Osteo-articulaire aandoeningen
Osteo-articulaire aandoeningen
Osteo-articulaire aandoeningen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Allopurinol was de enige xanthine-oxidase-inhibitor die vanuit klinisch oogpunt bruikbaar<br />
is in de eerste lijn in België. Het is de eerste keuze bij de behandeling van chronische jicht.<br />
Het is aanbevolen om de dosis langzamerhand op te drijven. De behandeling moet in principe<br />
levenslang worden volgehouden. Het is eveneens aan te raden om urinezuurverlagende<br />
middelen op te starten ten vroegste verscheidene weken (vier volgens NHG Standaard 58 ) na<br />
de laatste acute jichtaanval. Febuxostat, een nieuw geneesmiddel uit dezelfde<br />
geneesmiddelengroep, toont geen winst op vlak van preventie van jichtaanvallen. Er is sprake<br />
van een verhoogde cardiovasculaire toxiciteit en de kostprijs is heel wat hoger 64 . In juni 2012<br />
meldde de fabrikant een verhoogd risico op ernstige hypersensibiliteitsreacties waaronder<br />
het syndroom van Stevens-Johnson (zoals ook met allopurinol) en anafylactische shock 65 .<br />
Rasburicase, een recombinant uraatoxidase dat de afbraak van urinezuur katalyseert, heeft<br />
geen plaats bij patiënten die geen kanker hebben 55 .<br />
3. Spierkrampen<br />
Ouderen klagen regelmatig over (vooral nachtelijke) spierkrampen. De oorzaak van<br />
spierkrampen kan ook medicamenteus zijn (vb bij diureticagebruik).<br />
Niet-medicamenteuze behandelingen (bv stretching) werden zeer weinig onderzocht, wat<br />
niet toelaat conclusies te trekken over de effectiviteit ervan 66 .<br />
Voor wat betreft medicamenteuze behandelingen, is de literatuur ook zeer schaars. Kinine<br />
is “het best onderzocht” 67 . Rekening houdende met de soms fatale ongewenste effecten<br />
van dit geneesmiddel 68 , kan het zeker niet worden aanbevolen. Andere geneesmiddelen<br />
werden ofwel niet onderzocht, ofwel in te kleine studies onderzocht om er correcte conclusies<br />
uit te kunnen trekken. We selecteren geen geneesmiddel in deze indicatie.<br />
4. <strong>Osteo</strong>porose 69<br />
De aanpak van osteoporose is gericht op het voorkomen van fracturen. Een gedaalde<br />
botkwaliteit is één van de risicofactoren voor het ontstaan van fracturen, maar niet de enige.<br />
Vooral bij hoogbejaarden is de kans op een fractuur hoog, niet alleen door de lagere<br />
botmineraaldichtheid (BMD), maar ook door het toegenomen valrisico. Het is dus belangrijk<br />
om niet alleen het fractuurrisico te onderzoeken, maar tezelfdertijd ook het valrisico.<br />
De BMD wordt beschouwd als de gouden standaard voor het bepalen van het<br />
osteoporosegerelateerde fractuurrisico. De relatief lage predictieve waarde van de BMD en<br />
het hoge aandeel vals negatieve resultaten maken het gebruik van enkel de BMD niet geschikt<br />
voor het detecteren van een fractuurrisico 70 . De BMD wordt soms ook gebruikt om de<br />
werkzaamheid van een osteoporosebehandeling te beoordelen. Er is echter geen eenvoudige<br />
relatie tussen het effect van een therapie op de BMD en het effect op het fractuurrisico. Het<br />
vergelijken van geneesmiddelen op basis van hun effect op BMD is dus niet zinvol. Daarom<br />
wordt voor de selectie van geneesmiddelen enkel rekening gehouden met resultaten op<br />
fractuurrisico.<br />
Andere risicofactoren voor broosheidfracturen zijn: roken, overdreven alcoholgebruik, leeftijd,<br />
vrouwelijk geslacht, gebruik van corticosteroïden, een familiale en persoonlijke<br />
voorgeschiedenis van broosheidfractuur, een lage BMI, andere <strong>aandoeningen</strong> die secundaire<br />
156<br />
<strong>Osteo</strong>-<strong>articulaire</strong> <strong>aandoeningen</strong>