Wenk Rechtspraak ondernemingsrecht 2012/25_26
Wenk Rechtspraak ondernemingsrecht 2012/25_26
Wenk Rechtspraak ondernemingsrecht 2012/25_26
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
RO <strong>2012</strong>/<strong>25</strong><br />
dien hoofde van de derde vergoeding van deze aan<br />
haar toegebrachte schade te vorderen.<br />
Die vermogensschade van de vennootschap zal,<br />
zolang zij niet is vergoed, een vermindering van de<br />
waarde van de aandelen in de vennootschap meebrengen.<br />
In beginsel kunnen de aandeelhouders<br />
echter op grond van dit (aanvankelijk) voor hen<br />
ontstane nadeel niet een eigen vordering tot schadevergoeding<br />
tegen de bedoelde derde geldend maken.<br />
Het ligt op de weg van de vennootschap om ter<br />
bescherming van de belangen van allen die bij het in<br />
stand houden van haar vermogen belang hebben,<br />
van de derde schadevergoeding te vorderen; slaagt<br />
zij daarin, dan moet ook de met die schade corresponderende<br />
waardevermindering van de aandelen<br />
geacht worden ongedaan te zijn gemaakt. Zou de<br />
vennootschap het vorderen van schadevergoeding<br />
nalaten, dan behoeven de belanghebbenden daarin<br />
niet te berusten; het Nederlandse rechtsstelsel biedt<br />
dan voldoende mogelijkheden om het bestuur van<br />
de vennootschap tot het alsnog instellen van de<br />
vordering te nopen.(r.o. 3.4.1).<br />
De kernoverweging wordt herhaald en nader<br />
gepreciseerd in het arrest Sijtsema/Sobi, waarin de<br />
Hoge Raad in rechtsoverweging 3.4 oordeelt als<br />
volgt:<br />
‘3.4. Op grond van het onder 3.3 overwogene<br />
moet in beginsel worden aangenomen dat de<br />
leden van de coöperatie niet zelfstandig een vordering<br />
kunnen instellen terzake van schade die<br />
door in dienst van de coöperatie werkzame personen,<br />
zoals de directeur, is veroorzaakt in de<br />
uitoefening van het bedrijf van die coöperatie.<br />
Op die regel zal een uitzondering kunnen worden<br />
aanvaard, indien sprake is van een gedraging<br />
die specifiek onzorgvuldig is jegens een lid van<br />
de coöperatie en deze rechtstreeks in zijn vermogen<br />
benadeelt. Van een rechtstreekse benadeling<br />
kan echter geen sprake zijn wanneer het<br />
nadeel wordt veroorzaakt door de negatieve bedrijfsresultaten<br />
ten gevolge van wanbeleid van<br />
de directeur van de coöperatie in de bedrijfsvoering,<br />
waardoor het lid van de coöperatie minder<br />
melkgelden ontvangt dan hij zonder dat wanbeleid<br />
zou hebben verkregen.’<br />
Uit de aard van een coöperatie als de onderhavige<br />
die wordt gekenmerkt door het feit dat een bedrijf<br />
wordt uitgeoefend ten behoeve van de leden die<br />
daartoe tevens overeenkomsten sluiten met de coöperatie,<br />
volgt weliswaar dat de bedrijfsresultaten<br />
uiteindelijk aan de leden ten goede kunnen komen,<br />
doch hieruit volgt niet dat sprake is van rechtstreekse<br />
benadeling als vorenbedoeld.<br />
4.31. De C.V. is naar geldend Nederlands recht<br />
geen zelfstandig drager van rechten en verplichtingen.<br />
Alhoewel de Hoge Raad inmiddels heeft aanvaard<br />
dat ook een C.V. met een beherend vennoot<br />
een afgescheiden vermogen kan hebben (HR 14 -3-<br />
2003, NJ 2003/327), zijn de vennoten in de vennootschapsakte<br />
in artikel 5 lid 2 overeengekomen dat het<br />
vermogen aan de vennootschap toebehoort, ‘doch<br />
geldt ten aanzien van derden als het onverdeeld<br />
rechtspraak <strong>ondernemingsrecht</strong><br />
eigendom van de vennoten’. Anders gesteld valt de<br />
schade van de gezamenlijke vennoten geheel samen<br />
met de schade van de C.V., zodat ieder der commanditaire<br />
vennoten zijn aandeel in de schade kan vorderen.<br />
Omvang schade<br />
4.32. eisers hebben gesteld dat de schade die zij<br />
hebben geleden als gevolg van het handelen van<br />
gedaagde als bestuurder van de beherend vennoot<br />
moet worden gesteld op de inleg vermeerderd met<br />
het rendement dat normaal gesproken op het ingelegde<br />
kapitaal zou zijn verkregen. Het rendement<br />
bedraagt over de eerste twee jaren 43%, volgens<br />
eisers die daarnaast ook aanspraak hebben gemaakt<br />
op de wettelijke rente over de inleg plus het rendement<br />
van 43%.<br />
4.33. gedaagde voert daartegen aan dat door de<br />
commanditaire vennoten niets wordt gesteld omtrent<br />
de relativiteit en de causaliteit tussen de aan<br />
hem verweten gedragingen en de gestelde schade.<br />
gedaagde betwist dat er een verband is, laat staan<br />
een causaal verband tussen de verwijten aan zijn<br />
adres en de schade. Hij voert voorts aan dat toewijzing<br />
van de vordering zou betekenen dat het commanditaire<br />
vermogen volledig is verdampt en dat<br />
toewijzing van de vordering zou betekenen dat de<br />
commanditaire vennoten hun ‘aandeel’ in de C.V.<br />
moeten prijsgeven. gedaagde heeft ook aangevoerd<br />
dat de genoemde rendementen niet werden gegarandeerd<br />
en dat een ieder die in dergelijke projecten<br />
investeert ook rekening moet houden met lager uitvallende<br />
rendementen. Er is door eisers onvoldoende<br />
gestelde omtrent het bestaan en de omvang<br />
van de schade, aldus gedaagde.<br />
4.34. Nu door de rechtbank is vastgesteld dat het<br />
gehele commanditaire kapitaal door MEI is aangewend<br />
voor ander doeleinden dan in de vennootschapsakte<br />
met eisersis overeengekomen, staat<br />
daarmee tevens vast dat de inleg van ieder van de<br />
vennoten niet conform het overeengekomen doel is<br />
besteed en is het causaal verband tussen het handelen<br />
van MEI — waarvoor gedaagde op de voet van<br />
artikel 2:11 BW hoofdelijk aansprakelijk is — en de<br />
schade gegeven. De schade van eisers is daarmee in<br />
ieder geval gelijk te stellen aan het bedrag van hun<br />
inleg. Nu door eisers onvoldoende is gesteld omtrent<br />
de met de inbreng te behalen rendementen, mede<br />
gelet op het op dit punt door gedaagde gevoerde<br />
verweer, zal de rechtbank de schade van eisers vaststellen<br />
op een bedrag van € 50.000 per persoon. Het<br />
meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.<br />
4.35. eisers vordert gedaagde te veroordelen tot<br />
betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet<br />
op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar.<br />
De beslagkosten worden begroot op € 420,44 aan<br />
verschotten en € 2.580 voor salaris van de advocaat<br />
(1 rekest × € 2.580).<br />
4.36. De gevorderde rente over de hoofdsom kan<br />
slechts worden toegewezen vanaf de datum van<br />
dagvaarding, omdat niet is gesteld waarom de rente<br />
vanaf de gevorderde ingangsdatum verschuldigd is.<br />
242 Afl. 4 - <strong>2012</strong> RO