18 - SEPTEMBER / OKTOBER 2007 - SHELL VENSTER “ER MOET EEN GOEDE BALANS ZIJN TUSSEN AANDACHT VOOR ONTWIKKELING ÉN IMPLEMENTATIE VAN NIEUWE ENERGIETECHNOLOGIE.” ‘ALLES OP
19 - SEPTEMBER / OKTOBER 2007 - SHELL VENSTER Zo hoog is de publieke en politieke <strong>op</strong>winding over klimaatverandering <strong>op</strong>gel<strong>op</strong>en dat het risico groot is dat onrijpe technologie in de strijd wordt gegooid, met alle risico’s van mislukking, exorbitante maatschapppelijke kosten en tijdverlies. ENC-directievoorzitter Ton Hoff pleit voor realisme. Een gesprek met Ton Hoff, directievoorzitter van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), laat een meervoudige imprint achter. Enerzijds is er zijn enthousiasme over hoe ingrijpend het wereldenergiesysteem gaat veranderen - “In 2050, ik moet honderd worden om het mee te maken, zou het me zeer tegenvallen als de energievoorziening van de wereld niet signifi cant anders is dan nu”, stelt hij. Ook is Hoff, die vier jaar geleden <strong>Shell</strong> verruilde voor het ECN, positief over hoe research en ontwikkeling de kostcurve van duurzame energiebronnen voortdurend naar beneden weten te krijgen, zodat het snijpunt met de kosten van de vooral <strong>op</strong> fossiele energie gebaseerde systemen, steeds naderbij komt te liggen. Is dit snijpunt gepasseerd dan kunnen alternatieve energiebronnen in de markt bestaan zonder subsidie. “En dan gaat de ontwikkeling heel hard verder, dan is het echt ‘the sky is the limit’”, voorspelt hij. Het stellen van ambitieuze doelstellingen juicht hij toe, maar gelijktijdig waarschuwt hij ook voor ‘overambitie’, het door de politiek vastleggen van milieudoelstellingen die uitstijgen boven het middellange-termijn vermogen van wetenschap en bedrijfsleven om nieuwe technologie verantwoord te implementeren. In zijn kantoor temidden van het ECN-complex in de duinen van Petten, waar het merendeel van de circa zeshonderd medewerkers hun kantoren en laboratoria vinden, constateert hij: “De wereld is in te delen in <strong>op</strong>timisten en pessimisten, met in het midden dan de realisten. De laatste tijd is de schaal wat verschoven, zodat realisten nu al snel voor pessimist worden uitgemaakt.” Toch wil Hoff graag als realist te boek blijven staan. “Als ik kijk naar de doelstellingen van de Eur<strong>op</strong>ese Commissie en het Kabinet Balkenende-IV, bindende doelstellingen zelfs, dan heb ik zelf al eens de woorden ‘behoorlijk ambitieus’ gebruikt. Knelpunt is de doelstelling dat in 2020 20 procent van de energie in de EU duurzaam moet zijn, in combinatie met die andere eis, dat in 2020 de emissie van broeikasgassen 20 procent beneden het 1990-niveau moet liggen, of zelfs min 30 procent zoals in het Nederlandse regeerakkoord is afgesproken. Op zich ben ik blij met de grote belangstelling voor duurzame energie, desondanks blijft het handhaven van de CO 2-doelstelling het belangrijkste, die moet dus overeind blijven, ook al omdat het tegen redelijke maatschappelijke kosten kan. Maar als je dat combineert met de eis van 20 procent duurzame energie in 2020, ben je wel verplicht om je toevlucht te nemen tot de introductie van technieken die nog lang niet uitontwikkeld zijn en mede daardoor zullen leiden tot bijzonder hoge kosten met gelijkertijd relatief geringe milieuvoordelen. De snel beschikbare en ook betaalbare <strong>op</strong>ties om tot CO 2-reductie te komen, zoals CO 2-<strong>op</strong>slag en kernenergie, mogen immers niet meetellen als duurzame energie.” Verliefd <strong>op</strong> getal twintig Het risico van het stellen van zulke ambitieuze doelstellingen voor duurzame energie is volgens Hoff het verdwijnen van het publieke draagvlak ervoor (“Burgers zien dat hun belastinggeld gaat naar mislukte of heel dure projecten.”) en het risico van vertraging. (“Een politieke doelstelling is in een middag bepaald, maar als die helemaal wordt uitgewerkt tot een uiteindelijk te mislukken project, heb je tien jaar tijd verspild.”) “Juist omdat het om bindende doelstellingen gaat, is het risico groot dat de politiek straks zijn toevlucht neemt tot het versneld invoeren van onrijpe technologie, met alle kans <strong>op</strong> mislukken. Het moet vanzelfsprekend allemaal gebeuren, de ontwikkeling en implementatie van zon-, wind- en bioconversietechologie, maar wel alles <strong>op</strong> de juiste tijd.” Een gevolg van de haast die er vol- gens velen is om te veranderen, zijn momenteel ook de reacties als ‘doemdenken’, of ‘hakken in het zand’ als iemand zegt dat het beter is om bij de doelstellingen een iets langere tijdshorizon te nemen dan 2020, constateert men binnen het ECN. Leg je de horizon wat verder, luidt daar de mening, dan is er meer ruimte om via ‘tweede-generatie technologie’ echt commerciële, duurzame energiebronnen te ontwikkelen. Ton Hoff: “Ik zeg wel eens cynisch dat er in Brussel kennelijk iemand zit die verliefd is <strong>op</strong> het getal twintig. Twintig procent energiebesparing, twintig procent duurzame energie, twintig procent minder CO 2 en dat alles in het jaar twintigtwintig. Het lijkt eerder bepaald door de communicatieafdeling dan door een onderbouwde strategische analyse van de energiedeskundigen. In Nederland zou ik, gezien het relatief kleine grond<strong>op</strong>pervlak voor landbouw, ook nooit zo hard hebben ingezet <strong>op</strong> ‘twintig procent duurzaam’. Het had veel meer als streefgetal moeten worden <strong>op</strong>gevoerd. Stel dat je nu eens <strong>op</strong> vijftien procent of zo duurzame energie zou uitkomen in 2020, dat zou al perfect zijn, daarmee zou er al sprake zijn van een trendbreuk.” Waarbij Hoff er <strong>op</strong> wijst dat de EU inmiddels al fl ink achterlo<strong>op</strong>t <strong>op</strong> de eerder geformuleerde doelstelling van 5,75 procent biomassa in de motorbrandstoffen per 2010. Burgers vs consument Het koesteren van het maatschappelijk draagvlak is volgens Ton Hoff belangrijk. Hoewel hij in de samenleving, waar dat draagvlak dan moet ontstaan, ook veel tegenstrijdigheid en onwetendheid ziet. “Er is een signifi cant verschil tussen hoe de burger en hoe de consument tegen duurzaamheid en energietransitie aan kijkt. De burger vindt het allemaal heel verschrikkelijk, overal ziet hij bewijzen van klimaatverandering. Er moet beslist iets gebeuren, vindt hij. Maar de consument reageert an- • TEKST PIET DE WIT • FOTO ERNST BODE • DE JUISTE TIJD’