Houtconstructies
Houtconstructies
Houtconstructies
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
VAKOEFENING<br />
CONSTRUCTIEF ONTWERPEN<br />
(7P113)<br />
Gegevens voor het vakoefening-deel:<br />
<strong>Houtconstructies</strong>
Individuele waarden voor de opgaven<br />
dec.-2005<br />
Lengte a (zie<br />
afbeelding 3)<br />
A t/m C *<br />
610 mm<br />
D t/m F *<br />
1220 mm<br />
G t/m I *<br />
1830 mm<br />
J t/m K *<br />
2440 mm<br />
L t/m N *<br />
3050 mm<br />
O t/m R *<br />
3660 mm<br />
S t/m U * V t/m Z *<br />
4270 mm 4880 mm<br />
Lengte b (zie<br />
afbeelding 3)<br />
1, 2, 3 **<br />
3.660 mm<br />
4, 5, 6 **<br />
2440 mm<br />
7, 8, 9, 0 **<br />
1220 mm<br />
Lengte c (zie<br />
afbeelding 3)<br />
1en 2 **<br />
4880 mm<br />
3 **<br />
4270 mm<br />
4 **<br />
3660 mm<br />
5 **<br />
3050 mm<br />
6 **<br />
2440 mm<br />
7 **<br />
1830 mm<br />
8 **<br />
1220 mm<br />
9 en 0 **<br />
610 mm<br />
hoogte H<br />
A t/m E *<br />
2.800 mm<br />
F t/m L *<br />
3.250 mm<br />
M t/m R *<br />
3.700 mm<br />
S t/m Z *<br />
4.150 mm<br />
dikte triplex /<br />
h-o-h afstand<br />
balklaag<br />
0, 2, 4, 6, 8 **<br />
12 mm / 406 mm<br />
1, 3, 5, 7, 9 **<br />
18 mm / 610 mm<br />
referentieperiode/veiligheidsklasse<br />
allen<br />
15 jaar, veiligheidsklasse 2<br />
windbelasting<br />
1, 4, 7, 0 **<br />
gebied I<br />
bebouwd<br />
3, 6, 9 **<br />
gebied II<br />
bebouwd<br />
2, 5, 8 **<br />
gebied III<br />
bebouwd<br />
sterkteklasse<br />
gezaagd hout<br />
A t/m H * sterkteklasse K17<br />
(vuren)<br />
I t/m P * sterkteklasse K21<br />
(rode meranti)<br />
Q t/m Z * sterkteklasse<br />
K24 (vuren)<br />
sterkteklasse<br />
gelamineerd<br />
hout<br />
0, 1, 2, 3, 4 **<br />
LH24<br />
5, 6, 7, 8, 9 **<br />
LH30<br />
* A t/m Z = eerste letter van de achternaam<br />
** 0 t/m 9 = laatste cijfer van het identiteitsnummer<br />
Afleesfouten worden niet geaccepteerd !!!
BEREKENING FOLLIE 1) (HOUT)<br />
Het doel van dit onderdeel van de oefening is om enige vaardigheid te verkrijgen in het<br />
bepalen van afmetingen van onderdelen van houtconstructies en houtverbindingen<br />
en om begrip te krijgen van<br />
de over te brengen krachten<br />
om daarna de mogelijkheden<br />
van het construeren in hout<br />
beter te benutten. Dit doel<br />
trachten we te bereiken door<br />
het berekenen van enkele onderdelen<br />
van een eenvoudig<br />
bouwwerk, een follie, dat bestaat<br />
uit een plat dak ondersteund<br />
door drie samengestelde<br />
ondersteuningen (afbeelding<br />
2).<br />
Elke student maakt een eigen<br />
opgave door onder andere een verschillende compositie van de ondersteuningswijze.<br />
Deze compositie wordt bepaald door de eerste letter van de achternaam en het<br />
laatste cijfer van het identiteitsnummer, volgens de verdeelsleutel weergegeven op pagina<br />
2. Voor elke compositie geldt dat de afmetingen van de follie volledig worden bepaald<br />
door de afmetingen van de gebruikte triplexplaten in het dak en de samengestelde<br />
ondersteuningen. Deze platen zijn 1220x2440 mm 2 , er worden voornamelijk hele en<br />
enkele halve platen toegepast, zie afbeelding 3. De triplexplaten in het dak zijn opgelegd<br />
op dakbalken van gezaagd hout. Indien de dikte van de triplexplaten 12 mm bedraagt, is<br />
de hart-op-hart afstand van de dakbalken circa 406 mm (1220 mm /3). Indien de dikte<br />
van de platen 18 mm bedraagt, is de hart-op-hart afstand van de dakbalken 610 mm<br />
(1220 mm /2), zie pagina 2. Voor de dakbalken (van gezaagd hout) zijn diverse<br />
houtsoorten en houtkwaliteiten bruikbaar. Voor naaldhoutsoorten zijn er twee sterkteklassen<br />
beschikbaar: K17 en K24. Daarnaast is er een groep<br />
studenten die de fraaie houtsoort rode meranti (K21) moet<br />
gebruiken.<br />
De dakbalken worden met standaard stalen schoenen bevestigd<br />
aan twee randbalken. Omdat de afmetingen van deze<br />
randbalken betrekkelijk groot zijn, worden de<br />
randbalken met gelamineerd hout gemaakt. Hierbij<br />
zijn twee sterkteklassen beschikbaar: LH 24 of<br />
LH 30. Slechts drie van de vier randbalken wordt<br />
door een samengestelde kolom ondersteund. Dit<br />
is mogelijk omdat de vier randbalken op de hoekpunten<br />
scharnierend zijn bevestigd.<br />
De follie is een tijdelijk gebouw, dat maximaal 15 jaar zal<br />
Afb. 1. Principe schets van de follie<br />
Afb. 2. Detaillering van de dakrand<br />
1 Het woord Follie is afgeleid van het Latijnse woord folium, wat 'blad' betekent. De<br />
eerste follie was het onderkomen van Adam en Eva na hun verdrijving uit het Paradijs.<br />
Het was een onderkomen gemaakt van stammen met een bladeren dak.<br />
..../ 3
lijven staan. Dit betekent dat<br />
in de berekening een<br />
referentie-periode van 15 jaar<br />
moet worden aangehouden.<br />
In principe worden gebouwen<br />
met een beperkte levensduur,<br />
waarin zich geen personen<br />
hoeven op te houden in de<br />
laagste veiligheidsklasse ingedeeld<br />
(veiligheidsklasse 1). Bij<br />
dit gebouw is het echter wel<br />
zeer goed mogelijk dat de<br />
overkapping tijdens extreem<br />
slechte weersomstandigheden<br />
wordt gebruikt door meerdere<br />
personen als beschutting tegen<br />
Afb. 3. Bovenaanzicht van de follie (met triplexplaten,<br />
dakbalken, gelamineerde liggers en samengestelde<br />
ondersteuningen<br />
storm of sneeuw. Daarom<br />
moet in de berekening veiligheidsklasse<br />
2 worden aangehouden (dezelfde<br />
veiligheidsklasse, die ook voor<br />
woningen geldt).<br />
Afb. 4. Windbelasting en reacties bij wind van voren<br />
..../ 4<br />
Stabiliteit<br />
Bij de stabiliteit van het gebouw beschouwd<br />
u de horizontale belastingen<br />
(bijvoorbeeld ten gevolge van<br />
wind) die op het bouwwerk aangrijpen.<br />
Hierbij moet altijd de stabiliteit<br />
in twee onafhankelijke richtingen<br />
worden onderzocht. Omdat dit<br />
bouwwerk geen echte gevels heeft<br />
zullen de optredende belastingen<br />
gering zijn.<br />
Bij wind op de voorzijde wordt de<br />
dakrand aan de voorzijde getroffen<br />
door een winddruk (kracht F 1 in afbeelding<br />
4). Op de dakrand aan de<br />
achterzijde zal een windzuiging aangrijpen<br />
(F 3 ). Tevens zal de wind een<br />
wrijvingskracht (F 2 ) veroorzaken, die<br />
zowel aan de boven- als aan de onderzijde<br />
van het dak aangrijpt.<br />
Behalve het dak worden ook de<br />
samengestelde ondersteuningen<br />
door de wind getroffen. Het getroffen
oppervlak van de twee ondersteuningen, die evenwijdig aan de windrichting staan, is<br />
dermate klein dat deze belasting verwaarloosd kan worden. Dit geldt echter niet voor de<br />
samengestelde ondersteuning, die loodrecht op de windrichting staat. Ook deze ondersteuning<br />
krijgt een winddruk aan de voorzijde (F 4 ) en een windzuiging aan de achterzijde<br />
(F 5 ). Windbelastingen grijpen altijd loodrecht op het getroffen oppervlak aan (met uitzondering<br />
van de windwrijving, die altijd evenwijdig aan het oppervlak gericht is) en mogen<br />
per getroffen oppervlak gelijkmatig worden verdeeld. Hierdoor kunnen de resultanten per<br />
oppervlak van de q-lasten steeds als een puntlast in het zwaartepunt worden gedacht.<br />
Op welke wijze u de verschillende waarden van de windbelasting berekent wordt nader<br />
toegelicht vanaf pagina 10.<br />
De achterste ondersteuning is bevestigd aan de fundering en aan de randbalk. Dit<br />
betekent dat de belastingen (F 4 en F 5 ) gedeeltelijk naar boven en gedeeltelijk naar onder<br />
wordt afgedragen. Deze ondersteuning kan dan bij deze belasting geschematiseerd<br />
worden tot een verticale ligger met onder en boven een scharnier. Omdat de triplexplaat<br />
zich op de halve hoogte bevindt, grijpt de puntlast (F 4 en F 5 ) precies in het midden aan.<br />
Hierdoor zal 1 / 2 * (F 4 +F 5 ) direct naar de fundering van het ondersteuningelement worden<br />
afgevoerd (met als reactie 2* H B ). Het overige deel van deze belasting wordt opgenomen<br />
door het dakvlak.<br />
Dit dakvlak is opgebouwd uit triplexplaten, die deugdelijk zijn bevestigd aan de dakbalken.<br />
Hierdoor kunt u het dak als een stijf element beschouwen.<br />
Dit dakvlak wordt bij dit belastinggeval tegengehouden door de beide ondersteuningselementen<br />
A en C. Deze beide ondersteuningen kunt u als stijve opleggingen beschouwen<br />
omdat de te leveren reactiekracht evenwijdig aan de triplexplaat van het ondersteuningselement<br />
aangrijpt. Ondersteuningselement B zal nagenoeg geen kracht in deze richting<br />
opnemen. Want omdat de belasting loodrecht op de triplexplaat van dit ondersteuningselement<br />
is gericht, kan de totale ondersteuning gemakkelijk kantelen en zal daarbij<br />
nagenoeg geen weerstand bieden. Dit betekent dat het dak bij een windbelasting aan de<br />
voorzijde als een horizontale ligger beschouwd kan worden, die aan de linkerzijde op<br />
ondersteuning A en aan de rechterzijde op ondersteuning C is "opgelegd".<br />
De reactiekracht die ondersteuningselement A en C moeten leveren is niet gelijk, omdat<br />
de puntlasten ten gevolge van wind niet allemaal in het centrum van de “dakligger”<br />
aangrijpen. Met eenvoudige mechanicaregels kunt u de “reactiekrachten R 6 en R 7 in<br />
afbeelding 4 berekenen. De reactiekrachten R 6 en R 7 zijn tegelijkertijd ook de actiekrachten<br />
op de betreffende ondersteuningselementen A en C. Uit het horizontale, verticale en<br />
momenten evenwicht bepaald u de krachten op de fundering (H A , V A , H C en V C ).<br />
De stabiliteit bij een windbelasting vanaf de linkerzijde gaat op precies dezelfde wijze,<br />
maar is wat gecompliceerder omdat er in deze richting slechts een ondersteuningselement<br />
staat (ondersteuningselement B). In afbeelding 5 is de berekeningswijze nader<br />
toegelicht. De windbelastingen worden grotendeels op dezelfde wijze bepaald als hiervoor.<br />
Er zijn nu echter twee ondersteuningselementen die door de wind worden getroffen.<br />
In de linker-bovenhoek van afbeelding 5 is het bovenaanzicht van de diverse windbelastingen<br />
getekend. In de linker-onderhoek zijn dezelfde gelijkmatig verdeelde belastingen<br />
als een puntlast in het zwaartepunt gezet. In de rechter-bovenhoek zijn de krachten<br />
getekend, die op het dakvlak aangrijpen. Tevens zijn hierin de “oplegreacties” van dit<br />
dakvlak getekend (R A , R B en R C ). Uit de voorwaarde dat er horizontaal evenwicht moet<br />
zijn, kunt u afleiden dat reactiekracht R B de resultante moet zijn van alle aangrijpende<br />
krachten (F 1 t/m 1 / 2 F 7 ). Er is dan echter nog geen momenten evenwicht . Als u het<br />
..../ 5
momenten evenwicht om bijvoorbeeld het snijpunt van R B en R A beschouwd, kunt u op<br />
eenvoudige wijze berekenen hoe groot reactiekracht R C moet zijn. En uit het verticale<br />
evenwicht volgt vervolgens weer hoe groot reactiekracht R A moet zijn. De reactiekrachten<br />
R A , R B en R C zijn geen echte oplegreacties, maar worden als actiekracht weer op de<br />
bovenzijde van de betreffende ondersteuningselementen geplaatst. Per ondersteuningselement<br />
kunt u de evenwichtsvoorwaarden opstellen, zodat u de verschillende krachten<br />
H y;A , V A , H B , V B , H y;C , V C kunt berekenen. De krachten H x;A en H x;C zijn de reactiekrachten<br />
van het gedeelte van kracht F 4 t/m/ F 7 dat rechtstreeks naar de fundering wordt afgeleid.<br />
Afb. 5. Windbelasting en reacties bij wind van de linkerzijde<br />
..../ 6
SCHEMATISERING VAN EEN CONSTRUCTIE<br />
Elk onderdeel van een bouwwerk dat u met behulp van de mechanicaregels wilt berekenen<br />
moet eerst worden geschematiseerd. Elk constructie-element wordt hierbij weergegeven<br />
door een lijn. Deze lijn heeft geen breedte en hoogte, terwijl de werkelijke constructie<br />
dat natuurlijk wel heeft. Dit lost u op door de lijn in het mechanicaschema samen te laten<br />
vallen met de denkbeeldige lijn die zwaartepunten verbindt van achtereenvolgende<br />
doorsneden van een constructiedeel. Vooral bij een houtconstructie, met relatief grote<br />
afmetingen, moet u zich goed realiseren dat de schemalijn en de werkelijke constructie<br />
zullen afwijken 2) .<br />
Om complexe rekenapparatuur te vermijden moeten verende oplegging en verbindingen<br />
worden vermeden. Dit betekent dat u bij de opleggingen moet kiezen of de werkelijke<br />
situatie het meest overeenkomt met een roloplegging, een scharnier of een inklemming<br />
(terwijl de werkelijk altijd een combinatie van deze drie zal zijn). Ook bij aansluiting van<br />
twee constructie delen moet u beslissen of het detail dat u gaat maken het meeste weg<br />
heeft van een scharnier of een inklemming.<br />
In de oefening is het schematiseren van de randbalk het<br />
meest interessant. Normaliter<br />
worden elementen<br />
afzonderlijk beschouwd,<br />
maar dat levert bij deze<br />
constructie erg veel rekenwerk<br />
op. Alleen bij de randbalk<br />
D, die niet direct door<br />
een ondersteuningselement<br />
wordt ondersteund, is dit<br />
mogelijk. Deze balk (de<br />
voorzijde in afbeelding 7)<br />
moet wel door de twee<br />
aansluitende balken worden<br />
ondersteund. Voor het<br />
dimensioneren van deze randbalk is de<br />
windbelasting niet bepalend, zodat deze<br />
randbalk alleen door het eigen gewicht<br />
en de helft van het eerste vloerveld<br />
worden belast. Alle<br />
belastingen zijn symmetrisch,<br />
zodat de beide<br />
oplegreacties gelijk<br />
zijn. Beide oplegreacties<br />
moeten weer als reactiekrachten<br />
(puntlasten) worden aangebracht<br />
op de aansluitende randbalken.<br />
Afb. 6. Schematisering van de randbalken<br />
2 Als u bijvoorbeeld een ligger met doorsnede 200x1000 mm 2 op een kolom met<br />
een lengte van 6000 mm oplegt, is de kolom in het mechanica schema niet 6000 mm<br />
maar 6500 mm lang (, dus inclusief de halve liggerhoogte).<br />
..../ 7
Daarna wordt de situatie onoverzichtelijk. Want bij de twee andere aansluitingen in de<br />
randbalk is het niet meer duidelijk welke randbalk een kracht op de aansluitende randbalk<br />
afdraagt of opneemt. U kunt dit analytisch bepalen door voor elk van de drie balken<br />
een afzonderlijk mechanica-schema te maken. Bij de aansluiting waar u dan twee randbalken<br />
heeft losgekoppeld voegt u dan een kracht toe, en wel zodanig dat de kracht op<br />
de ene randbalk naar beneden is gericht en op de aansluitende randbalk naar boven is<br />
gericht. Zo maken deze twee krachten evenwicht en blijft de schematisering correct. Door<br />
nu als extra randvoorwaarde te stellen dat de vervorming van twee aangesloten randbalken<br />
gelijk moet zijn, kunt u alle krachten en momenten berekenen. Dit is een behoorlijke<br />
hoeveelheid rekenwerk dat gelukkig ook door een constructief rekenprogramma uitgevoerd<br />
kan worden. In afbeelding 6 is aangegeven hoe dit in zijn werk gaat. U bepaald de<br />
reactiekrachten als gevolg van de belasting op ligger D en plaatst deze als een puntlast<br />
op de beide aansluitende randbalken. Vervolgens bepaald u ook de diverse belastingen<br />
op de overige drie randbalken. Dit drie-dimensionale schema kunt u vervolgens in<br />
gedachten omvouwen, totdat er een ligger ontstaat, opgelegd op 6 steunpunten en met<br />
twee scharnieren. Dit schema kunt u met een eenvoudig raamwerkprogramma, zoals<br />
Matrix, verder berekenen.<br />
BELASTINGEN<br />
Bij de berekening van de follie gelden de volgende belastingen:<br />
Permanente belasting:<br />
- gewicht van de dakconstructie<br />
. multiplex (zowel voor 12 mm als voor 18 mm) 0,10 kN/m²<br />
. houten balklaag 0,15 kN/m²<br />
. kunststof dakbedekking 0,10 kN/m²<br />
. ev. voorzieningen voor verlichting e.d. 0,10 kN/m²<br />
+<br />
totaal<br />
0,45 kN/m²<br />
- het eigengewicht van de houtconstructie kunt u in rekening brengen door een schatting<br />
te maken van de afmetingen van de houtconstructie. Hierbij kunt u gebruik maken van<br />
de volgende aannamen:<br />
. de liggerhoogte zal bij gelamineerde liggers op twee steunpunten ongeveer 1 / 17<br />
van de overspanning bedragen (afgerond op een veelvoud van 10 mm), een<br />
overstek met lengte l heeft een vergelijkbare vervormings- en momentenlijn als<br />
een ligger op twee steunpunten met overspanning 2x l ;<br />
. de liggerbreedte is 1 / 8 van de liggerhoogte (afgerond op een veelvoud van 5<br />
mm), echter bij horizontaal gelamineerd hout minimaal 125 mm en maximaal<br />
250 mm;<br />
. de soortelijke massa van gelamineerd hout is ongeveer 450 kg/m³ 3) .<br />
3 Deze waarde komt niet overeen met de volumieke massa uit de tabel op pagina 15. De waarde voor<br />
de volumieke massa in deze tabel wordt namelijk gebruik voor sterkte-berekeningen (bijvoorbeeld bij de<br />
berekening van verbindingen). Daarom is er in de tabel een ondergrens opgenomen. Voor de bepaling van<br />
de belasting moet echter een gemiddelde waarde worden aangehouden, die zo'n 15% hoger ligt.<br />
..../ 8
sneeuwbelasting [NEN 6702-art.8.7.2 + bijlage B]:<br />
De sneeuwbelasting is een gelijkmatig verdeelde belasting met de waarde:<br />
p rep = C i * p sn;rep , (met een momentane factor R = 0)<br />
Hierin is de vormfactor C i afhankelijk van de dakvorm en vooral de dakhelling. Voor een<br />
vlak dak is deze vormfactor overal gelijk en heeft de waarde C i = 0,8<br />
De sneeuwbelasting op de grond (p sn;rep ) is gelijk aan 0,7 kN/m², zodat aangehouden<br />
wordt: p rep = 0,56 kN/m², (met R = 0)<br />
veranderlijke belasting [NEN 6702-art.8.2.5] (bijvoorbeeld personen die over het dak lopen<br />
en waarbij in beperkte mate opslag van materialen voor onderhoud en reparatie is<br />
toegestaan):<br />
De veranderlijke belasting is ofwel:<br />
. een gelijkmatig verdeelde q-last van 1 kN/m² (met R = 0) over een MAXIMAAL<br />
oppervlakte van 10 m² 4) ;<br />
. een geconcentreerde puntlast van 2 kN;<br />
. een lijnbelasting van 2 kN/m’ met een maximale lengte van 1 meter.<br />
Elk van de voorafgaande belastingen moet op de meest ongunstige positie worden<br />
aangebracht. De veranderlijke belasting is hierdoor meestal een behoorlijk vervelend<br />
belastinggeval. Maar bij de follie is de meeste ongunstige positie niet zo moeilijk te<br />
beredeneren. Want voor de dakbalken (met een lengte van 6,1 meter, een hart-op-hartafstand<br />
van 0,406 of 0,605 meter, is het oppervlakte altijd kleiner dan 10 m 2 . Dit betekent<br />
dat voor de belasting per dakbalk een gelijkmatig verdeelde q-last van (1,0<br />
[kN/m 2 ]* h.o.h.-afstand) aangehouden moet worden.<br />
Bij de randbalken is de meest ongunstige locatie aan de voorzijde, waar het dak een<br />
soort uitkraging is. Omdat de follie een breedte heeft van 6,1 meter, moet er een q-last<br />
over de eerste (10 [m 2 ] / 6,1 [m] =) 1,64 meter worden aangebracht. Bij een hart-ophart<br />
afstand van 406 mm zijn dit de eerste 4 dakbalken, bij een hart-op-hart-afstand van<br />
605 mm de eerste 3 dakbalken (vanaf dakrand D).<br />
De veranderlijke belasting (met R = 0) hoeft nagenoeg nooit in combinatie met andere<br />
veranderlijke belastingen (als sneeuw) berekend te worden, zie pagina 12.<br />
wateraccumulatie 5) [NEN 6702-art.8.7.1]:<br />
Met wateraccumulatie hoeft geen rekening worden gehouden, omdat er vanuit wordt<br />
gegaan dat adequate bouwkundige voorzieningen zijn getroffen, waardoor accumulatie<br />
van regenwater niet voorkomt. De bouwkundige maatregelen bestaan o.a. uit:<br />
. voldoende dakafschot;<br />
. voldoende stijve dakconstructie;<br />
. voldoende noodafvoeren (in aantal en in dimensies).<br />
4 De veranderlijke belasting is in het algemeen maatgevend voor kleinere onderdelen van een constructie,<br />
zoals dakplaten e.d. Deze veranderlijke belasting is hierbij vaak een behoorlijk zware voorwaarde.<br />
5 Wateraccumulatie is het verschijnsel, dat wanneer er een plas water op het dak ontstaat, het dak door<br />
het gewicht van dit water een beetje doorbuigt. Door deze doorbuiging neemt de hoeveelheid water, en dus<br />
ook het gewicht hiervan weer toe, waardoor vervolgens de doorbuiging weer toeneemt etc. etc. etc.<br />
Wateraccumulatie is een niet te onderschatten verschijnsel, wat al tot meerdere instortingen heeft geleid.<br />
..../ 9
windbelasting [NEN 6702-art.8.6]:<br />
De windbelasting is gelijk aan: p rep = C dim * C index * C eq * N 1 * p w (met R = 0)<br />
Hierin geldt:<br />
C dim : vormfactor 6) voor de afmetingen van het gebouw, bepaald in NEN 6702-bijlage<br />
A.2-tabel 11. In deze opgave heeft u met een klein bouwwerk te maken, waarvoor<br />
u kunt aanhouden C dim = 1,0;<br />
C index : windvormfactor 7) , onder te verdelen in:<br />
. C pe externe winddruk, bepaald met NEN 6702-bijlage A.3, zie afbeelding 7;<br />
. C pi interne winddruk, bepaald volgens NEN 6702-art.8.6.4.4. Omdat in deze opgave<br />
geen gevel aanwezig is, is er ook geen mogelijkheid om over- of<br />
onderdruk op te bouwen: C p;i = 0 ;<br />
. C f windwrijving, uit NEN 6702-art. 8.6.4.5: C f = 0,01 (zie afbeelding 7);<br />
. C pe;loc en C t gelden voor bijzondere constructies en zijn in deze opgave niet<br />
relevant;<br />
C eq : drukvereffeningsfactor 8) , volgens NEN 6702-art. 8.6.5: C eq = 1,0;<br />
N 1 : vergrotingsfactor 9) voor de dynamische invloed van de wind. Voor dit bouwwerk<br />
geldt dat de hoogte veel kleiner is dan 50 meter en de hoogte-breedte<br />
verhouding veel kleiner is dan 5, zodat N 1 = 1,0;<br />
p w : extreme waarde van de stuwdruk, zie NEN 6702-tabel 10 (weergegeven op<br />
pagina 21)<br />
Samenvattend geldt dus voor de windbelasting p rep = 1,0*C index *p w<br />
6 Een windvlaag heeft beperkte afmetingen. Als een (groot) bouwwerk in staat is een lokale vlaagbelasting<br />
uit te middelen, dan mag de windbelasting voor het bouwwerk als geheel worden gereduceerd.<br />
Voor de breedte moet dus de maat worden aangehouden, waarover de vlaag kan worden uitgespreid.<br />
Voor een hal moet dus als breedte de hart-op-hart-afstand van de spanten worden aangehouden.<br />
7 De waarde van en de manier waarop de wind aangrijpt op een gebouw is per gebouwonderdeel<br />
verschillend. De wind kan naar een vlak toe gericht zijn (druk, aangegeven met een positief teken), van een<br />
vlak af gericht zijn (zuiging, aangegeven met een negatief teken) of evenwijdig met het vlak in de richting<br />
van de wind.<br />
In principe moet de uitwendig optredende windbelasting (C pe , C f en C pe;loc ) nog worden gecombineerd met<br />
de inwendig optredenden windbelasting (C pi , dus zowel met de overdruk als met de onderdruk). Voor<br />
overdruk geldt bij gesloten gebouwen Cp;i = +0,3 of onderdruk Cp;i = -0,4 (zie afbeelding 7)<br />
8 De vormfactor moet met een drukvereffeningsfactor Ceq worden vermenigvuldigd, indien het door de<br />
wind getroffen onderdeel uit 2 of meer lagen bestaat, met daartussen een (of meerdere) luchtlagen. Deze<br />
vormfactor kan een compensatie geven indien bijvoorbeeld door een grote luchtdoorlatendheid van de<br />
eerste laag de tweede laag niet volledig wordt belast, of indien een buigslappe bovenlaag de onderdruk<br />
(maatgevend voor de windzuiging) verlaagt (bijvoorbeeld een folie op een dakbeschot, waarbij door<br />
verplaatsing van de folie, de onderconstructie wordt ontlast bij windzuiging).<br />
9 Als gevolg van fluctuerende windbelasting kan een bouwwerk in trilling raken en kan een tijdelijke<br />
vergroting van de trillingen ontstaan. Dit geldt zowel in de windrichting als loodrecht daarop.<br />
In het algemeen is N 1 alleen van belang bij hoge gebouwen, (water-)torens, masten en andere trillingsgevoelige<br />
bouwwerken als slanke brugconstructies, luifels en trappen.<br />
..../ 10
C index is afhankelijk van het beschouwde belastinggeval<br />
(bijvoorbeeld wind van links of<br />
wind van rechts met of zonder over- of<br />
onderdruk, zie afbeelding 7) en kan per<br />
staaf verschillend zijn, zodat voor elk staafdeel<br />
C pe , C pi en C f bepaald moet worden.<br />
Windbelastingen grijpen altijd loodrecht<br />
op het dakvlak aan (met uitzondering van<br />
de windwrijving, die evenwijdig aan het<br />
dakvlak aangrijpt).<br />
De windbelasting op het dakvlak is omhoog<br />
gericht en in absolute waarde lager dan de<br />
sneeuwbelasting. Verder geldt dat de windbelasting<br />
(met R = 0) nooit in combinatie<br />
met de andere veranderlijke belastingen<br />
hoeft te worden berekend. Hierdoor is de<br />
windbelasting voor het dimensioneren van<br />
de randbalken en de dakbalken niet bepalend.<br />
De windbelasting speelt alleen een<br />
rol bij het berekeningen van de verbindingen<br />
van de dakbalken aan de randbalken<br />
en bij het berekenen van de stabiliteit.<br />
BELASTINGCOMBINATIES<br />
Afb. 7. Coëfficiënten Cpe, Cpi en Cf. De negatieve waarde geeft de windzuiging aan. (De Winddruk en<br />
-zuiging grijpen altijd loodrecht op het bouwdeel aan, terwijl de windwrijving altijd evenwijdig<br />
aan het bouwdeel werkt !!! )<br />
Met voorgaande belastinggevallen moeten nog<br />
belastingcombinaties worden gemaakt. Hierbij<br />
zijn de belastingcombinaties (en ook de bijbehorende<br />
belastingfactoren) voor sterkteberekeningen en doorbuigingsberekeningen<br />
(natuurlijk) 10) verschillend.<br />
Indien de uiterste grenstoestand (populair gezegd "de sterkte") wordt gecontroleerd moet<br />
de fundamentele belastingcombinatie worden beschouwd.<br />
In zijn algemene vorm ziet deze fundamentele belastingcombinatie er als volgt uit:<br />
( f;g * G rep + ( f;q * R t * Q 1;rep + E ( f;q * R i * Q i;rep ................ (1)<br />
( f;g * G rep ................................................................ (2)<br />
voor R t zie NEN 6702-art. 5.5.2 bij gegeven referentie-periode en momentaanfactor<br />
(R), zie ook pagina 22.<br />
10 Met een belastingcombinatie wordt onder andere de veiligheid van een constructie geregeld. Hierbij<br />
is er een wezenlijk onderscheid tussen sterkte- en doorbuigingsbeschouwingen. Want indien de sterkte van<br />
bijvoorbeeld een dakligger bepalend is voor de afmetingen, dan zal bij de aller uiterste belasting het<br />
voorbij rijden van een vrachtauto al tot instorting kunnen leiden. Is daarentegen de doorbuiging bepalend<br />
voor de afmetingen van de constructie, dan geeft de trilling slechts een te verwaarlozen toename van de<br />
doorbuiging zonder dat er hierdoor extra schade optreedt. Het is dus logisch dat de veiligheidscoëfficiënten<br />
voor beide beschouwingen verschillen (hoewel dit de constructeur wel veel extra werk bezorgd)<br />
..../ 11
De belastingfactoren<br />
zijn gegeven in tabel 1<br />
(uit NEN 6702-tabel 2) 11) .<br />
Voorafgaande algemene<br />
formule voor de belastingcombinatie<br />
(1)<br />
ziet er in wiskundige<br />
vorm indrukwekkend uit,<br />
maar valt eigenlijk best<br />
wel mee. In de formule<br />
(1) zijn drie termen te<br />
onderscheiden:<br />
1<br />
2<br />
3<br />
..(1)<br />
..(2)<br />
..(1)<br />
..(2)<br />
..(1)<br />
..(2)<br />
permanente belasting (( f;g )<br />
normaal<br />
(ongunstig)<br />
1,2<br />
1,35<br />
1,2<br />
1,35<br />
1,2<br />
1,35<br />
gunstig<br />
werkend<br />
Veiligheidsklasse<br />
fundamentele<br />
combinatie<br />
veranderlijke<br />
belasting<br />
(( f;q )<br />
0,9<br />
0,9<br />
1.2<br />
0,9<br />
0,9<br />
1.3<br />
0,9<br />
0,9<br />
15<br />
Î De eerste term (( f;g * G rep ) is de permanente belasting, vermenigvuldigd met een<br />
belasting(=veiligheids)factor (( f;g );<br />
Tabel 1. Belastingfactoren voor de<br />
controle van de “sterkte”.<br />
Ï De middelste term (( f;q * R t * Q 1;rep ) is één van de veranderlijke belastingen<br />
(Q 12) 1;rep ), aangebracht in de maximale waarde (bijvoorbeeld of wind, of sneeuw, of<br />
de belasting door personen of dergelijke). Deze belasting wordt vermenigvuldigd<br />
met een belasting(=veiligheids)factor (( f;g ) en eventueel gereduceerd met een factor<br />
(R t ) indien de referentieperiode korter is (en dus de kans, dat de extreme waarde<br />
ook werkelijk een keer voor zal komen, wat kleiner is);<br />
Ð En de laatste term (E ( f;q * R i * Q i;rep ) is een moeilijke manier om op te schrijven dat<br />
je alleen dat aandeel (R i ) van alle andere mogelijke veranderlijke belastingen (E<br />
Q 13) i;rep ) meeneemt dat aanwezig zal zijn als (toevallig) de extreme waarde van de<br />
belasting uit de tweede term aanwezig is (en dit weer vermenigvuldigd met een<br />
belasting(=veiligheids)factor (( f;g )).<br />
Gelukkig is het voor daken relatief simpel aangezien de momentane factor R van alle<br />
veranderlijke belastingen op het dak 14) de waarde 0 heeft, wat dus betekent dat de hele<br />
term Ð (dus het deel achter het sommatieteken E) niet beschouwd hoeft te worden. Je<br />
kunt dit ook wel beredeneren, omdat de kans op het samengaan van een extreem hoge<br />
windbelasting in combinatie met een extreem hoge sneeuwbelasting of aanbrengen van<br />
een nieuwe dakbedekking uiterst gering is.<br />
11 De veiligheidsfactor is afhankelijk van de soort belasting (want de permanente belasting is bijvoorbeeld<br />
veel nauwkeuriger te bepalen dan de veranderlijke belasting) en de veiligheidsklasse. De veiligheidsklasse<br />
hangt samen met het gebruik van het bouwwerk (en daarmee met de omvang van de mogelijke<br />
schade) en kan worden bepaald met behulp van NEN 6702 (TGB-algemeen).<br />
In deze oefening is de veiligheidsklasse 2.<br />
12 te zien aan de toevoeging van de index 1<br />
13 met een index i, dus hiermee worden alle belastingen bedoeld<br />
14 al eerder is aangegeven dat VOOR DIT GEBOUW alleen de sneeuw- veranderlijke- en windbelasting<br />
beschouwd hoeven te worden<br />
..../ 12
Ook formule ...(2) hoeft niet berekend te worden, omdat het evident is dat bij een<br />
constructie met een zo'n laag aandeel van de permanente belasting deze "combinatie"<br />
(zelfs bij een hogere belastingfactor, zie tabel 1) nooit bepalend voor de sterkte zal zijn.<br />
Ook is hiervoor al uiteengezet dat zowel de veranderlijke belasting en de wateraccumulatie<br />
niet maatgevend zijn, zodat in de berekening van de randbalken en de dakbalken<br />
alleen de volgende twee combinatie beschouwd worden:<br />
. permanente belasting (met ( f;g =1,2) + sneeuw (met ( f;q = 1,3) ................ (I);<br />
. permanente (met ( f;g =1,2) + veranderlijke belasting (met ( f;q =1,3) ................. (2);<br />
DOORBUIGINGS-/VERPLAATSINGS BEREKENINGEN<br />
Behalve controle van de sterkte van een<br />
constructie moet ook de bruikbaarheidsgrenstoestand<br />
(populair gezegd de "doorbuiging"<br />
of "stijfheid") worden gecontroleerd.<br />
Voor deze controle wordt de<br />
incidentele belastingcombinatie bepaald.<br />
Deze incidentele belastingcombinatie<br />
(waarmee de elastische vervormingen<br />
worden berekend) is gelijk aan:<br />
permanente<br />
belasting (( f;g )<br />
normaal<br />
(ongunstig)<br />
( f;g * G rep + ( f;q * R t * Q 1;rep + E ( f;q * R i * Q i;rep ........... (3)<br />
met R t zie fundamentele belastingcombinatie.<br />
gunstig<br />
werkend<br />
incidentele<br />
en<br />
momentane<br />
combinatie<br />
veranderlijke<br />
belasting<br />
(( f;q )<br />
1,0 1,0 1,0<br />
Tabel 2. Bel.factoren bij<br />
verplaatsingen<br />
Tevens moet de momentane belastingcombinatie worden berekend. Met deze combinatie<br />
wordt de kruipvervorming berekend:<br />
( f;g * G rep + E ( f;q * R k * R i * Q i;rep ............................... (4) met R k = 0,60 15)<br />
Ook hier ziet het er weer veel<br />
indrukwekkender uit dan het in<br />
werkelijkheid is: formule ....(3) is<br />
identiek aan de eerste formule<br />
voor de fundamentele belastingcombinatie<br />
(....(1)), echter wel<br />
met ander waarden van de<br />
belastingfactoren (zie tabel 3).<br />
In formule ....(4) vervalt weer het<br />
gedeelte achter het sommatieteken<br />
(E), zodat dit uitsluitend de<br />
permanente belasting betreft.<br />
Kruipfactoren<br />
permanente belasting en<br />
momentane waarde > 15 jaar<br />
permanente belasting en<br />
momentane waarde bij een<br />
referentie-periode 15 jaar<br />
sneeuwbelasting, veranderlijke<br />
belasting, wateraccumulatie en<br />
wind<br />
belastingduurklasse<br />
Q krp<br />
I - lang (langer<br />
dan 15 jaar)<br />
1<br />
II -<br />
middellang<br />
(korter dan 15<br />
jaar)<br />
III - kort (van 5<br />
sec tot 16<br />
maanden)<br />
0,5<br />
0<br />
Tabel 3. Kruipfactor R<br />
15 Deze factor is ingevoerd omdat de waarde van de gezamenlijke momentane belastingen<br />
(E ( f;q * R k * R i * Q i;rep ) niet overeenkomt met de gemiddeld aanwezige belasting over een langere periode.<br />
De momentane waarde van de belasting is namelijk een soort bovengrens, die benodigd is voor een veilige<br />
(sterkte-) berekening. Bij kruipvervormingen is het echter niet belangrijk of een langdurig aanwezige<br />
belasting mee en dan wordt overschreden. Om de norm niet nog complexer te maken is er daarom (vrij<br />
arbitrair) gekozen voor de aanname dat ongeveer 60% van de momentane waarde gemiddeld aanwezig<br />
zal zijn.<br />
..../ 13
De elastische doorbuiging (ten gevolge van de incidentele belastingcombinatie) berekent<br />
u met de rekenwaarde van de elasticiteitsmodulus<br />
E 0;ser;d<br />
' E 0;ser;rep<br />
( m<br />
( k mod<br />
Het kruipen van de constructie wordt in rekening gebracht door middel van een “normale”<br />
doorbuigingsberekening, echter met een fictieve elasticiteitsmodulus. Deze fictieve<br />
elasticiteitsmodulus kan worden afgeleid van de eigenlijke elasticiteitsmodulus door<br />
vermenigvuldiging hiervan met een factor Q krp , dus ten behoeve van KRUIP-berekeningen<br />
geldt:<br />
E 0;ser;d<br />
' E 0;ser;rep<br />
( m<br />
( k mod<br />
( Q krp<br />
De waarde van Q krp kan in tabel 3 worden afgelezen.<br />
Als eis voor de verticale doorbuiging geldt bij daken: u eind
HOUTKWALITEITEN<br />
Zoals bekend mag worden verondersteld zijn in de TGB-Hout 1990 een 15-tal verschillende<br />
sterkteklassen voor hout opgenomen. Omdat de internationale houthandel echter<br />
een beperkte houtselectie kent, zijn van deze 15 klassen er slechts 4 te leveren, te weten:<br />
K17 voor kwaliteitsklasse C en K24 voor kwaliteitsklasse B van vuren en grenen, K21<br />
voor rode meranti en K70 voor Azobé. In deze oefening is de keuze van de houtkwaliteiten<br />
dan ook beperkt tot de houtkwaliteiten K17, K21 en K24 voor gezaagd hout en LH24<br />
en LH30 (samengesteld uit K17 resp. K24) voor gelamineerd hout.<br />
In tabel 4 zijn de materiaaleigenschappen voor deze sterkteklassen weergegeven.<br />
In deze tabel zijn uitsluitend de representatieve waarden van de betreffende grootheden<br />
vermeld. Wil je deze waarden in een berekening gebruiken, dan moet je deze eerst<br />
omzetten tot een rekenwaarden met de algemene formule:<br />
f u;d = ( f rep / ( m ) * k mod * k h<br />
In deze formule is k mod een modificatiefactor die de afname van de sterkte bij een langdurige<br />
belasting en/of bij een hoger vochtgehalte in rekening brengt. De waarde van k mod<br />
kan worden afgelezen in artikel 9.3.2.1 van NPR 6761 (zie ook de bijlage). Voor de<br />
klimaatklasse mag u in deze situatie klasse II aanhouden. De belastingduurklasse is<br />
afhankelijk van het beschouwde belastinggeval of belastingcombinatie. Voor een permanente<br />
belasting geldt een belastingduurklasse I (lang), terwijl voor zowel de sneeuw- als<br />
de windbelasting belastingduurklasse III (kort) aangehouden mag worden. Bij een belastingcombinatie<br />
komt het vaak voor dat er belastingen met verschillende belastingduurklassen<br />
zijn. In dit geval mag u de k mod aanhouden die hoort bij de kortst durende der<br />
belastingen (dus de meest gunstige waarde).<br />
De waarde k h is te berekenen met artikel 9.1.1.1. Deze waarde geldt alleen voor trek- en<br />
buigspanningen.<br />
GELAMINEERD hout LH24 LH30 GEZAAGD hout<br />
samengesteld uit K17 K24 K17 K21 K24<br />
Buigsterkte f m;0;rep 24 30 17 21 24 N/mm²<br />
Volumieke massa D rep 380 380 380 350 380 kg/m³<br />
Elasticiteitsmodulus E 0;ser;rep 11.000 12.000 10.000 10.000 11.000 N/mm²<br />
Treksterkte<br />
Druksterkte<br />
f t;0;rep 19 24 9 13 14 N/mm²<br />
f t;90;rep 0.5 0.5 0.3 0,4 0.4 N/mm²<br />
f c;0;rep 24 27 17 20 21 N/mm²<br />
f c;90;rep 5.7 6.7 5.2 5,4 5.7 N/mm²<br />
Schuifsterkte f v;0;rep 2.7 3.4 1,8 2,1 2.4 N/mm²<br />
Elasticiteitsmodulus<br />
E 0;u;rep 8.800 9.600 6.700 7.000 7.400 N/mm²<br />
E 90;-<br />
ser;rep<br />
330 330 330 670 370 N/mm²<br />
Glijdingsmodulus G ser;rep 630 690 620 630 690 N/mm²<br />
..../ 15<br />
Tabel 4. Materiaaleigenschappen van gelamineerd en gezaagd hout
ONTWERP VAN DE SAMENGESTELDE ONDERSTEUNING<br />
De samengestelde ondersteuning bestaat uit twee staafdelen van gezaagd hout, waartussen<br />
(gedeeltelijk) een triplexplaat is gelijmd. Bij de berekening van de samengestelde<br />
ondersteuning moeten de buitenste staven van gezaagd hout berekend worden op de<br />
maximaal optredende drukkracht op een van de staafdelen. Hierbij wordt aangenomen<br />
dat de drukkracht uitsluitend door het gezaagd hout wordt opgenomen (aangezien de<br />
triplexplaat een geheel andere elasticiteitsmodulus heeft en omdat deze plaat niet over de<br />
volle hoogte aanwezig is. Bij de knikberekening van de gezaagd houten staven moet<br />
altijd uitknikken in twee richtingen worden beschouwd.<br />
uitknikken loodrecht op het vlak van de triplexplaat.<br />
In deze richting wordt de staaf niet gesteund door de triplexplaat. De kniklengte is daarom<br />
gelijk aan de systeemlengte 16) . Het axiaal kwadratisch oppervlaktemoment I y is met<br />
de kennis van de mechanica gemakkelijk te bepalen.<br />
uitknikken in het vlak van de triplexplaat.<br />
Voor uitknikken in het vlak van de triplexplaat geldt dat de staaf in het middelste gedeelte<br />
volledig door de triplexplaat wordt gesteund. Het gedeelte van de staaf dat boven<br />
Afb. 8. Grafiek voor k com , afhankelijk van l<br />
16 Omdat de systeemlengte van het mechanicaschema niet gelijk is aan de lengte van de kolom, voert u<br />
hier dus een hogere waarde in dan de gegevens op pagina 2<br />
..../ 16
en onder de triplexplaat zit wordt echter niet gesteund. Daarom moet u een knikberekening<br />
maken waarbij de ongesteunde lengte als kniklengte aanhoudt. Hoewel deze lengte<br />
aanzienlijk minder is dan de totale systeemlengte bij uitknikken in de andere richting,<br />
moet u deze berekening toch ook maken, omdat de dikte van de staaf in beide richtingen<br />
niet gelijk is.<br />
Voor beide knikvormen bepald u nu de slankheid 8. Hiervoor geldt 8 i =l i/i i ,<br />
waarbij i i het “oppervlakte-moment-arm" in de beschouwde richting van de staaf is, dus:<br />
i 1 = /(I i/A i)<br />
Voor uitknikken loodrecht op het vlak van de triplexplaat geldt<br />
i y = /((1/12*b*h³) / (b*h)) = h / /12<br />
Op dezelfde wijze kan worden berekend dat voor uitknikken in het vlak van de triplexplaat<br />
geldt: i x = b / /12<br />
OPDRACHT<br />
1. Ontwerp en dimensioneer van deze constructie de randligger.<br />
Bij de randligger moeten de buigspanningen t.g.v. het moment, de schuifspanningen<br />
t.g.v. de dwarskracht en de doorbuiging worden gecontroleerd. Een controle van de<br />
kipspanning is niet nodig, omdat de randbalk doelmatig wordt gesteund door de dakbalken,<br />
waardoor verdraaien van de middendoorsnede wordt voorkomen. Bij deze berekening<br />
mag u ervan uit gaan dat de windbelasting niet maatgevend is voor deze constructiedelen,<br />
zodat u alleen de permanente, veranderlijke en sneeuw belastingen beschouwd.<br />
Hierbij is het raadzaam om de momenten, dwarskrachten en vervormingen ten gevolge<br />
van de permanente belasting afzonderlijk te bepalen.<br />
Meer informatie betreffende het berekenenen van een ligger kunt u vinden in "DIMENSI-<br />
ONEREN VAN (HOUT)CONSTRUCTIES (of onderdelen van houtconstructies)", [onderdeel<br />
van het college COMa].<br />
Stel hiertoe eerst de globale dimensionering vast met behulp van "ervaringsgetallen"<br />
(gegeven in de tabel behorend bij het college KO5). Voor deze gelamineerde ligger is dit:<br />
h = 1/17 * l regel (afgerond op 10 mm) en b = 1/8 * h (afgerond op 5 mm, echter bij<br />
horizontaal gelamineerd hout minimaal 125 mm en maximaal 250 mm), zie ook pagina<br />
8.<br />
Vervolgens bepaald u de waarden van de q-lasten en puntlasten, die aangrijpen op de<br />
randbalk (zie ook pagina 7), waarbij u tevens rekening houdt met de benodigde<br />
veiligheidscoëfficiënten voor deze belastingen.<br />
Met het programma Matrix kunt u vervolgens de constructie berekenen, waarbij u de<br />
..../ 17
optredende dwarskrachten, momenten en verplaatsingen bepaald voor drie belastingsgevallen:<br />
S uitsluitend permanente belasting<br />
S permanente belasting met veranderlijke belasting;<br />
S permanente belasting met sneeuw.<br />
Als u deze belastingcombinaties heeft uitgewerkt kunt u vaststellen hoe groot de maximale<br />
dwarskracht, het maximale moment en de maximale vervorming 17) in de dakrand is.<br />
U kunt daarna de gekozen houtafmetingen toetsen met behulp van de zgn. "unitycheck’s"<br />
voor de maxima van dwarskracht en moment (<br />
F d<br />
< 1, met k xxx = 1,0) en<br />
k xxx<br />
(f d<br />
w ser<br />
voor de verplaatsing ( < 1).<br />
w max;ser<br />
Indien een van de unity-checks groter is dan 1,0, betekent dit dat er een onveilige of<br />
onwenselijke situatie is.<br />
En indien de grootste unity-check 18) kleiner is dan 0,80 à 0,85 betekent dit dat de dakrand<br />
niet economisch is. De toetsing moet dan met een kleinere houtdoorsnede worden<br />
herhaald. (Het eigen gewicht verandert hierdoor slechts weinig. Bovendien is het aandeel<br />
in de totale belasting gering. Daarom mag bij deze tweede toetsing dezelfde permanente<br />
belasting worden aangehouden. In de constructeurs-praktijk wordt dit bij een eenvoudige<br />
correctie van de berekening doorgaans ook zo vereenvoudigd, aangezien dit een veilige<br />
aanname betreft).<br />
2. Bereken alle reactiekrachten, die op de fundering aangrijpen bij een<br />
windbelasting van voren en een windbelasting van links.<br />
Vanaf pagina 10 is uiteengezet op welke wijze u de windbelastingen kunt bepalen. En<br />
vanaf pagina 4 is nauwgezet beschreven hoe u de reactiekrachten kunt berekenen.<br />
Wel moet u hierbij de invloed van de permanente belasting nog verwerken. Maar indien<br />
u deze belasting als afzonderlijke belastingsituatie in uw matrix-berekening heeft ingevoerd,<br />
heeft u de waarden bij opdracht 1 al berekend.<br />
17 Omdat de veiligheidscoëfficiënten van de vervorming (bruikbaarheidsgrenstoestand) enerzijds en de<br />
dwarskracht en momenten (uiterste grenstoestand) anderzijds verschillen, zal het noodzakelijk zijn om voor<br />
de vervormingen een aparte berekening te maken.<br />
18 De drie unity-check’s zijn volstrekt onafhankelijk van elkaar. Het is daarom absoluut niet nodig dat<br />
ALLE unity-check's een waarde hebben van net iets minder dan 1. Er is slechts één unity-check maatgevend<br />
voor de dimensionering. Indien één unity-check een waarde heeft van iets minder dan 1 en alle overige<br />
unity-check’s kleiner zijn dan 1, is er doorgaans een optimale dimensionering verkregen.<br />
..../ 18
3. Dimensioneer en controleer de samengestelde ondersteuning.<br />
In principe komt dit neer op het berekenen van de gezaagd houten staven aan de zijkanten.<br />
Hiervoor neemt u de maximale drukkracht, die in een van de staven voorkomt. Deze<br />
drukkracht heeft u bij opgave 1 of 2 al berekend.<br />
Voor de controle van de staaf wordt verwezen naar hoofdstuk 11.15 en 14.3-NPR 6761.<br />
De staaf mag worden getoetst onder de aanname dat deze uitsluitend op knik wordt<br />
belast (weliswaar ontstaat er een gering moment ten gevolge van de windbelasting, maar<br />
de invloed hiervan op de totale dimensionering is zo klein, dat dit moment mag worden<br />
verwaarloosd).<br />
N.B. Een voorbeeld van de<br />
berekening van deze staaf is<br />
gegeven in "centrisch<br />
gedrukte houten staven<br />
(kolommen) -<br />
dimensionering- " (COMa).<br />
Allereerst bepaalt u de maximale<br />
normaalkracht in de<br />
kolom. De pendelstaaf wordt<br />
met gezaagd hout (dus GEEN<br />
gelamineerd hout) gemaakt.<br />
Kies daarom uit tabel 5 een<br />
profiel.<br />
d<br />
i<br />
k<br />
t<br />
e<br />
34 U U U U U U U U<br />
40 U U U U U U<br />
46 U U U U U U U<br />
59 U U U U U U U U U<br />
71 U U U U U U U U<br />
91 U U U<br />
96 U U U U U<br />
71 96 121 146 156 171 194 219 269<br />
breedtematen<br />
Tabel 5. Toepasbare handelsmaten [in<br />
mm] voor gezaagd hout<br />
Voor de eerste (zeer globale en onnauwkeurige) inschatting van de kolom kunt u<br />
f c;0;d = 2 á 5 N/mm² aanhouden.<br />
Hierna bepaalt u de kniklengte in beide richtingen, zie pagina 16, waarna de slankheid<br />
8 y en 8 z berekend kunnen worden. Met behulp van afbeelding 8 bepaalt u k com , waarbij u<br />
de grootste waarde van de 8 x en 8 y aanhoudt.<br />
Tot slot voert u in de beide richtingen de unity-check (<br />
F c;0;d<br />
< 1 ) uit.<br />
k com<br />
(f c;0;d<br />
Indien de unity-check een waarde oplevert van minder dan 0,80 à 0,85 moet ook hier<br />
weer de berekening worden herhaald met een kleinere houtdoorsnede.<br />
4. Dimensioneer en controleer de dakbalken.<br />
Dimensioneer en controleer de dakbalken.<br />
Bij de berekening van de dakbalken kunt u gebruik maken van het rekenprogramma<br />
"Houten staven". U kunt een studentenversie downloaden via de internetpagina van de<br />
VHC (Vereniging van Houtconstructeurs): www.vhc-hout.nl. Door het logo van Coge' aan<br />
te klikken vindt u de download-pagina. Dit programma bestaat uit diverse onderdelen,<br />
benodigd voor het berekenen van een houten balklaag, een kolom met diverse belastingsmogelijkheden<br />
of het berekenen van dakbalken (het programma gording).<br />
Bij gebruik van het programma moet u de eerste twee tabbladen aan de bovenzijde altijd<br />
invullen (hierin staan algemene gegevens zoals houtkwaliteit e.d.). Daarna gaat u naar<br />
het tabblad gording. Er verschijnen dan aan de onderzijde diverse nieuwe tabbladen, die<br />
u moet invullen. Het programma heeft de gegevens die u hier invult nodig, omdat het<br />
programma o.a. een optimum zoekt voor de veranderlijke belasting die slechts op een<br />
gedeelte van de ligger (maar wel op de meest ongunstige positie) wordt neergezet. Ook<br />
..../ 19
kan het programma de wateraccumulatie berekenen. Bij de windbelasting worden alle<br />
eisen uit de normen, zoals een verhoogde belasting voor de randen van een gebouw,<br />
door het programma zelf bepaald. U kunt deze mogelijkheden gebruiken door op het<br />
tabblad "liggerbelasting algemeen" de knop "standaardbelasting" aan te klikken. Indien u<br />
alle gegevens voor de balklaag heeft ingevuld kan het programma een ontwerpberekening<br />
maken. Er worden dan diverse mogelijke balkafmetingen aangedragen. Als u een<br />
van deze mogelijkheden aanklikt, kunt u door het drukken op de knop "unity-checks"<br />
controleren of de balkafmeting een veilige en economische keuze is. Indien u tevreden<br />
bent met deze unity-checks, kunt u een definitieve berekening laten maken.<br />
De afdruk van deze berekening voldoet aan de eisen die Bouw- & Woningtoezicht stelt<br />
(vooropgesteld dat u bij het invullen van de gevraagde gegevens de juiste waarden heeft<br />
ingevuld).<br />
5. Welke wijzigingen zou u achteraf in het constructieve ontwerp willen<br />
aanbrengen?<br />
In de laatste vraag van deze oefening wordt gevraagd uw gehele uitwerking nog eens<br />
aan een globale beschouwing te onderwerpen. Welk van de bovenstaande criteria (als<br />
buigsspanning, schuifspanning, doorbuiging en dergelijke) is uiteindelijk bepalend voor<br />
de houtafmetingen en de verbindingen?<br />
Benoem vervolgens ten minste een drietal ontwerp-aspecten die u gaat wijzigen indien u<br />
nogmaals een soortgelijke follie zou uitwerken.<br />
Motiveer uw veranderingen.<br />
..../ 20
Bijlage:<br />
NEN 6702: Belastingen en vervormingen-TGB 1990<br />
..../ 21
..../ 22
NEN 6760:2001<br />
NEN 6760<br />
Technische grondslagen voor bouwconstructies — TGB 1990 — <strong>Houtconstructies</strong> — Basiseisen — Eisen en<br />
bepalingsmethoden<br />
TGB 1990 — Timber structures — General principles — Requirements and determination methods<br />
Termen en definities<br />
Voor de toepassing van deze norm gelden de volgende definities:<br />
3.2<br />
classificaties<br />
onderscheid wordt gemaakt in belastingsduurklasse, klimaatklasse, sterkteklasse, type en vochtweerstandsklasse<br />
3.2.1<br />
belastingsduurklasse<br />
een classificatie waarmee de invloed van de belastingsduur op de materiaaleigenschappen wordt weergegeven<br />
3.2.2<br />
klimaatklasse<br />
een classificatie waarmee de invloed van het vochtgehalte en de temperatuur op de materiaaleigenschappen wordt<br />
weergegeven<br />
3.2.3<br />
sterkteklasse<br />
een classificatie waarin een partij gezaagd hout, gelamineerd hout of houtachtig plaatmateriaal op basis van de<br />
mechanische eigenschappen wordt ingedeeld<br />
3.2.4<br />
type<br />
classificatie voor gelamineerd hout, waarmee de invloed van het vochtgehalte en de temperatuur op het<br />
delaminatiegedrag wordt weergegeven en waarmee de toelaatbare klimaatklasse voor het materiaal wordt bepaald<br />
OPMERKING De typeaanduidingen van gelamineerd hout zijn met de bijbehorende criteria vastgelegd in NEN 6763.<br />
3.2.5<br />
vochtweerstandsklasse<br />
classificatie waarin een houtachtig plaatmateriaal moet zijn ingedeeld voor het bepalen van de toelaatbare<br />
klimaatklasse en de modificatiefactoren voor de sterkte<br />
3.3<br />
gezaagd hout<br />
hout zoals dat uit een boom is gezaagd, en desgewenst verder mechanisch is bewerkt zonder toepassing van<br />
lijmtechnieken<br />
3.4<br />
gelamineerd hout<br />
constructiedeel dat is samengesteld uit houten planken (lamellen) die laagsgewijs met behulp van lijm tot één<br />
geheel zijn gevoegd; onderscheid wordt gemaakt in horizontaal en verticaal gelamineerd hout<br />
3.7<br />
modificatiefactor (k mod )<br />
factor waarmee de invloed van de belastingsduurklasse en/of de klimaatklasse op een materiaaleigenschap in<br />
rekening wordt gebracht<br />
23
NEN 6760:2001<br />
3.9<br />
rekenwaarde<br />
de getalswaarde van een belasting die bij de toetsing van een constructie moet zijn aangehouden, en die wordt<br />
bepaald door de representatieve waarde (zie 3.10) te vermenigvuldigd met een modificatiefactor (zie 3.7) en<br />
vervolgens te delen door een materiaalfactor<br />
3.10<br />
representatieve waarde<br />
getalswaarde van een belasting, waarbij de veronderstelde onderschrijdingskans 5 % bedraagt wanneer de<br />
toetsing betrekking heeft op de uiterste grenstoestand, of waarbij de veronderstelde onderschrijdingskans 50 %<br />
bedraagt wanneer de toetsing betrekking heeft op de bruikbaarheidsgrenstoestand<br />
4 Eenheden en symbolen<br />
4.1 Eenheden<br />
Wanneer, als onderdeel van een in deze norm uitgewerkte bepalingsmethode, aanvullende berekeningen moeten<br />
worden gemaakt, dan moeten de toe te passen eenheden in overeenstemming zijn met het Internationale Stelsel<br />
van eenheden (SI).<br />
OPMERKING In NEN 999 wordt een uiteenzetting gegeven over het SI. De symbolen en eenheden die voor het gebruik van<br />
de onderhavige norm relevant kunnen zijn, zijn vermeld in tabel 6, 8 en 9 van NEN 999. De regels voor het hanteren van SI- en<br />
niet-SI-eenheden zijn gegeven in NEN 1000.<br />
4.2 Symbolen<br />
Symbool Omschrijving<br />
24<br />
Grootheid<br />
Eenheid<br />
A Oppervlakte mm 2<br />
E elasticiteitsmodulus N/mm 2<br />
E 0;d rekenwaarde van de elasticiteitsmodulus van het lijf N/mm 2<br />
E 0;ser;d<br />
E 0;ser;rep<br />
E 0;u;rep<br />
rekenwaarde van de elasticiteitsmodulus evenwijdig aan de vezelrichting met betrekking tot de<br />
bruikbaarheidsgrenstoestand<br />
representatieve waarde van de elasticiteitsmodulus evenwijdig aan de vezelrichting met<br />
betrekking tot de uiterste bruikbaarheidsgrenstoestand<br />
representatieve waarde van de elasticiteitsmodulus evenwijdig aan de vezelrichting met<br />
betrekking tot de uiterste grenstoestand<br />
N/mm 2<br />
N/mm 2<br />
N/mm 2<br />
E d rekenwaarde van de elasticiteitsmodulus N/mm 2<br />
E rep representatieve waarde van de elasticiteitsmodulus N/mm 2<br />
F geconcentreerde kracht (puntlast) N<br />
F d Rekenwaarde van de geconcentreerde kracht (puntlast) N<br />
G afschuivingsmodulus N/mm 2<br />
G ser;d rekenwaarde van de afschuivingsmodulus met betrekking tot de bruikbaarheidsgrenstoestand N/mm 2<br />
G ser;rep<br />
representatieve waarde van de afschuivingsmodulus met betrekking tot de bruikbaarheidsgrenstoestand<br />
N/mm 2<br />
I axiaal kwadratisch oppervlaktemoment mm 4<br />
I j<br />
axiaal kwadratisch oppervlaktemoment van staafdeel j, bij buiging om een as die loodrecht op<br />
het vlak van het lijf is gelegen<br />
I y axiaal kwadratisch oppervlaktemoment om de y-as mm 4<br />
I z axiaal kwadratisch oppervlaktemoment om de z-as mm 4<br />
M d rekenwaarde van het inwendig buigend moment Nmm<br />
M q moment ten gevolge van een q-last Nmm<br />
mm 4
NEN 6760:2001<br />
M y , M z inwendig buigende momenten bij dubbele buiging Nmm<br />
N normaalkracht N<br />
N c;d rekenwaarde van de normaaldrukkracht N<br />
N u normaalkracht in de uiterste grenstoestand N<br />
V dwarskracht N<br />
V d rekenwaarde van de dwarskracht N<br />
W weerstandsmoment mm 3<br />
b breedte van een doorsnede mm<br />
f sterkte N/mm 2<br />
f c druksterkte N/mm 2<br />
f c;0;rep representatieve waarde van de druksterkte evenwijdig aan de vezelrichting N/mm 2<br />
f c;0;d rekenwaarde van de druksterkte in de uiterste grenstoestand, evenwijdig aan de vezelrichting N/mm 2<br />
f c;90;rep representatieve waarde van de druksterkte loodrecht op de vezelrichting N/mm 2<br />
f c;90;d rekenwaarde van de druksterkte in de uiterste grenstoestand, loodrecht op de vezelrichting N/mm 2<br />
f m buigsterkte N/mm 2<br />
f m;d rekenwaarde van de buigsterkte N/mm 2<br />
f m;rep representatieve waarde van de buigsterkte N/mm 2<br />
f rep representatieve waarde van een sterkte N/mm 2<br />
f t treksterkte N/mm 2<br />
f t;0;rep representatieve waarde van de treksterkte evenwijdig aan de vezelrichting N/mm 2<br />
f t;0;d rekenwaarde van de treksterkte evenwijdig aan de vezelrichting N/mm 2<br />
f t;90;rep representatieve waarde van de treksterkte loodrecht op de vezelrichting N/mm 2<br />
f t;90;d rekenwaarde van de treksterkte loodrecht op de vezelrichting N/mm 2<br />
f u;d rekenwaarde van een sterkte N/mm 2<br />
f v schuifsterkte N/mm 2<br />
f v;rep representatieve waarde van de schuifsterkte N/mm 2<br />
f v;d rekenwaarde van de schuifsterkte N/mm 2<br />
i oppervlaktemoment-arm mm<br />
k factor of coëfficiënt –<br />
k com factor voor de rekenwaarde van de drukspanning –<br />
k mod modificatiefactor, afhankelijk van de belastingsduurklasse en de klimaatklasse –<br />
l buc kniklengte mm<br />
q kracht per lengte-eenheid N/mm<br />
q d rekenwaarde van de kracht per lengte-eenheid N/mm<br />
u el elastische verschuiving in een verbinding mm<br />
u u verschuiving in de uiterste grenstoestand mm<br />
w doorbuiging van een onderdeel mm<br />
w br doorbuiging van het stabiliteitsverband mm<br />
w ser vervorming of doorbuiging in de bruikbaarheidsgrenstoestand mm<br />
x, y, z coördinaatas –<br />
γ m<br />
materiaalfactor –<br />
25
NEN 6760:2001<br />
ε rek of vervorming mm<br />
λ c<br />
slankheid voor stabiliteitsberekeningen op druk of op druk met buiging –<br />
ρ volumieke massa kg/m 3<br />
σ c;0<br />
drukspanning evenwijdig aan de vezelrichting N/mm 2<br />
σ c;90<br />
drukspanning loodrecht op de vezelrichting N/mm 2<br />
σ c;0;d<br />
rekenwaarde van de drukspanning evenwijdig aan de vezelrichting N/mm 2<br />
σ c;90;d<br />
rekenwaarde van de drukspanning loodrecht op de vezelrichting N/mm 2<br />
σ d<br />
rekenwaarde van de spanning N/mm 2<br />
σ m<br />
buigspanning N/mm 2<br />
σ m;d<br />
rekenwaarde van de buigspanning N/mm 2<br />
σ m;0;d<br />
buigspanning in het houten lijf N/mm 2<br />
σ mc;0;d<br />
maximale buigdrukspanning in de houten flens N/mm 2<br />
σ mt;0;d<br />
maximale buigtrekspanning in de houten flens N/mm 2<br />
σ t;0<br />
trekspanning evenwijdig aan de vezelrichting N/mm 2<br />
σ t;0;d<br />
rekenwaarde van de trekspanning evenwijdig aan de vezelrichting N/mm 2<br />
σ t;90<br />
trekspanning loodrecht op de vezelrichting N/mm 2<br />
σ t;90;d<br />
rekenwaarde van de trekspanning loodrecht op de vezelrichting N/mm 2<br />
σ v<br />
schuifspanning ten gevolge van dwarskracht N/mm 2<br />
σ v;d<br />
rekenwaarde van de schuifspanning in de neutrale lijn van een samengestelde<br />
bouwconstructie<br />
N/mm 2<br />
ψ krp<br />
kruipfactor –<br />
8 Rekenwaarden van belastingen<br />
8.1 Belastingen met betrekking tot de uiterste grenstoestand<br />
8.1.1 Fundamentele belastingscombinaties<br />
De in rekening gebrachte rekenwaarden van de belastingen met betrekking tot de uiterste grenstoestanden voor de<br />
fundamentele belastingscombinaties moeten zijn ontleend aan 6.2.1 van NEN 6702.<br />
8.1.2 Bijzondere belastingscombinaties<br />
De in rekening gebrachte rekenwaarden van de belastingen met betrekking tot de uiterste grenstoestanden voor de<br />
bijzondere belastingscombinaties moeten zijn ontleend aan 6.2.2 van NEN 6702, waarbij het bijzondere<br />
belastingsgeval brand buiten toepassing blijft.<br />
OPMERKING NEN 6073 geeft aan hoe het belastingsgeval brand moet zijn getoetst. NEN 6073 beschrijft de methode voor<br />
de rekenkundige bepaling van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken van houtconstructies.<br />
8.2 Belastingen met betrekking tot de bruikbaarheidsgrenstoestand<br />
De in rekening gebrachte rekenwaarden van de belastingen met betrekking tot de bruikbaarheidsgrenstoestanden<br />
moeten voor de incidentele en de momentane belastingscombinaties zijn ontleend aan 6.2.3 van NEN 6702.<br />
26
NEN 6760:2001<br />
9 Materiaalgrootheden<br />
9.1 Hout en houtachtige plaatmaterialen<br />
9.1.1 Rekenwaarden van een sterkte<br />
9.1.1.1 Gezaagd hout en gelamineerd hout<br />
De rekenwaarde van een sterkte (f u;d ) van gezaagd hout en gelamineerd hout, wordt bepaald met vergelijking (6).<br />
waarin:<br />
f<br />
f = ×<br />
(6)<br />
rep<br />
u; d × kmod<br />
kh<br />
m<br />
f u;d is de rekenwaarde van een sterkte, in N/mm 2 ;<br />
f rep is de representatieve waarde van een sterkte, in N/mm 2 ;<br />
— f rep voor gezaagd hout wordt bepaald volgens 9.1.4;<br />
— f rep voor gelamineerd hout wordt bepaald volgens tabel.<br />
γ m<br />
k mod<br />
is de materiaalfactor, waarbij 9.2.1 van overeenkomstige toepassing is;<br />
is de modificatiefactor, waarbij 9.2.2 van overeenkomstige toepassing is;<br />
k h is de modificatiefactor voor de hoogte volgens 9.2.4.<br />
9.1.2 Rekenwaarden van de elasticiteitsmodulus<br />
De rekenwaarde van de elasticiteitsmodulus (E d ) wordt bepaald met vergelijking (8).<br />
Erep<br />
E d = × kmod<br />
(8)<br />
<br />
m<br />
waarin:<br />
E d is de rekenwaarde van een elasticiteitsmodulus, in N/mm 2 ;<br />
E rep<br />
γ m<br />
k mod<br />
is de representatieve waarde van een elasticiteitsmodulus met betrekking tot de uiterste grenstoestand<br />
(E u;rep ), of met betrekking tot de gebruikstoestand (E ser;rep ), in N/mm 2 ,<br />
— E rep voor gezaagd hout wordt bepaald volgens 9.1.4;<br />
— E rep voor gelamineerd hout wordt bepaald volgens tabel;<br />
is de materiaalfactor, waarbij 9.2.1 van overeenkomstige toepassing is;<br />
is de modificatiefactor, waarbij 9.2.3 van overeenkomstige toepassing is.<br />
9.1.4 Representatieve waarden van gezaagd hout<br />
Voor de representatieve waarden van de materiaaleigenschappen van gezaagd hout, moeten de representatieve<br />
waarden van een sterkteklasse volgens tabel 1 van NEN 5498 in rekening zijn gebracht.<br />
27
NEN 6760:2001<br />
9.2 Rekenfactoren en aanvullende bepalingen<br />
9.2.1 Materiaalfactor<br />
Voor gezaagd hout, gelamineerd hout, houtachtig plaatmateriaal en de verbindingen moet als materiaalfactor γ m de<br />
volgende waarden in rekening zijn gebracht:<br />
— voor de toetsing op de uiterste grenstoestand geldt γ m = 1,2;<br />
— voor de toetsing op de bruikbaarheidsgrenstoestand geldt γ m = 1,0.<br />
9.2.2 Modificatiefactor met betrekking tot de sterkte<br />
Onafhankelijk van de sterkteklasse, moet voor de invloeden ”belastingsduur” en ”klimaat een modificatiefactor k mod<br />
met betrekking tot sterkte (f, F u ) uit tabel 3 in rekening zijn gebracht voor gezaagd hout, gelamineerd hout,<br />
houtachtig plaatmateriaal en de verbindingen.<br />
De waarden uit tabel 3 gelden ook voor de elasticiteitsmoduli bij het berekenen van de respons voor de toetsing<br />
aan de eisen voor de uiterste grenstoestand.<br />
Tabel 3 — Modificatiefactoren met betrekking tot de sterkte (k mod )<br />
Belastingsduurklasse volgens 9.2.6,<br />
per materiaalsoort<br />
gezaagd hout, gelamineerd hout en<br />
triplex<br />
Modificatiefactoren m.b.t. de sterkte,<br />
behoudens de treksterkte loodrecht<br />
op de vezelrichting van gezaagd of<br />
gelamineerd hout<br />
Modificatiefactoren m.b.t. de treksterkte<br />
loodrecht op de vezelrichting<br />
van gezaagd of gelamineerd hout<br />
klimaatklasse volgens 9.2.7 klimaatklasse volgens 9.2.7<br />
I II III I II III<br />
I (lang durende belasting) 0,70 0,70 0,60 0,50 0,50 0,40<br />
II (middellang durende belasting) 0,75 0,75 0,65 0,60 0,60 0,50<br />
III (kort durende belasting) 0,85 0,85 0,70 0,75 0,75 0,60<br />
IV (zeer kort durende belasting) 1,10 1,10 0,95 1,10 1,10 0,95<br />
OSB met vochtweerstandsklasse II<br />
en hoge-sterkte spaanplaat<br />
I (lang durende belasting) 0,35 0,25 -- -- -- --<br />
II (middellang durende belasting) 0,45 0,35 -- -- -- --<br />
III (kort durende belasting) 0,65 0,50 -- -- -- --<br />
IV (zeer kort durende belasting) 1,00 0,80 -- -- -- --<br />
OSB met vochtweerstandsklasse I<br />
en constructief spaanplaat<br />
I (lang durende belasting) 0,25 0,15 -- -- -- --<br />
II (middellang durende belasting) 0,40 0,25 -- -- -- --<br />
III (kort durende belasting) 0,60 0,40 -- -- -- --<br />
IV (zeer kort durende belasting) 1,00 0,75 -- -- -- --<br />
28
NEN 6760:2001<br />
9.2.3 Modificatiefactor met betrekking tot de vervorming<br />
Ongeacht de belastingsduurklasse moet met betrekking tot de vervormingen (elasticiteitsmodulus E en<br />
afschuivingsmodulus G) van het hout, het plaatmateriaal en de verbindingen, de modificatiefactor k mod aan de hand<br />
van de klimaatklasse zijn bepaald uit de hierna volgende waarden.<br />
k mod = 1,00 voor klimaatklasse I;<br />
k mod = 0,90<br />
k mod = 0,80<br />
voor klimaatklasse II;<br />
voor klimaatklasse III.<br />
9.2.4 Modificatiefactor met betrekking tot de hoogte<br />
9.2.4.1 Gezaagd hout<br />
Met betrekking tot de hoogte van gezaagd hout, moet voor de modificatiefactor k h de volgende getalwaarden zijn<br />
aangehouden:<br />
— gecombineerd met f t;0;rep en f m;0;rep , geldt in de sterkteklassen K13 t.m. K43:<br />
k h = 1,5<br />
als h < 75 mm;<br />
0,4<br />
200 <br />
k<br />
h<br />
= als 75 mm ≤ h < 200 mm;<br />
h<br />
k h = 1,0<br />
als h ≥ 200 mm.<br />
In combinatie met f t;0;rep , geldt dat de hoogte h gelijk is gesteld aan de grootste afmeting van de staaf.<br />
— bij andere combinaties met sterkteklasse K13 t.m. K43 geldt:<br />
k h<br />
= 1,0<br />
— in de sterkteklassen K50 t.m. K80 geldt:<br />
k h<br />
= 1,0<br />
9.2.4.2 Gelamineerd hout<br />
Met betrekking tot de hoogte van gelamineerd hout, moet een modificatiefactor k h = 1,0 zijn aangehouden.<br />
9.2.5 Kruipfactoren<br />
9.2.5.1 Kruipfactoren voor gezaagd hout en gelamineerd hout<br />
Ongeacht de houtsoort, de sterkteklasse of de klimaatklasse moet voor gezaagd hout en gelamineerd hout de<br />
rekenwaarde van de kruipfactor (ψ krp ) aan de hand van de belastingsduurklasse zijn bepaald uit de hierna<br />
volgende waarden.<br />
ψ krp = 1,0 voor belastingsduurklasse I;<br />
ψ krp = 0,5<br />
ψ krp = 0<br />
voor belastingsduurklasse II;<br />
voor belastingsduurklasse III en IV.<br />
OPMERKING Belastingen uit de belastingsduurklasse III en IV dragen niet bij tot de kruip.<br />
29
NEN 6760:2001<br />
9.2.6 Klasse-indeling met betrekking tot de belastingsduur<br />
Voor de klasse-indeling met betrekking tot de belastingsduur van de voorgeschreven belastingen moet de indeling<br />
volgens tabel 5 zijn aangehouden.<br />
Tabel 5 – Indeling van de belastingsduurklassen van de voorgeschreven belastingen<br />
Klasse I (lang)<br />
Klasse II (middellang)<br />
Klasse III (kort)<br />
Klasse IV (zeer kort durend)<br />
Alle permanente belastingen en de momentane waarde van de veranderlijke<br />
belasting voor bouwwerken met een referentieperiode groter dan 15 jaar<br />
Alle permanente belastingen en de momentane waarde van de veranderlijke<br />
belasting voor bouwwerken met een referentieperiode kleiner dan of gelijk aan<br />
15 jaar<br />
Alle extreme waarden van de veranderlijke belastingen, behoudens de<br />
bijzondere belastingen die genoemd zijn in klasse IV (zeer kort durend)<br />
De bijzondere belastingen<br />
In geval van een belastingscombinatie moet de belastingsduurklasse als volgt zijn bepaald:<br />
— voor de toetsing aan de eisen met betrekking tot de uiterste grenstoestand moet voor alle belastingen als<br />
belastingsduurklasse de klasse worden aangehouden die geldt bij de kortst durende belasting(en) van de<br />
beschouwde belastingscombinatie,<br />
en<br />
voor de toetsing aan de eisen met betrekking tot de bruikbaarheidsgrenstoestand moet voor elk van de belastingen van de<br />
beschouwde belastingscombinatie de bijbehorende klasse als belastingsduurklasse worden aangehouden.<br />
OPMERKING Belastingen en bijzondere belastingen zijn als minimumvoorschrift gegeven in het Bouwbesluit. Bij toepassing<br />
van NEN 6702 mag worden geacht dat er aan het Bouwbesluit is voldaan.<br />
9.2.7 Klasse-indeling met betrekking tot het vochtgehalte<br />
De klasse-indeling met betrekking tot het vochtgehalte van het hout, wordt gekarakteriseerd door de relatieve<br />
vochtigheid en de temperatuur van het milieu waarin het hout zich doorgaans bevindt.<br />
Voor de klasse-indeling met betrekking tot het vochtgehalte (klimaatklasse) moet de volgende indeling zijn<br />
aangehouden:<br />
— klimaatklasse I wanneer ψ ≤ 0,65 + {0,003 × (T - 20)};<br />
— klimaatklasse II wanneer ψ ≤ 0,80 + {0,002 × (T - 20)}<br />
— klimaatklasse III wanneer ψ ≤ 1,00.<br />
Alleen in klimaatklasse III worden de volgende subklassen onderscheiden:<br />
— klimaatklasse IIIa wanneer ψ ≤ 0,90 + {0,001 × (T - 20)};<br />
— klimaatklasse IIIb wanneer ψ ≤ 1,00.<br />
In het bovenstaande geldt:<br />
ψ<br />
T<br />
is de getalwaarde van de relatieve vochtigheid die niet meer dan enkele weken per jaar wordt<br />
overschreden;<br />
is de getalwaarde van de temperatuur in °C, van het milieu (ruimte of vloeistof) waarin het hout zich bevindt.<br />
30
NEN 6760:2001<br />
10 Rekenmethode<br />
10.1 Schematisering van de constructie<br />
10.1.1 Algemeen<br />
Bij de berekening van de respons van de constructie en de toetsing van de grenstoestanden, moet de constructie<br />
zijn geschematiseerd volgens de leer van de toegepaste mechanica. De schematisering bestaat uit het vaststellen<br />
van het systeem van de constructie.<br />
Het vaststellen van het systeem van de constructie omvat het bepalen van de systeemlijnen van de onderdelen en<br />
de mate van samenwerking van de onderdelen. Daarbij mag worden uitgegaan van de nominale waarden voor de<br />
doorsnede-afmetingen. Daarnaast omvat het vaststellen van het systeem de bepaling van de geometrische<br />
grootheden (zoals de theoretische lengten en/of overspanningen, en de doorsnedegrootheden).<br />
10.1.2 Systeemlijn van de constructie<br />
De systeemlijn van een onderdeel van de constructie moet zoveel mogelijk samenvallen met de opeenvolgende<br />
zwaartepunten van de doorsneden. Wanneer het zwaartepunt van een doorsnede en/of van een verbinding afwijkt<br />
van de systeemlijn en/of het systeemvlak, moet de consequentie voor de krachtsverdeling zijn beschouwd.<br />
10.1.3 Systeemlijn van de oplegging<br />
De systeemlijn van een oplegging moet samenvallen met het zwaartepunt en met de richting van de oplegkrachten,<br />
uitgaande van de minimaal vereiste opleglengte en eventueel ongelijkmatige verdeling van de oplegspanningen<br />
ten gevolge van een hoekverdraaiing van het onderdeel<br />
10.1.4 Systeemlengte<br />
Als systeemlengte of als overspanning van een onderdeel moet de afstand tussen de snijpunten van de systeemlijnen<br />
zijn genomen.<br />
10.1.5 Opleggingen<br />
Opleggingen worden geschematiseerd tot roloplegging, scharnier, verende inklemming, enz. Deze schematisering<br />
moet met de werkelijkheid overeenstemmen, of zo goed mogelijk een veilige benadering daarvan zijn.<br />
10.1.6 Opleglengte<br />
Als opleglengte moet de werkelijke opleglengte zijn genomen.<br />
10.1.7 Verbindingen<br />
Verbindingen (in de snijlijnen van de systeemlijnen) moeten zijn geschematiseerd tot een scharnier, veer, enz.<br />
Deze schematisering moet met de werkelijkheid overeenstemmen, of zo goed mogelijk een veilige benadering<br />
daarvan zijn.<br />
10.1.8 Afgeleide grootheden<br />
Afgeleide grootheden (zoals kwadratisch oppervlaktemoment, effectieve oppervlakte, slankheid, en dergelijke),<br />
moeten zijn berekend in overeenstemming met de schematisering van de constructie en de leer van de mechanica.<br />
Tevens gelden daarbij de volgende regels.<br />
— Voor een onderdeel van gezaagd hout met een massieve doorsnede mag het principe van Bernoulli "vlakke<br />
doorsneden blijven vlak" worden aangehouden<br />
Rekening moet worden gehouden met de doorsnedevermindering ter plaatse van een verbinding ten gevolge<br />
van de daar aanwezige verbindingsmiddelen.<br />
31
NEN 6760:2001<br />
11 Toetsing van de doorsnedecapaciteit<br />
11.1 Algemeen<br />
De methode volgens dit hoofdstuk mag zijn toegepast, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:<br />
— de vezelrichting van de prismatische onderdelen lopen evenwijdig aan de systeemlijn van de constructie;<br />
— er treden geen buigspanningen loodrecht op de vezelrichting op;<br />
en<br />
de systeemlijn valt samen met de zwaartepunten van opeenvolgende doorsneden van het onderdeel.<br />
11.2 Trek evenwijdig aan de vezelrichting<br />
De trekspanning evenwijdig aan de vezelrichting (σ t;0;d ) moet voldoen aan vergelijking (17).<br />
≤ f<br />
(17)<br />
t;0; d<br />
t;0;d<br />
waarin:<br />
σ t;0;d is de trekspanning evenwijdig aan de vezelrichting, in N/mm 2 .<br />
f t;0;d is de rekenwaarde v/d treksterkte evenwijdig aan de vezelrichting in de uiterste grenstoestand, in N/mm 2 .<br />
11.3 Trek loodrecht op de vezelrichting<br />
De trekspanning loodrecht op de vezelrichting (σ t;90;d ) moet voldoen aan vergelijking (18).<br />
≤ k × k × f<br />
(18)<br />
t;90; d<br />
vol<br />
dis<br />
t;90;d<br />
waarin:<br />
k vol is de factor voor het volume, die wordt bepaald volgens vergelijking (19);<br />
k dis is de factor voor de spanningsverdeling, die wordt bepaald volgens vergelijking (20);<br />
f t;90;d is de rekenwaarde v/d treksterkte loodrecht op de vezelrichting in de uiterste grenstoestand, in N/mm 2 .<br />
0,2<br />
V0<br />
<br />
k<br />
vol<br />
= met een maximum van 1 (19)<br />
V<br />
h<br />
<br />
<br />
k<br />
dis<br />
waarin:<br />
=<br />
<br />
1<br />
Vh<br />
<br />
×<br />
<br />
Vh<br />
<br />
<br />
max<br />
5<br />
( x,<br />
y,<br />
z)<br />
<br />
dV<br />
<br />
<br />
<br />
0,2<br />
en k dis ≥ 1 (20)<br />
V 0 is referentievolume V 0 = 0,01 m 3 , in m 3 ;<br />
V h is het volume van het hout dat onder de beschouwde trekspanningen staat, in m 3 ;<br />
σ (x,y,z) is de trekspanning σ t;90;d die varieert over het volume V, in N/mm 2 ;<br />
σ max is de maximale waarde die voor σ (x,y,z) kan gelden, in N/mm 2 .<br />
32
NEN 6760:2001<br />
11.5 Druk evenwijdig aan de vezelrichting<br />
De drukspanning evenwijdig aan de vezelrichting (σ c;0;d ) moet voldoen aan vergelijking (21).<br />
Bij de toetsing van de druksterkte van houten heipalen, geplaatst onder een stijf bouwwerk of onder een stijf<br />
gedeelte van een bouwwerk waaronder ten minste drie heipalen zijn geplaatst, mag een samenwerkingsfactor (k n )<br />
in rekening zijn gebracht en moet zijn voldaan aan vergelijking (22).<br />
waarin:<br />
≤ f<br />
(21)<br />
c;0; d<br />
c;0; d<br />
c;0;d<br />
≤ k × f<br />
(22)<br />
n<br />
c;0;d<br />
σ c;0;d is de rekenwaarde van de druksterkte evenwijdig aan de vezelrichting, in N/mm 2 ;<br />
f c;0;d is de rekenwaarde v/d druksterkte evenwijdig aan de vezelrichting in de uiterste grenstoestand, in N/mm 2 ;<br />
k n is de samenwerkingsfactor voor houten heipalen (k n = 1,09<br />
11.6 Druk loodrecht op de vezelrichting<br />
De drukspanning loodrecht op de vezelrichting (σ c;90;d ) moet voldoen aan vergelijking (23).<br />
≤ k × f<br />
(23)<br />
c;90; d<br />
con<br />
c;90;d<br />
waarin:<br />
σ c;90;d is de drukspanning loodrecht op de vezelrichting, in N/mm 2 ;<br />
f c;90;d is de rekenwaarde v/d druksterkte loodrecht op de vezelrichting in de uiterste grenstoestand, in N/mm 2 ;<br />
k con<br />
is de factor, bepaald volgens tabel 7, waarmee de drukspanning loodrecht op de vezel wordt verhoogd<br />
naar mate de belaste lengte l 1 kleiner is.<br />
Tabel 7 — Waarden voor de factor k con<br />
l 2 < 150 mm<br />
l 2 ≥ 150 mm<br />
waarbij a ≥ 100 mm waarbij a < 100 mm<br />
l 1 ≥ 150 mm 1 1 1<br />
15 mm ≤ l 1 < 150 mm 1 4<br />
150<br />
150 a<br />
1 + 4 1<br />
×<br />
l −<br />
1<br />
l<br />
1 100<br />
l 1 < 15 mm 1 1,8<br />
a<br />
1 +<br />
125<br />
waarin (zie figuur 12):<br />
a afstand in mm vanaf het uiterste punt waar de drukspanning werkt tot aan de einddoorsnede;<br />
l 1<br />
l 2<br />
is (in de formules de getalwaarde van) de lengte waarover de drukspanning werkt, in mm;<br />
is de afstand tussen de twee gebieden waarover drukspanningen aanwezig zijn, in mm.<br />
33
NEN 6760:2001<br />
11.8 Buiging van prismatische staven<br />
De buigspanning evenwijdig aan de vezelrichting (σ m;0;d ) moet voldoen aan vergelijking (25).<br />
≤ f<br />
(25)<br />
m;0; d<br />
m;0;d<br />
waarin:<br />
σ m;0;d is de rekenwaarde van de buigspanning evenwijdig aan de vezelrichting, in N/mm 2 ;<br />
f m;0;d is de rekenwaarde v/d buigsterkte evenwijdig aan de vezelrichting in de uiterste grenstoestand, in N/mm 2 .<br />
11.9 Dwarskracht<br />
11.9.1 Toetsingscriterium voor de schuifspanning veroorzaakt door dwarskracht<br />
De schuifspanningen (σ v;d ) ten gevolge van een dwarskracht moeten voldoen aan vergelijking (54).<br />
≤ (54)<br />
v; d<br />
f<br />
v;d<br />
waarin:<br />
f v;d is de rekenwaarde van de schuifsterkte, in N/mm 2 .<br />
12 Vervormingen<br />
12.1 Doorbuiging van een onderdeel<br />
12.1.1 Algemene rekenregel<br />
De doorbuiging (w ser ) van een onderdeel moet zijn getoetst met de formules van 10.1 uit NEN 6702.<br />
Bij de berekening van het tijdsafhankelijke deel (u kr ) moet de elasticiteitsmodulus evenwijdig aan de vezelrichting<br />
(E 0;ser;d ) zijn bepaald met de vergelijking (243).<br />
E<br />
0;ser;d<br />
E0;ser;rep<br />
× kmod<br />
= (243)<br />
× <br />
m<br />
krp<br />
waarin:<br />
E 0;ser;rep<br />
is de representatieve waarde van de elasticiteitsmodulus in de bruikbaarheidsgrenstoestand volgens<br />
9.1.4, in N/mm 2 ;<br />
k mod is de modificatiefactor volgens 9.2.3;<br />
γ m is de materiaalfactor volgens 9.2.1;<br />
ψ krp is de kruipfactor volgens 9.2.5.<br />
34