Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ...

Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ... Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ...

03.11.2014 Views

wa a rde n, nor men e n de l a st va n het gedr ag handhaving van normen van algemeen menselijk verkeer (zie ook peer groupmechanismen en conflictregulering die hieronder worden behandeld). Maar behalve dat dit vak meer nog dan andere vakken gevoed wordt door de invulling van de secundaire en tertiaire taken van de school, geeft het zelf ook weer steun aan deze taken. Door de meer gedragswetenschappelijke invulling kan het accent in het vak maatschappijleer ook meer komen te liggen op burgerschapsvorming (civic education), zodat hiervoor ook geen nieuw vak behoeft te worden ingevoerd. Vooral het curriculum civic education in het Verenigd Koninkrijk biedt wellicht aanknopingspunten, omdat de nadruk hier ligt op de gedragsregels van burgers in hun verschillende rollen, als consument, werknemer, lid van maatschappelijke organisaties en lid van de politieke gemeenschap en de openheid om met die verschillende rollen om te gaan. Bij dit laatste is het dan weer van belang om naast de gebruikelijke aandacht voor de nationale rechtsstaat en nationale gemeenschap, voor de toekomst meer dan gebruikelijk aandacht te besteden aan deEuropese Unie en de Europese Grondwet (vgl. Eijsbouts 2003). De Onderwijsraad heeft onlangs voorgesteld om in de onderwijswetgeving een algemene doelbepaling op te nemen, waarin een verplichting tot burgerschapsvorming is opgenomen (Onderwijsraad 2003). 222 Secundaire taken Zoals gezegd is de overdacht van waarden en normen in het onderwijs in die zin bijzonder dat die tevens deel uitmaakt van de primaire taak. Dat komt nu eenmaal door de aard van het onderwijs als institutie. Maar evenals bij alle andere instituties ontleent de overdracht toch vooral haar kracht aan de gedragsvoorbeelden die de leerlingen zien en in de omgang met normen op school, dus in de secundaire taken. De overdracht van waarden en normen zit in het feitelijke gedrag en de imitatie van gedragsvoorbeelden. “Onderwijsgevenden bieden door hun interacties met leerlingen per definitie een scala van modellen en identificatiemogelijkheden. In feite is de school een integrale leeromgeving, waarbinnen waarden en normen op allerlei manieren worden geleerd” (Van Haaften 1992). De ene keer gaat dat bijvoorbeeld via een verhaal, de andere keer via afspraken over regels, of door de manier van lesgeven (bijvoorbeeld klassikaal), of door stages (vgl. ook kpc-groep 2003). Soms staat de leerkracht centraal en soms het kind zelf. Het hangt ervan af waar het over gaat. Van Haaften maakt hierbij verder onderscheid tussen inprenting, onderrichting en aanvaarding. Inprenting impliceert in zijn termen alle soorten van gewoontevorming, van het aanleren van een gedragsrepertoire. Het initiatief ligt hier geheel bij de opvoeder. Hij of zij, en dus niet het kind, bepaalt de inhoud van het gedragsrepertoire. Het kind moet eenvoudigweg leren bepaalde dingen te doen en te laten. “Onderrichting omvat alle min of meer dwingende vormen van informatieoverdracht, met als doel dat het kind zich volgens de juiste normen gaat gedragen. Ook hier ligt het initiatief bij de opvoeder. Maar informatieoverdracht vergt altijd ook een beantwoording van dat initiatief; een bereidheid van de kant van de leerling zich ervoor open te stellen. Waarden en normen vragen ook om aanvaarding. Dat aanvaarden, of beter gezegd het op zich willen nemen, is echter iets dat de leerling uitsluitend zelf kan doen’’ (Van Haaften 1992). In die fase is de nadruk volle-

de bijdrage van de samenleving dig verlegd in de richting van de zich ontwikkelende persoonlijkheid van de leerling zelf. De pendant van overdracht van waarden en normen in het onderwijs is derhalve de handhaving van de (eigen) waarden en normen. Waarden- en normenoverdracht zal doorgaans niet beklijven indien het gedrag van leerlingen en/of leraren op school zelf hiermee in strijd is. Internalisering van waarden en normen wordt het beste bevorderd door deze zelf te praktiseren. Scholen dienen dan ook evenzeer aandacht te besteden aan de controle en correctie van het gedrag van hun leerlingen. Dit is een van de onderwerpen die al in 1992 aan de orde kwamen in de discussie over de versterking van de pedagogische functie van scholen (Ritzen 1992; commissie-De Ruiter 1995). Sedertdien is de belangstelling voor dit onderwerp alleen maar toegenomen, zoals onlangs bleek uit de aandacht in de media voor het schoolklimaat op enkele scholen en de vergelijking ervan met dat op enkele buitenlandse scholen (Jippes 2003). In dezelfde richting wijst een initiatief en oproep van leraren, ouders en opvoedkundigen (Derkse 2002). Het schoolklimaat lijkt te (kunnen) worden beïnvloed door verschillende condities. Hierbij valt te denken aan condities als schoolgrootte, klassengrootte en klassikaal stelsel, de kwaliteit van de gebouwen, de helderheid van de regels op school, het gebruik van peer group-mechanismen, de steun van de lokale gemeenschap voor de school en de relatie van de school met de gezinnen van de leerlingen. Deze condities worden hier kort toegelicht. 223 1 Schoolgrootte Vaak wordt gewezen op de nadelen van te grote scholen en scholengemeenschappen, zoals bijvoorbeeld door de rmo (2000, 2002). Deze constateert, zonder te kiezen voor schaalverkleining zonder meer, dat grote scholengemeenschappen onvoldoende maatwerk leveren en dat zij hun ‘dienstverlening’ te weinig afstemmen op verschillende groepen van gebruikers, hoewel zij daartoe gezien hun omvang wel in staat zouden zijn. Een te kleine schaal is echter weer om andere redenen nadelig, bijvoorbeeld omdat leerlingen dan niet binnen de school kunnen schakelen van de ene onderwijssoort naar de andere en de school te klein is voor goede vervangingsregelingen en voor bijscholingsvoorzieningen voor de docenten. 2 Klassengrootte en klassikaal stelsel Gedragsproblemen zijn lang niet altijd met repressie op te lossen. Preventieve strategieën gaan uit van tijd en aandacht voor de internalisering van gedragsnormen door het individuele kind. In dit verband kan worden verwezen naar onderzoek naar het effect van klassenverkleining. Hieruit blijkt dat alleen een aanzienlijke klassenverkleining effect sorteert (bijvoorbeeld terug naar 17 leerlingen per klas; Junger-Tas 2001). Er zijn echter ook onderzoekingen die tot andere resultaten komen. De verschillen in uitkomsten hebben te maken met de samenstelling van de groepen, met de diversiteit van de schoolbevolking en met de manier waarop de klassenverkleining is georganiseerd (bijvoorbeeld de aanwezigheid van remedial teachers, waardoor in sommige gevallen individuele begeleiding mogelijk is). Junger-Tas (2001) concludeert bijvoorbeeld dat bij allochtone leerlingen klassikaal onderwijs over het algemeen juist succesvol is. Deze

wa a r<strong>de</strong> n, nor m<strong>en</strong> e n <strong>de</strong> l a st va n <strong>het</strong> gedr ag<br />

handhaving <strong>van</strong> <strong>norm<strong>en</strong></strong> <strong>van</strong> algeme<strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijk verkeer (zie ook peer groupmechanism<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> conflictregulering die hieron<strong>de</strong>r word<strong>en</strong> behan<strong>de</strong>ld). Maar<br />

behalve dat dit vak meer nog dan an<strong>de</strong>re vakk<strong>en</strong> gevoed wordt door <strong>de</strong> invulling<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> secundaire <strong>en</strong> tertiaire tak<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> school, geeft <strong>het</strong> zelf ook weer steun<br />

aan <strong>de</strong>ze tak<strong>en</strong>. Door <strong>de</strong> meer <strong>gedrag</strong>swet<strong>en</strong>schappelijke invulling kan <strong>het</strong> acc<strong>en</strong>t<br />

in <strong>het</strong> vak maatschappijleer ook meer kom<strong>en</strong> te ligg<strong>en</strong> op burgerschapsvorming<br />

(civic education), zodat hiervoor ook ge<strong>en</strong> nieuw vak behoeft te word<strong>en</strong> ingevoerd.<br />

Vooral <strong>het</strong> curriculum civic education in <strong>het</strong> Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk biedt<br />

wellicht aanknopingspunt<strong>en</strong>, omdat <strong>de</strong> nadruk hier ligt op <strong>de</strong> <strong>gedrag</strong>sregels <strong>van</strong><br />

burgers in hun verschill<strong>en</strong><strong>de</strong> roll<strong>en</strong>, als consum<strong>en</strong>t, werknemer, lid <strong>van</strong> maatschappelijke<br />

organisaties <strong>en</strong> lid <strong>van</strong> <strong>de</strong> politieke geme<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> <strong>de</strong> op<strong>en</strong>heid<br />

om met die verschill<strong>en</strong><strong>de</strong> roll<strong>en</strong> om te gaan. Bij dit laatste is <strong>het</strong> dan weer <strong>van</strong><br />

belang om naast <strong>de</strong> gebruikelijke aandacht voor <strong>de</strong> nationale rechtsstaat <strong>en</strong> nationale<br />

geme<strong>en</strong>schap, voor <strong>de</strong> toekomst meer dan gebruikelijk aandacht te bested<strong>en</strong><br />

aan <strong>de</strong>Europese Unie <strong>en</strong> <strong>de</strong> Europese Grondwet (vgl. Eijsbouts 2003). De On<strong>de</strong>rwijsraad<br />

heeft onlangs voorgesteld om in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijswetgeving e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e<br />

doelbepaling op te nem<strong>en</strong>, waarin e<strong>en</strong> verplichting tot burgerschapsvorming is<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (On<strong>de</strong>rwijsraad 2003).<br />

222<br />

Secundaire tak<strong>en</strong><br />

Zoals gezegd is <strong>de</strong> overdacht <strong>van</strong> waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>norm<strong>en</strong></strong> in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rwijs in die zin<br />

bijzon<strong>de</strong>r dat die tev<strong>en</strong>s <strong>de</strong>el uitmaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> primaire taak. Dat komt nu<br />

e<strong>en</strong>maal door <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rwijs als institutie. Maar ev<strong>en</strong>als bij alle<br />

an<strong>de</strong>re instituties ontle<strong>en</strong>t <strong>de</strong> overdracht toch vooral haar kracht aan <strong>de</strong> <strong>gedrag</strong>svoorbeeld<strong>en</strong><br />

die <strong>de</strong> leerling<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> in <strong>de</strong> omgang met <strong>norm<strong>en</strong></strong> op school, dus<br />

in <strong>de</strong> secundaire tak<strong>en</strong>. De overdracht <strong>van</strong> waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>norm<strong>en</strong></strong> zit in <strong>het</strong> feitelijke<br />

<strong>gedrag</strong> <strong>en</strong> <strong>de</strong> imitatie <strong>van</strong> <strong>gedrag</strong>svoorbeeld<strong>en</strong>. “On<strong>de</strong>rwijsgev<strong>en</strong>d<strong>en</strong> bied<strong>en</strong><br />

door hun interacties met leerling<strong>en</strong> per <strong>de</strong>finitie e<strong>en</strong> scala <strong>van</strong> mo<strong>de</strong>ll<strong>en</strong> <strong>en</strong> id<strong>en</strong>tificatiemogelijkhed<strong>en</strong>.<br />

In feite is <strong>de</strong> school e<strong>en</strong> integrale leeromgeving, waarbinn<strong>en</strong><br />

waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>norm<strong>en</strong></strong> op allerlei manier<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geleerd” (Van Haaft<strong>en</strong><br />

1992). De <strong>en</strong>e keer gaat dat bijvoorbeeld via e<strong>en</strong> verhaal, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re keer via<br />

afsprak<strong>en</strong> over regels, of door <strong>de</strong> manier <strong>van</strong> lesgev<strong>en</strong> (bijvoorbeeld klassikaal),<br />

of door stages (vgl. ook kpc-groep 2003). Soms staat <strong>de</strong> leerkracht c<strong>en</strong>traal <strong>en</strong><br />

soms <strong>het</strong> kind zelf. Het hangt er<strong>van</strong> af waar <strong>het</strong> over gaat. Van Haaft<strong>en</strong> maakt<br />

hierbij ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rscheid tuss<strong>en</strong> inpr<strong>en</strong>ting, on<strong>de</strong>rrichting <strong>en</strong> aanvaarding.<br />

Inpr<strong>en</strong>ting impliceert in zijn term<strong>en</strong> alle soort<strong>en</strong> <strong>van</strong> gewoontevorming, <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

aanler<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> <strong>gedrag</strong>srepertoire. Het initiatief ligt hier geheel bij <strong>de</strong> opvoe<strong>de</strong>r.<br />

Hij of zij, <strong>en</strong> dus niet <strong>het</strong> kind, bepaalt <strong>de</strong> inhoud <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>gedrag</strong>srepertoire. Het<br />

kind moet e<strong>en</strong>voudigweg ler<strong>en</strong> bepaal<strong>de</strong> ding<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> <strong>en</strong> te lat<strong>en</strong>. “On<strong>de</strong>rrichting<br />

omvat alle min of meer dwing<strong>en</strong><strong>de</strong> vorm<strong>en</strong> <strong>van</strong> informatieoverdracht, met<br />

als doel dat <strong>het</strong> kind zich volg<strong>en</strong>s <strong>de</strong> juiste <strong>norm<strong>en</strong></strong> gaat <strong>gedrag</strong><strong>en</strong>. Ook hier ligt<br />

<strong>het</strong> initiatief bij <strong>de</strong> opvoe<strong>de</strong>r. Maar informatieoverdracht vergt altijd ook e<strong>en</strong><br />

beantwoording <strong>van</strong> dat initiatief; e<strong>en</strong> bereidheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> kant <strong>van</strong> <strong>de</strong> leerling zich<br />

ervoor op<strong>en</strong> te stell<strong>en</strong>. <strong>Waard<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> <strong>norm<strong>en</strong></strong> vrag<strong>en</strong> ook om aanvaarding. Dat<br />

aanvaard<strong>en</strong>, of beter gezegd <strong>het</strong> op zich will<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>, is echter iets dat <strong>de</strong> leerling<br />

uitsluit<strong>en</strong>d zelf kan do<strong>en</strong>’’ (Van Haaft<strong>en</strong> 1992). In die fase is <strong>de</strong> nadruk volle-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!