Ontwikkelingsvisie - Technische Universiteit Eindhoven
Ontwikkelingsvisie - Technische Universiteit Eindhoven
Ontwikkelingsvisie - Technische Universiteit Eindhoven
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
TU/e Science Park<br />
<strong>Ontwikkelingsvisie</strong>
<strong>Ontwikkelingsvisie</strong> TU/e Science Park<br />
2
<strong>Ontwikkelingsvisie</strong> TU/e Science Park<br />
Inhoudsopgave<br />
1. Inleiding<br />
2. Van Campus 2020 naar TU/e Science Park<br />
3. Geologie en Cultuurhistorie<br />
De <strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong> heeft in nauwe afstemming met de gemeente <strong>Eindhoven</strong><br />
een ontwikkelingsvisie opgesteld voor het universiteitsterrein. De visie<br />
geeft een vooruitblik op de gewenste ontwikkelingen voor het terrein tot ongeveer<br />
2020 onder een nieuwe naam: TU/e Science Park. Belangrijk uitgangspunt in de<br />
visie is dat de universiteit haar terrein veel nadrukkelijker en opener dan voorheen<br />
wil inrichten tot een hot spot in de <strong>Eindhoven</strong>se regio, waar technisch onderwijs<br />
en onderzoek, op academisch en HBO-niveau, in nauwe synergie met innovatieve<br />
bedrijven tot bloei kan komen. De visie geeft aan hoe dat wordt ondersteund met<br />
moderne laboratoria, congresvoorzieningen en uitstekende sportfaciliteiten.<br />
Ook voorziet de visie in woonvoorzieningen voor studenten en aantrekkelijke<br />
ontmoetingsplekken. Dit alles direct nabij het stadscentrum, in een ontspannen<br />
setting langs de groene oevers van de Dommel. Het maakt TU/e Science Park tot<br />
een unieke plek in <strong>Eindhoven</strong> die tegelijkertijd complementair is aan de High Tech<br />
Campus in het zuiden van de stad en Strijp S aan de oostkant.<br />
4. Stedenbouwkundige visie TU/e Science Park<br />
5. De verschillende gebieden van TU/e Science Park<br />
6. Planologische randvoorwaarden<br />
leeswijzer<br />
In de ontwikkelingsvisie vindt u allereerst een inleiding met de profilering en<br />
ambities van de universiteit en de achtergrond van de dringende noodzaak om<br />
het universiteitsterrein te transformeren naar TU/e Science Park. Daarop volgt een<br />
beschrijving van de bestaande situatie op het terrein. In dit hoofdstuk wordt ook<br />
aandacht besteed aan de cultuurhistorische kwaliteiten van het complex (hoofdstuk<br />
3.) In hoofdstuk 4 wordt de stedenbouwkundige visie op het gehele terrein<br />
verwoord. Dit hoofdstuk geeft uitsluitsel over hoe het terrein ingedeeld wordt,<br />
waar de verschillende functies geconcentreerd worden, hoe de ontsluiting en het<br />
parkeren plaatsvindt en hoe de fietspaden gaan lopen. In hoofdstuk 5 wordt per<br />
gebied de visie nader uitgewerkt. Het laatste hoofdstuk geeft aan hoe de ontwikkelingsvisie<br />
zich verhoudt tot belangrijke beleidslijnen op landelijk regionaal of<br />
lokaal niveau.<br />
TU/e Science Park / 3
1. Inleiding 4
1. Inleiding<br />
In de wederopbouwjaren na de Tweede Wereldoorlog ontstond in ons land de<br />
behoefte aan een tweede technische rijkshogeschool. Al snel werd geconcludeerd<br />
dat deze in het zuiden van het land gevestigd zou moeten worden. Diverse steden<br />
stelden zich kandidaat als vestigingsplaats. De kandidatuur van <strong>Eindhoven</strong> werd<br />
gesteund door een krachtige lobby vanuit de snel groeiende maakindustrie ter<br />
plaatse. Met succes, want in 1956 richtte de rijksoverheid bij wet de <strong>Technische</strong><br />
Rijkshogeschool te <strong>Eindhoven</strong> op met als primaire taken het in samenhang<br />
verzorgen van technisch-wetenschappelijk onderwijs en verrichten van technischwetenschappelijk<br />
onderzoek. De nieuwe hogeschool kwam snel uit de startblokken,<br />
daarbij gesteund door het stadsbestuur en de regionale industrie.<br />
Inmiddels heeft de <strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong> <strong>Eindhoven</strong> een vooraanstaande<br />
plaats veroverd in de internationale wetenschappelijke wereld en bekleden haar<br />
afgestudeerden belangrijke posities in de industrie en andere maatschappelijke<br />
sectoren. Op onderzoeksgebied wordt nauw samengewerkt met de industrie en<br />
andere organisaties. Op de universiteitscampus zijn belangrijke nationale<br />
onderzoek- en technologieinstituten gevestigd, evenals de Kamer van Koophandel,<br />
andere dienstverleners richting bedrijfsleven en delen van Fontys<br />
Hogescholen. Kennisvalorisatie is uitgegroeid tot belangrijke derde kerntaak<br />
naast - of liever gezegd verweven in - de kerntaken onderwijs en onderzoek. Aan<br />
de TU/e ontwikkelde kennis leidt tot innovatieve producten, succesvolle systemen<br />
en diensten en tot nieuwe bedrijvigheid. De universiteitscampus is een vruchtbare<br />
broedplaats voor innovatieve starters. Bovendien is de universiteit voor veel<br />
bedrijven een belangrijke factor om zich in de regio <strong>Eindhoven</strong> te vestigen c.q.<br />
er gevestigd te blijven. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat de TU/e zich<br />
succesvol heeft weten te ontwikkelen tot een internationaal vooraanstaande<br />
technologie-universiteit, die van onmisbare betekenis is voor de ontwikkeling van<br />
de regionale kenniseconomie. Daarmee draagt zij in belangrijke mate bij aan de<br />
versterking van de internationale concurrentiepositie van ons land.<br />
Los hiervan is de TU/e met ruim 3.000 hoogwaardige werknemers, 7.500 studenten<br />
en jaarlijks tientallen miljoenen euro’s aan (uit-)bestedingen, inkopen<br />
en investeringen op zich zelf al een economische, maatschappelijke en culturele<br />
factor van groot gewicht voor <strong>Eindhoven</strong> en omgeving.<br />
Missie TU/e<br />
De TU/e ziet het als haar missie een onderzoeksgedreven en ontwerpgerichte<br />
technologie-universiteit van internationale allure te zijn, die zich tot doel stelt<br />
jonge mensen een academische opleiding te geven binnen het domein ‘engineering<br />
science & technology’. De kerntaken zijn onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie.<br />
Op onderwijsgebied ziet de TU/e het als haar taak ingenieurs (op het niveau Master<br />
of Science) op te leiden, die beschikken over een stevige wetenschappelijke<br />
basis en diepgang én over de nodige competenties om zich succesvol in uiteenlopende<br />
maatschappelijke sectoren en functies te kunnen ontplooien. Daarnaast<br />
leidt zij ontwerpers op (op het niveau Professional Doctorate in Engineering) en<br />
onderzoekers (op het niveau Doctor of Philosophy), evenals eerstegraads leraren<br />
in de exacte vakken (op het niveau Master of Science). De bacheloropleidingen<br />
(BSc) zijn bedoeld als basis voor een opleiding op masterniveau.<br />
Op onderzoeksgebied richt de TU/e zich binnen het domein van de ‘engineering<br />
science & technology’ bij voorkeur op die deelterreinen waarop zij in de internationale<br />
wetenschappelijke wereld een rol van betekenis speelt of kan gaan<br />
spelen én waarop zij betekenisvolle impulsen kan geven aan vooral de kennisintensieve<br />
industrie en andere maatschappelijke sectoren met een hoge of zich<br />
snel ontwikkelende technologie-intensiteit (zoals de gezondheidszorg).<br />
Op het gebied van de kennisvalorisatie zet de TU/e zich er nadrukkelijk voor in dat<br />
haar onderzoeksresultaten worden vertaald in succesvolle innovaties en als basis<br />
dienen voor het tot stand brengen van nieuwe ondernemingen. Zij stimuleert dat<br />
studenten en medewerkers kiezen voor het ondernemerschap. De TU/e biedt haar<br />
studenten en medewerkers een internationaal en academisch, dat wil zeggen<br />
intellectueel prikkelend, studie- en werkklimaat dat inspireert tot een brede<br />
persoonlijke ontwikkeling, tot maatschappelijk en cultureel engagement en tot<br />
een ondernemende houding.<br />
TU/e Science Park / 5
1. Inleiding 6
Profiel TU/e<br />
Op basis van deze missie profileert de TU/e zich als een internationaal vooraanstaande,<br />
in engineering science & technology gespecialiseerde universiteit, die<br />
met kwalitatief hoogwaardig onderwijs en onderzoek bijdraagt aan de vooruitgang<br />
van de technische wetenschappen, de ontwikkeling van technologische<br />
innovaties en daarmee aan de groei van welvaart en welzijn in zowel de eigen<br />
regio (technology hotspot <strong>Eindhoven</strong> en wijde omgeving) als daarbuiten.<br />
Als zodanig is zij dé motor van de regionale kenniseconomie.<br />
Kortom, de TU/e is de universiteit waar innovatie begint oftewel: Where innovation<br />
starts.<br />
Ambities TU/e<br />
Het is de ambitie van de TU/e te blijven behoren tot de vijf beste technologieuniversiteiten<br />
van Europa en in de wereld als zodanig erkend te worden. Om deze<br />
ambitie waar te kunnen maken is een gestage en duurzame groei van de universiteit<br />
vereist, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht.<br />
Op onderwijsgebied staat de TU/e voor de taak meer hoogwaardige ingenieurs,<br />
docenten exacte vakken, technologisch ontwerpers en onderzoekers af te<br />
leveren. Er is een sterk groeiende en gevarieerde behoefte aan technologische<br />
kenniswerkers in de regio en de rest van ons land. Dit impliceert een uitbreiding<br />
van het aantal studenten en verhoging van de studierendementen. Ter verhoging<br />
van de studenteninstroom zullen meer studenten uit het buitenland aangetrokken<br />
moeten worden. Hiertoe zal de aantrekkingskracht van de universiteit (én haar<br />
campus) versterkt moeten worden. Daarnaast zullen in <strong>Eindhoven</strong> de banden met<br />
het technisch onderwijs op MBO- en HBO-niveau worden aangehaald. Door meer<br />
samen op te trekken kan de wervingskracht van het technisch onderwijs worden<br />
vergroot, evenals de verticale doorstroom van studenten binnen de technische<br />
kolom. Door voorzieningen te bundelen is een hoger ambitieniveau te combineren<br />
met efficiencywinst. De TU/e staat verder voor de taak een belangrijkere rol te<br />
vervullen op het terrein van onderwijs aan nieuwe doelgroepen en ‘continuing<br />
education’.<br />
In het kader van de verdere internationalisering van het onderwijs zal bovendien<br />
de inkomende en uitgaande internationale studentenmobiliteit groter worden.<br />
Mede als gevolg van een en ander zal er sprake zijn van een grotere en meer gevarieerde<br />
studentenpopulatie en zal er op meer uren per dag, meer dagen per week<br />
en meer weken per jaar onderwijs aangeboden worden. Het aantal in <strong>Eindhoven</strong><br />
te huisvesten (met name buitenlandse) studenten, ontwerpers-in-opleiding en<br />
promovendi zal flink groeien. Een groot deel zal gehuisvest moeten worden op<br />
de universiteitscampus, zoals dat ook bij vooraanstaande universiteiten elders<br />
het geval is. Dat vraagt naast adequate woon-voorzieningen ook aantrekkelijke<br />
andere verblijfsfaciliteiten op de campus.<br />
Op onderzoeksgebied staat de TU/e voor de uitdaging een excellente positie te<br />
behouden in de kerndisciplines en tegelijkertijd systematisch ruimte te bieden<br />
aan vernieuwend multidisciplinair onderzoek. De grote maatschappelijke uitdagingen<br />
van de toekomst vragen in toenemende mate om een multidisciplinaire<br />
benadering. Daarbij wordt de TU/e steeds afhankelijker van - in competitie met<br />
andere universiteiten te verwerven - inkomsten uit nationale en internationale<br />
onderzoeksfondsen, uit publiekprivate onderzoek- en innovatieprogramma’s en<br />
uit contractresearch. Dit maakt een verdere versterking van de onderzoeksexcellentie<br />
en van de onderzoekssamenwerking met het high tech bedrijfsleven en<br />
andere technologie-intensieve maatschappelijke sectoren noodzakelijk. Ook is<br />
een verdergaande afstemming van de onderzoeksagenda van de universiteit op de<br />
centrale thema’s in externe onderzoeksfondsen en publiekprivate onderzoeks- en<br />
innovatieprogramma’s noodzakelijk. Het bedrijfsleven in de regio en daarbuiten<br />
zal voor fundamenteel onderzoek steeds meer een beroep doen op de universiteit.<br />
Dit terwijl de universiteit met het oog op toegepast onderzoek en kennisvalorisatie<br />
steeds meer aangewezen zal zijn op samenwerking met het bedrijfsleven. Een en<br />
ander stelt specifieke (extra) eisen aan de onderzoeksinfrastructuur (laboratoria<br />
en apparatuur). Daarbij zal het steeds meer gaan om kostbare en hoogwaardige<br />
state-of-the art-voorzieningen met een multi-disciplinair en bovenregionaal<br />
karakter, die door de belanghebbende partijen c.q. gebruikers alleen gezamenlijk<br />
ontwikkeld en geëxploiteerd kunnen worden. Ten aanzien van de vraag op welke<br />
locatie in de regio voorzieningen zullen worden geconcentreerd, zullen door de<br />
betrokken partijen samen in goed overleg met de betrokken overheidsinstanties<br />
bewuste keuzes worden gemaakt. Voor de universiteit betekent dit dat zij steeds<br />
meer zal gaan participeren in onderzoeksvoorzieningen op locaties elders in de<br />
regio (zoals de High Tech Campus <strong>Eindhoven</strong>) en dat derden meer en meer zullen<br />
gaan participeren in voorzieningen op de universiteitscampus. Met het oog op de<br />
versterking van de onderzoeksexcellentie zal de TU/e verder steeds vaker topwetenschappers<br />
uit het buitenland aantrekken. Verder is het noodzakelijk meer<br />
internationale wetenschappelijke congressen en buitenlandse gasthoogleraren<br />
en ‘visiting scientists’ naar <strong>Eindhoven</strong> te halen. Dat stelt bijzondere eisen aan<br />
de internationale aantrekkingskracht en concurrentiepositie van de universiteit<br />
TU/e Science Park / 7
1. Inleiding 8
(inclusief de campus) en van huisvestings-, hotel- en congresfaciliteiten op de<br />
campus.<br />
De TU/e heeft de ambitie kennisvalorisatie tot volle wasdom te brengen als derde<br />
kerntaak. Door intensivering van de R&D-samenwerking met high tech bedrijven<br />
en organisaties in publiekprivate programma’s en projecten en in contractactiviteiten,<br />
bevordert de universiteit dat door haar ontwikkelde nieuwe technologieën<br />
maatschappelijk en economisch optimaal benut worden. Door ook op het punt van<br />
onderzoek-faciliteiten samen op te trekken met derden kan het ambitieniveau op<br />
efficiënte wijze worden opgeschroefd naar het niveau dat nodig is om internationaal<br />
te kunnen concurreren. Verder stimuleert de universiteit ondernemerschap<br />
bij haar studenten en medewerkers en helpt zij hen samen met belanghebbende<br />
partijen in de regio bij het opzetten en succesvol uitbouwen van nieuwe bedrijven.<br />
Een groeiend aantal startende én al gevestigde bedrijven zal bij het ontwikkelen<br />
van nieuwe of vernieuwde producten, systemen en diensten belang hebben bij<br />
directe interactie met top-onderzoekers van de universiteit, alsmede bij medegebruik<br />
van universitaire c.q. gezamenlijke laboratoria, testruimten, werkplaatsen,<br />
apparatuur en andere voorzieningen; en dat alles in een open innovatieklimaat.<br />
Een en ander zal op de universiteitscampus gefaciliteerd moeten worden.<br />
Andersom zullen TU/e-onderzoekers steeds vaker participeren in gelijksoortige<br />
faciliteiten op andere locaties, waar (startende) bedrijven en kennisinstellingen<br />
samen Research & Development-activiteiten ontplooien, zoals op de High Tech<br />
Campus <strong>Eindhoven</strong>, de High Tech Automotive Campus Helmond en Strijp-S.<br />
Brainport en TU/e<br />
De ambities van de TU/e sluiten goed aan bij de belangen van het high tech<br />
ecosysteem in haar directe omgeving. Brainport met de stad <strong>Eindhoven</strong> als kern<br />
is het technologische hart van Nederland en behoort tot de meest innovatieve<br />
regio’s van Europa. Kenmerkend is de sterke concentratie van en interactie tussen<br />
hoogwaardige high tech kennisinstellingen en bedrijven. Er ontstaan steeds meer<br />
netwerken van intensief met elkaar en met kennisinstellingen samenwerkende<br />
bedrijven c.q. ketens van grotere ondernemingen met toeleveraars en dienstverleners.<br />
Het geheel fungeert steeds beter als vruchtbaar innovatiegericht ecosysteem.<br />
Binnen dit open innovatiesysteem inspireren en beïnvloeden onderzoek<br />
en productontwikkeling elkaar in toenemende mate. Ondernemingen articuleren<br />
fundamentele onderzoeksvragen en oefenen invloed uit op de onderzoeksagenda<br />
van publieke kennisinstellingen, terwijl kennisinstellingen met wetenschappelijke<br />
vondsten nieuwe openingen creëren voor de ontwikkeling van innovatieve<br />
producten, diensten, processen en systemen. Over en weer vinden in alle fasen<br />
van de waardeketen tussen fundamentele research enerzijds en marktintroductie<br />
anderzijds voortdurend terugkoppelingen plaats. Research & Development vindt<br />
steeds meer plaats in het kader van gezamenlijke publiekprivate onderzoeks- en<br />
innovatieprogramma’s en -instituten.<br />
Door inhoudelijke focussering en concentratie van mensen, middelen en faciliteiten<br />
op gezamenlijk gekozen zwaartepunten (op dit moment vooral high tech<br />
systemen en materialen, medische en gezondheidstechnologie, automotive,<br />
ict, design en food) ontwikkelt de regio zich tot een internationaal excellerende<br />
technology hotspot en wordt de betekenis van Brainport voor de nationale<br />
economie en voor de internationale concurrentiepositie van ons land steeds<br />
groter. Dit wordt nog eens versterkt door ook fysieke concentraties van mensen,<br />
middelen en faciliteiten te realiseren en door op internationaal competitief niveau<br />
gemeenschappelijke voorzieningen met een sterke internationale uitstraling te<br />
ontwikkelen. Dat gebeurt vooral op de campus van de <strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong><br />
<strong>Eindhoven</strong>, de High Tech Campus <strong>Eindhoven</strong>, de High Tech Automotive Campus in<br />
Helmond en Strijp-S in <strong>Eindhoven</strong>. Er is een brede consensus aan het ontstaan in<br />
de richting van het selectief concentreren, verzelfstandigen en voor breed gebruik<br />
openstellen van onderzoekslaboratoria en -apparatuur op elk van deze - elkaar<br />
aanvullende - locaties. Specifiek voor de campus van de universiteit is in ieder<br />
geval de verwevenheid van R&D met het universitaire onderwijs, dat moet voorzien<br />
in de groeiende behoefte aan hoogwaardige en internationaal georiënteerde<br />
technologische kenniswerkers in Brainport en de rest van ons land.<br />
Het geheel voltrekt zich in een decor van steeds heviger wordende concurrentie<br />
vanuit andere topregio’s in de wereld en de spelers binnen deze regio’s. Net<br />
als zij is Brainport uit op het aantrekken en binden van excellerende studenten,<br />
ontwerpers, onderzoekers, kenniswerkers, partners en bedrijven en van investeerders.<br />
Brainport zal echt als Europese toptechnologie-regio moeten excelleren en<br />
als zodanig op wereldschaal erkenning krijgen, wil het in deze concurrentiestrijd<br />
overeind blijven. Intensief samen optrekkend doen kennisinstellingen, bedrijfsleven<br />
en overheidsinstanties in de regio er alles aan die ambitie waar te maken.<br />
In dit perspectief is het van groot belang dat de <strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong> <strong>Eindhoven</strong><br />
tot de allerbeste technologie-universiteiten van Europa behoort en als zodanig<br />
wereldwijd erkenning geniet. Zij moet daarbij in het belang van de internationale<br />
concurrentiepositie van ons land optimaal inspelen op de behoeften van het<br />
TU/e Science Park / 9
1. Inleiding 10
egionale high tech ecosysteem aan vernieuwende kennis en technologie,<br />
aan hoogwaardige kenniswerkers en aan innovatieve bedrijvigheid. Missie en<br />
beleid van de TU/e zijn daarop gericht. De <strong>Eindhoven</strong>se universiteit is zich er van<br />
bewust dat zij in 1956 mede tot stand is gebracht op nadrukkelijk verzoek van<br />
de toen-malige maakindustrie in Zuidoost-Nederland. Zij heeft zich sindsdien tot<br />
doel gesteld via onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie de belangen van die<br />
industrie te dienen en zal dat ook in de toekomst blijven doen. De belangrijkste<br />
uitdaging daarbij is een betekenisvolle bijdrage te leveren aan de transitie van<br />
maak- naar scheppende kennisindustrie in een globaliserende wereld en aan het<br />
versterken van de betekenis van Brainport voor de Nederlandse kenniseconomie.<br />
Eisen aan TU/e campus<br />
Wat haar campus betreft staat de TU/e in het licht van het voorgaande voor de<br />
noodzaak gericht in te spelen op het feit dat in andere landen zeer grote investeringen<br />
worden gedaan in de onderwijs- en onderzoeksvoorzieningen van<br />
universiteiten en in het ontwikkelen van kennis- en innovatieparken rondom<br />
universiteiten. Dat wordt versterkt door het feit dat een flink deel van de gebouwen<br />
en voorzieningen van de TU/e aan het eind van hun levensduur is, niet is<br />
toegesneden op moderne onderwijsvormen en multidisciplinair onderzoek in<br />
interactie met derden. Verder schiet het tekort in duurzaamheid en efficiency en is<br />
dus dringend toe aan renovatie of vervanging. De universiteits-campus als geheel<br />
zal bovendien beter ingericht moeten worden op de nagestreefde open interactie<br />
tussen universiteit en maatschappelijke omgeving en zal meer internationale<br />
allure moeten krijgen. Naast onderwijs en onderzoek zullen ook wonen, innovatieve<br />
(nieuwe) bedrijvigheid en allerlei vormen van interactie tussen universiteit<br />
en derden op de campus een eigen plaats moeten krijgen in een open innovatieklimaat.<br />
Ook zal de campus ruimte moeten bieden voor samenwerking tussen<br />
de universiteit en het middelbaar en hoger technisch onderwijs in de regio. De<br />
campus zal zich moeten ontwikkelen tot een open ontmoetingsplaats voor (internationale)<br />
academische reflectie, kunst, cultuur en debat. Het verblijfsklimaat zal<br />
mede door hoogwaardige studenten-, horeca-, congres- en sportvoorzieningen<br />
in een groene omlijsting bijzonder aantrekkelijk moeten zijn. De interactie tussen<br />
campus en stad zal versterkt moeten worden en de campus zelf aanzienlijk<br />
verlevendigd, ook in de avonden en weekeinden. Een vestiging op de universiteitscampus<br />
moet voor bedrijven en organisaties aanzienlijke meerwaarde op<br />
gaan leveren. De universiteitscampus zal een landmark van internationale allure<br />
moeten zijn in stad en regio.<br />
TU/e Science Park<br />
Kortom, de TU/e campus zal zich moeten (kunnen) ontwikkelen tot een TU/e<br />
Science Park, dat de ambities van de Brainportregio en die van de universiteit als<br />
dé kennismotor van deze regio weerspiegelt en stevig bijdraagt aan de internationale<br />
concurrentiekracht, allure en reputatie van de regio en haar universiteit. De<br />
TU/e campus vindt zijn oorsprong in de wederopbouwperiode van Nederland na<br />
de tweede wereldoorlog. Het complex ontleent zijn strakke industriële uitstraling<br />
daaraan. Die oorsprong mag herkenbaar blijven en bewezen kwaliteiten dienen<br />
behouden te blijven. Er moet letterlijk op voortgebouwd worden, maar nieuwe<br />
kwaliteiten moeten worden toegevoegd om de hedendaagse universiteit vorm te<br />
geven. In deze <strong>Ontwikkelingsvisie</strong> wordt de gewenste transitie van de huidige universiteitscampus<br />
tot het beoogde TU/e Science Park ruimtelijk geconcretiseerd.<br />
Transformatie oude W-hal tot Centrale Studie Voorziening. Ector Hoogstad Architecten<br />
TU/e Science Park / 11
2. Van Campus 2020 naar TU/e Science Park 12<br />
Terreinen in eigendom van<br />
de <strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong><br />
<strong>Eindhoven</strong>
2. Van Campus 2020 naar TU/e Science Park<br />
Totstandkoming <strong>Ontwikkelingsvisie</strong><br />
De <strong>Ontwikkelingsvisie</strong> TU/e Sciencepark heeft een aantal voorlopers gehad. In<br />
2006 heeft de <strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong> <strong>Eindhoven</strong> het Huisvestingsplan Campus<br />
2020 vastgesteld. Het behelst een omvangrijk vernieuwingsplan voor het universiteitscomplex,<br />
verdeeld over 4 grote projecten, die in een afgesproken volgorde<br />
gerealiseerd worden. Het plan concentreert zich om die reden op de eigen gebouwen<br />
van de universiteit en geeft verder alleen in globale lijnen aan hoe de inrichting<br />
van de rest van het universiteitsterrein gezien wordt. Vervolgens is in 2007<br />
daarom een start gemaakt met het opstellen van een meer uitgewerkte ruimtelijke<br />
visie voor het totale universiteitsterrein als aanvulling op Campus 2020. Deze<br />
visie (onder de naam Structuurvisie TU/e terrein) was in april 2008 in concept<br />
gereed en is aan diverse bestuurlijke gremia binnen de universiteit voorgelegd.<br />
Daarnaast is de visie ook gepresenteerd aan partijen buiten de universiteit,<br />
waaronder Fontys Hogescholen, Woningbouwcorporaties (m.n. Woonbedrijf /<br />
Vestide) , het Innovation Lab, de Henri van Abbestichting, Stichting Brainport, het<br />
Programma Management van Stimulus OP-Zuid en de Klankbordgroep De Karpen.<br />
De visie werd zowel binnen als buiten de universiteit positief ontvangen. Toch<br />
constateerden met name externe partijen ook dat het doel van de visie om een<br />
veel opener profilering van het universiteitscomplex naar buiten te brengen<br />
onvoldoende uit de verf kwam. Meer aandacht was gewenst voor de ambities van<br />
de universiteit en de betekenis voor de regio en voor de positionering van het<br />
universiteit ten opzichte van andere ontwikkelingen, zoals De High Tech Campus,<br />
Strijp S en andere technologische of designgerichte kenniscentra in het <strong>Eindhoven</strong>se.<br />
In goed overleg met de gemeente <strong>Eindhoven</strong> is daarom begin 2009<br />
gekozen voor een expliciet bredere invalshoek. Dat heeft ook geleid tot de introductie<br />
van een andere benaming: TU/e Science Park. Dit om duidelijker aan te<br />
geven dat de universiteit haar ambities in synergie met belangrijke andere partijen<br />
op het terrein, zoals Fontys Hogescholen, TNO en starters en innovatiegerichte<br />
bedrijven wil realiseren, maar ook om haar positie in de regio te verduidelijken.<br />
Verder is besloten om de overgang van structuurvisie naar ontwikkelingsvisie<br />
TU/e Science Park te benutten om in nauwe samenwerking met de gemeente<br />
<strong>Eindhoven</strong> tot verdere uitwerking en onderbouwing van de ontwikkelingsvisie te<br />
komen. Door het college van B&W en het College van Bestuur van de universiteit<br />
is een gezamenlijke projectgroep in het leven geroepen bestaande uit vertegenwoordigers<br />
van de verschillende afdelingen c.q. disciplines aan beide kanten.<br />
Deze projectgroep is vanaf het najaar van 2008 maandelijks bijeen gekomen. Daar<br />
zijn de verschillende conceptteksten van de visie besproken en uitgewerkt. Met<br />
behulp van externe adviseurs is bovendien een aantal onderzoeken gedaan ter<br />
onderbouwing van de ontwikkelingsvisie, maar ook om mogelijke belemmeringen<br />
in kaart te brengen. Medio juni 2009 is de concept-ontwikkelingsvisie voorgelegd<br />
aan omwonenden en gebruikers van het universiteitsterrein. Begin juli vervolgens<br />
ook aan Trefpunt Groen <strong>Eindhoven</strong>, De Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed<br />
<strong>Eindhoven</strong> en wederom de Henri van Abbestichting.<br />
Huisvestingsplan Campus 2020<br />
Grondgebied en vigerende plannen<br />
De <strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong> <strong>Eindhoven</strong> beschikt over diverse terreinen. Het grootste<br />
daarvan is een uitgestrekt en aaneengesloten terrein, direct gelegen nabij het<br />
Centraal Station en het stadscentrum van <strong>Eindhoven</strong>. Het wordt omsloten door<br />
een drietal belangrijke stadswegen. Aan de westzijde de John F. Kennedylaan,<br />
aan de zuidzijde de Prof. dr. Dorgelolaan en aan de noordoostzijde de Rondweg<br />
(Insulindelaan en de Onze Lieve Vrouwestraat). Het terrein is ca 70,4 ha groot.<br />
TU/e Science Park / 13
2. Van Campus 2020 naar TU/e Science Park 14<br />
Bestemmingsplannen rond<br />
het hoofdterrein<br />
Bestemmingsplan Tongelre<br />
buiten de ring (2005)<br />
Bestemmingsplan Oude<br />
gracht (2006)<br />
Bestemmingsplan Limbeek<br />
Woenselse watermolen (2007)<br />
Bestemmingsplan Tongelre<br />
binnen de ring (2007)
Daarnaast bezit de universiteit nog een aantal aanpalende kleinere terreinen.<br />
Het omvangrijkste terrein daarvan is gelegen ten noorden van het hoofdterrein<br />
en meet 11,7 hectare. Het grootste deel ervan maak maakt onderdeel uit van het<br />
Sportpark de Hondsheuvels. Verder bevindt zich aan de westkant het terrein voor<br />
het studentencentrum ‘De Bunker’ (0,9 ha) en aan de oostkant een klein terrein<br />
aan de Celebeslaan (0,6 ha) waar het voormalige MMS-gebouw ooit tijdelijke<br />
huisvesting bood voor de universiteit.<br />
De universiteit is eigenaar is van al deze terreinen, maar onderdelen zijn uitgegeven<br />
in erfpacht aan diverse gebouweigenaren, waaronder Fontys Hogescholen en<br />
TNO.<br />
overleg tussen universiteit en gemeente. De plantekeningen in de ontwikkelingsvisie<br />
beperken zich dan ook tot het hoofdterrein of delen daarvan.<br />
Voor het hoofdterrein geldt een (globaal) bestemmingsplan (<strong>Eindhoven</strong> binnen de<br />
ring, 1998), echter zonder uitwerkingsplannen. Onder de vigeur van dit bestemmingsplan<br />
en op basis van een Masterplan opgesteld door de universiteit in<br />
1994-1996 is een groot aantal bouw- en herinrichtingsplannen van de universiteit<br />
tot stand gekomen. Voorbeelden daarvan zijn het Kennispoortgebouw, de nieuwe<br />
laboratoriumgebouwen Cascade en Spectrum en het overdekte zwembad bij het<br />
Sportcentrum.<br />
De afgelopen jaren is echter gebleken dat het bestemmingsplan onvoldoende<br />
rechtsgrond biedt om nog langer bouwvergunningen af te geven voor de bouwplannen<br />
die de universiteit nu in voorbereiding heeft. Recentelijk is daarom<br />
besloten een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor het hoofdterrein. De<br />
<strong>Ontwikkelingsvisie</strong> TU/e Science park geldt als onderlegger voor een dergelijk<br />
nieuw bestemmingsplan.<br />
Het MMS-Terrein valt onder bestemmingsplan Tongelre buiten de ring (2005) en<br />
heeft de bestemming Maatschappelijke doeleinden. Het terrein ten noorden van<br />
de Rondweg valt onder het bestemmingsplan Oude Gracht (2006). De bestemming<br />
is Sportpark met uitzondering van het perceel met bebouwing van Fontys<br />
Hogescholen. Dat heeft de bestemming Openbare en/of bijzondere gebouwen.<br />
Het terrein van het studentencentrum ‘de Bunker’ valt onder het bestemmingsplan<br />
Limbeek-Woenselse Watermolen (2007) en heeft de bestemming Maatschappelijke<br />
doeleinden.<br />
De ontwikkelingsvisie concentreert zich op het hoofdterrein van de universiteit.<br />
Daarnaast doet de ontwikkelingsvisie uitspraken over de aanpalende terreinen<br />
vanuit het gekozen ruimere perspectief van TU/e Science Park. Vertaling van die<br />
uitspraken in de respectieve bestemmingsplannen is nog onderwerp van nader<br />
Spectrum<br />
TU/e Science Park / 15
3. Geologie en Cultuurhistorie 16<br />
<strong>Universiteit</strong>sterrein<br />
rond 1900<br />
Terreinophogingen<br />
water<br />
0.00 - 0.25<br />
0.25 - 0.50<br />
0.50 - 0.75<br />
0.75 - 1.00<br />
1.00 - 1.25<br />
1.25 - 1.50<br />
1.50 - 1.75<br />
1.75 - 2.00<br />
2.00 - 2.25<br />
2.25 - 2.50<br />
2.50 - 3.00<br />
3.00 - 3.50<br />
3.50 - 4.00<br />
4.00 - 5.00<br />
5.00 - 6.00<br />
6.00 - 7.00
3. Geologie en cultuurhistorie<br />
Geologische opbouw en archeologie terrein<br />
Het universiteitscomplex is gebouwd op een terrein dat de gemeente <strong>Eindhoven</strong><br />
begin jaren vijftig van de vorige eeuw ter beschikking stelde aan het ministerie<br />
van Onderwijs. Het betrof een gebied dat in zijn gebruiksmogelijkheden, bodemopbouw<br />
en reliëf tot dan toe geheel bepaald werd door de Dommel. Het riviertje<br />
liep over de westzijde van het terrein en het stroomgebied was indertijd uitermate<br />
drassig en bijgevolg vrijwel onbebouwd. Behalve de van oudsher daar gelegen<br />
‘Woenselse watermolen’.<br />
Het beekdal van de Dommel is ontstaan gedurende het Holoceen (begin 10.000<br />
jaar geleden) toen het dit stuk van Brabant bebost raakte en een stelsel van beken<br />
ontstond dat voor de afwatering naar het noorden zorgde. De Dommel (en de<br />
kleine Dommel) schuurden diepe beddingen uit, waarin zich veen ontwikkelde. De<br />
afstroming van Dommel werd geremd door dekzandruggen meer naar het noorden,<br />
waardoor bij hoge waterstanden de gronden aan weerszijden overstroomden.<br />
Daardoor konden ook vennen en poelen ontstaan. Van bewoning was geen<br />
sprake, maar in de afgelopen decennia zijn in het dal van de Dommel op verschillende<br />
plaatsen bijzondere voorwerpen uit de bronstijd (1500-800 voor Chr)<br />
gevonden, die waarschijnlijk opzettelijk en met een ritueel doel in het beekdal zijn<br />
gedeponeerd. Op het TU/e terrein is een bronzen speerpunt uit die tijd gevonden<br />
ter plaatse van het huidige sportcomplex. Vandaar dat het Dommel-dal op de<br />
archeologische waardenkaart aangewezen is gebied met een hoge archeologische<br />
verwachting (categorie 3)<br />
Verondersteld wordt dat in de Romeinse tijd nederzettingen ontstaan zijn in de<br />
beekdalen, maar sporen daarvan zijn op het TU/e terrein niet gevonden. In de late<br />
middeleeuwen zijn de beekdalen deels ontgonnen en heeft zich de bebouwing<br />
vaak verplaatst naar hogere gronden. Door ontbossing en ontginning in de negende<br />
en tiende eeuw trad afspoeling naar de beek af en werd een laag beekleem<br />
afgezet. Het gebied werd vanaf die tijd gebruikt als weiland, waarschijnlijk eerst<br />
als gemeenschappelijk gebied voor omliggende boerderijen. Later werd het<br />
verdeeld in langwerpige percelen. De Woenselse watermolen dateert wellicht ook<br />
al uit die tijd (late middeleeuwen) maar concrete gegevens ontbreken. De oudste<br />
datering verwijst naar de 16e eeuw. In de bodem ter plaatse van de molen kunnen<br />
nog houten paalconstructies aanwezig zijn van de verschillende generaties watermolens.<br />
Verder liggen er naar verwachting ook archeologische voorwerpen zoals<br />
delen van molenstenen en potscherven. Concrete vondsten zijn niet bekend. De<br />
laatste Woenselse watermolen is afgebroken in 1955. De locatie is aangewezen<br />
als gebied met archeologische waarde (categorie 2).<br />
Hoewel het universiteitscomplex zelf grotendeels in het beekdal ligt, geldt dat niet<br />
voor de gebouwen meer naar het oosten. Daar stijgt de bodem en gaat het gebied<br />
over van overstromingsgebied naar een droge dekzandrug. De universiteitsgebouwen<br />
liggen daarmee feitelijk op de gradiënt tussen hoge en lage gronden, maar<br />
dat is nog maar nauwelijks herkenbaar op het universiteitsterrein. Daar waar het<br />
terrein grenst aan het stationsgebied is het fors opgehoogd voor de gebouwen<br />
van de universiteit. Ter plekke van de oorspronkelijke loop gaat het dan om een<br />
ophoging van 2,5 tot 3 meter, plaatselijk zelfs nog meer. Tegelijkertijd is bij deze<br />
ophoging de Dommelloop omgelegd inclusief de grote molenkolk ten noorden van<br />
de Woenselse watermolen. De aanblik van het Dommelgebied is daardoor compleet<br />
veranderd van een waterrijk cultuurlandschap met een meanderende beek<br />
tot een licht golvend gebied met een afwateringskanaal tussen steile en rechte<br />
oevers. Jammer genoeg moet daarbij ook nog vermeld worden dat de ophogingen<br />
rond de Dommel grotendeels hebben plaatsgevonden met vervuilde grond.<br />
Woenselse watermolen in zijn glorietijd<br />
TU/e Science Park / 17
3. Geologie en Cultuurhistorie 18<br />
Uit: Cultuurhistorische verkenning campus, Urban Fabric, 2009<br />
Nummers geven de bouwvolgorde aan
Meer naar het oosten is het universiteitsterrein eveneens opgehoogd, zij het op<br />
meer bescheiden schaal, namelijk tussen de 1 en 1,5 meter. Al deze ophogingen<br />
vonden plaats vóór de start van de bouw van het universiteitscomplex. Voor de<br />
bouwers van de nieuwe universiteit betekende dat een vrijwel vlak terrein zonder<br />
enige verwijzing naar zijn waterrijke oorsprong. Alleen de oostelijke dekzandrug<br />
lag er nog vrijwel ongeschonden bij: een schraal gebied met bijbehorende<br />
typische vegetatie.<br />
Cultuurhistorische analyse gebouwencomplex<br />
De <strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong> van <strong>Eindhoven</strong> is gesticht in 1956, toen nog met de<br />
naam <strong>Technische</strong> Hogeschool <strong>Eindhoven</strong>. Twee jaar daarvoor in 1954 werd door<br />
het ministerie ir. Samuel van Embden aangetrokken om een visie te ontwikkelen<br />
voor het nieuwe universiteitscomplex. Hij en zijn partners binnen het bureau<br />
kregen vervolgens de kans zijn denkbeelden te realiseren en te materialiseren in<br />
de gebouwen, maar ook de verdere inrichting van het terrein. Met name J. Choisy<br />
heeft zijn stempel gedrukt op de gebouwen. Als het gaat om de landschappelijke<br />
inrichting, dan valt daarbij vaak de naam van ir. N. Roorda van Eysinga<br />
De Campus van de TU/e is een symbool van de Nederlandse wederopbouwperiode<br />
en de vorming van de welvaartsstaat. De stichting, opbouw en ontwikkeling van<br />
het complex was een van de grote projecten, die bepalend zijn geweest voor de<br />
ontwikkeling van Nederland in de naoorlogse periode. Bovendien markeert het<br />
ontstaan de opkomst en emancipatie van <strong>Eindhoven</strong> als nationaal knooppunt van<br />
technologie en kennis. Het ontwerp van de campus vormt een afspiegeling van de<br />
internationale ontwikkeling van universiteitsterreinen in de twintigste eeuw. Door<br />
de locatiekeuze van het Dommeldal was het mogelijk het concept van de groene<br />
campus te koppelen aan de nabijheid van het centrum. Zo kon een uitermate<br />
groene campus op loopafstand van het station en het centrum ontstaan. De<br />
gebruikers van de campus waren voor wonen en vertier op <strong>Eindhoven</strong> aangewezen.<br />
Dankzij de campus kreeg het gebied over het spoor een hoge kwaliteit en<br />
was het mogelijk om de groene wig van het Dommeldal duurzaam in de stad te<br />
verankeren.<br />
Het meest opvallende kenmerk van het universiteitsterrein is daarom ook deze<br />
groene setting. De groenstructuur is de verbindende kwaliteit van de campus. De<br />
groene lijst rondom (inclusief het Dommeldal) en de terreinbeplanting vormen het<br />
ruimtelijk bindmiddel dat de gebouwen, functies en verhalen samenbindt. Roorda<br />
van Eysinga onderscheidde een zestal zones op het terrein: de groene rand, de<br />
oostzijde, de zuidzijde, de Dommelstrook, het voorterrein west en de kern van de<br />
campus. Deze zones zijn nog steeds herkenbaar als gebieden met elk een eigen<br />
sfeer.<br />
Het tweede bepalende element van de campus is de bebouwing. De campus is<br />
niet gebouwd volgens een star ruimtelijk concept, maar heeft een aantal groeifases<br />
meegemaakt waardoor een weefsel ontstond. In iedere fase werd de campus<br />
uitgebreid en als het ware opnieuw uitgevonden – waarbij doorgaans op de<br />
eerdere fases werd voortgeborduurd. Er zijn vier bouwfases te onderscheiden en<br />
verschillende ensembles of clusters van gebouwen. De kern van de campus wordt<br />
gevormd door de TU/e-gebouwen uit de twee eerste bouwstromen. Ondanks de<br />
verschillen hebben ze een grote architectonische samenhang. Ze zijn alzijdig en<br />
worden onderling verbonden door loopbruggen op niveau en pleinen en buitenruimtes<br />
op maaiveld. De derde fase betreft de bebouwing aan de noordzijde<br />
(onder meer van Fontys Hogescholen). De bebouwing aan de zuidzijde (waaronder<br />
het gebouw van TNO) behoort grotendeels tot de vierde en recentste fase en<br />
contrasteert in vormgeving, aanhechting op maaiveld, positionering en plint.<br />
Een belangrijk structurerend element van de verschillende ensembles is De Zaale:<br />
een centrale oost-west as met een breed profiel en een uitbundige groenstructuur<br />
(bomen, pleinen en gazons). De belangrijkste entrees van de campus (John F.<br />
Kennedylaan en Insulindelaan) doorkruisen de groene rand en sluiten dan (via<br />
een bajonet, die de overgang van landschap naar park lijkt te benadrukken) aan<br />
op De Zaale.<br />
De campus kent een geschiedenis van groei, verandering en geleidelijke differentiatie.<br />
Het ruimtelijk concept heeft bewezen vele veranderingen en houdingen op<br />
te nemen. Op verschillende momenten werd getracht om de campus een centrum<br />
te geven. Het oudste centrum lag nabij het Hoofdgebouw. In bouwfase drie zette<br />
men in op het maken van een nieuw centrum, ongeveer op het middelpunt van<br />
het terrein: aan de Zaale en voor het Driegebouwencomplex. Dit centrum was<br />
gedacht als een soort dorpsplein van de gehele campus, maar kwam niet goed<br />
uit de verf – het is eerder en ruimtelijke barrière tussen het TU-ensemble en het<br />
Driegebouwencomplex.<br />
TU/e Science Park / 19
4. Stedenbouwkundige visie TU/e Science Park 20<br />
• Een herkenbaar terrein<br />
tussen belangrijke<br />
stadswegen<br />
• met een groene omlijsting<br />
maar open en<br />
toegankelijk<br />
• Een eigen gebied voor<br />
verschillende functies<br />
en partners<br />
• met flexibele overgangszone’s
4. Stedenbouwkundige visie TU/e Science Park<br />
Vier gebieden met overlappingszones<br />
De gebouwen van de <strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong> <strong>Eindhoven</strong> zijn oorspronkelijk ontworpen<br />
als een compact complex op de westelijke kant van een overigens relatief<br />
groot open terrein. In dit complex werd onderwijs en onderzoek in grote onderlinge<br />
verwevenheid ondergebracht. Later werden op enige afstand voorzieningen<br />
voor sport en ontmoeting/cultuur toegevoegd. Opvallend - maar ook begrijpelijk<br />
vanwege de nabijheid van het stadcentrum- hebben studentenwoningen, winkels<br />
of horecavoorzieningen tot voor kort niet tot het bouwprogramma van de <strong>Eindhoven</strong>se<br />
universiteit behoord.<br />
In de loop der jaren zijn er steeds meer gebruikers gehuisvest op het terrein. In de<br />
tachtiger jaren was dat bijvoorbeeld Fontys Hogescholen en in de jaren negentig<br />
TNO, GE Healthcare en het Twinning Center. Het grote universiteitsterrein heeft<br />
deze nieuwe gebruikers ruimhartig een plaats geboden, maar over het algemeen<br />
zijn zij moeilijk herkenbaar. Het roept eerder het beeld op van een huisvesting in<br />
‘de achtertuin van universiteit’ dan van gebouwen met een eigen uitstraling en<br />
gezicht.<br />
De universiteit kiest in het verlengde van haar missie en ambities voor een meer<br />
open en ook een bredere profilering van haar terreinen. Dit onder de naam TU/e<br />
Science Park. Andere partijen dienen binnen dit Science Park een meer herkenbare<br />
plek te hebben en moeten een ‘eigen profiel’ kunnen maken. De universiteit<br />
opteert daarbij nadrukkelijk voor een samenhangende inrichting van het Science<br />
Park onder centrale regie van de universiteit.<br />
Om die eigen profilering mogelijk te maken is gekozen voor een indeling in een<br />
viertal gebieden met een eigen karakteristiek: De Compacte Campus van de<br />
universiteit, het HBO-complex, het bedrijvenpark met ook faciliteiten voor starters<br />
en het woongebied met hotel/congresfunctie. Het Dommelgebied zou als vijfde<br />
gebied aangeduid kunnen worden. Het fungeert als gemeenschappelijke drager<br />
voor de terreinen en wijkt daarmee af van de andere vier gebieden. De gebieden<br />
bieden de gebruikers de mogelijkheid om flexibel en gefaseerd eigen huisvestingswensen<br />
te realiseren. Dat geldt niet alleen voor de functies in enge zin,<br />
maar ook gemeenschappelijke voorzieningen zoals eigen horecavoorzieningen,<br />
ontmoetingsplekken en parkeerfaciliteiten. Om samenwerking en uitwisseling<br />
te vereenvoudigen zijn er tussen de gebieden overgangszones of ‘overlappingsgebieden’<br />
gedefinieerd. Die overgangszones leveren daarnaast uitwijkmogelijkheden<br />
op voor het geval de gebieden toch beperkingen opleveren bij onvoorziene<br />
groei of beleidswijzigingen. Het gaat om een overlappingsgebied tussen de<br />
Compacte Campus en het woon/congresgebied annex HBO-gebied, maar bijvoorbeeld<br />
ook tussen de Compacte Campus en het bedrijvengebied.<br />
Voortbouwen op kwaliteit van het erfgoed<br />
In de cultuurhistorische analyse is geconstateerd dat het universiteitscomplex een<br />
belangrijk ruimtelijk element in <strong>Eindhoven</strong> is en historisch van nationaal belang.<br />
Het complex is in fasen tot stand gekomen waarbij in het algemeen zorgvuldig<br />
op eerdere fases werd voortgeborduurd. Deze erfenis vraagt om een gepaste<br />
plan-vorming naar de toekomst. De universiteit kiest in het verlengde daarvan<br />
wederom voor ruimtelijke continuïteit boven het creëren van brute contrasten.<br />
De universiteit koestert in het bijzonder het kenmerkende ensemble van de TU/e<br />
uit de Wederopbouwperiode: de gebouwen, verbindingen, pleinen en gazons<br />
die tijdens fase 1 en 2 ontstonden. De universiteit wil daarmee het complex niet<br />
‘monumentaliseren’, maar kiest voor transformeren om aan de huidige eisen<br />
van functionaliteit en comfort tegemoet te komen. De bestaande kwaliteiten en<br />
wetmatigheden wil zij gebruiken als uitgangspunt voor verdere ontwikkeling. De<br />
verbindende elementen (zoals groen, openbare ruimte, loopbruggen, gebouwkenmerken)<br />
kunnen als ‘kapstok’ en ‘drager’ voor nieuwe initiatieven fungeren.<br />
Groene rand van de campus<br />
De groene setting van het complex is dé hoofdkarakteristiek van het terrein en<br />
laat zich onder andere kennen door de groene lijst rondom het terrein. In de<br />
ontwikkelingsvisie wordt deze rand meegenomen als belangrijke landschappelijke<br />
overgangszone tussen de stad en het park van de campus. De groene wig van<br />
het Dommeldal maakt hier deel van uit.<br />
In de ontwikkelingsvisie wordt de rand gehandhaafd om daarmee TU/e Science<br />
Park herkenbaar te houden, maar nadrukkelijk niet gezien als barrière of groen<br />
niemandsland. Het moet een open overgangszone zijn naar de stad. Hierin zijn<br />
nieuwe invullingen en functies goed mogelijk. Bijvoorbeeld:<br />
A. Langzaam verkeerroutes en parkfuncties.<br />
Het gaat dan om sportvoorzieningen en fiets- en wandelpaden die in het<br />
TU/e Science Park / 21
4. Stedenbouwkundige visie TU/e Science Park 22<br />
• Het beste van twee werelden:<br />
de levendigheid van het<br />
stadscentrum en de rust van<br />
het Dommeldal<br />
• Vier gebieden grenzend aan de<br />
Dommel<br />
• van elkaar gescheiden door<br />
twee monumentale bomenlanen
Dommelpark langs de John F. Kennedylaan en de Rondweg.<br />
B. Bebouwing die in de rand is ingebed.<br />
Dat geldt voor de bebouwing langs de prof. dr. Dorgelolaan, waar de universiteit<br />
maximaal zichtbaar is, maar ingebed in de vanouds aanwezige gazons en<br />
hagen.<br />
C. Gebouwen als een ‘brug naar de stad’,<br />
Een voorbeeld is het gebouw Kennispoort, duidelijk zichtbaar vanaf de omsluitende<br />
wegen, maar zorgvuldig ingepast en vrijliggend in het groen.<br />
De openheid van het gebied van TU/e Science Park naar de stad is een belangrijk<br />
punt in de ontwikkelingsvisie. Al vanaf het eerste begin van de Campus is gekozen<br />
voor een open relatie met de stad. Het gebied moest volgens Van Embden als<br />
wandelgebied voor <strong>Eindhoven</strong>aren toegankelijk zijn. In de loop der jaren is de<br />
beplanting fors uitgegroeid. Dat heeft prachtige bomenlanen en bijzondere<br />
groene plekken opgeleverd nabij de Dommel, maar ook het verdwijnen van het<br />
gebouwencomplex achter dichte bosschages. Dit beeld van een ‘gesloten groene<br />
enclave’ is onbedoeld en past zeker niet bij de hedendaagse universiteit. TU/e<br />
Science Park is een herkenbaar onderdeel van de stad maar open en toegankelijk<br />
voor iedereen.<br />
Verschillende sferen per gebied<br />
TU/e Science park bevindt zich op een bevoorrechte positie: directe grenzend aan<br />
het drukke stationsgebied van <strong>Eindhoven</strong> en de aanpalende binnenstad. Tegelijkertijd<br />
maakt het terrein deel uit van het rustige Dommeldal en het bijbehorende<br />
groengebied dat naar het noorden breed uitwaaiert. Een belangrijk uitgangspunt<br />
van de ontwikkelingsvisie is om deze kruispuntpositie maximaal te benutten in<br />
een afgewogen mix van ‘het beste van twee werelden’: de hoogstedelijke sfeer<br />
van het stadscentrum en in de landelijke rust van het groene Dommeldal.<br />
In de cultuurhistorische analyse is geconstateerd dat bij de landschappelijke<br />
inrichting van het terrein door de oorspronkelijke ontwerper onderscheid is<br />
gemaakt tussen verschillende sferen op het terrein. Deze verschillende sferen<br />
differentiëren op een bijzondere manier de overgang tussen het hoogstedelijk<br />
milieu en het groene dommeldal. De <strong>Ontwikkelingsvisie</strong> wil aansluiten op dit<br />
onderscheid in sferen. De al genoemde functionele vierdeling van het terrein kan<br />
daarbij uitstekend ingezet worden. Bij de verdere uitwerking van de vier gebieden<br />
wil de universiteit deze differentiatie in sferen daarom gebruiken om de onderscheiden<br />
gebieden een eigen karakteristiek te geven. Daarbij dienen ook nieuwe<br />
concepten ontwikkeld te worden voor de werklandschappen aan de noordzijde<br />
(Fontys Hogescholen) en de oostzijde (bedrijvenpark) Het plein tussen het Driegebouwencomplex<br />
en De Zaale is daarbij een expliciete transformatiezone – de<br />
oorspronkelijke intentie om hier het hart van de campus te creëren is mislukt en<br />
strookt niet met de huidige gewenste structuur van de Campus.<br />
Protocol voor transformatie<br />
Het TU/e ensemble vormt een ‘familie’ met architectonische verwantschap. Alzijdigheid,<br />
doorzicht en groene inbedding zijn de voornaamste punten. Kenmerkend<br />
voor de eerste fase zijn de vliesgevels, zwevende plinten, verhoogde ontsluitingszones,<br />
loopbruggen en de kleurtoepassing. Fase twee ontwikkelde hierop door,<br />
met nadruk op menselijke architectuur. De gevels veranderden, kregen een geleding<br />
(lamellen) of juist een afwisseling van open en dicht. Er ontstonden hier en<br />
daar (nu ongewenste) achterkanten. Fase drie kenmerkte zich door een clustering<br />
van grote geschakelde gebouwen en in fase 4 trad een grotere individualisering<br />
op. De ontwikkelingsvisie hanteert het uitgangspunt, dat de architectuur van de<br />
gebouwen op het terrein aan dient te sluiten op het parkkarakter. Binnen het<br />
TU/e-ensemble (de Compacte Campus) dient vernieuwing en transformatie vanuit<br />
bestaande waarden en kwaliteiten plaats te vinden. In dat kader zal een duidelijk<br />
protocol opgesteld worden voor cultuurhistorisch onderzoek voor interventies op<br />
gebouwniveau: een duidelijke opzet voor onderzoek, waardering, aanbevelingen<br />
en rapportage, alsmede procesafspraken voor inbreng van cultuurhistorie in de<br />
ontwerpteams.<br />
Twee bomenlanen als kaders en hoofdontsluiting<br />
De indeling van TU/e Science Park in onderscheiden gebieden en sferen vraagt<br />
om ruimtelijke elementen die de grenzen van de gebieden ook goed markeren.<br />
In de cultuurhistorische analyse wordt gewezen op het belang van de centrale<br />
bomenlaan De Zaale als identiteitsdrager voor het universiteitsterrein. De<br />
<strong>Ontwikkelingsvisie</strong> heeft deze bestaande laan als ‘ruimtelijke drager’ van het<br />
terrein ingezet. Inmiddels begint een tweede bomenlaan eveneens monumentale<br />
afmetingen te krijgen: De Rondom. De dubbele bomenrijen langs De Zaale en<br />
De Rondom verdelen het terrein op een logische wijze in een aantal ‘landschappelijke<br />
kamers’. Die kamers vormen het vanzelfsprekende ruimtelijke kader voor<br />
de terreinen van de verschillende gebruikers/partijen. De bomenlanen fungeren<br />
bovendien als de hoofdontsluitingswegen van TU/e Science Park. Daaraan zijn<br />
verschillende secundaire ontsluitingsstraten gekoppeld, die een groot aantal<br />
parkeerterreinen ontsluiten. De Wielen wordt op termijn afgesloten voor auto-<br />
TU/e Science Park / 23
4. Stedenbouwkundige visie TU/e Science Park 24<br />
Fiets- en voetpad<br />
Voetpad<br />
Een uitgebreid netwerk van<br />
fiets- en voetpaden<br />
Voortzetting Limbopad, tegelijk<br />
alternatief voor fietsroute<br />
langs de Dommel<br />
Ingang<br />
Hoofdontsluiting<br />
• Drie ingangen tot het<br />
terrein vanuit verschillende<br />
richtingen<br />
• Hoofdwegen begeleid door<br />
bomenlanen
verkeer en omgevormd tot een fraai ingericht fiets- en voetgangersgebied midden<br />
in de Compacte Campus.<br />
De ontsluitingswegen zijn via de kenmerkende bajonet direct gekoppeld aan de<br />
drie toegangen van het universiteitsterrein. De ontwikkelingsvisie gaat uit van<br />
handhaving van deze aansluitingen. Dit vooral vanwege de gewenste spreiding<br />
van het verkeersaanbod over het universiteitsterrein. De drie toegangen passen<br />
goed bij de indeling van het terrein in gebieden voor verschillende partners. Elke<br />
gebied krijgt daarmee een ‘eigen’ ingang. De westelijke aansluiting levert direct<br />
toegang tot het noordelijk deel van de Compacte Campus en het woon- en<br />
congresgebied. De oostelijke aansluiting levert direct toegang tot het HBO-gebied<br />
en het bedrijven- en startersgebied. Dit laatste gebied wordt ook door de zuidelijke<br />
ingang aan de prof. dr. Dorgelolaan goed ontsloten. Die ingang biedt tevens<br />
toegang tot de zuidelijke helft van de Compacte Campus. Daarmee wordt tevens<br />
bereikt dat bij afsluiting van De Wielen de zuidelijke gebouwen bereikbaar blijven<br />
voor gemotoriseerd verkeer.<br />
Toekomstige ontsluiting<br />
De oostelijke toegang van het terrein zal op termijn ter discussie komen. Dit in<br />
verband met het gemeentelijk beleid om doorstroming op de Rondweg sterk te<br />
verbeteren. Een afslag op de Rondweg in directe nabijheid van knooppunt de<br />
Berenkuil werkt dan belemmerend. De universiteit staat open om samen met<br />
de gemeente te bezien of een veilige oplossing te realiseren is via een aansluiting<br />
van deze oostelijke toegang op de ventweg ter plaatse. Dit wel onder de<br />
voorwaarde dat tegelijkertijd de zuidelijke toegang aan de prof. dr. Dorgelolaan<br />
opgewaardeerd wordt en toegankelijk gemaakt wordt uit beide richtingen.<br />
Wandel- en fietspaden<br />
De ontwikkelingsvisie voorziet uiteraard ook in goede fiets – en voetgangerspaden.<br />
Langs de Dommel loopt reeds een gemeentelijke fietsroute (met tunnels).<br />
Op korte termijn wordt een verlenging van die fietsroute voorzien die doorloopt<br />
langs de Dommel en samen met het riviertje onder de Rondweg doorsteekt naar<br />
het gebied stadspark De Karpen. Er loopt een ‘lange afstandswandelpad’ vanuit<br />
het stadscentrum naar het noorden over het TU/e-terrein, dat eveneens van<br />
die onderdoorgang gebruik maakt. Belangrijk is ook het bestaande ‘Limbopad’<br />
een karakteristieke route van het station en het stadscentrum naar het universiteitscomplex<br />
via het Kennispoortgebouw. De ontwikkelingsvisie zet in op het<br />
uitbreiden van deze routes tot een compleet netwerk over het terrein voor zowel<br />
fietsers als voetgangers. Dat geldt natuurlijk met name het Dommelgebied, maar<br />
ook op de rest van het terrein is dat wenselijk. Een bijzondere schakel in dit<br />
netwerk is de voortzetting van het Limbopad over de groene loper. Daarmee wordt<br />
het verlengde Limbopad de belangrijkste fiets- en voetgangersontsluiting van alle<br />
faculteitsgebouwen. Vanuit de groene loper zet het fietspad zich dan vervolgens<br />
noordwaarts voort naar het Sportcentrum en sluit dan aan op het tunneltje onder<br />
de Rondweg. Daarmee is een fietsroute gecreëerd, die in de avonduren uitstekend<br />
als veilig alternatief voor de gemeentelijke Dommelroute kan gelden. Verder is in<br />
de ontwikkelingsvisie een fietsroute voorzien evenwijdig aan de Rondweg over het<br />
oostelijke deel van het universiteitsterrein tot aan de prof. dr. Dorgelolaan.<br />
Parkeerplannen<br />
Het universiteitsterrein heeft op dit moment voldoende parkeermogelijkheden. In<br />
de toekomst verandert dat door een intensiever gebruik als gevolg van de komst<br />
van andere partijen op het terrein. Dat vraagt meer parkeerfaciliteiten en een<br />
goede regulering van het gebruik ervan. TU/e Science Park hanteert daarbij het<br />
principe dat alle partijen op ‘eigen’ terrein zorg dragen voor voldoende parkeerplaatsen.<br />
Het ligt voor de hand dat de TU/e in deze wel de centrale sturing houdt<br />
inzake de parkeervoorzieningen. Op die manier kunnen gemakkelijk afspraken<br />
gemaakt worden om in voorkomende gevallen van elkaars parkeerfaciliteiten<br />
gebruik te maken. Eveneens kunnen daardoor parkeervoorzieningen in de overlappingsgebieden<br />
optimaal ingezet worden.<br />
Parkeren op ‘eigen terrein’ geldt bijvoorbeeld ook voor de compacte universiteit.<br />
Door het aanleggen van de groene loper zullen daar bestaande parkeerplaatsen<br />
verdwijnen. Een oplossing hiervoor is het realiseren van vervangende parkeerplaatsen<br />
op het plein ten noorden van De Zaale (overlappingsgebied naar HBOgebied).<br />
De ontwikkelingsvisie gaat er vanuit dat structurele uitbreiding van parkeren op<br />
maaiveld niet langer gewenst is. Het plan voor het TU/e Science Park voorziet dan<br />
ook op middenlange termijn in parkeergarages nabij De Zaale of De Rondom. Dat<br />
ligt bovendien voor de hand als er nieuwe gebouwen gerealiseerd worden op bestaande<br />
parkeerterreinen. Door de parkeerfaciliteiten uit te breiden in de hoogte,<br />
wordt waardevol groen gespaard en worden loopafstanden aanmerkelijk verkort.<br />
Het is goed denkbaar dat dergelijke parkeergarages via een extra loopbrug zelfs<br />
direct aansluiting krijgen op het loopbrugsysteem van de universiteit.<br />
TU/e Science Park / 25
5. De verschillende gebieden van TU/e Science Park 26<br />
Compacte Campus in 2020<br />
Gebouwen<br />
Limbopad<br />
Locatie aanvullende<br />
nieuwbouw<br />
Concentratie van alle<br />
algemene en studentgerichte<br />
voorzieningen<br />
1.<br />
2.<br />
3.<br />
4.<br />
5.<br />
6.<br />
Auditorium<br />
Studenten Service<br />
Centrum<br />
Centrale Studie Voorzieningen<br />
Gaslab<br />
De Zwarte Doos<br />
University Club
5. De verschillende gebieden van TU/e Science Park<br />
De Compacte Campus<br />
In 2006 heeft de universiteit het huisvestingsplan Campus 2020 vastgesteld. In<br />
dit plan krijgen 7 faculteiten, de universiteitsbibliotheek en de ondersteunende<br />
diensten van de universiteit nieuwe of vernieuwde huisvesting. Uitgegaan is van<br />
een totale behoefte van ca 140.000 m2 NO. Dit is een vermindering van 40.000<br />
m2 ten opzichte van de in gebruik zijnde 180.000 m2. Dit ondanks een ingecalculeerde<br />
trendmatige groei van 10% in personeel en studenten bij de faculteiten.<br />
Belangrijkste achtergrond van deze forse vermindering is een efficiënter ruimtegebruik,<br />
meer gemeenschappelijk gebruik van ruimtes en afstoot van verouderde<br />
laboratoria. Verder heeft Campus 2020 vastgesteld dat van de genoemde 140.000<br />
m2 de helft (70.000 m2) via grondige renovatie van bestaande gebouwen en<br />
beperkte aanvullende nieuwbouw tot stand moet komen. Dat alles in de vorm<br />
van vier grote projecten die in een afgesproken volgorde de vernieuwing moeten<br />
concretiseren tot 2020.<br />
Groene Loper<br />
De vernieuwing van het universiteitscomplex bouwt voort op de stedenbouwkundige<br />
uitgangspunten van het eerste masterplan van 1994-1996: het concentreren<br />
van alle faculteiten rond een autovrij middengebied tussen de faculteiten: de<br />
Groene Loper. Het gaat om een langgerekte strook die loopt vanaf de Dommel<br />
oostwaarts tot aan de gebouwen van de faculteit <strong>Technische</strong> Natuurkunde.<br />
Gerekend vanaf het Auditorium gaat het om een strook van bijna 600 meter lengte<br />
en 70 meter breed. De nadere invulling van deze strook is nog in studie. Diverse<br />
alternatieven zijn mogelijk, van een strak uniforme aankleding over de hele<br />
strook tot een meer gedifferentieerde inrichting met een opeenvolging van pleinen<br />
en gazons en zelfs waterpartijen. Herstel van de oorspronkelijke vijver bij het<br />
hoofdgebouw is een boeiende optie. Het Limbopad wordt voortgezet over deze<br />
strook, maar talloze voetpaden tussen de faculteiten onderling zullen de strook<br />
eveneens doorsnijden. De huidige ontsluitingsstraat De Wielen komt hiermee te<br />
vervallen evenals de bijbehorende parkeervoorzieningen.<br />
Het gebied tussen Auditorium en de nieuwe centrale bibliotheek vormt een bijzonder<br />
gedeelte van de groene loper: daar zijn vrijwel alle meer publieke en studentgerichte<br />
functies geconcentreerd. Daar bevinden zich de grote collegezalen, het<br />
Onderwijs en Studenten Service Centrum, de boekhandel, de dictatenverkoop,<br />
de kapper, de nieuwe bibliotheek met 800 studieplekken, maar ook de centrale<br />
meldpost, de beeldbank, theater ‘het Gaslab’, verschillende horecavoorzieningen<br />
zoals de Zwarte Doos, University Club etc. Deze plek wordt met andere woorden<br />
het hart van de compacte campus, waar de universiteit haar ambitie om 7 x 24 uur<br />
actief te zijn kan waarmaken. Dat vraagt natuurlijk om een bijzondere inrichting<br />
van de groene loper op die plek.<br />
Zichtbaar voor de stad<br />
De Compacte Campus met haar intensieve bebouwing is maximaal zichtbaar aan<br />
de prof. dr. Dorgelolaan. De universiteit wil zich langs deze stadsader duidelijker<br />
manifesteren in het verlengde van de hoge bebouwing van Fellenoord Het is de<br />
hoogstedelijke, high tech kant van de universiteit. Activiteit, verkeer en hoge<br />
gebouwen met een technische uitstraling zijn daarvan de representanten. In<br />
de afgelopen jaren is al een aantal opvallende gebouwen van de universiteit<br />
verschenen aan deze stadsader. Allereerst natuurlijk het Kennispoortgebouw in<br />
het entreegebied van TU/e Science Park. Het is in gebruik voor huisvesting van<br />
de Kamer van Koophandel en een aantal aan de universiteit gelieerde instellingen.<br />
Vervolgens gebouw Vertigo, de nieuwe huisvesting voor de faculteit<br />
Bouwkunde. Dan de faculteit Scheikundige Technologie (Gebouw Helix) en het<br />
nieuwbouwcomplex van TNO en het meest recent: het vernieuwde Cyclotron.<br />
Het eveneens gerenoveerde Gaslab valt daarbij door zijn geringere afmetingen<br />
wat minder op. Ondanks alle bouwactiviteiten is het oorspronkelijke groen in<br />
de vorm van hagen, kleine gazons en lijplatanen vóór en tussen de gebouwen<br />
grotendeels gehandhaafd gebleven. De universiteit wil het leegkomen van De Hal<br />
en het Athene-gebouw rond 2011 aangrijpen om de gevelwand langs de prof. dr.<br />
Dorgelolaan verder te vervolmaken. Dit in het verlengde van de aanbevelingen<br />
uit de cultuurhistorische analyse zonder een gesloten wand te laten ontstaan. De<br />
open en groene stedenbouwkundige setting van het complex dient gehandhaafd<br />
te blijven. Openingen en doorkijken tussen de gebouwen moeten ook de ‘groene<br />
loper’ en de overliggende bebouwing zichtbaar houden.<br />
Het Compacte Campusplan gaat er vanuit dat ter plaatse van het complex van<br />
<strong>Technische</strong> Natuurkunde (en in de toekomst Elektrotechniek) met hogere bebouwing<br />
een meer sprekende afsluiting van het gebied van de kerncampus wordt<br />
gerealiseerd. Die hogere bebouwing dient ook zichtbaar te zijn vanuit de prof dr.<br />
Dorgelolaan en dat vraagt om hoogte van zeker 5 tot 6 lagen.<br />
TU/e Science Park / 27
5. De verschillende gebieden van TU/e Science Park 28<br />
Scenario 1<br />
Verdichting binnen Compacte<br />
Campus<br />
Verdichtingslocaties<br />
Scenario 2<br />
In gebruik houden gebouwen<br />
ten noorden van De Zaale<br />
Hergebruik locaties
‘De Bunker’<br />
De ligging van de groene loper maakt een relatie mogelijk naar de studentencentrum<br />
‘De Bunker’ aan de overzijde van de John F. Kennedylaan. In de oorspronkelijke<br />
opzet van het universiteitscomplex werd het studentencentrum daar –net<br />
buiten het hoofdterrein- gesitueerd als schakel tussen universiteit en stad. De<br />
universiteit heeft nog geen definitief standpunt ingenomen over de vraag of men<br />
deze ‘schakelpositie’ wil handhaven. Inmiddels hebben de studentenverenigingen<br />
die gehuisvest zijn in het Studentencentrum te kennen gegeven zich liever in<br />
het stadscentrum te willen vestigen. Het is zeer wel denkbaar dat de andere<br />
gebruikers, de studenten-cultuurverenigingen, op termijn naar het hoofdterrein<br />
gaan verhuizen ter verlevendiging van het nieuwe hart van de groene loper. ‘De<br />
Bunker’ kan daarmee vrijkomen voor andere functies. Een besluit hierover wordt<br />
pas verwacht na 2013.<br />
Verkeer en parkeren<br />
Zoals gemeld, is al in het masterplan 1996 gekozen voor een Groene Loper zonder<br />
gemotoriseerd verkeer en zonder parkeerfaciliteiten. Wel met toegangsmogelijkheden<br />
voor brandweer en eventueel bedienende (vracht-)verkeer. De ontwikkelingsvisie<br />
bouwt voort op deze keuze en stelt voor om de verkeersafwikkeling<br />
voor de gebouwen ten noorden van de groene loper te laten plaats vinden via de<br />
bomenlaan De Zaale en daar ook additionele parkeerfaciliteiten te realiseren. Het<br />
verlies aan parkeerplaatsen bedraagt 200-250 plaatsen. Het bestaande La Placeplein<br />
zal daarvoor heringericht worden. Aan de zuidzijde van de groene loper zal<br />
het gemotoriseerd verkeer via een verlenging van de al bestaande bedieningsweg,<br />
parallel aan de prof. dr. Dorgelolaan, geleid worden. Daarmee worden de parkeerfaciliteiten<br />
bij Vertigo en Helix eveneens bereikbaar. Daar kunnen ook additionele<br />
parkeervoorzieningen gemaakt worden, zij het minder als aan de noordzijde.<br />
Zoals aangegeven onder de algemene uitgangspunten van de stedenbouwkundige<br />
visie gaat de ontwikkelingsvisie ervan uit dat op de korte termijn bestaande parkeerterreinen<br />
op maaiveld in voldoende mate aan de behoefte kunnen voorzien,<br />
maar dat op de langere termijn gebouwde voorzieningen toch gewenst zijn. Deze<br />
voorzieningen dienen dan met name aan De Zaale geconcentreerd te worden.<br />
Twee scenario’s voor versterkte groei<br />
Het plan voor de Compacte Campus is zoals hiervoor aangegeven geënt op een<br />
bescheiden trendmatige groei van 10% (faculteitspersoneel en studenten) in<br />
2020. Toch is in het kader van de ontwikkelingsvisie nagegaan in hoeverre het<br />
concept van de Compacte Campus voldoende ruimte biedt om ook een forsere<br />
groeiontwikkeling toe te laten. Het moet bijvoorbeeld mogelijk blijven om gaandeweg<br />
het proces van vernieuwing in de al genoemde vier projecten een nieuwe<br />
faculteit te huisvesten of nieuwe laboratoria te ontwikkelen voor sterk groeiende<br />
onderzoekgebieden.<br />
Een tweetal scenario’s voor versterkte groei zijn uitgewerkt en in bijgaande<br />
plattegronden ruimtelijk weergegeven. Allebei kwantitatief gedefinieerd op een<br />
extra ruimtebehoefte van 20.000 tot 30.000 m2 Nuttig Oppervlak (NO) Totaal dus<br />
50.000 tot 60.000 m2 NO.<br />
Het eerste scenario gaat uit van verdichting en betreft het verder invullen van<br />
bouwlocaties rondom de Groene Loper. Zie plattegrond. Onderscheid is gemaakt<br />
tussen functies “met de voordeur aan de Groene Loper” (bijvoorbeeld nieuwe<br />
faculteiten of onderwijsvoorzieningen) en functies die meer op afstand daarvan<br />
kunnen liggen. Daarbij valt te denken aan specifieke laboratoria en huisvesting<br />
voor instituten. Het tweede scenario betreft het in gebruik houden van gebouwen<br />
zoals het La Place-gebouw en Traverse in de overlapzone tussen universiteit en<br />
woon/congresgebied. Functies die niet noodzakelijkerwijs aan de Centrale Loper<br />
hoeven te liggen kunnen daar gehuisvest blijven of worden. Te denken valt daarbij<br />
aan de diensten van de universiteit.<br />
In de voorliggende ontwikkelingsvisie wordt overigens niet vooruit gelopen op een<br />
eventueel versneld groeiscenario.<br />
Campus 2020: Trendmatige groei van 10 % in 2020<br />
TU/e Science Park / 29
5. De verschillende gebieden van TU/e Science Park 30<br />
Wonen en congresfuncties<br />
Hergebruik bestaande<br />
gebouwen<br />
Aanvullende nieuwbouw
Wonen en congresfuncties op het terrein<br />
Begin 2000 heeft het universiteitsbestuur besloten om wonen op het universiteitsterrein<br />
mogelijk te maken. Het betreft dan met name huisvesting voor<br />
buitenlandse studenten, promovendi en postdocs. Achtergrond daarvan was dat<br />
deze doelgroep specifieke woonwensen heeft en dat er op dat punt onvoldoende<br />
woningaanbod bestond binnen de <strong>Eindhoven</strong>se regio.<br />
Het beleid van de universiteit is sinds 2000 nog sterker dan voorheen gericht op<br />
het werven van buitenlandse studenten en promovendi. In het verlengde daarvan<br />
is in 2003 vanwege de stijgende kamertekorten in <strong>Eindhoven</strong> een convenant<br />
gesloten tussen de gemeente <strong>Eindhoven</strong>, Woningbouwcorporatie Vestide, de TU/e<br />
en Fontys Hogescholen om op korte termijn extra kamers te realiseren. In dat<br />
kader zijn 84 tijdelijke woonunits geplaatst op het universiteitsterrein nabij de<br />
Dommel en bij het Electro-complex . Recentelijk zijn daar nog eens 102 eenheden<br />
bijgeplaatst.<br />
Steeds duidelijker wordt inmiddels dat het bieden van woonruimtes voor<br />
buitenlandse studenten, promovendi en postdocs een cruciale rol speelt in de<br />
internationale ambities van de universiteit c.q. het HBO en de regio. Op basis van<br />
groeiende aanmeldingen is op de middenlange termijn een aanbod nodig van<br />
1000 tot 1200 eenheden. Het betreft een doelgroep met vrij specifieke wensen.<br />
Enerzijds vraagt men gemeubileerde woonvoorzieningen, anderzijds ook aanvullende<br />
accommodaties om elkaar of Nederlandse collega’s in informele sfeer te<br />
ontmoeten. Voor een gedeelte (ca 500 wooneenheden) wordt woonruimte voor die<br />
doelgroep geboden in de stad. Additioneel is een substantiële voorraad binnen<br />
TU/e Science Park dus noodzakelijk. Ook voor de werving van buitenlandse<br />
medewerkers is dat belangrijk. Mogelijke kandidaten verwachten niet anders:<br />
vrijwel alle vooraanstaande universiteiten bieden woonvoorzieningen. Daarnaast<br />
geldt dat woonvoorzieningen op eigen terrein relatief gemakkelijk gecompleteerd<br />
kunnen worden met de genoemde ontmoetingsruimten.<br />
De potentiaaltoren, Impuls en aanvullende bebouwing<br />
De <strong>Ontwikkelingsvisie</strong> opteert voor een zo spoedig mogelijke vervanging van de<br />
tijdelijke units door definitieve huisvestingsvoorzieningen. Dat kan uitstekend<br />
in directe nabijheid van de huidige tijdelijke woonunits, en vervolgens ook door<br />
transformatie van de hoogbouw van het Electrocomplex, gebouw Potentiaal. Een<br />
eerste studieplan met hotel en woonunits voor dit gebouw is reeds ontwikkeld<br />
en het bestaande toegangsgebouw met collegezaal wordt daarbij ingezet als een<br />
aanvullende congresfaciliteit. Onderzocht moet nog worden of ook de laboratoriumgebouwen<br />
van het Electrocomplex, Impuls en eventueel ook het gebouw<br />
Corona, een herbestemming in deze sfeer kunnen krijgen.<br />
De locatie is ideaal voor deze bestemmingen. Het gebied ligt nabij een aantal<br />
belangrijke gebouwen van de universiteit en heeft zelfs een loopbrugverbinding<br />
met de nieuwe centrale studievoorziening. Het ligt relatief ver verwijderd van de<br />
laboratoriumgebouwen van de universiteit. De bestemming wonen c.q. congresfuncties<br />
levert dan ook geen beperkingen op voor de universiteit. Daarnaast is<br />
er een onbelemmerde verbinding met het Dommelgebied en de daarin gelegen<br />
sportvoorzieningen. Het woongebied ligt relatief ver weg van de wegen rond het<br />
universiteitsterrein en wordt door de dichte bebossing rond het sportcomplex ook<br />
gevrijwaard van verkeerslawaai van het kruispunt. Nader akoestisch onderzoek<br />
heeft dat bevestigd.<br />
In totaal is er bouwcapaciteit voor ruim 600 á 700 wooneenheden uitgaande van<br />
woongebouwen in drie lagen aansluitend op de Potentiaaltoren. Behoud van<br />
de stedenbouwkundige karakteristiek – hoogbouw in 10 tot 12 lagen omringd<br />
door laagbouw in 2 tot 3 lagen- aan de westkant van het universiteitscomplex<br />
wordt daarmee gegarandeerd. Een en ander kan gefaseerd gerealiseerd worden.<br />
Allereerst een gedeelte van de wooneenheden in drie lagen en vervolgens de<br />
Potentiaaltoren. De faculteit Electrical Engineering verlaat rond 2013 de betrokken<br />
gebouwen en rond die datum kan de ontwikkeling tot woongebied in volle<br />
omvang aangepakt worden.<br />
De huidige tijdelijke woonunits zijn eigendom van woningbouwcorporatie Woonbedrijf/Vestide.<br />
De grond direct behorend bij de units wordt door de universiteit<br />
verhuurd aan de corporatie. De ontwikkelingsvisie TU/e Science Park zet deze<br />
situatie om naar een situatie, waarin het gehele aangegeven gebied in erfpacht<br />
wordt uitgegeven als locatie voor wonen en bijbehorende functies. Daar horen<br />
conform de uitgangspunten van de ontwikkelingsvisie ook parkeerfaciliteiten bij.<br />
Overigens gaat het dan voor wat betreft de woonvoorzieningen om zeer beperkte<br />
aantallen (ca 10% van het aantal eenheden). Bij ontwikkeling van de congresfaciliteiten<br />
is nadere studie op dit punt nodig. Overleg met Woonbedrijf/Vestide<br />
over de ontwikkeling van het gebied is in gang gezet.<br />
Tot slot kan opgemerkt worden dat de universiteit, gezien het grote belang van<br />
een snelle en substantiële uitbreiding van eenheden voor studentenhuisvesting<br />
(niet de hierboven genoemde doelgroep) nader overleg met het gemeentebestuur<br />
wil over mogelijke inzet van het MMS- terrein hiervoor. In hoofdstuk 6 wordt dit<br />
terrein (eigendom van de universiteit) ook aan de orde gesteld.<br />
TU/e Science Park / 31
5. De verschillende gebieden van TU/e Science Park 32<br />
HBO-gebied<br />
Gebruik bestaande<br />
gebouwen<br />
Aanvullende nieuwbouw<br />
Mogelijke latere<br />
uitbreidingen
HBO-gebied<br />
Fontys Hogescholen bezit sinds de jaren tachtig een aantal gebouwen op het<br />
terrein. De grond is eigendom van de TU en uitgegeven op erfpachtbasis. Oorspronkelijk<br />
was dit stuk van het terrein ingericht als sportveld. Bij de gebouwen<br />
van Fontys gaat het om het oostelijke gedeelte van het Traversegebouw en het<br />
gebouw van de Pedagogische Academie, daarnaast bebouwing met een semipermanent<br />
karakter nabij het Traverse-gebouw, maar ook aan de overzijde van de<br />
Rondweg. Ten oosten van de gebouwen van <strong>Technische</strong> Natuurkunde heeft Fontys<br />
tijdelijke noodhuisvesting in één laag gerealiseerd voor de technische opleidingen.<br />
De erfpacht loopt af per 1-1-2015. Fontys Hogescholen heeft aangegeven op<br />
de middenlange termijn 20.000 m2 Nuttig Oppervlak (NO) op het universiteitsterrein<br />
te willen realiseren voor de technische faculteiten. Dit ook ter vervanging<br />
van bestaande semipermanente gebouwen en de tijdelijke huisvesting op het<br />
Terrein Oost.<br />
In 2008 is aan Fontys Hogescholen het gebied aangeboden waar nu de belangrijkste<br />
gebouwen van Fontys staan als ontwikkelingslocatie inclusief ook de<br />
aanliggende gronden en gebouwen. Het betreft onder andere huisvesting voor<br />
de universiteit zelf, en verder verzelfstandigde onderzoeksinstituten. Er bevinden<br />
zich ook uitgebreide vergaderfaciliteiten. In het aanbod aan Fontys zit daarom<br />
ook de optie besloten dat een deel van die gebouwen door hen overgenomen kan<br />
worden. Fontys Hogescholen heeft positief gereageerd op dit aanbod en inmiddels<br />
is de planontwikkeling opgestart. Een convenant met de universiteit waarin<br />
concrete afspraken over de nader invulling worden opgenomen is in voorbereiding<br />
door een veel directere verbinding met het Dommeldal en een grotere zichtbaarheid<br />
vanuit de Rondweg. Dat kan op velerlei wijzen vorm krijgen, bijvoorbeeld<br />
door evenals bij de Compacte Campus een groen middengebied te creëren, dat<br />
uitloopt naar de Dommel. Maar natuurlijk zijn ook andere groene inrichtingen<br />
denkbaar. Fontys Hogescholen heeft daarmee alle ruimte het gebied ook een<br />
eigen signatuur te geven met tevens een eigen ingang aan De Zaale.<br />
Uitgegaan wordt van bebouwing tot zes lagen met plaatselijk een hoogteaccent<br />
om die herkenbaarheid vanuit de rondweg te bewerkstelligen. Zoals ook voor de<br />
andere gebieden geldt: de parkeerbehoefte dient op ‘eigen terrein’ opgelost te<br />
worden.<br />
Overzijde Rondweg<br />
Het gebied heeft via het Dutmala-tunneltje een snelle fiets- en voetgangersverbinding<br />
met het universiteitsterrein ten noorden van de Rondweg en het daarop<br />
gelegen Fontysgebouw. In de ontwikkelingsvisie wordt uitgegaan van het continueren<br />
van het huidige gebruik voor onderwijs en onderzoekdoeleinden in de<br />
medische sfeer c.q. uitbreiding daarvan op de westelijke strook van dit gebied. Dit<br />
ook vanwege het naastgelegen Maxima Medisch Centrum. Onderzocht wordt nog<br />
of en hoe de universiteit en Fontys Hogescholen gezamenlijke de gebiedsontwikkeling<br />
ter hand kunnen nemen.<br />
Gebied met profileringsmogelijkheden<br />
De scheiding tussen het HBO-gebied en de Compacte Campus is de monumentale<br />
bomenlaan De Zaale. In de ontwikkelingsvisie is, zoals aangegeven, ook een overlapgebied<br />
gedefinieerd, waar universiteit en hogeschool nadere afspraken over de<br />
invulling kunnen maken, afhankelijk van ontwikkelingen in studentenaantallen of<br />
andere ruimtewensen. Daarnaast komen zoals gesteld op middenlange termijn in<br />
deze overlapzone enkele van de genoemde universiteitsgebouwen vrij. Een klein<br />
gedeelte van het HBO-gebied betreft het terrein dat nu wordt ingenomen door het<br />
Paviljoen met zijn latere uitbreidingen. Conform het huisvestingsplan Campus<br />
2020 verlaat de universiteit dit Paviljoen rond 2017, gedeeltes ervan reeds<br />
eerder. Voorzien wordt in sloop van deze gebouwen. Daarmee ontstaan ook hier<br />
nieuwe bouwlocaties voor Fontys Hogescholen.<br />
In de <strong>Ontwikkelingsvisie</strong> krijgt het HBO-gebied een belangrijke kwaliteitsimpuls<br />
TU/e Science Park / 33
5. De verschillende gebieden van TU/e Science Park 34<br />
Bedrijventerrein<br />
Locaties voor starters<br />
bestaand en nieuw<br />
Locaties voor bedrijven<br />
Uitbreiding mogelijke<br />
locaties<br />
Terrein voor hogere<br />
milieucategorie
Het bedrijventerrein<br />
In de inleiding is reeds aangegeven dat de universiteit kennisvalorisatie en<br />
samenwerking met bedrijven hoog op de agenda heeft staan. Dat wordt op zeer<br />
verschillende manieren vormgegeven, maar één van de speerpunten daarbij is<br />
het structureel ter beschikkingstellen van gebouwen en faciliteiten voor startende<br />
ondernemingen die vanuit de universiteit ontstaan. In dat kader zijn al vanaf<br />
de jaren negentig bouwactiviteiten in gang gezet. Bekendste voorbeeld is het<br />
Twinning Center.<br />
Een tweede speerpunt dat nu meer aandacht moet krijgen is het huisvesting<br />
bieden aan bedrijven of instellingen die actief zijn in innovatieve toepassingen<br />
van kennisontwikkeling binnen de universiteit. Dat levert tussen universiteit en<br />
die bedrijven over en weer vruchtbare ideeënuitwisseling op, medegebruik van<br />
laboratoriumfaciliteiten, stageplaatsen voor studenten en onderwerpen voor<br />
promotieonderzoek. Uitdrukkelijk gaat het dus niet om productiebedrijven.<br />
Bestaande situatie<br />
Ten behoeve van beide doelgroepen is binnen TU/e Science Park het oostelijke<br />
gedeelte van het hoofdterrein aangemerkt. Het betreft een terrein dat zich feitelijk<br />
nog het meest in de oorspronkelijke staat bevindt: een hoog en droog gelegen<br />
zandrug die tot in de vorige eeuw nog begroeid was met bos en heide. Het heeft<br />
op dit moment deels zelfs nog de oorspronkelijke vegetatie en de oostelijke<br />
ontsluitingsweg ligt grotendeels nog op het tracé van een oorspronkelijk zandpad.<br />
Het gebied is sinds de eerste bouwactiviteiten van de universiteit ingezet als<br />
een terrein voor allerlei soorten opslag. Verder staat er huisvesting voor huisaannemers<br />
en zijn er faciliteiten voor beeldend kunstenaars, waaronder het Meulensteen<br />
Art Center. Van oudsher werd het terrein ook ingezet voor experimentele<br />
buiten-proefopstellingen van faculteiten. Het meest in het oog springend voorbeeld<br />
daarvan is de bouwkundekoepel. Tot slot moet ook de tijdelijke bebouwing<br />
vermeld worden voor de technische opleidingen van Fontys Hogescholen, waarvan<br />
de erfpacht eindigt rond 2015.<br />
Aan de noordoostkant, aan de overzijde van de oostelijke toegangsweg en dichter<br />
bij de Dommel is sprake van een natter gebied. Daar heeft een beperkte ophoging<br />
plaatsgevonden van het terrein. In dit gebied is dicht bij de Dommel het Paviljoen,<br />
de eerste tijdelijke huisvesting van de universiteit, gerealiseerd. Later is daar nog<br />
aanvullende tijdelijke huisvesting aan toegevoegd. Conform het huisvestingsplan<br />
Campus 2020 gaat de ontwikkelingsvisie uit van een (gefaseerde) sloop van dit<br />
paviljoencomplex. Deels komt dit grondgebied ter beschikking van het bedrijventerrein,<br />
deels ter beschikking van de Dommeldalontwikkeling. De Rondom met<br />
zijn dubbele bomenlaan levert een natuurlijke en duidelijke markering van de<br />
grens tussen het universiteitsterrein, het Fontysterrein en het bedrijfsterrein.<br />
Starters bij elkaar<br />
Een spraakmakend project, als het gaat om startershuisvesting, is het al<br />
genoemde Twinning Center. Het gebouw is bedoeld voor startende bedrijven in<br />
de IT-sector, zowel vanuit de universiteit als vanuit de regio. In directe nabijheid<br />
daarvan staat het Multimediapaviljoen, dat huisvesting biedt aan het ‘Innovation<br />
lab’, een instituut dat speciaal in het leven is geroepen om de kennisvalorisatie<br />
naar de regio gestalte te geven. Het gebouw biedt zelf ook huisvesting aan een<br />
aantal startende bedrijven.<br />
Het Twinning Center en het Multimediapaviljoen bevinden zich aan de noordoostkant<br />
van het hoofdterrein van de TU/e. De universiteit wil op dit gedeelte van het<br />
bedrijventerrein nog meer faciliteiten bieden voor starters uit de faculteiten. In dat<br />
kader is het initiatief ‘Catalyst’ ontstaan, een bedrijfsverzamelgebouw, gericht op<br />
starters die (beperkte) laboratoriumvoorzieningen nodig hebben. Het bij elkaar<br />
brengen van de verschillende soorten huisvesting voor startende ondernemingen<br />
heeft het voordeel dat voor hen dan tegen geringere kosten gezamenlijke voorzieningen,<br />
zoals gemeenschappelijke ontmoetingsmogelijkheden, receptie en<br />
cateringfaciliteiten gerealiseerd kunnen worden. Voor de huisvesting van de<br />
starters gaat het in totaal om circa 8000 m2 Nuttig Oppervlak (NO), inclusief de<br />
nieuwbouw voor Catalyst.<br />
Bedrijven aan de zuidoostkant<br />
Het terrein ten zuiden van de oostelijke toegangsweg is bedoeld voor de tweede<br />
doelgroep: bedrijven waar de universiteit (eventueel ook Fontys Hogescholen)<br />
strategische samenwerkingsverbanden heeft. Het zuidelijkste gedeelte voor<br />
bedrijven in de hogere milieucategorieën (met laboratoria), de noordelijke helft<br />
waar kantoorachtige bestemmingen. De westelijk strook die grenst aan de Compacte<br />
Campus –de overlappingszone- blijft gereserveerd voor de al genoemde<br />
bestemmingen: reststoffenopslag en huisvesting van huisaannemers , evenals<br />
de kunstenaarsfaciliteiten. Uitgaande van een snelle invulling van dit terrein met<br />
universiteit gelieerde bedrijven wordt gerekend op een totaal aan 43.000 m2 NO.<br />
Circa. 10.000 m2 daarvan wordt als laboratoriumachtig gezien. Aan bruto vloeroppervlak<br />
gaat het om ruim 60.000 m2.<br />
De ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt niet door de universiteit zelf ter<br />
hand genomen, maar door derden. Het Innovation Lab is inmiddels van start<br />
gegaan met nader onderzoek naar mogelijkheden voor de ontwikkeling van het<br />
TU/e Science Park / 35
5. De verschillende gebieden van TU/e Science Park 36<br />
'Reconstructie' Dommeldal<br />
Fiets- en voetpad<br />
Voetpad
gebied. Ook hier geldt dat het gebied een eigen signatuur kan krijgen, maar de<br />
universiteit houdt wel de regie van de ruimtelijke inrichting. Bovendien is de<br />
universiteit zelf partij in de ontwikkeling van het terrein vanwege de al genoemde<br />
universiteitsgebouwen in de westelijke strook.<br />
Stedenbouwkundige inrichting<br />
In stedenbouwkundige zin wordt uitgegaan van verspreid liggende bebouwing<br />
met een beperkte hoogte (maximaal drie lagen). De bebouwing is incidenteel<br />
zichtbaar vanuit de Rondweg en het groene karakter van het terrein blijft gehandhaafd<br />
door stevige bomengroepen die behouden blijven in de rand van het<br />
terrein. De groene setting van het Twinning Center kan vooralsnog als voorbeeld<br />
voor invulling gezien worden. Een integraal landschapsplan voor het gebied moet<br />
zorgdragen voor juiste inpassing van de gebouwen in de oorspronkelijke karakteristieke<br />
vegetatie. Evenals bij de andere gebieden geldt ook hier dat het gebied<br />
in voldoende mate moet voldoen in de eigen parkeerbehoefte. Daarbij geldt de<br />
normering die de gemeente voor deze locatie hanteert, als uitgangspunt. Ten<br />
aanzien van de soort voorzieningen (parkeren op maaiveld, gebouwd of onder de<br />
nieuwe gebouwen) is nog geen definitief beleid geformuleerd.<br />
Groene setting Twinning Center<br />
Het Dommeldal<br />
Aan de west- en noordkant kant van het hoofdterrein van de universiteit ligt het<br />
uitwaaierende Dommeldal en toont TU/e Science Park zich van haar groene,<br />
waterrijke kant. Dat Dommeldal heeft meer dan alleen lokale betekenis. Het<br />
behoort tot de ecologische hoofdstructuur en vertegenwoordigt als zodanig een<br />
belangrijke maatschappelijke waarde. Anderzijds moet ook opgemerkt worden<br />
dat het gebied feitelijk een zeer kunstmatig gecreëerd gebied is. In hoofdstuk 3<br />
is beschreven dat de huidige loop van de Dommel en de inrichting van oevers en<br />
aanliggende terreinen resultaat zijn van een ingrijpende ophoging van het gebied<br />
en verplaatsing van de bedding. De oorspronkelijk geologische karakteristieken<br />
van het Dommeldal zijn jammer genoeg verloren gegaan.<br />
Het Dommelgebied is van oudsher ook het sportgebied van de campus. Naar goed<br />
Angelsaksische traditie heeft het bieden van uitgebreide faciliteiten aan studenten<br />
voor sportbeoefening bij de universiteit altijd hoog in het vaandel gestaan.<br />
Direct na de eerste bouwstroom is begin jaren zestig al ingezet op het ontwikkelen<br />
van een volwaardig sportcentrum inclusief velden en tennisbanen op het centrale<br />
universiteitsterrein. In de jaren daarna is het sportcentrum gestaag uitgebreid.<br />
Eerst met extra sportzalen. Vervolgens met een overdekt zwembad, squashbanen<br />
en fitnessruimten. Verspreid over het universiteitsterrein zijn her en der opslagen<br />
onderhoudsloodsen voor de zweefvlieg-, zeil- en andere buitensportverenigingen.<br />
Aan de overzijde van de Rondweg zijn in nauwe samenwerking met de<br />
gemeente eveneens sportvelden aangelegd. Recentelijk is daar een golfvoorziening<br />
aan toegevoegd. De sportvoorzieningen zijn niet alleen ter beschikking voor<br />
studenten van de universiteit, maar ook voor studenten van de HBO-instellingen<br />
in <strong>Eindhoven</strong>. Het beleid van de universiteit ten aanzien van sportvoorzieningen<br />
is er op gericht de recente groei en uitbouw van de voorzieningen up to date te<br />
houden. Verdere uitbreiding wordt op korte of middenlange termijn niet voorzien.<br />
Opnieuw meanders en natuurlijke oevers<br />
De ontwikkelingsvisie gaat ervan uit dat behoud van de maatschappelijke<br />
waarden van het Dommeldal als ecologische verbindingszone zich goed laat<br />
combineren met de sportvoorzieningen. Ruimte voor optimalisatie van de relatie<br />
tussen die sportvoorzieningen en de natuurwaarden er wel. Dat laat zich bovendien<br />
uitstekend koppelen aan eveneens gewenste verbetering van de het totale<br />
Dommeldal.<br />
TU/e Science Park kiest voor ‘reconstructie’ van de oorspronkelijke Dommel<br />
met zijn meanderende bedding met langzaam oplopende en hier en daar drassige<br />
oevers. Dat kan voor een deel niet meer ter plekke van de oorspronkelijke<br />
TU/e Science Park / 37
5. De verschillende gebieden van TU/e Science Park 38<br />
'Reconstructie' Dommeldal<br />
Opnieuw meanderen en<br />
vlakkere oevers met<br />
bijbehorende ruige<br />
beplanting<br />
Uit: Campus met karakter,<br />
ROYAL HASKONING 2007
edding, maar er is voldoende ruimte om daar een alternatief voor te vinden.<br />
Voornaamste doel is dat met die keuze belangrijke natuurwaarden zoals terugkeer<br />
van oorspronkelijke flora en fauna bereikt worden.<br />
Reeds in het eerste Masterplan van 1996 was een dergelijke ‘reconstructie’ van de<br />
oorspronkelijke setting van de Dommel als Brabantse laaglandbeek een belangrijke<br />
doelstelling, maar concretisering is indertijd uitgesteld. Nu kan het wel<br />
gerealiseerd worden in het kader van de schoonmaakacties van het waterschap<br />
en de totale herinrichting van de Dommel door <strong>Eindhoven</strong>. Ook voor het waterschap<br />
is herstel van oorspronkelijke natuurwaarden –naast het schoonmaken van<br />
de bedding- een belangrijke doelstelling. Inmiddels zijn de nodige bestuurlijke<br />
besluiten genomen en vergunningen verleend. De uitvoering van de plannen zal<br />
reeds eind 2009 van start gaan. De universiteit zal in aanvulling op de ‘hermeandering’<br />
een landschapsplan ontwikkelen om de consequenties daarvan voor het<br />
gehele Dommelgebied optimaal te verwerken.<br />
Landsschapsplan: zichtbaar en beleefbaar<br />
Een belangrijk punt in dit landschapsplan is de tweede doelstelling voor het<br />
herinrichten van het Dommeldal, namelijk het ‘beleefbaar’ maken van het Dommelgebied.<br />
Beleefbaar maken betekent voor universiteit en waterschap daarbij<br />
niet alleen het verhogen van de zichtbaarheid, maar bovendien ook het zorgen<br />
voor een functie van oevers en aanliggende terreinen die aansluit en profiteert<br />
van de aanwezigheid van de Dommel. Dit uiteraard met zoveel mogelijk behoud<br />
van waardevolle bomen of boomgroepen en bijbehorende onderbegroeiing.<br />
Aan de zuidkant van het terrein is de zichtbaarheid van de Dommel reeds belangrijk<br />
verbeterd door het herinrichten van het toegangsgebied van de universiteit.<br />
De dichte begroeiing uit de jaren zeventig is open gemaakt en omgevormd tot een<br />
open parklandschap. Het entreegebouw van de universiteit, Kennispoort, staat<br />
daar midden in en maakt met het gekoppelde Limbopad de oorspronkelijke ligging<br />
van de Dommel, diep in het later opgehoogde terrein zelfs letterlijk voelbaar.<br />
Meer naar het noorden is op het punt van beleefbaarheid echter nog veel te<br />
verbeteren. Dat begint al bij de hoofdentree voor gemotoriseerd verkeer aan de<br />
JF Kennedylaan. De ontwikkelingsvisie volgt de cultuurhistorisch waardevolle<br />
karakteristiek van deze ingang als een ‘doorsteek door de groen wig van het<br />
Dommeldal’. Het past daarbij om de meanderende Dommel beter zichtbaar te<br />
maken. Het genoemde landschapsplan zal daar voorstellen voor moeten aanleveren.<br />
Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de oorspronkelijke locatie van de Woenselse<br />
watermolen. De molen lag oorspronkelijk precies ten noorden van het punt waar<br />
de entreelaan afbuigt naar het universiteitscomplex. De locatie van de molen is tot<br />
nu onbebouwd gebleven en dat zal vooralsnog ook gecontinueerd te worden vanwege<br />
het feit dat sprake is als mogelijke archeologische vindplaats (zie hoofdstuk<br />
3). Desondanks is het mogelijk om ligging en omvang van dit historisch belangrijk<br />
stuk watertechniek in het landschap weer zichtbaar te maken.<br />
Hoogbouw bij de ingang<br />
Ter hoogte van het kruispunt Rondweg/ Kennedylaan zijn langs de Dommel de<br />
tennis- en sportvelden van het sportcomplex gesitueerd. Een opener inrichting<br />
van dit gebied is gewenst, maar dient wel rekening te houden met de praktische<br />
wens uit overwegingen van veiligheid en windvang om de dichte begroeiing rond<br />
de sportvelden te handhaven.<br />
De huidige ligging van de tennisvelden laat overigens onverlet dat de universiteit<br />
serieuze plannen heeft om ter plekke van die velden, nabij het kruispunt en op<br />
maximale afstand van de Dommel één of twee hoogbouwtorens te realiseren. Dit<br />
passend binnen het gemeentelijk hoogbouwbeleid en programmatische kaders.<br />
Situering en inbedding in het landschap dienen soortgelijk te zijn als bij het<br />
Kennispoortgebouw, dat wil zeggen: vrijstaand in het groen en als een ‘stepping<br />
stone’ naar de stad. Met een dergelijke ontwikkeling wordt de ingang van het TU/e<br />
Science Park complex van verre reeds gemarkeerd en een veel opener aanblik van<br />
het terrein bij het kruispunt bereikt.<br />
Open parklandschap aan de noordkant<br />
De ontwikkelingsvisie stelt voor om nog meer naar het oosten direct ná de<br />
gebouwen van het sportcomplex eveneens een open parklandschap te realiseren<br />
tussen de nieuwe fietstunnel en de brug in de rondweg. Een meer open inrichting<br />
maakt niet alleen de Dommel veel meer zichtbaar vanaf de Rondweg, maar ook de<br />
gebouwen van het HBO terrein. Het landschapsplan moet tevens voorstellen doen<br />
voor de inrichting van een parkgebied met een intensievere koppeling tussen<br />
sportactiviteiten en de Dommel. Te denken is aan voorzieningen zoals opstapvlonders<br />
voor kanovaarders, ATB- activiteiten langs de glooiende oevers, abseilen, en<br />
ook terrassen in aanvulling op de bestaande ligweiden aan de Dommel.<br />
Een belangrijk aspect bij de (her-)inrichting van dit onderdeel van TU/e Science<br />
Park is dat een aantal fiets- en wandelpaden hier bij elkaar komt. Daaronder<br />
bijvoorbeeld een nieuwe fietsroute naar Stadspark De Karpen en een nieuwe<br />
route voor het langeafstandswandelpad (zie hoofdstuk 3). Grote voordeel van het<br />
doortrekken van deze routes is dat De Karpen daarmee meer veel directer verbonden<br />
wordt met TU/e Science Park.<br />
TU/e Science Park / 39
6. Planologische randvoorwaarden 40<br />
Interim-structuurvisie<br />
Noord-Brabant
6. Beleidskader en Planologische randvoorwaarden<br />
Nationaal/Provinciaal/regionaal beleid<br />
TU/e Science Park is, zoals in de inleiding al is aangegeven, een hotspot in Brainport<br />
<strong>Eindhoven</strong> Zuidoost-Brabant. Een gebied dat is opgenomen in de Nota Ruimte<br />
(2004) als economisch kerngebied van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur<br />
(economie, infrastructuur, verstedelijking). Daarnaast is het Dommelgebied een<br />
onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur van Nederland (reeds vastgesteld<br />
in 1990) en heeft de functie van Ecologische Verbindingszone. In de Nationale<br />
Ruimtelijke Hoofdstructuur wordt dat meegenomen voor de aspecten water,<br />
natuur en landschap.<br />
Brainport <strong>Eindhoven</strong> behoort in het verlengde van beide invalshoeken tot het<br />
bundelingsgebied <strong>Eindhoven</strong> – Helmond binnen het Nationaal Stedelijk Netwerk<br />
Brabantstad. De ontwikkelingsvisie TU/e Science Park doet ten aanzien van de<br />
bundelingsdoelstelling voorstellen tot een optimaal gebruik van het universiteitsterrein.<br />
Dit door enerzijds meer ruimte te scheppen voor wonen, bedrijven en<br />
voorzieningen ten behoeve van Brainport <strong>Eindhoven</strong>, anderzijds door een scherp<br />
oog voor behoud en verbetering van de balans tussen groen en verstedelijking en<br />
door een optimale aansluiting op het watersysteem.<br />
Provinciaal beleid: interim-structuurvisie en paraplunota<br />
De Interimstructuurvisie van de provincie Noord-Brabant schetst een beeld van<br />
Noord Brabant in 2020. In dit toekomstbeeld zijn de stedelijke regio’s een belangrijk<br />
element in ‘contrastrijk Brabant’. De regio <strong>Eindhoven</strong> – Helmond wordt daarbij<br />
gekarakteriseerd als ‘een kennisgestuurd industrieelcomplex dat zich internationaal<br />
onderscheidt: Brainport <strong>Eindhoven</strong>. Door het aantakken van <strong>Eindhoven</strong> op de<br />
HSL en de aanleg van een grote ruit om <strong>Eindhoven</strong> is de stad internationaal beter<br />
bereikbaar geworden. De vervlechting van bebouwing en groen blijft het ruimtelijk<br />
kenmerk: de stad is als een ‘printplaat op een groene drager’. In de regio <strong>Eindhoven</strong><br />
zijn techniek en creativiteit gebundeld in de TU <strong>Eindhoven</strong>, Design Academy<br />
en Automotive’.<br />
De provincie benadrukt de noodzaak, genoemd in de Nota Ruimte, om de verstedelijking<br />
te concentreren in de stedelijke netwerken. Zuinig ruimtegebruik in<br />
de vorm van inbreiden, herstructureren en intensiveren heeft de voorkeur boven<br />
uitbreiding, om zo het ruimtebeslag te beperken. Gezien de belangrijke rol van<br />
de provincie in de concretisering van het nationaal beleid inzake water, natuur<br />
en landschap gaat in de Interim- structuurvisie en in de paraplunota bovendien<br />
veel aandacht naar natuurontwikkeling. Als invulling van de op nationaal niveau<br />
gedefinieerde Ecologische Hoofdstructuur is een Groene Hoofdstructuur (GHS)<br />
gedefinieerd. Daarin zijn ook de Ecologische Verbindings-Zones (EVZ) opgenomen<br />
en daarmee ook de Dommel en aanliggende oeverlandschappen. TU/e Science<br />
Park zet maximaal in op het beleid van zuinig ruimtegebruik en intensivering,<br />
maar ook op het geschetste beeld van vervlechting van bebouwing en groen. Niet<br />
in de laatste plaats vanuit een reeds lang bestaand beleid om het groen tot een<br />
wezenlijk onderdeel van het campusontwerp te rekenen. De revitalisering van het<br />
Dommelgebied in nauwe afstemming met het Waterschap evenals de aansluiting<br />
op de landschapsecologische zone aan de oostkant van het terrein hoort daar<br />
onlosmakelijk bij.<br />
De ecologische verbindingszone<br />
Als richtlijn voor het ontwerp en de realisatie van verbindingszones is door de<br />
provincie Noord-Brabant een leidraad vastgesteld (1996). Aangegeven wordt dat<br />
voor de realisatie van de EHS/GHS uitgegaan wordt van een flexibel streefbeeld.<br />
Dit vanuit het oogpunt van haalbaarheid en optimale benutting van kansen. Het<br />
streefbeeld bestaat uit een corridor van circa 10 meter breed, aangevuld met<br />
‘stapstenen’. In de praktijk komt dit neer op een flexibele invulling van 1 ha per<br />
kilometer verbindingszone, exclusief de stapstenen. De stapstenen, met een<br />
grootte van 0,2 a 0,4 ha zouden elke 300 á 400 meter aanwezig moeten zijn.<br />
Inclusief de stapstenen komt men dan op 2 á 2,5 ha te realiseren oppervlakte<br />
per kilometer verbindingszone (bron toetsingskader Stadsdommel <strong>Eindhoven</strong>,<br />
Waterschap de Dommel). Voor TU/e Science Park geldt dat de Dommel op het<br />
terrein ruim ca 1250 meter meet. Dat zou 2,5 á 3 ha. verbindingszone inhouden.<br />
Het herinrichtingsplan inclusief de meandering van de Dommel beslaat een<br />
terrein van ruim 10 ha. Dit bij een gemiddelde breedte van de strook van ongeveer<br />
80 meter (minimaal 50 meter) exclusief het sportcomplex en de bijbehorende<br />
sportterreinen. Daarmee vult TU/e Science park op een bijzonder ruimhartige<br />
wijze het EVZ-beleid in.<br />
Uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant<br />
Het beleid voor de stedelijke regio <strong>Eindhoven</strong> en de landelijke regio’s in Zuidoost-<br />
Brabant is uitgewerkt in het uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant, dat in 2005 is<br />
goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. Het uitwerkingsplan<br />
TU/e Science Park / 41
6. Planologische randvoorwaarden 42<br />
Interim-structuurvisie<br />
'Brabant in ontwikkeling'<br />
2008<br />
Bron: Provincie Noord-Brabant
kent wat betreft verstedelijking dezelfde algemene beleidsuitgangspunten als het<br />
streekplan. Er zijn echter ook enkele speerpunten van beleid geformuleerd. Twee<br />
punten zijn voor TU/e Science Park relevant:<br />
Om de hoogwaardige economische ontwikkelingen binnen het stedelijke gebied<br />
te faciliteren en ruimte te bieden, zullen er vooral in de stedelijke regio voldoende<br />
en gevarieerde vestigingsmogelijkheden moeten worden geboden. TU/e Science<br />
Park biedt een specifiek hoogwaardig milieu waar wetenschappelijk onderzoek en<br />
innovatie hand in hand gaan.<br />
Het versterken van de technologische know how in de regio vraagt om specifieke<br />
terreinen zoals de High tech Campus en de A2 zone, maar het faciliteren van de<br />
kennisinstituten is eveneens van groot belang. Kennis en Design zijn de belangrijkste<br />
speerpunten van de regio <strong>Eindhoven</strong>. Die kennisinstituten hebben overigens<br />
reeds hun eigen ruimtelijke inpassing en zijn niet de grote ruimtevreters.<br />
Onder andere omdat vaak hergebruik van gebouwen en terreinen mogelijk is.<br />
In 2004 heeft het Samenwerkingsverband Regio <strong>Eindhoven</strong> een regionaal<br />
structuurplan vastgesteld. Ook in dit plan krijgen de Dommel en het Dommeldal<br />
veel aandacht. Het universiteitsterrein behoort weliswaar tot het dynamische<br />
verstedelijkte gebied van de regio, het zogenaamde ‘eerste gezicht’ van de regio,<br />
maar de Dommel is de directe verbinding met het naastgelegen ‘middengebied’,<br />
dat representatief moet zijn voor het ‘tweede gezicht’ van de regio, namelijk het<br />
groene recreatieve en landschappelijke gezicht. Zoals hiervoor al aangegeven<br />
zet TU/e Science Park maximaal in op versterking van beide gezichten. In het<br />
structuurplan wordt de strook langs de Kennedylaan overigens niet meegenomen<br />
als ecologische verbindingszone, maar als groene begeleiding van deze stadsinvalsweg.<br />
Gemeentelijk beleid<br />
Stadsvisie 2010<br />
De gemeente <strong>Eindhoven</strong> heeft in 2004 een stadsvisie opgesteld, waarin met name<br />
de hoofdstukken 3 (fysiek) en 4 (economie) relevant zijn in relatie tot TU/e Science<br />
Park.<br />
In hoofdstuk 3 wordt opgemerkt dat het belangrijk is dat in <strong>Eindhoven</strong> als internationale<br />
‘brainport’ voor kennis en technologie, voldoende en kwalitatief goede<br />
huisvesting biedt voor kenniswerkers, te weten studenten en de zogenaamde<br />
‘shortstayers’. TU/e Science Park steekt met name in op het voorzien van faciliteiten<br />
voor deze shortstayers Zoals aangegeven in hoofdstuk 5, (onder woon- en<br />
congresgebied) voorziet de ontwikkelingsvisie in een woon en congresgebied in<br />
directe verbinding met de Compacte Campus. Het gaat om 500 tot 700 eenheden<br />
afhankelijk van de instroom.<br />
Meer in het algemeen opteert de universiteit evenals de stadsvisie voor betere<br />
studentenhuisvesting in <strong>Eindhoven</strong>. In de Stadsvisie wordt voorgesteld om het<br />
aanbod uit te breiden met wonen boven winkels, herbestemming van kantoorpanden<br />
en dergelijke. De prijzen van dergelijke eenheden liggen vaak laag, maar<br />
kwalitatief is er wel wat te winnen. De universiteit stelt zich voor dat een forse<br />
verbetering m.n. in kwalitatieve zin bereikt kan worden met de realisatie van<br />
enkele studentenflats. In dit kader wordt in de ontwikkelingsvisie het voorstel<br />
gedaan om het MMS-terrein aan de Celebeslaan, eigendom van de universiteit<br />
daarvoor in te zetten. Een belangrijk argument daarbij is ook de korte afstand tot<br />
het universiteitscomplex en de snelle fietsverbinding.<br />
Een tweede onderwerp in hoofdstuk 3 betreft de verbetering van de kwaliteit van<br />
de leefomgeving. Geconstateerd wordt dat reeds verbeteringen plaatsgevonden<br />
hebben op het universiteitsterrein. Zoals hiervoor aangegeven heeft de universiteit<br />
er voor gekozen nog verder te gaan in de verhoging van de kwaliteit van de<br />
leefomgeving. Dat betreft niet alleen de inrichting van het openbaar gebied tussen<br />
de gebouwen, maar onder andere ook het in de visie genoemde Dommeldal (binnen<br />
de Ring), als belangrijk element in de groenblauwe netwerk van de stad.<br />
In dit kader wijst de stadsvisie ook op de ‘cultuurimpuls’ die gekoppeld is aan het<br />
zichtbaar maken van de geschiedenis van de stad. Ook voor de universiteit dit<br />
thema zeer relevant als inspiratie voor verdere ontwikkeling en invulling van TU/e<br />
Science Park. In de ontwikkelingsvisie is daarom ook een apart hoofdstuk opgenomen<br />
over de gebiedsarcheologie en cultuurhistorie van het complex. Nadrukkelijk<br />
wordt ook verwezen naar de recente cultuurhistorische verkenning ten behoeve<br />
voorliggende ontwikkelingsvisie.<br />
Een derde onderwerp betreft het thema milieu en duurzaamheid. Voor TU/e<br />
Science Park gaat het dan niet alleen gaat het dan om de actieve verbetering van<br />
de locale milieukwaliteit op het terrein, maar ook om het ontwikkelen en leveren<br />
van de technologie om op langere termijn op mondiaal niveau een bijdrage te<br />
leveren aan verbetering van het milieu. Ten aanzien van het eerste aspect heeft<br />
de universiteit al aan het begin van dit millennium gekozen voor een zeer omvang<br />
TU/e Science Park / 43
6. Planologische randvoorwaarden 44<br />
Uitwerkingsplan Zuidoost-<br />
Brabant 2005<br />
Bron: Samenwerkingsverband<br />
Regio <strong>Eindhoven</strong>
systeem van warmte- en koudeopslag op het terrein (indertijd de grootste in<br />
Nederland). Alle (ver)nieuwbouw-projecten zijn of worden daarop aangesloten.<br />
Daarmee is de autonome stijging van energiegebruik (en uitstoot van CO2) fors<br />
afgeremd. Recentelijk heeft de universiteit een tweetal convenanten met de<br />
Vereniging Samenwerkende <strong>Universiteit</strong>en Nederland gesloten, namelijk het<br />
convenant duurzaam inkopen (50% in 2012) en de Meerjaren energie Afspraak<br />
(MJA3). Dit laatste convenant richt zich op 2% energiebesparing per jaar. Dit wordt<br />
enerzijds bereikt met een intensiever gebruik van de gebouwen op het terrein,<br />
zoals in de ontwikkelingsvisie wordt voorgesteld, anderzijds door verbetering van<br />
de energie-efficiency.<br />
Als het gaat om het tweede aspect, bijdragen aan technologische verbeteringen,<br />
geeft TU/e Science Park in haar onderzoeksprogramma’s en samenwerking<br />
met bedrijven uit de regio grote prioriteit aan het faciliteren van innovatieve<br />
ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid en milieuverbetering. Dat loopt<br />
van technologie om de uitstoot van CO2 te verminderen, tot goedkopere en<br />
duurzamere productiemethoden voor zonnecellen. Daarbij komt overigens ook<br />
aan de orde dat innovaties experimentele toepassingen kunnen krijgen in eigen<br />
gebouwen en installaties.<br />
Hoofdstuk 4, Economie, maakt melding van het feit dat <strong>Eindhoven</strong> inzet op kwalitatief<br />
hoogwaardige werklocaties en bedrijventerreinen die passen bij het<br />
technologisch imago van de stad en voldoende ruimte bieden aan bedrijvigheid.<br />
“<strong>Eindhoven</strong> is trots op de ontwikkeling van de High Tech Campus, waar een kwalitatief<br />
bedrijventerrein ‘van de toekomst’ ingericht wordt. Een ander voorbeeld is<br />
het TU/e-terrein. De herontwikkleing van Strijp S biedt grote mogelijkheden,<br />
onder andere voor de creatieve industrie en het stimuleren van broedplaatsen” .<br />
De <strong>Ontwikkelingsvisie</strong> van TU/e Science park is precies de invulling van deze insteek.<br />
Waarbij, zoals hiervoor aangegeven, de TU/e het van groot belang acht dat<br />
deze drie hotspots in <strong>Eindhoven</strong> in complementaire zin goed op elkaar aansluiten<br />
en de <strong>Eindhoven</strong>se regio daarmee in gezamenlijkheid versterken.<br />
Coalitieakkoord 2006-2010<br />
In het coalitieakkoord van 2006 is door het gemeentebestuur een agenda<br />
neergelegd voor zijn beleid in deze bestuursperiode. Veel van de punten die het<br />
document Stadsvisie 2010 vermeldt, worden daarin met een zekere prioriteitsstelling<br />
weer opgenomen. Belangrijk in het kader van de ontwikkelingsvisie is dat<br />
in het coalitieakkoord de ondersteuning en versterking van Brainport <strong>Eindhoven</strong><br />
grote prioriteit heeft gekregen met daarbij een verbreding in lijn met de Brainport<br />
Navigator van de commissie Sistermans. Zoals in de inleiding uitvoerig is<br />
aangegeven geldt ook voor TU/e Science Park dat het concept zich met nadruk<br />
richt op de het realiseren van een goede verblijfskwaliteit met sociaal-culturele<br />
voorzieningen en specifieke woonmogelijkheden. Dit zoals hiervoor aangegeven<br />
in complementariteit met het stadcentrum en andere hot spots in de stad.<br />
Een tweede prioriteit in het coalitieakkoord die nadere invulling krijgt op het<br />
terrein betreft startersfaciliteiten en de combinatie met intensivering van het<br />
ruimtegebruik op bedrijfsterreinen. Datzelfde geldt voor de wens die wordt<br />
geformuleerd inzake het ruimte maken voor het stimuleren van de laboratorium<br />
en broedplaatsfunctie van de cultuur en de rol die dragende culturele instellingen<br />
kunnen vervullen in de (inter-)nationale profilering van <strong>Eindhoven</strong> als Brainport.<br />
De universiteit heeft sinds 1999 een actief beleid gevoerd om eigen terrein letterlijk<br />
ruimte te maken voor deze functie. Voorbeelden zijn het Gaslab en filmzaal<br />
De Zwarte Doos (Studium Generale) maar ook het Meulensteen Art Center, Atelier<br />
Beeldenstorm en Daglicht. Nader beleid moet nog vorm krijgen inzake de functie<br />
van studentencentrum ‘De Bunker’.<br />
TU/e Science Park sluit aan op het mobiliteitsbeleid in het coalitieakkoord als het<br />
gaat om bevordering van het openbaar vervoer en fietsvoorzieningen. Parkeren<br />
van studenten wordt ontmoedigd door alleen gratis parkeren toe te laten voor<br />
gehandicapten en voor degenen waarvoor het openbaar vervoer geen redelijk<br />
alternatief is. De universiteit heeft ruim baan gegeven aan het gemeentelijk fietspad<br />
parallel aan de Dommel. Dit pad wordt verder uitgebreid naar de Dommeltunnel<br />
naar De Karpen en verder over het terrein. In de ontwikkelingsvisie wordt<br />
naast de Dommelroute ook voorzien in een alternatieve route tussen de TU/egebouwen.<br />
De parkeerterreinen zijn in het weekeinde reeds beschikbaar voor<br />
parkeerders van evenementen in het Stadscentrum en Stadspark De Karpen.<br />
Ten aanzien van de prioriteiten inzake de inrichting van de openbare ruimte kan<br />
verwezen worden naar de aansluiting tussen de ontwikkelingsvisie en het groenbeleidsplan<br />
c.q. het bomenbeleidsplan zoals hierna aangegeven.<br />
Groenbeleidsplan:<br />
In 2001 is door de gemeente <strong>Eindhoven</strong> het Groenbeleidplan vastgesteld.<br />
Het doel van het plan is “het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een<br />
kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies<br />
en het bevorderen van een aantrekkelijke groen woon- en werkomgeving als<br />
karakteristieke kwaliteit van <strong>Eindhoven</strong>” In het plan wordt een aantal ruimtelijke<br />
strategieën onderscheiden waarmee de spreiding van rode en de groene functies<br />
TU/e Science Park / 45
6. Planologische randvoorwaarden 46<br />
Groenbeleidsplan<br />
en TU/e Science Park<br />
Strategie stad,<br />
rood beeldbepalend<br />
Strategie stad,<br />
groen beeldbepalend<br />
Strategie multifunctioneel<br />
groen<br />
Strategie natuur
is aangegeven. Per strategie is weergegeven welke functies en ontwikkelingen in<br />
het groen mogelijk en/of wenselijk zijn om de groene hoofdstructuur te behouden<br />
en te ontwikkelen. Voor het TU/e terrein gelden de volgende strategieën.<br />
Strategie Stad, rood beeldbepalend:<br />
Dit betreft het grootste deel van het hoofdterrein en Bunkerterrein. Het groen<br />
heeft een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit. Het oppervlak<br />
groen mag niet verder afnemen. De compacte campus, het woon- en congresgebied<br />
en het HBO-gebied vallen geheel binnen de grenzen van dit gebied. Dat<br />
geldt ook voor de parkeerterreinen. Belangrijke groenelementen in dit gebied zijn<br />
de bomenlanen en de gazons met hagen en solitaire bomen tussen de bebouwing.<br />
In de ontwikkelingsvisie is aangegeven dat intensivering/verdichting plaats<br />
zal vinden, maar zonder het groen aan te tasten. Eerder zal de groene aankleding<br />
uitgebreid worden. Belangrijk nieuw groenelement is daarbij de ‘Groene Loper’<br />
binnen de Compacte Campus. In de ontwikkelingsvisie is opgenomen dat ook voor<br />
de andere gebieden (Wonen/congresgebied en HBO-gebied) een groene inrichting<br />
met een rechtstreekse relatie naar het Dommeldal uitgangspunt is.<br />
Strategie Stad, groen beeldbepalend:<br />
Het gaat hierbij om het oostelijke deel van het hoofdterrein en het gebied rond<br />
Kennispoort en de prof. dr. Dorgelolaan. Het geldt ook voor het terrein ten<br />
noorden van de Rondweg. Het betreft stedelijke gebieden met een uitgesproken<br />
groen karakter die tevens aansluiten bij de hoofdgroenstructuur en die versterken.<br />
Beleid is gericht op behouden en ontwikkelen van dit groene imago: de<br />
groene aders tussen de verschillende stadsdelen. De ontwikkelingsvisie sluit hier<br />
rechtstreeks bij aan, mede gezien de cultuurhistorische verkenning die daarbij als<br />
uitgangspunt geldt. De zuidelijke rand van de Compacte Campus is zeer intensief<br />
bebouwd, maar behoudt zijn oorspronkelijke kleinschalige groene aankleding<br />
met hagen bomenrijen en gazons. Bovendien is de bebouwing niet gesloten maar<br />
zijn er doorzichten naar de ‘Groene Loper”. Daarmee wordt tevens uitdrukkelijk<br />
aangesloten bij het beleid in het groenbeleidsplan t.a.v. de prof. dr. Dorgelolaan:<br />
Strategie Structureel stadgroen: grotere (verbindende) elementen die een onderdeel<br />
vormen van de hoofdgroenstructuur.<br />
De strategie is ook gedeeltelijk van toepassing voor het bedrijventerrein aan de<br />
Oostzijde. In de ontwikkelingsvisie wordt in het verlengde daarvan uitgegaan van<br />
bescheiden bebouwing, staande tussen bomengroepen. Een landschapsplan voor<br />
een adequate inpassing in de oorspronkelijke vegetatie is in voorbereiding.<br />
Strategie Multifunctioneel groen:<br />
Dit betreft het westelijk deel van Dommelgebied tot aan kennispoort en het<br />
meest oostelijke deel van het hoofdterrein. Het betreft groen aan de rand van<br />
de stad met uiteenlopende groenfuncties, gericht op intensieve benutting van<br />
het landschap voor recreatieve doeleinden. Lawaaioverlast moet daarbij beperkt<br />
worden. Daarom geen nieuwe sportvoorzieningen, maximaal uitbreiding daarvan<br />
indien dringend gewenst. Aanwezige landschapselementen dienen behouden en<br />
beschermd te worden.<br />
TU/e Science Park sluit hier op aan met de huidige inrichting van het gebied. De<br />
universiteit acht het passend dat ter plekke van de sportvelden vrij in het groen<br />
staande hogere bebouwing kan worden gerealiseerd. Een vergelijkbare situatie<br />
als bij het Kennispoortgebouw als ‘stepping stone’ naar de stad, staat daarbij<br />
voor ogen.<br />
Strategie natuur:<br />
Dit geldt voor de strook aan weerszijden van de Dommel (met enige verbreding<br />
ten noorden van Potentiaal. Het betreft terrein waar ongestoorde verloop van<br />
ecologische processen voorop staat. Beleid is gericht op behoud en ontwikkeling<br />
van natuur en landschap gecombineerd met extensief recreatief medegebruik.<br />
Sluit aan bij de functie van de Dommel als ecologische verbindingszone.<br />
TU/e Science Park sluit zich, zoals hiervoor al aangegeven, geheel aan bij het<br />
gemeentelijk en provinciaal beleid om deze zone te versterken. In het al genoemde<br />
landschapsplan moeten concrete invullingen daarvoor opgenomen worden.<br />
Bomenbeleidsplan 2008<br />
In het verlengde van het Groenbeleidsplan van 2001 heeft in 2008 de gemeenteraad<br />
het bomenbeleidsplan vastgesteld. In dit plan wordt aan bomen binnen<br />
de gemeentegrenzen een status toegekend. De bomen op het terrein van de<br />
universiteit vallen in formele zin moeilijk in te delen in de onderscheiden categorieën.<br />
De bomen zijn allen jonger dan 50 jaar. Wel kan geconstateerd worden dat<br />
de karakteristieke bomenlanen op het terrein, gerekend kunnen worden tot de<br />
zogenaamde ‘unieke locaties’ waar bomen van essentieel belang zijn. Los hiervan<br />
is de universiteit zich terdege bewust van het omvangrijke groene kapitaal dat<br />
zich op het terrein bevindt in de vorm van bomen. Het gaat om 2630 bomen en<br />
18 groepen met daarin nog eens 400 bomen. De universiteit heeft in 2007 een<br />
nauwkeurige inventarisatie van het bestand gemaakt. Op basis van de controle<br />
op gezondheid is geconstateerd dat 2400 van die bomen gezond zijn. De minder<br />
vitale bomen zijn opgenomen in een maatregelenplan. Die bestaan onder andere<br />
TU/e Science Park / 47
6. Planologische randvoorwaarden 48<br />
Belangrijke leidingen<br />
Drinkwater<br />
Transportriool<br />
Warmte-Koude Opslag
uit snoeien, groeiplaatsverbetering, rooien, nadere onderzoeken en jaarlijkse<br />
monitoring. Bomen die vanwege bouwwerkzaamheden moeten worden gerooid,<br />
worden gecompenseerd met extra aanplant volgens de geldende regels en in<br />
goed overleg met de gemeente. De universiteit is voornemens om naast een<br />
landschapsplan voor het Dommelgebied en het bedrijventerrein een integraal<br />
boombeheerplan op te stellen. Vooruitlopend daarop is al begonnen met plaatselijk<br />
herstel van de genoemde bomenlanen waar dat gewenst en mogelijk is.<br />
Hoogbouwvisie <strong>Eindhoven</strong><br />
In de notitie ‘De derde dimensie van een laagbouwstad, hoogbouwvisie <strong>Eindhoven</strong>’(2008)<br />
is het hoogbouwbeleid van de gemeente <strong>Eindhoven</strong> vastgelegd. Het<br />
doel is het vormen van een afwegingskader voor nieuwe hoogbouwprojecten.<br />
Het hoogbouwbeleid levert een bijdrage aan de doelstellingen van het raadsprogramma<br />
‘Ruimtelijke Kwaliteit’. Het beleid is bindend voor besluitvorming<br />
en visie-ontwikkeling, maar heeft geen juridische status. Het is allereerst een<br />
toetsingskader waarmee de wenselijkheid van hoogbouw kan worden bepaald.<br />
In de hoogbouwnota wordt onderscheid gemaakt tussen hoogbouw in verschillende<br />
categorieën:<br />
S-categorie(buurtaccenten tot 5 lagen hoog),<br />
M-categorie (structuurdragende hoogbouw tot 45 meter),<br />
L-categorie (stedelijke orientatiepunten tot ongeveer 75 meter)<br />
XL-categorie (regionale landmarks, toren gebouwen zichtbaar van buiten de stad<br />
tot 105 meter)<br />
XXL categorie (hoger dan 105 meter)<br />
Bij het Natuurkundecomplex wordt hoogbouw tot een hoogte van ca 30 meter (5<br />
á 6 lagen) voorzien. Voor het HBO-complex wordt eveneens die maximale hoogte<br />
aangehouden worden.<br />
Belangrijke leidingen<br />
Op het universiteitsterrein ligt een uitgebreid netwerk van allerlei leidingen. De<br />
leidingen stammen deels nog uit eerste aanlegperiode, maar zijn inmiddels ook<br />
deels vervangen.<br />
Kostbare voorzieningen zijn rioleringen, waaronder ook een belangrijk stamriool<br />
(bezit van de gemeente <strong>Eindhoven</strong>), perslucht- en gasleidingen, drinkwaterleidingen<br />
en de recentelijk aangelegde warmte-koudeopslag-voorziening. De<br />
leidingen zijn grotendeels gelegen onder of nabij de bestaande straten op het<br />
universiteitsterrein. Alleen het genoemde stamriool en de drinkwatervoorzieningen<br />
vallen daarbuiten. Het stamriool loopt grotendeels parallel aan de Dommel.<br />
Ook de bronwaterleidingen en bronputten bevinden zich in open terrein. Deze zijn<br />
overigens nog maar zeer gedeeltelijk in gebruik.<br />
Bouwwerkzaamheden kunnen uiteraard inbreuk maken op het leidingverloop.<br />
Voorzover aanvullende of vervangende bebouwing het bestaande stratenpatroon<br />
volgt, is de mate van inbreuk echter beperkt.<br />
In bovenstaande plattegrond is genoemde infrastructuur schematisch aangegeven.<br />
In de nota wordt aangegeven, dat de stad <strong>Eindhoven</strong> een drietal campusterreinen<br />
telt. Evenals de High Tech Campus en Vredeoord kenmerkt het terrein van TU/e<br />
Science Park zich door duidelijk begrensde gebieden met een open structuur.<br />
Op het terrein staan gebouwen tot ongeveer het L-niveau met kantoorfunctie en<br />
kennisgerelateerde functies. Het Campusterrein van de TU/e wordt in de nota<br />
aangemerkt als een ’te koesteren hoogbouwstructuur’. Een belangrijke doelstelling<br />
is om de openheid van de bebouwingsstructuur herkenbaar te laten. De<br />
ontwikkelingsvisie sluit zich daarbij aan. De bekende hoogbouwvolumes aan de<br />
westzijde van het terrein (L-categorie) blijven behouden als kenmerkende skyline<br />
van het universiteitscomplex. Aanvullende hoogbouw binnen de Compacte<br />
Campus blijft binnen de grenzen van de M-categorie. Dat geldt voor de nieuwe<br />
bibliotheek met daarbovenop de faculteit Wiskunde en informatica. (ca 36 meter)<br />
TU/e Science Park / 49
6. Planologische randvoorwaarden 50<br />
Gebouwen<br />
1 Hoofdgebouw<br />
2 Vertigo<br />
3 Potentiaal<br />
4 Auditorium<br />
5 Zwarte Doos<br />
6 De Hal<br />
7 Matrix<br />
8 Gaslab<br />
9 Helix<br />
10 Athene<br />
11 W-Hal<br />
12 Impuls<br />
13 Laplace<br />
14 Ceres<br />
15 W-Hoog<br />
16 W-Laag<br />
17 N-Laag<br />
18 Cascade<br />
19 Spectrum<br />
20 Cyclotron<br />
21 TNO<br />
22 Fontys<br />
23 Traverse<br />
24 IPO<br />
25 Fontys S3<br />
26 Paviljoen<br />
27 Multimediapaviljoen<br />
28 Twinning Center<br />
29 Koepel<br />
30 Sporthal<br />
31 De Bunker<br />
32 Kennispoort
Colofon<br />
Correspondentieadres<br />
<strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong> <strong>Eindhoven</strong><br />
Dienst Huisvesting, afd. Vastgoedontwikkeling<br />
Postbus 513<br />
5600 MB <strong>Eindhoven</strong><br />
Telefoon (040) 247 5993<br />
Ontwerp/Projectleiding<br />
H. Rikhof<br />
Tekst<br />
H. Rikhof<br />
P. van Dam<br />
R. Campen<br />
Lay-out en illustraties<br />
E. Valk<br />
M. Evers<br />
Fotografie<br />
B. van Overbeeke<br />
R. Stork<br />
F. Leenhouwers<br />
Druk<br />
Dedigitaledrukker B.V.<br />
TU/e Science Park / 51