Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ...
Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ... Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ...
wa a rde n, nor men e n de l a st va n het gedr ag het openbaar vervoer, de gezondheidszorg en delen van het onderwijs. De overheid dient hierbij onder meer een afweging te maken tussen: • uitvoeringsvrijheid bieden en prikkels geven; • beleidsruimte bieden en de (rechts)gelijkheid waarborgen; • meer middelen ter beschikking stellen en de kwaliteit en uitrusting van de professionals verbeteren; • meer discretionaire bevoegdheden geven aan professionals en striktere regels formuleren voor professionals; • een strikte scheiding van verantwoordelijkheden tussen de overheid en private actoren en een gedeelde verantwoordelijkheid. 258 Uitvoeringsvrijheid of prikkels? Er bestaat nauwelijks verschil van mening dat het, om instituties in staat te stellen adequaat in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen en uiteenlopende omstandigheden, gewenst is ze meer vrijheid te bieden om zelf te bepalen hoe zij hun taak willen uitvoeren. Tegelijkertijd wil de overheid zich er natuurlijk wel van vergewissen dat de instituties hun taak naar behoren vervullen. Meer vrijheid mag niet worden geïnterpreteerd als vrijblijvendheid. Dit betekent dat de overheid er veelal naar streeft om instituties zodanige prikkels te geven dat zij zich inderdaad op de door de overheid gewenste doeleinden richten. Op zichzelf hoeven meer ruimte bieden en prikkels geven niet strijdig met elkaar te zijn: de prikkels hebben immers betrekking op de doelen (‘afrekenen op resultaat’) en de ruimte op de middelen om deze doelen te bereiken. Financiële prikkels worden echter bijna altijd gekoppeld aan meetbare en kwantificeerbare indicatoren, terwijl doelstellingen juist vaak (mede) een kwalitatief karakter hebben, dat zich lastig laat meten of registreren. Prikkels op basis van objectieve indicatoren kunnen er daardoor toe leiden dat instituties zich vooral op kwantitatieve doelen richten, met verwaarlozing van de kwalitatieve aspecten ervan. Om dit te voorkomen is het wenselijk om bij het ‘afrekenen op resultaat’ niet alleen gebruik te maken van kwantitatieve indicatoren, maar ook van kwalitatieve maatstaven. Deze kunnen bijvoorbeeld worden vastgesteld door een inspecterende instantie (zoals de onderwijsinspectie) of een visitatiecommissie. Ook de direct betrokkenen (klanten bijvoorbeeld) zouden hierbij een rol kunnen spelen. Zo zou men instanties kunnen verplichten om jaarlijks aan de direct betrokkenen publiekelijk verantwoording af te leggen over hun prestaties. Hiernaast valt te overwegen om de criteria waaraan een institutie moet voldoen niet van bovenaf op te leggen, maar in samenspraak met de betreffende institutie zelf te formuleren. Dit zou zelfs kunnen gelden voor individuele instellingen of organisaties. Zo is het denkbaar dat een school – naast uiteraard haar wettelijke taken – in overleg met de ouders van leerlingen eigen prioriteiten stelt en daarop wordt afgerekend. Jaarlijks dient de school dan aan de ouders verantwoording af te leggen over de inspanningen die zij heeft verricht om deze prioriteiten te realiseren. De school wordt daardoor gedwongen om zelf aan te geven op welke wijze een externe partij kan vaststellen of zij aan haar doeleinden heeft voldaan.
de rol van de overheid; conclusies en aanbevelingen Meer beleidsruimte of rechtsgelijkheid? Meer beleidsruimte bieden aan instituties betekent automatisch dat er grotere verschillen (kunnen) ontstaan tussen organisaties. Dit kan ertoe leiden dat personen in vergelijkbare omstandigheden door verschillende organisaties verschillend worden behandeld. Dit wordt al snel geïnterpreteerd als rechtsongelijkheid. Politici zijn vaak erg gevoelig voor dit bezwaar. Daardoor hebben besluiten tot decentralisatie en delegering vaak iets halfslachtigs: lokale overheden en instituties mogen zelf over hun beleid beslissen, mits zij maar doen wat ‘Den Haag’ wil. Het ware beter te erkennen dat twee situaties nooit volledig identiek zijn en dat rechtsgelijkheid in die zin een fictie is. Vaak is niet ondubbelzinnig vast te stellen wat in een bepaalde situatie de ‘juiste’ reactie is van een instelling en is er dan ook geen reden om verschillen in behandeling als een onaanvaardbare vorm van rechtsongelijkheid aan te merken. Belangrijker dan de aandacht te richten op gelijkheid in termen van uitkomsten, is het om te waarborgen dat de procedures waarlangs een bepaalde behandeling tot stand is gekomen door de desbetreffende klant of cliënt als rechtvaardig worden ervaren. Dat wil zeggen, het gaat meer om procedurele rechtvaardigheid dan om distributieve (verdelende) rechtvaardigheid (vgl. Malsch 2004). Dit houdt bijvoorbeeld in dat instellingen hun klanten inzicht bieden in de wijze waarop een besluit totstandkomt, dat zij de klant daarbij zo mogelijk inspraak bieden en dat zij heldere beroepsprocedures hebben voor het geval de klant meent onheus bejegend te zijn. 259 Vrij te besteden middelen of beter personeel? Als instituties hun taken beter moeten vervullen, leidt dit gemakkelijk tot een roep om meer vrij te besteden middelen. Dit sluit bovendien aan bij het streven naar meer uitvoeringsvrijheid. Toch kan het soms beter zijn om extra middelen niet vrij ter beschikking te stellen, maar te investeren in de kwaliteit en uitrusting van professionals. Als er bijvoorbeeld een tekort is aan gekwalificeerde leerkrachten, wordt dit probleem niet opgelost door scholen meer geld te geven. Zij kunnen dan hooguit met elkaar concurreren om de beste leerkrachten aan te trekken, maar de schaarste wordt daardoor niet minder. Het is dan beter om de middelen te besteden aan de opleiding van goede nieuwe leerkrachten. Op korte termijn zullen er dan echter minder middelen beschikbaar zijn voor de instellingen zelf en bovendien wordt hun vrijheid ingeperkt om zelf te bepalen of zij in personeel dan wel in andere zaken (zoals huisvesting of leermiddelen) willen investeren. Discretionaire bevoegdheden of strikte regels? Organisaties staan voor een vergelijkbare afweging ten aanzien van hun personeel als de overheid ten aanzien van instituties: moeten professionals meer ruimte krijgen om naar eigen inzicht zo goed mogelijk hun taak uit te oefenen of moeten zij voldoen aan heldere regels, normen en protocollen die hun ruimte aanzienlijk inperken? Een sterke inperking van de discretionaire ruimte voor professionals doet hun status waarschijnlijk geen goed en kan hun motivatie en gevoel van eigen verantwoordelijkheid voor het werk ondergraven. Dit wordt nog versterkt indien die regels gepaard gaan met een aanzienlijke bureaucratische
- Page 209 and 210: de bijdrage van de samenleving fact
- Page 211 and 212: de bijdrage van de samenleving word
- Page 213 and 214: de bijdrage van de samenleving word
- Page 215 and 216: de bijdrage van de samenleving zij
- Page 217 and 218: de bijdrage van de samenleving slec
- Page 219 and 220: de bijdrage van de samenleving Pres
- Page 221 and 222: de bijdrage van de samenleving Cycl
- Page 223 and 224: de bijdrage van de samenleving hebb
- Page 225 and 226: de bijdrage van de samenleving dig
- Page 227 and 228: de bijdrage van de samenleving rech
- Page 229 and 230: de bijdrage van de samenleving zorg
- Page 231 and 232: de bijdrage van de samenleving bij
- Page 233 and 234: de bijdrage van de samenleving geë
- Page 235 and 236: de bijdrage van de samenleving slec
- Page 237 and 238: de bijdrage van de samenleving Deze
- Page 239 and 240: de bijdrage van de samenleving note
- Page 241 and 242: de rol van de overheid; conclusies
- Page 243 and 244: de rol van de overheid; conclusies
- Page 245 and 246: de rol van de overheid; conclusies
- Page 247 and 248: de rol van de overheid; conclusies
- Page 249 and 250: de rol van de overheid; conclusies
- Page 251 and 252: de rol van de overheid; conclusies
- Page 253 and 254: de rol van de overheid; conclusies
- Page 255 and 256: de rol van de overheid; conclusies
- Page 257 and 258: de rol van de overheid; conclusies
- Page 259: de rol van de overheid; conclusies
- Page 263 and 264: de rol van de overheid; conclusies
- Page 265 and 266: de rol van de overheid; conclusies
- Page 267 and 268: de rol van de overheid; conclusies
- Page 269 and 270: de rol van de overheid; conclusies
- Page 271 and 272: de rol van de overheid; conclusies
- Page 273 and 274: de rol van de overheid; conclusies
- Page 275 and 276: literatuur literatuur Adang, O. (19
- Page 277 and 278: literatuur cgb (2003b) Advies Commi
- Page 279 and 280: literatuur Ferwerda, H., M. Bottenb
- Page 281 and 282: literatuur Interview-nss (2003) Fra
- Page 283 and 284: literatuur Nauta, L. (2000) Onbehag
- Page 285 and 286: literatuur Schoonenboom, J. en H. i
- Page 287 and 288: literatuur Tweede Kamer (2002-2003)
- Page 289 and 290: literatuur moraal’, in: P. de Bee
- Page 291 and 292: adviesaanvraag inzake waarden en no
- Page 293 and 294: apporten aan de regering rapporten
- Page 295 and 296: apporten aan de regering Zesde raad
- Page 297 and 298: voorstudies en achtergronden voorst
- Page 299: wrr rapport aan de regering 68 Waar
wa a r<strong>de</strong> n, nor m<strong>en</strong> e n <strong>de</strong> l a st va n <strong>het</strong> gedr ag<br />
<strong>het</strong> op<strong>en</strong>baar vervoer, <strong>de</strong> gezondheidszorg <strong>en</strong> <strong>de</strong>l<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rwijs. De overheid<br />
di<strong>en</strong>t hierbij on<strong>de</strong>r meer e<strong>en</strong> afweging te mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>:<br />
• uitvoeringsvrijheid bied<strong>en</strong> <strong>en</strong> prikkels gev<strong>en</strong>;<br />
• beleidsruimte bied<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>de</strong> (rechts)gelijkheid waarborg<strong>en</strong>;<br />
• meer mid<strong>de</strong>l<strong>en</strong> ter beschikking stell<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>de</strong> kwaliteit <strong>en</strong> uitrusting <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
professionals verbeter<strong>en</strong>;<br />
• meer discretionaire bevoegdhed<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> aan professionals <strong>en</strong> striktere regels<br />
formuler<strong>en</strong> voor professionals;<br />
• e<strong>en</strong> strikte scheiding <strong>van</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkhed<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> <strong>de</strong> overheid <strong>en</strong><br />
private actor<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ge<strong>de</strong>el<strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid.<br />
258<br />
Uitvoeringsvrijheid of prikkels?<br />
Er bestaat nauwelijks verschil <strong>van</strong> m<strong>en</strong>ing dat <strong>het</strong>, om instituties in staat te stell<strong>en</strong><br />
a<strong>de</strong>quaat in te spel<strong>en</strong> op maatschappelijke ontwikkeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong><strong>de</strong><br />
omstandighed<strong>en</strong>, gew<strong>en</strong>st is ze meer vrijheid te bied<strong>en</strong> om zelf te bepal<strong>en</strong> hoe zij<br />
hun taak will<strong>en</strong> uitvoer<strong>en</strong>. Tegelijkertijd wil <strong>de</strong> overheid zich er natuurlijk wel<br />
<strong>van</strong> vergewiss<strong>en</strong> dat <strong>de</strong> instituties hun taak naar behor<strong>en</strong> vervull<strong>en</strong>. Meer vrijheid<br />
mag niet word<strong>en</strong> geïnterpreteerd als vrijblijv<strong>en</strong>dheid. Dit betek<strong>en</strong>t dat <strong>de</strong><br />
overheid er veelal naar streeft om instituties zodanige prikkels te gev<strong>en</strong> dat zij<br />
zich in<strong>de</strong>rdaad op <strong>de</strong> door <strong>de</strong> overheid gew<strong>en</strong>ste doeleind<strong>en</strong> richt<strong>en</strong>. Op zichzelf<br />
hoev<strong>en</strong> meer ruimte bied<strong>en</strong> <strong>en</strong> prikkels gev<strong>en</strong> niet strijdig met elkaar te zijn: <strong>de</strong><br />
prikkels hebb<strong>en</strong> immers betrekking op <strong>de</strong> doel<strong>en</strong> (‘afrek<strong>en</strong><strong>en</strong> op resultaat’) <strong>en</strong> <strong>de</strong><br />
ruimte op <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>l<strong>en</strong> om <strong>de</strong>ze doel<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong>. Financiële prikkels word<strong>en</strong><br />
echter bijna altijd gekoppeld aan meetbare <strong>en</strong> kwantificeerbare indicator<strong>en</strong>,<br />
terwijl doelstelling<strong>en</strong> juist vaak (me<strong>de</strong>) e<strong>en</strong> kwalitatief karakter hebb<strong>en</strong>, dat zich<br />
<strong>last</strong>ig laat met<strong>en</strong> of registrer<strong>en</strong>. Prikkels op basis <strong>van</strong> objectieve indicator<strong>en</strong><br />
kunn<strong>en</strong> er daardoor toe leid<strong>en</strong> dat instituties zich vooral op kwantitatieve doel<strong>en</strong><br />
richt<strong>en</strong>, met verwaarlozing <strong>van</strong> <strong>de</strong> kwalitatieve aspect<strong>en</strong> er<strong>van</strong>. Om dit te voorkom<strong>en</strong><br />
is <strong>het</strong> w<strong>en</strong>selijk om bij <strong>het</strong> ‘afrek<strong>en</strong><strong>en</strong> op resultaat’ niet alle<strong>en</strong> gebruik te<br />
mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> kwantitatieve indicator<strong>en</strong>, maar ook <strong>van</strong> kwalitatieve maatstav<strong>en</strong>.<br />
Deze kunn<strong>en</strong> bijvoorbeeld word<strong>en</strong> vastgesteld door e<strong>en</strong> inspecter<strong>en</strong><strong>de</strong> instantie<br />
(zoals <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsinspectie) of e<strong>en</strong> visitatiecommissie. Ook <strong>de</strong> direct betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong><br />
(klant<strong>en</strong> bijvoorbeeld) zoud<strong>en</strong> hierbij e<strong>en</strong> rol kunn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>. Zo zou m<strong>en</strong><br />
instanties kunn<strong>en</strong> verplicht<strong>en</strong> om jaarlijks aan <strong>de</strong> direct betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> publiekelijk<br />
verantwoording af te legg<strong>en</strong> over hun prestaties.<br />
Hiernaast valt te overweg<strong>en</strong> om <strong>de</strong> criteria waaraan e<strong>en</strong> institutie moet voldo<strong>en</strong><br />
niet <strong>van</strong> bov<strong>en</strong>af op te legg<strong>en</strong>, maar in sam<strong>en</strong>spraak met <strong>de</strong> betreff<strong>en</strong><strong>de</strong><br />
institutie zelf te formuler<strong>en</strong>. Dit zou zelfs kunn<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> voor individuele instelling<strong>en</strong><br />
of organisaties. Zo is <strong>het</strong> d<strong>en</strong>kbaar dat e<strong>en</strong> school – naast uiteraard haar<br />
wettelijke tak<strong>en</strong> – in overleg met <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> leerling<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> prioriteit<strong>en</strong> stelt<br />
<strong>en</strong> daarop wordt afgerek<strong>en</strong>d. Jaarlijks di<strong>en</strong>t <strong>de</strong> school dan aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs verantwoording<br />
af te legg<strong>en</strong> over <strong>de</strong> inspanning<strong>en</strong> die zij heeft verricht om <strong>de</strong>ze prioriteit<strong>en</strong><br />
te realiser<strong>en</strong>. De school wordt daardoor gedwong<strong>en</strong> om zelf aan te gev<strong>en</strong><br />
op welke wijze e<strong>en</strong> externe partij kan vaststell<strong>en</strong> of zij aan haar doeleind<strong>en</strong> heeft<br />
voldaan.