waarin spelers (<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel teg<strong>en</strong>standers) met fysieke<br />

inspanning doel<strong>en</strong> prober<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong>.<br />

Activiteitsniveau (in pCounts)<br />

Relatieve weergave van activiteit van (e<strong>en</strong> groep) leerling<strong>en</strong><br />

gemet<strong>en</strong> over de ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong>. In het<br />

activiteitsniveau is het aantal counts verm<strong>en</strong>igvuldigd met de<br />

duur. Het gemiddelde van alle leerling<strong>en</strong> is per definitie 50.<br />

E<strong>en</strong> waarde van 40 betek<strong>en</strong>t dat 40% van de leerling<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

lager aantal counts heeft behaald <strong>en</strong> 60% e<strong>en</strong> hoger aantal.<br />

Activiteitsniveau op school<br />

(in pCounts school)<br />

Relatieve weergave van het aantal counts behaald met de drie<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong> op school (lichamelijke opvoeding, pauzeactiviteit<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> schoolsport) verm<strong>en</strong>igvuldigd met de duur.<br />

Beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag<br />

van de leerling<br />

Hieronder vall<strong>en</strong> deelname <strong>en</strong> tijdsbesteding aan de ti<strong>en</strong> specifieke<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong>.<br />

Beweegbeleid<br />

Het beweegbeleid geeft aan in welke mate e<strong>en</strong> school gericht<br />

beleid voert op <strong>en</strong> belang hecht aan beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>. Deze<br />

is sam<strong>en</strong>gesteld op basis van zes c<strong>en</strong>trale items met e<strong>en</strong> sterke<br />

onderlinge sam<strong>en</strong>hang in antwoord<strong>en</strong>. Voor meer uitleg zie<br />

figuur B1.9 <strong>en</strong> tabel B1.12 in de onderzoeksverantwoording.<br />

Beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek<br />

Het onderzoek onder 437 leerling<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>lijst hebb<strong>en</strong><br />

ingevuld inclusief startmom<strong>en</strong>t van de ti<strong>en</strong> specifieke<br />

beweegactiviteit<strong>en</strong>, hun l<strong>en</strong>gte <strong>en</strong> gewicht hebb<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> met<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> week e<strong>en</strong> ActiGraph-versnellingsmeter<br />

hebb<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>.<br />

Beweegonderzoek<br />

Algeme<strong>en</strong> veldonderzoek met vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong> onder 6.707 leerling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> 176 schoolverteg<strong>en</strong>woordigers. De gebruikte vrag<strong>en</strong>lijst<strong>en</strong><br />

zijn vrijwel id<strong>en</strong>tiek aan de versies van het Beweegint<strong>en</strong>siteitsonderzoek.<br />

Bijlage 3: verklar<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong>lijst<br />

309


Beweegprofiel<strong>en</strong> van<br />

leerling<strong>en</strong><br />

Profiel dat de verhouding in int<strong>en</strong>siteit tuss<strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> op<br />

school <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> in de vrije tijd van leerling<strong>en</strong> weergeeft.<br />

Actief transport van <strong>en</strong> <strong>naar</strong> school is bij beweg<strong>en</strong> in de vrije<br />

tijd meegerek<strong>en</strong>d. Er zijn vier beweegprofiel<strong>en</strong>:<br />

1. (-)(-) leerling<strong>en</strong> die zowel op school als in de vrije tijd weinig<br />

int<strong>en</strong>sief beweg<strong>en</strong>;<br />

2. (+)(-) leerling<strong>en</strong> die op school relatief veel int<strong>en</strong>sief beweg<strong>en</strong>,<br />

maar buit<strong>en</strong> school relatief weinig;<br />

3. (-)(+) leerling<strong>en</strong> die op school relatief weinig int<strong>en</strong>sief<br />

beweg<strong>en</strong>, maar buit<strong>en</strong> school relatief veel;<br />

4. (+)(+) leerling<strong>en</strong> die zowel op school als in de vrije tijd<br />

relatief veel int<strong>en</strong>sief beweg<strong>en</strong>.<br />

Clubsport<br />

Het sport<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> sportver<strong>en</strong>iging, fitnessc<strong>en</strong>trum, sportschool<br />

of dansschool.<br />

Counts<br />

E<strong>en</strong>heid van het activiteitsniveau, berek<strong>en</strong>d door de bestede<br />

tijd te verm<strong>en</strong>igvuldig<strong>en</strong> met de int<strong>en</strong>siteit (in counts). Hoe<br />

hoger het aantal counts, des te actiever iemand is.<br />

Int<strong>en</strong>siteit<br />

Counts per tijdse<strong>en</strong>heid.<br />

Leerling<strong>en</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<br />

Vrag<strong>en</strong>lijst die leerling<strong>en</strong> over hun beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag,<br />

achtergrond <strong>en</strong> motiev<strong>en</strong> om te beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

ingevuld.<br />

Meetweek<br />

De week voorafgaand aan de maandag waarop de leerling<strong>en</strong><br />

de vrag<strong>en</strong>lijst hebb<strong>en</strong> ingevuld. Over deze week hebb<strong>en</strong> zij<br />

hun beweeg- <strong>en</strong> sportgedrag gerapporteerd (van maandag t/m<br />

zondag).<br />

Onderwijstype<br />

Vorm van school. In dit onderzoek is onderscheid gemaakt<br />

tuss<strong>en</strong> primair onderwijs <strong>en</strong> voortgezet onderwijs. Omdat<br />

het speciaal onderwijs in dit onderzoek niet is meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>,<br />

wordt met het primair onderwijs alle<strong>en</strong> het reguliere basisonderwijs<br />

bedoeld.<br />

310 <strong>School</strong>, <strong>Beweg<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>Sport</strong>


Pauzegedrag<br />

Dat wat leerling<strong>en</strong> do<strong>en</strong> in de pauze. Onderverdeeld in drie<br />

verschill<strong>en</strong>de typ<strong>en</strong> van activiteit:<br />

1. buit<strong>en</strong> wel beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>;<br />

2. buit<strong>en</strong> niet beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>;<br />

3. binn<strong>en</strong> niet beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport<strong>en</strong>.<br />

<strong>School</strong>omgeving<br />

Fysieke <strong>en</strong> sociale omgeving van de school. Onder fysieke<br />

omgeving is verstaan: het schoolgebouw, het schoolplein <strong>en</strong><br />

de nabije omgeving van de school (binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> straal van 500<br />

meter). Onder de sociale omgeving van de school is verstaan:<br />

de leerlingsam<strong>en</strong>stelling, het beweegbeleid van de school <strong>en</strong><br />

de houding t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van beweg<strong>en</strong> <strong>en</strong> sport door person<strong>en</strong><br />

die werkzaam zijn op de school.<br />

<strong>School</strong>sport<br />

Het sport<strong>en</strong> dat niet onder lestijd plaatsvindt, maar dat wel<br />

is geregeld via de school, de geme<strong>en</strong>te, de buit<strong>en</strong>schoolse<br />

opvang of de huiswerkbegeleiding. Voorbeeld<strong>en</strong> hiervan zijn<br />

pleinsport, e<strong>en</strong> sportinstuif, e<strong>en</strong> sportcursus of e<strong>en</strong> toernooi.<br />

<strong>School</strong>verteg<strong>en</strong>woordiger<br />

Persoon die nam<strong>en</strong>s de school de schoolvrag<strong>en</strong>lijst heeft ingevuld.<br />

Meestal was dit de (locatie)directeur of e<strong>en</strong> vakleerkracht<br />

lichamelijke opvoeding.<br />

<strong>School</strong>vrag<strong>en</strong>lijst<br />

Vrag<strong>en</strong>lijst over de school(omgeving) die de schoolverteg<strong>en</strong>woordiger<br />

heeft ingevuld.<br />

Ti<strong>en</strong> specifieke beweegactiviteit<strong>en</strong><br />

Verwijzing <strong>naar</strong> de selectie van beweegactiviteit<strong>en</strong> waarover<br />

gegev<strong>en</strong>s over duur (<strong>en</strong> starttijd) zijn verzameld <strong>en</strong> waarvan<br />

het gemiddelde activiteitsniveau is bepaald. Dit zijn:<br />

1. lop<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school;<br />

2. fiets<strong>en</strong> <strong>naar</strong> <strong>en</strong> van school;<br />

3. lichamelijke opvoeding;<br />

4. pauzeactiviteit<strong>en</strong>;<br />

5. schoolsport;<br />

6. clubsport;<br />

7. buit<strong>en</strong> zelf beweg<strong>en</strong> of sport<strong>en</strong>;<br />

8. zwemm<strong>en</strong>;<br />

9. fiets<strong>en</strong> in de vrije tijd;<br />

10. active gam<strong>en</strong>.<br />

Bijlage 3: verklar<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong>lijst<br />

311

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!