18.10.2014 Views

Medisch-onderwijskundige verdieping - UMC Utrecht

Medisch-onderwijskundige verdieping - UMC Utrecht

Medisch-onderwijskundige verdieping - UMC Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Medisch</strong>-<strong>onderwijskundige</strong> <strong>verdieping</strong><br />

Verslagen door onderwijsstagiairs 2005/2006<br />

• De rol van het rolmodel<br />

• Peer assessment<br />

• De inhoudsdeskundige werkgroepbegeleider<br />

• Een fout waar je iets van kunt leren<br />

• Ontwikkelingen in het anatomie onderwijs<br />

• Dokters met compassie?<br />

• Bedside stories<br />

• Self-assessment<br />

• Computer-based assessment<br />

• Leereffect van web-based learning


© Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>, Augustus 2006


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Voorwoord<br />

Sinds oktober 2004 is het mogelijk voor studenten geneeskunde om in het zesde studiejaar<br />

een onderwijsstage te volgen Deze stage sluit aan bij de behoefte om studenten<br />

ervaring te laten opdoen met de uitvoering van onderwijs en past in het model van de<br />

algemene competenties van de medisch specialist in de toekomst. De student die de stage<br />

succesvol afsluit ontvangt een optionele Studenten-onderwijskwalificatie.<br />

De student wordt ingedeeld bij een studieonderdeel dat zelf in het verleden is gevolgd. De<br />

stage bevat voor de student de volgende verplichtingen:<br />

• observatie van onderwijs door een of meer docenten<br />

• 20 uur zelfstandig contactonderwijs verzorgen (30 uur indien de student een onderwijskwalificatie<br />

wil behalen)<br />

• tenminste driemaal tijdens de onderwijsuitvoering geobserveerd en beoordeeld worden<br />

• uitvoeren van een onderwijskundig adviesproject in overleg met de coördinator van het<br />

studieonderdeel waar de student bij is ingedeeld<br />

• leveren van feedback over het studieonderdeel aan de coördinator<br />

• uitwerken van een medisch-onderwijskundig <strong>verdieping</strong>sonderwerp en schrijven van<br />

een verslag hierover<br />

• bestuderen van de bundel Learning & Teaching in Medicine – een serie uit de British<br />

Medical Journal – en afleggen van een toets hierover<br />

• opstellen van toetsvragen en op hun kwaliteit beoordeeld worden<br />

De stagestudent heeft gemiddeld een week de tijd om zich in het medisch-onderwijskundig<br />

onderwerp te verdiepen en het verslag te schrijven.<br />

Het is traditie dat jaarlijks de beste verslagen gebundeld en uitgegeven worden.<br />

Deze bundel is een selectie van verslagen van medisch-<strong>onderwijskundige</strong> <strong>verdieping</strong>sonderwerpen<br />

van de 27 studenten die tussen juni 2005 en juni 2006 een onderwijsstage<br />

hebben. De verslagen bieden een kaleidoscopische blik op de medische onderwijskunde en<br />

zijn van waarde voor ieder die belangstelling heeft voor het medisch onderwijs. De 27<br />

verslagen zijn gelezen en gerangschikt door een jury van vier personen, allen medewerker<br />

van het Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>. Het cijfer<br />

dat was toegekend voor het verslag is als vijfde weging toegevoegd. De 10 als best<br />

boordeelde verslagen zijn in deze eerste bundel opgenomen. Het verslag van Marie-Elise<br />

Nijdam over rolmodellen is als beste beoordeeld.<br />

Het Expertisecentrum O&O wenst de lezer plezier met het kennisnemen van de inhoud.<br />

Prof dr Olle ten Cate, coördinator Onderwijsstages 2005/2006<br />

Juryleden 2005/2006<br />

Dr Ellen Easton<br />

Drs Willie Hols<br />

Dr Hanneke Mulder<br />

Drs Danielle Obbens<br />

Dr Jany Rademakers<br />

Stage-supervisoren: drs Marjo Wijnen-Meijer en prof Olle ten Cate<br />

III


Inhoud<br />

Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

1 Marie-Elise Nijdam<br />

<strong>Medisch</strong> onderwijs: de rol van het rolmodel<br />

2 Petra van Dormael<br />

Peer assessment<br />

3 Charles Hesper<br />

De inhoudsdeskundige werkgroepbegeleider bij probleemgestuurd onderwijs<br />

4 Marije van den Heuvel<br />

Een fout waar je iets van kunt leren<br />

5 Carlijn Hoedemaker<br />

Ontwikkelingen in het anatomie onderwijs en het effect hiervan<br />

6 Justine Lamberts<br />

Dokters met compassie!?<br />

7 Marieke de Regt<br />

Bedside stories - het perspectief van de patiënt<br />

8 Mariije van Weelden<br />

Self-assessment, een vereiste en drijfveer voor het ontwikkelen van<br />

vaardigheden en verkrijgen van kennis<br />

9 Elise Weers<br />

Computer-based assessment: de toetsmethode voor de toekomst in het<br />

medisch onderwijs?<br />

10 Wendy Wesker<br />

Web-based learning: verbetering van leerprestaties?<br />

IV


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Hoofdstuk 1: <strong>Medisch</strong> onderwijs: De rol van het rolmodel<br />

Marie-Elise Nijdam<br />

Introductie<br />

Nagenoeg iedereen zal een antwoord<br />

kunnen geven op de vraag welke arts<br />

hem of haar het meest is bijgebleven uit<br />

de opleidingstijd. Het zijn de artsen die<br />

een gevoel van bewondering bij ons<br />

oproepen en de gedachte ‘zo wil ik ook<br />

worden’. De minder gelukkige haalt zich<br />

wellicht de arts voor de geest die ervoor<br />

gezorgd heeft dat hij dat betreffende<br />

specialisme in ieder geval niet gekozen<br />

heeft.<br />

Een bij velen bekend arts was William<br />

Osler (1849-1919). Hij was betrokken<br />

bij het in gang zetten van een nieuwe<br />

benadering van medisch onderwijs,<br />

grotendeels gebaseerd op ‘teaching by<br />

example’. 1,2 Op 39-jarige leeftijd werd<br />

hij hoogleraar in het Johns Hopkins in<br />

Baltimore. Osler heeft in zijn leven niet<br />

veel geschreven, maar zijn charismatisch<br />

optreden heeft velen tot ver in generaties<br />

na hem geïnspireerd. Indertijd noemden<br />

‘In memoriams’ hem als de grootste arts<br />

en opleider aller tijden. Ook nu nog<br />

verschijnen er biografieën over hem en<br />

wordt hij als ‘rolmodel’ ten tonele<br />

gevoerd.<br />

De literatuur biedt vele beschrijvingen<br />

van de krachtige invloed die uitgaat van<br />

het ‘rolmodel’ zoals deze docenten of<br />

artsen in het medisch onderwijs<br />

genoemd worden. Het rolmodel wordt<br />

verondersteld een integrale component te<br />

zijn van medisch onderwijs en de<br />

invloed ervan kan zowel negatief als<br />

positief zijn; rolmodellen dragen bij aan<br />

de ontwikkeling van de professionele<br />

identiteit en de binding aan professionele<br />

normen en waarden. Daarnaast is het<br />

rolmodel van invloed op carrièrekeuzen.<br />

Studenten noemen ‘persoonlijkheid’,<br />

‘klinische vaardigheden en competentie’<br />

en ‘onderwijsvaardigheden’ als de drie<br />

belangrijkste eigenschappen van rolmodellen.<br />

‘Gebied van specialisatie’,<br />

‘onderzoekservaring en publicaties’ en<br />

‘positie of academische rang’ worden als<br />

aanzienlijk minder belangrijk beschouwd.<br />

3,4 Komt dit overeen met de<br />

eigenschappen die het rolmodel zichzelf<br />

toeschrijft? Wat is een rolmodel en hoe<br />

gaat leren via een rolmodel in zijn werk?<br />

Hoe kiest men voor een rolmodel en wie<br />

wordt gekozen? In welke mate is een<br />

rolmodel van invloed op de carrièrekeuze?<br />

In deze beschouwing zal worden ingegaan<br />

op bovenstaande vragen. Aan de<br />

hand van een theoretisch kader zullen<br />

praktijkvoorbeelden geïllustreerd worden.<br />

Definitie<br />

In veel onderzoeken naar rolmodellen<br />

wordt de definitie uit Webster’s new<br />

world dictionary gebruikt: ‘a person<br />

considered as a standard of excellence to<br />

be imitated’.<br />

Stegeman stelt daarnaast dat rolmodellen<br />

er over het algemeen niet bewust op uit<br />

zijn hun navolgers te vormen. 1 Eerder is<br />

het zo dat zij hen enthousiasmeren en<br />

inspireren door hun voorbeeld. Bij hun<br />

navolgers gaat het om wat men zou<br />

kunnen noemen ‘een informeel<br />

leerproces’.<br />

Bij het formuleren van een definitie kan<br />

men zich afvragen hoe dicht ‘rolmodel’<br />

en ‘onderwijzer’ bij elkaar liggen.<br />

Wright en Caresse interviewden in twee<br />

- 1 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

grote opleidingsziekenhuizen in Baltimore<br />

29 ‘hooggeachte’ rolmodellen -<br />

specialisten die ieder aangewezen waren<br />

door minstens 5 arts-assistenten. 5 De<br />

specialisten beweerden dat ‘onderwijzer’<br />

en ‘rolmodel’ overlappen, maar de<br />

laatste is meer impliciet en vereist een<br />

uitgebreidere set van vaardigheden. Een<br />

specialist omschreef: “Een onderwijzer<br />

is iemand die je iets kan leren, terwijl<br />

een rolmodel een persoon is van wie je<br />

sommige van zijn eigenschappen wilt<br />

verwerven.”<br />

De vraag die hierbij gesteld kan worden<br />

is hoe dit verwerven van eigenschappen<br />

dan in zijn werk gaat.<br />

Een theoretisch kader<br />

Bandura’s sociale leertheorie.<br />

Modeling is zoals gezegd een van de<br />

meest invloedrijke manieren om studenten<br />

normen, waarden, gedachten- en<br />

gedragspatronen bij te brengen. Bandura’s<br />

sociale leertheorie beschrijft het<br />

proces van leren van ‘rolmodeling’ als<br />

observationeel leren, dat bepaald wordt<br />

door vier met elkaar samenhangende<br />

processen: aandacht, onthouden, uitvoeren<br />

en motivatie. De student moet<br />

aandacht kunnen hebben voor het gedrag<br />

dat het rolmodel vertoont en kunnen<br />

onthouden wat hij heeft gezien. Vervolgens<br />

moet hij die informatie om kunnen<br />

zetten in actie en dat ook willen.<br />

Theorie in praktijk<br />

Althouse et al. onderzochten hoe<br />

Bandura’s theorie gerelateerd is aan role<br />

modeling in de klinische setting. 6<br />

Het eerste proces, aandacht, is gebaseerd<br />

op bepalen wat de student verkiest te<br />

observeren en welke informatie de<br />

student daar uit haalt. De rolmodellen in<br />

de studie trokken de aandacht van<br />

studenten door hun liefde voor onderwijs<br />

en patiëntenzorg te demonstreren. Zij<br />

pasten daarnaast hun onderwijs aan de<br />

student aan door vragen te stellen zodat<br />

ze het huidige kennisniveau konden<br />

bepalen. Ook op deze manier wisten zij<br />

de aandacht vast te houden.<br />

Het tweede proces, onthouden, is gebaseerd<br />

op hoe geobserveerde informatie in<br />

het geheugen is opgeslagen. De rolmodellen<br />

voorzagen de studenten van<br />

betekenisvolle ervaringen met patiënten,<br />

hielden Socratische dialogen met de<br />

studenten en stelden hen herhaaldelijk<br />

bloot aan een keur aan specifieke ervaringen<br />

waardoor zij op vele momenten<br />

konden leren. Zij waren zich allen<br />

bewust van de kracht van de herhaling.<br />

Het derde proces, productie, houdt in dat<br />

de informatie in het geheugen in gepaste<br />

actie wordt omgezet. De student moet<br />

zich realiseren waarom hij verkiest een<br />

bepaalde handeling uit te voeren bij een<br />

patiënt. De rolmodellen maakten dit<br />

proces mogelijk door van de student te<br />

verwachten dat hij het geleerde in directe<br />

patiëntenzorg zou toepassen.<br />

Het vierde proces, motivatie, komt tot<br />

uiting in de wens van de student het<br />

geleerde om te zetten in actie. Dit gaat<br />

gewoonlijk gepaard met beloning. De<br />

rolmodellen demonstreerden de studenten<br />

hun plezier in patiëntenzorg, de<br />

impact die een positieve arts-patiënt<br />

relatie heeft op de zorg en de persoonlijke<br />

genoegdoening die een positieve<br />

uitkomst voor de patiënt de arts kan<br />

geven.<br />

Carrière<br />

Rolmodellen spelen niet alleen een rol in<br />

het bevorderen van het leerproces, maar<br />

kunnen volgens Bandura ook de keuze<br />

voor een carrière beïnvloeden. Vele<br />

- 2 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

onderzoeken hebben dit inmiddels<br />

aangetoond. 4,12-14<br />

In het onderzoek van Wright et al. onder<br />

afstuderende medische studenten zei<br />

63% hulp en advies te hebben gekregen<br />

van het rolmodel bij het kiezen van een<br />

specialisatie en carrièremogelijkheden. 3<br />

57% van de respondenten vond dat het<br />

rolmodel werkelijk van invloed was geweest<br />

op de keuze voor een werkgebied<br />

of een klinische specialisatie. 61% was<br />

van mening dat de relatie met het rolmodel<br />

geresulteerd had in persoonlijke<br />

groei en ontwikkeling.<br />

Basco et al. onderzochten op welk moment<br />

in hun studie studenten rolmodellen<br />

tegenkomen. 14 Problem-basedlearning<br />

studenten kwamen hun rolmodel<br />

eerder tegen dan studenten in het<br />

traditionele curriculum, maar de meeste<br />

studenten kwamen hun rolmodellen<br />

relatief laat in hun studie tegen.<br />

Daardoor was er minder tijd voor interactie<br />

met het rolmodel die over de keuze<br />

voor een bepaalde carrière kon informeren<br />

of deze kon beïnvloeden. Studenten<br />

die hun rolmodellen tegenkwamen<br />

nadat zij hun carrièrekeuzen hadden<br />

gemaakt, kwamen deze later in hun<br />

studie tegen dan studenten die hun<br />

rolmodellen hadden ontmoet voor hun<br />

carrièrekeuzen. De onderzoekers concluderen<br />

dat curricula zo opgezet moeten<br />

worden dat studenten zo vroeg mogelijk<br />

in aanraking komen met mogelijke<br />

rolmodellen.<br />

Eigenschappen van een rolmodel<br />

De meeste specialisten zijn zich er van<br />

bewust een rolmodel te zijn in de omgang<br />

met studenten en arts-assistenten. 5-8<br />

Uit bovenstaande blijkt dat zij proberen<br />

ook daadwerkelijk een goed voorbeeld te<br />

zijn en dat zij zich realiseren dat zij<br />

evenwichtig moeten handelen. Zij<br />

moeten laten zien hoe zij denken en<br />

daarbij professionaliteit en humaniteit in<br />

het oog houden.<br />

Dit bewustzijn zou kunnen leiden tot het<br />

zoeken van extra mogelijkheden om bepaalde<br />

attitudes, gedragingen en vaardigheden<br />

te ‘modelen’ en daarbij aandacht<br />

te besteden aan de vaak genegeerde<br />

aspecten van de geneeskunde en<br />

professionaliteit.<br />

Eigenschappen die rolmodellen<br />

onderscheiden van hun collega’s<br />

Wright et al. voerden een groot casecontrole<br />

onderzoek uit om eigenschappen<br />

te achterhalen die rolmodellen bezitten<br />

en die hun collega’s missen. 2<br />

In vier grote opleidingsziekenhuizen in<br />

de Verenigde Staten en Canada vroeg<br />

men arts-assistenten interne geneeskunde<br />

anoniem aan te geven wie van de<br />

specialisten met onderwijsverplichtingen<br />

op de eigen afdeling voor hen een<br />

rolmodel was. (‘A person considered as<br />

a standard of excellence to be imitated’).<br />

Eénmaal genoemd leverde de kwalificatie<br />

‘excellent rolmodel’ op. De 165<br />

rolmodellen vormden de case-groep, de<br />

246 niet-genoemden kwamen in de controlegroep.<br />

De specialisten met onderwijsverplichtingen<br />

op de desbetreffende<br />

afdelingen waren van deze uitspraken<br />

niet op de hoogte. Aan ieder van hen<br />

werd gevraagd een lijst in te vullen met<br />

onder meer vragen over de tijd die zij<br />

aan onderwijs besteedden, aan contacten<br />

met assistenten daarbuiten, de onderwijsstijl<br />

die zij hanteerden en de<br />

eventueel daarvoor gevolgde opleiding.<br />

De respons onder de arts-assistenten was<br />

75%, onder de specialisten 83%. Een<br />

belangrijke uitkomst van het onderzoek<br />

was dat minder dan de helft van de<br />

onderwijsgevenden door de arts-assistenten<br />

als rolmodel werd genoemd.<br />

- 3 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Specialisten met meer onderwijsverplichtingen<br />

werden vaker genoemd<br />

als rolmodel; specialisten die meer dan<br />

25 uur per week aan onderwijs besteedden<br />

werden twee keer zo vaak genoemd<br />

als degenen die minder dan 10 uur per<br />

week bezig waren met onderwijs.<br />

Specialisten die naast het onderwijs nog<br />

extra tijd met assistenten doorbrachten<br />

(tijdens het ochtendrapport en door<br />

aanwezig te zijn op onderwijsconferenties)<br />

werden eveneens twee keer zo vaak<br />

genoemd.<br />

De rolmodellen gaven vaker aan nadruk<br />

te leggen op de arts-patiënt relatie in hun<br />

onderwijs, op psychosociale aspecten<br />

van patiëntenzorg en gaven meer<br />

specifieke feedback aan leerlingen dan<br />

de controlegroep. Zij hadden daarnaast<br />

meer plezier in het onderwijzen van<br />

zowel studenten als arts-assistenten.<br />

Hoewel zowel de controlegroep als de<br />

case-groep aangaf het belang in te zien<br />

van het rolmodel in het onderwijs, zagen<br />

artsen uit de laatste groep zichzelf vaker<br />

als rolmodel dan artsen uit de eerste.<br />

Het ondernemen van activiteiten die<br />

bijdragen aan het ontstaan van een<br />

relatie met assistenten was geassocieerd<br />

met een grotere kans als rolmodel<br />

aangewezen te worden. Méér dan specialisten<br />

uit de controlegroep waren zij<br />

geneigd om diners te organiseren aan het<br />

einde van de maand, te praten over hun<br />

privé-leven en te vragen naar het leven<br />

van hun assistenten.<br />

De rolmodellen wijdden een groter deel<br />

van hun tijd aan onderwijs, administratie<br />

en curriculum-ontwikkeling dan de<br />

controle-groep. Een groter deel van de<br />

tijd doorgebracht met onderzoek en<br />

klinisch werk was niet geassocieerd met<br />

het aangewezen worden als rolmodel.<br />

Rolmodellen ervoeren meer steun (zowel<br />

financieel als emotioneel) voor hun werk<br />

en waren meer tevreden met hun<br />

geneeskundige carrière.<br />

In een multivariate analyse gecorrigeerd<br />

voor onderwijsverplichtingen en alle<br />

andere variabelen, bleken de onafhankelijke<br />

voorspellers voor gezien worden<br />

als ‘rolmodel’: ‘chief resident’ zijn<br />

geweest, benadrukken van een goede<br />

arts-patiënt relatie in het onderwijs,<br />

aandacht hebben voor psychosociale<br />

aspecten van de geneeskunde en ruim<br />

tijd (meer dan 25% van de werktijd)<br />

besteden aan onderwijs.<br />

Onderwijsgevenden die meer dan 5 maal<br />

werden genoemd, waren zich bewust van<br />

hun voorbeeldfunctie en streefden die<br />

ook na.<br />

De auteurs stellen dat veel van de hier<br />

genoemde eigenschappen die geassocieerd<br />

zijn met een excellent rolmodel,<br />

vaardigheden zijn die aangeleerd of<br />

aangepast kunnen worden. Met goede<br />

adviezen en training in de juiste omgeving<br />

zouden meer specialisten excellente<br />

rolmodellen kunnen worden.<br />

Rollen buiten de specifieke professionele<br />

verantwoordelijkheden<br />

Rolmodellen zijn van mening dat zij hun<br />

studenten ook veel kunnen leren buiten<br />

het ziekenhuis. In het onderzoek van<br />

Althouse et al. naar de karakteristieken<br />

van een rolmodel, lieten een aantal<br />

rolmodellen de studenten zien hoe zij<br />

deelnamen aan professionele activiteiten<br />

buiten hun klinische werk, zoals het<br />

thuis bezoeken van patiënten. 6 Sommige<br />

rolmodellen bespraken gebeurtenissen<br />

uit hun privé-leven met de studenten of<br />

nodigden hen uit op sociale gelegenheden<br />

met familie en vrienden. Bij het<br />

modelen van ‘lifestyle’ vond een rolmodel<br />

het belangrijk dat vrouwelijke<br />

studenten in contact kwamen met een<br />

- 4 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

vrouwelijke specialist, die haar professionele<br />

activiteiten goed kon combineren<br />

met een gezinsleven. Dit om hen in te<br />

laten zien dat geen van beide opgeofferd<br />

hoeft te worden. Niet alle rolmodellen<br />

wensten een dergelijke persoonlijke<br />

relatie aan te gaan, maar allen lieten de<br />

student wel weten dat hij belangrijk was<br />

en dat hij alles kon vragen en zeggen.<br />

Diversiteit<br />

Overeenkomst tussen het rolmodel en de<br />

student is een belangrijke factor die van<br />

invloed is op de kans op het ‘navolgen’.<br />

Modellen blijken de grootste invloed te<br />

hebben als de competentieniveaus tussen<br />

model en navolger niet te ver uiteen<br />

liggen. 1 Als navolgers de voordelen van<br />

bepaald gedrag en handelen ook voor<br />

zichzelf bereikbaar achten, is ‘dat wil ik<br />

ook kunnen’ een sterke motivatie om te<br />

leren. Het gaat hier om ‘self-efficacy’,<br />

een belangrijk onderdeel van Bandura’s<br />

leertheorie. Men kan self-efficacy omschrijven<br />

als: ‘iemands persoonlijke<br />

oordeel over zijn vermogen een bepaalde<br />

reeks activiteiten in gang te zetten en te<br />

doorlopen, teneinde zelf gestelde<br />

(leer)doelen te bereiken’. Voor Bandura<br />

horen bij iemand tot voorbeeld nemen<br />

dan ook - naast ‘observeren’ en ‘interpreteren’<br />

- ‘afwegingen maken’ en<br />

‘kiezen’. In zijn visie laten navolgers de<br />

verwachte opbrengst van een bepaald<br />

gedrag en handelen meewegen in de<br />

keuze voor een model.<br />

Uit een onderzoek van Wright et al.<br />

bleek dat 85% van de mannelijke<br />

studenten een mannelijke specialist als<br />

rolmodel koos. Onder de vrouwen had<br />

41% een vrouwelijk rolmodel, wat<br />

noemenswaardig is aangezien vrouwelijke<br />

specialisten slechts 28% van de<br />

faculteitsleden en 38% van de artsen in<br />

het ziekenhuis vormden. 3 Onderzoek<br />

naar barrières in medisch onderwijs heeft<br />

uitgewezen dat studenten die behoren tot<br />

een etnische minderheid vinden dat het<br />

gebrek aan rolmodellen van hetzelfde ras<br />

hen belet in hun professionele ontwikkeling.<br />

Hetzelfde geldt voor vrouwelijke<br />

medische studenten. Dit vormt een<br />

probleem aangezien de diversiteit onder<br />

medische studenten steeds meer toeneemt.<br />

Zo overstijgt het percentage<br />

etnische minderheden onder studenten<br />

het percentage minderheden onder de<br />

specialisten aanzienlijk.<br />

In een ander onderzoek van Wright et al.<br />

waren de verschillende rolmodellen niet<br />

eensgezind over de benadering van<br />

verschillen tussen hen en de studenten. 7<br />

Velen waren van mening dat de diversiteit<br />

erkend moest worden en dat er ook<br />

aandacht aan besteed moest worden.<br />

Sommigen bevalen aan meer diversiteit<br />

te creëren onder specialisten die als<br />

rolmodellen fungeren. Anderen minimaliseerden<br />

de relevantie van verschillen<br />

tussen rolmodellen en studenten.<br />

Volgens hen behoorden socioculturele of<br />

etnische verschillen niet tot de<br />

belangrijke onderwerpen in de medische<br />

opleiding. Specialisten met het laatste<br />

perspectief zouden volgens de onderzoekers<br />

wel eens kunnen falen in het<br />

adequaat herkennen van de behoeften en<br />

interesses van hun studenten.<br />

Hoewel een goed rolmodel in enige mate<br />

effectief kan zijn voor iedere student,<br />

kunnen vrouwen en minderheden belangrijke<br />

voordelen bieden aan medische<br />

studenten uit dezelfde groep. Totdat<br />

vrouwen en etnische minderheden meer<br />

vertegenwoordigd zullen zijn onder<br />

specialisten en in staffuncties, kan het<br />

verwijzen van een student naar een<br />

collega met dezelfde achtergrond een<br />

behulpzame strategie zijn. 7<br />

- 5 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Negatief rolmodel<br />

Specialisten en assistenten die erg in<br />

beslag worden genomen door hun<br />

verantwoordelijkheden zijn zich niet<br />

altijd bewust van de invloed die zij als<br />

rolmodel uitoefenen. Wanneer arts-assistenten<br />

moe, gestresst en onzeker zijn, of<br />

wanneer hen niet geleerd is hoe zij een<br />

goed rolmodel kunnen zijn, worden zij<br />

vaker gezien als negatief rolmodel. 9 Zij<br />

spreiden bijvoorbeeld onbewust angst en<br />

frustratie tentoon door negatieve opmerkingen<br />

over andere specialismen of<br />

patiënten te maken. Onervaren medische<br />

studenten zouden deze opmerkingen<br />

verkeerd kunnen interpreteren.<br />

Uit onderzoek van Mutha et al. bleek dat<br />

negatieve rolmodellen sterk de keuze<br />

voor een bepaald specialisme kunnen<br />

ontraden. 10 Eigenschappen die aan de<br />

negatieve rolmodellen werden toegeschreven<br />

waren ‘een moeilijke persoonlijkheid’,<br />

‘ontevredenheid met het<br />

beroep’, ‘gebrek aan collegialiteit’ en<br />

‘ontmoedigende arts-patiënt interacties’.<br />

Een ander onderzoek beschreef negatieve<br />

rolmodellen als zijnde ‘arrogant’ en<br />

‘niet betrokken’. De herinnering aan een<br />

dergelijk rolmodel bleef soms jarenlang<br />

bestaan met bijbehorende gevoelens van<br />

intimidatie, vernedering, tegenwerking<br />

en verontwaardiging. 11<br />

Ontbreken van rolmodel<br />

In het onderzoek van Mutha werd ook<br />

gekeken naar de afwezigheid van een<br />

(positief) rolmodel; een aantal vrouwen<br />

gaf aan geen rolmodel te hebben eenvoudig<br />

omdat er weinig of geen vrouwen<br />

werkzaam waren in een bepaalde<br />

specialisatie. 10 Het weerhield hen ervan<br />

voor dat specialisme te kiezen en werkte<br />

in een aantal gevallen angst en onzekerheid<br />

in de hand.<br />

Barrières<br />

Ook wanneer er wel een positief rolmodel<br />

aanwezig is, benoemen de specialisten<br />

uit het onderzoek van Wright et al.<br />

een aantal factoren die de mogelijkheid<br />

tot functioneren als rolmodel bemoeilijken:<br />

ongeduld, te eigenzinnig en niet<br />

flexibel zijn, stil en teruggetrokken zijn,<br />

teveel verantwoordelijkheden hebben en<br />

moeite hebben met het onthouden van<br />

namen en gezichten. 5 Deze barrières<br />

kunnen volgens de onderzoekers echter<br />

gecompenseerd worden door het bezitten<br />

van voldoende kwaliteiten op andere<br />

gebieden (goede onderwijsvaardigheden,<br />

klinische vaardigheden en persoonlijke<br />

kwaliteiten). Om de effectiviteit te verbeteren<br />

is het voor een rolmodel van<br />

belang zich bewust te zijn van zijn<br />

tekortkomingen en te proberen daar iets<br />

aan te doen.<br />

Slotbeschouwing<br />

In een leer- en opleidingssituatie figureren<br />

docenten/opleiders als model. Het<br />

begrip ‘model’ heeft over het algemeen<br />

een positieve connotatie. Modellen zijn<br />

in de ogen van hun navolgers geloofwaardig<br />

en competent. Ieder mens wordt<br />

in zijn leven echter geconfronteerd met<br />

uiteenlopende voorbeelden (ook een<br />

slecht voorbeeld is een voorbeeld) en<br />

krijgt ‘conflicterende boodschappen’.<br />

Bandura’s opvatting is dat het toenemen<br />

van de eigen kennis en ervaring, de<br />

verfijning van het eigen referentiekader<br />

en verschuivende doeloriëntaties, steeds<br />

andere modellen in beeld brengen. De<br />

identificatie met een model is een<br />

dynamisch proces, waarbij de context<br />

- 6 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

waarin wordt geleerd, het eigen competentieniveau<br />

en de gestelde doelen medebepalend<br />

zijn voor de keuze van een<br />

model.<br />

Door kennis te hebben van de eigenschappen<br />

die toegeschreven worden aan<br />

rolmodellen kan er meer aandacht gegeven<br />

worden aan het ontwikkelen van<br />

de juiste vaardigheden die het gekozen<br />

worden als rolmodel bevorderen. In die<br />

positie zullen medische onderwijzers in<br />

staat zijn het leerproces van studenten te<br />

bevorderen en zullen zij de student<br />

kunnen helpen bij de ontwikkeling van<br />

een professionele identiteit. Uiteindelijk<br />

kunnen zij wellicht van invloed zijn op<br />

de carrièrekeuze van de student. Hoewel<br />

sommige rolmodellen ongerust kunnen<br />

worden doordat zij zich realiseren hoe<br />

groot hun invloed is, zouden zij zich ook<br />

moeten realiseren dat gekozen worden<br />

als rolmodel de grootste beloning is in<br />

het onderwijs.<br />

Literatuur<br />

1. Stegeman JH. Goed voorbeeld doet goed volgen: een zoektocht naar rolmodellen in het praktisch<br />

klinisch lijnonderwijs. NTvG. 2001; 145(9):431-4<br />

2. Wright SM, Kern DE, Kolodner KB, Howard DM, Brancati FL. Attributes of excellent attending<br />

physician role models. N Engl J Med. 1998;339(27):1986-93<br />

3. Wright S, Wong A, Newill C. The impact of role models on medical students. J Gen Intern Med.<br />

1997;12(1):53-6<br />

4. Elzubeir MA, Rizk DE. Identifying characteristics that students, interns and residents look for in their<br />

role models. Med Educ. 2001;35:272-7<br />

5. Wright SM, Carrese JA. Excellence in role modeling: Insight and perspectives from the pros. Can Med<br />

Assoc J. 2002;167(6):638-44<br />

6. Althouse LA, Stritter FT, Steiner BD. Attitudes and approaches of influential role models in clinical<br />

education. Adv Health Sci Educ Theory Pract. 1999;4(2):111-122<br />

7. Wright SM, Carrese JA. Serving as a physician role model for a diverse population of medical learners.<br />

Acad Med. 2003;78(6):623-8<br />

8. Ambrozy DM, Irby DM, Bowen JL, Burack JH, Carline JD, Stritter FT. Role models’ perceptions of<br />

themselves and their influence on students’ specialty choices. Acad Med. 1997; 72(12):1119-21<br />

9. Ficklin FL, Browne VL, Powell RC, Carter JE. Faculty and house staff members as role models. J Med<br />

Educ. 1988;63:392-6<br />

- 7 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Hoofdstuk 2: Peer assessment<br />

De rol van peerassessment in de geneeskunde opleiding én bij artsen<br />

onderling<br />

Petra van Dormael<br />

Inleiding<br />

“Artsen moeten jaarlijks evaluatiegesprekken<br />

gaan voeren over hun functioneren.<br />

Het federatiebestuur van artsenorganisatie<br />

KNMG, waarbij ruim 33.000<br />

artsen zijn aangesloten, heeft hiertoe<br />

vandaag besloten. Het standpunt is met de<br />

aangesloten artsenverenigingen besproken<br />

en geldt voor alle artsen die met<br />

patiënten werken.” (NRC, 20/7/2005)<br />

Bovenstaand bericht verscheen in de<br />

zomer van 2005 in verschillende dagbladen<br />

en was ook in de nieuwsberichten te<br />

horen (1). Artsen moeten elkaar jaarlijks<br />

gaan beoordelen. Is dit iets nieuws?<br />

Binnen de richtlijnen van de KNMG<br />

(Koninklijke Nederlandsche Maatschappij<br />

tot Bevordering der Geneeskunst) in ieder<br />

geval wel (2).<br />

Op hogescholen en academische opleidingen<br />

zijn evaluatie gesprekken met<br />

feedback door studenten onderling,<br />

oftewel “peerassessment”, steeds populairder<br />

en wordt het steeds meer geïmplementeerd<br />

in de onderwijscurricula. Zo<br />

neemt peerassessment ook een steeds<br />

belangrijkere plaats in bij de geneeskunde<br />

opleiding. Waarom is peerassessment zo<br />

populair? Wat is de rol van peerassessment<br />

in de geneeskunde opleiding, helemaal<br />

nu het volgens de KNMG binnenkort<br />

ook in de praktijk bij artsen onderling<br />

toegepast gaat worden?<br />

Om een antwoord te geven op bovenstaande<br />

vragen zal eerst peerassessment in<br />

het onderwijs in het algemeen uitgediept<br />

worden, met speciale aandacht voor de<br />

geneeskunde opleiding (peerassessment<br />

onder studenten). Vervolgens zal gekeken<br />

worden naar de rol van peerassessment in<br />

de praktijk, bij artsen onderling (peerassessment<br />

onder artsen) met tot slot een<br />

eindconclusie met aanbeveling.<br />

1. Peerassessment onder studenten<br />

Peer assessment houdt in dat medestudenten<br />

ingeschakeld worden als medebeoordelaars<br />

en feedbackgevers. Feedback<br />

staat bekend als een onmisbaar<br />

instrument voor het aanleren van complexe<br />

vaardigheden, zoals het kunnen<br />

schrijven op academisch niveau, probleemoplossend<br />

denken, professionele<br />

attitude, communicatie en praktische<br />

vaardigheden.<br />

Ook in het nieuwe geneeskunde curriculum<br />

in <strong>Utrecht</strong> (CRU’99), krijgen<br />

studenten steeds meer te maken met<br />

peerassessment. Zo moeten studenten al<br />

in het derde jaar tijdens communicatie en<br />

attitude onderwijs hun medestudenten<br />

observeren en feedback geven en moeten<br />

studenten in het zesde jaar de “evidence<br />

based case reports” van medestudenten<br />

beoordelen. Bij elke beoordeling moeten<br />

verplicht 3 “tops” (positieve punten) en 3<br />

“tips” (verbeterpunten) gegeven worden.<br />

Doelen<br />

Ten eerste heeft peerassessment <strong>onderwijskundige</strong><br />

doelen. Peerassessment stimuleert<br />

het verantwoordelijkheidsgevoel<br />

van eigen leren en zorgt voor een toename<br />

in zelfstandigheid en probleemoplossend<br />

denken. Daarnaast oefent de student in<br />

feedback geven of ontvangen en leren de<br />

studenten zichzelf te evalueren en kritisch<br />

naar zichzelf te kijken. Peer- en zelf-<br />

- 8 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

assessment gaan namelijk vaak samen.<br />

Bovendien leert de student samenwerken<br />

en doen studenten inspiratie op door het<br />

kijken naar elkaars werk of functioneren.<br />

Ten tweede kan het een goede manier van<br />

toetsing zijn. De docent ziet een student<br />

vaak te weinig of tekort om een goed<br />

oordeel te kunnen geven. Zo voelt een<br />

student dat vaak zelf ook. Dit geldt met<br />

name als er aan opdrachten gewerkt wordt<br />

in kleinere groepjes. Door het oordeel van<br />

medestudenten mee te nemen in het<br />

uiteindelijke cijfer voor een bepaalde opdracht<br />

of vak, kan er een betrouwbaarder<br />

en ‘eerlijk’ cijfer gegeven worden.<br />

Methode<br />

Er kan op verschillende manieren invulling<br />

gegeven worden aan peerassessment.<br />

Bepalend hierbij zijn vragen als: wie<br />

beoordeelt wie, is de beoordeling<br />

anoniem of niet, gaat het alleen om een<br />

cijfer of ook/alleen om feedback?<br />

Om meer zicht te krijgen op factoren die<br />

van belang zijn bij het organiseren van<br />

peerassessment deden van den Berg et al<br />

(3) een onderzoek, dat gericht was op het<br />

vinden van een optimaal model voor<br />

peerassessment. In totaal werden 7 ontwerpen<br />

van peerassessment geëvalueerd<br />

op de uitvoering van de assessmentprocedure,<br />

de samenstelling van de feedback,<br />

de interactie tijdens de mondelinge toelichting,<br />

de leeropbrengst en waardering<br />

van het assessment. Het onderzoek werd<br />

verricht onder geschiedenis studenten en<br />

richtte zich op “schrijfopdrachten”. Het<br />

model is echter op veel punten ook bruikbaar<br />

voor andere onderwijsmethoden,<br />

zoals onderwijs in casuïstiek, klinische<br />

vaardigheden en communicatie wat in de<br />

geneeskunde opleiding een belangrijke<br />

plaats inneemt.<br />

In onderstaande tabel, overgenomen uit<br />

Topping et al (4), staan per variabele in<br />

peerassessment, de mogelijke varianten<br />

beschreven. Zo kan de beste methode van<br />

peerassessment verschillen per beoogd<br />

doel of onderwijsvorm.<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

7<br />

8<br />

9<br />

10<br />

11<br />

12<br />

13<br />

14<br />

15<br />

16<br />

17<br />

Variabele<br />

Vakgebied/onderwerp<br />

Gebruiksdoel<br />

Focus<br />

Product<br />

Relatie docentbeoordeling<br />

Gewicht van het oordeel<br />

Oordeelsrichting<br />

Privacy<br />

Contact<br />

Jaar<br />

Bekwaamheid<br />

Constellatie beoordelaars<br />

Constellatie beoordeelden<br />

Plaats<br />

Tijd<br />

Deelnameverplichting<br />

Beloning<br />

Variatiebreedte<br />

Range van opleidingen, thema's<br />

Docenttijdsbesparing of leermiddel<br />

Kwantitatief/summatief, kwalitatief/formatief<br />

Schriftelijk werk, vaardigheidsdemonstratie<br />

Vervangend of aanvullend<br />

Bijdrage aan het eindcijfer<br />

Eenzijdig of wederzijds<br />

Anoniem, vertrouwelijk of openbaar<br />

In directe aanwezigheid of op afstand<br />

Zelfde of verschillend opleidingsjaar<br />

Vergelijkbare of verschillende bekwaamheden<br />

Individueel, tweetal, groep<br />

Individueel, tweetal, groep<br />

In of buiten contacttijd<br />

Lestijd/vrije tijd<br />

Verplicht of facultatief<br />

Cijfer, studiepunt of andere extrinsieke beloning<br />

- 9 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Van de Berg et al (3) trokken voor de<br />

schrijfopdracht van de geschiedenisstudenten<br />

o.a. de volgende conclusies<br />

over ontwerpkenmerken die de werking<br />

van peerassessment ondersteunden.<br />

Deze conclusies zijn grotendeels ook<br />

algemeen toepasbaar voor peersassessment<br />

in andere onderwijsvormen (zo<br />

nodig aangegeven in italics).<br />

De volgende aanbevelingen voor het<br />

toepassen van peerassessment werden<br />

gedaan:<br />

- Schrijfproducten moeten niet te<br />

omvangrijk zijn (max. 5 tot 8 pagina's).<br />

De opdracht die beoordeeld<br />

moet worden moet niet teveel tijd<br />

in beslag nemen.<br />

- Het moment van peerassessment<br />

moet duidelijk gescheiden zijn van<br />

de docentbeoordeling en enige tijd<br />

daarvoor plaatsvinden, zodat de<br />

kans groot is dat de studenten de<br />

peerfeedback daadwerkelijk gebruiken<br />

om hun werk te verbeteren (dit<br />

geld niet voor vaardigheden die niet<br />

perse beoordeelt worden voor een<br />

cijfer, maar voor later van toepassing<br />

zal zijn bij het uitoefenen<br />

van een professie).<br />

- Wederzijdse feedback is gemakkelijker<br />

te organiseren dan éénrichting-feedback.<br />

De uitwisseling van<br />

producten verloopt soepeler omdat<br />

het een kwestie is van 'gelijk oversteken'.<br />

De mondelinge toelichting<br />

in contacttijd bij wederzijdse beoordeling<br />

hoeft weinig tijd te kosten<br />

omdat de feedbackgroepen parallel<br />

met elkaar hun feedback kunnen<br />

bespreken.<br />

- Mondelinge toelichting, verheldering<br />

en zoeken naar verbetering zijn<br />

onmisbare elementen van het feedbackproces:<br />

dat vereist face-to-face<br />

contact.<br />

- Wanneer de docent medefeedbackgever<br />

is tijdens de mondelinge<br />

feedback, zijn de studenten veel<br />

minder aan het woord dan in feedbackgroepen<br />

waarin de docent niet<br />

meedoet. De rol van de docent moet<br />

zich dus beperken tot procesbewaker.<br />

- De feedbackgroep omvat bij voorkeur<br />

3 of 4 studenten, zodat ze de<br />

kans hebben om verschillende commentaren<br />

te vergelijken en de<br />

relevantie ervan te bepalen. Wanneer<br />

de studenten in tweetallen werken<br />

is het risico groter dat bij niet<br />

goed functioneren van één of beide<br />

partners, de feedback niet gegeven<br />

wordt of te weinig oplevert.<br />

- De mondelinge toelichting kan het<br />

beste in contacttijd plaatsvinden,<br />

omdat de studenten er vaak zelf<br />

geen kans toe zien om een gezamenlijk<br />

moment en een geschikte<br />

plek buiten de les te vinden waarin<br />

ze dit geconcentreerd kunnen doen.<br />

In de studie vond 80% van de studenten<br />

dat hun schrijfproduct als gevolg van<br />

hun verwerking van de peerfeedback<br />

beter was geworden dan de versie die<br />

ze aan hun medestudenten hadden<br />

voorgelegd. Daarnaast vond gemiddeld<br />

75% van de studenten het lezen en<br />

beoordelen van het werk van hun medestudenten<br />

een nuttige activiteit, die niet<br />

te veel tijd vroeg. Vooral het feit dat ze<br />

ideeën konden opdoen door elkaars<br />

werk werd als positief gezien.<br />

Als nadelen werden gezien dat de rol<br />

van de docent nog vaak onduidelijk<br />

was en dat het lezen en beoordelen niet<br />

in de studielast gecompenseerd werd.<br />

Ook vonden enkele studenten de afhankelijkheid<br />

van medestudenten vervelend.<br />

- 10 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Conclusie en aanbeveling<br />

Peerassessment onder studenten heeft<br />

veel positieve effecten voor zowel de<br />

ontvanger als de gever. Het stimuleert<br />

o.a. autonomie en probleem oplossend<br />

denken. Zoals Topping (5) al uiteenzette<br />

in een tabel, kan peerassessment<br />

op verschillende manieren toegepast<br />

worden, medeafhankelijk van het beoogd<br />

doel. Het is daarom belangrijk om<br />

voor iedere onderwijsvorm te zoeken<br />

naar de beste manier van peerassessment<br />

om het zoveel mogelijk tot z’n<br />

recht te laten komen. Het onderzoek<br />

van van de Berg et al liet hier al een<br />

mooi en bruikbaar voorbeeld van zien.<br />

Het is goed als de studenten van te<br />

voren weten op welke punten ze beoordeeld<br />

worden door hun peers (duidelijke<br />

criteria in bijv. beoordelingslijsten).<br />

Daarnaast zouden anonimiteit,<br />

meerdere assessors en procesbegeleiding<br />

door de docent kunnen bijdragen<br />

aan betrouwbaardere feedback.<br />

Echter, door anonimiteit gaan we aan<br />

een belangrijk doel voorbij, namelijk<br />

het leren van (1 op1) feedback geven<br />

aan een collega. Tot slot is het belangrijk<br />

de peerassessment op meerdere<br />

momenten te laten plaatsvinden, zodat<br />

een persoonlijke ontwikkeling gezien<br />

kan worden.<br />

2. Peer assessment onder artsen<br />

Binnen de medische beroepsgroep<br />

wordt veel aandacht besteed aan de<br />

bewaking van kwaliteit van zorg. De<br />

middelen daartoe (richtlijnen, visitatie<br />

en herregistratie) richten zich echter<br />

maar in beperkte mate op het individueel<br />

handelen van artsen.<br />

In het kwaliteitsmanifest van het<br />

KNMG van september 2003 (5), kwam<br />

het uitgangspunt naar voren dat de arts<br />

zich “open en toetsbaar” moet opstellen.<br />

Zo staat beschreven dat er in<br />

samenwerkingsverbanden van artsen<br />

ruimte moet bestaan voor intercollegiale<br />

toetsing, beoordelingsprocedures<br />

en evaluatiegesprekken. Naar<br />

aanleiding van dit manifest is in juli<br />

2005 de richtlijn voor “het functioneren<br />

van de individuele arts” opgesteld, met<br />

daarin de aandacht voor jaarlijkse evaluatiegesprekken<br />

met een collega<br />

(“peerassessment”).<br />

Hoewel deelname aan de evaluatiegesprekken<br />

in beginsel vrijwillig is,<br />

verwacht de KNMG dat het binnen vijf<br />

jaar verplicht zal zijn om mee te werken.<br />

Mogelijk wordt het zelfs een voorwaarde<br />

voor de herregistratie van specialisten.<br />

Doel<br />

Het doel van de jaarlijkse evaluatiegesprekken<br />

is het bespreken en zo<br />

nodig verbeteren van de kwaliteit van<br />

het functioneren van de individuele<br />

arts. Een gunstig neveneffect kan zijn<br />

dat disfunctioneren van artsen tijdig<br />

kan worden tegengegaan.<br />

Methode<br />

De gesprekken moeten gaan over persoonsgebonden<br />

kwaliteitsaspecten.<br />

Hieronder wordt verstaan de kwaliteit<br />

van de zorgverlening, de persoonlijke<br />

ontwikkeling van de arts, diens relatie<br />

met collega’s, de omgang met patiënten,<br />

het management en andere relevante<br />

zaken. In het gesprek moet ook<br />

ruimte zijn voor zelfreflectie. Zo nodig<br />

kunnen in het jaarlijkse gesprek afspraken<br />

worden gemaakt over verbeterpunten<br />

waar men in het volgende<br />

gesprek op terug komt. De gesprekspartner<br />

is een daartoe opgeleide inhou-<br />

- 11 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

delijk deskundige (bijvoorbeeld collega<br />

arts) en niet een leidinggevende!<br />

Het is van belang van te voren goed te<br />

omschrijven welke onderwerpen tijdens<br />

een evaluatiegesprek aan de orde komen.<br />

Hierdoor wordt voorkomen dat<br />

het gesprek (te) vrijblijvend wordt. Een<br />

lijst met de volgende punten die aan<br />

bod moeten komen kunnen een goede<br />

leidraad voor het gesprek zijn:<br />

- zorgverlening (functieomschrijving,<br />

aard en invulling van het werk,<br />

werklast, praktijkvoering)<br />

- methodisch-technisch handelen<br />

(deskundigheid, zorgvuldigheid, indicatiestelling,<br />

(klinische) uitkomsten)<br />

- attitude (bejegening van patiënten,<br />

informatiebereidheid, verantwoordingsbereidheid,<br />

omgaan met<br />

klachten e.d.)<br />

- relatie met collega’s (niet alleen<br />

binnen een instelling, maar ook<br />

daarbuiten)<br />

- persoonlijke ontwikkeling (deelname<br />

aan (na)scholing, trainingen,<br />

congressen, activiteiten van wetenschappelijke<br />

verenigingen, publicaties<br />

e.d.)<br />

- gezondheid (eventuele gezondheidsaspecten<br />

die het functioneren<br />

kunnen beïnvloeden)<br />

- management (eventuele managementtaken<br />

zoals opgenomen in de<br />

functieomschrijving)<br />

- overige aspecten (bijvoorbeeld<br />

klachten- en tuchtrechtprocedures,<br />

op betrokkene betrekking hebbende<br />

uitkomsten van visitaties e.d.)<br />

- evaluatie (veranderingen n.a.v. de<br />

uitkomsten van eerdere gesprekken,<br />

eventuele verbeterpunten voor de<br />

komende periode)<br />

Rein Willems, directeur van Shell<br />

Nederland, sprak afgelopen najaar in<br />

zijn analyse van de veiligheid in de<br />

gezondheidszorg zijn verbazing al uit<br />

over het ontbreken van een systeem van<br />

individuele beoordeling bij artsen. Het<br />

nieuwe standpunt en de nieuwe richtlijn<br />

van de KNMG zal hier binnenkort<br />

hopelijk verandering in brengen!<br />

Conclusie<br />

Door jaarlijks bovenstaande punten te<br />

bespreken met een collega arts wordt je<br />

als arts gestimuleerd om kritisch naar je<br />

eigen functioneren te blijven kijken. Dit<br />

zal niet alleen de persoonlijke ontwikkeling<br />

van de arts ten goede komen,<br />

maar uiteindelijk ook de patiëntenzorg.<br />

Als arts of medisch specialist ben je<br />

nooit uitgeleerd!<br />

Eindconclusie en aanbeveling<br />

Jong geleerd is oud gedaan!<br />

De belangrijkste competentiegebieden<br />

waar tijdens de opleiding tot basisarts<br />

aan gewerkt wordt zijn medisch<br />

handelen, communicatieve vaardigheden,<br />

samenwerken, kennis en wetenschap,<br />

maatschappelijk handelen, organiseren<br />

en professioneel gedrag. Op al<br />

deze gebieden kan peerassessment<br />

bijdragen aan een het bereiken van een<br />

hoger niveau. Het zal vooral een belangrijke<br />

rol spelen in het ontwikkelen van<br />

een professionele attitude, zoals het<br />

hebben van inzicht in eigen emoties,<br />

normen, waarden en vooroordelen, het<br />

kennen van eigen grenzen, het hebben<br />

van verantwoordelijkheidsgevoel en<br />

bereidheid tot zelftoetsing en omgaan<br />

met feedback.<br />

Zodra geneeskundestudenten klaar zijn<br />

met studeren en als arts gaan beginnen<br />

zullen ze grotendeels van hun eigen<br />

- 12 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

beoordeling en beoordeling van hun<br />

collega’s afhankelijk om te zien hoe<br />

effectief ze zijn in hun professie.<br />

Peerassessment moet daarom in de<br />

geneeskunde opleiding een belangrijke<br />

rol hebben. Het is van belang dat reeds<br />

tijdens de opleiding studenten (en<br />

artsen-in-opleiding) leren hoe ze hun<br />

peers kunnen beoordelen en feedback<br />

geven en hoe ze de feedback van hun<br />

peers kunnen gebruiken in hun<br />

persoonlijke ontwikkeling.<br />

Als zesdejaars student (bijna arts) kan<br />

ik spreken uit ervaring dat ik de (weinige)<br />

momenten van peer feedback<br />

tijdens mijn opleiding als zeer waardevol<br />

heb ervaren. Niet alleen het<br />

ontvangen van peer feedback, maar<br />

juist ook het observeren van collega<br />

studenten en feedback geven. Naar<br />

aanleiding van mijn eigen positieve<br />

ervaringen en het bestuderen van de<br />

functies en doelen van peerassessment<br />

en de rol die het kan spelen in de<br />

geneeskunde opleiding, pleit ik voor<br />

meer ruimte voor dit waardevolle en<br />

onmisbare onderdeel van een goede<br />

opleiding tot basisarts.<br />

Literatuur<br />

1. KNMG: ‘Artsen jaarlijks individueel beoordelen’. <strong>Medisch</strong> Contact; nr. 08, 25 februari 2005.<br />

Rubriek: NieuwsReflex. p 300<br />

2. Elsevier. Artsen gaan elkaars functioneren beoordelen. Publicatiedatum: 20 juli 2005<br />

3. Het functioneren van de individuele arts. Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der<br />

Geneeskunst (KNMG).<strong>Utrecht</strong>, juli 2005<br />

4. Berg, B.A.M. van den, Admiraal, W., &Pilot,A. (2003) Peerassessment in universitair onderwijs: een<br />

onderzoek naar bruikbare ontwerpen. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 21,4, 251-272<br />

5. Topping, K. Peerassessment between students in colleges and Universities. Review of Educational<br />

Research 1998; 68, 249-276.<br />

6. Kwaliteitsmanifest. Federatie bestuur van de KNMG. September 2003.<br />

7. Brown, S. Rust, C. and Gibbs, G. Strategies for Diversifying Assessment in Higher Education<br />

Oxford: Oxford Centre for Staff Development (1994)<br />

8. Bostock S. Student Peer assessment.. Learning Technology by Stephan Bostock.<br />

http://www.keele.ac.uk/depts/aa/landt/lt/docs/bostock_peer_assessment.htm<br />

9. Gordon J. ABC of learning and teaching in medicine: one to one teaching and feedback. BMJ. 2003<br />

Mar 8;326(7388):543-5.<br />

10. Strom PS, Strom RD, Moore EG. Peer and self-evaluation of teamwork skills. J Adolesc. 1999<br />

Aug;22(4):539-53.<br />

- 13 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

- 14 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Hoofdstuk 3: De inhoudsdeskundige werkgroepbegeleider<br />

bij probleem gestuurd onderwijs<br />

Charles Helsper<br />

Inleiding<br />

Tutor, werkgroepbegeleider, procesbegeleider,<br />

docent, facilitator, allemaal termen<br />

voor een zelfde rol. Deze begeleider<br />

van de werkgroepen, die sinds het begin<br />

van CRU ’99 in <strong>Utrecht</strong> gegeven worden,<br />

heeft een belangrijke taak in het<br />

leerproces dat zijn basis vindt in het<br />

PGO ofwel het Probleem Gestuurd<br />

Onderwijs.<br />

Het PGO systeem zag begin jaren 70<br />

voor het eerst het Nederlandse licht,<br />

nadat het vanuit Canada overgewaaid<br />

was naar de universiteit van Maastricht.<br />

Ineens waren colleges niet meer de spil<br />

van het onderwijs, maar namen de werkgroepen<br />

deze rol over. Daar werden aan<br />

de hand van patiëntencasus problemen<br />

besproken, waardoor de studenten zich<br />

op een nieuwe en meer uitdagende<br />

manier moesten verrijken met de kennis<br />

die nodig is om het artsenberoep uit te<br />

kunnen oefenen. Docenten die gewend<br />

waren om “les te geven”, moesten nu in<br />

een sturende rol erop toezien, dat de<br />

studenten het proces van kennisverrijking<br />

goed doorliepen. Hun rol van de<br />

alwetende docent, die zijn studenten met<br />

zijn fascinerende verhalen kon rondleiden<br />

in de stof die hij zelf tot in de<br />

puntjes beheerst, leek voorbij. Sommige<br />

docenten vreesde het einde van hun tijdperk.<br />

Want een leek kan tenslotte toch<br />

net zo goed een proces begeleiden als<br />

vakinhoudelijk expert?<br />

De taak van de werkgroepbegeleider<br />

Kan een leek de werkgroepen uit het<br />

PGO systeem begeleiden? Om deze<br />

vraag te beantwoorden zal eerst de<br />

exacte taak van de werkgroepbegeleider<br />

duidelijk moeten zijn.<br />

In het artikel van Wood (1) wordt de<br />

functie van het PGO als volgt beschreven<br />

“het gaat niet om het probleem<br />

oplossen op zich, maar er wordt gebruik<br />

gemaakt van geschikte probleemstellingen<br />

om kennis en begrip te ontwikkelen”.<br />

Dit proces zou moeten verlopen<br />

volgens een “zeven stappen proces” dat<br />

opgesteld werd aan de universiteit van<br />

Maastricht, waarin de volgende stappen<br />

moeten worden doorlopen:<br />

1) Het identificeren en verhelderen van<br />

onbekende termen die uit de casus<br />

naar voren komen<br />

2) Het definiëren van de problemen die<br />

besproken moeten worden<br />

3) Brainstorm sessie waarbij de problemen<br />

besproken worden en waarbij<br />

middels discussie tot mogelijke oplossingen<br />

gekomen kan worden op<br />

basis van de reeds aanwezige kennis.<br />

4) Herzien van de eerste twee stappen<br />

en de mogelijke verklaringen van de<br />

problemen omvormen tot voorlopige<br />

oplossingen.<br />

5) Formuleren van leerdoelen.<br />

6) Zelfstudie<br />

7) Delen van gevonden resultaten waarbij<br />

de uiteindelijke oplossingen zo<br />

besproken worden dat aan het eind<br />

van de werkgroep aan de leerdoelen<br />

is voldaan.<br />

Binnen dit stappen plan hebben verschillende<br />

participanten, verschillende<br />

functies. Een beschrijving van deze<br />

functies staat weergegeven in figuur 1.<br />

De werkgroepbegeleider (“tutor”) heeft<br />

vooral een sturende functie. De actievere<br />

- 15 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

functies van de werkgroepbegeleider komen<br />

pas naar voren in stap 5 en 7 van<br />

het werkgroepsproces. Bij stap 5 moet de<br />

werkgroepbegeleider erop toezien dat de<br />

juiste leerdoelen gesteld worden en bij<br />

stap 7 is er voor de werkgroepbegeleider<br />

pas de ruimte voor een participerende<br />

rol. Hij of zij kan tijdens deze stap<br />

nagaan of de zelfstudie verricht is en de<br />

voorzitter (chair) ondersteunen met<br />

maken van een goede opzet voor het<br />

bespreken van de zelfstudie. Tevens kan<br />

hij of zij de studenten aanmoedigen tot<br />

ontdekken en uitbreiden van het begrip<br />

dat ze vanuit de zelfstudie moeten opbouwen.<br />

Dit kan gestimuleerd door het<br />

stellen van open vragen of door de<br />

studenten uitleg te laten geven aan elkaar<br />

over de bestudeerde stof (1) .<br />

Figuur 1. Taakverdeling in de werkgroep (1)<br />

Notulist Tutor Voorzitter Groepslid<br />

• Noteer punten die in<br />

de groep gemaakt<br />

worden<br />

• Help de groep de<br />

gedachten te ordenen<br />

• Neem deel aan de<br />

discussie<br />

• Leg de bronnen vast<br />

die de groep gebruikt<br />

• Stimuleer deelname<br />

van alle groepsleden<br />

• Steun de voorzitter bij<br />

groepsdynamiek en<br />

tijdsbewaking<br />

• Controleer of de<br />

notulist accurate<br />

verslagen maakt<br />

• Voorkom afdwalen<br />

• Zorg dat de groep de<br />

juiste leerdoelen<br />

bereikt<br />

• Controleer of alles<br />

begrepen wordt<br />

• Beoordeel de<br />

prestaties<br />

• Leid de groep door<br />

het proces<br />

• Stimuleer deelname<br />

van alle groepsleden<br />

• Bewaak de<br />

groepsdynamiek<br />

• Houd de tijd in de<br />

gaten<br />

• Zorg dat de groep<br />

zich houdt aan de<br />

taken<br />

• Zorg dat de notulist<br />

alles kan bijhouden<br />

• Doe stap voor stap<br />

mee met het proces<br />

• Neem deel aan de<br />

discussie<br />

• Luister en respecteer<br />

de bijdragen van<br />

anderen<br />

• Stel open vragen<br />

• Zoek alle leerdoelen<br />

uit<br />

• Deel je informatie<br />

met anderen<br />

De nieuwe taak stelt andere eisen aan de<br />

docent. In plaats van een dominante<br />

functie te hebben in de het onderwijsproces,<br />

moeten zij zich op de achtergrond<br />

houden en juist zorgen dat zij het<br />

proces niet verstoren met hun aanwezigheid.<br />

Voor veel “gevestigde docenten” is<br />

het dan ook niet makkelijk zich in de<br />

nieuwe rol van werkgroepbegeleider te<br />

schikken. (2)<br />

De nieuwe docent, die nu de rol heeft<br />

van werkgroepbegeleider of tutor, komt<br />

duidelijk voor een heel andere taak te<br />

staan dan de docent uit het verleden.<br />

Docenten die in het verleden op handen<br />

gedragen werden omdat ze hele college<br />

zalen zover kregen, dat ze twee uur lang<br />

muisstil en gefascineerd kennis absorbeerden,<br />

zitten nu als gelijke in een<br />

werkgroep van rond de tien studenten,<br />

om een proces in de gaten te houden.<br />

Hun rol als geweldige docent lijkt<br />

achterhaald en in het nieuwe systeem<br />

betekend het heel iets anders om een<br />

goede docent, of eigenlijk werkgroepbegeleider<br />

te zijn.<br />

De invloed van inhoudsdeskundigheid<br />

Om een geslaagd werkgroepbegeleider<br />

(tutor) te zijn lijken sturende en com-<br />

- 16 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

municatieve vaardigheden op de voorgrond<br />

te staan. Maar hoe zit het dan met<br />

kennis? Het lijkt nog steeds aannemelijk<br />

dat een docent die lesgeeft in zijn eigen<br />

specialisatiegebied de studenten meer<br />

zou kunnen bieden. In het Cru ’99 heeft<br />

menig student aan het begin van de<br />

eerste les van een nieuw blok, een diepe<br />

zucht geslagen en zachtjes tegen de<br />

buurman gezegd “waarom moet wij nou<br />

weer iemand hebben die er geen verstand<br />

van heeft?”. Studenten lijken nog<br />

niet overtuigd van het feit dat iemand<br />

zonder deskundigheid op het betreffende<br />

gebied net zo goed de werkgroep kan<br />

begeleiden. Ook in de literatuur zijn de<br />

meningen hierover zijn verdeeld.<br />

Schmidt HG et al. (3) verrichten van 1989<br />

tot 1990 in Maastricht een onderzoek<br />

onder studenten gezondheidswetenschappen,<br />

waarbij 336 werkgroepen onderzocht<br />

werden.<br />

Bij dit onderzoek werd vastgesteld dat<br />

studenten die begeleid werden door<br />

inhoudsdeskundige tutoren:<br />

- meer tijd aan zelfstudie besteedden<br />

- in lichte mate betere resultaten behaalden<br />

dan de studenten uit groepen<br />

met niet-inhoudsdeskundige tutoren.<br />

Het bleek dat er een correlatie was tussen<br />

de vaardigheid in het faciliteren van<br />

het onderwijsproces en inhoudsdeskundigheid.<br />

Er werd geconcludeerd dat<br />

inhoudsdeskundigheid in positieve rol<br />

speelt bij het leerproces in het Probleem<br />

Gestuurd Onderwijs, maar dat vooral de<br />

combinatie met <strong>onderwijskundige</strong> vaardigheden<br />

belangrijk is.<br />

Schmidt HG & Moust JH. (4) verrichten<br />

enkele jaren later, van 1992 tot 1993,<br />

weer een onderzoek in Maastricht onder<br />

studenten gezondheidswetenschappen,<br />

waarbij 524 werkgroepen met 261<br />

verschillende tutoren onderzocht werden.<br />

Bij dit onderzoek werden drie<br />

eigenschappen van tutoren vastgesteld<br />

die een positieve invloed hadden op de<br />

prestaties van de studenten:<br />

- inhoudsdeskundigheid<br />

- betrokkenheid bij het leerproces en<br />

het persoonlijke leven van de student<br />

- het vermogen met de studenten te<br />

communiceren op een informele en<br />

invoelende wijze. Dit schept een<br />

atmosfeer waarin de studenten gestimuleerd<br />

worden tot leren door open<br />

uitwisselingen van ideeën en<br />

meningen.<br />

De conclusie die uit het onderzoek naar<br />

voren komt, is dat een combinatie van de<br />

bovenstaande factoren nodig is om een<br />

goede werkgroepbegeleider te zijn.<br />

Dolmans DH et al. (5) voerden van 1994<br />

tot 1995 in Maastricht een soortgelijk<br />

onderzoek uit onder geneeskunde studenten,<br />

waarbij 135 werkgroepen met<br />

119 verschillende tutoren onderzocht<br />

werden.<br />

Bij dit onderzoek werd geen verschil<br />

gevonden in resultaat tussen de werkgroepen<br />

die begeleid werden door<br />

inhoudsdeskundige en niet-inhoudsdeskundige<br />

tutoren.<br />

Er werd geconstateerd dat het belang van<br />

een gestructureerd curriculum dat goed<br />

afgestemd is op de voorkennis van de<br />

studenten wel een belangrijke plaats inneemt.<br />

Davis WK et al. (6) verrichten in 1990 in<br />

Michigan medical school een onderzoek<br />

onder 156 tweedejaars geneeskunde studenten<br />

en 21 verschillende practicumbegeleiders.<br />

Hoewel er weinig verschillen in onderwijsstijl<br />

vastgesteld werden tussen de<br />

verschillende groepen, behaalden groepen<br />

met een inhoudsdeskundige begeleider<br />

gemiddeld een hoger eindresultaat<br />

- 17 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

en bleken zij meer tevreden over het<br />

onderwijs.<br />

Kwizera EN et al. (7) verrichten van 1994<br />

tot 1999 een onderzoek aan “the Universtiy<br />

of Transkei Medical School” (Zuid-<br />

Afrika) naar het effect van de inhoudsdeskundige<br />

PGO begeleider bij drie verschillende<br />

vakgebieden. Bij twee vakgebieden<br />

(farmacologie en pathologie)<br />

werd geen verschil gevonden in eindresultaat<br />

tussen de groepen met en zonder<br />

inhoudsdeskundige begeleider. Bij<br />

het derde vakgebied (microbiologie)<br />

werd een zeer klein maar significant<br />

verschil gevonden, waarbij de groep met<br />

de inhoudsdeskundige begeleider een<br />

hoger eindresultaat behaalde.<br />

Vakinhoudelijke kennis van de tutor<br />

heeft volgens dit onderzoek weinig tot<br />

geen invloed op de prestaties.<br />

Groves M et al. (8) richtten zich niet op de<br />

resultaten van de studenten van al dan<br />

niet inhoudsdeskundigen, maar op perceptie<br />

van de student van de effectiviteit<br />

van het onderwijs dat gegeven wordt.<br />

Uit het onderzoek bleek dat studenten de<br />

inhoudsdeskundige tutoren over het<br />

algemeen een hogere waardering toekenden<br />

als het gaat om invoelend vermogen<br />

en het creëren van een goede samenwerking.<br />

Goede proces-facilitatie-vermogens<br />

bleken in veel gevallen voort te<br />

komen uit inhoudsdeskundigheid en de<br />

de combinatie van deze kwaliteiten<br />

leverden de benodigdheden om gewaardeerd<br />

te worden als effectieve tutor.<br />

Deze kwaliteiten bleken afzonderlijk<br />

echter niet tot een hogere waardering<br />

van een effectief tutorschap te leiden.<br />

De onderzoeken zijn niet eenduidig in<br />

hun bevindingen. Een mogelijke verklaring<br />

hiervoor is het grote variatie in<br />

definitie van “de inhoudsdeskundige<br />

tutor”. Bij het onderzoek van Kwizera et<br />

al (7) werden medisch specialisten op het<br />

vakgebied van het relevante onderwerp<br />

betiteld als inhoudsdeskundige, terwijl<br />

bij het onderzoek van Dolmans et al. (5)<br />

het onderscheid in inhoudsdeskundigheid<br />

gemaakt werd door de begeleiders<br />

de eigen inhoudsdeskundigheid te laten<br />

inschatten.<br />

Andere verklaringen voor de tegenstrijdigheden<br />

zijn verschillen in de curriculaire<br />

structuur en context, verschillen in<br />

opvatting over de inhoud van probleem<br />

gestuurd onderwijs en verschillen in de<br />

opzet van de bovengenoemde onderzoeken.<br />

(2,9)<br />

Het verschil in bevindingen kan mogelijk<br />

ook verklaard worden het door<br />

onderlinge verschil tussen werkgroepbegeleiders,<br />

in de vaardigheden die<br />

nodig zijn om een PGO werkgroep te<br />

verzorgen. De studies die een positief<br />

verband vinden tussen inhoudsdeskundigheid<br />

en deze vaardigheden, concluderen<br />

dat de combinatie van de twee het<br />

belangrijkste recept is voor een goede<br />

werkgroepbegeleider. Mogelijk is een<br />

positief effect van inhoudsdeskundigheid<br />

alleen te bewerkstelligen als het gepaard<br />

gaat met goed inzicht in het proces dat<br />

de werkgroep moet doorlopen en vooral<br />

inzicht in wanneer de werkgroepbegeleider<br />

zijn inhoudsdeskundigheid kan<br />

gebruiken ter stimulatie van het leerproces.<br />

Het gevaar van inhoudsdeskundigheid<br />

Het gevaar van inhoudsdeskundigheid is<br />

dat de werkgroepbegeleider zijn kennis<br />

niet gebruikt om het werkgroepsproces<br />

te stimuleren, maar dat er juist een<br />

tegengesteld effect optreedt. Inhoudsdeskundige<br />

werkgroepbegeleiders nemen<br />

- 18 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

vaak een meer directieve rol in tijdens de<br />

werkgroepen. Zij spreken vaker en voor<br />

langere perioden, zij geven vaker direct<br />

antwoord op vragen van de student en zij<br />

geven vaker het onderwerp voor discussie<br />

aan. Tevens domineren de discussies<br />

tussen student en werkgroepbegeleider<br />

vaak boven discussies tussen<br />

studenten. Deze effecten brengen een<br />

belangrijk doel van het PGO in gevaar,<br />

namelijk het ontwikkelen het vermogen<br />

van de student om actief en zelf-gestuurd<br />

kennis te vergaren. (2,10,11)<br />

Werkgroepbegeleiders die veel moeite<br />

hebben met het behouden van de facilitator<br />

rol en snel vervallen in verstoren<br />

van het werkgroepsproces, zijn over het<br />

algemeen minder tevreden over het PGO<br />

systeem. (11)<br />

Meerwaarde van Probleem Gestuurd<br />

Onderwijs<br />

Wat opvallend is in de onderzoeken is<br />

dat ze de kwaliteit van het werkgroepsproces<br />

en indirect ook de kwaliteit van<br />

de werkgroepbegeleider afmeten aan de<br />

score die behaald wordt voor een kennistoets.<br />

Dit is vreemd aangezien de meerwaarde<br />

van het Probleem Gestuurd<br />

Onderwijs niet zit in het vergaren van<br />

meer kennis, maar in het ontwikkelen<br />

van communicatieve vaardigheden, het<br />

vermogen in een team te werken, oplossend<br />

vermogen, zelfstandigheid, verantwoordelijkheid<br />

voor het eigen leerproces<br />

en algemene sociale vaardigheden.<br />

(1)<br />

Tevens wordt er een meerwaarde<br />

beschreven op het gebied van kennisverrijking.<br />

De opgedane kennis zou niet<br />

groter zijn dan bij het traditionele<br />

curriculum, maar een grotere kennisretentie<br />

is wel aanwezig. (1) Hierdoor is<br />

er geen merkbaar effect op korte termijn<br />

(uitslag van het examen), maar vindt de<br />

winst later plaats.<br />

Het is aannemelijk dat een onderzoek dat<br />

zich verdiept in het ontwikkelen van<br />

vaardigheden en kennisretentie, tot<br />

andere resultaten zal komen dan de<br />

resultaten die in bovenstaande onderzoeken<br />

beschreven staan.<br />

Een eigen onderzoek<br />

Als product van het Cru ’99 is de auteur<br />

natuurlijk een zeer zelfwerkzaam medicus<br />

geworden die de eigen verantwoordelijkheid<br />

voor zijn leerproces neemt.<br />

Als de literatuur geen duidelijkheid verschaft<br />

over de invloed van de inhoudsdeskundige<br />

werkgroepbegeleider, zal het<br />

zelf uitgezocht moeten worden. In het<br />

kader van een onderwijsstage in het 6 e<br />

jaar van de studie geneeskunde aan de<br />

universiteit van <strong>Utrecht</strong>, werd dan ook<br />

een onderzoek verricht onder 299<br />

tweedejaars geneeskundestudenten, verdeeld<br />

over 24 werkgroepen. Bij dit<br />

onderzoek werd gekeken naar de invloed<br />

van inhoudsdeskundigheid van de<br />

werkgroepbegeleiders op het behaald<br />

resultaat, waardering van de docent,<br />

opkomst op de (niet verplichte)<br />

tussentoets en de waardering van het<br />

blok (12) . Een inhoudsdeskundige docent<br />

werd gedefinieerd als een medisch<br />

specialist (soms in opleiding) op het<br />

relevante onderwerp van het moment.<br />

Het resultaat staat weergegeven in de<br />

figuur 2. Er bleek tussen de groepen met<br />

en zonder inhoudsdeskundige docent,<br />

geen significant verschil te bestaan in elk<br />

van de variabelen.<br />

- 19 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Figuur 2<br />

10<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Gemiddelde<br />

longtoets cyfer<br />

Gemiddelde waarderingen van studenten bij onderwijs door<br />

inhoudsdeskundige en niet-inhoudsdeskundige docenten<br />

Gemiddelde<br />

nier cyfer<br />

Eindtoets<br />

Waardering<br />

docent<br />

Cijfer<br />

Tussentoets<br />

Aanwezigheids<br />

ratio tt<br />

inhoudsdesk.nefrologie Mean inhoudsdesk.longziekten Mean geen inhoudsdesk Mean<br />

Eindcyfer<br />

Waardering<br />

blok<br />

Uit eigen onderzoek blijkt geen verschil<br />

tussen wel- en niet-inhoudsdeskundige<br />

docenten. Helaas geldt ook bij dit<br />

onderzoek dezelfde kritiek als bij de<br />

voorgaande onderzoeken, omdat de<br />

mogelijkheden om kennisretentie en de<br />

ontwikkeling van vaardigheden te testen<br />

niet voorhanden waren.<br />

Conclusie<br />

Uit de besproken onderzoeken kan geen<br />

harde conclusie getrokken worden over<br />

verschillen in de kwaliteit van Probleem<br />

Gestuurd Onderwijs, gegeven door wel<br />

en niet-inhoudsdeskundige docenten.<br />

Om meer duidelijkheid te krijgen in de<br />

invloed van inhoudsdeskundigheid zal<br />

onderzoek verricht moeten worden,<br />

waarbij gekeken wordt naar de juiste<br />

uitkomsten. Dit betekend niet alleen de<br />

resultaten van de kennistoetsing, maar<br />

ook naar kennisretentie en de ontwikkeling<br />

van vaardigheden.<br />

Wat wel naar voren komt is het belang<br />

van het opleiden van “de nieuwe<br />

docent”. Inhoudsdeskundig of niet, er<br />

lijkt veel winst te behalen op het gebied<br />

van onderwijsvaardigheid.<br />

Literatuur<br />

1. Wood DF, ABC of learning and teaching in medicine: Problem based learning. BMJ 2003;326:328-<br />

330<br />

2. Maudsley G, Roles and responsibilities of the problem based learning tutor in the undergraduate<br />

medical curriculum. BMJ;1999 March 6;318(7184): 657–661.<br />

- 20 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

3. Schmidt HG, van der Arend A, Moust JH, Kokx I, Boon L. Influence of tutors' subject-matter expertise<br />

on student effort and achievement in problem-based learning. Acad Med. 1993 Oct;68(10):784-91.<br />

4. Schmidt HG, Moust JH, What makes a tutor effective? A structural-equations modeling approach to<br />

learning in problem-based curricula. Acad Med. 1995 Aug;70(8):708-14.<br />

5. Dolmans DH, Wolfhagen IH, Schmidt HG.Effects of tutor expertise on student performance in relation<br />

to prior knowledge and level of curricular structure. Acad Med. 1996 Sep;71(9):1008-11.<br />

6. Davis WK, Nairn R, Paine ME, Anderson RM, Oh MS. Effects of expert and non-expert facilitators on<br />

the small-group process and on student performance. Acad Med. 1992 Jul;67(7):470-4.<br />

7. Kwizera EN, Dambisya YM, Aguirre JH. Does tutor subject-matter expertise influence student<br />

achievement in the problem-based learning curriculum at UNITRA Medical School? S Afr Med J.<br />

2001 Jun;91(6):514-6.<br />

8. Groves M, Rego P, O'Rourke P. Tutoring in problem-based learning medical curricula: the influence of<br />

tutor background and style on effectiveness. BMC Med Educ. 2005 Jun 7;5(1):20.<br />

9. Bochner D, Badovinac R, Howell TH, Karimbux NYM.M.Sc.Tutoring in a Problem-Based<br />

Curriculum:Expert Versus Nonexpert. Journal of dental education 2002;66:1246-1251<br />

10. Silver M, Wilkerson LA. Effects of tutors with subject expertise on the problem-based tutorial<br />

process. Acad Med. 1991 May;66(5):298-300.<br />

11. Kaufman DM, Holmes DB. The relationship of tutors' content expertise to interventions and<br />

perceptions in a PBL medical curriculum Medical Education1998,May; Vol.32:255<br />

12. Flinkenflogel E, Roozemond JF, Helsper CW. Verslag onderwijsadviesproject bij het onderwijs<br />

Circulatie III 2005<br />

- 21 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

- 22 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Hoofdstuk 4: Een fout waar je iets van kunt leren<br />

P.M. van den Heuvel<br />

Er werd een blinde, doofstomme patiënte<br />

binnengebracht op de spoedeisende hulp<br />

van een opleidingsziekenhuis. De patiënte<br />

kreunde hevig waarbij zij haar buik<br />

vasthield. De voorgaande uren had zij<br />

een aantal keer overgegeven. Bij lichamelijk<br />

onderzoek had patiënte een drukpijnlijk<br />

epigastrium, over hart en longen<br />

geen bijzonderheden en de bloeddruk<br />

was laag normaal. Aanvullend onderzoek,<br />

waaronder een bloedonderzoek,<br />

longfoto en buikoverzichtsfoto, werd<br />

routinematig ingezet. De patiënte werd<br />

opgenomen op de afdeling Interne<br />

Geneeskunde. De volgende dag bleef de<br />

patiënte veel pijn aangeven. Er waren<br />

geen afwijkende laboratorium waarden<br />

in het bloed gevonden. Bij echografie<br />

van de buik werden geen afwijkingen<br />

van de galblaas aangetroffen. De volgende<br />

dag toonde een endoscopie eveneens<br />

geen afwijkingen aan. Na vijf dagen<br />

van hevige pijn overleed de patiënte. De<br />

arts-assistent van de afdeling trof tijdens<br />

het schrijven van de overlijdenspapieren<br />

een ECG strook aan. Dit ECG, gemaakt<br />

op de dag van opname, liet een evident<br />

myocardinfarct zien. De arts-assistent<br />

nam direct contact op met zijn supervisor.<br />

De supervisor scheurde de datum<br />

van het ECG en plaatste de huidige<br />

datum op het ECG. “Het zal de patiënte<br />

niet helpen om hier iets mee te doen. De<br />

patiënte is overleden aan een acuut myocardinfarct.<br />

Maar laat dit een les zijn<br />

voor iedereen!”¹<br />

Het einde van de opleiding geneeskunde<br />

komt in zicht. Zes jaar van kennisuitbreiding,<br />

attitudevorming en professioneel<br />

handelen zijn gepasseerd. Vele<br />

co-assistenten zullen gaan functioneren<br />

als arts-assistent op de afdeling van een<br />

(opleidings)ziekenhuis. Uit het bovenstaande<br />

voorbeeld komt naar voren dat<br />

beginnende arts-assistenten medische<br />

fouten (kunnen) maken. Hoe gaan artsen<br />

en studenten om met medische fouten?<br />

Is er voldoende aandacht voor het optreden<br />

en voorkomen van medische fouten<br />

in de opleiding geneeskunde? Om<br />

deze vraagstelling te beantwoorden is<br />

een gestructureerde zoekstrategie uitgevoerd<br />

in de medisch-<strong>onderwijskundige</strong><br />

zoekmachine Timelit met de zoektermen<br />

‘medical error’ en ‘education’.<br />

<strong>Medisch</strong>e fouten<br />

<strong>Medisch</strong>e fouten komen frequent en<br />

structureel voor binnen de gezondheidszorg.<br />

Bij 4 tot 17% van de ziekenhuisopnamen<br />

worden fouten gemaakt, met<br />

letselschade, sterfte en hoge kosten als<br />

gevolg 2 . Jaarlijks ondervinden ongeveer<br />

50.000 patiënten letselschade als gevolg<br />

van medische fouten. Ongeveer 5.000 tot<br />

7.500 patiënten sterven jaarlijks aan de<br />

gevolgen van medische fouten in Nederland.<br />

Dit is 10% van de totale ziekenhuissterfte<br />

3 . In Amerika sterven jaarlijks<br />

naar schatting 100.000 patiënten aan de<br />

gevolgen van medische fouten. <strong>Medisch</strong>e<br />

fouten nemen hiermee een vijfde<br />

plaats in op de ranglijst van meest voorkomende<br />

doodsoorzaken 4 .<br />

Het eenduidig definiëren van medische<br />

fouten is niet eenvoudig. Aan de definitie<br />

van medische fouten zijn meerdere<br />

facetten te onderscheiden, zoals: (a) het<br />

omschrijven van het begrip ‘medische<br />

fout’, (b) het onderverdelen van medische<br />

fouten in soorten, (c) het classificeren<br />

van gebeurtenissen naar hun<br />

aard, zoals of ze wel of niet vermijdbaar<br />

zijn en of het om een cognitieve of uit-<br />

- 23 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

voeringstechnische fout gaat, en (d) het<br />

differentiëren naar ernst.<br />

Een Engelse psycholoog geeft de volgende<br />

omschrijving van ‘fout’: al die<br />

situaties waarin een voorgenomen opeenvolging<br />

van mentale of fysieke activiteiten<br />

niet leidt tot de bedoelde<br />

uitkomst en waarbij deze mislukkingen<br />

niet kunnen worden toegeschreven aan<br />

een vorm van toeval. Er is een ongewenste<br />

uitkomst als resultaat van een<br />

verkeerd proces. In de medische praktijk<br />

hoeft een ongewenste uitkomst – een<br />

complicatie of zelfs sterfte – niet per<br />

definitie te betekenen dat de arts deze<br />

had kunnen voorkomen. Een complicatie<br />

is iedere ongewenste uitkomst van<br />

medisch handelen, ongeacht de kwaliteit<br />

van het proces, een fout betekent een<br />

tekortschietende kwaliteit van het<br />

proces, ongeacht de uitkomst 2 . In tabel 1<br />

is een overzicht weergegeven van<br />

verschillende indelingen van medische<br />

fouten.<br />

Tabel 1. Indeling van medische fouten<br />

Soorten medische fouten 4,5<br />

Diagnostische fouten<br />

Fouten in diagnostisch traject. Onderzoek toont aan dat 40-<br />

60% van de gestelde diagnosen incorrect is (dit heeft een<br />

significant effect op de uitkomst in 10% van gevallen).<br />

Therapeutische fouten Fouten in behandeling, medicatie of operatie. Ongeveer 20<br />

medicamenten veroorzaken 80% van alle medische fout<br />

gerelateerde sterfte.<br />

Preventieve fouten<br />

Fouten waarbij de patiënten niet de noodzakelijke<br />

profylactische therapie ondergaan. Fouten waarbij<br />

onvoldoende follow-up van patiënten plaatsvindt.<br />

Overige fouten<br />

Systeemfouten<br />

Inadequate supervisie<br />

Hoge werkdruk<br />

Storingen medische apparatuur<br />

Tekortschieten medische apparatuur<br />

Communicatie arts-patiënt<br />

Bejegeningfouten<br />

Deze fouten leiden vaak tot klachten van patiënten.<br />

Miscommunicatie<br />

Miscommunicatie tussen hulpverleners.<br />

Ernst van medische fouten 6<br />

<strong>Medisch</strong>e fout met nadelige effecten<br />

<strong>Medisch</strong>e fout zonder nadelige effecten<br />

Bijna medische fout<br />

Aard van medische fouten 4,6<br />

Actieve medische fouten (15%)<br />

Latente medische fouten (85%)<br />

Fouten waarbij de patiënt schade heeft opgelopen, zoals<br />

sterfte of een complicatie(s).<br />

Fouten waarbij de mogelijke schade voor de patiënt niet is<br />

opgetreden.<br />

Een handeling met mogelijk ongewenste consequenties is<br />

voorkomen omdat er tijdige herkenning en correctie heeft<br />

plaatsgevonden.<br />

Fouten en overtredingen gepleegd door directe interacties<br />

met de patiënt, ze worden ook wel menselijke fouten<br />

genoemd. De consequenties van de medische fout treden<br />

vaak snel op.<br />

Fouten door consequenties van het technische ontwerp, het<br />

systeem of de organisatie, ze worden ook wel systeem<br />

fouten genoemd. De consequenties van de medische fout<br />

treden vaak vertraagd op.<br />

- 24 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Omgang met medische fouten<br />

Niemand gaat ervan uit dat artsen opzettelijk<br />

medische fouten maken, toch weet<br />

iedereen dat medische fouten voorkomen.<br />

Mensen maken fouten. Hoe moeten<br />

artsen en studenten omgaan met<br />

medische fouten? De arts in het<br />

bovenstaande voorbeeld zegt “laat dit<br />

een les zijn voor iedereen!” Hoeveel<br />

patiënten zijn er niet overleden doordat<br />

de onderliggende oorzaak van de medische<br />

fout niet is achterhaald 1,4 .<br />

<strong>Medisch</strong>e fouten mogen nooit onopgemerkt<br />

voorbijgaan. Vanuit professioneel,<br />

politiek, juridisch en ethisch oogpunt<br />

worden medische fouten als onwenselijk<br />

beschouwd.<br />

Vanuit professioneel oogpunt is het belangrijk<br />

medische fouten niet te ontkennen<br />

of verbergen, maar ze te rapporteren,<br />

analyseren en voorkomen. Bij een goede<br />

kwaliteit van zorg ligt de nadruk op patiëntenveiligheid,<br />

hierbij moeten artsen<br />

continu streven naar verbetering van<br />

zorg door het voorkomen van medische<br />

fouten. Artsen moeten medische fouten<br />

zien als symptomen van een falend<br />

zorgsysteem waar iets aan gedaan moet<br />

worden. Fouten zijn daarbij niet de aandoening<br />

zelf, maar de symptomen van<br />

een onderliggende aandoening. Deze onderliggende<br />

problemen zullen opgespoord<br />

moeten worden om preventie van<br />

medische fouten mogelijk te maken 1-2,4,7 .<br />

Vanuit politiek oogpunt is er een discussie<br />

gaande over de openheid rondom<br />

medische fouten. De polisvoorwaarden<br />

van aansprakelijkheidsverzekeraars,<br />

waaruit kan worden afgeleid dat artsen<br />

geen fouten mogen toegeven, zorgen<br />

voor onrust. De verzekeraars erkennen<br />

weliswaar het belang van openheid,<br />

maar zij wensen artsen geen volledige<br />

vrijheid te geven om met patiënten over<br />

medische fouten te praten. Zij raden aan<br />

het woord ‘fout’ zoveel mogelijk te vermijden<br />

en vrezen dat erkenning van de<br />

fout zal leiden tot aansprakelijkheid.<br />

Openheid over medische fouten geeft<br />

echter psychologische en financiële<br />

voordelen. Zo kan een verzekeraar financieel<br />

voordeel hebben van snelle openheid<br />

in gevallen waarin door die openheid<br />

schade wordt voorkomen of<br />

verminderd. Ook kan openheid juist<br />

leiden tot een vermindering van het<br />

aantal klachten en claims 7 .<br />

Vanuit juridisch oogpunt is elke medische<br />

fout onacceptabel. Het doel van<br />

justitie is gerechtigheid. Juridisch gezien<br />

heeft iedere patiënt het recht om geïnformeerd<br />

te worden over medische fouten.<br />

Er zijn zelfs verschillende voorstellen<br />

gedaan om artsen wettelijk te verplichten<br />

incidenten, die tot schade hebben geleid<br />

of nog kunnen leiden, met de patiënt te<br />

bespreken 7 . Bijna medische fouten hoeven<br />

niet met de patiënt te besproken<br />

worden.<br />

Er is geen eenduidige opvatting mogelijk<br />

vanuit ethisch oogpunt aangezien niet<br />

elke medische fout dezelfde is. Schuldgevoelens<br />

bij een beginnende arts-assistent<br />

kunnen voldoende sturend zijn<br />

waardoor het opleggen van een sanctie<br />

niet noodzakelijk is. Daarnaast kan het<br />

bekend maken van alle medische fouten<br />

veel schade aanrichten door het ontstaan<br />

van wantrouwen in de gezondheidszorg<br />

bij de bevolking 1,2 .<br />

Het belang van openheid over medische<br />

fouten wordt in toenemende mate benadrukt<br />

in ziekenhuizen en medische opleidingen.<br />

Momenteel hebben artsen<br />

weinig ervaring met deze manier van<br />

omgaan met fouten. Er moet voldoende<br />

aandacht besteed worden aan de huidige<br />

barrières voor acceptatie van medische<br />

fouten bij artsen om deze openheid over<br />

medische fouten mogelijk te maken.<br />

Deze barrières kunnen onderverdeeld<br />

- 25 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

worden in drie categorieën. Barrières<br />

van cognitieve, emotionele en culturele<br />

aard.<br />

Allereerst de cognitieve barrières. <strong>Medisch</strong>e<br />

studenten en artsen zijn geneigd<br />

te denken dat medische fouten enkel gemaakt<br />

worden door incompetente studenten<br />

en artsen. Deze gedachte is niet<br />

wetenschappelijk onderbouwd. Onderzoek<br />

heeft aangetoond dat medische<br />

fouten onwillekeurig voorkomen bij alle<br />

artsen 8 .<br />

Er zijn meerdere emotionele barrières<br />

voor de acceptatie van medische fouten.<br />

<strong>Medisch</strong>e studenten moeten tijdens kun<br />

opleiding geneeskunde kennis en attitude<br />

ontwikkelen waarbij de tolerantie voor<br />

onzekerheid toeneemt. Een onderzoek<br />

naar deze ontwikkeling toonde aan dat<br />

medische studenten onvoldoende tolerantie<br />

ontwikkelen voor onzekerheid. Dit<br />

is mogelijk een belangrijke emotionele<br />

barrière voor de acceptatie van medische<br />

fouten 8 . Daar komt bij dat artsen een<br />

hoge mate van begrip en vergiffenis<br />

hebben voor medische fouten. Artsen<br />

kunnen zich goed met elkaar vergelijken<br />

als het gaat om gevoelens van onzekerheid.<br />

Deze gezamenlijke ervaring geeft<br />

een wederzijdse empathie die leidt tot dit<br />

begrip en vergiffenis voor medische<br />

fouten. Deze sterke, niet-kritische houding<br />

kan door het publiek worden opgevat<br />

als ‘samenzwering van tolerantie’ 9 .<br />

Een laatste emotionele barrière is de<br />

angst voor afstraffing waardoor artsen en<br />

studenten medische fouten niet rapporteren.<br />

Deze omgeving van veroordeling<br />

zal veranderd moeten worden in een<br />

leeromgeving. Het opstarten van veiligmelden<br />

systemen is een eerste stap om<br />

de angst voor afstraffing te verminderen<br />

2 . Een analyse in het kader van een<br />

veilig-meldensysteem is niet gericht op<br />

het beantwoorden van vragen in de sfeer<br />

van schuld en aansprakelijkheid, maar<br />

op het identificeren en wegnemen van<br />

oorzaken. Een dergelijke analyse dient<br />

niet het belang van de patiënt op wie het<br />

incident betrekking had, maar het belang<br />

van de kwaliteit van de toekomstige<br />

zorg 7 .<br />

Er is ook een culturele barrière voor de<br />

acceptatie van medische fouten. <strong>Medisch</strong>e<br />

studenten kunnen in hun omgang<br />

met medische fouten gesteund worden<br />

door supervisoren. Studenten kunnen<br />

zich realiseren dat ze niet alleen zijn<br />

wanneer twijfels en onzekerheden door<br />

supervisoren uitgesproken worden. De<br />

afwezigheid van deze ervaring, wat vaak<br />

het geval is in de praktijk, kan er toe<br />

bijdragen dat medische studenten moeite<br />

hebben met het ontwikkelen van voldoende<br />

tolerantie voor onzekerheid 8 .<br />

Alle artsen maken ongewenst medische<br />

fouten waar ze spijt van hebben, ze mee<br />

zullen moeten leven en waar ze van<br />

kunnen leren. Niet alle artsen zullen<br />

goed om kunnen gaan met medische<br />

fouten. Er zijn drie maladaptieve copingstrategieën<br />

beschreven 8,9 . Als eerste is er<br />

de ontkenning door artsen. De ontkenning<br />

van medische fouten door de geneeskunde<br />

te omschrijven als een kunst<br />

met grijze gebieden, het onderdrukken<br />

van actuele medische fouten door ze te<br />

vergeten en herdefinitie van medische<br />

fouten naar niet medische fouten. Als<br />

tweede is er afschuiving van schuld door<br />

artsen. De schuld wordt geëxternaliseerd<br />

en afgeschoven op anderen zoals omstandigheden,<br />

het systeem, supervisoren,<br />

de aandoening of de patiënt. Als laatste<br />

is er distantiëring door artsen. Acceptatie<br />

van verantwoordelijkheid zal genomen<br />

worden door een variëteit van gezamenlijke<br />

gedachten en rechtvaardigingen,<br />

bijvoorbeeld ‘iedereen maakt fouten’, ‘ik<br />

heb alles gedaan wat ik kon’ of ‘hetgeen<br />

gebeurd is, was onvermijdelijk’.<br />

- 26 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Curriculum over medische fouten<br />

Een leerproces gaat altijd gepaard met<br />

fouten aangezien de student kennis,<br />

vaardigheden en attitude poogt (verder)<br />

te ontwikkelen die noodzakelijk zijn<br />

voor een professionele arts. In vele<br />

situaties, waar fouten kunnen optreden,<br />

kan dit leerproces plaatsvinden in een<br />

beschermde omgeving. Een voorbeeld<br />

hiervan is de vliegsimulator voor piloten<br />

om te voorkomen dat de mensen onnodig<br />

gevaar lopen. In de geneeskunde is<br />

het niet altijd mogelijk om deze beschermde<br />

omgeving te bieden 6 . Het feit<br />

dat medische fouten voorkomen gecombineerd<br />

met het onvermogen om (altijd)<br />

een beschermde omgeving te bieden<br />

benadrukken het belang van aandacht<br />

voor medische fouten in de opleiding<br />

geneeskunde.<br />

Een medisch curriculum heeft met betrekking<br />

tot omgang met medische fouten<br />

een aantal specifieke doelen. Studenten<br />

zullen het belang van het voorkomen<br />

van medische fouten moeten inzien, zullen<br />

onzekerheid en medische fouten<br />

moeten accepteren en zullen goed moeten<br />

kunnen omgaan met medische fouten.<br />

Allereerst het belang van het voorkomen<br />

van medische fouten. Er is in de huidige<br />

medische opleidingen voldoende onderwijs<br />

gericht op het voorkomen van medische<br />

fouten. De gehele opleiding geneeskunde<br />

kan gezien worden als een<br />

middel om medische fouten in de klinische<br />

praktijk te voorkomen 8 . Een<br />

ander middel om medische fouten te<br />

voorkomen is aandacht besteden aan<br />

fouten. <strong>Medisch</strong>e fouten mogen nooit<br />

onopgemerkt voorbijgaan, omdat overdenkingen<br />

over fouten tussen medische<br />

specialisten, arts-assistenten en co-assistenten<br />

een waardevolle methode zijn<br />

voor onderwijs en verbetering van zorg 1 .<br />

Ten tweede de acceptatie van onzekerheid<br />

en medische fouten. Er is in de<br />

huidige medische opleidingen weinig<br />

onderwijs gericht op de acceptatie van<br />

het optreden van medische fouten.<br />

Echter heeft onderwijs niet alleen het<br />

doel om technische vaardigheden aan te<br />

leren, maar heeft onderwijs daarnaast als<br />

doel de studenten te vormen naar een<br />

specifiek perspectief 9 . Studenten moeten<br />

tijdens de opleiding de acceptatie van<br />

medische fouten vergroten. Deze acceptatie<br />

is een voorwaarde voor een effectieve<br />

melding van fouten. Om deze<br />

acceptatie te vergroten is het belangrijk<br />

dat studenten tijdens het onderwijs en<br />

het functioneren in de klinische praktijk<br />

geconfronteerd worden met acceptatie<br />

van medische fouten. In de praktijk<br />

worden medische fouten zelden besproken<br />

waarmee er impliciet vanuit wordt<br />

gegaan dat competente artsen geen medische<br />

fouten maken. Een enkele keer<br />

zullen medische studenten betrokken<br />

worden in het proces van geheimhouding<br />

rondom een medische fout. Deze omgang<br />

met medische fouten in de praktijk<br />

bevorderd de acceptatie van fouten onder<br />

medische studenten niet. Naast het stimuleren<br />

van acceptatie van medische<br />

fouten zal een opleiding geneeskunde<br />

problemen rondom het bestaan van onzekerheid<br />

moeten behandelen en studenten<br />

mogelijke strategieën bieden hoe om<br />

te gaan met die onzekerheid 8,9 .<br />

Als laatste de omgang met medische<br />

fouten. Er is over het algemeen weinig<br />

aandacht voor de omgang met medische<br />

fouten in medische opleidingen. Het is<br />

echter nog onduidelijk of een dergelijk<br />

curriculum de omgang van medische<br />

fouten bij studenten kan verbeteren.<br />

<strong>Medisch</strong>e opleidingen moeten het ontstaan<br />

van een veilig-melden cultuur stimuleren<br />

in plaats van de neiging tot<br />

samenzwering en tolerantie. <strong>Medisch</strong>e<br />

- 27 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

studenten zullen fouten moeten zien als<br />

mogelijke situaties waarin de kwaliteit<br />

van zorg voor patiënten verbeterd kan en<br />

moet worden. Een effectieve melding<br />

van fouten, die mogelijk is in een<br />

‘veilig-meldencultuur’, is een voorwaarde<br />

voor een systematische analyse en<br />

preventie van fouten 6,8,9 .<br />

CRU’99, CuRriculum <strong>Utrecht</strong> ‘99<br />

Het curriculum van de opleiding geneeskunde<br />

aan de Universiteit <strong>Utrecht</strong> besteedt<br />

aandacht aan (omgang met) medische<br />

fouten. Tijdens het Communicatie-/Attitude-onderwijs<br />

in jaar 4 krijgen<br />

de studenten één module over (de omgang<br />

met) medische fouten. Het belang<br />

van omgaan met medische fouten komt<br />

aan de orde tijdens deze les. De medische<br />

studenten staan stil bij de emoties<br />

die medische fouten bij een arts kunnen<br />

oproepen. De studenten krijgen een stappenplan<br />

‘hoe om te gaan met medische<br />

fouten’ aangereikt (zie figuur 1). Het<br />

advies wordt gegeven om na een<br />

medische fout een foutenanalyse te<br />

schrijven. In deze foutenanalyse moet<br />

een duidelijke beschrijving gegeven<br />

worden van de medische fout, mogelijke<br />

oorzaken van de medische fout en de<br />

afhandeling van de medische fout<br />

(bespreken met collega’s, patiënt en<br />

familie) 5 .<br />

Figuur 1. Stappenplan voor medische fouten 5<br />

Stap 1<br />

Constateren van medische fout<br />

Stap 2<br />

Strategie bedenken voor omgang<br />

Stap 3<br />

Contact opnemen met collega’s<br />

Stap 4<br />

Contact opnemen met patiënt en familie<br />

Stap 5<br />

Contact opnemen met directie en inspectie<br />

Stap 6<br />

EXCUUS en erkenning emoties patiënt<br />

Stap 7<br />

Foutenanalyse schrijven<br />

Stap 8<br />

In contact blijven met de patiënt<br />

Conclusie<br />

<strong>Medisch</strong>e fouten komen niet zelden voor<br />

in de klinische praktijk. Het erkennen,<br />

rapporteren, analyseren en voorkomen<br />

van medische fouten kan gezien worden<br />

als een professionele taak van elke arts.<br />

Bij een goede kwaliteit van zorg ligt de<br />

nadruk op patiëntenveiligheid, hierbij<br />

moeten artsen continu streven naar verbetering<br />

van zorg door het voorkomen<br />

van medische fouten. Er zijn echter een<br />

aantal barrières voor de acceptatie, en<br />

daarmee rapportage en analyse, van medische<br />

fouten. Deze zijn onder te verdelen<br />

in cognitieve, emotionele en cul-<br />

- 28 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

turele barrières. Deze barrières zorgen<br />

ervoor dat niet alle artsen goed om<br />

kunnen gaan met medische fouten. In de<br />

curricula van medische opleidingen dient<br />

onderwijs geven te worden gericht op<br />

(het omgaan met) medische fouten. Studenten<br />

zullen het belang van het voorkomen<br />

van medische fouten moeten<br />

inzien, zullen onzekerheid en medische<br />

fouten moeten accepteren en zullen goed<br />

moeten kunnen omgaan met medische<br />

fouten. In de opleiding geneeskunde aan<br />

de Universiteit <strong>Utrecht</strong> staan medische<br />

fouten centraal in een module van het<br />

Communicatie-/Attitude onderwijs in<br />

jaar 4. Er is echter tijdens dit onderwijs<br />

onvoldoende aandacht voor de acceptatie<br />

van onzekerheid en medische fouten.<br />

“Het compleet elimineren van medische<br />

fouten is moeilijk, maar het doel is<br />

schade voor patiënten te voorkomen!”<br />

Literatuur<br />

1. P.A. Singer, A.W. Wu, S. Fazel, J. McMillan. An ethical dilemma: Medical errors and medical culture<br />

• Commentary: Learning to love mistakes. BMJ 2001; 322: 1236-1240.<br />

2. R.W.M. Giard. De epidemiologie van medische fouten: enkele methodologische kwesties. Ned<br />

Tijdschr Geneeskd 2005; 149: 2157-2162.<br />

3. J.C.J.M. de Haes, A.M. Hoos, J.J.E. van Everdingen. Communiceren met patiënten. Elsevier, Bunge.<br />

1999. Maarssen.<br />

4. A.F. Al-Assaf, L.J. Bumpus, D. Carter, S.B. Dixon. Preventing errors in healthcare: a call for action.<br />

Hospital topics: Research and Perspectives on Healthcare 2003; 81: 5-12.<br />

5. Praktisch Lijnboek Communicatie/Attitude IV. Werkgroepen Hanteren van Emoties. PLO/CA jaar 4.<br />

CRU’99, 2003-2004.<br />

6. J.B. Battles, C.E. Shea. A system of analyizing medical errors to improve GME curricula and<br />

programs. Academic Medicine 2001; 76: 125-133.<br />

7. J. Legemaate. Patientveiligheid en patientenrechten. Informatie en openheid staan centraal. <strong>Medisch</strong><br />

Contact 2006; 61: 784-787.<br />

8. D. Pilpel, R. Schor, J. Benbassat. Barriers to acceptance of medical error: the case for a teaching<br />

programme. Medical Education 1998; 32: 3-7.<br />

9. H. Lester, J.Q. Tritter. Medical error: a discussion of the medical construction of error and suggestions<br />

for reforms of medical education to decrease error. Medical Education 2001; 35: 855-861.<br />

- 29 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Hoofdstuk 5: De ontwikkelingen binnen het anatomieonderwijs en de<br />

invloed hiervan op de anatomiekennis van de geneeskundestudent<br />

Carlijn Hoedemaker<br />

Inleiding<br />

Culturele verandering, wetenschappelijke<br />

vooruitgang en nieuwe ontwikkelingen<br />

binnen het medisch onderwijs<br />

hebben er toe geleid dat er steeds minder<br />

tijd wordt besteed aan het anatomie<br />

onderwijs. 1<br />

De dissectie neemt op veel medische<br />

faculteiten een steeds minder grote plaats<br />

in en wordt vaak voor een deel of geheel<br />

vervangen door andere onderwijsvormen<br />

zoals“computersimu-laties en “prosectie”:<br />

het demonstreren van geprepareerde<br />

lichamen. 2<br />

Veel artsen zijn van mening dat er zonder<br />

adequate kennis van de anatomie<br />

geen goede dokters kunnen worden opgeleid.<br />

3 Daarnaast zijn velen ervan<br />

overtuigd dat de anatomiekennis van de<br />

geneeskundestudenten er door de nieuwe<br />

onderwijsvormen sterk op achteruit zou<br />

gaan. 3 Om na te gaan welke ontwikkelingen<br />

er binnen het anatomie onderwijs<br />

hebben plaatsgevonden heb ik een<br />

aantal artikelen over dit onderwerp bestudeerd.<br />

Ik heb me hierbij vooral gericht<br />

op de afname van de dissectie<br />

binnen het huidige anatomieonderwijs.<br />

Tevens heb ik bekeken of de vermindering<br />

van het dissectie onderwijs invloed<br />

heeft op de anatomiekennis van de<br />

geneeskunde student.<br />

De ontwikkeling van de geneeskunst begon<br />

in de 5 e eeuw A.D. met Hippocrates.<br />

Hij richtte een medische school op in<br />

Alexandria op het eiland Kos.<br />

Op deze school werd Herophilus, een<br />

aantal jaren later een gerespecteerde<br />

anatoom. Hij wordt nu gezien als de vader<br />

van de wetenschappelijke anatomie. De<br />

dissectie was de belangrijkste manier<br />

waarop de anatomie werd onderwezen en<br />

Alexandria wordt beschouwd als de eerste<br />

plaats waar dissectie systematisch werd<br />

uitgevoerd.<br />

De Griekse geneeskunst werd geïntroduceerd<br />

in Rome door de Griekse arts<br />

Claudius Galenus. Zijn beroemde werk<br />

“Treaty of Anatomy” werd gebruikt bij het<br />

anatomieonderwijs gedurende meer dan<br />

1400 jaar.<br />

Tijdens de middeleeuwen werd anatomische<br />

dissectie beschouwd als lasterlijk<br />

en werd daarom verboden.<br />

Van verleden tot heden<br />

Om de huidige situatie te begrijpen is het<br />

noodzakelijk om enkele belangrijke feiten<br />

uit het verleden te vermelden die de<br />

manier waarop het anatomie onderwijs<br />

wordt gegeven hebben veranderd. 1<br />

In de 14 e eeuw werd de dissectie opnieuw<br />

geïntroduceerd door Italiaanse en Franse<br />

artsen. Één daarvan was Mondino dei<br />

Luzzi (1275–1326), hij schreef<br />

“Anathomia” (de anatoom) wat drie<br />

eeuwen gebruikt werd op bijna alle<br />

Europese, medische universiteiten. In<br />

- 30 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

1553 publiceerde Andreas Vesalius, professor<br />

op de universiteit van Padua De”<br />

humani corporis fabrica”. Waarbij de<br />

basis voor de huidige wetenschap werd<br />

gelegd; leren door directe observatie. 4<br />

In de eeuwen hier opvolgend werden<br />

steeds meer details over de opbouw van<br />

het menselijk lichaam beschreven. Tijdens<br />

de Renaissance bestudeerde schilders<br />

zoals Michelangelo en Leonardo Da<br />

Vinci dode lichamen om hun kunstwerken<br />

te kunnen creëren.<br />

Door de komst van steriele materialen,<br />

anesthesie en chirurgie veranderde het<br />

anatomieonderwijs vanaf het begin van<br />

de 19 e eeuw steeds meer van beschrijvend<br />

naar praktisch onderwijs.<br />

De vraag naar lichamen werd steeds<br />

groter. Om grafroof te voorkomen werd<br />

er in een aantal landen een wet opgesteld<br />

die het mogelijk maakte om niet-geclaimde<br />

lichamen voor dissectie te<br />

gebruiken. 5 Totdat mensen hun lichaam<br />

vrijwillig ter beschikking van de wetenschap<br />

konden stellen was dit de belangrijkste<br />

manier om aan stoffelijke overschotten<br />

te komen. De rol van dissectie<br />

en de anatomielessen hebben zich tijdens<br />

de tweede helft van de 20 e eeuw snel<br />

ontwikkeld. Nieuwe conserveermethodes<br />

werden bedacht en anatomen ontdekten de<br />

computer als hulpmiddel bij het anatomieonderwijs<br />

en begonnen met het ontwikkelen<br />

van anatomische software. 4 6<br />

Dissectie: de huidige situatie<br />

Dissectie is op veel medische faculteiten<br />

nog steeds een belangrijk onderwijsinstrument.<br />

7 Collins et al. 8 ondervroegen<br />

112 verschillende anatomie afdelingen in<br />

de Verenigde Staten en Canada. Slechts<br />

drie universiteiten rapporteerden dat zij<br />

geen dissecties uitvoerden. In Engeland en<br />

Ierland werd door Heylings 7 een soortgelijk<br />

onderzoek uitgevoerd op 21 (19 in<br />

Engeland, 3 in Ierland) anatomieafdelingen.<br />

Op 16 universiteiten (76%) werd dissectie<br />

verricht. Op 12 (12/16) werd dissectie<br />

gecombineerd met andere vormen<br />

van anatomie onderijs. Slechts op 4 universiteiten<br />

(25%) was dissectie de enige<br />

manier waarop anatomie werd onderwezen.<br />

Op de universiteiten waar geen dissectie<br />

werd verricht werd anatomie onderwezen<br />

d.m.v. demonstratie van preparaten,<br />

computersimulaties en videobeelden.<br />

Voor- en nadelen van de dissectie<br />

De dissectie binnen het anatomieonderwijs<br />

heeft tot veel discussie geleid tussen vooren<br />

tegenstanders. De meest genoemde<br />

voordelen waren:<br />

• Door middel van dissectie kunnen studenten<br />

onder begeleiding leren om te<br />

gaan met emoties die opkomen bij het<br />

zien van een stoffelijk overschot. 2,9,10<br />

• Door middel van dissectie begrijpen<br />

studenten de driedimensionale verhou-<br />

- 31 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

dingen van de structuren in het menselijk<br />

lichaam 11<br />

• Dissectie draagt bij tot het aanleren<br />

van praktische vaardigheden 2,11<br />

• Dissectie laat het “echte” menselijk<br />

lichaam zien met anatomische variaties<br />

die niet in atlassen of met computersimulaties<br />

geïllustreerd worden<br />

2,11<br />

Tegenstanders van de dissectie noemen<br />

vaak de volgende nadelen:<br />

• Sommige studenten vinden het eng<br />

of zelfs traumatisch om met een<br />

dood lichaam om te gaan. 10,12<br />

• Er zijn erg hoge kosten verbonden<br />

aan het werken met kadavers 13<br />

• Dissectie kost erg veel tijd. 13<br />

• Dissectie is ouderwets en gaat niet<br />

mee met de ontwikkelingen binnen<br />

een curriculum 7<br />

• De anatomie van een geconserveerd<br />

lichaam ziet er heel anders uit dan<br />

de anatomie van een patiënt 13<br />

Dissectie versus Prosectie en Computersimulaties<br />

Het anatomieonderwijs dat vroeger uit<br />

honderden uren college en snijzaal practica<br />

bestond is op veel universiteiten al<br />

terug gebracht tot enkele uren per week,<br />

besteed aan discussie over en <strong>verdieping</strong><br />

in geprepareerde lichamen. 14 . Velen zijn<br />

van mening dat practica met geprepareerde<br />

lichamen een adequate, efficiënte<br />

en effectieve vorm van anatomieonderwijs<br />

is. 15,16,17<br />

Kritiek hierop komt van mensen die menen<br />

dat het ontleden van een compleet<br />

lichaam de beste manier is om de anatomie<br />

van het menselijk lichaam te leren en te<br />

begrijpen, waarbij de studenten een actieve<br />

bijdrage moeten leveren i.p.v. passief<br />

naar een geprepareerd lichaam of orgaan<br />

te kijken. 11,14 Daarbij menen ze dat de<br />

kosten door het aanbieden van prosectie<br />

nog verder toenemen.<br />

Andere alternatieven voor het traditionele<br />

ontleden variëren van ‘‘peer-teaching’’<br />

waarbij de studenten een deel van de<br />

dissectie uitvoeren en daarna hun werk aan<br />

hun studiegenoten demonstreren 15,16 tot<br />

onderwijs waarbij de anatomiekennis zonder<br />

enige vorm van dissectie wordt opgedaan.<br />

Bij laatstgenoemden curricula nemen multimedia<br />

programma’s zoals videobeelden<br />

en computersimulaties een belangrijke<br />

plaats in.<br />

Anatomiekennis met betrekking tot verschillende<br />

onderwijsvormen<br />

Voor- en tegenstanders van de dissectie<br />

zijn het erover eens dat het belangrijkste<br />

doel van anatomie onderwijs het aanleren<br />

van kennis over en begrip van de anatomie<br />

en de driedimensionale verhoudingen binnen<br />

het menselijk lichaam betreft.<br />

Het is dan ook belangrijk dat de leerresultaten<br />

van de studenten niet achteruitgaan<br />

bij het introduceren van een<br />

nieuwe onderwijsvorm.<br />

Verschillende studies hebben aangetoond<br />

dat er geen significant verschil bestaat in<br />

kennis tussen studenten die prosectie<br />

onderwijs hebben gevolgd versus studenten<br />

die het volledige dissectie programma<br />

volgden. 14<br />

Studies die het leereffect van dissectie<br />

vergeleken met het leereffect van multimedia<br />

programma’s kwamen meestal tot<br />

- 32 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

de conclusie dat het behouden van dissectie<br />

met aanvulling van multimedia<br />

onderwijs het beste leerresultaat gaf. 1<br />

Conclusie<br />

Dissectie neemt de laatste jaren een<br />

steeds minder grote plaats in binnen het<br />

anatomie onderwijs. Op veel faculteiten<br />

is het traditionele ontleden voor een deel<br />

of volledig vervangen door de prosectie,<br />

het demonstreren van voorgeprepareerde<br />

lichamen of delen van het lichaam. Op<br />

enkele faculteiten zijn de stoffelijke<br />

overschotten compleet vervangen door<br />

multimedia programma’s.<br />

De invloed op het leereffect van de<br />

studenten verschilt niet significant tussen<br />

dissectie en prosectie. Multimedia programma’s<br />

alleen leveren te weinig kennis<br />

en begrip op, maar zijn een waardevolle<br />

aanvulling op de pro- en dissectie.<br />

Het werken met stoffelijke overschotten<br />

helpt studenten bij het omgaan met de<br />

dood en het dode lichaam en daarnaast<br />

heeft dissectie als voordeel dat het bijdraagt<br />

aan het leren van praktische medische<br />

vaardigheden.<br />

Dissectie heeft vele historische perioden,<br />

culturele veranderingen en onderwijstrends<br />

overleefd en hoewel het een minder<br />

grote rol vervult binnen het anatomie<br />

onderwijs zal het zich blijven ontwikkelen<br />

wanneer nieuwe onderwijstechnologieën<br />

worden toegevoegd aan een curriculum.<br />

Literatuur<br />

1. Rodrigo E. Elizondo-Oman, Santos Guzma´ N Lopez, M. de Los Angeles Garcias Rodríguez, Dissection<br />

as a Teaching Tool: Past, Present, and Future Anat Rec (Part B: New Anat)2005; 285B:11–15<br />

2. Parker L.M. Anatomical dissection: Why are we cutting out? Dissection undergraduate teaching. AZN<br />

J Surg 2002; 72(12): 910-12<br />

3. Waterson SW, Stewart IJ. Clin.Anat. 2005;18:380-384<br />

4. Aziz MA, McKenszie JC, Wilson JS, CowieRJ, et al. The human cadaver in the age of biomedical<br />

informatics. Anat Rec. 2002; 269:20–32<br />

5. Dyer GSM, Thorndike MEL. 2000. Quidne mortui vivos docent? the evolving purpose of human<br />

dissection in medical education. Acad Med 75:969–979.<br />

6. Carmichael SW, Pawlina W. Animated power point as a tool to teach anatomy. Anat Rec2002;26:83–<br />

88<br />

7. Heylings DJA.Anatomy 199-200: the curriculum, who teaches it and how? Medical Education<br />

2002;36:702-710<br />

8. Collins TJ, Given RL, Hulsebosch CE, Miller BT. Status of gross anatomy in the US and Canada:<br />

Dilemma for the 21 st century. Clin Anat 1994;7:275-96<br />

9. MA Mc Garvey, T. Farrell, RM Conroy, S, Kandiah WS Monkhouse, Dissection a possitive<br />

experience Acad. Med.1990;65:645–6<br />

10. Marks SC, Bertman SL, Penney JC. Human Anatomy: a foundation for education about death and<br />

dying in medicine. Clin. Anat.1997;10(2):118-122<br />

11. Jones DG. Reassessing the importance of dissection. a critique and elaboration. Clin. Anat.1997;10:<br />

123–7<br />

- 33 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

12. Horne DJ, Tiller JW, Eizenberg N, Tashevska M, Biddle N.Reactions of first-year medical students to<br />

their initial encounterwith a cadaver in the dissecting room.Acad. Med.1990;65:645–6<br />

13. To dissect or not to dissect? N. Anthony Moore Anat Rec (New Anat) 1998, 253: 8-9<br />

14. Dinsmore CE, Daugherty S, Zeitz HJ. Teaching and learning gross anatomy:dissection, prosection, or<br />

“both of the above”? Clin Anat1999; 12:110–114<br />

15. Yeager VL. Learning gross anatomy: Dissection and prosection. Clin Anat1996; 9:57–9<br />

16. Nnodim JO. A controlled trial of peer-teaching in practicalgross anatomy. Clin Anat 1997; 10:112–7<br />

17. Nnodim JO, Ohanaka EC, Osuji CU. 1996. A follow-upcomparative study of two modes of learning<br />

human anatomy. Clin Anat 1996; 9:258–262<br />

- 34 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Hoofdstuk 6: Dokters met compassie?!<br />

Justine Lamberts<br />

Door de niet verminderende aanvoer van<br />

nieuwe ontdekkingen door wetenschappelijk<br />

onderzoek, is er in de geneeskunde<br />

steeds meer mogelijk. Ziektes waar mensen<br />

vroeger massaal aan overleden<br />

kunnen nu bestreden worden. Idealiter<br />

betekent dat genezing, maar in de praktijk<br />

gaat het vaak om levensverlenging,<br />

of de transformatie van een lethale<br />

aandoening naar een chronische kwaal.<br />

Ook zijn we ons de laatste jaren meer<br />

bewust geworden van het belang van<br />

gezond leven, hetgeen gepaard is gegaan<br />

met de nodige verbeteringen op het<br />

gebied van ‘lifestyle’. Naast deze ontwikkeling<br />

hebben we te maken met een<br />

snel opkomende vergrijzing van de<br />

samenleving. Wat hebben deze dingen<br />

met elkaar te maken? Gezamenlijk vertegenwoordigen<br />

zij een patiëntenpopulatie<br />

met een zorgvraag die volledig<br />

anders is dan die van de afgelopen<br />

generaties. De huidige patiënt vergt veel<br />

zorg en aandacht, is vaak oud met veel<br />

co-morbiditeiten en zal weliswaar nooit<br />

meer beter worden, maar kan nog wel<br />

jaren voort. De huidige patiënt vraagt om<br />

een nieuw soort dokter, die medisch<br />

inhoudelijk onderlegd is, maar die ook in<br />

staat is om te advies te geven, die ook<br />

kan uitleggen welke opties die patiënt op<br />

dat moment onder zulke omstandigheden<br />

heeft. De nieuwe ontwikkelingen hebben<br />

ertoe geleid dat er meerdere keuzes zijn.<br />

De nieuwe arts moet in staat zijn z’n<br />

patiënten adequaat te kunnen begeleiden<br />

in het maken van de beste keus.<br />

Nadat was geconstateerd dat er inderdaad<br />

een nieuw soort arts moest komen,<br />

zijn de nodige veranderingen doorgevoerd<br />

in het onderwijs, met als concreet<br />

voorbeeld de aftrap van het ultra-moderne,<br />

geheel vernieuwde CRU ’99 in<br />

<strong>Utrecht</strong>. Dit curriculum beloofde van de<br />

studenten een nieuwe generatie artsen<br />

maken, communicatief zeer vaardig door<br />

al het communicatie-onderwijs en zelfstandig<br />

functionerend door de vernieuwde<br />

opbouw van het onderwijs.<br />

Ik denk dat het curriculum er voor een<br />

groot deel in geslaagd is om de studenten<br />

inderdaad de idee van de nieuwe arts met<br />

al zijn (of moet ik zeggen haar..?)<br />

nieuwe facetten mee te geven. Er is<br />

alleen een bepaald aspect van het<br />

onderwijs dat bij mij - en van wat ik heb<br />

gehoord van medestudenten - ook<br />

anderen heeft gestoord. Dat is het idee<br />

dat, door studenten vooral heel veel<br />

onderwijs te geven in communicatie en<br />

ethiek, zij zich zullen ontpoppen tot<br />

betere artsen. Hoewel ik van mening ben<br />

dat goede communicatievaardigheden<br />

zeker een positieve bijdrage leveren aan<br />

het ontwikkelen van een solide vertrouwensrelatie<br />

tussen arts en patiënt, is dit<br />

mijns inziens toch niet de hoofdzaak.<br />

Elke vertrouwensrelatie, of het nu tussen<br />

arts en patiënt is, of tussen individuen in<br />

de ‘normale’ wereld, moet altijd gebaseerd<br />

zijn op wederzijds begrip. Als dit<br />

begrip er niet is, kan geen enkele communicatieles<br />

de vertrouwensrelatie nog<br />

redden. Communicatietraining kan je<br />

wel helpen in het formuleren van gepaste,<br />

genuanceerde vraagstelling, maar<br />

het leert je niet hoe je moet omgaan met<br />

patiënten met wie je op een verschillende<br />

golflengte zit en die de dingen anders<br />

zien dan jij.<br />

Het is mijn idee dat er voor een arts drie<br />

voorwaarden zijn waaraan moet zijn<br />

voldaan, voordat een goede vertrouwensrelatie<br />

kan worden opgebouwd met een<br />

patiënt.<br />

- 35 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Ten eerste moet een arts een basale<br />

interesse hebben in het welzijn van<br />

patiënten. Dit is een eigenschap die<br />

praktisch elke medisch student bij aanvang<br />

van zijn/haar studie bezit. Toch<br />

heeft elke student na alle co-schappen te<br />

hebben doorlopen genoeg ervaring met<br />

cynisme en artsen die hun desinteresse<br />

voor het lot hun patiënten nauwelijks<br />

kunnen verhullen. Soms zelfs in zulke<br />

sterke mate dat optimisme naïef en misplaatst<br />

lijkt, iets van de jeugd wat er zo<br />

snel mogelijk ‘uitgeslagen’ moet worden.<br />

Niet alleen is het kwalijk dat de<br />

artsen in kwestie zo functioneren, het is<br />

wellicht nog kwalijker dat zij hun houding<br />

op volgende generaties overbrengen.<br />

Ten tweede mag een arts patiënten nooit<br />

veroordelen. Een arts behoort zorg te<br />

geven en te alle tijden te handelen vanuit<br />

het welzijn van de patiënt, bekeken vanuit<br />

het oogpunt van de patiënt, en dient<br />

dit oogpunt te respecteren. Je persoonlijke<br />

– dat wil zeggen vanuit niet-professioneel<br />

standpunt bekeken - mening<br />

laten doorschemeren over een bepaalde<br />

situatie is niet alleen ontzettend ongepast,<br />

het kan bovendien nadelige gevolgen<br />

hebben voor de therapietrouw.<br />

Ten derde moet je als arts weten hoe je<br />

zelf in het leven staat, wat jij belangrijk<br />

vindt, waar jij wel en niet van houdt,<br />

kortom je moet je bewust zijn van zowel<br />

jouw persoonlijke moraal als je karaktereigenschappen.<br />

Zelfkennis leidt uiteindelijk<br />

tot een beter inzicht in de dynamiek<br />

tussen jou en andere mensen, hetgeen<br />

zeker een positief effect zal hebben<br />

op wat de patiënt jou vertelt en in hoeverre<br />

hij/zij therapietrouw zal zijn.<br />

Bovendien is het ook in het belang voor<br />

de patiënt dat je je bewust bent van je<br />

eigen beperkingen, zodat dit geen nadelig<br />

effect hoeft te hebben op de patiënt.<br />

Denk aan een gereformeerde gynaecoloog<br />

die tegen abortus is, maar dit nooit<br />

als beperking voor zijn patiënten dient<br />

op te leggen. Iedereen staat vrij om een<br />

mening te hebben, zolang die maar niet<br />

ten koste gaat van het welzijn van patiënten.<br />

In feite zijn deze genoemde ‘voorwaarden’<br />

de grondbeginselen van het humanistisch<br />

denkgoed. Daaruit voortvloeiend<br />

luidt dan ook mijn stelling:<br />

Niet zozeer onderwijs in communicatie,<br />

maar in humanisme maken van studenten<br />

een goede arts.<br />

Zoals als eerder gezegd is dit slechts<br />

mijn mening. Om deze te onderbouwen<br />

ben ik in de onderwijsliteratuur op zoek<br />

gegaan naar artikelen over dit onderwerp.<br />

In het artikel ‘the ethics of caring and<br />

medical education’ maakt Dr. Branch<br />

onderscheid tussen een benadering die is<br />

gericht op ethische overwegingen en wat<br />

de daaruit voortvloeiende redelijke oplossing<br />

is, en de ‘ethiek van het zorgen’<br />

die voortvloeit uit compassie en handelen<br />

vanuit het welzijn van elke individuele<br />

patiënt. Volgens hem is zorgzaamheid,<br />

hoewel een belangrijk aspect<br />

van gezondheidszorg, een vooralsnog<br />

zeer onderbelicht aspect in het medisch<br />

onderwijs.<br />

Het idee van zorgzaamheid is dat het niet<br />

gaat om het abstracte denken over<br />

ethische kwesties, maar om het doorgronden<br />

van het gedrag van mensen en<br />

hoe mensen voor elkaar zorgen. In de<br />

praktijk blijkt dat de context waarin zorg<br />

geleverd wordt - compassie, inlevingsvermogen<br />

- dikwijls even belangrijk is<br />

als de feitelijke behandeling. Als behandelend<br />

arts is het ook van belang de zorg<br />

voort te zetten op sociaal niveau als dat<br />

nodig is. Beperkingen hierin zouden niet<br />

door een arts moeten worden doorgevoerd.<br />

Artsen moeten immers te allen<br />

- 36 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

tijde de belangen van de patiënt kunnen<br />

behartigen en niet voor rechter hoeven<br />

spelen. Hij stelt dat dit laatste inzicht<br />

wellicht het innerlijk conflict kan verlichten<br />

wat veel beginnend artsen hebben<br />

ten aanzien van het zelf-destructief gedrag<br />

van sommige patiënten.<br />

In het artikel ‘vanquising virtue: the<br />

impact of medical education’ stelt Dr.<br />

Coulehan dat er in het medisch onderwijs<br />

sprake is van een expliciet en een<br />

impliciet curriculum. In het expliciete<br />

curriculum, wat wordt onderwezen tijdens<br />

werkgroepen en andere onderwijsbijeenkomsten,<br />

wordt het belang van<br />

compassie, normen en waarden en<br />

respect voor de mening van de patiënt<br />

benadrukt. Echter, in het impliciete curriculum,<br />

dat wordt uitgedragen tijdens de<br />

co-schappen, worden onthechting, geldingsdrang<br />

en non-reflectie benadrukt.<br />

Bovendien wordt gesteld dat de impliciete<br />

principes nadrukkelijker worden<br />

bijgebracht, mede omdat het op de<br />

werkvloer plaatsvindt.<br />

Naar aanleiding van dit fenomeen vertelt<br />

Dr. Treadway in het artikel ‘Notes to the<br />

class-first day’ over haar ervaring in<br />

onderwijs van praktische vaardigheden.<br />

Zij probeert de studenten uit te leggen,<br />

hoe het kan gebeuren dat je alle praktische<br />

vaardigheden op de juiste manier<br />

uitvoert, maar dat allemaal teniet kan<br />

doen door gedrag dat de patiënt dermate<br />

van je doet vervreemden dat deze niet<br />

meer terugkomt of therapie ontrouw is.<br />

Door middel van verhalen uit de praktijk<br />

tracht zij het goede voorbeeld te geven.<br />

‘immers, geneeskunde gaat niet alleen<br />

over ziekte, diagnoses stellen en therapie,<br />

maar ook over ziek zijn, de patiënt<br />

en jezelf’.<br />

In het artikel ‘what’s important to you?:<br />

the use of narratives to promote selfreflection<br />

and to understand the experiences<br />

of medical residents’ beschrijft<br />

Dr. Brady een experiment waarbij enkele<br />

studenten gedurende hun opleiding reflectieverslagen<br />

schreven over hun ervaringen.<br />

Hij beschrijft de verschillende<br />

fases waar de studenten doorheen gaan,<br />

beginnend bij een zoektocht naar een<br />

eigen identiteit, vervolgens een periode<br />

van desillusie, tot een uiteindelijke<br />

toestand van hoop en verzoening. Ook<br />

noemt hij het conflict dat ontstaat als het<br />

initiële idealisme wordt geconfronteerd<br />

met de realiteit, waarin zinloosheid en<br />

beperkte mogelijkheden vaak domineren.<br />

Tevens stelt hij dat het laten<br />

schrijven van reflectieverslagen invloed<br />

heeft op het praktisch functioneren van<br />

de studenten.<br />

Aan de hand wat gezegd is kunnen de<br />

volgende punten worden opmerkt:<br />

- De huidige trend in de gezondheidszorg<br />

is streven naar artsen die niet<br />

zozeer een paternalistische houding<br />

hebben, maar gelijkheid, medeleven<br />

uitdragen en in staat zijn te functioneren<br />

als vraagbaak en adviesorgaan<br />

bij het maken van belangrijke keuzes.<br />

- Hoewel het kunnen maken van principiële,<br />

ethisch onderbouwde beslissingen,<br />

wordt gezien als een onontbeerlijke<br />

eigenschap van een goede<br />

arts, blijkt in de praktijk vaak belangrijk<br />

ook in staat te zijn beslissingen<br />

te kunnen maken in het licht van de<br />

situatie, ookal staan die soms lijnrecht<br />

tegenover een ethisch beredeneerde<br />

oplossing.<br />

- Een (beginnend) arts moet zich<br />

bewust zijn van het feit dat hij/zij de<br />

belangen van de patiënt moet behartigen.<br />

Persoonlijke overtuigingen van<br />

de behandelend arts dienen daarbij<br />

geheel en al buiten beschouwing te<br />

worden gelaten.<br />

- Compassie is een belangrijke en gewaardeerde<br />

eigenschap die veel me-<br />

- 37 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

disch studenten bij aanvang van hun<br />

studie hebben, maar die er gaandeweg<br />

tijdens co-schappen door artsen<br />

wordt ‘uitgeslagen’. Wel wil ik op<br />

basis van eigen ervaring als kanttekening<br />

hierbij zetten dat genoeg<br />

artsen wel degelijk de waarde van<br />

compassie trachten te benadrukken.<br />

Wellicht is dit een verschil tussen de<br />

VS en Nederland.<br />

- Reflectie over het eigen functioneren<br />

is een goede manier om uiting te<br />

geven aan de emoties en ideeën die<br />

daar uit voortvloeien en kan bovendien<br />

het gedrag ten positieve beïnvloeden.<br />

- Om studenten bewust te maken van<br />

de toekomstige verantwoordelijkheden<br />

ten opzichte van en invloed op<br />

de patiënten die zij zullen gaan zien,<br />

is het voorleggen van uit de praktijk<br />

gegrepen ervaringen een methode die<br />

mogelijk veel effect heeft.<br />

Hoe zouden deze punten nu in een curriculum<br />

geïmplementeerd kunnen worden?<br />

Na kritische inspectie moet ik toegeven<br />

dat in feite wel degelijk is getracht in het<br />

CRU ’99 al de hierboven besproken aspecten<br />

te belichten. Toch is er iets dat<br />

studenten ervan weerhoudt onderwijs<br />

reflectie en de ‘zachtere onderdelen’ van<br />

de geneeskunde serieus te nemen. Mijns<br />

inziens is dat het feit dat studenten, als<br />

het gaat om omgangsregels met patiënten,<br />

alleen bereid zijn dingen aan te<br />

nemen van rolmodellen. De enige<br />

manier om studenten echt iets mee te<br />

geven en ze ervan te overtuigen dat<br />

reflectie belangrijk is, is ze ervan te<br />

overtuigen dat aan reflectie doen ‘stoer’<br />

is. Psychologen zijn niet stoer. Gerespecteerde<br />

artsen zijn wel stoer. Onderwijsmomenten<br />

van het soort dat Dr. Treadway<br />

beschrijft zijn misschien het meest<br />

krachtige middel om de boodschap uit te<br />

zenden dat ook dokters met compassie<br />

stoer kunnen zijn.<br />

Literatuur<br />

Brady DW. What’s important to you? The use of narratives to promote self-reflection and to understand the<br />

experiences of medical residents. Ann Int Med 2002;137:220-223<br />

Branch WT The ethics of caring and medical education. Academic Medicine 2000;75(2):127-132<br />

Coulehan J, WSilliams PC. Vanquising virtue: the impact of medical education. Academic Medicine<br />

2001;76:598-605<br />

Treadway K. Notes to the class-first day. New Eng J Med 2005;352(12):1943-44<br />

- 38 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

1. Hoofdstuk 7: Bedside stories - Het perspectief van de patient<br />

Marieke de Regt<br />

Inleiding<br />

“To study the phenomena of disease<br />

without books is to sail an uncharted<br />

sea. Whilst to study books without<br />

patients is not to go to sea at all. “<br />

Sir William Osler (1849-1919) [1]<br />

Deze uitspraak van Sir William Osler,<br />

een bekende medicus uit eind 19 e eeuw,<br />

geeft een goed beeld van zijn visie op de<br />

plaats van bedside teaching binnen de<br />

Geneeskunde. Osler beschreef de<br />

Geneeskunde als zowel een kunde als<br />

een wetenschap, die aan de bedrand van<br />

de patiënt onderwezen moet worden.<br />

Aan hem wordt dan ook de introductie<br />

van bedside teaching in de moderne<br />

Geneeskunde toegekend. Hij liet zijn<br />

studenten zien hoe ze al hun zintuigen<br />

konden gebruiken bij het onderzoeken<br />

van patiënten en liet zien hoe men op<br />

een humane wijze met patiënten om kan<br />

gaan.[2,3]<br />

“My method, hitherto unknown here, and possibly anywhere else, [is to] lead my students by the<br />

hand to the practice of medicine, taking them every day to see patients in the public hospital,<br />

that they may hear the patients’ symptoms and see their physical findings. Then I question the<br />

students as to what they have noted in the patients and about their thoughts and perceptions<br />

regarding the causes of the illnesses and the principles of treatment.”<br />

Uit: Epistola apolegetica, Opera Medica; F. Sylvius[2]<br />

Maar hij was niet de eerste in de<br />

medische geschiedenis die zoveel<br />

aandacht schonk aan bedside teaching.<br />

Die eer is toe te kennen aan Franciscus<br />

de le Boe Sylvius, een bekende professor<br />

uit Leiden, die in de 17 e eeuw roem<br />

vergaarde met zijn methodes van<br />

klinisch lesgeven. Sylvius nam zijn<br />

studenten iedere dag mee de kliniek in.<br />

Daar liet hij zijn studenten met de<br />

patiënten praten en hun onderzoeken.<br />

Daarna stelde hij hun vragen over de<br />

mogelijke oorzaak en de behandelingsopties.<br />

Zo liet hij zijn studenten leren<br />

aan de hand van echte medische problemen.<br />

Zijn manier van lesgeven was zo in<br />

trek bij studenten, dat Leiden de belangrijkste<br />

<strong>Medisch</strong>e faculteit van Europa<br />

werd en dat deze vorm van educatie zich<br />

langzaam verspreidde; eerst over Europa<br />

en later naar Amerika. 2<br />

Het moderne medische onderwijs stamt<br />

af van deze vorm van onderwijs, waarin<br />

bedside teaching centraal staat.<br />

“He would go to a patient’s bed, stand (or sometimes sit in a chair), near the head of the bed at<br />

the patient’s right side, give him a cheery greeting and, if he were a new patiënt, ask for his history<br />

which would then be given by the student clinical clerk. After it had been commented on, possibly<br />

criticized and often added to and illuminated by dr. Osler…. the report of the physical exam was<br />

called for….. Usually Dr. Osler made some examination himself and demonstrated and discussed<br />

salient features, all the time mingling his discussion with remarks and explanation to the patiënt so<br />

that he would not be mystified or frightened.”<br />

Uit: Osler: recollections of an undergraduate medical student at Johns Hopkin; H.A. Christian [2]<br />

- 39 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Bedside teaching<br />

Zowel Sylvius als Osler wisten al dat<br />

bedside teaching, of het nu plaatsvindt<br />

tijdens de visiterondes of op andere<br />

momenten van de dag, vele voordelen<br />

kan hebben. Het laat studenten zien dat<br />

een patiënt meer is dan slechts de drager<br />

van een ziekte. Door de problemen daadwerkelijk<br />

te zien en te ervaren, kweekt<br />

men meer begrip voor de patiënten. De<br />

studenten leren hoe ze goed en adequaat<br />

lichamelijk onderzoek moeten uitvoeren<br />

en daarnaast ontwikkelen ze communicatieve<br />

vaardigheden en een professionele<br />

houding.[3]<br />

De teruggang van bedside teaching<br />

Tot voor kort stond bedside teaching<br />

centraal in het medische onderwijs. In de<br />

jaren ’60 werd er in Amerikaanse opleidingsinstituten<br />

ongeveer 75% van de<br />

lestijd besteed aan bedside teaching.[4]<br />

Maar langzaam ontstond er een trend,<br />

waarbij het lesgeven verschoof van de<br />

bedrand naar zaaltjes achteraf, waarbij<br />

de patiënt en zijn problemen uitgebreid<br />

besproken werden, maar waarbij de<br />

patiënt zelf, vaak niet of nauwelijks<br />

gezien werd. Eind jaren ’70 werd nog<br />

maar 16% van de lestijd besteed aan<br />

bedside teaching en vandaag de dag ligt<br />

dit percentage gegarandeerd nog een<br />

stuk lager.[3,5]<br />

De vraag rijst hoe deze verschuiving in<br />

het medisch onderwijs heeft kunnen<br />

plaatsvinden, zonder dat daar ooit duidelijke<br />

beslissingen over genomen zijn.<br />

Oorzaken<br />

De sterke ontwikkeling van de medische<br />

technologie, onder andere op het gebied<br />

van beeldvormend onderzoek en laboratorium<br />

onderzoek, en de toegenomen<br />

interesse hierin spelen zeker een rol bij<br />

deze verschuiving, maar de grootste<br />

oorzaak lijkt toch bij de artsen zelf te<br />

liggen.[3,6] Janicik en Fletcher hebben<br />

getracht tijdens hun workshops over<br />

bedside teaching de redenen voor deze<br />

verschuiving te achterhalen. Zij brainstormden<br />

met hun deelnemers over de<br />

barrières die zij ervaren bij het uitvoeren<br />

van bedside teaching. Er werd genoemd<br />

dat bedside teaching veel tijd in beslag<br />

neemt, patiënten vaak moeilijk te bereiken<br />

zijn en dat er gedacht wordt dat studenten<br />

deze vorm van onderwijs niet<br />

waarderen.<br />

Een van de belangrijkste redenen voor<br />

de afname van bedside teaching die werd<br />

aangevoerd is, dat de patiënt zich ongemakkelijk<br />

voelt bij deze vorm van onderwijs<br />

en dat het een inbreuk vormt op<br />

de privacy van de patiënt.[7]<br />

Maar is dit daadwerkelijk zo? Of is het<br />

slechts een projectie van eigen gevoelens<br />

van ongemakkelijkheid en eventueel<br />

schaamte die hier tentoongesteld wordt?<br />

Beleving van de patiënt<br />

Een zoektocht in de literatuur leverde<br />

meerdere onderzoeken op die deze vraag<br />

kunnen beantwoorden.<br />

Al in 1941 onderzocht Romano het effect<br />

van klinische lessen en discussies<br />

aan het bed bij opgenomen patiënten. Hij<br />

deed dit door middel van gestructureerde<br />

interviews en het meten en observeren<br />

van klinische indicatoren van stress. Op<br />

enkele uitzonderingen na, ervoer het<br />

overgrote deel van de patiënten de discussies<br />

en besprekingen aan het bed als<br />

geruststellend. Romano concludeerde<br />

dan ook dat discussies en besprekingen<br />

tijdens visites aan het bed juist educatief<br />

en geruststellend werken.[8]<br />

Kaufman et al. deden in 1956 een onderzoek<br />

wat hier deels bij aansloot. Zij<br />

interviewden opgenomen patiënten op<br />

zowel de Interne als de Chirurgische<br />

afdeling. Zij vonden in hun onderzoek<br />

dat de visites aan het bed op de interne<br />

- 40 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

afdelingen weinig angst en nervositeit<br />

opriepen bij de patiënten, terwijl dit op<br />

de chirurgische afdelingen wel het geval<br />

was. De voornaamste reden voor dit<br />

verschil was dat de arts-assistenten op de<br />

chirurgische afdeling bekritiseerd werden<br />

ten overstaan van de patiënten, iets<br />

wat niet of nauwelijks gebeurde op de<br />

Interne afdeling.[9]<br />

In hun poging de teloorgang van bedside<br />

teaching te verklaren, dragen ook Linfors<br />

en Neelon als een van de redenen de<br />

vrees aan, die bij dokters heerst, om de<br />

privacy en het welzijn van de patiënt te<br />

schenden met bedside teaching. Om te<br />

onderzoeken of deze vrees gegrond is,<br />

onderwierpen zij vijftig opgenomen<br />

patiënten aan een enquete over bedside<br />

teaching. 94% van de ondervraagde<br />

patiënten ervoer de visiterondes met<br />

bedside teaching als prettig en wilde dat<br />

de rondes op deze manier gecontinueerd<br />

zouden worden Maar liefst 66% meldde<br />

dat het begrip rondom hun ziekte toegenomen<br />

was. Geen enkele patiënt vond<br />

de bedside teaching ongepast en niemand<br />

ervoer het als een inbreuk op zijn<br />

of haar privacy. Wel werden er enkele<br />

suggesties voor verbetering gedaan,<br />

zoals zich als arts altijd voorstellen,<br />

toelichten wat er gaat gebeuren en het<br />

vermijden van medisch jargon.[2]<br />

Nair et al. hebben een cross-sectionele<br />

studie verricht naar de opinies van 160<br />

patiënten en bijna evenveel studenten<br />

over bedside teaching. 77% van de<br />

geïnterviewde patiënten gaf aan de<br />

bedside teaching plezierig te hebben<br />

gevonden en 83% meldde dat het hen<br />

niet nerveus of angstig had gemaakt. De<br />

meeste zouden bedside teaching aanraden<br />

aan anderen, maar 12% vond wel<br />

dat het een inbreuk was geweest op hun<br />

privacy. Alle ondervraagde studenten geloofden<br />

dat bedside teaching een goede<br />

manier is om professionele vaardigheden<br />

te ontwikkelen, maar slechts 48% vond<br />

dat ze genoeg bedside teaching hadden<br />

gehad gedurende de opleiding.[1]<br />

Lehman et al. hebben in een randomized<br />

controlled trial de effecten van de<br />

presentaties tijdens de visite aan het bed<br />

en in aparte zaaltjes (waarna de patiënt<br />

nog kort werd bezocht), op de beleving<br />

en de tevredenheid van de patiënten, met<br />

elkaar vergeleken. Ongeveer drie kwart<br />

van de patiënten in beide groepen ervoer<br />

de ochtendrondes als positief en 90% gaf<br />

aan dat de zorg niet beter had gekund.<br />

Analyses lieten een positievere beleving<br />

en een grotere tevredenheid zien in de<br />

groep, waarbij de presentaties aan het<br />

bed hadden plaatsgevonden, maar dit<br />

was geen significant verschil. Wel<br />

rapporteerde deze groep een bijna twee<br />

keer zo lange tijd die de artsen aan hen<br />

hadden besteed.<br />

De patiënten die zich de presentaties aan<br />

het bed nog goed konden herinneren<br />

kregen een additionele vragenlijst voorgeschoteld.<br />

87% van deze patiënten<br />

rapporteerde dat ze niet ontdaan waren<br />

geraakt door de besprekingen aan hun<br />

bed en vonden dat de artsen deze manier<br />

van visite lopen moesten blijven hanteren.<br />

De helft van deze patiënten meldde<br />

dat ze door de presentaties hun ziekte<br />

beter waren gaan begrijpen.<br />

Deze manier van visite lopen lokte<br />

echter niet alleen positieve percepties<br />

uit. Ongeveer de helft van de patiënten<br />

vond de medische terminologie die<br />

gebruikt werd erg verwarrend en een<br />

groot deel van de groep dacht dat het<br />

primaire doel van de presentaties het<br />

onderwijzen van de artsen en studenten<br />

was, in plaats van medische zorg aan hen<br />

verlenen. Ze gaven aan dat ze graag<br />

meer de gelegenheid zouden krijgen tot<br />

participatie tijdens de discussies.<br />

Lehman et al. concluderen dat, vanuit de<br />

patiënt gezien, de visites aan het bed<br />

- 41 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

even goed zijn als de besprekingen in<br />

een apart zaaltje. Visites aan het bed zijn<br />

echter, merken zij op, een unieke gelegenheid<br />

om de kunst van anamnese en<br />

lichamelijk onderzoek te leren.[10]<br />

Conclusie<br />

Uit bovenstaande onderzoeken blijkt dat<br />

bedside teaching geen negatieve en vaak<br />

zelfs een positieve invloed heeft op<br />

patiënten. Bedside teaching, mits goed<br />

en met respect voor de patiënt uitgevoerd,<br />

vergroot de tevredenheid onder<br />

patiënten en daarnaast het begrip over<br />

hun aandoening en hoeft geen inbreuk te<br />

zijn op hun privacy. Vele patiënten ervaren<br />

bedside teaching zelfs als plezierig.<br />

Er zijn verschillende modellen verschenen,<br />

waarin wordt beschreven hoe men<br />

het beste invulling kan geven aan<br />

bedside teaching, rekening houdend met<br />

zowel de ervaringen van de patiënt als<br />

het leerproces van de studenten. [3,7]<br />

Eén ding staat in ieder geval vast: de<br />

reden bedside teaching niet uit te voeren<br />

omdat het ongemakkelijk zou zijn voor<br />

de patiënt en diens privacy zou schenden,<br />

mag nooit worden aangevoerd.<br />

Wanneer de patiënt wordt aangemoedigd<br />

om te participeren in onderwijs aan het<br />

bed en met respect behandeld wordt,<br />

kunnen zowel de patiënt als de arts en<br />

student profiteren van bedside teaching.<br />

Literatuur<br />

1. Nair B.R., Coughlan F.L, Hensley M.F. Student and patient perspectives on bedside teaching. Med<br />

Educ. 1997, 31: 341-346<br />

2. Linfors E.W., Neelon F.A. The case for bedside rounds. N. Eng. J. of Med. 1980, 303:1230-1233<br />

3. LaCombe M.A. On bedside teaching. 1997, Ann. of Int. Med. 126: 217-220<br />

4. Reichsman F., BrowningF.E., Hinshwa J.R. Observations of undergraduate clinical teaching in action.<br />

J.Med. Educ. 1964, 39: 147-163<br />

5. Collins G.F., Cassie J.M., Dagget C.J. The role of the attending physician in clinical training. J. Med.<br />

Educ. 1978, 53: 429-431<br />

6. El-Bagir K Ahmed M. What is happening to bedside teaching? Med. Educ. 2002, 36:1185-1188<br />

7. Janicik R.W., Fletcher K.E. Teaching at the bedside. Med. Teacher. 2003, 25: 127-130<br />

8. Romano J. Patients’ attitudes and behavior in ward round teaching. JAMA. 1941, 117: 664-667<br />

9. Kaufman M.R. et al. The emotional impact of ward rounds. J. Mount Sinai Hosp. 1956, 23: 782-803<br />

10. Lehmann L.S., Brancati F.L., Chen M. et al. The effect of bedside case presentations on patient’<br />

perceptions of their medical care. N. Eng. J. of Med. 1997, 336: 1150-1155<br />

- 42 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Hoofdstuk 8: Self-assessment, vereiste en drijfveer voor het<br />

ontwikkelen van vaardigheden en verkrijgen van kennis<br />

Marije A. van Weelden<br />

Inleiding<br />

Self-assessment. Een begrip dat moeilijk<br />

naar het Nederlands te vertalen is, maar<br />

van essentieel belang is voor efficiënt<br />

leren en werken in de medische professie.<br />

Het is te definiëren als de mogelijkheid<br />

van studenten om te reflecteren<br />

op de eigen te leveren en geleverde<br />

prestaties, waarbij de student de prestaties<br />

relateert aan interne standaarden.<br />

Deze vorm van zelfreflectie geeft inzicht<br />

in iemands sterke en zwakke punten en<br />

is een goed uitgangspunt voor het stellen<br />

van nieuwe leerdoelen. Een leerproces<br />

kan op drie manieren gestuurd zijn, er<br />

kan sprake zijn van interne, gedeelde en<br />

externe sturing. Bij externe sturing leert<br />

de student vooral “omdat het moet”, in<br />

dat geval zijn bijvoorbeeld vooral de<br />

docent of het behalen van een diploma<br />

de drijfveer zijn tot het vergaren van<br />

kennis. Bij gedeelde sturing leert de<br />

student deels “omdat het moet” en deels<br />

vanuit interne interesse en bij interne<br />

sturing de student vooral zelf geïnteresseerd<br />

in de stof en wil de student zelf<br />

aan de gestelde leerdoelen voldoen. De<br />

resultaten van onderwijs waarbij de<br />

interne sturing groot is zijn het hoogst<br />

(1). Self-assessment geeft de student de<br />

mogelijkheid tot interne sturing en zal<br />

zodoende tot betere resultaten leiden.<br />

Het curriculum “CRU ’99” aan het Universitair<br />

<strong>Medisch</strong> Centrum <strong>Utrecht</strong> is in<br />

grote mate gebaseerd op Probleem<br />

Gestuurd Onderwijs (PGO). In de literatuur<br />

komt duidelijk naar voren dat voor<br />

het bereiken van goede resultaten met<br />

PGO, het uitvoeren van self-assessment<br />

van groot belang is. Toch heb ik gemerkt<br />

dat selfassessment voor mijzelf pas<br />

vanaf het zesde studiejaar echt een rol is<br />

gaan spelen. Aan de hand van deze constatering<br />

ben ik mij gaan verdiepen in de<br />

voordelen en resultaten van selfassessment<br />

voor zowel medisch studenten als<br />

professionals in de gezondheidszorg.<br />

Hiertoe heb ik mezelf enkele vragen<br />

gesteld. Allereerst wilde ik meer weten<br />

over het belang van self-assessment voor<br />

de dagelijkse praktijk van de professional<br />

in de gezondheidszorg: “Beschrijf<br />

het belang van self-assessment voor de<br />

professional in de gezondheidszorg”.<br />

Ook wilde ik meer zicht krijgen op de<br />

mate waarin medisch studenten in staat<br />

zijn om self-assessment uit te voeren:<br />

“Beschrijf de verschillen en/of overeenkomsten<br />

voor het vermogen tot selfassessment<br />

van medisch studenten.”<br />

- 43 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Externe sturing, leren gestimuleerd vanuit<br />

docent Gedeelde sturing, leren gestimuleerd<br />

door zowel student als docent<br />

Interne sturing, leren, gestimuleerd vanuit<br />

student Figuur 1, interne, externe en<br />

gedeelde sturing<br />

Tot slot ga ik in op mogelijkheden om<br />

self-assessment te verbeteren en reflecteer<br />

ik op “CRU ‘99”.<br />

Self-assessment voor professionals in de<br />

gezondheidszorg<br />

Er kunnen drie vormen van selfassessment<br />

onderscheiden worden: een summatieve,<br />

voorspellende en actieve vorm<br />

(2). De summatieve vorm geeft antwoord<br />

op vragen als: “Ben ik goed genoeg in<br />

dit domein?” en “Ben ik gemiddeld, boven<br />

gemiddeld, of onder gemiddeld ten<br />

opzichte van hetgeen waarmee ik mezelf<br />

wil vergelijken?”. Het zegt iets over<br />

iemands capaciteiten om algemene conclusies<br />

te trekken naar aanleiding van het<br />

eigen functioneren. De voorspellende<br />

vorm houdt zich meer bezig met activiteiten<br />

in de toekomst en geeft antwoord<br />

op vragen als ”Moet ik deze activiteit<br />

wel starten, nu, alleen, in deze context?”,<br />

of, vertaald naar het werk van een<br />

chirurg: “Kan ik deze patiënt die ’s<br />

nachts acuut is opgenomen wel direct<br />

opereren, of is het beter om te wachten<br />

tot overdag wanneer er meer expertise in<br />

het ziekenhuis aanwezig is?”. De actieve<br />

vorm gaat over het reflecteren tijdens het<br />

handelen. Er wordt antwoord gegeven op<br />

vragen als: ”Ben ik de goede weg in geslagen,<br />

of moet ik mijn oorspronkelijke<br />

plan herzien?” of, vertaald naar bijvoorbeeld<br />

de situatie van een arts-assistent op<br />

de spoedeisende hulp: “Kan ik deze patiënt<br />

wel helpen, of moet ik de hulp<br />

inroepen van mijn supervisor dan wel<br />

een ander specialisme?”. Het effectief<br />

toepassen van selfassessment geeft inzicht<br />

in sterke en minder sterke kanten<br />

van een individu (2). Door een goed<br />

inzicht in de eigen prestaties kunnen<br />

goede leerdoelen gesteld worden. Het is<br />

echter niet zo dat iemands zwakke<br />

kanten altijd aanleiding geven tot nieuwe<br />

studiedoelen. Een goed inzicht in de<br />

beperkingen van de eigen kennis maakt<br />

ook dat op tijd de hulp van een collega<br />

ingeroepen kan worden. Ook sterke<br />

kanten zijn goed om te identificeren. Dit<br />

maakt dat men zelfverzekerd kan werken<br />

en een gekozen weg durft te vervolgen,<br />

hoewel men onderweg wellicht obstakels<br />

tegenkomt. Een ander voordeel van het<br />

kennen van de eigen sterke punten is dat<br />

daarvandaan uitdagende leerdoelen<br />

gesteld kunnen worden, zodat niet de<br />

zoveelste cursus over toch al bekende<br />

stof gevolgd wordt. Kortom, selfassessment<br />

is een complex onderwerp<br />

met vele facetten(2). Goede beheersing<br />

van selfassessment maakt dat een<br />

professional in de gezondheidszorg op<br />

een prettige zelfverzekerde manier in het<br />

werkende leven staat en dat uitdagende<br />

nieuwe leerdoelen gesteld worden.<br />

Self-assessment bij medisch studenten<br />

Om de mogelijkheid tot selfassessment<br />

bij medisch studenten te beschrijven heb<br />

ik ervoor gekozen om twee artikelen te<br />

bespreken waarin onderzoek wordt be-<br />

- 44 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

sproken naar het vermogen tot self-assessment<br />

van medisch studenten (3;4).<br />

Het voert in deze beschouwing te ver om<br />

een volledige review van de literatuur uit<br />

te voeren. Beide studies zijn gedaan aan<br />

opleidingen waar gewerkt wordt met<br />

PGO, bij beide studies is onderzoek<br />

gedaan bij derdejaars medisch studenten<br />

en bij beide studies is het onderzoek<br />

gekoppeld aan een standaard verplicht<br />

onderdeel van de medische opleiding. In<br />

de studie van Tousignant et al. krijgen de<br />

studenten voor en na drie mondelinge<br />

examens een vraag voorgelegd (4). Voor<br />

de examens: “Denk je dat je in staat bent<br />

het gepresenteerde probleem op te lossen?”<br />

en na de examens: “Hoe zeker ben<br />

je van het antwoord?”. De vragen konden<br />

beantwoord worden op een schaal<br />

van 1 tot 5 waarbij 1 voor zeer onzeker<br />

stond en 5 voor een volledig vertrouwen<br />

in de juistheid van het antwoord. Het<br />

onderzoek van Langendijk et al. gaat om<br />

een geschreven examen, waarna de studenten<br />

beoordelingscriteria en scoreformulieren<br />

uitgedeeld krijgen (3). Eerst<br />

moeten de studenten hun eigen werk aan<br />

de hand van de gegeven criteria beoordelen,<br />

vervolgens moeten ze het werk<br />

van een medestudent beoordelen. Tot<br />

slot wordt de toets ook nagekeken door<br />

de medische faculteit, aan de hand van<br />

dezelfde beoordelingscriteria. Zodoende<br />

wordt per student drie cijfers verkregen:<br />

een eigen cijfer, een cijfer door een<br />

medestudent en een cijfer door de faculteit.<br />

Beide onderzoeken laten zien dat<br />

over de totale groep gezien, studenten<br />

moeite hebben hun werk naar waarde te<br />

schatten. Vooral het voorafgaand aan<br />

een examen vertellen hoe de prestatie zal<br />

zijn is erg moeilijk, zie tabel 1(4).<br />

Wanneer gekeken wordt naar kleinere<br />

subgroepen zijn wel degelijk verschillen<br />

te ontdekken. Het onderzoek van<br />

Tousignant et al. is relatief klein, maar<br />

toch wordt een trend gevonden. Na de<br />

toets is het inschattingsvermogen beter<br />

dan voor de toets. Door de grotere populatie<br />

in het onderzoek van Langendijk et<br />

al. kan een indeling in drie groepen gemaakt<br />

worden aan de hand van de toetsresultaten<br />

van de studenten. In groep 1<br />

zitten studenten die een slechte tot<br />

twijfelachtige prestatie hebben geleverd,<br />

in groep 2 de studenten die een matige<br />

prestatie hebben geleverd en in groep 3<br />

de studenten die een goede prestatie<br />

hebben geleverd. Het valt op dat de<br />

slechtere studenten zowel zichzelf als<br />

hun medestudenten veel gunstiger beoordelen<br />

dan dat de faculteit dat doet. De<br />

gemiddelde student beoordeelt zichzelf<br />

en zijn medestudenten hetzelfde als de<br />

faculteit dat doet en de betere student is<br />

zelfs strenger voor zichzelf dan de faculteit<br />

nodig vindt. Dit is goed te zien in<br />

figuur 2.<br />

- 45 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Ten aanzien van de slechte studenten<br />

wordt opgemerkt dat de vaardigheid die<br />

nodig is om kennis op te doen in een<br />

bepaald gebied wellicht dezelfde is als<br />

de vaardigheid die nodig is om iemands<br />

competentie te schatten. Dat kan dan<br />

zowel gaan om eigen vaardigheden als<br />

om vaardigheden van medestudenten.<br />

Deze studenten zitten in een paradox<br />

waarbij ze niet op de hoogte zijn van hun<br />

gebrek aan kennis in een bepaald<br />

vakgebied (3).<br />

Langendijk: “not knowing and not<br />

knowing that they do not know”<br />

Ten aanzien van de goede studenten<br />

wordt gemeld dat het feit dat goede<br />

studenten zichzelf streng beoordelen<br />

uitgebreid beschreven wordt, maar dat<br />

de oorzaak daarvan maar weinig bediscussieerd<br />

wordt. Het zou zo kunnen zijn<br />

dat de goede studenten de eisen van de<br />

faculteit verzwaren, omdat ze verantwoordelijkheid<br />

nemen voor het sturen<br />

van hun eigen leren (3).<br />

Aristoteles: “The more you know, the<br />

more you know you do not know!”<br />

Beide artikelen concluderen dat een<br />

(klein) deel van de derdejaars medische<br />

studenten niet in staat is tot een correcte<br />

vorm van selfassessment en adviseren<br />

faculteiten om studenten te steunen in<br />

het ontwikkelen van deze vaardigheden<br />

(3;4).<br />

Verbeteren van selfassessment<br />

Een succesvolle benadering voor het<br />

verbeteren van de vaardigheden tot selfassessment<br />

bestaat uit vier stappen (5).<br />

Eerst wordt een student gevraagd te<br />

reflecteren op de eigen prestatie. Dan<br />

kan de student deze vergelijken met de<br />

beoordeling die de docent gaf voor de<br />

prestatie. Vervolgens mag de student<br />

aangeven wat mogelijke oorzaken zijn<br />

voor de verschillen in beoordeling. Tenslotte<br />

wordt de student gevraagd een aan<br />

te geven welke factoren verbeterd kunnen<br />

worden. Een andere methode waarbij<br />

een goede overeenkomst gevonden<br />

werd tussen de beoordeling van studenten<br />

en docenten maakt gebruikt van<br />

een leerovereenkomst (5). Deze overeenkomst<br />

wordt aan het begin van het lesprogramma<br />

opgesteld en geeft informatie<br />

over leerdoelen en de criteria waarop<br />

de student beoordeeld zal worden. Ook<br />

zijn er meerdere momenten waarop selfassessment<br />

plaatsvindt, is er directe<br />

feedback door de docenten en worden<br />

eventuele verschillen in de beoordeling<br />

door studenten en docenten doorgesproken.<br />

Nadelen van het op grotere schaal<br />

toepassen van self-assessment zijn dat<br />

sommige studenten moeite hebben om<br />

het nut van self-assessment in te zien (5).<br />

Ook kunnen studenten moeite hebben<br />

met het opstellen van goede leerdoelen<br />

en kunnen docenten moeite hebben met<br />

het opstellen van duidelijke beoordelingscriteria.<br />

Tenslotte is self-assessment<br />

een bewerkelijke vorm van onderwijs,<br />

omdat veel docenten nodig zijn voor het<br />

geven van feedback en bespreken van de<br />

self-assessments van de studenten.<br />

Reflectie op “CRU ‘99”<br />

In deze beschouwing zijn tot nu toe het<br />

belang van self-assessment voor de dagelijkse<br />

medische praktijk, de mate van<br />

self-assessment door derdejaars medische<br />

studenten en mogelijkheden tot<br />

het verbeteren van self-assessment besproken.<br />

- 46 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Nu zal ik aan de hand van de gevonden<br />

gegevens reflecteren op “CRU ‘99”. In<br />

de eerste vijf jaar van de opleiding wordt<br />

in werkgroepen voornamelijk PGO onderwijs<br />

gegeven. Voor het oplossen van<br />

de casus is in theorie een vorm van selfassessment<br />

vereist die maakt dat de<br />

studenten de lacunes in hun kennis<br />

ontdekken en van daaruit antwoorden<br />

gaan zoeken op de vragen. Bij de casus<br />

staat echter duidelijk aangegeven welke<br />

vragen ten aanzien van het probleem<br />

beantwoord moeten worden, dit om<br />

ervoor te zorgen dat tijdens de werkgroepen<br />

in ieder geval de onderwerpen<br />

die volgens “Raamplan ‘01” aan de orde<br />

moeten komen besproken worden. In de<br />

praktijk kan de student zodoende tijdens<br />

de eerste vijf jaar van de opleiding<br />

keurig aan alle opdrachten voldoen en<br />

nauwelijks geprikkeld worden om selfassessment<br />

uit te voeren. Dit lijkt in<br />

overeenstemming met wat bij studies in<br />

andere opleidingen met een PGO<br />

structuur gevonden wordt voor de<br />

capaciteiten van de studenten ten aanzien<br />

van selfassessment. Het zesde studiejaar<br />

daarentegen verschilt wezenlijk van de<br />

eerste vijf jaren van het curriculum. Niet<br />

alleen heeft elke student een eigen planning<br />

met betrekking tot co-schappen,<br />

wetenschappelijk onderzoek en vrije<br />

keuzeruimte. Ook wordt de student aan<br />

de hand van stageplannen en een portfolio<br />

waarin de competentieontwikkeling<br />

wordt bijgehouden geprikkeld tot selfassessment.<br />

Terugkijkend naar de aanbevelingen<br />

die in de literatuur gedaan zijn<br />

ter bevordering van self-assessment, valt<br />

op dat het zesde jaar van “CRU ’99” aan<br />

veel voorwaarden voldoet. Zowel het<br />

sluiten van een overeenkomst met een<br />

docent aan het begin van een onderwijsperiode,<br />

het regelmatig reflecteren<br />

op de eigen prestaties, als reflectiegesprekken<br />

met docenten worden als adviezen<br />

gegeven. Juist deze zaken maken<br />

ook dat de student in het zesde jaar van<br />

“CRU ‘99” actief betrokken is bij het<br />

eigen onderwijs.<br />

Conclusie<br />

Self-assessment is van groot belang voor<br />

het succesvol functioneren als medisch<br />

professional. Daarnaast is uit onderzoek<br />

gebleken dat studenten die leren in een<br />

PGO structuur hun capaciteiten tot selfassessment<br />

matig tot onvoldoende ontwikkelen.<br />

Omdat het actief bevorderen<br />

van selfassessment een arbeidsintensief<br />

en dus kostbaar proces is, is het wellicht<br />

moeilijk om het gedurende alle zes de<br />

jaren van de medische opleiding toe te<br />

passen. Het is een uitdaging om te kijken<br />

waar self-assessment mogelijk eerder in<br />

de opleiding bevorderd kan worden.<br />

Zolang dat nog niet het geval is, is de<br />

opzet van het zesde jaar van “CRU ‘99”<br />

in mijn ogen een zeer waardevolle aanvulling<br />

op het onderwijs dat in de voorgaande<br />

jaren gegeven wordt.<br />

- 47 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Literatuur<br />

1. Ten Cate O, Snell L, Mann K, Vermunt J. Orienting teaching toward the learning process. Acad Med 2004;<br />

79(3):219-28.<br />

2. Eva KW, Regehr G. Self-assessment in the health professions: a reformulation and research agenda. Acad<br />

Med 2005; 80(10 Suppl):S46-S54.<br />

(3) Langendyk V. Not knowing that they do not know: self-assessment accuracy of third-year medical<br />

students. Med Educ 2006; 40(2):173-9.<br />

3. Tousignant M, DesMarchais JE. Accuracy of student self-assessment ability compared to their own<br />

performance in a problem-based learning medical program: a correlation study. Adv Health Sci Educ<br />

Theory Pract 2002; 7(1):19- 27.<br />

4. Benbassat J, Baumal R. Enhancing self-awareness in medical students: an overview of teaching approaches.<br />

Acad Med 2005; 80(2):156-61.<br />

48


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Hoofdstuk 9: Computer-based assessment:<br />

De toetsmethode van de toekomst in het medisch onderwijs?<br />

Elise Weers<br />

Inleiding<br />

Computers en informatietechnologie spelen<br />

hedentendage een essentiële rol in ons<br />

dagelijks leven. Ook uit het leerproces van<br />

de medisch student zijn deze niet meer weg<br />

te denken. Dagelijks worden opdrachten en<br />

presentaties gemaakt met behulp van de<br />

computer en wordt er veel gebruik van<br />

gemaakt om op internet naar informatie<br />

zoeken. Meer en meer maken universiteiten<br />

gebruik van digitale leeromgevingen<br />

waar studenten informatie over de te volgen<br />

vakken kunnen vinden en uitwisselen.<br />

Er wordt echter nog weinig gebruik gemaakt<br />

van computers bij het toetsen van<br />

medische kennis en/of vaardigheden. Dit<br />

heeft vooral te maken met het feit dat men<br />

niet bekend is met de (on)mogelijkheden<br />

van computer-based assessment (CBA). In<br />

dit artikel zal ik een overzicht geven van<br />

de beschikbare informatie over dit onderwerp<br />

vanuit de wetenschappelijke literatuur.<br />

Verschillende doelen van CBA<br />

CBA kan op verschillende manieren in een<br />

curriculum toegepast worden.<br />

Ten eerste kan het gebruikt worden voor<br />

‘diagnostic assessment’, een toetsvorm<br />

waarbij de docent in een vroeg stadium test<br />

wat de voorkennis van de studenten is.<br />

Hierop kan deze zijn onderwijs vervolgens<br />

aanpassen en beter laten aansluiten bij de<br />

studenten. CBA kan door studenten gebruikt<br />

worden voor zelftoetsing gedurende<br />

een onderwijsonderdeel. Door ‘formative<br />

assessment’, een soort tussentoets, met<br />

behulp van de computer krijgen studenten<br />

feedback over hun voortgang. Bovendien<br />

krijgen docenten informatie over de effectiviteit<br />

van hun lessen. Tenslotte kan CBA<br />

ook gebruikt worden als een summatieve<br />

toets als afsluiting van een onderwijsblok,<br />

als eindbeoordeling.[1]<br />

CBA vanuit de docent<br />

Voor docenten is de overstap naar CBA<br />

geen gemakkelijke. Voordat CBA toegepast<br />

kan worden moet er veel werk verzet<br />

worden. Ten eerste moet er geschikte software<br />

voor CBA gevonden worden. In de<br />

literatuur zijn verschillende voorbeelden<br />

van programma’s en methodes te vinden<br />

(tabel 1).<br />

Tabel 1 Voorbeelden van CBA<br />

programma’s<br />

Tripartite Interactive Assessment Delivery<br />

System (TRIADS) – University of Derby<br />

United States Medical Licensing<br />

Examination op www.usmle.org<br />

MEDICI – University of Adelaide<br />

Computer Assisted Teaching and Learning<br />

(CASTLE), gratis te downloaden op<br />

http://www.le.ac.uk/castle/<br />

Questionmark<br />

Medweb computer assisted assessment –<br />

School of Medicine, University of<br />

Birmingham<br />

Rus Dewey’s Psych Web. “Quiz Yourself”<br />

section op www.psywww.com/selfquiz<br />

software ontwikkeld door Elliott voor het<br />

onderzoek van Peterson et al., beschikbaar<br />

op http://www.medicine.uiowa.edu<br />

LRX.TEST 5.1 software, Logic extension<br />

Resources, Rancho Cucamonga, California<br />

Toch kan het gebeuren dat er geen geschikt<br />

programma gevonden wordt en moet men<br />

er zelf een (laten) ontwikkelen, zoals<br />

Peterson et al. voor de medische faculteit<br />

in Iowa deden.[2] Als het programma<br />

gevonden of ontwikkeld is moet een<br />

database met vragen worden aangelegd.<br />

49


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Hieruit kan dan steeds geput worden voor<br />

de af te nemen toetsen. Dit vereist expertise<br />

in het ontwerpen van toetsvragen, maar<br />

ook van dataopslag. Het voordeel van de<br />

vragendatabase is dat, als de database<br />

eenmaal aangelegd is, toetsen snel samengesteld<br />

kunnen worden vanuit de opgeslagen<br />

vragen.<br />

Belangrijk is dat docenten getraind worden<br />

in CBA. Ze moeten zich er bij het maken<br />

van de vragen en samenstellen van de<br />

toetsen goed bewust van zijn welk doel de<br />

toets heeft.[3] Lee et al. vinden dat CBA<br />

alleen gebruikt kan worden voor het waarderen<br />

van studenten ten opzichte van<br />

elkaar.[4] In tegenstelling hiertoe vinden<br />

Peterson et al. dat de uitslag heel goed<br />

gekoppeld kan worden aan een cijfer.<br />

Bij ontwerpen van vragen is er een belangrijk<br />

voordeel van CBA boven het papieren<br />

examen. Er is namelijk door het gebruik<br />

van de computer een grotere variëteit<br />

van bruikbare media en testtypen beschikbaar<br />

voor de docent. Er kan gebruik gemaakt<br />

worden van goede kwaliteit afbeeldingen,<br />

in tegenstelling tot de vaak onduidelijk<br />

gestencilde plaatjes. Bovendien<br />

wordt het door CBA mogelijk met video’s<br />

en geluidsfragmenten te werken in een<br />

toets. Bij een klinisch gerichte vraag hoeft<br />

de uitslag van bijvoorbeeld een auscultatie,<br />

niet meer beschreven te worden, maar kan<br />

het als geluidsfragment aan de student<br />

gepresenteerd worden. Studenten worden<br />

zo ook getraind in het interpreteren van<br />

beeld en geluid, wat een extra dimensie<br />

toevoegt door deze toetsmethode.<br />

Als de CBA-toets is gemaakt door de<br />

studenten kan de docent op gemakkelijke<br />

wijze alle toetsen verzamelen. Meerkeuzevragen<br />

in het bijzonder lenen zich goed om<br />

automatisch nagekeken te worden. Dit<br />

scheelt de docent veel tijd. Moeilijker ligt<br />

het bij het beoordelen van open vragen,<br />

hoewel ook hiervoor oplossingen bedacht<br />

zijn. Het is dus ook mogelijk op met CBA<br />

het hogere orde denken van studenten te<br />

toetsen. Devitt et al. tonen in hun onderzoek<br />

aan dat naast kennis de klinische<br />

vaardigheden bij een Objective Structured<br />

Clinical Examination (OSCE), een<br />

stationsexamen, goed getoetst kunnen<br />

worden middels CBA. Het onvermogen<br />

van de computer om gespreksvaardigheid<br />

en het afnemen van een anamnese te beoordelen<br />

is hier echter wel een belangrijke<br />

beperking bij. [5] Een voordeel van geautomatiseerd<br />

nakijken is dat de toetsen echt<br />

objectief worden nagekeken, zonder<br />

menselijke bias.<br />

Tabel 2 Voor- en nadelen van CBA voor docenten<br />

Voordelen<br />

Nadelen<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Snel na te kijken en terug te rapporteren aan<br />

de studenten<br />

Toets is snel samen te stellen<br />

Docenten kunnen de voortgang van studenten<br />

gedurende een blok monitoren door<br />

regelmatige formatieve CBA<br />

Toetsen worden objectief nagekeken en de<br />

uitslagen zijn daardoor erg betrouwbaar<br />

CBA-toetsen kunnen een variëteit van media<br />

bevatten, zoals afbeeldingen, video en audio<br />

Random selectie van vragen uit de vragendatabase<br />

verkleint de kans op voorkennis<br />

Verzamelen, analyseren en rapporteren van<br />

toetsen is gemakkelijk<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Veel werk om goede vragen te maken en<br />

vragendatabase op te zetten<br />

Het introduceren van CBA kan veel geld<br />

kosten<br />

Er moeten adequate computerfaciliteiten<br />

opgezet worden<br />

Slecht geformuleerde vragen kunnen alleen<br />

de reproductie van kennis testen en daardoor<br />

oppervlakkig leren aanmoedigen<br />

Om CBA mogelijk te maken is een hoge<br />

graad van coördinatie tussen onderzoekers,<br />

staf, ICTmedewerkers en administratie nodig<br />

50


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Door middel van een druk op een knop (en<br />

met behulp van de juiste autorisatieprocedures)<br />

kunnen statistische analyses worden<br />

uitgevoerd door de docent. Hierdoor kan<br />

deze op snelle en eenvoudige wijze bijvoorbeeld<br />

meer informatie krijgen over<br />

validiteit en relevantie van een bepaalde<br />

toets en op welke onderdelen de studenten<br />

goed en op welke ze slecht hebben gescoord.<br />

Ook is het mogelijk de resultaten<br />

van een individuele student uit de gegevens<br />

te lichten en die te bekijken.<br />

CBA vanuit de student<br />

Olvigie et al. tonen in hun onderzoek aan<br />

dat studenten erg positief tegenover het<br />

gebruik van computers voor het afnemen<br />

van examens staan. Ze geven aan door<br />

CBA geprikkeld te worden en vinden het<br />

leuker en minder saai dan het traditionele<br />

pen en papier- examen.[6]<br />

Studenten krijgen bij CBA direct feedback,<br />

zodat ze direct weten hoe ze gescoord<br />

hebben en waar hun lacunes liggen. Ze<br />

ervaren dit als prettig en dit heeft vooral<br />

voor tussentijdse beoordelingen veel toegevoegde<br />

waarde. Studenten krijgen zo inzicht<br />

in de hiaten in hun kennis en hebben<br />

nog voldoende tijd om deze bij te werken.<br />

Bovendien kunnen studenten hun studievoortgang<br />

monitoren door middel van zelftoetsing<br />

met CBA. Nadeel van deze zelftoetsing<br />

is dat studenten niet kritisch kijken<br />

naar de vragen die ze wèl goed hadden,<br />

hier krijgen ze geen feedback over.<br />

Misschien hadden ze de vraag wel goed<br />

door te gokken of wel het goede antwoord,<br />

maar met een verkeerde redenering. Hierover<br />

krijgen de studenten geen feedback en<br />

dit kan leiden tot misvattingen.<br />

Een ander nadeel van CBA is dat studenten<br />

die niet goed met computers om kunnen<br />

gaan onterecht laag zullen scoren. Tegenwoordig<br />

mag echter wel van studenten<br />

verwacht worden dat ze bepaalde computervaardigheden<br />

bezitten, dit is onmisbaar<br />

in het toekomstige beroep als arts. Ook studenten<br />

met computerangst kunnen hierdoor<br />

belemmerd worden bij CBA. Lee et al.<br />

Hebben onderzocht of ervaring met computers<br />

en computerangst invloed hebben op<br />

de toetsuitslagen van CBA. Uit hun<br />

onderzoek bleek dat dit niet het geval is.<br />

Wel wijzen ze erop dat dit wellicht komt<br />

omdat ze een zeer gebruiksvriendelijk<br />

programma hebben gebruikt voor hun<br />

CBA. Hieruit volgt ook dat het toe te<br />

passen computerprogramma voor CBA gebruiksvriendelijk<br />

moet zijn, maar ook dat<br />

studenten voordat ze daadwerkelijk getoetst<br />

worden door CBA de mogelijkheid<br />

moeten krijgen te oefenen met het computerprogramma.<br />

Tabel 3<br />

Voor- en nadelen voor studenten<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Voordelen<br />

Meer mogelijkheden tot zelftoetsing<br />

Snelle uitslag toets<br />

Snelle, relevante feedback over welke<br />

vragen/onderwerpen niet beheerst worden<br />

Studenten kunnen studievoortgang monitoren<br />

door self-assessment.<br />

Beoordeling echt objectief<br />

<br />

<br />

<br />

Nadelen<br />

Goede computervaardigheid en -ervaring<br />

vereist<br />

Random selectie van vragen uit de<br />

vragendatabase verkleint de kans op<br />

voorkennis<br />

Studenten kunnen het goede antwoord<br />

hebben door gokken of door een verkeerde<br />

redenatie, wat voor misvattingen kan zorgen<br />

CBA in de praktijk<br />

Er moet heel wat tijd en geld geïnvesteerd<br />

worden voordat CBA goed en veilig toegepast<br />

kan worden. Er moeten volgens Smart<br />

twaalf vragen beantwoord worden voordat<br />

CBA geïntroduceerd kan worden (tabel 4).<br />

[7]<br />

51


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Tabel 4 De 12 vragen voor introductie<br />

van CBA<br />

1 Voegt CBA iets toe aan het bestaande<br />

toetsingsformat?<br />

2 Is het doel van de voorgenomen CBA<br />

formatief of summatief?<br />

3 Is er genoeg tijd om research te doen over<br />

CBA, toetsvragen te schrijven, de toets te<br />

ontwerpen, te leren hoe het toetssysteem<br />

werkt en de toets af te leveren?<br />

4 Is er technische ondersteuning aanwezig<br />

om CBA te kunnen introduceren?<br />

5 Is het lokale netwerk en internettoegang<br />

betrouwbaar genoeg om een CBA aan te<br />

kunnen?<br />

6 Zijn de lokale hardware- en netwerkbackup<br />

betrouwbaar genoeg voor CBA?<br />

7 Kunnen de antwoorden, door de studenten<br />

gegeven, betrouwbaar opgeslagen<br />

worden?<br />

8 Zijn er genoeg computers om grote<br />

groepen studenten gelijktijdig de CBA te<br />

laten maken?<br />

9 Hebben alle studenten voldoende<br />

computervaardigheid om de CBA te<br />

kunnen maken?<br />

10 Hebben studenten de mogelijkheid te oefenen<br />

met CBA voordat ze een summatieve<br />

toets op deze manier moeten maken?<br />

11 Hoe zal de toets gescoord worden en wat<br />

voor soort testanalyse is vereist?<br />

12 Hoe zal de toets gesurveilleerd worden?<br />

Voor de introductie van CBA moet gezorgd<br />

worden dat er naast vakinhoudelijke<br />

kennis van docenten expertise op het gebied<br />

van ICT in huis gehaald wordt. Er<br />

moet vanzelfsprekend met zeer betrouwbare<br />

en beveiligde computers gewerkt worden<br />

om zo te voorkomen dat een computer<br />

crasht of dat informatie over de toets<br />

uitlekt.<br />

Het zó goed beveiligen van de computers<br />

dat plagiaat uitgesloten wordt, is moeilijk<br />

en vereist veel inspanning en expertise op<br />

ICT-gebied (verschillende stadia van autorisatie<br />

met wachtwoorden en beveiliging<br />

netwerk) en van surveillanten (controle<br />

identiteit studenten). Deze beveiliging<br />

wordt nog moeilijker als de toets op<br />

meerdere plaatsten gelijktijdig beschikbaar<br />

moet zijn, maar is zeker niet onmogelijk.<br />

Naast de beveiliging is het ook nodig<br />

goede backup-mogelijkheden te hebben<br />

voor het systeem. In het ergste geval<br />

zouden papieren noodtoetsen beschikbaar<br />

moeten zijn in het geval van hardwareproblemen<br />

of falen van het netwerk.<br />

Het faciliteren van CBA kan tot problemen<br />

leiden. Hoewel het in principe mogelijk is<br />

de toets op meerdere plekken gelijktijdig te<br />

laten maken, wordt hier niet vaak voor<br />

gekozen in verband met de moeilijke identificatie<br />

van de studenten op die manier.<br />

Het komt er op neer dat grote computerzalen<br />

beschikbaar moeten zijn, waar<br />

voor iedere student een computer is. De<br />

computers kunnen ook niet te dicht op<br />

elkaar staan of moeten afgeschermd zijn.<br />

In deze setting krijgt surveilleren een heel<br />

andere vorm. Daarom is het ook van belang<br />

dat ook de surveillanten speciaal voor<br />

CBA getraind worden.<br />

In het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> wordt bij het onderwijs<br />

voor Keel-, Neus- en Oorheelkunde en<br />

oogheelkunde gebruik gemaakt van CBA<br />

voor formatieve en summatieve toetsing.<br />

Nu dit systeem een tijd loopt en er een<br />

grote vragendatabase is hoeft het systeem<br />

alleen nog maar up-to-date gehouden te<br />

worden door een systeembeheerder. Studenten<br />

vinden het erg prettig dat ze<br />

zichzelf continu kunnen toetsen en voor de<br />

docenten is het in dit stadium tijdsbesparend.<br />

Direct na de toets krijgen de studenten<br />

de automatisch gegenereerde uitslag te<br />

zien en weten ze of ze de toets gehaald<br />

hebben of niet. Voor zowel docenten als<br />

studenten is dit erg bevredigend.<br />

Discussie en Conclusie<br />

CBA heeft voor zowel docenten als studenten<br />

enkele belangrijke voordelen. Op<br />

52


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

de voorgrond staan het gemak en de snelheid<br />

van het nakijken van de toetsen en de<br />

positieve houding van studenten ten overstaan<br />

van CBA. Wel zijn er behoorlijk wat<br />

praktische bezwaren die de invoering van<br />

CBA bemoeilijken, met name op het gebied<br />

van de software en facilitering van<br />

CBA.<br />

Alle voor- en nadelen bij elkaar optellend<br />

concludeer ik dat CBA een toekomst heeft<br />

in het medisch onderwijs, mits de tijd<br />

genomen wordt het goed op te zetten en<br />

docenten en studenten er grondig in<br />

getraind worden.<br />

53


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Literatuur<br />

1. Cantillon P, Irish B, Sales D. Using computers for assessment in medicine. BMJ vol. 329, September<br />

2004: 606-609<br />

2. Peterson MW, Gordon J, Elliott J, Kreiter C. Computer-based Testing: Initial Report of Extensive Use<br />

in a Medical School Curriculum. Teaching and Learning in Medicine vol. 16 (1): 51-59<br />

3. Hodson P, Saunders D, Stubbs G, Computer-Assisted Assessment: Staff Viewpoints on its<br />

Introduction Within a New University. Innovations in Education and Teaching International, Vol. 93<br />

nr. 2, mei 2002: 145-152<br />

4. Lee G, Weerakoon P. The role of computer-aided assessment in health professional education: a<br />

comparison of student performance in computer-based and paper-and-pen multiple-choice tests.<br />

Medical Teacher 2001 vol. 23 (2): 152-157<br />

5. Devitt P, Palmer E. Computers in medical education 3: A possible tool for the assessment of clinical<br />

competence? Aust.N.Z.J.Surg. 1998 vol. 68: 602-604<br />

6. Ogilvie RW, Trusk TC, Blue AV. Students’ attitudes towards computer testing in a basic science<br />

course. Medical Education 1999 vol. 33: 828-831<br />

7. Smart C, An overview of Computer Assisted Assessment. http://www.is.bangor.ac.uk/<br />

ets/testpilotresources/overview.php<br />

- 54 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Hoofdstuk 10: Web-based learning – verbetering van leerprestaties?<br />

Wesker, W.H.A.<br />

Inleiding<br />

Vers van de middelbare school besloot<br />

ik in 2000 geneeskunde te gaan studeren.<br />

Direct werd ik geconfronteerd met een<br />

totale nieuwe manier van informatie verzamelen:<br />

webct. Webct, de naam zegt<br />

het al, is een programma op het ‘web’,<br />

waar je informatie kunt vinden over de te<br />

volgen blokken en over de gegeven<br />

hoorcolleges.<br />

Langzamerhand nam ‘web-based learning’<br />

een steeds grotere plaats in mijn<br />

studie in. Steeds meer mogelijkheden<br />

van het ‘world wide web’ werden benut.<br />

Roosters worden op internet gezet,<br />

allerlei formulieren kun je vinden op de<br />

site van het <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong>, externe links<br />

voor nog meer informatie. De mogelijkheden<br />

zijn eindeloos.<br />

Nu zes jaar later is het niet meer weg te<br />

denken uit het curriculum CRU ’99 in<br />

<strong>Utrecht</strong>.<br />

Ik besloot me eens te gaan verdiepen in<br />

de wereld van web-based learning. Wat<br />

is web-based learning eigenlijk? Wat<br />

zijn de voordelen en wat zijn de nadelen?<br />

Is web-based learning in vergelijking<br />

met het traditionele onderwijsprogramma<br />

in staat de stof beter over te<br />

brengen op studenten?<br />

Web-based learning<br />

Web-based learning is een vorm van<br />

onderwijs, waarbij informatie op internet<br />

(‘online’) staat. Het wordt ook wel e-<br />

learning of online learning genoemd [2].<br />

Informatie kan uitgewisseld worden<br />

tussen studenten, middels discussieforums<br />

via email of via webcam [1].<br />

Daarnaast kan informatie uitgewisseld<br />

worden tussen docent en student.<br />

Via externe links kunnen studenten relevante<br />

informatie vinden, die kunnen helpen<br />

bij het maken van opdrachten en<br />

dergelijke.<br />

Daarnaast kan via web-based learning<br />

ook virtuele programma’s toegankelijk<br />

worden gemaakt voor studenten. Hierbij<br />

kun je denken aan het onderwijzen van<br />

anatomie of chirurgische ingrepen. Maar<br />

ook oefententamens kunnen online geraadpleegd<br />

worden [1].<br />

Voordelen van web-based learning<br />

Web-based learning maakt het makkelijk<br />

voor studenten om zowel thuis als op de<br />

universiteit toegang te hebben tot informatie.<br />

Zo hoeven studenten niet iedere<br />

dag naar de universiteit, maar kunnen ze<br />

op ieder gewenst moment zelf hun<br />

leerstof van internet halen. Ze kunnen<br />

zelf een planning maken om te studeren.<br />

Een curriculum wordt op deze manier<br />

niet alleen makkelijker te plannen voor<br />

full-time studenten, maar ook voor parttime<br />

studenten of studenten met een<br />

gezin. Zij kunnen op ieder gewenst tijdstip<br />

het onderwijs volgen en voorbereiden.<br />

Het is daarnaast een efficiënte manier<br />

om lesmateriaal te verstrekken aan studenten.<br />

Er is geen papieren blokboek<br />

meer nodig. De studenten kunnen zelf<br />

van internet deze informatie downloaden.<br />

Met daarbij het extra leesmateriaal.<br />

Een student wordt gestimuleerd zelfstandiger<br />

en onafhankelijker te werken.<br />

Studenten hebben zelf de verantwoordelijkheid<br />

voor het leren van de stof en<br />

het downloaden en bekijken van de<br />

juiste informatie. Van de student wordt<br />

een actievere houding verwacht.<br />

- 55 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Web-based learning kan tot slot een<br />

goede aanvulling zijn op het standaard<br />

curriculum en onderwijsprogramma.<br />

Naast het hoorcollege of de werkgroepen<br />

kan het extra informatie verstrekken.<br />

Voordelen Web-based learning:<br />

- Bronnen kunnen op elk moment en vanaf<br />

iedere computer geraadpleegd worden<br />

- Er is een brede mogelijkheid voor studenten<br />

(parttime, naast het gezinsleven)<br />

- Kan een efficiënte manier zijn om cursusmateriaal<br />

aan te leveren<br />

- Kan de studenten stimuleren tot onafhankelijker<br />

en activerend leren<br />

- Kan een nuttige aanvulling zijn op<br />

traditionele onderwijsprogramma’s [1]<br />

Nadelen van web-based learning<br />

Het grootste probleem is de technologie.<br />

Wanneer web-based learning wordt geïntroduceerd<br />

in een onderwijsprogramma,<br />

moeten de externe links werken. Het<br />

is vaak een bron van frustratie wanneer<br />

een bepaalde link niet werkt.<br />

Daarnaast moeten de studenten wel over<br />

een goede computer beschikken. Sommige<br />

links of programma’s, die online<br />

aangeboden worden, vereist een bepaalde<br />

snelheid van de computer. Het is erg<br />

vervelend wanneer een student een<br />

videofragment bijvoorbeeld niet kan<br />

openen, doordat zijn computer niet snel<br />

genoeg is.<br />

De infrastructuur van de universiteit of<br />

instituut hoort web-based learning te<br />

ondersteunen. Er moet genoeg geld zijn<br />

om het web-based learning te kunnen<br />

financieren.<br />

Informatie kan variëren in kwaliteit. Het<br />

is daarom noodzakelijk dat de tekst,<br />

links, plaatjes en video’s up-to-date gehouden<br />

wordt.<br />

Als laatste kan het voorkomen, dat een<br />

student zich eenzaam voelt. Web-based<br />

learning kan een solitaire manier van<br />

studeren zijn. Dit ligt niet iedereen. Er<br />

zijn studenten die meer contact met<br />

medestudenten nodig heeft.<br />

Nadelen Web-based learning:<br />

- Studenten kunnen onvoldoende beschikken<br />

over de juiste computerfaciliteiten.<br />

- Informatie wat niet goed bereikbaar is, kan<br />

frustraties opwekken.<br />

- De noodzakelijk infrastructuur (computer,<br />

internet) moet aanwezig en betaalbaar zijn.<br />

- Kwaliteit van gegevens via internet kan<br />

variëren.<br />

- Studenten kunnen zich geïsoleerd voelen[1]<br />

Verbetering van leerprestaties?<br />

Web-based learning heeft, zoals hierboven<br />

beschreven is, voor- en nadelen.<br />

Wanneer de infrastructuur en de computerfaciliteiten<br />

in orde zijn, wegen de<br />

voordelen op tegen de nadelen. Maar<br />

heeft de opkomst van web-based learning<br />

ook betere leerprestatie voor de studenten<br />

tot gevolg?<br />

Methode<br />

Om aan relevante informatie te komen<br />

ben ik een zoekstrategie middels Timelit<br />

en Medline gestart. In Timelit heb ik de<br />

zoektermen education, web-based learning<br />

gebruikt. Dit leverde niet de gewenste<br />

informatie die ik zocht<br />

In Medline heb ik gezocht met de termen<br />

web-based learning AND medical AND<br />

education. Met deze zoektermen kreeg<br />

ik 188 hits. Hierbij vond ik één artikel<br />

[2] dat antwoord gaf op mijn vraag of<br />

web-based learning betere leerresultaten<br />

geeft, dan de traditionele onderwijsprogramma’s<br />

. Via de related articles van<br />

dit artikel kwam ik op nog 5 artikelen,<br />

die relevant bleken voor mijn vraagstelling.<br />

Eén artikel bleek helaas niet<br />

full-text beschikbaar.<br />

Resultaten<br />

- 56 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

De studie van Kerfoot et al. [2] is een<br />

multi-institutional randomized controlled<br />

trial van 4 universiteiten. Van iedere<br />

universiteit zijn de studenten in 2<br />

groepen verdeeld en worden met elkaar<br />

vergeleken. De studie is opgezet vanuit<br />

de divisie urologie. In groep 1 kregen de<br />

studenten web-based teaching naast de<br />

traditionele methode over 2 onder-werpen<br />

met betrekking tot de urologie (PSA,<br />

prostaatkanker). De andere 2 onderwerpen<br />

(BPH, erectie dysfunctie) werden<br />

alleen op de traditionele manier onderwezen.<br />

De studenten van groep 2 kregen<br />

ook web-based teaching naast de conventionele<br />

onderwijs-methode, maar dan<br />

over BPH en erectie dysfunctie. Zij kregen<br />

over de overgebleven 2 onderwerpen<br />

(PSA en prostaatkanker) alleen traditioneel<br />

onderwijs.<br />

Vooraf en aan het einde van het onderwijsprogramma<br />

kregen de studenten een<br />

toets om hun pretest kennis en hun<br />

leerprestaties na afloop van het onderwijsprogramma<br />

te toetsen.<br />

In figuur 1 staan de resultaten van deze<br />

studie weergegeven. Het is duidelijk te<br />

zien dat de studenten die web-based<br />

teaching over het onderwerp hadden<br />

gekregen ook daadwerkelijk beter scoorden<br />

op toetsen. De resultaten waren<br />

statistisch significant (p < 0.001).<br />

De studie van Grundman et al is ook een<br />

randomized controlled trial, waarbij<br />

web-based teaching wordt vergeleken<br />

met de traditionele onderwijsmethode<br />

(lesstof op papier). De 126 studenten<br />

waren 1e jaars studenten, die nieuwe stof<br />

te bestuderen kregen over het oor en het<br />

oog. Ze werden onderverdeeld in 2 groepen.<br />

Groep 1 kreeg web-based teaching<br />

en groep 2 kreeg de conventionele<br />

onderwijsmethode. In de resultaten is<br />

gecorrigeerd voor de tijd, die studenten<br />

aan studeren hadden besteed en de<br />

pretest score. Het blijkt dat de studenten<br />

die met web-based teaching hadden gestudeerd<br />

betere scores haalden dan de<br />

studenten van de 2e groep (figuur 2). Dit<br />

is statistisch significant.<br />

De studie van Leong et al is wederom<br />

een randomized controlled trial, waarbij<br />

het maken van casuistieken op de computer<br />

wordt vergeleken met de conventionele<br />

manier van onderwijsgeven<br />

(studiemateriaal op papier). Er is een<br />

evaluatie gedaan over de duur van 3 jaar,<br />

waarbij in totaal 325 studenten hebben<br />

meegedaan. De onderwerpen die getoets<br />

werden, waren lage rugklachten en pneumonie.<br />

De studenten die middels de<br />

computer casuistieken gestudeerd hadden<br />

haalden significant betere resultaten<br />

dan de studenten, die de papieren casuistiek<br />

hadden bestudeerd. (p=0.0007).<br />

Ook de studie van Cook et al. [5] is een<br />

randomized controlled trial. In deze studie<br />

wordt web-based teaching vergeleken<br />

met papieren casuistieken. De studie<br />

is verricht onder arts-assistenten interne<br />

geneeskunde, die allen 2 onderwerpen<br />

via web-based teaching moesten bestuderen<br />

en 2 onderwerpen via papieren<br />

casuistieken. De onderwerpen waren<br />

DM, nicotine afhankelijkheid, depressie,<br />

astma. Deze onderwerpen waren in het<br />

onderwijs aan deze assistenten nog niet<br />

behandeld. Vooraf en aan het einde van<br />

de studieperiode is er een toets<br />

afgenomen. De hoeveelheid arts-assistenten<br />

die een onderwerp daadwerkelijk<br />

bestudeerd hebben en de toets maakten,<br />

wisselde per onderwerp. De studie vermeldt<br />

dat er geen significant verschil<br />

wordt gezien tussen de 2 vormen van<br />

onderwijzen geven. Web-based learning<br />

is in vergelijking met de traditionele<br />

onderwijsmethoden net zo efficiënt in<br />

het overbrengen van lesstof.<br />

- 57 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Figuur 1. Resultaten studie Kerfoot et al. [2] Open vierkantjes: pretest score van de<br />

beide cohorten. Dichte rondjes: toetsresultaat na traditioneel onderwijs. Dichte<br />

driehoekjes: toetsresultaat na web-based teaching.<br />

- 58 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Figuur 2: Resultaten van Grundman et al. [3]<br />

De studie van Bell et al.[6] is wederom<br />

een randomized controlled trial. Ook<br />

hier is de studie verricht onder 162 huisarts<br />

in opleiding en arts-assistenten interne<br />

geneeskunde. Het onderwerp wat<br />

bestudeerd moest worden was de zorg na<br />

een acuut hartinfarct. De ene groep<br />

moest studeren middels SAGE (Self<br />

Study Acceleration with grafics<br />

Evidence), een web-based onderwijsprogramma.<br />

De andere groep kreeg een<br />

geprinte richtlijn te bestuderen. Er wordt<br />

geen significant verschil gevonden in de<br />

resultaten tussen beide groepen. Webbased<br />

learning is wel even efficiënt als<br />

een traditionele methode in het overbrengen<br />

van lesstof.<br />

Tabel 1: Kort overzicht van de vijf besproken studies<br />

Auteur<br />

(jaar)<br />

Kerfoot<br />

(2006)<br />

Grundman<br />

(2000)<br />

Leong<br />

(2003)<br />

Cook<br />

(2005)<br />

Bell<br />

(2000)<br />

N Domein Onderwerp Determinant Resultaat<br />

286 Studenten urologie Web-based learning<br />

samen met traditionele<br />

onderwijsmethode vs.<br />

traditionele<br />

onderwijsmethode<br />

alleen<br />

126 1e jaars<br />

studenten<br />

Oog en oor<br />

325 Studenten Lage rugklachten<br />

en pneumonie<br />

? Artsassistenten<br />

162 Artsassistenten<br />

DM, nicotine<br />

afhankelijkheid,<br />

depressie, astma<br />

Acuut myocard<br />

infarct<br />

Web-based teaching<br />

vs. geprinte versie van<br />

de lesstof<br />

Web-based computer<br />

cases vs. papieren<br />

casuistiek<br />

Web-based casuistiek<br />

vs. papieren casuistiek<br />

Web-based onderwijs<br />

vs. bestuderen geprinte<br />

richtlijn<br />

Significant betere prestatie in<br />

de groep web-based learning in<br />

combinatie met de traditionele<br />

onderwijsmethode<br />

Significant betere prestatie met<br />

web-based teaching t.ov. de<br />

geprinte versie<br />

Significant betere resultaten<br />

met web-based teaching<br />

Geen significant verschil tussen<br />

beide groepen gevonden met<br />

betrekking tot prestateis<br />

Geen significant verschil<br />

gevonden in presentaties<br />

tussen beide groepen<br />

- 59 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

Discussie<br />

De studies zijn onderling niet goed met<br />

elkaar te vergelijken. Enerzijds doordat er<br />

verschillende vormen van web-based<br />

learning gebruikt is. Er is een verschil in<br />

leren met virtuele, grafische beelden, dan<br />

wanneer het ‘tekst’ op een computer is.<br />

Grundman et al.3 gebruikten bijvoorbeeld<br />

met name grafische beelden voor hun<br />

web-based teaching methode.<br />

De studies hebben onderling ook een<br />

verschil in het gebruik van web-based<br />

learning ten opzichte van de traditionele<br />

methoden. Alle studies uitgezonderd Kerfoot<br />

et al.[2] vergeleken web-based<br />

learning enerzijds met een traditionele<br />

methode (papieren lesstof) anderzijds.<br />

Kerfoot et al.[2] gebruikte de web-based<br />

learning methode als aanvulling op de<br />

conventionele methode.<br />

Daarnaast zijn de studies verschillend in<br />

het onderwerp wat getoetst wordt en de<br />

personen die meewerkten aan de studie. In<br />

twee studies5,6 werd de onderwijsmethode<br />

getest onder arts-assistenten in plaats van<br />

geneeskunde studenten. In mijn optiek<br />

hoeft dat geen bias te zijn, mits er voor<br />

gezorgd is, dat zowel de arts-assistenten en<br />

de studenten in de verschillende groepen<br />

dezelfde basiskennis hadden voorafgaand<br />

aan de studie. Dit is in alle vijf de studie<br />

getoetst middels een pretest.<br />

Conclusie<br />

Drie van de vijf besproken studies laten<br />

een positief effect zien van web-based<br />

learning ten opzichte van de traditionele<br />

onderwijsmethoden. Twee studies (verricht<br />

onder arts-assistenten) laten geen<br />

significant verschil zien tussen deze twee<br />

onderwijsmethodes.<br />

De studies zijn onderling niet goed met<br />

elkaar te vergelijken, waardoor er geen<br />

eenduidige conclusie getrokken kan<br />

worden. Uit alle studies is wel duidelijk<br />

geworden, dat web-based learning op zijn<br />

minst net zo efficiënt is in overbrengen<br />

van lesstof als de conventionele<br />

onderwijsmethoden.<br />

In mijn opinie is Web-based learning een<br />

goede aanvulling op het traditionele onderwijsprogramma.<br />

Een compleet web-based<br />

curriculum zonder een traditioneel<br />

onderwijsprogramma vindt te weinig basis<br />

in de huidige literatuur.<br />

Literatuur<br />

1. McKimm J, Jollie C, Cantillon P. ABC of learning and teaching: Web based learning. BMJ. 2003 Apr<br />

19;326(7394):870-3.<br />

2. Kerfoot BP, Baker H, Jackson TL, Hulbert WC, Federman DD, Oates RD, DeWolf WC. A multiinstitutional<br />

randomized controlled trial of adjuvant Web-based teaching to medical students. Acad<br />

Med. 2006 Mar;81(3):224-30.<br />

3. Grundman JA, Wigton RS, Nickol D. A controlled trial of an interactive, web-based virtual reality<br />

program for teaching physical diagnosis skills to medical students. Acad Med. 2000 Oct;75(10<br />

Suppl):S47-9.<br />

4. Leong SL, Baldwin CD, Adelman AM. Integrating Web-based computer cases into a required<br />

clerkship: development and evaluation. Acad Med. 2003 Mar;78(3):295-301.<br />

5. Cook DA, Dupras DM, Thompson WG, Pankratz VS. Web-based learning in residents' continuity<br />

clinics: a randomized, controlled trial. Acad Med. 2005 Jan;80(1):90-7.<br />

6. Bell DS, Fonarow GC, Hays RD, Mangione CM. Self-study from web-based and printed guideline<br />

materials. A randomized, controlled trial among resident physicians. Ann Intern Med. 2000 Jun<br />

20;132(12):938-46.<br />

- 60 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

- 61 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

- 62 -


Beste verslagen van <strong>verdieping</strong>sonderwerpen onderwijsstages schakeljaar CRU’99, 2005/2006<br />

© Uitgave Expertisecentrum voor Onderwijs en Opleiding, <strong>UMC</strong> <strong>Utrecht</strong> , augustus 2006<br />

- 63 -

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!