18.10.2014 Views

NVIC Jaaroverzicht 2011 - UMC Utrecht

NVIC Jaaroverzicht 2011 - UMC Utrecht

NVIC Jaaroverzicht 2011 - UMC Utrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Het aantal blootstellingen van kinderen aan non-cyanopyrethroïden is de laatste jaren gestegen, van<br />

43 in 2009 en 50 in 2010 naar 69 in <strong>2011</strong> (Figuur 24). Pyrethroïden zijn synthetische insecticiden die<br />

zijn afgeleid van de natuurlijke pyrethrinen uit de chrysant (Chrysanthemum cinerariaefolium). Noncyanopyrethroïden<br />

vormen een subgroep binnen de pyrethroïden. Ze worden toegepast in<br />

verschillende producten, onder andere voor de bestrijding van wespen en kruipende insecten. In <strong>2011</strong><br />

was in zeker 46 van de 69 gevallen van blootstelling<br />

van kinderen aan non-cyanopyrethroïden sprake van<br />

blootstelling aan een mierenlokdoosje. In de overige<br />

gevallen vond vaak blootstelling plaats aan een<br />

insecticide in sprayvorm.<br />

Wanneer kinderen in aanraking komen met de<br />

inhoud van een mierenlokdoosje, treedt vaak<br />

huidcontact op of wordt er een likje of hapje van de<br />

inhoud genomen. De werkzame stof die in alle<br />

gemelde gevallen in het non-cyanopyrethroïdenbevattende mierenlokdoosje aanwezig was, was<br />

d-fenotrin. D-fenotrin en andere non-cyanopyrethroïden kunnen lokale irritatieklachten veroorzaken<br />

en ze kunnen een verdovende werking hebben. Dit kan zich uiten in een tintelend gevoel of<br />

gevoelloosheid in bijvoorbeeld lippen, tong of huid. In het algemeen bezitten non-cyanopyrethroïden<br />

echter een lage toxiciteit; na contact met een non-cyanopyrethroïdenbevattende mierenlokdoos zullen<br />

dan ook zelden ernstige symptomen elders in het lichaam ontstaan. Wanneer grotere hoeveelheden<br />

non-cyanopyrethroïden worden ingenomen, bijvoorbeeld bij het drinken van een spray tegen<br />

ongedierte, kunnen wel ernstige effecten ontstaan. In die gevallen dient een arts geraadpleegd te<br />

worden, die zo nodig het <strong>NVIC</strong> kan consulteren. Mierenlokdoosjes kunnen ook andere<br />

bestrijdingsmiddelen bevatten, die niet tot de non-cyanopyrethroïden behoren. De effecten van deze<br />

andere insecticiden zijn hier verder buiten beschouwing gelaten.<br />

Fatale blootstelling<br />

Een ambulancedienst consulteert het <strong>NVIC</strong> over een man die verschillende middelen heeft<br />

ingenomen, waaronder het herbicide paraquat. Omdat paraquat na inname zeer toxisch is,<br />

wordt aangeraden de man op te nemen in het ziekenhuis. Even later neemt het ziekenhuis<br />

contact op met het <strong>NVIC</strong> voor informatie over de behandeling. Het <strong>NVIC</strong> raadt aan de<br />

paraquatconcentratie in het bloed van de patiënt te bepalen en bespreekt het beloop van een<br />

paraquatvergiftiging. Bij een toxische concentratie in het bloed, is de prognose ongunstig. De<br />

behandelmogelijkheden voor een paraquatvergiftiging zijn zeer beperkt. Even later belt het<br />

ziekenhuis wederom met het <strong>NVIC</strong>. De arts wil graag weten of het verplegend personeel<br />

speciale handschoenen of andere beschermingsmiddelen moet gebruiken. Het <strong>NVIC</strong> meldt dat<br />

paraquat na ingestie zeer toxisch is, maar dat blootstelling via de huid of via inademing geen<br />

gevaar oplevert. Het gebruik van normale handschoenen is voldoende. Helaas blijkt later dat de<br />

man een dodelijke dosis paraquat heeft ingenomen. Binnen zes uur na opname in het<br />

ziekenhuis overlijdt hij.<br />

68 <strong>NVIC</strong> Rapport 002/2012

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!