Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ...

Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ... Waarden, normen en de last van het gedrag - Wetenschappelijke ...

03.11.2014 Views

wa a rde n, nor men e n de l a st va n het gedr ag zichzelf aan denken, is er altijd wel een sociale beweging of actiegroep die hen eraan helpt te herinneren. De conclusie uit het bovenstaande is dat er ruimte moet zijn voor de ontwikkeling van de secundaire en vooral tertiaire taken van de instituties. Op deze niveaus geven instituties invulling en uitvoering aan hun werk, waarbij de differentiatie in maatschappelijke waardestelsels als modes of moral understanding and moral argument (Tipton) een belangrijke rol spelen. Zij verbinden de instituties langs verschillende lijnen met elkaar (bijvoorbeeld door hun stijl van opereren, de manier waarop zij hun externe betrekkingen onderhouden, met gebruikers en met personeel omgaan, conflicten beslechten enz.). Tegelijk bieden zij de instituties de mogelijkheid om zich actief van elkaar te onderscheiden door de manieren waarop zij bijvoorbeeld tot normatieve afwegingen komen. Aldus dragen ze ook bij aan de maatschappelijke pluriformiteit en keuzevrijheid (vgl. hoofdstuk 5). 7.4 instituties onder druk 7.4.1 individualisering en verzakelijking 208 Veel maatschappelijke instituties hebben steeds meer moeite om hun in paragraaf 7.3 geschetste rol ten aanzien van waarden en normen naar behoren te vervullen. De oorzaak hiervan is mede gelegen in een aantal maatschappelijke en politieke ontwikkelingen die niet alleen het (interne) functioneren van de instituties niet onberoerd hebben gelaten, maar bovendien ertoe hebben geleid dat er vanuit de samenleving steeds zwaardere eisen aan hen worden gesteld. Er komt een druk van buiten door de individualisering en de toenemende verscheidenheid van de gebruikers én er komt een druk van boven van overheidseisen: de verzakelijking. Individualisering De term ‘individualisering’ kan worden gebruikt als verzamelnaam voor een breed scala aan sociaal-culturele veranderingen die zich de laatste decennia aftekenen. In het kader van dit rapport over waarden, normen en gedrag zijn de belangrijkste aspecten van de individualisering de afname van het belang van traditionele sociale kaders en verbanden, de hogere verwachtingen van burgers en de toename van de gevoeligheid en de roldifferentiatie van burgers. Enigszins gechargeerd gesteld werden de waarden en normen van burgers in het verleden, in de tijd van de verzuiling, in hoge mate bepaald door de niet zelfgekozen sociale verbanden waarvan men deel uitmaakte: de familie, de wijk, de kerk, enzovoort. Bovendien oefenden deze sociale verbanden een sterke sociale controle uit op de gedragingen van het individu: wie zich niet aan de regels van de groep hield werd daarop aangesproken en eventueel gestraft, met als uiterste consequentie de uitstoting uit de sociale groep. Tegenwoordig hebben individuen een grotere vrijheid om zelf te kiezen tot welke groep zij willen behoren en welke waarden en normen zij aanhangen. Het is daardoor ook niet meer vanzelfsprekend dat men door anderen op zijn of haar gedrag wordt aangesproken. Dit

de bijdrage van de samenleving wordt nog versterkt door het sterk gestegen opleidingsniveau, de secularisatie en de toegenomen informatievoorziening via de massamedia, waardoor mensen beter zijn geïnformeerd en mondiger zijn geworden, minder ontzag hebben voor autoriteit en gezagsdragers en zich minder gemakkelijk door anderen de wet laten voorschrijven. Als gevolg hiervan neemt de voorspelbaarheid van het gedrag van burgers af en neemt de pluriformiteit toe. Overigens is de toename van de keuzevrijheid slechts relatief: het gedrag van mensen blijft in hoge mate bepaald door de omstandigheden waarin zij verkeren en de invloeden die zij ‘van buiten’ ondervinden (vgl. wrr 2002). Een enigszins paradoxaal gevolg van individualisering is dat de moderne mondige burger enerzijds een grotere keuzevrijheid wenst en minder betuttelend en bevoogdend door de overheid wil worden behandeld, maar anderzijds ook hogere eisen stelt aan de overheid en sneller ontevreden is indien deze daaraan niet kan voldoen (vgl. Van den Brink 2002). Overigens moet individualisering niet worden verward met atomisering. Mensen blijven sociale wezens die een sterke behoefte hebben om deel uit te maken van een groep en zich doorgaans in hoge mate schikken in de waarden en normen van die groep, al kunnen zij nu gemakkelijker dan in het verleden van groep wisselen indien die waarden en normen hen niet bevallen. 209 Verzakelijking Aan het begin van de jaren tachtig markeerde het aantreden van het eerste kabinet-Lubbers een belangrijke omslag in het overheidsbeleid ten aanzien van de publieke sector. Na enkele decennia van haast ongelimiteerde uitbouw en expansie van de verzorgingsstaat en de publieke dienstverlening, brak een periode aan van uitgavenbeheersing en -beperking. Aanvankelijk werd deze beleidsomslag vooral ingegeven door financiële motieven: de publieke uitgaven dreigden onbeheersbaar te worden. Maar gaandeweg werden ook andere argumenten aangevoerd: verhoging van de doelmatigheid en doeltreffendheid, versterking van de klantgerichtheid, het bieden van meer keuzevrijheid. Concreet kwam de beleidsomslag onder meer tot uitdrukking in bezuinigingen op (of in ieder geval beperking van de groei van) het budget van tal van maatschappelijke instellingen, schaalvergroting, introductie van elementen van concurrentie, vraagsturing en marktwerking, verschuiving van inputsturing naar outputsturing (‘afrekenen op resultaat’), lump sum-financiering, uitbesteding aan private partijen en vooral verzelfstandiging van overheidsdiensten, waardoor de afstand naar andere diensten en werken toenam. In algemene zin kunnen al deze verschillende vormen worden geschaard onder de noemer van verzakelijking: publieke instanties en maatschappelijke organisaties dienden zich meer te spiegelen aan de private sector, oftewel de zakenwereld. Het toenemende gebruik van termen als product, markt en klant, waar vroeger werd gesproken over dienstverlening, doelgroep en cliënt, geeft hier het meest pregnant uitdrukking aan. Maar ook intern in de instituties vonden onder dezelfde noemer veranderingen plaats, door verschuiving van verantwoordelijkheden naar lagere echelons in de hiërarchie en door introductie van bijvoorbeeld cliëntenrechten en klachtenregelingen.

<strong>de</strong> bijdrage <strong>van</strong> <strong>de</strong> sam<strong>en</strong>leving<br />

wordt nog versterkt door <strong>het</strong> sterk gesteg<strong>en</strong> opleidingsniveau, <strong>de</strong> secularisatie <strong>en</strong><br />

<strong>de</strong> toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> informatievoorzi<strong>en</strong>ing via <strong>de</strong> massamedia, waardoor m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

beter zijn geïnformeerd <strong>en</strong> mondiger zijn geword<strong>en</strong>, min<strong>de</strong>r ontzag hebb<strong>en</strong> voor<br />

autoriteit <strong>en</strong> gezagsdragers <strong>en</strong> zich min<strong>de</strong>r gemakkelijk door an<strong>de</strong>r<strong>en</strong> <strong>de</strong> wet<br />

lat<strong>en</strong> voorschrijv<strong>en</strong>. Als gevolg hier<strong>van</strong> neemt <strong>de</strong> voorspelbaarheid <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>gedrag</strong> <strong>van</strong> burgers af <strong>en</strong> neemt <strong>de</strong> pluriformiteit toe. Overig<strong>en</strong>s is <strong>de</strong> to<strong>en</strong>ame<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> keuzevrijheid slechts relatief: <strong>het</strong> <strong>gedrag</strong> <strong>van</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> blijft in hoge mate<br />

bepaald door <strong>de</strong> omstandighed<strong>en</strong> waarin zij verker<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>de</strong> invloed<strong>en</strong> die zij ‘<strong>van</strong><br />

buit<strong>en</strong>’ on<strong>de</strong>rvind<strong>en</strong> (vgl. wrr 2002).<br />

E<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins paradoxaal gevolg <strong>van</strong> individualisering is dat <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne<br />

mondige burger <strong>en</strong>erzijds e<strong>en</strong> grotere keuzevrijheid w<strong>en</strong>st <strong>en</strong> min<strong>de</strong>r betuttel<strong>en</strong>d<br />

<strong>en</strong> bevoogd<strong>en</strong>d door <strong>de</strong> overheid wil word<strong>en</strong> behan<strong>de</strong>ld, maar an<strong>de</strong>rzijds<br />

ook hogere eis<strong>en</strong> stelt aan <strong>de</strong> overheid <strong>en</strong> sneller ontevred<strong>en</strong> is indi<strong>en</strong> <strong>de</strong>ze daaraan<br />

niet kan voldo<strong>en</strong> (vgl. Van d<strong>en</strong> Brink 2002). Overig<strong>en</strong>s moet individualisering<br />

niet word<strong>en</strong> verward met atomisering. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> sociale wez<strong>en</strong>s die<br />

e<strong>en</strong> sterke behoefte hebb<strong>en</strong> om <strong>de</strong>el uit te mak<strong>en</strong> <strong>van</strong> e<strong>en</strong> groep <strong>en</strong> zich doorgaans<br />

in hoge mate schikk<strong>en</strong> in <strong>de</strong> waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>norm<strong>en</strong></strong> <strong>van</strong> die groep, al kunn<strong>en</strong><br />

zij nu gemakkelijker dan in <strong>het</strong> verled<strong>en</strong> <strong>van</strong> groep wissel<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> die waard<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>norm<strong>en</strong></strong> h<strong>en</strong> niet bevall<strong>en</strong>.<br />

209<br />

Verzakelijking<br />

Aan <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>de</strong> jar<strong>en</strong> tachtig markeer<strong>de</strong> <strong>het</strong> aantred<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> eerste kabinet-Lubbers<br />

e<strong>en</strong> belangrijke omslag in <strong>het</strong> overheidsbeleid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

publieke sector. Na <strong>en</strong>kele <strong>de</strong>c<strong>en</strong>nia <strong>van</strong> haast ongelimiteer<strong>de</strong> uitbouw <strong>en</strong> expansie<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> verzorgingsstaat <strong>en</strong> <strong>de</strong> publieke di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing, brak e<strong>en</strong> perio<strong>de</strong> aan<br />

<strong>van</strong> uitgav<strong>en</strong>beheersing <strong>en</strong> -beperking. Aan<strong>van</strong>kelijk werd <strong>de</strong>ze beleidsomslag<br />

vooral ingegev<strong>en</strong> door financiële motiev<strong>en</strong>: <strong>de</strong> publieke uitgav<strong>en</strong> dreigd<strong>en</strong> onbeheersbaar<br />

te word<strong>en</strong>. Maar gaan<strong>de</strong>weg werd<strong>en</strong> ook an<strong>de</strong>re argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> aangevoerd:<br />

verhoging <strong>van</strong> <strong>de</strong> doelmatigheid <strong>en</strong> doeltreff<strong>en</strong>dheid, versterking <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

klantgerichtheid, <strong>het</strong> bied<strong>en</strong> <strong>van</strong> meer keuzevrijheid. Concreet kwam <strong>de</strong> beleidsomslag<br />

on<strong>de</strong>r meer tot uitdrukking in bezuiniging<strong>en</strong> op (of in ie<strong>de</strong>r geval beperking<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> groei <strong>van</strong>) <strong>het</strong> budget <strong>van</strong> tal <strong>van</strong> maatschappelijke instelling<strong>en</strong>,<br />

schaalvergroting, introductie <strong>van</strong> elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>van</strong> concurr<strong>en</strong>tie, vraagsturing <strong>en</strong><br />

marktwerking, verschuiving <strong>van</strong> inputsturing naar outputsturing (‘afrek<strong>en</strong><strong>en</strong> op<br />

resultaat’), lump sum-financiering, uitbesteding aan private partij<strong>en</strong> <strong>en</strong> vooral<br />

verzelfstandiging <strong>van</strong> overheidsdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong>, waardoor <strong>de</strong> afstand naar an<strong>de</strong>re di<strong>en</strong>st<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> to<strong>en</strong>am. In algem<strong>en</strong>e zin kunn<strong>en</strong> al <strong>de</strong>ze verschill<strong>en</strong><strong>de</strong> vorm<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> geschaard on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> noemer <strong>van</strong> verzakelijking: publieke instanties <strong>en</strong><br />

maatschappelijke organisaties di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zich meer te spiegel<strong>en</strong> aan <strong>de</strong> private<br />

sector, oftewel <strong>de</strong> zak<strong>en</strong>wereld. Het to<strong>en</strong>em<strong>en</strong><strong>de</strong> gebruik <strong>van</strong> term<strong>en</strong> als<br />

product, markt <strong>en</strong> klant, waar vroeger werd gesprok<strong>en</strong> over di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing,<br />

doelgroep <strong>en</strong> cliënt, geeft hier <strong>het</strong> meest pregnant uitdrukking aan. Maar ook<br />

intern in <strong>de</strong> instituties vond<strong>en</strong> on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> noemer veran<strong>de</strong>ring<strong>en</strong> plaats,<br />

door verschuiving <strong>van</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkhed<strong>en</strong> naar lagere echelons in <strong>de</strong> hiërarchie<br />

<strong>en</strong> door introductie <strong>van</strong> bijvoorbeeld cliënt<strong>en</strong>recht<strong>en</strong> <strong>en</strong> klacht<strong>en</strong>regeling<strong>en</strong>.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!