Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ...
Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ... Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ...
wa a rde n, nor men e n de l a st va n het gedr ag 246 Welke relatie bestaat er tussen gedrag en de waarden en normen die de normovertreders al dan niet onderschrijven? In het algemeen is de relatie tussen waarden en specifieke gedragingen niet sterk (zie hoofdstuk 2). Normoverschrijdend gedrag komt niet in de allereerste plaats voort uit het niet aanvaarden van bepaalde abstract geformuleerde waarden. Integendeel, vaak beroepen normovertreders zich op dezelfde waarden of op andere waarden, ter rechtvaardiging van hun eigen normovertredend gedrag. Ook wijzen ze vaak, ter rechtvaardiging, op het gedrag van andere burgers die de normen eveneens niet naleven. Dit mechanisme van rechtvaardiging van normoverschrijding heeft negatieve effecten op het normbesef van de gehele bevolking (zie hoofdstuk 4 en bijlage bij hoofdstuk 4). Door hun abstracte karakter dienen waarden meer ter rechtvaardiging van al of niet normconform gedrag dan dat ze gedrag op een directe wijze bepalen. Het probleem dat de adviesaanvraag aan de orde stelt en dat wordt besproken onder de algemene noemer van waarden en normen, schuilt minder in de uiteenlopende opvattingen over waarden en normen dan in het feit dat het gedrag daarmee niet in overeenstemming is (zie hoofdstuk 2). Daarnaast moet worden geconstateerd dat de meeste mensen zich in de meeste omstandigheden aan de geldende regels houden, zonder dat hiervoor permanente controle nodig is. Men zou zich ook kunnen verbazen over het feit dat er in een dichtbevolkt land als Nederland, waarin zoveel mensen elkaar dagelijks in anonieme situaties ontmoeten, relatief zo weinig botsingen (in letterlijke en figuurlijke zin) plaatsvinden. Daarenboven houdt een groot deel van de bevolking zich niet alleen aan de regels, maar doen velen meer ten bate van hun medeburgers dan van hen geëist kan worden. Het lidmaatschap van maatschappelijke organisaties – dat overigens weinig zegt over de geleverde inzet of over de spreiding naar leeftijdscategorieën en culturele achtergronden – groeit en de deelname aan vrijwilligerswerk en informele zorg is niet alleen hoog, maar ook opvallend stabiel (zie hoofdstuk 3). In aansluiting op wat op de vierde onderzoeksvraag werd geantwoord ten aanzien van jonge immigranten, is het ook hier van het grootste belang alle jongeren van de nieuwe generaties ervaring te laten opdoen in vrijwillige maatschappelijke verbanden, in sportorganisaties en met burgerschapspraktijken in verschillende instituties. Welke rol spelen maatschappelijke instituties, zoals onderwijs, media en inburgering, bij de overdracht en de handhaving van waarden en normen en bij het omgaan met conflicten? Maatschappelijke instituties zijn werkplaatsen voor het vormen en overdragen van waarden, normen en gedragsvormen. Datgene wat zij doen heeft een sterke externe component: het bepaalt mede de wijze waarop men buiten de institutie met waarden, normen en gedrag omgaat (denk aan scholen, sportverenigingen, het openbaar vervoer en vele andere). Instituties zijn zelf in eerste instantie verantwoordelijk voor de instandhouding van hun eigen waarden en normen en voor het vernieuwen en revitaliseren ervan. De overheid heeft echter de afgelopen tijd onvoldoende oog gehad voor deze betekenis van instituties. Bij regelstelling, bekostiging en toezicht ligt het accent sterk op de meetbaar gemaakte primaire taak van de instituties, zodat veel instellingen zich daarop (moeten)
de rol van de overheid; conclusies en aanbevelingen concentreren. Het is van belang na te gaan hoe deze eenzijdige nadruk van de overheid op meetbare prestaties kan worden aangevuld met een benadering waarin de tertiaire taak van instituties, die betrekking heeft op de morele dimensie en op de externe betekenis daarvan, voldoende wordt erkend. 8.4 de praktische taken van de overheid ten aanzien van waarden, normen en gedrag Wat is de gewenste en mogelijke rol van de overheid bij het tegengaan van normoverschrijdend gedrag, het bevorderen van normconform gedrag en het ondersteunen van instituties bij de overdracht en handhaving van waarden en normen? Meningsverschillen over waarden zijn in het algemeen geen probleem, maar juist een positief te waarderen aspect van een democratische rechtsstaat. Over de normen die van belang zijn voor een soepele omgang tussen de burgers bestaan doorgaans geen al te grote meningsverschillen. Waar het echter aan schort is de bereidheid van mensen om zich daadwerkelijk aan deze normen houden. De aandacht van de overheid zou zich dan ook primair moeten richten op het voorkomen en bestrijden van normoverschrijdend gedrag in negatieve zin (in het bijzonder wetsovertreding) en het bevorderen en ondersteunen van positief te waarderen gedrag. 247 8.4.1 gedrag: de noodzaak van een consistente rechtshandhaving Mensen kunnen zich aan velerlei soorten gedrag storen. Het kan gaan om onprettig gedrag dat botst met de eigen preferenties of goede smaak, maar geen inbreuk maakt op belangrijke sociale normen (denk aan onconventionele kleding). Dergelijk gedrag dient men te tolereren en het verdient de voorkeur er zo weinig mogelijk aanstoot aan te nemen. Dulden is hierbij veelal de meest passende houding. Onbehoorlijk gedrag heeft een hinderlijker karakter en staat op gespannen voet met breed gedeelde normen (bijvoorbeeld voordringen in het openbaar vervoer, of in een treincoupé luidkeels een telefoongesprek voeren). Desalniettemin is dit gedrag niet van dien aard dat het reden kan zijn om de ander er met dwang van te weerhouden of ervoor te bestraffen. Wel kan er reden zijn om de overtreder erop aan te spreken en te overtuigen van de ongewenstheid van zijn gedrag. Onduldbaar gedrag is een graad erger. Dit gedrag is weliswaar niet strijdig met wettelijke normen, maar doorgaans wel in strijd met de interne gedragsregels van maatschappelijke instituties (bijvoorbeeld bij lastigvallen en intimideren van medereizigers in het openbaar vervoer), die afhankelijk van de situatie corrigerend moeten optreden. Onwettig gedrag ten slotte is strijdig met wettelijke regels en dient dan ook bestraft te worden (bijvoorbeeld diefstal). Alleen bij het laatste soort normoverschrijdend gedrag is het boven twijfel verheven dat de overheid de taak heeft dit gedrag tegen te gaan. Bij de andere gedragsvormen spreekt dit veel minder voor zich, al is zeker niet uitgesloten dat de overheid hierbij een rol dient te spelen.
- Page 197 and 198: samenleven met verschillende cultur
- Page 199 and 200: de bijdrage van de samenleving 7 de
- Page 201 and 202: de bijdrage van de samenleving kerk
- Page 203 and 204: de bijdrage van de samenleving alle
- Page 205 and 206: de bijdrage van de samenleving pers
- Page 207 and 208: de bijdrage van de samenleving •
- Page 209 and 210: de bijdrage van de samenleving fact
- Page 211 and 212: de bijdrage van de samenleving word
- Page 213 and 214: de bijdrage van de samenleving word
- Page 215 and 216: de bijdrage van de samenleving zij
- Page 217 and 218: de bijdrage van de samenleving slec
- Page 219 and 220: de bijdrage van de samenleving Pres
- Page 221 and 222: de bijdrage van de samenleving Cycl
- Page 223 and 224: de bijdrage van de samenleving hebb
- Page 225 and 226: de bijdrage van de samenleving dig
- Page 227 and 228: de bijdrage van de samenleving rech
- Page 229 and 230: de bijdrage van de samenleving zorg
- Page 231 and 232: de bijdrage van de samenleving bij
- Page 233 and 234: de bijdrage van de samenleving geë
- Page 235 and 236: de bijdrage van de samenleving slec
- Page 237 and 238: de bijdrage van de samenleving Deze
- Page 239 and 240: de bijdrage van de samenleving note
- Page 241 and 242: de rol van de overheid; conclusies
- Page 243 and 244: de rol van de overheid; conclusies
- Page 245 and 246: de rol van de overheid; conclusies
- Page 247: de rol van de overheid; conclusies
- Page 251 and 252: de rol van de overheid; conclusies
- Page 253 and 254: de rol van de overheid; conclusies
- Page 255 and 256: de rol van de overheid; conclusies
- Page 257 and 258: de rol van de overheid; conclusies
- Page 259 and 260: de rol van de overheid; conclusies
- Page 261 and 262: de rol van de overheid; conclusies
- Page 263 and 264: de rol van de overheid; conclusies
- Page 265 and 266: de rol van de overheid; conclusies
- Page 267 and 268: de rol van de overheid; conclusies
- Page 269 and 270: de rol van de overheid; conclusies
- Page 271 and 272: de rol van de overheid; conclusies
- Page 273 and 274: de rol van de overheid; conclusies
- Page 275 and 276: literatuur literatuur Adang, O. (19
- Page 277 and 278: literatuur cgb (2003b) Advies Commi
- Page 279 and 280: literatuur Ferwerda, H., M. Bottenb
- Page 281 and 282: literatuur Interview-nss (2003) Fra
- Page 283 and 284: literatuur Nauta, L. (2000) Onbehag
- Page 285 and 286: literatuur Schoonenboom, J. en H. i
- Page 287 and 288: literatuur Tweede Kamer (2002-2003)
- Page 289 and 290: literatuur moraal’, in: P. de Bee
- Page 291 and 292: adviesaanvraag inzake waarden en no
- Page 293 and 294: apporten aan de regering rapporten
- Page 295 and 296: apporten aan de regering Zesde raad
- Page 297 and 298: voorstudies en achtergronden voorst
wa a r<strong>de</strong> n, nor m<strong>en</strong> e n <strong>de</strong> l a st va n <strong>het</strong> gedr ag<br />
246<br />
Welke relatie bestaat er tuss<strong>en</strong> <strong>gedrag</strong> <strong>en</strong> <strong>de</strong> waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>norm<strong>en</strong></strong> die <strong>de</strong> normovertre<strong>de</strong>rs<br />
al dan niet on<strong>de</strong>rschrijv<strong>en</strong>?<br />
In <strong>het</strong> algeme<strong>en</strong> is <strong>de</strong> relatie tuss<strong>en</strong> waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> specifieke <strong>gedrag</strong>ing<strong>en</strong> niet sterk<br />
(zie hoofdstuk 2). Normoverschrijd<strong>en</strong>d <strong>gedrag</strong> komt niet in <strong>de</strong> allereerste plaats<br />
voort uit <strong>het</strong> niet aanvaard<strong>en</strong> <strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> abstract geformuleer<strong>de</strong> waard<strong>en</strong>.<br />
Integ<strong>en</strong><strong>de</strong>el, vaak beroep<strong>en</strong> normovertre<strong>de</strong>rs zich op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> waard<strong>en</strong> of op<br />
an<strong>de</strong>re waard<strong>en</strong>, ter rechtvaardiging <strong>van</strong> hun eig<strong>en</strong> normovertred<strong>en</strong>d <strong>gedrag</strong>.<br />
Ook wijz<strong>en</strong> ze vaak, ter rechtvaardiging, op <strong>het</strong> <strong>gedrag</strong> <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re burgers die <strong>de</strong><br />
<strong>norm<strong>en</strong></strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s niet nalev<strong>en</strong>. Dit mechanisme <strong>van</strong> rechtvaardiging <strong>van</strong> normoverschrijding<br />
heeft negatieve effect<strong>en</strong> op <strong>het</strong> normbesef <strong>van</strong> <strong>de</strong> gehele bevolking<br />
(zie hoofdstuk 4 <strong>en</strong> bijlage bij hoofdstuk 4). Door hun abstracte karakter<br />
di<strong>en</strong><strong>en</strong> waard<strong>en</strong> meer ter rechtvaardiging <strong>van</strong> al of niet normconform <strong>gedrag</strong> dan<br />
dat ze <strong>gedrag</strong> op e<strong>en</strong> directe wijze bepal<strong>en</strong>. Het probleem dat <strong>de</strong> adviesaanvraag<br />
aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> stelt <strong>en</strong> dat wordt besprok<strong>en</strong> on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> algem<strong>en</strong>e noemer <strong>van</strong><br />
waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>norm<strong>en</strong></strong>, schuilt min<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong><strong>de</strong> opvatting<strong>en</strong> over<br />
waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>norm<strong>en</strong></strong> dan in <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> <strong>gedrag</strong> daarmee niet in overe<strong>en</strong>stemming<br />
is (zie hoofdstuk 2). Daarnaast moet word<strong>en</strong> geconstateerd dat <strong>de</strong> meeste<br />
m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zich in <strong>de</strong> meeste omstandighed<strong>en</strong> aan <strong>de</strong> geld<strong>en</strong><strong>de</strong> regels houd<strong>en</strong>,<br />
zon<strong>de</strong>r dat hiervoor perman<strong>en</strong>te controle nodig is. M<strong>en</strong> zou zich ook kunn<strong>en</strong><br />
verbaz<strong>en</strong> over <strong>het</strong> feit dat er in e<strong>en</strong> dichtbevolkt land als Ne<strong>de</strong>rland, waarin<br />
zoveel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> elkaar dagelijks in anonieme situaties ontmoet<strong>en</strong>, relatief zo<br />
weinig botsing<strong>en</strong> (in letterlijke <strong>en</strong> figuurlijke zin) plaatsvind<strong>en</strong>. Daar<strong>en</strong>bov<strong>en</strong><br />
houdt e<strong>en</strong> groot <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> bevolking zich niet alle<strong>en</strong> aan <strong>de</strong> regels, maar do<strong>en</strong><br />
vel<strong>en</strong> meer t<strong>en</strong> bate <strong>van</strong> hun me<strong>de</strong>burgers dan <strong>van</strong> h<strong>en</strong> geëist kan word<strong>en</strong>. Het<br />
lidmaatschap <strong>van</strong> maatschappelijke organisaties – dat overig<strong>en</strong>s weinig zegt over<br />
<strong>de</strong> gelever<strong>de</strong> inzet of over <strong>de</strong> spreiding naar leeftijdscategorieën <strong>en</strong> culturele<br />
achtergrond<strong>en</strong> – groeit <strong>en</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>elname aan vrijwilligerswerk <strong>en</strong> informele zorg is<br />
niet alle<strong>en</strong> hoog, maar ook opvall<strong>en</strong>d stabiel (zie hoofdstuk 3). In aansluiting op<br />
wat op <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag werd geantwoord t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> jonge<br />
immigrant<strong>en</strong>, is <strong>het</strong> ook hier <strong>van</strong> <strong>het</strong> grootste belang alle jonger<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe<br />
g<strong>en</strong>eraties ervaring te lat<strong>en</strong> opdo<strong>en</strong> in vrijwillige maatschappelijke verband<strong>en</strong>, in<br />
sportorganisaties <strong>en</strong> met burgerschapspraktijk<strong>en</strong> in verschill<strong>en</strong><strong>de</strong> instituties.<br />
Welke rol spel<strong>en</strong> maatschappelijke instituties, zoals on<strong>de</strong>rwijs, media <strong>en</strong> inburgering,<br />
bij <strong>de</strong> overdracht <strong>en</strong> <strong>de</strong> handhaving <strong>van</strong> waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>norm<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> bij <strong>het</strong><br />
omgaan met conflict<strong>en</strong>?<br />
Maatschappelijke instituties zijn werkplaats<strong>en</strong> voor <strong>het</strong> vorm<strong>en</strong> <strong>en</strong> overdrag<strong>en</strong><br />
<strong>van</strong> waard<strong>en</strong>, <strong>norm<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>gedrag</strong>svorm<strong>en</strong>. Datg<strong>en</strong>e wat zij do<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> sterke<br />
externe compon<strong>en</strong>t: <strong>het</strong> bepaalt me<strong>de</strong> <strong>de</strong> wijze waarop m<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> <strong>de</strong> institutie<br />
met waard<strong>en</strong>, <strong>norm<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>gedrag</strong> omgaat (d<strong>en</strong>k aan schol<strong>en</strong>, sportver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>,<br />
<strong>het</strong> op<strong>en</strong>baar vervoer <strong>en</strong> vele an<strong>de</strong>re). Instituties zijn zelf in eerste instantie<br />
verantwoor<strong>de</strong>lijk voor <strong>de</strong> instandhouding <strong>van</strong> hun eig<strong>en</strong> waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>norm<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong><br />
voor <strong>het</strong> vernieuw<strong>en</strong> <strong>en</strong> revitaliser<strong>en</strong> er<strong>van</strong>. De overheid heeft echter <strong>de</strong> afgelop<strong>en</strong><br />
tijd onvoldo<strong>en</strong><strong>de</strong> oog gehad voor <strong>de</strong>ze betek<strong>en</strong>is <strong>van</strong> instituties. Bij regelstelling,<br />
bekostiging <strong>en</strong> toezicht ligt <strong>het</strong> acc<strong>en</strong>t sterk op <strong>de</strong> meetbaar gemaakte<br />
primaire taak <strong>van</strong> <strong>de</strong> instituties, zodat veel instelling<strong>en</strong> zich daarop (moet<strong>en</strong>)