11.11.2014 Views

Wenk Rechtspraak ondernemingsrecht 2012/25_26

Wenk Rechtspraak ondernemingsrecht 2012/25_26

Wenk Rechtspraak ondernemingsrecht 2012/25_26

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

RO <strong>2012</strong>/<strong>26</strong><br />

omdat MEI, in de persoon van haar bestuurder gedaagde,<br />

daaraan haar instemming heeft verleend.<br />

Aan de aanwezigheid van gedaagde bij een vergadering<br />

van Labyrint en Reggehuys Management B.V.<br />

waar een dergelijke verrekening is overeengekomen<br />

en de medeondertekening van een overeenkomst<br />

waarin de C.V werd genoemd ‘en werd uitgeruild’,<br />

hebben alle betrokkenen kennelijk de betekenis toegekend,<br />

dat gedaagde namens de C.V. daarmee heeft<br />

ingestemd, wat er zij van de pas later op 24 maart<br />

2008 door hem gezonden protestbrief. Zonder nadere<br />

toelichting, die door gedaagde niet is gegeven,<br />

valt niet in te zien dat de overeengekomen verrekeningsbevoegdheid<br />

van Labyrint in het belang van de<br />

C.V. kan zijn geweest. De rechtbank ervan uit dat de<br />

aanbetaling groot € 1.456.<strong>25</strong>0 uit het vermogen van<br />

de C.V. niet meer kan worden aangewend conform<br />

de statutaire doelstelling om de gronden te verwerven<br />

in Roudnice, omdat dat deze aanbetaling door<br />

Labyrint in mindering mag worden gebracht op haar<br />

vordering op Reggehuys Management B.V. die inmiddels<br />

in staat van faillissement is verklaard.<br />

4.21. Daarmee stelt de rechtbank vast dat het<br />

gehele commanditaire kapitaal niet is besteed op<br />

de wijze zoals in de vennootschapsakte is overeengekomen.<br />

Daarmee staat tevens vast dat MEI is tekortgeschoten<br />

in de nakoming van op haar rustende<br />

verplichtingen.<br />

4.22. Vervolgens zal de rechtbank de vraag onderzoeken<br />

of MEI van voormelde tekortkomingen<br />

ook een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Voor<br />

de aansprakelijkheid van bestuurders geldt immers<br />

dat daarvan pas sprake kan zijn indien de bestuurder<br />

van de gemaakte fout een ernstig verwijt kan worden<br />

gemaakt. Voor de bestuurder van een rechtspersoon<br />

als bedoeld in boek 2 BW ligt deze norm<br />

besloten in artikel 2:9 BW dat bepaalt dat de bestuurder<br />

gehouden is tot een behoorlijke uitvoering<br />

van de aan hem opgedragen taak. In artikel 4 van de<br />

vennootschapsakte is bepaald dat de beherend vennoot<br />

een zodanige hoeveelheid arbeid, kennis en<br />

vlijt in de vennootschap inbrengt als redelijkerwijs<br />

nodig is voor een ‘behoorlijke uitoefening van haar<br />

werkzaamheden als beherend vennoot van de vennootschap’.<br />

De rechtbank is van oordeel dat in artikel<br />

4 met het begrip ‘behoorlijke uitoefening van de<br />

werkzaamheden’ kennelijk aansluiting is gezocht<br />

bij de in artikel 2:9 BW neergelegde norm, zodat de<br />

op dit artikel ontwikkelde jurisprudentie ook van<br />

betekenis is voor de beantwoording van voormelde<br />

vraag.<br />

De rechtbank merkt bovendien op dat gedaagde<br />

in zijn verweer ook uitgebreid is ingegaan op deze<br />

jurisprudentie.<br />

4.23. Handelen in strijd met statutaire beschermingsbepalingen<br />

vormt een zwaarwegende omstandigheid<br />

die in beginsel aansprakelijkheid van<br />

de bestuurder met zich meebrengt op de voet van<br />

artikel 2:9 BW (HR 29-11-2002, JOR 2003/2 inzake<br />

de Berghuizer Papierfabriek). Het niet-naleven van<br />

administratie- of publicatieverplichtingen levert<br />

een vermoeden op van onbehoorlijke taakvervulling<br />

rechtspraak <strong>ondernemingsrecht</strong><br />

door de directeur/werknemer van een stichting die<br />

daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt,<br />

behoudens door de directeur/werknemer te leveren<br />

tegenbewijs, zo daarvoor gronden aanwezig zijn (HR<br />

30-3-2001, JAR 2001/127). Uit laatstgenoemde uitspraak<br />

volgt dat de administratie- en publicatieverplichting<br />

in de oprichtingsakte het karakter van een<br />

beschermingsbepaling draagt. De rechtbank is op<br />

grond van vorenstaande jurisprudentie van oordeel<br />

dat MEI een ernstig verwijt kan worden gemaakt van<br />

het niet-naleven van de verplichtingen zoals beschreven<br />

in artikel 7 lid 2 van de vennootschapsakte.<br />

Gesteld noch gebleken is immers dat aan de bestuurder<br />

van een C.V. andere, minder zware eisen op het<br />

punt van een behoorlijke taakvervulling mogen<br />

worden gesteld dan aan een bestuurder van een<br />

rechtspersoon zoals bedoeld in boek 2 BW. Uit het<br />

arrest Hoge Raad 20-6-2008, JOR 2008/<strong>26</strong>0 inzake<br />

Willemsen/NOM, blijkt dat de norm van artikel 2:9<br />

BW ook geldt voor als norm voor externe aansprakelijkheid<br />

in het geval dat een individuele aandeelhouder<br />

de bestuurder aansprakelijk stelt voor de<br />

wijze waarop deze zijn bestuurstaken heeft uitgevoerd.<br />

De rechtbank is daarom van oordeel dat de (statutaire)<br />

verplichting tot het voeren van een behoorlijke<br />

administratie en de (wettelijke) verplichting tot<br />

vaststelling en openbaarmaking van de jaarrekening<br />

mede strekt ter bescherming van de commanditaire<br />

vennoten.<br />

4.24. Het door gedaagde gevoerde verweer dat<br />

MEI geen verwijt treft van het niet afleggen van<br />

verantwoording, omdat zij niet de beschikking heeft<br />

over de noodzakelijke administratieve gegevens en<br />

zij voldoende, maar vergeefse inspanningen heeft<br />

geleverd om daarover de beschikking te krijgen,<br />

kan niet baten. MEI heeft immers gebruik gemaakt<br />

van de tussenkomst van MEI Beheer B.V. bij het<br />

incasseren van het vennootschapsvermogen en het<br />

administreren van het vermogen van de C.V. overgelaten<br />

aan laatstgenoemde vennootschap danwel<br />

aan Reggehuys Management B.V. Het handelen van<br />

MEI Beheer B.V. c.q. Reggehuys Management B.V.<br />

kan aan MEI worden toegerekend op de voet van<br />

het bepaalde in artikel 6:76 BW. gedaagde is naast<br />

MEI op de voet van artikel 2:11 BW hoofdelijk aansprakelijk<br />

voor de schade die door de tekortkoming<br />

is ontstaan.<br />

4.<strong>25</strong>. gedaagde heeft aangevoerd dat eisers de<br />

procedure van artikel 771 Rv hadden moeten volgen<br />

indien zij hem tot het afleggen van rekening en<br />

verantwoording wilden roepen. De rechtbank acht<br />

deze stellingname niet juist. De bijzondere rekenprocedure<br />

van artikel 771 Rv is uitsluitend gegeven<br />

aan de rekenplichtige die aan onbekende of afwezige<br />

belanghebbenden rekening en verantwoording<br />

wenst af te leggen. Op alle andere rekenprocedures<br />

is het gewone procesrecht voor de dagvaardingsprocedure<br />

van toepassing (zie Bosch-Boesjes, (T&C<br />

Rv), aant. 1 bij boek 3, titel 5 Rv).<br />

4.<strong>26</strong>. De rechtbank is op grond van bovenstaande<br />

overwegingen van oordeel dat MEI in ieder geval<br />

248 Afl. 4 - <strong>2012</strong> RO

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!