Stageverslag 1 (pdf) - Plastisch chirurgen
Stageverslag 1 (pdf) - Plastisch chirurgen
Stageverslag 1 (pdf) - Plastisch chirurgen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Stage 3 e jaar:<br />
‘De Specialist’<br />
Technische Geneeskunde<br />
Naam:<br />
Annelinde Veen (s0152447)<br />
Stageperiode:<br />
06‐07‐09 t/m 17‐07‐09<br />
Begeleider:<br />
Dr. Zöphel
Mijn stage in het 3 e jaar vindt plaats in het Medisch Spectrum Twente (MST) in Enschede en<br />
Oldenzaal. Het specialisme waar ik mij gedurende twee weken mee bezig houd is <strong>Plastisch</strong>e,<br />
Reconstructieve en Handchirurgie. Mijn stagebegeleider in het ziekenhuis is Dr. Zöphel.<br />
<strong>Plastisch</strong>e, Reconstructieve en Handchirurgie omvat veel verschillende gebieden, zoals handen<br />
polschirurgie, huidtumoren, reconstructies en cosmetische chirurgie. Een ziektebeeld dat<br />
bij de hand‐ en polschirurgie veel voorkomt is het Carpale Tunnel Syndroom (CTS). Een<br />
voorbeeld van een huidtumor is een plaveiselcelcarcinoom. Een techniek die onder<br />
reconstructies valt is weefselexpansie. Het Carpale Tunnel Syndroom, een<br />
plaveiselcelcarcinoom en weefselexpansie zijn dan ook de drie onderwerpen die ik in dit<br />
verslag verder zal behandelen.<br />
Het Carpale Tunnel Syndroom<br />
Het Carpale Tunnel Syndroom (CTS) wordt veroorzaakt door chronische beknelling van een<br />
handzenuw (de nervus medianus) in de carpale tunnel. De carpale tunnel wordt gevormd<br />
door de kleine handwortelbeentjes en het ligamentum carpi. In deze tunnel lopen de<br />
buigpezen van de vingers en de nervus medianus. Deze zenuw is de zachtste structuur in de<br />
tunnel en daardoor het meest gevoelig voor druk. De carpale tunnel is erg smal en door deze<br />
beperkte ruimte geven lokale afwijkingen snel compressie. Een beknelling kan ontstaan<br />
doordat de bekleding van de pezen (de peesscheden) opzwelt. Bij de zwelling van dit<br />
bindweefsel kunnen hormonen een rol spelen, zo komt dit syndroom voor tijdens<br />
zwangerschap en in de overgang. Mensen met een te langzaam werkende schildklier<br />
(hypothyreoïdie), overproductie van groeihormonen(acromegalie), reumatische<br />
aandoeningen of suikerziekte hebben meer kans om het CTS te ontwikkelen. De aandoening<br />
komt drie keer zo vaak voor bij vrouwen dan bij mannen. Soms ontstaat de beknelling door<br />
een botafwijking, zoals een botbreuk.<br />
Figuur 1: De Carpale Tunnel<br />
In de beginfase van het CTS heeft de patiënt vooral een pijnlijk, tintelend en doof gevoel in<br />
de wijs‐ en middelvinger. Vaak wordt de patiënt door deze klachten ’s nachts wakker. De
patiënten wapperen met de hand om de pijn te verlichten. De pijn straalt vaak omhoog in de<br />
arm en soms zelfs tot in de schouder. De vingers voelen bij het wakker worden vaak stijf,<br />
doof en gezwollen aan waardoor de ochtendrituelen, zoals wassen, scheren en aankleden,<br />
vaak lastig zijn. Klachten kunnen ook optreden na huishoudelijke activiteiten, als de handen<br />
weer rust krijgen. Ook kunnen er zich klachten ontwikkelen door langdurig vasthouden van<br />
een fiets‐ of autostuur. In het beloop van het CTS treden de klachten vaak aan beide handen<br />
op. Na verloop van tijd kunnen de duimspieren verzwakken, dit leidt tot verminderde kracht.<br />
Uiteindelijk wordt de duimmuis dan ook dunner door verlies van spierweefsel (atrofie).<br />
De klinische diagnose CTS wordt gesteld door in de anamnese de symptomen van de patiënt<br />
goed uit te vragen. Verder vind er lichamelijk onderzoek plaats, waarbij er gekeken wordt<br />
naar de functie en de sensibiliteit van de hand. Ook worden er verschillende tests<br />
uitgevoerd, waaronder de test van Phalen. Dit gebeurd tijdens het spreekuur met de<br />
<strong>Plastisch</strong> Chirurg. De patiënt is vaak doorverwezen door de huisarts. Het belangrijkste<br />
aanvullend onderzoek is het electromyografisch onderzoek (EMG) waarbij een verlaagde<br />
geleidingsnelheid van de zenuw over de carpale tunnel wordt gemeten. Een röntgenfoto van<br />
de pols wordt alleen gemaakt bij lokale zwelling, bijvoorbeeld na trauma en bij reumatoïde<br />
artritis.<br />
Een operatie is erop gericht de druk op de zenuw weg te nemen. Door een snede in de<br />
handpalm wordt de carpale tunnel geopend en iets wijder gemaakt. Het is een kleine<br />
ingreep die in dagbehandeling wordt uitgevoerd. Er wordt gebruik gemaakt van plaatselijke<br />
verdoving, waarbij alleen de hand verdoofd wordt. Het wondje wordt met hechtingen<br />
gesloten, waarna een wattenverband en een drukverband worden aangelegd. De hand moet<br />
de eerste zeven dagen goed hoog gehouden worden, om zo het bloed terug naar het hart te<br />
laten stromen. Twee dagen na de operatie wordt begonnen met bewegingsoefeningen in<br />
het verband, om zo zwelling tegen te gaan en de terugkeer van de functie van de hand te<br />
bevorderen. Na vijf tot zeven dagen komt de patiënt terug op de polikliniek voor het<br />
inspecteren van de wond en het verwijderen van de hechtingen. Er hoeft nu geen nieuw<br />
verband meer gebruikt te worden.<br />
Gedurende de eerste weken zal de patiënt merken dat de hand elke dag weer een beetje<br />
meer kan. Als gouden regel geldt dat alles wat geen pijn doet mag, en alles wat wel pijn doet<br />
niet goed is en voorkomen moet worden. Vrijwel alle normale dagelijkse werkzaamheden<br />
zijn na drie tot vier weken weer mogelijk. Toch kan het wel drie tot vier maanden duren,<br />
voordat bepaalde zware handelingen mogelijk zijn, zoals het uitwringen van een dweil of het<br />
opendraaien van een vastzittende jampot. Ook herstelt de kracht pas volledig na drie tot vier<br />
maanden. Het litteken kan enige maanden na de operatie nog wel gezwollen zijn.<br />
Zoals bij elke operatie kunnen er bij het opheffen van het CTS ook complicaties ontstaan,<br />
zoals nabloedingen of infecties. Soms is tijdens de operatie een klein zenuwtakje beschadigd<br />
dat naar een aantal spiertjes in de duimmuis loopt, waardoor de beweging van de duim<br />
verstoord kan zijn. Een zeldzame maar ernstige complicatie is posttraumatische dystrofie. De<br />
hand zwelt dan op, wordt pijnlijk (vooral bij beweging), en kleurt rood of blauw. In een enkel
geval heeft de carpale tunnel‐operatie niet genoeg geholpen en is een nieuwe operatie<br />
nodig. 1,2<br />
Bij het CTS ben ik een technisch geneeskundig probleem tegen gekomen, namelijk dat het<br />
EMG onderzoek niet altijd overeenkomt met de klinische diagnose. Toen ik een dag meeliep<br />
met Dr. Bakker in Hengelo, werd mij duidelijk dat de klinische diagnose niet altijd<br />
overeenkomt met de diagnose die gesteld is door middel van het EMG onderzoek. Zo kan<br />
het zijn dat mensen die op basis van de klinische diagnose CTS hebben, maar op basis van<br />
het EMG onderzoek niet. Uit het EMG onderzoek blijkt dan dat de snelheid van geleiding<br />
door de zenuw niet verlaagd is, wat bij CTS wel het geval zou moeten zijn. De vraag is dan:<br />
naar welk onderzoek wordt er geluisterd? Als het EMG onderzoek een negatieve uitslag<br />
geeft, kan er alsnog besloten worden om het CTS te verhelpen op basis van alleen de<br />
klinische diagnose. Een EMG onderzoek biedt vooral meer zekerheid als CTS door middel van<br />
dit onderzoek bevestigd wordt. De conclusie is dan ook dat een <strong>Plastisch</strong> Chirurg nog steeds<br />
af moet gaan op de klinische diagnose, maar het EMG onderzoek alleen als bevestiging kan<br />
gebruiken. 3<br />
Zo heb ik een vrouw gezien die erg veel klachten had, maar waarbij het EMG onderzoek geen<br />
CTS bevestigde. Zij was hiervan op de hoogte, waar wilde toch graag geopereerd worden.<br />
Tijdens de operatie bleek de zenuw ook werkelijk bekneld te zijn, dus in dit geval was het<br />
goed om alleen naar de klinische diagnose te luisteren. Er wordt dus met de patiënt<br />
overlegd, als het EMG onderzoek geen CTS bevestigd. Hierdoor zie ik voor in de toekomst<br />
eigenlijk geen grote problemen. Het zou heel fijn zijn als elk EMG onderzoek de juiste uitslag<br />
geeft, maar nu heeft de chirurg zelf al vaker gelijk dan het EMG. Er wordt nu dus al de juiste<br />
diagnose gesteld en een EMG onderzoek biedt alleen meer zekerheid, vooral als er tijdens de<br />
operatie iets onverwachts gevonden wordt. Een combinatie van een klinische diagnose<br />
bevestigd door een EMG onderzoek is dus het beste, maar niet altijd noodzakelijk.<br />
Plaveiselcelcarcinoom<br />
Er zijn veel verschillende vormen van huidtumoren, zoals de basaalcelcarcinoom,<br />
plaveiselcelcarcinoom en melanoom. Hier zal ik het plaveiselcarcinoom verder uitdiepen.<br />
Om meer te weten te komen over het plaveiselcelcarcinoom heb ik ook een ochtend<br />
meegelopen in het pathologie laboratorium en een middag met dermatoloog Dr. Klein<br />
Rouweler.<br />
Een plaveiselcarcinoom (PCC) is een vorm van huidkanker en komt vooral voor bij personen<br />
ouder dan 60 jaar. In Nederland ontwikkelt ongeveer 1 op de 10.000 mensen per jaar een<br />
plaveiselcarcinoom en PCC komt twee keer vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. PCC kan<br />
uitzaaien als deze niet behandeld wordt en daarom valt PCC onder de kwaadaardige<br />
huidtumoren. Indien PCC op tijd wordt behandeld, is de prognose gunstig. Er zijn een aantal<br />
risicofactoren bekend die invloed hebben op het verkrijgen van PCC, namelijk: blootstelling<br />
aan UV‐straling, erfelijkheid & huidskleur, leeftijd, afweersysteem, sommige huidziekten en<br />
sommige huidaandoeningen.<br />
1 http://www.mst.nl/plastischechirurgie/ziektebeelden/cts.doc/<br />
2 http://www.neurochirurgie‐zwolle.nl/cts.html<br />
3 http://www.<strong>chirurgen</strong>werk.eu/Afwijking_algemeen_entrapment_cts.html
De kwaadaardige veranderingen ontstaan in de cellen van de opperhuid. Een PCC begint<br />
meestal als een langzaam groeiend rozerood of huidkleurig knobbeltje met soms een<br />
schilferkorstje erop. Wanneer dit korstje loslaat blijft er een oppervlakkig en slecht genezend<br />
zweertje achter. Het knobbeltje kan een grote tumor worden met soms een afmeting van<br />
meer dan 1 cm in doorsnede. Voorkeursplaatsen zijn de aan zonblootgestelde delen van het<br />
lichaam. De diagnose PCC wordt meestal gesteld door middel van een huidbiopt. De<br />
patholoog bepaalt dan ook het stadium van het PCC.<br />
Er bestaan diverse behandelmethoden om PCC te verwijderen. De keuze van behandeling is<br />
afhankelijk van een aantal factoren, zoals de groeiwijze van de tumor, de lokalisatie van de<br />
tumor en het stadium van de tumor. Maar ook de leeftijd en gezondheid van de patiënt<br />
spelen een rol bij de keuze voor een behandeling. Er zijn een aantal voorwaarden waar een<br />
behandeling aan moet voldoen, namelijk: de tumor dient in het geheel (radicaal) verwijderd<br />
te worden en het mooiste cosmetische eindresultaat dient te worden bereikt. De<br />
behandeling kan bestaan uit chirurgie of radiotherapie.<br />
Er zijn verschillende vormen van chirurgie om een plaveiselcarcinoom te verwijderen. In een<br />
eerste intake‐gesprek bekijkt de <strong>Plastisch</strong> Chirurg het plekje van de patiënt. Er wordt dan<br />
uitleg gegeven over de vorm van behandeling, de herstelperiode en preventie van verdere<br />
plekjes. De eerste vorm is de ovaalvormige excisie. Hierbij wordt het plaveiselcarcinoom<br />
onder lokale verdoving verwijderd. Om de huid na het verwijderen van de tumor weer goed<br />
te kunnen sluiten wordt de tumor met een ovaalvormig stukje huid verwijderd. Er wordt<br />
altijd enkele millimeters marge genomen om er zeker van te zijn dat de tumor geheel<br />
verwijderd wordt. De randen van de operatiewond worden vervolgens naar elkaar toe<br />
gebracht en gehecht. Wanneer een ovaalvormige excisie niet mogelijk is (bijvoorbeeld<br />
omdat er te weinig ‘ruimte’ of ‘rek’ in de huid is om de wondranden naar elkaar toe te<br />
brengen) kan soms een huidtranspositie uikomst brengen. Hierbij wordt het defect in de<br />
huid (waar het carcinoom gezeten heeft) gesloten door van nabij gelegen huid een stukje in<br />
het defect te schuiven of te draaien. Er zijn vele soorten transposities mogelijk, afhankelijk<br />
van de plaats en grootte van de tumor. Bij sommige zeer grote huidafwijkingen, ‐tumoren is<br />
het niet meer mogelijk de huid op een normale manier te sluiten en volgt er een<br />
huidtransplantatie. Voor transplantaties in het gezicht wordt als ‘donorhuid’ vaak de huid<br />
achter of voor het oor gebruikt, omdat deze qua structuur nog het meest op dat van de<br />
gezichtshuid lijkt. Andere locaties om huid van het lichaam voor transplantatie te<br />
verwijderen zijn bijvoorbeeld de hals, de bovenarm of de lies.<br />
Vaak is de afwijking in één behandeling verwijderd. Soms komt het voor dat er meer dan één<br />
behandeling nodig is, of dat de behandeling in meerdere sessies moet worden uitgevoerd.<br />
De behandeling gaat bijna altijd gepaard met littekenvorming, bij de ene persoon worden<br />
littekens mooier dan bij de andere. Dit heeft vooral te maken met het huidtype. Littekens<br />
hebben soms de neiging breed en dik te worden (hypertroof litteken /keloid). Het is altijd<br />
het streven van de chirurg het meest beste cosmetisch resultaat te bereiken. Als de patiënt<br />
niet tevreden is met het resultaat, kunnen er aanvullende behandelingen plaatsvinden. Een<br />
mogelijke complicatie bij het verwijderen van een carcinoom is een bloeduitstorting, vooral
ij een ingreep in het gezicht. Hierbij treedt ook meestal een zwelling op. Een andere<br />
complicatie is een infectie, die zich uit door pijn, zwelling, roodheid en pus uit de wond. 4<br />
Om te kijken of een PCC radicaal verwijderd is, wordt het uitgesneden stukje huid naar de<br />
patholoog gestuurd. Ook wordt er hier gekeken om wat voor aandoening het precies gaat,<br />
dus of het werkelijk wel een PCC is. Van het stukje huid worden dan verschillende coupes<br />
bekeken. In het laboratorium van de pathologie heb ik een rondleiding gekregen over hoe de<br />
coupes nu precies gemaakt worden. In het laboratorium wordt het stukje huid verder<br />
uitgesneden en in kleine cassettes gedaan. Het weefsel wordt goed gefixeerd, zodat het<br />
snijden gemakkelijk gaat en zo wordt het beste resultaat verkregen. Vervolgens worden de<br />
cassettes in paraffine gedaan. Het weefsel zit nu in een soort kaarsvet en dit is nodig om<br />
plakjes van het weefsel van 2 μu te snijden. Deze plakjes worden geplakt op glaasjes en<br />
vervolgens van de paraffine ontdaan. Standaard wordt al het materiaal HE (hematoxyline &<br />
eosine) gekleurd, waardoor allerlei details van de cel lichtmicroscopisch kunnen worden<br />
onderscheiden. Na deze kleuring worden de coupes afgedekt en kunnen ze door de<br />
patholoog onder een lichtmicroscoop worden bekeken. Met de patholoog heb ik met een<br />
microscoop coupes van verschillende plaveiselcelcarcinomen bekeken. Het blijkt erg lastig te<br />
zijn om te zeggen wanneer iets een plaveiselcarcinoom is. Er zijn aandoeningen<br />
(bijvoorbeeld keratosis actina) die hier op lijken onder de microscoop, maar niet<br />
kwaadaardig zijn. Het is belangrijk om hier toch onderscheid in te kunnen maken. De uitslag<br />
van de patholoog is ongeveer na een week bekend. Als de hechtingen door de <strong>Plastisch</strong><br />
Chirurg worden verwijderd, wordt ook de uitslag aan de patiënt verteld. Een verder plan van<br />
aanpak kan dan opgesteld worden.<br />
Een plaveiselcelcarcinoom in de huid kan er als volgt uitzien:<br />
Figuur 2: Een plaveiselcelcarcinoom onder de microscoop<br />
bron: http://www.path.uiowa.edu/virtualslidebox/<br />
In het figuur is het verschil te zien tussen normale huid en huid met een<br />
plaveiselcelcarcinoom. Normale huid is opgebouwd uit een epidermis, dermis en<br />
4 http://www.mst.nl/plastischechirurgie/ziektebeelden/plaveiselcelcarcinoom.doc/
hypodermis. De epidermis bestaat uit verhoornend meerlagig plaveiselepitheel, dat in staat<br />
is te regenereren door aanmaak van nieuwe cellen (keratinocyten) in de basale laag (stratum<br />
basale). Het proces van vernieuwing begint in de onderste laag van de keratinocyten. De<br />
dochtercellen van de delende basale cellen duwen bovenliggende lagen van keratinocyten<br />
naar het oppervlak van de huid. Uiteindelijke schilferen de keratinocyten in dode en<br />
verhoornde toestand van het huidoppervlak af. 5 Bij een plaveiselcelcarcinoom is dit proces<br />
verstoord. De keratinocyten maken nestjes, die zich ook in de dermis bevinden. Doordat<br />
deze groei van cellen zich door de basale laag heeft weten plaats te vinden, is er kans dat het<br />
uitzaait naar andere delen in het lichaam. Hierdoor is een plaveiselcelcarcinoom<br />
kwaadaardig. Onder de mircoscoop is ook te zien dat het lichaam merkt dat er iets vreemds<br />
aan de hand is, er zijn namelijk veel ontstekingscellen te zien. De deling van de keratinocyten<br />
is ook verstoord. Normaal vindt deze alleen in de buurt van het stratum basale plaats, maar<br />
bij een plaveiselcelcarcinoom kan dit ook op andere plaatsen gebeuren.<br />
Bij de dermatoloog ben ik helaas geen echt plaveiselcarcinoom tegen gekomen, maar wel<br />
een plekje dat het zou kunnen worden. De dermatoloog heeft dit plekje dan ook voor de<br />
zekerheid verwijderd.<br />
Het is niet altijd duidelijk of een PCC meteen radicaal verwijderd is. Om dit toch te weten te<br />
komen, voordat de wond gesloten wordt, kunnen er ook vriescoupes gemaakt worden. De<br />
uitslag van de patholoog kan er dan al binnen een paar uur zijn, in plaats van dagen. De<br />
coupe wordt dan bevroren in plaats van lang gefixeerd. Helaas levert dit minder mooie<br />
coupes op, waardoor er niet altijd een goede uitslag gegeven kan worden of het PCC radicaal<br />
verwijderd is. Het zou mooi zijn als er een betere manier is om het weefsel te fixeren dan<br />
bevriezen. Zo kan er een betere uitslag gegeven worden op zeer korte termijn. Een andere<br />
oplossing om de patholoog voldoende tijd te geven om goede coupes te maken, is om de<br />
wond tijdelijk te sluiten met een soort schuimstof (epigard). Op de plek waar de PCC zat,<br />
wordt het schuimrubber gehecht. Dit kan blijven zitten totdat er na een week de uitslag van<br />
de patholoog bekend is. Als het niet radicaal blijkt te zijn verwijderd, dan kan er nog meer<br />
weggesneden worden. Anders kan er bijvoorbeeld door middel van huidtransplantie (of een<br />
andere vorm van reconstructie) de wond gedicht worden. Dit is nodig, omdat het vaak om<br />
grote defecten gaat.<br />
Weefselexpansie<br />
Weefselexpansie is een techniek waarbij met behulp van een ballon (tissue expander) een<br />
gedeelte van de huid uitgerekt wordt. Vervolgens wordt de uitgerekte huid gebruikt als<br />
bedekking van aangrenzende beschadigde huid. De huid kan beschadigd zijn door een tumor<br />
of een litteken. Deze methode is toe te passen in bijna ieder deel van het lichaam, zo ook bij<br />
de huid naast het amputatielitteken bij een mammareconstructie. Onder de huid wordt een<br />
soort ballon gebracht, die van buiten het lichaam gevuld kan worden. Door de ballon<br />
langzaam te vullen, wordt deze groter en de huid groeit op deze manier mee. Hier beschrijf<br />
ik de weefselexpanders die gebruikt worden bij een mammareconstructie.<br />
Er zijn twee operaties nodig bij het gebruik van de techniek weefselexpansie. De poliklinische<br />
behandeling (het opvullen van de ballon en de controles) neemt enkele maanden in beslag.<br />
De operatie wordt uitgevoerd onder algemene narcose. Via een snede in de huid wordt de<br />
5 L.C. Junqueira en J. Carneiro, Functionele Histologie, Elsevier Gezondheidszorg, Maarssen, 2004
onopgeblazen ballon onder de huid aangebracht. De plaats ligt vlak naast het gebied waar<br />
extra huid nodig is. Nadat de wonden zijn genezen wordt er een begin gemaakt met het<br />
opvullen van de ballon. De ballon lijkt op een borstprothese, maar bevat ook nog een<br />
ventiel. In dit ventiel kan een naald gestoken worden om de ballon zo te kunnen vullen met<br />
een zoutoplossing. Het ventiel bevat een ijzeren bodem. Hiermee kan het ventiel met behulp<br />
van een magneetje van buitenaf opgezocht worden. De plastisch chirurg spuit door de huid<br />
via het ventieltje een zoutoplossing in de ballon. Het ventiel is gemaakt van een materiaal<br />
dat meerdere keren aangeprikt kan worden, zonder dat de ballon gaat lekken. De ballon zet<br />
uit en stimuleert de huid om te groeien. Hierna heeft de patiënt een paar uur lang wat<br />
ongemak. Ter plaatse van de ballon ontstaat bij elke inspuiting een toenemende zwelling.<br />
Deze kan storend zijn, maar is niet te vermijden. Wanneer de huid voldoende is opgerekt<br />
wordt in een tweede operatie de ballon verwijderd en de extra huid wordt gebruikt voor het<br />
geplande doel. Het herstel van de tweede operatie is moeilijk te voorspellen, het is mede<br />
afhankelijk van de plaats en de omvang van het behandelde gebied.<br />
Zonder meer mag worden gesteld dat men met gebruik van weefselexpansie resultaten kan<br />
verkrijgen die op een andere manier niet te verwezenlijken zijn. Helaas is gedeeltelijk of<br />
geheel mislukken van de behandeling niet altijd uit te sluiten. Er zijn grenzen aan de<br />
mogelijkheden van weefselexpansie. Soms is het nodig om de ingreep meerdere malen te<br />
herhalen. Ook worden er soms extra littekens gemaakt en littekens zullen altijd blijven<br />
bestaan. Behoudens de normale risico's van een plastisch chirurgische operatie kan het zijn<br />
dat de ballon niet wordt verdragen door de patiënt en tevens kan er ook weefselversterf<br />
optreden waarbij de prothese naar buiten kan komen. 6,7<br />
Figuur 3: De plaatsing van een weefselexpander<br />
Bij Dr. Bakker in Hengelo heb ik een patiënt gezien die weefselexpansie gebruikte om later<br />
een borstreconstructie toe te passen. Helaas zijn er nog complicaties bij het gebruik van<br />
weefselexpanders. Bij deze mevrouw waren beide expanders gedraaid, zodat de<br />
ventieltoegang niet meer toegankelijk was met een naald. Het litteken moest opnieuw<br />
worden opengemaakt, om zo de expanders weer recht te kunnen draaien. Dit was toch weer<br />
een behoorlijke ingreep. Er zou dus een manier moeten komen, zodat de expanders niet<br />
meer in het lichaam kunnen ronddraaien.<br />
6 http://www.mst.nl/plastischechirurgie/ziektebeelden/weefselexpansie.doc/<br />
7 http://www.adviesplastischchirurg.nl/ballonmethode.html
Een probleem bij de weefselexpanders is dus dat ze kunnen draaien. Dit is een erg lastig<br />
probleem, omdat de expanders ook niet vast mogen gaan zitten aan het weefsel omdat de<br />
ballon dan niet meer voldoende opgevuld kan worden. Zelf denk ik dat er misschien meer<br />
onderzoek gedaan kan worden naar de coating van de expander. Als de coating ruw genoeg<br />
is om zo weerstand te krijgen als deze wil draaien. Maar het oppervlak mag ook niet te ruw<br />
zijn, omdat er dan complicaties kunnen ontstaan. Een andere, zeer eenvoudige oplossing<br />
eigenlijk, zou zijn als er door de fabrikant twee kleine lusjes aan de weefselexpanders<br />
gemaakt worden. Door deze lusjes kan dan een hechtingsdraadje komen, om dus met een<br />
hechting de weefselexpander binnen in de borst vast te hechten.<br />
Tijdens een spreekuur wordt er met de patiënt uitgebreid gepraat over de mogelijkheden die<br />
er zijn om een borst te reconstrueren. Er wordt dan ook gekeken welke methode het beste is<br />
voor de patiënt. De patiënt krijgt ook informatie mee naar huis, zodat er thuis verder over<br />
nagedacht kan worden. Ook wordt er gekeken of de patiënt al in goede conditie is om de<br />
operaties te ondergaan. Er wordt dan gekeken of een patiënt nog chemotherapie krijgt en of<br />
het om een directe of secundaire reconstructie gaat. Maar ook wordt er gekeken naar de<br />
leeftijd, de wens, bijkomende ziektes, het beroep, de sociale omstandigheden, het postuur<br />
en het nicotine gebruik van de patiënt.