Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ...
Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ... Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ...
wa a rde n, nor men e n de l a st va n het gedr ag 8.6 de opbrengst van investeringen in waarden, normen en gedrag Investeren in het onderhoud van instituties is geen goedkope oplossing om de gewenste overdracht en handhaving van waarden en normen te realiseren. Hoewel meer geld zeker niet dé oplossing is van de problemen die in dit rapport in kaart zijn gebracht, is het veelal wel een noodzakelijke voorwaarde om de gewenste verbeteringen tot stand te brengen. Dit roept, zeker in een tijd waarin de overheid zich grote inspanningen moet getroosten om de onvermijdelijk geachte bezuinigingen te realiseren, de vraag op of dit een verstandige manier is om de schaarse beschikbare middelen aan te wenden. Op deze vraag valt geen objectief, wetenschappelijk antwoord te geven. Uiteindelijk gaat het hier om een politieke afweging. Het is wel mogelijk in algemene zin iets te zeggen over de mogelijke opbrengsten van een beleid dat, langs de lijnen die in de voorgaande paragrafen zijn geschetst, erop is gericht om overdracht en handhaving van waarden en normen te ondersteunen. 262 Hoewel de term ‘investeringen’ nog weleens wordt misbruikt om een uitgave te rechtvaardigen die in wezen een consumptief karakter heeft, kunnen extra uitgaven die bijdragen aan de steun voor essentiële waarden en de naleving van belangrijke normen wel degelijk als een investering worden aangemerkt. Hiervoor zijn twee, onderling samenhangende redenen. In de eerste plaats gaat het vaak om uitgaven waarvan de opbrengsten pas op langere termijn zichtbaar worden. De kost gaat hier daadwerkelijk (ruim) voor de baat uit. Investeren in betere scholen en leerkrachten betaalt zich terug in minder spijbelen en uitval, minder geweld en een sterker normbesef. Het kost echter tijd om zichtbare resultaten te boeken. In de tweede plaats kunnen extra uitgaven een lange doorwerking hebben. In hoofdstuk 4 is geschetst hoe een vermindering van handhavingsinspanningen (bijvoorbeeld formele controle) in eerste instantie weinig effect heeft op de mate van normoverschrijdend gedrag. Op een gegeven moment kan echter een omslagpunt worden gepasseerd, waarna zich een sneeuwbaleffect voordoet waarvan de gevolgen niet eenvoudig ongedaan zijn te maken. Er is dan een grote en langdurig volgehouden inspanning nodig om op termijn het oude niveau van normhandhaving weer te bereiken. Als dit op den duur de internalisering van normen en de informele sociale controle weer versterkt, schept dit ruimte om de formele controle weer enigszins te beperken. Met andere woorden, een grote inspanning die men nu levert kan op langere termijn ruimte bieden om de inspanning (en dus ook de uitgaven) weer te verminderen. De financiële baten van het in dit hoofdstuk bepleite beleid zijn van tweeërlei aard. Allereerst zijn er de baten van het terugdringen van normoverschrijdend gedrag. Vanwege de zeer diverse vormen van normoverschrijding waarom het hier gaat, kan hiervan geen betrouwbare schatting worden gegeven. Alleen kan een grove indicatie worden gegeven van de directe materiële baten die zouden kunnen worden gerealiseerd indien men erin zou slagen een specifieke vorm van normoverschrijding, namelijk criminaliteit, vergaand terug te dringen. Het
de rol van de overheid; conclusies en aanbevelingen wodc schatte in 2000 de materiële kosten van criminaliteit voor het bedrijfsleven, particulieren en de overheid gezamenlijk op 3,3 miljard euro, dat is circa één procent van het bruto binnenlands product. De kosten van opsporing, vervolging en berechting van verdachten en tenuitvoerlegging van straffen beliepen 4,3 miljard euro, ofwel zo’n 1,2 procent van het bbp (Schreuders et al. 2000: 174). Hierbovenop komen nog de immateriële kosten, zoals het letsel van slachtoffers van lichamelijk geweld, onveiligheidsgevoelens en dergelijke, die echter onmogelijk in geld zijn uit te drukken. De kosten van andere vormen van normoverschrijding zijn mogelijk nog groter. Te denken valt aan de kosten van verkeersongevallen ten gevolge van roekeloos rijden, het verlies aan human capital ten gevolge van voortijdige schooluitval, productieverlies door ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid ten gevolge van verstoorde relaties op de werkvloer, enzovoort. Het is een illusie dat deze maatschappelijke kosten van normoverschrijdend gedrag ooit tot nul kunnen worden gereduceerd. Niettemin staat het buiten kijf dat beleid dat een aanzienlijke reductie van normoverschrijding zou kunnen bewerkstelligen, op termijn omvangrijke kostenbesparingen zou opleveren. Waarschijnlijk nog veel omvangrijker dan de baten van een vermindering van normoverschrijdend gedrag, zijn de mogelijke opbrengsten van een versterking van het waarden- en normenbesef in de samenleving. Steeds meer onderkennen sociologen en economen dat het vertrouwen tussen de burgers onderling en tussen de burgers en maatschappelijke instituties een essentiële voorwaarde is voor een florerende samenleving en economie (vgl. Hazeu 2003). Recent sociologisch en economisch onderzoek levert sterke aanwijzingen op dat vertrouwen en sociaal kapitaal belangrijke bronnen zijn van welvaart(sgroei) (Zak en Knack 2001). Essentieel hierbij is dat burgers de verwachting hebben dat hun medeburgers en maatschappelijke instituties zich voorspelbaar en coöperatief gedragen. Dit sociale vertrouwen is in belangrijke mate gebaseerd op wederkerigheid en draagt ertoe bij dat mensen wederzijds voordelige relaties met elkaar durven en willen aangaan, ook als men elkaar (nog) niet persoonlijk kent. Een gebrek aan vertrouwen tussen burgers kan verhinderen dat vele op zichzelf rendabele transacties totstandkomen, waardoor een enorm welvaartspotentieel onbenut blijft. Het functioneren van formele en informele instituties wordt gezien als een van de belangrijkste factoren die verklaren waarom sommige landen welvarend zijn en andere achterblijven (vgl. North 1990; wrr 2003). Gedeelde waarden en normen fungeren in zekere zin als de smeerolie van de samenleving. De winst die men op korte termijn wellicht kan behalen door hierop te bezuinigen zal men op langere termijn dubbel en dwars moeten terugbetalen, doordat de wrijvingen tussen burgers onderling toenemen en de motor van de economie begint te haperen. 263
- Page 213 and 214: de bijdrage van de samenleving word
- Page 215 and 216: de bijdrage van de samenleving zij
- Page 217 and 218: de bijdrage van de samenleving slec
- Page 219 and 220: de bijdrage van de samenleving Pres
- Page 221 and 222: de bijdrage van de samenleving Cycl
- Page 223 and 224: de bijdrage van de samenleving hebb
- Page 225 and 226: de bijdrage van de samenleving dig
- Page 227 and 228: de bijdrage van de samenleving rech
- Page 229 and 230: de bijdrage van de samenleving zorg
- Page 231 and 232: de bijdrage van de samenleving bij
- Page 233 and 234: de bijdrage van de samenleving geë
- Page 235 and 236: de bijdrage van de samenleving slec
- Page 237 and 238: de bijdrage van de samenleving Deze
- Page 239 and 240: de bijdrage van de samenleving note
- Page 241 and 242: de rol van de overheid; conclusies
- Page 243 and 244: de rol van de overheid; conclusies
- Page 245 and 246: de rol van de overheid; conclusies
- Page 247 and 248: de rol van de overheid; conclusies
- Page 249 and 250: de rol van de overheid; conclusies
- Page 251 and 252: de rol van de overheid; conclusies
- Page 253 and 254: de rol van de overheid; conclusies
- Page 255 and 256: de rol van de overheid; conclusies
- Page 257 and 258: de rol van de overheid; conclusies
- Page 259 and 260: de rol van de overheid; conclusies
- Page 261 and 262: de rol van de overheid; conclusies
- Page 263: de rol van de overheid; conclusies
- Page 267 and 268: de rol van de overheid; conclusies
- Page 269 and 270: de rol van de overheid; conclusies
- Page 271 and 272: de rol van de overheid; conclusies
- Page 273 and 274: de rol van de overheid; conclusies
- Page 275 and 276: literatuur literatuur Adang, O. (19
- Page 277 and 278: literatuur cgb (2003b) Advies Commi
- Page 279 and 280: literatuur Ferwerda, H., M. Bottenb
- Page 281 and 282: literatuur Interview-nss (2003) Fra
- Page 283 and 284: literatuur Nauta, L. (2000) Onbehag
- Page 285 and 286: literatuur Schoonenboom, J. en H. i
- Page 287 and 288: literatuur Tweede Kamer (2002-2003)
- Page 289 and 290: literatuur moraal’, in: P. de Bee
- Page 291 and 292: adviesaanvraag inzake waarden en no
- Page 293 and 294: apporten aan de regering rapporten
- Page 295 and 296: apporten aan de regering Zesde raad
- Page 297 and 298: voorstudies en achtergronden voorst
- Page 299: wrr rapport aan de regering 68 Waar
<strong>de</strong> rol <strong>van</strong> <strong>de</strong> overheid; conclusies <strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong><br />
wodc schatte in 2000 <strong>de</strong> materiële kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> criminaliteit voor <strong>het</strong> bedrijfslev<strong>en</strong>,<br />
particulier<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>de</strong> overheid gezam<strong>en</strong>lijk op 3,3 miljard euro, dat is circa één<br />
proc<strong>en</strong>t <strong>van</strong> <strong>het</strong> bruto binn<strong>en</strong>lands product. De kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> opsporing, vervolging<br />
<strong>en</strong> berechting <strong>van</strong> verdacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> t<strong>en</strong>uitvoerlegging <strong>van</strong> straff<strong>en</strong> beliep<strong>en</strong><br />
4,3 miljard euro, ofwel zo’n 1,2 proc<strong>en</strong>t <strong>van</strong> <strong>het</strong> bbp (Schreu<strong>de</strong>rs et al. 2000: 174).<br />
Hierbov<strong>en</strong>op kom<strong>en</strong> nog <strong>de</strong> immateriële kost<strong>en</strong>, zoals <strong>het</strong> letsel <strong>van</strong> slachtoffers<br />
<strong>van</strong> lichamelijk geweld, onveiligheidsgevoel<strong>en</strong>s <strong>en</strong> <strong>de</strong>rgelijke, die echter onmogelijk<br />
in geld zijn uit te drukk<strong>en</strong>. De kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong> normoverschrijding<br />
zijn mogelijk nog groter. Te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> valt aan <strong>de</strong> kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> verkeersongevall<strong>en</strong><br />
t<strong>en</strong> gevolge <strong>van</strong> roekeloos rijd<strong>en</strong>, <strong>het</strong> verlies aan human capital t<strong>en</strong><br />
gevolge <strong>van</strong> voortijdige schooluitval, productieverlies door ziekteverzuim <strong>en</strong><br />
arbeidsongeschiktheid t<strong>en</strong> gevolge <strong>van</strong> verstoor<strong>de</strong> relaties op <strong>de</strong> werkvloer,<br />
<strong>en</strong>zovoort. Het is e<strong>en</strong> illusie dat <strong>de</strong>ze maatschappelijke kost<strong>en</strong> <strong>van</strong> normoverschrijd<strong>en</strong>d<br />
<strong>gedrag</strong> ooit tot nul kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gereduceerd. Niettemin staat <strong>het</strong><br />
buit<strong>en</strong> kijf dat beleid dat e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke reductie <strong>van</strong> normoverschrijding zou<br />
kunn<strong>en</strong> bewerkstellig<strong>en</strong>, op termijn om<strong>van</strong>grijke kost<strong>en</strong>besparing<strong>en</strong> zou oplever<strong>en</strong>.<br />
Waarschijnlijk nog veel om<strong>van</strong>grijker dan <strong>de</strong> bat<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> vermin<strong>de</strong>ring <strong>van</strong><br />
normoverschrijd<strong>en</strong>d <strong>gedrag</strong>, zijn <strong>de</strong> mogelijke opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> versterking<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> waard<strong>en</strong>- <strong>en</strong> <strong>norm<strong>en</strong></strong>besef in <strong>de</strong> sam<strong>en</strong>leving. Steeds meer on<strong>de</strong>rk<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />
sociolog<strong>en</strong> <strong>en</strong> econom<strong>en</strong> dat <strong>het</strong> vertrouw<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> <strong>de</strong> burgers on<strong>de</strong>rling <strong>en</strong><br />
tuss<strong>en</strong> <strong>de</strong> burgers <strong>en</strong> maatschappelijke instituties e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tiële voorwaar<strong>de</strong> is<br />
voor e<strong>en</strong> florer<strong>en</strong><strong>de</strong> sam<strong>en</strong>leving <strong>en</strong> economie (vgl. Hazeu 2003). Rec<strong>en</strong>t sociologisch<br />
<strong>en</strong> economisch on<strong>de</strong>rzoek levert sterke aanwijzing<strong>en</strong> op dat vertrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
sociaal kapitaal belangrijke bronn<strong>en</strong> zijn <strong>van</strong> welvaart(sgroei) (Zak <strong>en</strong> Knack<br />
2001). Ess<strong>en</strong>tieel hierbij is dat burgers <strong>de</strong> verwachting hebb<strong>en</strong> dat hun me<strong>de</strong>burgers<br />
<strong>en</strong> maatschappelijke instituties zich voorspelbaar <strong>en</strong> coöperatief <strong>gedrag</strong><strong>en</strong>.<br />
Dit sociale vertrouw<strong>en</strong> is in belangrijke mate gebaseerd op we<strong>de</strong>rkerigheid <strong>en</strong><br />
draagt ertoe bij dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> we<strong>de</strong>rzijds voor<strong>de</strong>lige relaties met elkaar durv<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
will<strong>en</strong> aangaan, ook als m<strong>en</strong> elkaar (nog) niet persoonlijk k<strong>en</strong>t. E<strong>en</strong> gebrek aan<br />
vertrouw<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> burgers kan verhin<strong>de</strong>r<strong>en</strong> dat vele op zichzelf r<strong>en</strong>dabele transacties<br />
totstandkom<strong>en</strong>, waardoor e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orm welvaartspot<strong>en</strong>tieel onb<strong>en</strong>ut blijft.<br />
Het functioner<strong>en</strong> <strong>van</strong> formele <strong>en</strong> informele instituties wordt gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> belangrijkste factor<strong>en</strong> die verklar<strong>en</strong> waarom sommige land<strong>en</strong> welvar<strong>en</strong>d zijn<br />
<strong>en</strong> an<strong>de</strong>re achterblijv<strong>en</strong> (vgl. North 1990; wrr 2003). Ge<strong>de</strong>el<strong>de</strong> waard<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />
<strong>norm<strong>en</strong></strong> funger<strong>en</strong> in zekere zin als <strong>de</strong> smeerolie <strong>van</strong> <strong>de</strong> sam<strong>en</strong>leving. De winst<br />
die m<strong>en</strong> op korte termijn wellicht kan behal<strong>en</strong> door hierop te bezuinig<strong>en</strong> zal m<strong>en</strong><br />
op langere termijn dubbel <strong>en</strong> dwars moet<strong>en</strong> terugbetal<strong>en</strong>, doordat <strong>de</strong> wrijving<strong>en</strong><br />
tuss<strong>en</strong> burgers on<strong>de</strong>rling to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>de</strong> motor <strong>van</strong> <strong>de</strong> economie begint te haper<strong>en</strong>.<br />
263