11.11.2014 Views

Wenk Rechtspraak ondernemingsrecht 2012/25_26

Wenk Rechtspraak ondernemingsrecht 2012/25_26

Wenk Rechtspraak ondernemingsrecht 2012/25_26

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

echtspraak <strong>ondernemingsrecht</strong> RO <strong>2012</strong>/<strong>25</strong><br />

een vermoeden op van onbehoorlijke taakvervulling<br />

door de directeur/werknemer van een stichting die<br />

daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt,<br />

behoudens door de directeur/werknemer te leveren<br />

tegenbewijs, zo daarvoor gronden aanwezig zijn (HR<br />

30-3-2001, JAR 2001/127). Uit laatstgenoemde uitspraak<br />

volgt dat de administratie- en publicatieverplichting<br />

in de oprichtingsakte het karakter van een<br />

beschermingsbepaling draagt. De rechtbank is op<br />

grond van vorenstaande jurisprudentie van oordeel<br />

dat MEI een ernstig verwijt kan worden gemaakt van<br />

het niet-naleven van de verplichtingen zoals beschreven<br />

in de artikelen 2 en 7 lid 2 van de vennootschapsakte.<br />

Gesteld noch gebleken is immers dat aan de bestuurder<br />

van een C.V. andere, minder zware eisen op het<br />

punt van een behoorlijke taakvervulling mogen<br />

worden gesteld dan aan een bestuurder van een<br />

rechtspersoon zoals bedoeld in boek 2 BW. Uit het<br />

arrest Hoge Raad 20-6-2008, JOR 2008/<strong>26</strong>0 inzake<br />

Willemsen/NOM, blijkt dat de norm van artikel 2:9<br />

BW ook geldt als norm voor externe aansprakelijkheid<br />

in het geval dat een individuele aandeelhouder<br />

de bestuurder aansprakelijk stelt voor de wijze<br />

waarop deze zijn bestuurstaken heeft uitgevoerd.<br />

De rechtbank is daarom van oordeel dat de (statutaire)<br />

verplichting tot het besteden van het vermogen<br />

overeenkomstig het vennootschappelijke doel<br />

en het voeren van een behoorlijke administratie en<br />

de (wettelijke) verplichting tot vaststelling en openbaarmaking<br />

van de jaarrekening mede strekt ter<br />

bescherming van de commanditaire vennoten.<br />

4.<strong>25</strong>. Het door gedaagde gevoerde verweer dat<br />

MEI geen verwijt treft van het niet besteden van het<br />

kapitaal omdat zij niet bevoegd was om over de<br />

gelden te beschikken en evenmin kan worden verweten<br />

dat zij geen verantwoording heeft afgelegd,<br />

omdat zij niet de beschikking heeft over de noodzakelijke<br />

administratieve gegevens, en gedaagde<br />

voldoende, maar vergeefse inspanningen heeft geleverd<br />

om daarover de beschikking te krijgen, kan<br />

MEI niet baten. MEI heeft het beheer over het vermogen<br />

overgelaten aan een derde, danwel gebruik<br />

gemaakt van de tussenkomst van MEI Beheer B.V. bij<br />

het incasseren van het vennootschapsvermogen en<br />

het administreren van het vermogen van de C.V.<br />

overgelaten aan laatstgenoemde vennootschap danwel<br />

aan Reggehuys Management B.V. Het handelen<br />

van MEI Beheer B.V. c.q. Reggehuys Management<br />

B.V. kan aan MEI worden toegerekend op de voet<br />

van het bepaalde in artikel 6:76 BW. gedaagde is<br />

naast MEI op de voet van artikel 2:11 BW hoofdelijk<br />

voor de uit de tekortkomingen voortvloeiende<br />

schade aansprakelijk.<br />

4.<strong>26</strong>. Gedaagde heeft aangevoerd dat eisers de<br />

procedure van artikel 771 Rv hadden moeten volgen<br />

indien zij hem tot het afleggen van rekening en<br />

verantwoording wilden roepen. De rechtbank acht<br />

deze stellingname niet juist. De bijzondere rekenprocedure<br />

van artikel 771 Rv is uitsluitend gegeven<br />

aan de rekenplichtige die aan onbekende of afwezige<br />

belanghebbenden rekening en verantwoording<br />

wenst af te leggen. Op alle andere rekenprocedures<br />

is het gewone procesrecht voor de dagvaardingsprocedure<br />

van toepassing (zie Bosch-Boesjes, (T&C<br />

Rv), aant. 1 bij boek 3, titel 5 Rv).<br />

4.27. De rechtbank is op grond van bovenstaande<br />

overwegingen van oordeel dat MEI in ieder geval<br />

jegens de C.V. aansprakelijk is voor het niet-naleven<br />

van artikelen 2 en 7 lid 2 van de vennootschapsakte.<br />

Op grond van artikel 2:11 BW is gedaagde naast MEI,<br />

hoofdelijk aansprakelijk jegens de C.V. voor de daardoor<br />

veroorzaakte schade.<br />

Afgeleide of directe schade?<br />

4.28. De rechtbank zal vervolgens onderzoeken<br />

of de commanditaire vennoten een aanspraak tot<br />

vergoeding van schade jegens gedaagde kunnen instellen.<br />

gedaagde heeft aangevoerd dat uit het arrest<br />

van de Hoge Raad van 2 december 1994, NJ 1995/288<br />

inzake Poot/ABP, voortvloeit dat niet ieder onrechtmatig<br />

handelen van een derde jegens de vennootschap<br />

met als gevolg waardevermindering of waardeloos<br />

worden van de aandelen, zonder meer een<br />

onrechtmatige daad oplevert jegens de aandeelhouder.<br />

Volgens gedaagde zou er niet zijn voldaan aan<br />

het relativiteitsvereiste dan wel er zou geen sprake<br />

zijn van handelen in strijd met de zorgvuldigheid in<br />

het maatschappelijk verkeer. Terwijl het een afgeleide<br />

schade betreft die niet door de individuele<br />

commanditaire vennoot, maar slechts door de C.V.<br />

kan worden gevorderd.<br />

4.29. eisers hebben gesteld dat de rechtsregel die<br />

voortvloeit uit het arrest Poot/ABP en bevestigd is in<br />

het arrest Sijtsema/Sobi (HR 13-10-2000 NJ 2000/<br />

699) niet van toepassing is op de verhouding tussen<br />

de commanditaire vennoten en de C.V., omdat die<br />

verhouding door andere rechtsregels wordt beheerst<br />

dan tussen de (rechts)verhouding tussen de<br />

aandeelhouder en de besloten vennootschap of de<br />

leden van een coöperatie en die coöperatie. Het<br />

rechtspersonenrecht is niet van toepassing op de<br />

C.V., volgens eisers<br />

4.30. De rechtbank oordeelt als volgt. De kernoverweging<br />

van de Hoge Raad in het arrest Poot/ABP<br />

luidt als volgt:<br />

Bij de beoordeling daarvan dient het volgende tot<br />

uitgangspunt te worden genomen.<br />

Naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen<br />

met beperkte aansprakelijkheid zijn<br />

rechtspersonen die zelfstandig, als dragers van eigen<br />

rechten en verplichtingen, aan het rechtsverkeer<br />

deelnemen, ook indien zij, zoals hier het geval is,<br />

door één persoon (enig directeur en enig aandeelhouder)<br />

worden beheerst. Het vermogen van een<br />

vennootschap is afgescheiden van dat van zijn aandeelhouders.<br />

Indien aan een vennootschap door een<br />

derde vermogensschade wordt toegebracht door<br />

het niet behoorlijk nakomen van contractuele verplichtingen<br />

jegens de vennootschap of door gedragingen<br />

die tegenover de vennootschap onrechtmatig<br />

zijn, heeft alleen de vennootschap het recht uit<br />

RO Afl. 4 - <strong>2012</strong> 241

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!