Wenk Rechtspraak ondernemingsrecht 2012/25_26
Wenk Rechtspraak ondernemingsrecht 2012/25_26
Wenk Rechtspraak ondernemingsrecht 2012/25_26
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
echtspraak <strong>ondernemingsrecht</strong> RO <strong>2012</strong>/<strong>26</strong><br />
jegens de C.V., omdat er sprake is van schuldeisersverzuim.<br />
Bovendien hebben de commanditaire vennoten<br />
nimmer een ingebrekestelling doen uitgaan.<br />
Voorts heeft gedaagde (wederom) aangevoerd dat<br />
de vraag of MEI is tekortgeschoten ingevolge artikel<br />
15 van de oprichtingsakte is voorbehouden aan arbiters.<br />
Ten slotte heeft gedaagde aangevoerd, dat hij<br />
geen partij was bij de tussen Reggehuys en Labyrint<br />
gesloten overeenkomst, zodat hij zich daartegen<br />
niet heeft kunnen verzetten.<br />
4.13. De rechtbank overweegt als volgt. MEI heeft<br />
MEI Beheer B.V. als haar gevolmachtigde aangesteld<br />
zoals blijkt uit het door alle deelnemers in de C.V.<br />
getekende deelnameformulier en het kennelijk aan<br />
haar overgelaten om de betaling van de inbreng door<br />
de deelnemers aan de C.V. te incasseren. Door de<br />
betaling van een bedrag van € 50.000 op de rekening<br />
met eindcijfers 200 overeenkomstig de instructies<br />
van MEI op het deelnameformulier zijn eisers derhalve<br />
jegens de C.V. voor hun inbreng gekweten<br />
ingevolge het bepaalde in artikel 3:61 lid 2 BW. Dat<br />
de inbreng ook ten goede is gekomen aan de C.V.<br />
volgt uit de vermelding van het aantal vennoten en<br />
de omvang van het vennootschappelijk kapitaal in<br />
het Handelsregister. De vermelding van de inbreng<br />
in de inschrijving van de C.V. in het Handelsregister,<br />
moet bovendien worden gezien als een bekrachtiging<br />
door MEI, indien en voor zover de schijn van<br />
vertegenwoordigingsbevoegdheid niet door MEI,<br />
doch door MEI Beheeer B.V. zou zijn gewekt. Van<br />
schuldeisersverzuim aan de zijde van eisers is mitsdien<br />
geen sprake.<br />
4.14. De rechtbank is voorts van oordeel dat door<br />
gedaagde in deze procedure onvoldoende is weersproken<br />
dat een deel van het commanditaire kapitaal<br />
groot<br />
€ 700.000 a € 800.000 niet is aangewend voor het<br />
overeengekomen vennootschappelijke doel, te weten<br />
het verwerven van onroerend goed in Tsjechië.<br />
De rechtbank zal er daarom van uitgaan dat dit<br />
deel van het vennootschappelijke kapitaal is aangewend<br />
op een wijze die in strijd is met artikel 2 van de<br />
vennootschapsakte.<br />
4.15. Als bestuurder is MEI jegens de C.V. gehouden<br />
om het vennootschappelijk kapitaal louter aan<br />
te wenden binnen de statutaire doelstelling. Nu dit<br />
niet is gebeurd met een deel van het vermogen van<br />
de C.V., is MEI tekortgeschoten in de op haar rustende<br />
verplichtingen jegens de C.V. Het betreft bovendien<br />
de kernverplichting van de beherend vennoot<br />
uit hoofde van de commanditaire vennootschapsovereenkomst<br />
om over het vermogen te beschikken<br />
en deze overeenkomstige de statutaire<br />
doelstelling te besteden.<br />
4.16. De rechtbank verwerpt het verweer dat het<br />
ontbreken van een ingebrekestelling door de C.V.<br />
aan haar beherend vennoot MEI aan de toewijzing<br />
van de vorderingen van de commanditaire vennoten<br />
in de weg zou staan. Immers deze ingebrekestelling<br />
zou de beherend vennoot in het belang van de commanditaire<br />
vennoten aan zichzelf hebben moeten<br />
sturen. Nu gedaagde dit als Geschaeftsfuehrer van<br />
MEI klaarblijkelijk achterwege heeft gelaten, kan<br />
gedaagde dit eisers bezwaarlijk tegenwerpen. In<br />
tegendeel, onder omstandigheden valt MEI en daarmee<br />
gedaagde daarvan zelfs een zelfstandig verwijt<br />
te maken.<br />
4.17. Ook het verweer van gedaagde dat het oordeel<br />
over de vraag of MEI is tekortgeschoten jegens<br />
de C.V. zou zijn voorbehouden aan arbiters is niet<br />
juist en is reeds door de rechtbank verworpen in het<br />
tussenvonnis van 12 mei 2010. gedaagde is immers<br />
geen partij bij de vennootschapsakte waarin het<br />
arbitraal beding is opgenomen, zodat de rechtbank<br />
zich bevoegd heeft geacht van de vorderingen van<br />
eisers kennis te nemen. Het staat de rechtbank mitsdien<br />
ook vrij om een oordeel te geven over de stelling<br />
dat MEI als beherend vennoot jegens de C.V. is<br />
tekortgeschoten. Dit oordeel heeft echter in de relatie<br />
tussen C.V. en MEI geen bindende kracht.<br />
4.18. Vaststaat dat door MEI als beherend vennoot<br />
geen verantwoording is afgelegd over het door<br />
haar gevoerde financiële beleid van de C.V.. Daarmee<br />
staat eveneens vast dat MEI als beherend vennoot<br />
haar uit artikel 7 lid 2 van de vennootschapsakte<br />
voortvloeiende verplichtingen jegens de commanditaire<br />
vennoten niet is nagekomen. De C.V. is bovendien<br />
ingevolge artikel 2:360 lid BW gehouden<br />
haar jaarrekening vast te stellen en openbaar te<br />
maken en overigens de bepalingen van titel 9 boek<br />
2 BW na te leven, nu haar aansprakelijke vennoot<br />
MEI een kapitaalvennootschap naar buitenlands<br />
recht is. Gesteld noch gebleken is dat de C.V. aan dit<br />
wettelijk voorschrift heeft voldaan. Door eisers is<br />
wel een ‘jaarrekening 2007’ van MEI in het geding<br />
gebracht, maar gedaagde heeft betwist dat dit stuk,<br />
dat door hem niet getekend zou zijn, de jaarrekening<br />
over 2007 van MEI is.<br />
4.19. Ten aanzien van de overige verwijten die<br />
door de commanditaire vennoten worden gemaakt<br />
aan het adres van gedaagde, overweegt de rechtbank<br />
het volgende. Deze verwijten zijn dat er door<br />
MEI een aanbetaling groot € 1.456.<strong>25</strong>0 is gedaan aan<br />
Labyrint zonder het bedingen van zekerheid en dat<br />
gedaagde zich niet heeft verzet tegen het sluiten van<br />
een overeenkomst tussen Labyrint en Reggehuys<br />
Management B.V., inhoudende dat Labyrint gerechtigd<br />
is de van MEI ontvangen aanbetaling groot<br />
€ 1.456.<strong>25</strong>0 aan te wenden ter verrekening met<br />
vorderingen die zij (Labyrint) op Reggehuys Management<br />
B.V. heeft.<br />
Door gedaagde is aangevoerd dat eisers niets<br />
hebben gesteld omtrent de maatstaf waaraan zijn<br />
handelen zou moeten worden getoetst, noch over de<br />
contractuele of buitencontractuele norm die door<br />
hem zou zijn geschonden. gedaagde heeft voorts<br />
aangevoerd dat hij geen partij is bij de overeenkomst<br />
die in een bespreking in het Familiehotel te Paterswolde<br />
is gesloten tussen Labyrint en Reggehuys<br />
Management B.V.<br />
4.20. De rechtbank stelt voorop dat gedaagde het<br />
bestaan van de door eisers gestelde verrekeningsbevoegdheid<br />
van Labyrint niet betwist. Een verrekeningsbevoegdheid<br />
die volgens eisers is ontstaan<br />
RO Afl. 4 - <strong>2012</strong> 247