30.09.2014 Views

OVERZICHT RECHTSPRAAK RECHTBANK VAN KOOPHANDEL ...

OVERZICHT RECHTSPRAAK RECHTBANK VAN KOOPHANDEL ...

OVERZICHT RECHTSPRAAK RECHTBANK VAN KOOPHANDEL ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>OVERZICHT</strong> <strong>RECHTSPRAAK</strong> <strong>RECHTBANK</strong> <strong>VAN</strong> <strong>KOOPHANDEL</strong> TE<br />

DENDERMONDE 1 SEPTEMBER 2009- 31 AUGUSTUS 2012<br />

Voorwoord :<br />

Dit overzicht wil onze rechtspraak beter bekend maken ten behoeve van de<br />

rechtsonderhorigen en diverse beroepsbeoefenaars waaronder in de eerste plaats<br />

advocaten . Bekendmaking van de rechtspraak moet bijdragen tot een grotere<br />

transparantie .<br />

Het opzet is inzicht te geven in de rechtspraak van onze rechtbank aan de hand van<br />

verwijzingen naar uitspraken waarbij rechtskwesties worden beslecht. De uittreksels<br />

geven kernachtig en niet steeds tekstueel de beslissing-motivering weer omtrent de<br />

rechtskwestie.<br />

We splitsen dit overzicht op volgens de verschillende rechtsmateries en citeren<br />

beperkt of iets ruimer afhankelijk van de inhoud van de beslissing.<br />

Voor de indeling steunen we ons op de UNIVERSELE THESAURUS – H. <strong>VAN</strong> BOSSUYT –<br />

I VEROUGSTRAETE – uitgave Larcier , 2008 – bij het desbetreffend verwijzingsnummer voegen we<br />

ons intern nummer. De rangschikking gebeurt in volgorde van de nummers.<br />

Voor elke referte vindt u het verwijzingsnummer - het rolnummer - de kamer en datum van de<br />

uitspraak.<br />

224<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Materiele<br />

08-1713 / 01 KAMER 5 31.10.2008.<br />

Hier volgt een relevant uitreksel uit het vonnis over de rechtskwestie<br />

Soms leest u hier de verwijzing naar gelijkaardige rechtspraak van onze rechtank – eventuele hervorming door de hogere<br />

rechtsmacht- of eventueel voor een goed begrip een korte verwijzing naar de feiten.<br />

Waar ons eerste overzicht een jaaroverzicht betrof hebben we thans gekozen voor een<br />

overzicht over een periode van drie jaar. Dit moet het overzicht bevorderen.<br />

. - 1 -


1. GERECHTELIJK RECHT<br />

10/01<br />

Bevoegdheid – uitputting rechtsmacht – openbare orde<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

08-3053 KAMER 2 10.06.2010 - 30.09.2010<br />

De exceptie van uitputting van rechtsmacht is van openbare orde. De rechter moet dit ambtshalve opwerpen en heeft<br />

geen appreciatiebevoegdheid.<br />

Een vonnis is een eindvonnis in zoverre daarmee de rechtsmacht van de rechter over een geschilpunt uitgeput is. Dit<br />

houdt in dat de zaak, in de mate dat ze door de rechter reeds voorheen werd beslecht, definitief aan hem onttrokken<br />

wordt. De rechtsmacht is volledig uitgeput wanneer de rechter geen geschilpunten meer ter beslechting aanhoudt . Dit<br />

is het geval wanneer over de hoofdeis volledig uitspraak werd gedaan en de tegeneis werd afgesplitst. Bij de latere<br />

behandeling van de tegeneis kunnen geen nieuwe vorderingen meer worden gesteld door de oorspronkelijke eiser, ook<br />

al werd nog geen uitspraak gedaan omtrent de kosten. Uit artikel 807 Ger.W. volgt dat enkel nog een aanhangige<br />

vordering kan uitgebreid worden.<br />

Bij tussenvonnis werd uitspraak gedaan omtrent de hoofdeis dewelke ertoe strekte een voertuig onder straf van een dwangsom af<br />

te geven. De tegeneis werd afgesplitst. Na het tussenvonnis werd door eiseres een nieuwe tusseneis gesteld om de verweerster te<br />

horen veroordelen tot betaling van een vergoeding voor het gebruik van het voertuig. De debatten werden heropend om eiser te<br />

horen over de ontvankelijkheid van deze tussenvordering.<br />

Bij een later vonnis( 30.09.2010) werd gesteld dat het feit dat geen uitspraak werd gedaan over de kosten niet verhindert dat de<br />

rechtsmacht uitgeput kan zijn , vermits de rechter die uitspraak doet omtrent de kosten geen uitspraak doet omtrent een<br />

rechtsvordering.<br />

10/2 - 399<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Rechtsmacht van de rechter<br />

Deskundig onderzoek – uitvoering opdracht<br />

06-977 KAMER 2 18.11.2010<br />

Het uitputten van de rechtsmacht van een rechter kan stapsgewijze of gradueel geschieden ,via één of meerdere<br />

tussenvonnissen, die tevens een eindvonnis kunnen uitmaken. Iedere beslissing omtrent een geschilpunt heeft gezag van<br />

gewijsde vanaf de uitspraak ervan, zelfs wanneer de rechter zijn rechtsmacht nog niet heeft uitgeput over het gehele, voor<br />

hem aanhangig gemaakte, geschil .Eindvonnis en einduitspraak zijn begrippen die een verschillende lading dekken.<br />

Voor het instellen van een ontvankelijke tussenvordering, in de loop van de procedure, is vereist dat de Rechtbank nog<br />

enige saisine heeft inzake de vordering van de partij die in de loop van het geding nog een dergelijke tussenvordering<br />

stelt. Uit artikel 807 Ger.W. volgt dat enkel nog een aanhangige vordering kan uitgebreid worden.<br />

Het is de deskundige zelf die, in beginsel op soevereine wijze, beslist op welke wijze hij zijn onderzoek voert, welke testen<br />

of onderzoeken hij uitvoert en welke gegevens hij nodig heeft voor het formuleren van zijn advies.<br />

De deskundige oefent zijn opdracht in volle vrijheid en onafhankelijkheid uit en dit geldt in het bijzonder voor de<br />

organisatie van de materiële verrichtingen van de expertise, evenals de door hem aangewende methodes<br />

27/1 – 264 / 01<br />

Samenhang - Bevoegdheid - exceptie in limine litis - syntheseconclusie<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

09-737 KAMER 4 02.11.2009<br />

De samenvoeging van samenhangende vorderingen geschiedt overeenkomstig de artikelen 565 en 566 Ger.W. op grond<br />

van een exceptie die in limine litis moet worden opgeworpen.<br />

Hoewel artikel 748bis Ger.W. bepaalt dat de laatste syntheseconclusie alle voorgaande vervangt, heeft deze bepaling<br />

enkel gevolgen voor de motiveringverplichting. De overige conclusies blijven alle rechtsgevolgen sorteren. De voor de<br />

syntheseconclusie genomen conclusies moeten dus beoordeeld worden met betrekking tot de vraag of een exceptie in<br />

limine litis werd aangevoerd.<br />

27/2 – 1693 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Samenhang – extra contractuele vordering – diverse schadegevallen ingevolge<br />

kabelbeschadigingen .<br />

09-1043 KAMER 4 29.03.2010<br />

Conform artikel 701 Ger.W. kunnen diverse vorderingen tussen twee of meer partijen bij één en dezelfde akte worden<br />

ingesteld, mits de vorderingen samenhangend zijn, zoals in artikel 30 Ger.W. omschreven.<br />

Een cumulatie van vorderingen is toelaatbaar voor zover de eisen die werden samengevoegd ontstaan zijn uit eenzelfde –<br />

minstens een bijzonder nauw verwant – geheel van rechtsfeiten en handelingen. Een doelmatige behandeling van de<br />

zaken rechtvaardigt dat verschillende vorderingen waarin identieke of gelijklopende (rechts)vragen aan de orde komen,<br />

samen voor de rechtbank worden gebracht.<br />

Bij vorderingen inzake kabelbeschadigingen naar aanleiding van verschillende wegeniswerken gaat het om dezelfde<br />

rechtsfeiten, er is voldoende samenhang.<br />

De vorderingen splitsen zou de goede werking van het gerecht tegengaan. De Vrederechter zou worden overstelpt met<br />

kleinere vorderingen. Samenvoeging laat ook toe de vorderingen in een groter geheel te beoordelen en laat toe een beter<br />

beeld te vormen van de houding van een partij.<br />

Zie in dezelfde zin 08-2893 4 e k overzicht (2008-09) contra O7-1004 2eK overzicht (2008-09)<br />

. - 2 -


35 /1<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Ontvankelijkheid - belang<br />

09-3520 KAMER 4 29.03.2010<br />

Het volstaat dat een partij die de vordering instelde beweert titularis te zijn van een recht. Of een ingeroepen recht al<br />

dan niet bestaat, betreft de grond van de zaak en raakt noch de ontvankelijkheid noch de toelaatbaarheid.<br />

In dezelfde zin 09-1212 vijfde kamer 18 september 2009<br />

35/2<br />

Rechtsvordering in gemeenverklaring - belang<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

08-683 KAMER 3 02.03.2010<br />

Een vordering in gemeenverklaring van een gerechtelijke beslissing heeft enkel tot doel te beletten dat de verweerder in<br />

een later proces met de eiser zou kunnen opwerpen dat de eerdere beslissing hem niet tegenstelbaar is. De eiser bewijst<br />

zijn belang indien hij aantoont dat de mogelijkheid bestaat dat de verweerder dit in een later geding zou opwerpen.<br />

Aangezien de vordering in gemeenverklaring een louter bewarend karakter heeft, is de rechtbank niet bevoegdheid om<br />

betwistingen op te lossen die de partijen in een eventueel later proces zouden kunnen opwerpen, zelfs indien dan uit de<br />

beslechting van die betwistingen zou blijken dat de eiser geen belang heeft bij de gemeenverklaring van het vonnis.<br />

232/1 – 236/1<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Materieel - Overdracht handelszaak - handelshuur<br />

10-1848 KAMER 2 03.02.2011<br />

De Rechtbank van Koophandel is bevoegd inzake de overdracht van een handelszaak, zelfs wanneer hierbij ook een<br />

handelshuur betrokken is. Art 591.1° Ger.W. dient restrictief geïnterpreteerd.Vorderingen die de huurrelatie<br />

overstijgen vallen niet onder artikel 591,1° Ger.W. Dit is het geval wanneer een vordering in schadevergoeding blijkens<br />

de termen van de dagvaarding ook gericht is tegen een partij ( de overlater van het handelsfonds) die geen partij was bij<br />

de huurovereenkomst.<br />

Eiser vorderde dat de overeenkomst van overdracht van handelszaak tussen hem en 1ste verweerster ontbonden wordt, ten<br />

nadele van 1ste verweerster; te horen zeggen voor recht dat de handelshuurovereenkomst tussen hem en 2de verweerster<br />

ontbonden wordt, ten nadele van 2de verweerster; verweerders solidair, minstens in solidum te veroordelen tot betalen van een<br />

schadevergoeding<br />

232/2 – 236 (2)<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Materieel – Vennootschapsgeschillen<br />

10-311 KAMER 2 09.12.2010<br />

Voor het vaststellen van de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel om kennis te nemen van een geschil over een<br />

tekortkoming aan contractuele verbintenissen dient te worden bepaald of op het ogenblik van de tekortkoming de<br />

partijen kooplieden waren en de contractuele verbintenis een daad van koophandel was. Indien er meerdere verweerders<br />

zijn moeten deze allen de hoedanigheid van handelaar hebben (gehad), opdat de rechtbank van koophandel bevoegd zou<br />

zijn<br />

Een geschil omtrent de overdracht, tegeldemaking of verkoop van aandelen ressorteert in beginsel niet onder artikel<br />

574.1° Ger.W. De bijzondere bevoegdheid voor vennootschapsgeschillen van de rechtbank van koophandel ( artikel 574.<br />

1º Ger.W. ) geldt immers enkel inzake geschillen die hun grondslag vinden in het vennootschapscontract of de uitvoering<br />

ervan. Vorderingen van vermogensrechtelijke aard die vreemd zijn aan de werking van de vennootschap blijven onder<br />

De geschillen inzake de overdracht van aandelen behoort volgens ook vaste rechtspraak van de Arrondissementsrechtbank van<br />

Dendermonde niet tot de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel art 574.1 Ger.W. (zie o.m. de vonnissen van 17 maart<br />

2010 [zaak A.R. 10/2/E], 10 februari 2010 [zaak A.R. 09/12/E], 21 oktober 2009 [zaak A.R.09/8/E] en 25 maart 2009 [zaak<br />

A.R.09/3/E]).<br />

232/3<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid – samenloop vordering intellectuele rechten en wet marktpraktijken<br />

10-1386 KAMER Voorzitter<br />

Kortgeding<br />

30.06.2010<br />

Bij samenloop van geschillen over intellectuele rechten en de wet marktpraktijken is de bevoegde voorzitter, blijkens art.<br />

3 § 2 van de wet met betrekking tot de regeling van bepaalde procedures in het kader van de wet van 6 april 2010<br />

betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming uitsluitend de voorzitter van de krachtens artikel 3 § 1 van<br />

voormelde wet bevoegde rechtbank.<br />

Gelet op artikel 633 quinquies § 4 lid 2 Ger.W. zijn enkel de voorzitters van de rechtbanken van koophandel gevestigd in<br />

de zetel van het Hof van Beroep, bevoegd om kennis te nemen van deze vordering tot staking.<br />

Voor de hoofdeis is dus de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Gent bevoegd.<br />

Bovendien is de tegeneis van eerste verweerder een vordering tot nietigverklaring van het Beneluxmerk.<br />

Gelet op de samenhang (en rekening houdende met art. 634 Ger.W. en 565 Ger.W.) tussen de tegeneis met de hoofdeis<br />

zijn is de Voorzitter van de rechtbank van koophandel te Dendermonde niet bevoegd.<br />

Art. 633 quinquies § 4 lid 2 Ger.W. is een regel van territoriale bevoegdheid die de openbare orde raakt vermits het de<br />

bedoeling was van de wetgever om alle geschillen inzake intellectuele eigendomsrechten te centraliseren.<br />

. - 3 -


Het betreft een exclusieve bevoegdheid.<br />

De zaak dient derhalve verwezen naar de voorzitter van de Rechtbank van Koophandel te Gent.<br />

232/4–<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Materieel – Hoedanigheid van handelaar – landbouwer.<br />

11- 00254 KAMER 4 30.05.2011<br />

Overeenkomstig artikel 573, 1° Ger.W. is de Rechtbank van Koophandel bevoegd om kennis te nemen van geschillen tussen<br />

kooplieden betreffende daden van koophandel. Deze voorwaarden moeten cumulatief vervuld zijn.<br />

Traditioneel blijft de landbouw buiten het toepassingsgebied van het handelsrecht. Het voortbrengen van landbouwproducten,<br />

de bewerking of verwerking van producten die tot de landbouwactiviteiten behoren behouden hun burgerlijk karakter<br />

wanneer zij door de ondernemer niet werden aangekocht, maar op het eigen bedrijf werden voortgebracht.<br />

Wordt de landbouwactiviteit uitgeoefend met aangekochte grondstoffen en niet met op het eigen bedrijf geproduceerde<br />

grondstoffen dient dit als een handelsactiviteit te worden aanzien. In dergelijk bedrijf gaat het niet om een primaire<br />

verwerking van producten van een landbouwbedrijf door de exploitant zelf.<br />

Uit de inschrijving in de Kruispuntbank der Ondernemingen blijkt dat tot de activiteiten van de verwerende partij behoren:<br />

teelt van granen (m.u.v. rijst), peulgewassen en oliehoudende zaden; fokken van melkvee; teelt van granen en andere<br />

akkerbouwgewassen en rundveehouderij. Deze activiteit kan inderdaad niet als een handelsactiviteit in de zin van artikel 2 W.<br />

Kh. worden aanzien,<br />

263 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Territoriaal<br />

09-3873 KAMER 1 11.03.2010<br />

In de inleidende dagvaarding werd niet aangegeven dat de rechtbank territoriaal bevoegd is.<br />

Bepaalde rechtspraak stelt dat in dat geval de wettelijke bevoegdheidsregels zoals in artikel 624 Ger.W. dienen gevolgd.<br />

Geen enkele bepaling in het gerechtelijk wetboek voorziet dat men uitdrukkelijk motiveert waarom de rechter die men<br />

vat, territoriaal bevoegd is.<br />

De partij die in de inleidende dagvaarding de aanwijzing van de territoriaal bevoegde rechter niet motiveert kan steeds<br />

indien de territoriale bevoegdheid betwist is, aan de rechter de stukken overleggen waaruit een bevoegdheidsbeding blijkt<br />

die de gevatte rechter als territoriaal bevoegd omschrijft.<br />

Anders oordelen zou tot een overdreven formalisme in de inleidende dagvaarding resulteren.<br />

In andere zin 07/2912 Kamer 4 3.11.2008( vorig overzicht ) - A/08/00584 4 KAMER 17 NOVEMBER 2008 - A/09/874 2<br />

KAMER 30 april 2009 -<br />

263/02<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Territoriaal bevoegdheid – exceptie in limine litis<br />

Verwijzing naar bevoegdheidsbeding in de dagvaarding – toetsingsrecht van de rechter<br />

Onjuiste aanduiding van de bevoegde rechter door verweerder –gevolgen<br />

Factuurvoorwaarden afwijkend van de eerdere overeenkomst tussen partijen<br />

Plaats waar de verbintenis moet worden uitgevoerd - art. 624 Ger.W.<br />

09-342 KAMER 2 11.03.2010<br />

De exceptie van territoriale onbevoegdheid opgeworpen in de tweede conclusie is tijdig ingeroepen , wanneer in de eerste<br />

conclusie enkel een exceptie van niet mededeling van stukken werd opgeworpen met voorbehoud later te concluderen<br />

ondermeer omtrent de bevoegdheid.<br />

Het feit dat eiseres zich in haar dagvaarding beroept op haar factuurvoorwaarden waarin een bevoegdheidsbeding is<br />

opgenomen is geen voldoende voorwaarde om de rechtbank bevoegd te maken.<br />

De rechter voor wie de territoriale onbevoegdheidexceptie opgeworpen wordt behoudt steeds een minimaal<br />

toetsingsrecht, zodat hij de aangewende stavingstukken en contractuele documenten kan onderzoeken ; in andersluidend<br />

geval zou een debat omtrent de onbevoegdheid overigens altijd een steriel en volstrekt inhoudsloos debat zijn.<br />

Wanneer de door verweerster in zijn exceptie van onbevoegdheid aangeduide rechter niet de rechter is dewelke volgens<br />

de rechtbank bevoegd is, dan is deze exceptie toch toelaatbaar.<br />

Facturen die pas achteraf werden opgesteld vermogen geen wijziging aan te brengen aan het vooraf vastgelegd<br />

contractueel kader. Wanneer er een basisovereenkomst is vermogen het versturen van een factuur samen met de<br />

vaststelling dat er (zelfs langdurig) stilzwijgen is geweest, op zichzelf geen titel te creëren die afwijkt van de voorafgaande<br />

overeenkomst : hieruit dient te worden afgeleid dat een akkoord met de wijziging van het basiscontract niet kan bewezen<br />

worden door louter stilzwijgen. Achterliggende filosofie is dat men zijn medecontractant niet in vertrouwen mag<br />

verschalken en dus niet via factuurvoorwaarden een vooraf schriftelijk vastgelegde overeenkomst zomaar éénzijdig kan<br />

wijzigen of herzien. Indien bewezen wordt dat de niet-geprotesteerde factuur verschilt van de daaraan voorafgaande<br />

overeenkomst, bijvoorbeeld in het geval van aanvulling of wijziging van de overeenkomst door de op de factuur<br />

opgenomen standaardbedingen, moet de aanvaarding minstens en alleszins strenger worden beoordeeld en zijn ook<br />

jegens de handelaar, boven op zijn stilzwijgen, bijkomende omstandigheden vereist om tot aanvaarding van de afwijkende<br />

vermeldingen te besluiten, zoals een formele verwittiging, het bestaan van eerdere handelsbetrekkingen of de duidelijke<br />

voorbehoudloze aanvaarding van andere facturen (met dezelfde factuurvoorwaarden)<br />

Aan de toelaatbaarheidsvereiste van artikel 855 Ger.W., is voldaan wanneer de verweerder die de exceptie van<br />

onbevoegdheid opwerpt heeft medegedeeld welke rechter volgens haar bevoegd is, hetgeen evenwel niet inhoudt dat de<br />

rechter voor wie de exceptie ingeroepen wordt gebonden is door deze aanduiding : de exceptie is (en blijft) immers<br />

toelaatbaar, ook wanneer de aangeduide rechter niet de bevoegde rechter blijkt te zijn.<br />

. - 4 -


De plaats waar de verbintenis moet uitgevoerd in artikel 624 Ger.W. is deze van de verbintenis waarover het geschil loopt<br />

en niet van een andere verbintenis die ontstaan is uit dezelfde overeenkomst. Wanneer het geschil gaat over de betaling<br />

van openstaande facturen is de verbintenis waarover het geschil loopt in de zin van artikel 624 2 e Ger.W. de verbintenis<br />

tot betaling. De karakteristieke kenmerken van de verbintenis waarvan de uitvoering wordt gevorderd is de betaling van<br />

een geldschuld. Krachtens artikel 1247 lid 2 B.W. is de schuldvordering tot betaling haalbaar zodat de verbintenis tot<br />

betaling moet worden uitgevoerd op de woonplaats van de schuldenaar.<br />

Tussen partijen werd een schriftelijke aannemingsovereenkomst gesloten zonder dat een bevoegdheidsbeding in deze<br />

overeenkomst was voorzien. In haar dagvaarding beriep eiseres zich op haar factuurvoorwaarden welke de bevoegdheid van de<br />

rechtbank te Dendermonde voorzagen. De rechtbank achtte zich niet bevoegd om. De verweerder duidde de rechtbank te Gent<br />

als bevoegde rechtbank aan, doch de rechtbank verzond de zaak naar de rechtbank te Brussel.<br />

263/03<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Territoriaal – vermeldingen in de inleidende akte<br />

10-1553 KAMER 2 16.12.2010<br />

De rechter die moet oordelen of hij territoriaal bevoegd is moet dat in beginsel doen enkel en alleen aan de hand van de<br />

vermeldingen in de gedinginleidende akte en zonder daarbij reeds in de beoordeling van de grond van de zaak ten gronde<br />

te treden.<br />

De rechter voor wie de territoriale onbevoegdheidexceptie opgeworpen wordt behoudt steeds een minimaal<br />

toetsingsrecht, zodat hij de aangewende stavingstukken en (contractuele) documenten kan onderzoeken; in andersluidend<br />

geval zou een debat omtrent de [on]bevoegdheid overigens altijd een steriel en volstrekt inhoudsloos debat zijn. Een<br />

beperkt onderzoek van de stukken is dus minstens mogelijk.<br />

263 / 04<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Territoriaal – bevoegdheid van de rechter om te oordelen over het territoriaal<br />

bevoegdheidsbeding in de dagvaarding.<br />

09-2048 KAMER 4 01.02.2010<br />

Artikel 854 Ger.W. bepaalt dat de onbevoegdheid van de rechter voor wie de zaak aanhangig is, dient te worden<br />

opgeworpen voor alle exceptie of verweer, wat erop wijst dat de rechtbank haar bevoegdheid moet onderzoeken alvorens<br />

kennis te nemen van de grond van de zaak.<br />

Ook de territoriale bevoegdheid wordt aan de hand van deze regels bepaald, alhoewel eerder enige soepelheid aan de dag<br />

dient gelegd te worden, vermits de territoriale bevoegdheid niet van openbare orde is en derhalve het voorwerp kan<br />

uitmaken van een bevoegdheidsovereenkomst.<br />

De rechter moet een marginale toetsing kunnen maken. Dit is een logische toepassing van het gelijkheidsbeginsel: als de<br />

billijkheid rechtvaardigt dat de rechter acht slaat op een beding dat ogenschijnlijk bestaat, ook al is het niet vermeld in<br />

de dagvaarding, dan verantwoordt de billijkheid ook dat de rechter op verzoek van de verweerder nagaat of het beding<br />

niet klaarblijkelijk onrechtmatig of ongeldig is. Bij het beoordelen van de territoriale bevoegdheid mag de rechter wel<br />

degelijk naar de grond van de zaak kijken.<br />

In dezelfde zin Kamer 4 28.6.2010 - 010/433 - Kamer 4 14 juni 2010 (aanvaarding van het bestaan van het<br />

bevoegdheidsbeding na onderzoek of een overeenkomst over dit beding tot stand kwam); hiermede wordt teruggekomen op<br />

eerdere rechtspraak in andere zin 11-0546 Kamer 4 dd.09.01.2012. ( zie ook vorig overzicht 263/03 4 kamer 06-2259<br />

17.11.2008 ) ;<br />

263 / 05<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Territoriaal – bevoegdheid van de rechter om te oordelen over het territoriaal<br />

bevoegdheidsbeding in de dagvaarding.<br />

10-3469 KAMER 5 03.06.2011<br />

Verweerster betwist vooreerst de territoriale bevoegdheid van deze rechtbank en vraagt de verzending van de zaak naar<br />

de rechtbank van koophandel te Kortrijk.<br />

De exceptie wordt opgeworpen vóór elk ander verweer (art. 854 Ger.W.) en verweerster deelt tevens mee welke rechter<br />

volgens haar bevoegd is (art. 855 Ger.W.), zodat de exceptie op ontvankelijke wijze wordt opgeworpen.<br />

Eiseres heeft op de exceptie van territoriale onbevoegdheid door verweerster voorgedragen, geen verwijzing gevorderd<br />

naar de arrondissementsrechtbank, zodat de rechtbank gehouden is om zelf uitspraak te doen over de bevoegdheid (art.<br />

639 Ger.W.)<br />

Verweerster betwist de toepasselijkheid van voormeld bevoegdheidsbeding, stellende dat er geen enkele contractuele<br />

band is tussen haar en eiseres.<br />

De vraag of er dan niet een contractuele band is tussen eiseres en verweerster, betreft de grond van de zaak.<br />

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moet immers het bestaan van verbintenissen worden nagegaan. Wanneer een<br />

partij echter de onbevoegdheid van de rechter, voor wie de zaak aanhangig is, wenst op te werpen, moet zij dit doen voor<br />

alle exceptie of verweer (art. 854 Ger.W.), zodat de rechter eerst de bevoegdheid moet onderzoeken, vooraleer kennis te<br />

kunnen nemen van de grond van de zaak en dus ook van onderhavige zaak.<br />

Voor de territoriale bevoegdheid is de gedinginleidende akte derhalve in dubbel opzicht het referentiepunt. Enerzijds<br />

moet de territoriale bevoegdheid beoordeeld worden op het ogenblik van de gedinginleiding, anderzijds moet dat<br />

gebeuren aan de hand van wat in de gedinginleidende akte is gesteld en elk prejudicieel onderzoek van de grond van de<br />

zaak met het oog op de beslechting van een bevoegdheidsincident is uitgesloten.<br />

Eiseres verwijst in de gedinginleidende dagvaarding naar haar algemene voorwaarden. Zij brengt die ook bij. Op basis<br />

van die algemene voorwaarden is de rechtbank van koophandel te Dendermonde territoriaal bevoegd om kennis te<br />

nemen van onderhavig geschil.<br />

. - 5 -


In de gedinginleidende dagvaarding d.d. 18 november 2010 wordt o.m. het volgende gesteld (eigen onderlijning):<br />

“(...) Op grond van aangenomen facturen is verweerster aan eiseres verschuldigd wat volgt: (…) 3.379,53 EUR (…)<br />

De zaak vergt slechts korte debatten, omdat het bewijs van de gegrondheid van de vordering wordt geleverd door de<br />

afwezigheid van tijdig protest van verweerster tegen de ontvangst van de factuur, en door de afwezigheid van protest tegen de<br />

aangetekende ingebrekestelling van 25/10/2010.<br />

De rechtbank van koophandel te Dendermonde is bevoegd.. (…)<br />

De stukken waarvan gebruik gemaakt wordt, worden mede betekend met de dagvaarding en zijn als volgt: (…)<br />

6. Algemene voorwaarden (…). ”<br />

De rechtbank stelt vast dat art. 5 van de algemene verkoopsvoorwaarden van eiseres, vermeld op de keerzijde van de litigieuze<br />

facturen, stipuleert:<br />

“5. Forum-beding<br />

Ingeval van betwisting zijn de rechtbanken van het arrondissement Dendermonde bevoegd en zal Belgisch recht worden<br />

toegepast.” (st. 6 eiseres)<br />

263 / 06<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Bevoegdheid<br />

Territoriaal – Verwijzingsvonnis naar bevoegden rechter – afwezigheid van gezag van<br />

gewijsde van het verwijzingsvonnis<br />

09-1023 KAMER 4 02-2010<br />

Beslissingen betreffende de bevoegdheid binden de rechter naar wie de zaak wordt verwezen met dien verstande dat zijn<br />

recht om over de grond van de zaak te oordelen onverkort blijft.<br />

Ook als de rechter oordeelt dat een bevoegdheidsbeding in de algemene voorwaarden niet tegenwerpelijk is wegens<br />

gebrek aan wilsovereenstemming en de zaak naar de volgens hem bevoegde rechter verwijst, behoudt deze laatste zijn<br />

beoordelingsvrijheid over de kennisname en aanvaarding van de algemene voorwaarden.<br />

314<br />

Rechtspleging – korte debatten – houding van partijen – omvang van de vordering<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

12-1622 KAMER 1 09.08.2012<br />

Het uitgangspunt is dat het begrip korte debatten vrijelijk door één van de partijen wordt ingevuld. Het was de uitdrukkelijke<br />

bedoeling van de wetgever de behandeling van zaken door middel van korte debatten aan te moedigen.<br />

Indien een partij op de inleidende dagvaarding om een procedure in korte debatten verzoekt, verwijzend naar artikel 735 § 1<br />

Ger.W. en de verwerende partij van oordeel is dat de zaak niet in korte debatten kan worden behandeld, dan is het aan de<br />

verwerende partij om op deze inleidende zitting, hetzij bij conclusie hetzij mondeling het voorwerp van de betwisting te<br />

schetsen. De houding die de verweerder zal aannemen, bepaalt in niet onbelangrijke mate het lot dat aan de zaak op de<br />

inleidingszitting zal worden toebedeeld. De eiser weet dikwijls niet welke middelen en argumenten de verweerder zal laten<br />

gelden en over welke doorslaggevende stukken deze beschikt. Het is de partij die zich verzet tegen de behandeling in korte<br />

debatten die moet aantonen dat deze niet volstaan. Op de verweerder rust derhalve de verplichting mondeling of schriftelijk<br />

kort zijn verweer te schetsen op de inleidende zitting.<br />

Alleen op deze wijze kan de rechter immers oordelen of de eisende partij geen misbruik maakt van zijn recht de korte debatten<br />

procedure te eisen.<br />

Van een handelaar die wordt gedagvaard mag worden verwacht dat hij tijdig zijn verweer voorbereidt, niet tot enkele dagen<br />

voor de zitting wacht om een raadsman te gelasten om hem te vertegenwoordigen. Bovendien zelfs dan nog, is het in onze<br />

moderne communicatiemaatschappij mogelijk een korte schets te geven van de aard van de betwisting op de inleidingszitting.<br />

Artikel 735 § 1 Ger.W. is een maatregel welke moet verhinderen dat door louter dilatoire middelen, in relatief eenvoudige<br />

zaken, de beslechting van het geschil vertraging oploopt. Zeker in het handelsleven, waar vaak de onmogelijkheid tot betalen<br />

een feit is, moet de rechter door een strikte toepassing van artikel 735 § 1 Ger.W. vermijden dat voor relatief eenvoudige zaken<br />

de beslechting van het geschil op de lange baan wordt geschoven.<br />

Voor de toepassing van artikel 735 §1 Ger.W. is niet de hoogte van het gevorderde bedrag relevant, maar wel de al of niet<br />

complexiteit van de betwisting.<br />

316 / 01<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Conclusies – afwezigheid van conclusies – in aanmerking nemen<br />

mmondelinge argumenten -<br />

09-924 KAMER 4 29.03.2010<br />

De verwerende partij heeft niet tijdig haar conclusie neergelegd, doch mondeling haar standpunt uiteengezet.<br />

De rechtbank kan in haar motivering de mondeling aangereikte argumenten tegemoetkomen en ze een rol laten spelen.<br />

341<br />

Verstek – Adreswijziging<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

08-2061 KAMER 2 22.04.2010<br />

Wanneer de verwerende partij ingevolge verhuis, de briefwisseling niet meer ontvangt op het aangeduide adres doet dit<br />

geen afbreuk aan de toepassing van artikel 803 Ger.W. De partij die haar woonplaats of maatschappelijke zetel heeft<br />

gewijzigd in de loop van het geding dient haar adreswijziging te melden aan de griffie en de tegenpartij .Verweerster kan<br />

geen voordeel putten uit haar eigen verzuim of nalatigheid.<br />

346<br />

Kosten – rechtsplegingvergoeding – eis in gemeenverklaring.<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

09-314 KAMER 2 25.11.2010<br />

. - 6 -


Een tot gemeen- of bindendverklaring geroepen partij kan geen tegeneis instellen.<br />

Wanneer de vordering in tussenkomst enkel strekt tot gemeenverklaring van de te verlenen beslissing heeft de gedaagde<br />

in tussenkomst geen recht op een rechtsplegingvergoeding, vermits de vordering niet strekt tot een veroordeling maar<br />

enkel als doel heeft de beslissing tegenstelbaar te maken.<br />

353 – 826<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Vordering tot tussenkomst<br />

Arbitrageovereenkomst tussen eiser in tussenkomst en verweerder in tussenkomst<br />

09-2962 KAMER 1 17.06.2010<br />

De rechtbank waarbij een vordering aanhangig is, is bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot tussenkomst.<br />

Dit is ook het geval wanneer tussen de partij die tot tussenkomst oproept en de partij die tot gedwongen tussenkomst is<br />

opgeroepen een geldige overeenkomst tot arbitrage bestaat .<br />

De vordering in vrijwaring vervat in de dagvaarding in tussenkomst is echter aan de rechtsmacht van die rechter<br />

onttrokken wanneer tussen de eiser in gedwongen tussenkomst en vrijwaring en de verweerder een arbitragebeding<br />

bestaat.<br />

Hieruit volgt dat in zoverre de vordering betrekking heeft op de vrijwaring, de rechtbank geen rechtsmacht heeft.<br />

In zoverre de vordering strekt tot tussenkomst, verzet het arbitragebeding zich niet tegen de tussenkomst.<br />

Het gevolg van de tussenkomst zal dan zijn dat aan de partijen het vonnis gemeen zal zijn.<br />

382<br />

Bewijslast –betwistingslast<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

09-2119 KAMER 2 31.05.2012<br />

Door de vordering van eiseres op het vlak van de intrestberekening te betwisten zonder enig dienstig stavingsstuk voor te<br />

leggen of zonder zelf een afwijkende berekening voor te leggen miskent verweerster haar processuele stellast. De verweerster<br />

moet de feitelijke elementen aanvoeren en bewijzen tot staving van haar verweer en mag niet verwachten dat de rechter zelf<br />

op zoek zou gaan naar deze elementen. De partij die onvoldoende feitelijke gegevens aanbrengt loopt het risico daarvan de<br />

nadelige gevolgen te dragen. In feite komt dit er op neer dat de verwerende partij zijn verweeropdracht niet kan doorschuiven<br />

naar de Rechtbank, onder het mom dat deze de gegrondheid van de vordering dient te controleren : een burgerlijk geding,<br />

waar de rechter een [meer] lijdelijke rol heeft, berust in essentie immers op het beginsel van de partijwerkzaamheid.<br />

Verweerster stelde met betrekking tot de intrestberekening van “ over de berekening van de intresten bestaat geen<br />

duidelijkheid; wellicht zijn zij ook op een verkeerde basis berekend” en legde geen afwijkende berekening voor.<br />

388<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Getuigenverhoor<br />

Termijn voor tegenverhoor niet op straf van verval<br />

08-2546 KAMER 2 27.05.2010<br />

Het verzoek tot het houden van een tegenverhoor is ontvankelijk ook al werd het neergelegd buiten de termijn van 30<br />

dagen na verzending van het proces-verbaal van verhoor, nu er geen sprake is van manifeste passiviteit en gezien de<br />

termijnoverschrijding relatief beperkt is,<br />

De termijn in artikel 921 Ger.W. is geen termijn op straffe van verval.<br />

399/1<br />

Deskundig onderzoek<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

09-2220 KAMER KG 01.12.2010<br />

Het feit dat hoger beroep werd aangetekend belet niet om uitspraak te doen over het verzoek tot vervanging van de<br />

deskundige. Dergelijk verzoek is als een incident te aanzien in de lopende expertise.<br />

399/2<br />

Deskundig onderzoek – subsidiariteit van de onderzoeksmaatregel.<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

11-027 KAMER KG 11.10.2011<br />

Overeenkomstig artikel 875 bis Ger.W. beperkt de rechter de keuze van de onderzoeksmaatregel tot wat volstaat om het<br />

geschil op te lossen ,waarbij de meest eenvoudige , snelle en goedkope maatregel de voorkeur geniet.<br />

Wanneer de Voorzitter, na zich ter plaatse te hebben begeven samen met een deskundige, vaststelt dat de gebreken het<br />

normaal gebruik van de woning niet verhinderen is er geen hoogdringendheid en geen reden om in kortgeding de<br />

aanstelling van een deskundige te vorderen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak even goed via<br />

plaatsopneming in aanwezigheid van een deskundige ten gronde worden opgelost. Het is aan de rechter ten gronde de<br />

gepaste onderzoeksmaatregelen te bevelen rekening houdende met de aard en de omvang van het geschil.<br />

399/3<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Deskundig onderzoek – subsidiariteitsbeginsel – mondeling verslag ter zitting (986<br />

Ger.W.)<br />

11-1932 KAMER 1 26.04.2012<br />

Een mondeling verslag door een deskundige ter zitting heeft niet minder bewijswaarde dan een deskundig onderzoek.<br />

De bevolen onderzoeksmaatregel was een eenvoudige onderzoeksmaatregel,<br />

Voor een eenvoudige onderzoeksmaatregel, namelijk nagaan of het juist was dat er abnormale stofafgifte was op de polibeton,<br />

.is een mondeling verslag aan de rechtbank overeenkomstig artikel 986 Ger.W. het ideale onderzoeksmiddel.<br />

. - 7 -


Deskundig onderzoek – subsidiariteit van de onderzoeksmaatregel.<br />

399/4<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

12-352 KAMER 1 21.06.2012<br />

Diegene die de aanstelling van een deskundige vraagt dient in eerste instantie zulks aannemelijk te maken voor de rechtbank.<br />

Dit kan door een eenzijdig verslag over te leggen van een deskundige welke in zekere mate de stelling van degene die de<br />

expertise vraagt aannemelijk maakt. Bij gebreke hieraan kan de rechtbank niet overtuigd worden, noch van de noodzaak een<br />

expertise te bevelen, noch van de opdracht welke aan de expert zou moeten worden gegeven.<br />

In het algemeen zonder meer aanstelling van een deskundige vragen, conflicteert met de duidelijke bedoeling van de wetgever<br />

welke thans vervat is in artikel 875bis Ger.W. en waarbij de rechter slechts een deskundige aanstelt wanneer zulks<br />

noodzakelijk is om het geschil te beslechten.<br />

Wanneer diegene die expertise vordert, op geen enkele wijze aannemelijk maakt dat er inderdaad technische gebreken<br />

bestaan, kan de rechtbank niet op gemotiveerde wijze op de vraag tot aanstelling van een deskundige ingaan.<br />

Het stelselmatig aanstellen van deskundigen, louter op verzoek van partijen zelfs in die gevallen waar de rechter niet overtuigd<br />

is van de noodzaak ervan, strookt niet met de wil van de wetgever, die de vertraging en de stijgende kostprijs welke vaak een<br />

gevolg is van de expertises heeft willen een halt toeroepen.<br />

Op de rechtbank rust derhalve een bijzondere motiveringsplicht wanneer zij een deskundig onderzoek beveelt.<br />

399/5<br />

Deskundig onderzoek – ereloon – betwisting<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

08-1954 KAMER 2 03.06.2010<br />

Wanneer de rechter die de deskundige heeft aangesteld, gevat wordt om de staat van kosten en het ereloon te begroten,<br />

kan hij geen uitspraak doen over de waarde van het deskundigenonderzoek voor de beslechting van het geschil .Het komt<br />

aan de rechter ten gronde toe om bij het onderzoek van het geheel van elementen te oordelen of de inhoud van het verslag<br />

nuttig is voor de beslechting van het geschil.<br />

399/6<br />

Deskundig onderzoek – subsidiariteit van de onderzoeksmaatregel.<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

11-1842 KAMER 2 28.06.2012<br />

Het subsidiariteitsbeginsel is inzake het deskundigenonderzoek wettelijk verankerd.<br />

Onderzoeksmaatregelen zijn in essentie bewijsmaatregelen die de rechter beveelt, indien de bewijsvoering problematisch is.<br />

Het deskundigenonderzoek is een onderzoeksmaatregel waarbij de tussenkomst van een deskundige wordt bevolen om de<br />

rechter in staat te stellen een beter inzicht te krijgen in de technische aspecten van het geschil dat hem wordt voorgelegd, zowel<br />

wat de feiten als hun oorzaken en gevolgen betreft. De rechter moet de keuze van de onderzoeksmaatregel beperken tot wat<br />

volstaat om het geschil op te lossen, waarbij de meest eenvoudige, snelle en goedkope maatregel de voorkeur geniet.<br />

Een procespartij kan slechts zijn toevlucht nemen tot een dergelijke onderzoeksmaatregel indien voorafgaandelijk minstens<br />

aannemelijk gemaakt is (middels stukken die een begin van bewijs inhouden) dat er feitelijke omstandigheden zijn die een<br />

dergelijke onderzoeksmaatregel wettigen.<br />

Een gerechtsdeskundige is niet bedoeld om tegemoet te komen aan de falende bewijslast vanwege één der partijen. Een<br />

gerechtsexpertise heeft niet als finaliteit een partij haar dossier te stofferen en zo te remediëren aan een nalatige of weinig<br />

diligente bewijsvoering.<br />

In het burgerlijk proces-en bewijsrecht geldt trouwens het beginsel van de partijwerkzaamheid: dit houdt in dat partijen het<br />

nodige moeten doen om onderzoeksmaatregelen zo veel als mogelijk overbodig te maken. Partijen moeten zelf de nodige<br />

inspanningen leveren om de bewijslevering te faciliteren en indien blijkt dat partijen (of één van hen) hieraan tekortgeschoten<br />

zijn, behoort het niet aan de rechter om deze tekortkomingen zomaar op te vangen.<br />

399/7 - 1682<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Deskundig onderzoek – subsidiariteit van de onderzoeksmaatregel .<br />

Aanneming -vertraging<br />

11-3400 KAMER KG 19.04.2012<br />

De rechter beperkt de keuze van de onderzoeksmaatregel tot wat volstaat om het geschil op te lossen, waarbij de meest<br />

eenvoudige, snelle en goedkope maatregel de voorkeur geniet.<br />

Een expertise kan er slechts komen nadat een partij een begin van bewijs van haar aanspraken brengt, welke aanspraken<br />

worden weerlegd door de andere partij op overtuigende wijze zodat de rechter deskundig advies nodig acht. Het is zonder<br />

belang dat partijen akkoord zijn over de aanstelling van een deskundige. Op de rechtbank rust een bijzondere<br />

motiveringsplicht wanneer zij een deskundig onderzoek beveelt.<br />

Het enkel feit dat in de aannemingsovereenkomst een datum voor de voorlopige oplevering werd bepaald houdt geen<br />

automatische ingebrekestelling in van deze partij eens de termijn is verstreken.<br />

Het beding, dat de aanneming moet uitgevoerd worden binnen een tijdbestek op straffe van een boete, ontslaat de bouwheer<br />

niet van de verplichting om de aannemer in gebreke te stellen .<br />

399/8-437<br />

Deskundig onderzoek – hoger beroep – rechtsmacht opvolging eerste rechter<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

07/01606 4<br />

22.03.2010<br />

KAMER<br />

Wordt hoger beroep aangetekend tegen een vonnis waarbij een deskundige wordt aangesteld, dan blijft de rechter die het<br />

onderzoek heeft bevolen of die daartoe werd aangewezen bevoegd om het toezicht uit te oefenen<br />

. - 8 -


399/9<br />

Deskundig onderzoek – opmerkingen van partijen<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

09-541 KAMER 2 16.12.2010<br />

Partijen moeten alle dienstige opmerkingen voordragen in het loop van het deskundigenonderzoek zelf, zodanig dat de<br />

rechter laattijdige opmerkingen zelfs ambtshalve uit de debatten kan weren. Deze verplichting van partijen om hun<br />

opmerkingen tijdig te formuleren kan worden aanzien als een exponent van de medewerkingplicht van partijen aan het<br />

deskundigenonderzoek<br />

399/10<br />

Deskundig onderzoek<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

10-021 KAMER KG 05.10.2011<br />

Een deskundige vervult zijn opdracht autonoom en doet in beginsel de onderzoeken die hij nuttig acht, zonder dat de<br />

rechter hem terzake stuurt. De deskundige zal echter dienen te verantwoorden in zijn verslag waarom bepaalde<br />

onderzoeken worden gedaan en andere niet ( ook al vraagt een partij zulks).<br />

399/11<br />

Deskundig onderzoek<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

09-1356 KAMER 4 14.06.2010<br />

Om tot de aanstelling van een deskundige over te gaan dienen er voldoende elementen te zijn en minstens een begin van<br />

bewijs waarop de rechtbank zich kan steunen om te oordelen over de opportuniteit om al of niet om een deskundige aan<br />

te stellen<br />

399/12<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Deskundig onderzoek – subsidiariteitsbeginsel – mondeling verslag ter zitting (986<br />

Ger.W.)<br />

08-1108 KAMER 1 03.05.2012<br />

De aanstelling van een deskundige dient slecht te worden bevolen wanneer zulks noodzakelijk is om het geschil te beslechten.<br />

Overeenkomstig artikel 875 bis Ger.W. beperkt de rechter de keuze van de onderzoeksmaatregel tot wat volstaat om het<br />

geschil op te lossen, waarbij de meest eenvoudige, snelle en goedkope maatregel de voorkeur geniet.<br />

Met deze bepaling heeft de wetgever het subsidiariteitsbeginsel ingevoerd. Het stelselmatig aanstellen van deskundigen, louter<br />

op verzoek van partijen zelfs in die gevallen waar de rechter niet overtuigd is van de noodzaak ervan, strookt niet met de wil<br />

van de wetgever, die de vertraging en de stijgende kostprijs welke vaak een gevolg is van de expertise heeft willen een halt<br />

toeroepen. Op de rechtbank rust derhalve een bijzondere motiveringsplicht, wanneer zij een deskundig onderzoek beveelt.<br />

De mini expertise conform art. 986 Ger.W. is een volwaardige onderzoeksmaatregel welke toelaat de rechter voor te lichten op<br />

snelle en kostenbesparende wijze. De deskundige kan zijn mondeling verslag in een korte nota samenvatten, om dit verslag te<br />

hechten aan het proces-verbaal van onderhoor van de deskundige.<br />

412/1<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Kosten – rechtsplegingvergoeding – eis in vrijwaring – vrijwillige herleiding buiten<br />

conclusies<br />

08-2502 KAMER 2 28.06.2012<br />

Een vrijwaringsvordering is geen in geld waardeerbare vordering. De vordering in vrijwaring is immers geen concrete som,<br />

maar wel de vrijwaring van de partij wiens veroordeling men benaarstigt om de geldelijke gevolgen te dragen van een<br />

gebeurlijke veroordeling die de eiser in vrijwaring ten aanzien van een andere partij, die opzichtens haar een agressieve<br />

vordering instelt, zou kunnen oplopen. Indien de vordering wordt gewijzigd in de loop van het geding moet in beginsel<br />

rekening worden gehouden met het in de laatste conclusie gevorderde bedrag.<br />

De (basis-, minimum- en maximum-) bedragen van de rechtsplegingsvergoeding worden in de regel bepaald op basis van het<br />

gevorderde en niet op basis van het aan de in het gelijk gestelde partij toegekende bedrag.<br />

Het laten acteren van de vrijwillige herleiding van een vordering, op de terechtzitting waar de pleidooien gehouden worden,<br />

heeft in de regel dan ook geen impact op de begroting van de rechtsplegingsvergoeding, indien blijkt dat de conclusies<br />

aanzienlijk hogere bedragen vermelden.<br />

412/2 – 415<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Rechtsplegingsvergoeding – herleiding van de vordering – betalingen door<br />

verweerster na expertise.<br />

05-3772 KAMER 2 10.12.2009<br />

De bepaling van de rechtsplegingsvergoeding in geval van herleiding van de eis ten gevolge van een gedane betaling na<br />

een deskundigenonderzoek, dient te gebeuren op basis van het gevorderde in de inleidende akte. De omvang van de<br />

rechtsplegingsvergoeding bepalen op basis het in de laatste conclusie gevorderde bedrag leidt in casu tot een onbillijke<br />

situatie. De herleiding van de vordering door eiseres gebeurde enkel, om rekening te houden met de naar aanleiding van<br />

de expertiseresultaten door verweerster uitgevoerde (deel)betalingen.<br />

In een dergelijke situatie het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding bepalen op basis van de herleide eis zou voor<br />

partijen ontradend werken om correcte afrekeningen op te stellen.<br />

. - 9 -


412/3 – 415<br />

Rechtsplegingsvergoeding – vordering tot tussenkomst<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

08-894 KAMER 2 10.12.2009<br />

Vorderingen tot tussenkomst vormen een aparte procesverhouding, los van de hoofdvordering en geven aanleiding tot<br />

een afzonderlijke rechtsplegingsvergoeding.<br />

De partijen ten aanzien van wie het vonnis wordt gemeen verklaard kunnen aanspraak maken op een<br />

rechtsplegingsvergoeding ,ook al betreft het een bewarende maatregel die niet strekt tot veroordeling van een partij.<br />

412/4– 415 / 01<br />

Rechtsplegingsvergoeding –afstand van rechtsvordering<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

09-483 KAMER 4 04.09.2009<br />

Bij een afstand van rechtsvordering dient de rechtsplegingvergoeding niet begroot te worden op basis van de laatst<br />

gevorderde bedragen, vermits er geen bedragen worden gevorderd maar op basis van hetgeen in de inleidende<br />

dagvaarding wordt begroot.<br />

412/5 – 415 / 02<br />

Rechtsplegingsvergoeding – curator -<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

09-1774 KAMER 4 08.03.2010<br />

Indien er een advocaat is opgetreden, ook slechts tijdens een beperkte periode, dan heeft de partij recht op een<br />

rechtsplegingvergoeding. Er was een raadsman voor het aanvankelijk verstekvonnis en ook bij de aanvang van de<br />

verzetsprocedure was er een raadsman voor de ( later) gefailleerde, zodat er een recht op rechtsplegingvergoeding<br />

bestaat.<br />

420<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Kortgeding - verplichting tot levering –zonder overeenkomst- macht van de<br />

kortgedingrechter<br />

11-18 KAMER KG 10.06.2011<br />

De partij die zelf de hoogdringendheid in het leven roept, door een film te programmeren zonder overeenkomst kan zich<br />

in beginsel niet op deze hoogdringendheid beroepen.<br />

De rechter in kortgeding kan in beginsel een partij niet verplichten te contracteren, gelet op het beginsel van de<br />

wilautonomie. Hij kan evenmin een partij verplichten te presteren , alsof er een overeenkomst was. Hij mag zich niet in<br />

de plaats stellen van een partij om een contract invulling te geven.<br />

Het is niet omdat een kaskraker film alleen via één verdeler wordt verdeeld dat deze verdeler over een machtpositie<br />

beschikt, er zijn immers nog andere kaskrakers.<br />

Alleen ingeval van misbruik van machtspositie of misbruik van recht zou verdeling kunnen bevolen worden.<br />

Een bioscoopzaal raakt in conflict met een grote film verdeler op de Belgische markt., meer bepaald met betrekking tot de basis<br />

waarop het wettelijk maximum huurpercentage dient toegepast. Volgens de bioscoopzaal exploitant mocht wettelijk maximum<br />

huurpercentage enkel worden toegepast op de netto-opbrengt uit de verkoop van tickets die toegang geven tot de filmzaal en<br />

niet op de extra prijs voor ( parkeertickets, verhuur 3D brilletjes, ontbijt op zondagmorgen).<br />

De bioscoopzaal stelt dat de filmverdeler druk blijft uitvoeren, ze zou prijzen vragen die ze niet mag vragen en contractuele<br />

voorwaarden wil bedingen zoals het opleggen van een minimum aantal publieke vertoningen, voorafgaande toestemming voor<br />

kortingen enz..<br />

Om de kaskraker “KUNG FU PANDAIF te krijgen wil de filmverdeler een aantal voorwaarden opleggen en eist zij ook de<br />

betaling van de betwiste facturen voor huurgelden ( betwist omdat de bioscoopzaal oordeelde dat de huurgelden op verkeerde<br />

basis werden berekend –zie hoger)<br />

Hoogdringendheid werd niet bewezen en evenmin het voorlopig karakter van de gevorderde maatregel.<br />

431 - 432<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Rechtsmiddel verzet – ingeleid voor een andere rechter dan diegene die het verstek vonnis<br />

heeft gewezen<br />

10-2468 KAMER 2 30.09.2010<br />

De eis ingeleid voor een andere rechter dan deze die het verstekvonnis heeft gewezen is niet nietig. Nietigheid bestaat<br />

enkel als de wet in deze sanctie voorziet ex artikel 860, eerste lid Ger.W.: ” pas de nullité, sans texte “. Wanneer<br />

verweerster op verzet aanwezig was op de inleidingzitting is het norm doel bereikt.<br />

Er is ook geen onontvankelijk of niet toelaatbaarheid. De voor het rechtsmiddel van verzet specifieke<br />

toelaatbaarheidsvoorwaarden staan opgesomd in artikel 1048 en 1049Ger.W.<br />

“De rechter die het verstekvonnis heeft gewezen” in artikel 1047 Ger.W. moet worden gekwalificeerd als zijnde een<br />

bevoegdheidsvoorschrift .Wanneer een rechter bij verstek uitspraak doet moet het verzet er verplichtend aan worden<br />

voorgelegd, deze rechter is bij uitsluiting bevoegd om kennis te nemen van dit rechtsmiddel, waardoor het<br />

oorspronkelijke geschil herleeft. Er is dus sprake van een exclusieve bevoegdheid die door de wet is voorzien.<br />

Het betreft het een bevoegdheidsvoorschrift van openbare orde, desgevallend zelfs ambtshalve toe te passen. Bij de<br />

verzending naar de bevoegde rechter, wordt de zaak niet verzonden naar een specifieke kamer.<br />

Het is aan de Voorzitter van de rechtbank om de zaak toe te bedelen aan de kamer die hij nodig acht.<br />

649-652<br />

Rechtsmiddel derdenverzet – ingeleid bij verzoekschrift- onontvankelijkheid.<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

11-170 KAMER KG 20.04.2011<br />

Het derdenverzet wordt overeenkomstig artikel 1125 Ger.W. op straffe van onontvankelijkheid voor de rechter gebracht<br />

bij dagvaarding. Een vordering ingeleid bij verzoekschrift is niet ontvankelijk.<br />

. - 10 -


829<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Arbitrage – overeenkomst – arbitragebeding in factuurvoorwaarden – verwijzing in<br />

dezelfde factuurvoorwaarden naar bevoegdheid van de gewone rechter<br />

11-1608 KAMER 1 03.05.2012<br />

Een arbitragebeding in algemene voorwaarden op een factuur is geldig, wanneer dit beding duidelijk op de voorzijde van de<br />

factuur voorkomt en er geen twijfel over kan bestaan dat de bestemmeling van de factuur dit beding duidelijk kon waarnemen.<br />

De aanvaarding van de factuur impliceert eveneens de aanvaarding van de algemene voorwaarden en het arbitragebeding.<br />

De verwijzing in dezelfde factuurvoorwaarden dat voor alle geschillen de rechtbanken van de verkoper bevoegd zijn heft op<br />

zich het arbitragebeding niet op.<br />

Er zijn gevallen van geschillen denkbaar die kunnen worden gevoerd, ondanks het arbitragegeding zoals bijvoorbeeld een<br />

procedure kortgeding. Een arbitragebeding verhindert niet dat men zich tot de kortgeding rechter wendt. Een<br />

bevoegdheidsbeding kan in kortgeding zijn toepassing hebben<br />

826-829<br />

Arbitrage –Overeenkomst tot arbitrage<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

09-1598 KAMER 4 04.06.2010<br />

Een arbitragebeding is een ongebruikelijk beding, zodat het stilzwijgen van de bestemmeling van de factuur niet kan<br />

worden beschouwd als een aanvaarding.<br />

De factuur met een arbitragebeding werd geprotesteerd , maar de rechtbank wierp bijkomend op dat het stilzwijgen tegen<br />

dergelijk ongebruikelijk beding niet als aanvaarding kan gelden.<br />

865/1<br />

Taalgebruik in gerechtszaken<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

08-3102 KAMER 2 24.09.2009<br />

De verplichte integrale ééntaligheid van de akte van rechtspleging geldt niet ten aanzien van een vermelding in een<br />

andere taal die zonder invloed blijft op de processuele regelmatigheid van de akte. Zij geldt ook niet ten opzichte van een<br />

vermelding in een andere taal die louter ten titel van toelichting wordt aangevoerd. Om de nietigheid al dan niet uit te<br />

spreken geldt het overbodigheidcriterium of een pertinentiecriterium . Een citaat dat op zich geen enkele pertinentie<br />

heeft en dus overbodig is, dit wil zeggen niets wezenlijk toevoegt aan de inhoud van de akte kan niet in de nietigheid van<br />

de procesakte resulteren.<br />

865/2<br />

Taalgebruik in gerechtszaken – geen Nederlandse taal in conclusie<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

06-2193 KAMER 2 03.03.2011<br />

Een akte van rechtspleging dient integraal in de taal van de rechtspleging gesteld, dit geldt op straffe van nietigheid,<br />

ambtshalve door de rechter uit te spreken.<br />

De verplichte integrale eentaligheid van de akte van rechtspleging geldt evenwel niet ten aanzien van een vermelding in<br />

een andere taal die zonder invloed blijft op de processuele regelmatigheid van de akte; zij geldt ook niet ten opzichte van<br />

een vermelding in een andere taal die louter ten titel van toelichting wordt aangevoerd. Wanneer een anderstalig citaat<br />

slechts “illustratief” is, is de nietigheidssanctie niet aan de orde.<br />

Een citaat dat op zich geen enkele pertinentie heeft , overbodig is en niets wezenlijk toevoegt aan de inhoud van de akte,<br />

kan niet de nietigheid van de procesakte tot gevolg hebben. Bepalend is ook nog of het anderstalig citaat het werk van de<br />

auteur van de akte zelf is, dan wel een citaat van een derde : geciteerde briefwisseling, stukken of doctrine zouden aldus<br />

in een andere taal mogen gesteld worden, zonder de nietigheidssanctie op te lopen.<br />

Ten aanzien van conclusies formuleert het Gerechtelijk Wetboek geen inhoudelijke vereisten, enkel formele.<br />

De nietigheid dient slechts uitgesproken wanneer een conclusie met weglating van die anderstalige gewraakte woorden,<br />

niet meer (duidelijk) te begrijpen is .<br />

De gewraakte Franstalige passages betroffen citaten uit een arrest van het Hof van Cassatie<br />

900/1<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Internationale rechtsmacht –<br />

Aanwijziging van bevoegde rechter in facturen<br />

08-3102 KAMER 2 24.09.2010<br />

Een bevoegdheidsbeding dat voorkomt in de algemene factuurvoorwaarden kan onder welbepaalde voorwaarden als een<br />

geldig forumbeding worden aangenomen op grond van de door art. 23 EEX-Vo bepaalde mogelijkheid om een<br />

overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht te sluiten in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen<br />

die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden.<br />

Dit is het geval wanneer, ingevolge hun vroegere transacties, de partijen geregeld met de algemene voorwaarden werden<br />

geconfronteerd, zodat zij worden vermoed kennis te hebben gekregen van het forumbeding dat in die voorwaarden is<br />

vervat : indien zij er nooit tegen hebben geprotesteerd, worden zij verondersteld ermee ingestemd te hebben<br />

Dit is het geval wanneer blijkt dat partijen al meer dan een half jaar contracteren met elkaar en in die periode circa 20<br />

facturen werden opgesteld, zodat van een voldoende bestendige commerciële relatie kan worden gesproken.<br />

. - 11 -


900/2<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

Internationale rechtsmacht – overeenkomst bevoegde rechtbank – betwisting<br />

rechtsgeldigheid overeenkomst – plaats van uitvoering van de verbintenis.<br />

09-1318 KAMER 2 01.10.2009<br />

De vraag naar de internationale bevoegdheid/rechtsmacht dient volgens de regels van de EEX-Verordening (hierna<br />

“EEX-Vo”) beoordeeld : deze is in België in werking getreden op 1 maart 2002 en is van toepassing op de vorderingen die<br />

vanaf deze dag zijn ingesteld. Ook na de inwerkingtreding van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht (WIPR) op 1<br />

oktober 2004 behoudt de EEX-Vo haar voorrang als Europese rechtsbron inzake internationale bevoegdheid. Artikel 2<br />

WIPR herinnert trouwens aan het principe van voorrang van het EG-recht, waarbij de regels van een verordening op de<br />

subsidiaire regels van het WIPR primeren.<br />

Wanneer er een overeenkomst is omtrent de bevoegde rechtbank kan geen van de partijen zich beroepen op de<br />

bevoegdheid van de rechtbanken van de plaats waar de verbintenissen die aan de eis ten grondslag ligt is uitgevoerd of<br />

moet uitgevoerd worden.<br />

Wanneer ingevolge vroegere transacties de partijen geregeld met de algemene voorwaarden werden geconfronteerd<br />

worden zij vermoed kennis te hebben gekregen van het vorig beding dat in die voorwaarden is vervat indien zij er nooit<br />

tegen hebben geprotesteerd. Het louter en alleen uitblijven van een reactie tegen het vorig beding in een factuur<br />

ontvangen nadat de overeenkomst is gesloten kan niet worden gelijkgesteld met een schriftelijke overeenkomst noch met<br />

een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst. Het feit dat de overeenkomsten verwijzen naar algemene<br />

voorwaarden waaronder het forumbeding is niet relevant wanneer deze overeenkomsten door verweerster worden<br />

betwist naar de rechtsgeldigheid. De beoordeling van de exceptie van een gebrek aan rechtsmacht moet elke andere<br />

exceptie en dus a fortiori een beoordeling van de grond van de zaak voorafgaan.<br />

De eis die aan de verbintenis ten grondslag ligt is de eis zoals die omschreven is door eiseres in de inleidende akte, met<br />

name de verbintenis van verweerster om eiseres te betalen voor de geleverde prestaties. De Belgische rechter moet<br />

krachtens zijn Internationaal Privaatrecht bepalen welke wet de in het geding zijnde rechtsverhouding beheerst, om in<br />

toepassing van deze wet de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt te definiëren. De<br />

“plaats waar de verbintenis is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd” kent geen verdragsautonome invulling. De rechter<br />

moet eerst via de collisieregels van zijn internationaal privaatrecht onderzoeken welk recht op de onderliggende<br />

overeenkomst van toepassing is. De plaats van uitvoering van een betalingsverbintenis moet worden bepaald<br />

overeenkomstig het materiële recht dat volgens de verwijzingsregels van het aangezochte gerecht de litigieuze verbintenis<br />

beheerst. Vermits partijen niet betwisten dat in casu het verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen<br />

uit overeenkomst van 19 juni 1990 van toepassing is en partijen geen uitdrukkelijke rechtskeuze hebben gedaan geldt het<br />

vermoeden van art. 42 van het EVO. Krachtens deze bepaling wordt de overeenkomst vermoed het nauwst verbonden te<br />

zijn met het land waar de vennootschap die de kenmerkende prestatie moet verrichten op het tijdstip van het sluiten van<br />

de overeenkomst haar hoofdbestuur heeft. Bij wederkerige verbintenissen is de karakteristieke prestatie die prestatie die<br />

de keerzijde vormt van de betaling : de prestatie waarvoor wordt betaald kenmerkt het contract .<br />

In het voorliggend geschil is dit de prestatie van eiseres om de machines van verweerster te installeren en op punt te<br />

stellen. Nu eiseres de kenmerkende prestatie moest leveren waarvoor betaald moest worden is de overeenkomst het<br />

nauwst verbonden met België, zijnde de staat waar eiseres haar hoofdbestuur heeft.<br />

De rechtbank concludeert derhalve dat het Belgisch recht van toepassing is. Vermits volgens het gemeenrecht in België<br />

een geldschuld haalbaar is indien hieromtrent niets is voorzien heeft de rechtbank geen rechtsmacht.<br />

De eis betrof vergoeding van de prestatie van eiseres om de machines van verweerster te installeren en op punt te stellen<br />

900/3<br />

Internationale rechtsmacht – Internationale koop – plaats van levering.<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

10-1954 KAMER 2 13.01.2011<br />

Volgens artikel 5.1.a) EEX-Vo. kan een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, ten aanzien<br />

van verbintenissen uit overeenkomst worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de<br />

eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Artikel 5.1.b) EEX-Vo., dat afwijkt van artikel 5.1.a)<br />

EEX-Vo., bepaalt dat de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt voor de koop en<br />

verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat is waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd<br />

werden of geleverd hadden moeten worden.<br />

Artikel 5.1.b EEX-Vo heeft voorrang op de algemene regel van artikel 5.1.a).<br />

De gemeenschapswetgever heeft voor de plaats van levering gekozen voor een plaats die op eenvoudige wijze materieel<br />

bepaalbaar was. De plaats waar moet worden geleverd moet bij gebreke aan overeenkomst, zoveel mogelijk volgens<br />

feitelijke criteria worden bepaald. Bij internationale koopovereenkomsten dient niet de verbintenis geïdentificeerd te<br />

worden die aan de eis ten grondslag ligt : de plaats van de levering bepaalt voor welke rechtbank de zaak kan gebracht<br />

worden.<br />

De notie “levering” betreft hier een autonoom begrip, dat onafhankelijk van de conflictenrechtelijke regels dient te<br />

worden bepaald en waarbij de feiten en de economie van het contract doorslaggevend zijn : m.a.w. waar de goederen<br />

werden geleverd is een zuiver feitelijk gegeven, los van iedere verbintenisrechtelijke betekenis.<br />

In dezelfde zin Kamer 2 dd. 13.01.2011 10-01954<br />

. - 12 -


900/4<br />

Internationale rechtsmacht – plaats van levering – levering in verschillende lidstaten.<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

11-01511 KAMER 5 30.12.2011<br />

De plaats van levering zoals bedoeld in artikel 5.1. sub b eerste streepje is de plaats waar de goederen werkelijk werden<br />

geleverd of dienden geleverd.<br />

Indien er meerdere plaatsen van levering zijn in verschillende lidstaten, de rechter van de plaats van de hoofdlevering<br />

bevoegd is. Het begrip “ hoofdlevering” moet bepaald worden op basis van economische criteria.<br />

De vordering betrof de betaling van drukwerk waarvan 40.000 exemplaren werden geleverd in Nederland en 10.000 exemplaren<br />

welke werden geleverd in België. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was.<br />

906<br />

Europese executoriale titel van niet-betwiste schuldvorderingen.<br />

GERECHTELIJK RECHT<br />

09-3224 KAMER 3 09.08.2010<br />

Artikel 19 van de verordening (EG) nr. 805/2004 bepaalt dat de rechter aan een partij die verstek heeft laten gaan en die<br />

niet tijdig verzet heeft aangetekend, een nieuwe termijn kan toestaan voor het instellen van verzet.<br />

Voor het verlenen van een nieuwe termijn moet onder andere voldaan zijn aan twee voorwaarden, die beiden moeten<br />

vervuld zijn.<br />

Het is in de eerste plaats vereist dat de verweerder op verstek niet de gelegenheid heeft gehad zich te verweren of een<br />

rechtsmiddel aan te wenden, omdat de inleidende dagvaarding of het verstekvonnis hem buiten zijn schuld niet tijdig<br />

heeft bereikt. De rechtbank stelt vast dat K. D. het enkel en alleen aan zichzelf te wijten heeft dat zij niet in kennis zou<br />

gesteld zijn van de dagvaarding en het verstekvonnis, vermits blijkens het proces-verbaal van deurwaarder M. van 9<br />

juni 2006 geen enkel spoor van de onderneming werd gevonden op haar maatschappelijke zetel. Bovendien blijkt uit de<br />

brief van 5 september 2006 van K.D. aan de rechtbank dat zij wel degelijk kennis had van het verstekvonnis.<br />

Bovendien is een verzoek om een nieuwe termijn te krijgen voor het aanwenden van een rechtsmiddel maar ontvankelijk<br />

indien het wordt ingediend binnen een redelijke termijn nadat de verweerder kennis heeft gekregen van de beslissing. Die<br />

redelijke termijn is hier zonder meer verstreken.<br />

Het verzet dateerde van 25 oktober 2009 terwijl de verzetdoende partij reeds kennis had van het verstekvonnis op 5 september<br />

2006.<br />

2. BURGERLIJK RECHT<br />

1213<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Burenhinder – vorderingsrecht van de uitbater van een handelszaak in het goed van<br />

een derde.<br />

08-1341 KAMER 2 03.12.2009<br />

Niet enkel de eigenaar maar elkeen die titularis is van een attribuut van het eigendomsrecht kan een vordering stellen<br />

gebaseerd op burenhinder, dus ook de uitbater van een handelszaak in het goed eigendom van een derde.<br />

Eisers kunnen zich op grond van art. 544 B.W. richten tegen de “buurman”/bouwheer, ondanks de eventuele<br />

persoonlijke aansprakelijkheid van de aannemer waartegen eisers ook tezelfdertijd een vordering kunnen instellen op<br />

grond van art. 1382 B.W.<br />

De schadevergoeding steunt dan niet op een fout, maar op de verplichting om het verbroken evenwicht in de<br />

eigendomsrechten van buren te herstellen.<br />

Voor wat de aannemer betreft beschikken eisers over een rechtstreekse vordering op grond van art. 1382 en 1383 B.W.,<br />

zo in hoofde van deze aannemer fouten of nalatigheden bewezen worden in oorzakelijk verband met de schade van eisers.<br />

Een aannemer die sloop- of afbraakwerken verricht dient bedachtzaam te handelen en rekening te houden met<br />

schadelijke gevolgen van de afbraakwerken ten aanzien van de (eigenaars van de) aangrenzende panden. Een aannemer<br />

moet steeds de algemene zorgvuldigheidsplicht in acht nemen en alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen nemen om<br />

schade te voorkomen : elk gebrek aan voorzorg, hoe miniem ook, brengt de aansprakelijkheid van de aannemer in het<br />

gedrang.<br />

Eisers stellen schade geleden te hebben ingevolge afbraakwerken die werden uitgevoerd aan het aanpalend onroerend goed.<br />

Eerste eiseres is eigenaar van het pand en tweede eiser (zoon van eerste eiseres) uitbater van de handelszaak (café).<br />

Verweerder in gedwongen tussenkomst is de aannemer die de sloopwerken heeft uitgevoerd op verzoek van verweerster op<br />

hoofdeis.<br />

1289<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Schenking - bewijs<br />

09-260 KAMER 2 01.10.2009<br />

Voor de schenking van roerende goederen telt geen bijzondere publiciteitsverplichting. Wordt het geschonken goed<br />

gehouden door een derde dan volstaat in beginsel een loutere voorlegging van de eigendomstitel aan deze derde voor de<br />

afgifte van de zaak.<br />

_______________________________________________________________________________________________________<br />

. - 13 -


Het betrof een vordering van een begiftigde dewelke bij notariële schenking onder levenden een aantal effecten verkreeg waarbij<br />

de schenker enkele dagen later overleed. Aanvankelijk weigerde de bank de afgifte van deze effecten stellende dat de schenker<br />

nagelaten had een overschrijvingsopdracht te ondertekenen. De rechtbank oordeelde dat de bank dergelijke eis niet kon stellen.<br />

De bank diende volgens de rechtbank het bestaan van de schenking te erkennen op basis van de notariële schenkingsakte.<br />

1358 -1361<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Samenloop contractueel -buitencontractueel<br />

10-2903 KAMER 2 31-05-2012<br />

In de regel wordt aangenomen dat een verkoper en zeker een fabrikant, onverminderd zijn contractuele aansprakelijkheid,<br />

buitencontractueel aansprakelijk kan gesteld worden ten overstaan van derden door een met een ernstig gebrek of intrinsiek<br />

gevaar behept goed in het handelsverkeer te brengen . Een buitencontractuele vordering is slechts mogelijk onder de<br />

voorwaarden van de samenloop.<br />

De automatische overgang van inherent met het overgedragen goed verbonden persoonlijke rechten is niet beperkt tot rechten<br />

uit een (eerdere) koopovereenkomst. Ook rechten voortspruitend uit andere overeenkomsten dan koop kunnen mee overgaan:<br />

zoals vorderingen uit een aannemingsovereenkomst.<br />

Doordat de vordering die de aannemer als koper bezit tegen zijn verkoper - de leverancier - overgaat op de opdrachtgever is<br />

deze vordering van de opdrachtgever tegen de leverancier contractueel van aard.<br />

Een buitencontractuele vordering is dan ook slechts mogelijk onder de dubbele voorwaarde van niet louter contractuele fout<br />

en buitencontractuele schade, of in geval van een misdrijf.<br />

De recente cassatierechtspraak kent de opdrachtgever een rechtstreekse contractuele aanspreekmogelijkheid toe tegen de<br />

leverancier van zijn aannemer. Grondslag is de accessoriumleer waarbij het regime ter zake bij koop en aanneming<br />

gelijkgeschakeld zijn.<br />

De opdrachtgever heeft echter geen keuzerecht om het accessoire recht al dan niet uit te oefenen (hetgeen maakt dat de<br />

buitencontractuele weg grotendeels afgesloten is). Uitgangspunt is immers de primauteit van het contractueel<br />

aansprakelijkheidsregime.<br />

Het betrof een schadegeval in een bioscoopcomplex waarbij het vals plafond neerstortte. De instorting zou volgens eisers te<br />

wijten zijn aan een abnormale corrosie van het metaal van de veerklemmen, waarmee de valse plafonds verankerd waren. De<br />

aannemer, in faling, was geen partij in het geding.<br />

De eisers spraken de verkoper aan van het ophangsysteem van de valse plafonds aan de aannemer. Gelet op de verkoopsketen<br />

van het bewuste ophangsysteem dagvaardde de verkoper zijn verkoper enz.<br />

De rechtbank wierp bovenstaande ambtshalve op en heropende de debatten om partijen nader te horen.<br />

1365 /1– 1367 / 02<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Intrest – gerechtelijke intrest – Nalatigheid bij het in staat stellen van de zaak<br />

gevolgen.<br />

1999-192 KAMER 2 12.04.2010<br />

Intrest is een vorm van schadevergoeding en de schadelijder mag zijn schade zelf niet doen toenemen .<br />

De rechtbank oordeelde dat eiseres als meest gerede partij nagelaten heeft de zaak tijdig in staat te stellen : in acht<br />

genomen de neerlegging van het aanvullend deskundig verslag begin juli 2000, de tijd die nodig is om de vordering te<br />

formuleren en uit te werken op grond van dit verslag, de noodzaak tot wisseling van conclusies tussen alle betrokken<br />

partijen en de tijd nodig om een rechtsdag te vragen .De rechtbank oordeelde dat een diligente procespartij uiterlijk eind<br />

2001 een vonnis had moeten kunnen bekomen. Een periode van ca. anderhalf jaar voor het verdere procedureverloop na<br />

het deskundig onderzoek is geenszins een onredelijke (korte) termijn. Eiseres die zo maar 6 jaar heeft gewacht alvorens<br />

een eerste conclusie neer te leggen …is niet diligent en hiermede moet rekening gehouden worden bij het toekennen van<br />

de intresten.<br />

Aldus kent de rechtbank slechts intresten toe (à 8% )aan eiseres op voornoemde weerhouden hoofdsom tot 31.12.2001.<br />

In dezelfde zin A/08/00615 6 november 2008 2 e kamer - A/08/1036 13 november 2008 - A/08/1638 9 oktober 2008 -07-230<br />

23 oktober 2008(zie vorig overzicht)<br />

1365/2<br />

Gerechtelijke intresten – nalatigheid bij het benaarstigen van de procedure.<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

09-1143 KAMER 5 18.09.2009<br />

Indien de rechter vaststelt dat het uitblijven van een gerechtelijke beslissing te wijten is aan de eigen nalatigheid van de<br />

eisende partij, kan de rechter daarmee bij het toekennen van de gerechtelijke intrest rekening houden.<br />

De vaststelling dat de eiser nalatig is geweest bij het benaarstigen van de procedure impliceert evenwel nog niet dat<br />

helemaal geen intrest verschuldigd is door de schuldenaar: op grond van de regel van de voordeel toerekening, dient<br />

immers rekening te worden gehouden met het voordeel dat de schuldenaar heeft bij het verzuim/de nalatigheid van de<br />

schuldeiser (in casu eiseres). Dit voordeel bestaat in de intrest die de schuldenaar opstrijkt op de bedragen die hij, door<br />

het verzuim van de schuldeiser, (nog) niet hoefde te betalen. In het licht van deze principes, kan aan eiseres, voor wat<br />

betreft de gerechtelijke intrest verlopen tussen 11 januari 2005 en 3 april 2009, gerechtelijke intrest worden toegekend,<br />

echter niet aan de vrijwillig herleide conventionele intrestvoet van 10% maar aan een intrestvoet die overeenstemt met de<br />

intrest die verweerster in de betrokken periode heeft ontvangen op de verschuldigde bedragen. Deze intrestvoet kan, bij<br />

gebrek aan precieze gegevens, worden bepaald op 3,5% voor de gehele betreffende periode.<br />

. - 14 -


1369 - BURGERLIJK RECHT Intrest – vergoedende intrest - schade bij wanprestatie (waardeschuld) –<br />

aanvangsdatum vergoedende intrest – rentevoet vergoedende intrest – niet diligente<br />

schuldeiser gevolgen wat de intrest betreft.<br />

2008-1262 KAMER 2 04.02.2010<br />

Schade bij een wanprestatie – van een andere aard dan de betalingsvertraging van een vooraf vaststaande en bepaalde<br />

geldsom - betreft een waardeschuld (en geen geldschuld) waarop vergoedende intrest verschuldigd is (en geen<br />

verwijlsintresten ).Waardeschulden zijn verbintenissen tot betaling van een schadevergoeding, waarvan het bedrag door<br />

de rechter wordt bepaald, zoals de verbintenis tot het betalen van een schadeloosstelling wegens contractuele<br />

wanprestatie. Deze verbintenis behoudt het karakter van een waardeschuld totdat de rechter deze, na de grootte van de<br />

schadevergoeding te hebben vastgesteld, in zijn beslissing omgezet heeft in een numerieke geldschuld in hoofde van de<br />

schuldenaar, zodat pas vanaf de dag van de uitspraak moratoire intresten zijn verschuldigd (die dan eveneens op de<br />

vergoedende intresten, mits deze zijn toegekend door de rechter, verschuldigd zijn).<br />

De vergoedende intrest loopt in beginsel vanaf de datum van het schadegeval tenzij de datum van het schadeverwekkend<br />

feit niet congruent is aan het aanvangstijdstip van de schade .<br />

De rentevoet van de vergoedende intrest wordt vrij bepaald door de rechter, waarbij deze niet verplicht is de wettelijke<br />

rentevoet toe te passen en dus ook een lagere rentevoet kan toekennen, zeker in periodes met historisch lage rentevoeten<br />

Er kunnen bovendien ook geen intresten worden gevorderd indien blijkt dat de schuldeiser te lang getalmd heeft bij het<br />

laten gelden van zijn aanspraken op betaling. Indien de rechter vaststelt dat het uitblijven van een gerechtelijke<br />

(eind)beslissing te wijten is aan de eigen nalatigheid van diegene die aanspraak maakt op schadeloosstelling kan hiermee<br />

rekening gehouden worden inzake de eis tot toekenning van de intresten. Intrest is immers een vorm van<br />

schadevergoeding en de schadelijder mag zijn schade zelf niet doen toenemen.<br />

De schade, met inbegrip van de vergoedende intresten, kan ex aequo et bono geraamd worden, ook bij schade uit<br />

contractuele wanprestatie ,dit houdt in dat de rechter dus niet verplicht is om afzonderlijk een bedrag aan intresten te<br />

bepalen en toe te kennen en deze kan verrekenen of verdisconteren in het totale bedrag van de toegekende<br />

schadevergoeding<br />

1369 /2-<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Intrest – vergoedende intrest - schade bij wanprestatie (waardeschuld) –<br />

aanvangsdatum vergoedende intrest –<br />

09-1212 KAMER 5 18.12.2009<br />

Het onderscheid tussen vergoedende en moratoire intrest is gekoppeld aan het onderscheid tussen waardeschulden en<br />

geldschulden: bij laattijdige uitvoering van een waardeschuld wordt vergoedende intrest toegekend; bij laattijdige<br />

nakoming van een geldschuld wordt daarentegen moratoire intrest toegekend.<br />

Verbintenissen tot vergoeding van schade wegens contractuele wanprestatie (behoudens de wanprestatie bestaande in de<br />

niet/laattijdige betaling van een geldsomverbintenis) zijn waardeschulden.<br />

Waardeschulden blijven echter geen waardeschulden. Door de begroting van de schade op de dag van de uitspraak door<br />

de rechter wordt een waardeschuld omgezet in een geldschuld, waarop vanaf dan moratoire intrest kan worden<br />

toegekend volgens de regels van art. 1153 B.W.<br />

De rechter kent in feite en op onaantastbare wijze vergoedende intrest toe als bijkomende vergoeding en moet daartoe het<br />

aanvangspunt en de rentevoet van de intrest zodanig bepalen dat de schuldeiser-benadeelde, op de dag van de uitspraak,<br />

beschikt over een schadevergoeding die overeenstemt met de werkelijk geleden schade.<br />

Op de regel van de vrije rechterlijke beoordeling bestaat één belangrijke uitzondering. De vergoedende intrest op een<br />

schadevergoeding wegens contractuele wanprestatie kan ten vroegste ingaan op het ogenblik van de ingebrekestelling.<br />

Immers inzake overeenkomsten blijft hoe dan ook een ingebrekestelling vereist om op schadevergoeding aanspraak te<br />

kunnen maken .<br />

1373<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Verbintenis uit overeenkomst -de eigenaar ten aanzien van de watermaatschappijverbruik<br />

huurder.<br />

08-550 KAMER 2 16.12.2010<br />

De eigenaar kan ten aanzien van de watermaatschappij -naast zijn huurder - aangesproken worden voor schulden uit<br />

waterverbruik welke desgevallend door de huurder zijn gemaakt. Het is niet onredelijk dat de aanvrager van de<br />

wateraansluiting, wanneer hij anderen toestaat gebruik te maken van die aansluiting, gehouden blijft de kosten daarvan<br />

te betalen ingeval de verbruiker niet betaalt.<br />

De eigenaar in kwestie had nagelaten afzonderlijke meters te plaatsten. De rechtbank verwees wat betreft het niet onredelijk zijn<br />

van het feit dat de eigenaar aansprakelijk blijft voor het verbruik naar een arrest van het Grondwettelijk Hof (Grwh. 8 februari<br />

1996, rolnummer 834, arrest nr. 9/96, BS 20 februari 1996, p. 3592) De rechtbank merkte nog ten tijde van de bewuste<br />

drinkwaterleveringen/afnames de eigenaar voldeed aan de decretale begripsomschrijving van abonnee, als bedoeld in artikel<br />

2,1° van het Decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending(inmiddels gewijzigd bij decreet<br />

van 12 december 2008)<br />

. - 15 -


1405/1<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Precontractuele aansprakelijkheid – afbreken onderhandelingen – schadevergoeding.<br />

08-2087 KAMER 2 18.02.2010<br />

In de precontractuele fase zijn partijen nog niet gebonden, het staat hen vrij de onderhandelingen af te breken, op<br />

voorwaarde dat zij van die vrijheid geen misbruik maken en evenmin afbreuk doen aan een bij hun<br />

wederpartij/ondehandelingspartner gewekt vertrouwen : een dergelijke afbreuk ligt voor wanneer een partij<br />

vergevorderde besprekingen die bij de wederpartij een reële hoop op contractsluiting hadden gewekt, bruusk en zonder<br />

geldige reden heeft afgebroken .<br />

Het is bijgevolg niet het afbreken van onderhandelingen op zich dat als onrechtmatig zal worden beschouwd, maar de<br />

omstandigheden waarin of de wijze waarop deze onderhandelingen worden afgebroken. Ook het feit of het bij de<br />

wederpartij gewekte vertrouwen dat eventueel, opzettelijk of door nalatigheid, beschaamd werd speelt een rol. Daarbij<br />

zal tevens het feit in aanmerking worden genomen of de onderhandelingen al dan niet reeds in een vergevorderd stadium<br />

verkeerden en of er voor het stopzetten al dan niet een redelijke motivering kon worden gegeven.<br />

Degene die zich beroept op het onrechtmatig afbreken van de onderhandelingen zal bijgevolg dienen te bewijzen dat zijn<br />

wederpartij een fout beging door deze onderhandelingen af te breken en dat hij (het slachtoffer) door deze fout schade<br />

heeft geleden (oorzakelijk verband).<br />

Nu er geen overeenkomst tot stand kwam, kan er geen vergoeding worden toegekend voor enig positief contractbelang.<br />

De toekenning van een vergoeding voor gederfde winst, dit wil zeggen de winst die de schadelijder had kunnen realiseren<br />

wanneer de afgesprongen onderhandelingen niet waren mislukt en er dus effectief een transactie had plaatsgevonden,<br />

vereist niet alleen dat het slachtoffer deze beweerde winst dient aan te tonen, doch tevens dat de verhoopte overeenkomst<br />

daadwerkelijk zou zijn afgesloten geweest zonder de fout van de aansprakelijke partij. Bovendien kan dergelijke<br />

vergoeding niet worden toegekend gezien de principiële vrijheid van iedere onderhandelingspartij om naar eigen<br />

goeddunken al dan niet te contracteren. Effectief bewezen schade (damnum emergens) kan wel worden toegekend. Er<br />

moet derhalve noodgedwongen worden overgegaan tot een begroting ex aequo et bono, nu aan te nemen val dat eiseres<br />

zeker schade geleden heeft en bepaalde nutteloze uitgaven heeft gedaan. De rechtbank houdt daarbij rekening met de<br />

duur van de onderhandelingen evenals met de veelvuldigheid van besprekingen, contacten en ontmoetingen.<br />

1405/2<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Precontractuele informatie – afbreken onderhandelingen.<br />

09-3060 KAMER 5 18.06.2010<br />

Door eiseres niet onmiddellijk in kennis te stellen van de gerechtelijke procedure die hangende was zoals in kort geding,<br />

waarbij de licentierechten ten aanzien van x producten ter discussie stonden, is verweerster tekort geschoten in haar<br />

precontractuele informatieplicht.<br />

Het afbreken van de onderhandelingen maakt op zich geen fout uit, maar de omstandigheden die met het afbreken<br />

gepaard gaan, kunnen dat afbreken wel een foutief karakter verlenen.<br />

Onderhandelen veronderstelt dat men de intentie heeft een contract te sluiten. Indien deze bedoeling geheel ontbreekt,<br />

maar bv. wordt genegotieerd met het oog op het berokkenen van schade of het verkrijgen van vertrouwelijke<br />

inlichtingen, oefent men geen subjectief recht uit, maar handelt men onrechtmatig.<br />

Belangrijk beoordelingselement om uit te maken of het afbreken van onderhandelingen, afwijkend van het uitgangspunt<br />

van de rechtmatigheid daarvan, een foutief karakter heeft, betreft de vaststelling van het stadium waarin de<br />

onderhandelingen worden afgebroken.<br />

1428- 1512<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Gevolgen overeenkomst ten aanzien van derden – niet uitvoering overeenkomst<br />

aansprakelijkheid onrechtmatige daad<br />

12-1114 KAMER 1 13.09.2012<br />

De enkele niet uitvoering van een overeenkomst door een partij is geen feit waarop een derde zich kan beroepen om<br />

hierop een aansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad te gronden.<br />

De koper heeft bij het ontdekken van een verborgen gebrek de keuze om ofwel het goed terug te geven en de prijs terug te<br />

ontvangen ofwel het goed te behouden en een deel van de prijs terug te krijgen.<br />

Bij de ontdekking van een gebrek kunnen partijen echter bij een verkoop in onderling akkoord afwijken van de<br />

keuzemogelijkheid waarover de koper beschikt, en kiezen voor een herstel in natura. De koper kan immers van de<br />

verkoper de herstelling vragen. Deze alternatieve wijze om de koper in zijn rechten te herstellen, komt tegemoet aan het<br />

beginsel dat ook de koper recht heeft op een uitvoering in natura.<br />

1437 - 1459<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Nakoming van verbintenissen- vraag om afbetalingsfaciliteiten<br />

10-947 KAMER 2 07.10.2010<br />

Het verzoek tot afbetalingsfaciliteiten dient verworpen wanneer verweerster die reeds de facto uitstel van betaling heeft<br />

bekomen en dus ruimschoots de tijd heeft gehad de nodige fondsen bijeen te sparen dit verzoek onvoldoende staaft en<br />

onderbouwt met de nodige bewijsstukken, en aldus de rechtbank over geen objectieve informatie beschikt omtrent de<br />

inkomsten of middelen van verweerster.<br />

Het louter poneren dat men “ ongelukkig en te goeder trouw is “ bij wijze van stijlformule volstaat uiteraard niet, daar<br />

waar artikel 1244 B.W. reeds een grote terughoudendheid oplegt aan de rechter.<br />

In deze zaak waren drie van de 5 facturen reeds 2 jaar oud.<br />

. - 16 -


Opmerking : bij de inleidingkamer van de rechtbank wordt doorgaans wel uitstel van betaling in zes gelijke maandelijkse<br />

termijnen toegestaan op de inleidingzitting. Bovenstaande zaak betrof echter een zaak waar verweerster voor een pleitkamer de<br />

aanspraken betwistte.<br />

1437 - 1444<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Nakoming verbintenissen – exceptie van niet-uitvoering – ontbinding.<br />

12-1788 KAMER 1 09-08-2012<br />

In beginsel is het enkel de rechter die de overeenkomst kan ontbinden. Hij kan daarbij rekening houden met het uitstel<br />

dat hij aan een partij kan toekennen om eventueel haar verplichtingen na te komen, zoals het betalen van facturen.<br />

Een partij die zich op de opschorting van haar verbintenissen beroept ingevolge de niet betaling, moet dit doen in<br />

omstandigheden welke redelijk verantwoord zijn.<br />

De goede trouw vereist dat diegene welke zich op de exceptie beroept zulks duidelijk maakt aan zijn mede-contractant en<br />

hem nog een redelijke termijn geeft om toch te presteren vooraleer zijn verbintenissen op te schorten.<br />

Nu de voorwaarden voor het eenzijdig ontbinden van de overeenkomst niet vervuld waren en de opschorting niet<br />

strookte met de goede trouw, begaat de partij die haar prestatie niet meer uitvoert contractbreuk.<br />

1442<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Verbintenis uit overeenkomst - Exceptie van niet uitvoering –uitdoving van<br />

verbintenissen<br />

09-2996 KAMER 3 23.02.2010<br />

In wederkerige overeenkomsten beschikt een partij in het geval van wanprestatie van zijn tegenpartij over de<br />

keuzemogelijkheid ofwel om de andere partij te noodzaken de overeenkomst uit te voeren wanneer de uitvoering<br />

mogelijk is ofwel om de ontbinding van de overeenkomst te vorderen. Ondertussen kan zij de exceptio non adimpleti<br />

contractus inroepen om haar eigen prestaties op te schorten.<br />

De exceptie kan echter indirect leiden tot een gehele of gedeeltelijke uitdoving van de wederzijdse verbintenissen.<br />

Wanneer de overeenkomst niet meer nuttig kan worden uitgevoerd, heeft de samenhang van de wederzijdse<br />

schuldvorderingen voor gevolg dat de schuldvorderingen niet blijven bestaan. Wie zich beroept op de exceptio dient in<br />

principe wel niet te handelen binnen een bepaalde termijn, maar dit geldt onder voorbehoud van de vereisten van de<br />

goede trouw.<br />

Het betrof een onderhoudscontract voor maandelijks desinfecteren van lokalen. De factuur van 1 augustus 2006 had betrekking<br />

op de periode van 1 november 2005 tot 31 oktober 2006 en werd niet betaald, waarop de eiser de onderhoudsprestaties niet<br />

meer uitvoerde. Vervolgens werd een factuur opgesteld op 10 november 2006, voor de periode van 1 november 2006 tot en met<br />

31 oktober 2007. In september 2007 vordert eiser betalingvan deze factuur, alhoewel de prestaties ingevolge de opschorting<br />

nooit werden geleverd. De rechtbank verwierp de vordering tot betaling van deze factuur.<br />

1444<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Nakoming van verbintenissen – eenzijdige ontbinding<br />

10-1848 KAMER 2 03.02.2011<br />

Eenzijdige ontbinding van de overeenkomst is niet mogelijk wanneer de wetgever, zoals voor een<br />

handelshuurovereenkomst, voor dit type contract op dwingende wijze de beëindiging wegens wanprestatie heeft geregeld.<br />

De wetgever heeft duidelijk gewild dat in zo een geval de rechter altijd a priori tussenkomt, zodat deze zijn voorafgaande<br />

uitstelbevoegdheid en beoordeling van de ernst ten volle kan doen gelden .<br />

Bij de gerechtelijke ontbinding van de overdracht van een handelsfonds geldt de regel van de teruggave in natura .<br />

Wanneer blijkt dat een aantal goederen of prestaties welke werden geleverd reeds "opgebruikt", "genoten" of<br />

"geconsumeerd" zijn, andere gewijzigd of verder verhandeld zijn en nog andere gewoon niet vatbaar zijn voor nuttige<br />

teruggave, derwijze dat restitutie in natura gewoonweg onmogelijk is, kan teruggave bij equivalent of een<br />

schadevergoeding toegekend worden.<br />

Wanneer de schade in hoofde van eiser, er problemen zijn inzake de bewijsvoering wat het betreft het quantum van de<br />

schade, is de billijkheidsraming de enige (wenselijke) oplossing. Hierbij neemt de rechtbank ook in overweging dat een<br />

deskundigenonderzoek ingevolge het subsidiariteitsbeginsel niet lukraak kan bevolen worden; weinig proceseconomisch<br />

is en als één van de oorzaken in de gerechtelijke achterstand aangewezen kan worden.<br />

Het betrof een zaak waarin de eiser een handelsfonds overnam en samen hiermede een handelshuurovereenkomst afsloot met een<br />

patrimonium vennootschap gerelateerd aan de overdrager van het handelsfonds. De overdrager van het handelsfonds en<br />

verhuurder gingen over tot eenzijdige beëindiging van deze overeenkomsten. De eiser betwiste dit en vorderde de gerechtelijke<br />

ontbinding van beide overeenkomsten met schadevergoeding.<br />

1470 - 236<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Bewijs van verbintenissen – bewijsregels in een geschil tussen de vennootschap en een<br />

vennoot i.v.m. met een debetsaldo van een vennotenrekening.<br />

Bevoegdheid rechtbank van koophandel voor geschillen inzake rekeningcourantverhoudingen.<br />

07-349 KAMER 2 30.09.2010<br />

Ingevolge de bijzondere bevoegdheid voorzien in artikel 574,1° Ger.W. is de rechtbank van koophandel bevoegd om<br />

geschillen in een vennootschapsrechtelijke context te beslechten , hieronder ressorteren geschillen omtrent rekening<br />

courant-verhoudingen tussen de vennootschap en één van haar vennoten.<br />

. - 17 -


Gezien verwerende partij niet de hoedanigheid heeft van handelaar en hij het debetsaldo ven de vennotenrekening<br />

betwist, dient eiseres de bewijsregels te volgen van het burgerlijk bewijsrecht. De boekhouding is een geheel van<br />

éénzijdige geschriften waarvoor het algemeen principe geldt dat niemand aan zichzelf een titel kan verschaffen. Hierbij<br />

moet rekening worden gehouden met de bewijsregels van het burgerlijk recht zoals vervat in 1341 BW. waarbij een<br />

geschreven bewijs vereist is. Alleszins kan de boekhouding zelf niet als een begin van bewijs door geschriften aanzien<br />

worden en enkel gelden als een feitelijk vermoeden .<br />

Het betrof de invordering van het debetsaldo van een vennotenrekening tegen een vennoot , die geen bestuurder meer was toen<br />

de vennotenrekening ontstond en die de jaarrekening nooit had goed gekeurd. Het debetsaldo was ondermeer ontstaan ingevolge<br />

de boeking door vennootschap van een commissieloon welke de vennoot had ontvangen en waarvan de vennootschap stelde dat<br />

dit aan haar toekwam. De vordering werd ingesteld 9 jaar na de boekingen in rekeningen van de venootschap.<br />

1503<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Verbintenissen uit onrechtmatige daad – aansprakelijkheid veiligheidscoördinator –<br />

omvang van de aansprakelijkheid<br />

08-2502 KAMER 2 24.06.2010<br />

Diegene die belast is met de aanstelling van de veiligheidscoördinator moet er voor zorgen dat de veiligheidscoördinator<br />

betrokken wordt bij alle etappes van de werkzaamheden omtrent de verwezenlijking van het bouwwerk en alle<br />

informatie krijgt die nodig is voor de uitvoering van zijn opdrachten. De aannemer moet de veiligheidscoördinator op de<br />

hoogte brengen van de precieze planning met de stand van de werken meer in het bijzonder van de cruciale fases in het<br />

constructieproces. De hoofdaannemer is verantwoordelijk voor de algemene coördinatie en politie op de werf en de<br />

daaruit voortvloeiende veiligheidsverplichtingen.<br />

De specifieke reglementering inzake veiligheidscoördinatie bepaalt niets over de verantwoordelijkheden van de<br />

coördinator noch over die van de andere partijen die betrokken zijn bij het ontwerp en de verwezenlijking van het<br />

bouwwerk : dit houdt in dat de principes van het gemene recht omtrent aansprakelijkheid toepasselijk zijn op het gebied<br />

van de coördinatie.<br />

De aansprakelijkheid van de coördinator dient steeds te worden getoetst aan de inhoud van zijn opdracht.<br />

Uit het bestaan van schade of de realisatie van een ongeval kan nooit ipso facto het bestaan van een fout worden afgeleid.<br />

Om [geheel dan wel gedeeltelijk] aansprakelijk gesteld te worden, zal de coördinator dan ook een fout moeten begaan<br />

hebben die aan hem te wijten is en die, rechtstreeks of onrechtstreeks, de schade heeft veroorzaakt. De meeste van zijn<br />

verbintenissen, die hun oorzaak vinden in de aanstellingsovereenkomst, zijn immers middelenverbintenissen (behoudens<br />

de verplichtingen die betrekking hebben op de redactie en de overhandiging van bepaalde documenten), zodat een<br />

wanprestatie slechts voorhanden is, wanneer bewezen is dat hij als schuldenaar van de veiligheidscoördinatie verbintenis<br />

niet de vereiste zorg (vuldigheid) aan de uitvoering van deze opdracht heeft besteed : hij draagt geen risico-of foutloze<br />

aansprakelijkheid.<br />

De opdrachtgever moet het werk van de coördinator mogelijk maken en vergemakkelijken, hetgeen inhoudt dat de<br />

coördinator beschikking krijgt over alle relevante informatie, die vereist is om zijn opdracht naar behoren uit te voeren.<br />

De veiligheidscoördinator heeft niet als taak het gehele bouwproces of constructieproces te leiden en te coördineren. Dit<br />

laatste is de verantwoordelijkheid van de hoofdaannemer. De coördinator heeft in essentie een adviserende rol in het<br />

bijzonder tegenover de persoon die hem aanstelt.<br />

Het beantwoordt aan de billijkheid dat een slachtoffer enkel die schade op een derde kan afwentelen, waarvoor deze<br />

derde daadwerkelijk aansprakelijk is. Het deel van de schade dat het slachtoffer zelf op foutieve wijze heeft veroorzaakt<br />

moet ten laste van het slachtoffer blijven. Schadelast tussen de aangesprokene en het slachtoffer moet worden verdeeld<br />

volgens hun causale bijdrage in het schadegeval.<br />

1532<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Schade – kapitalisatie<br />

08-2502 KAMER 2 28-06-2012<br />

De kapitalisatiemethode is een werkwijze die het mogelijk maakt om op een rekenkundige exacte manier een in de<br />

toekomst periodiek te betalen bedrag om te zetten in een constante waarde. Het basisbedrag dient vermenigvuldigd met<br />

een coëfficiënt, waarbij deze coëfficiënt afhangt van de leeftijd van het slachtoffer en van de beleggingsinterest die het toe<br />

te kennen kapitaal zal kunnen opbrengen.<br />

Uitgangspunt is de (resterende) lucratieve levensduur van het overleden slachtoffer en niet van de nabestaande in wiens<br />

hoofde de schade zich voordoet.<br />

De schade dient te worden opgesplitst in de reeds geleden schade tot de datum van de uitspraak en de toekomstige schade<br />

in de periode ná de uitspraak. De rechter moet de schade vaststellen op het tijdstip van zijn uitspraak : bij die<br />

gelegenheid moet hij ook een onderscheid kunnen maken tussen de schade die geleden is op datum van zijn uitspraak en<br />

de toekomstige schade, waarbij alleen de vergoeding van laatstgenoemde schade vatbaar is voor kapitalisatie.<br />

1541<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Verbintenis uit onrechtmatige daad – zaken die men onder zijn bewaring heeft<br />

10-1515 KAMER 2 24.11.2010<br />

Een druif op de grond van de groenten- en fruitafdeling van een supermarkt is geen abnormaal gebrek van die vloer. Een<br />

bezoeker moet er rekening mee houden dat er ook in een supermarkt afval van allerlei aard op de grond kan liggen. Het<br />

louter feit dat het overgrote deel van de groenten en het fruit verpakt is, doet aan het voorgaande geen afbreuk.<br />

1600/1<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Koop-verkoop onroerend goed – verbod aan de koper van een onroerend goed een<br />

grondafstand te doen ten voordele van de overheid, zolang de notariële akte niet is<br />

verleden.<br />

12-0926 KAMER 1 18.05.2012<br />

. - 18 -


Overeenkomstig art. 4.6.7 §1 (VCRO) kan de eigenaar van een in een niet-vervallen verkavelingsvergunning begrepen<br />

kavel een wijziging van de verkavelingsvergunning aanvragen voor het deel dat hij in eigendom heeft.<br />

Het aanvragen door de koper van een perceel grond van een wijziging aan de verkavelingsvergunning samen met het<br />

stellen van een handeling van uitvoering van de bekomen vergunning, vooraleer de notariële akte is verleden, kan de<br />

rechten van de verkoper schaden.<br />

In beginsel kan wel afstand van de gevraagde wijziging worden gedaan, voor zover nog geen handelingen tot uitvoering<br />

zijn gesteld (art. 4. 6. 8 §1 (VCRO).Een grondafstand zou als een begin van uitvoering kunnen worden aanzien.<br />

Het is derhalve aan de koper niet toegelaten enige uitvoering te geven aan de realisatie van de verleende vergunning<br />

zolang de notariële verkoopakte niet verleden is.<br />

Eisers verkochten aan verweerders een perceel bouwgrond. Dit perceel maakte deel uit van een goedgekeurde verkaveling.<br />

Vooraleer de notariële akte werd verleden vroegen de kopers een wijziging van de verkavelingsvergunning. Zij bekwamen deze<br />

wijziging, onder voorwaarde van een gratis grondafstand aan de gemeente.<br />

Ondertussen was er tussen partijen discussie ontstaan over de ontbinding van de koop-verkoop, ingevolge het ingebreke blijven<br />

door de koper om de notariële akte te verlijden binnen de overeengekomen tijd.<br />

De verkoper vernam dat de koper aanstalten maakte om de grondafstand te realiseren.<br />

De rechtbank verbood als voorlopige maatregel op grond van artikel 19 lid 2 deze geplande grondafstand door de koper.<br />

1600/2<br />

BURGERLIJK RECHT Consumentenverkoop – verjaringstermijn – schorsing van de verjaringstermijn –<br />

onderhandelingen.<br />

09-1462 KAMER 4 01.03.2010<br />

Artikel 1649quater § 3 B.W. stelt dat de verjaringstermijn van de vordering wegens niet conformiteit één jaar bedraagt<br />

vanaf de dag waarop de consument het gebrek aan overeenstemming heeft vastgesteld, zonder dat die termijn voor het<br />

einde van de termijn van twee jaar vanaf de levering mag verstrijken.<br />

Bij het bepalen van de termijn moet rekening gehouden worden met een verlengde waarborgtermijn door opschorting<br />

ingevolge herstelling, vervanging of onderhandelingen met het oog op een minnelijke schikking. Echter, indien het<br />

gebrek aan overeenstemming zich kort voor het verstrijken van de materiële termijn manifesteert en de consument er na<br />

het verstrijken van die termijn melding van maakt waarna onderhandelingen – en eventueel een expertise – plaatsvinden<br />

met het oog op een minnelijke regeling, zullen deze onderhandelingen – evenals de expertise – geen enkele schorsende<br />

werking hebben; indien ze meer dan een jaar na de vaststelling van het gebrek aanslepen en vervolgens mislukken, zal de<br />

consument niet meer kunnen genieten van de bijzondere bescherming van de Wet Consumentenkoop.<br />

De eisende partij kan eens deze termijn verstreken beroepen op het gemeen kooprecht.<br />

Om de korte termijn te beoordelen moet de rechtbank rekening houden met de concrete gegevens van het dossier. De<br />

koper wacht best de resultaten van het onderzoek af vooraleer hij de verkoper dagvaardt. Dit geeft echter geen<br />

vrijgeleide voor de koper, hij moet ofwel dadelijk na het ontdekken van het gebrek of het afspringen van de<br />

onderhandelingen een deskundige aanstellen en bovendien de vordering in vrijwaring instellen van zodra hij kennis heeft<br />

van de conclusies van de deskundige.<br />

Waar de klassieke leer in België stelt dat er voor de koper geen mogelijkheid is om een vordering in herstel in te stellen,<br />

volgt de rechtbank de eerder modernere opvatting, die deze visie niet deelt. De verkoper heeft als plicht het genot van het<br />

verkochte goed te verschaffen. Zo hiertoe volstaat dat herstellingen gebeuren, dient de verkoper deze te verrichten. Het is<br />

enkel indien de herstelkosten buiten verhouding tot de waarde van het goed staan, dat niet kan ingegaan worden op de<br />

vordering tot herstel.<br />

De termijnen deden zich als volgt voor:Verkoopovereenkomst: 28 november 2006/ vaststelling van het gebrek: 13 december<br />

2006 /dagvaarding in kort geding voor aanstelling van een deskundige: 28 augustus 2007./Poging tot schikking: 15 oktober<br />

2007./Eindverslag deskundige: 23 januari 2009./Dagvaarding ten gronde: 29 april 2009.<br />

1600 /3- 1613<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Consumentenverkoop – herstel buiten verhouding - ontbinding<br />

09-1305 KAMER 4 14.09.2009<br />

Het herstel is buiten verhouding tot enig andere mogelijke remedie , namelijk prijsvermindering of ontbinding van de<br />

koopverkoop , wanneer de herstelling technisch mogelijk is maar economisch niet verantwoord is . Het tweedehands<br />

karakter van het voertuig heeft zijn invloed op de remedies voor de consument.<br />

De vrijwaring voor gebreken is minder verregaand bij tweedehandsgoederen, aangezien normale sleet mee verrekend<br />

moet worden, maar alleszins blijft de aansprakelijkheid van de verkoper bestaan voor de ernstige gebreken die zich zelfs<br />

niet mogen voordoen bij tweedehandsvoertuigen, zoals slecht werkende motor of remmen De kosten voor herstel zijn<br />

buiten verhouding vermits zij hoger zijn dan de aankoopprijs.<br />

Het is niet omdat de levering niet in overeenstemming met de verkoop is dat er dat er een fout door de verkoper werd<br />

begaan,daarom wordt de koop ontbonden zonder schadevergoeding.<br />

De rechtbank wees de vervanging van de motor af en sprak de ontbinding van de koop uit, evenwel zonder schadevergoeding.<br />

. - 19 -


1600 /4<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Consumentenverkoop – vordering tot herstel of vervanging –marginale toetsing<br />

08-3192 KAMER 4 12.04.2010<br />

De wet consumentenkoop voorziet als mogelijke sancties voor niet deugdelijke levering de herstelling, de vervanging van<br />

het goed, een passende vermindering van de prijs of de ontbinding. Bijkomend kan ook schadevergoeding gevraagd<br />

worden.<br />

De wet consumentenverkoop geeft de koper van de gebrekkige zaak het recht op herstelling of vervanging, rekening<br />

houdend met de aard van het goed en het door de consument beoogde gebruik binnen een redelijke termijn en zonder<br />

ernstige overlast voor de consument.<br />

Onder ‘herstel’ verstaat men het in overeenstemming brengen van het consumptiegoed met de overeenkomst. Het begrip<br />

‘vervanging’ wordt niet gedefinieerd, doch hieronder kan begrepen worden: het terugnemen van het oorspronkelijke<br />

geleverd goed en het in plaats daarvan afleveren van een niet-gebrekkig exemplaar van dezelfde soort.<br />

Herstel of vervanging kan niet worden bevolen, indien zij onmogelijk of buiten verhouding zouden zijn. Het begrip<br />

onmogelijkheid dient restrictief te worden geïnterpreteerd. Slechts in een beperkt aantal gevallen is het onmogelijk om in<br />

de vervanging te voorzien; onder meer een uniek goed of een goed dat niet meer in productie is.<br />

De rechter heeft een marginale toetsing.<br />

De vordering betrof de ontbinding van een sofa. De verkoper wou het bankstel omkleden met een passende stof. Zij stelde dat het<br />

verzoek tot ontbinding door de koper onredelijk is .De rechtbank was van oordeel dat de aard van het goed – met name een<br />

bankstel met specifieke kleur en een specifiek patroon van stof – met zich meebracht dat er geen mogelijkheid tot herstel in<br />

natura bestaat. De vordering in ontbinding en teruggave van de koopsom werd dan ook gegrond verklaard.<br />

1600/5 -1622/01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Internationale Koop- toepassing Weens koopverdrag- roerende goederen onroerend<br />

door incorporatie<br />

08-2654 KAMER 4 14.09.2009<br />

Het Weens koopverdrag is van toepassing ook al zijn de goederen bestemd voor incorporatie.<br />

1612 -<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Koop –Verkoop – Vrijwaring – verborgen gebreken bij de verkoop van een<br />

tweedehands voertuig.<br />

12-1788 KAMER 1 09-08-2012<br />

Wanneer bij een verkoop tussen twee professionelen, een voertuig verkocht wordt in de staat waarin het zich bevindt<br />

betreft dit slechts de gebreken welke bij een normaal nazicht zichtbaar zijn. Een airbag behoort daar niet toe.<br />

1619<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Koop –verborgen gebreken.<br />

07-1061 KAMER 4 07.06. 2010<br />

Een termijn van 18 maanden vooraleer een rechtsvordering in te stellen op grond van verborgen gebreken is voor een<br />

professionele verzekeringsmaatschappij laattijdig. Tussen de uitbetalingen en de effectieve dagvaarding hebben de<br />

eisende partijen geen onderhandelingen opgestart, geen ingebrekestelling gestuurd.<br />

1631<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Huur- bezettingsvergoeding<br />

09-2196 KAMER 3 06.04.2010<br />

Een bezettingsvergoeding is gesteund op de theorie van de verrijking zonder oorzaak. Er is geen huurovereenkomst<br />

meer, vandaar ook dat er geen sprake meer is van een huurprijs.<br />

Wie een gebouw bezet zonder recht of titel, is gehouden tot het betalen van een bezettingsvergoeding. Die vergoeding<br />

wordt bepaald volgens de huurwaarde en zal dus niet noodzakelijk overeenstemmen met de eerdere huurprijs. Bij het<br />

bepalen van de huurwaarde wordt rekening gehouden met de verarming van de verhuurder en de verrijking van de<br />

huurder.<br />

1681/01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Huur van diensten – afwezigheid van prijsafspraak -partijbeslissing<br />

10-1697 KAMER 2 16.12.2010<br />

Het opstellen van een ereloonnota of factuur door een boekhouder is een zgn. partijbeslissing. Dit is de beslissing van een<br />

partij aan wie de bevoegdheid is verleend om de inhoud van de rechten en plichten van de andere partij te bepalen of te<br />

wijzigen. Dit impliceert dat partijen stilzwijgend zijn overeengekomen om het ereloon of de prijs in functie van de<br />

geleverde prestaties na de uitvoering van de opdracht eenzijdig te laten vaststellen door de boekhouder zelf.<br />

De opdrachtgever verbindt zich er m.a.w. toe om voor de prestaties een ereloon te betalen dat eenzijdig door de<br />

dienstenverhuurder wordt vastgesteld. De prijs van een aannemingsovereenkomst hoeft niet bepaald te zijn op het<br />

ogenblik van het sluiten ervan, gezien de rechtsfiguur van de partijbeslissing. De rechterlijke toetsing van een dergelijke<br />

partijbeslissing is marginaal en de rechter kan enkel optreden wanneer het vastgestelde tarief kennelijk overdreven is.<br />

. - 20 -


1682/1<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – recht op uitvoering in natura -<br />

08-2115 KAMER 2 28.01.2010<br />

Elke partij bij de aannemingsovereenkomst heeft het recht op herstelling in natura zulks overeenkomstig het algemeen<br />

verbintenisrechtelijk principe dat in geval van schade - ongeacht of het gaat om schade ingevolge contractuele dan wel<br />

buitencontractuele aansprakelijkheid - de vergoeding of het herstel in natura primeert en herstel bij equivalent (middels<br />

de betaling van een schadevergoeding) de uitzondering moet blijven. Aan voormeld recht op herstel in natura<br />

beantwoordt echter ook een plicht, in die zin dat wanneer de bouwheer of opdrachtgever een herstelling in natura eist, de<br />

aannemer dit in beginsel (d.w.z. behoudens misbruik of uitzonderlijke omstandigheden, die in deze niet zijn aangetoond)<br />

niet kan weigeren, gezien hij ertoe gehouden is de aannemingsovereenkomst (waarvan geen der partijen ten andere de<br />

ontbinding vordert) verder te goeder trouw uit te voeren.<br />

De rechtbank kan derhalve de in gebreke zijnde aannemer veroordelen om de werken in natura uit te voeren en hieraan<br />

een dwangsom koppelen.<br />

1682/2-1365-1367/01<br />

Aanneming – Aansprakelijkheid aannemer-specialist - Gerechtelijke intresten<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

1999-192 KAMER 2 22.04.2010<br />

Het tijdperk is verlaten waar de aannemer enkel aansprakelijk was voor uitvoeringsfouten en de architect enkel voor<br />

conceptiefouten: terzake geldt een systeem van wederzijdse controle, van checks and balances. Een aannemer-specialist<br />

wordt precies omwille van zijn ervaring en vakkennis verondersteld bepaalde nadelen, risico’s of vergissingen op te<br />

merken, ook al is het ontwerp van de hand van een architect of ingenieur. De aannemer heeft een waarschuwings- of<br />

reactieplicht of zelfs een weigeringsplicht, wanneer hij vaststelt dat het hem opgedragen werk in de gegeven<br />

omstandigheden onmogelijk tot een goed resultaat kan leiden,zodat hij zich niet op de goedkeuring van het ontwerp door<br />

de opdrachtgever kan beroepen. De aannemer is geen blinde uitvoerder van de taken die hem worden opgedragen en<br />

geen lijdend voorwerp in handen van de opdrachtgever en/of de architect.<br />

1682/3- 8182<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aansprakelijkheid aannemer verborgen gebreken<br />

Deskundig onderzoek – uitvoeren opdracht<br />

00-476 KAMER 2 07.10.2010<br />

Er geldt een specifieke [procedure]termijn inzake de aansprakelijkheid van de aannemer voor verborgen gebreken,<br />

waarbij als regel gesteld wordt dat de opdrachtgever tot dagvaarding van de aannemer moet overgaan binnen redelijke<br />

termijn : deze termijn is niet dezelfde als de korte termijn van artikel 1648 B.W. en wordt minder streng toegepast. Deze<br />

termijn is in de regel slechts verstreken indien er een vermoeden rijst dat de opdrachtgever de gebreken heeft aanvaard,<br />

dit kan evenwel slechts worden afgeleid uit het verloop van een zodanig lange tijd dat zulks niet anders kan worden<br />

uitgelegd dan als een aanvaarding van de gebrekkige toestand.<br />

Het is de deskundige zelf die, in beginsel op discretionaire wijze, beslist op welke wijze hij zijn onderzoek voert, welke<br />

testen hij uitvoert en welke gegevens hij nodig heeft voor het formuleren van zijn advies. De deskundige oefent zijn<br />

opdracht in volle vrijheid en onafhankelijkheid uit en dit geldt in het bijzonder voor de organisatie van de materiële<br />

verrichtingen van de expertise, evenals de door hem aangewende methodes<br />

1682/4- 1684-1694/1<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – aansprakelijkheid architect – aansprakelijkheid specialist aannemer.<br />

10-1073 KAMER 5 29.10.2010<br />

De opdrachtgever moet er voor zorgen dat de architect zijn taak van controle op de uitvoering van de werken naar<br />

behoren kan vervullen. Dit impliceert dat de architect door de bouwheer verwittigd moet worden van de aanvang van de<br />

aannemingswerken.<br />

De specialist-aannemer is op grond van zijn bijzondere vakkennis tot drieërlei verplichtingen gehouden die in<br />

werkelijkheid aan de zijde van elke vakman-aannemer bestaan, doch t.a.v. specialisten in alle gestrengheid dient :<br />

1) Meldingsplicht: Zijn bijzondere vakkennis en ervaring brengen mee dat de specialist de ontwerpen die hem worden<br />

voorgelegd dient te onderzoeken op vergissingen of gevaren. Dit kan ook het geval zijn, wanneer het ontwerp door een<br />

architect of een ingenieur werd opgemaakt.<br />

2) Samenwerkingsplicht: De specialist-aannemer moet, indien nodig, aangepaste alternatieven voorstellen, variantoplossingen.<br />

3) Weigeringplicht : De specialist-aannemer moet weigeren het hem opgedragen werk uit te voeren, indien het ontwerp<br />

verkeerd is, of wanneer hij vaststelt of behoort vast te stellen dat de feitelijke vereisten om een deugdelijk werk te<br />

maken, nog niet vervuld zijn<br />

Het betrof schade aan een aanpalend gebouw bij het uitvoeren van funderingswerken, waarbij de aannemer ruwbouwwerken er<br />

op wees dat zo hij fouten beging de architect hierop diende te wijzen.<br />

1684/1<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming –vorderingsrecht aannemer-promotor<br />

11-1626 KAMER 1 15-03-2012<br />

De aannemer- promotor (verkoper) die zelf gehouden is tegenover de koper om de werken af te leveren conform plan en<br />

zonder gebreken beschikt over een contractueel vorderingsrecht tegen zijn onderaannemer.<br />

. - 21 -


1684/2<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – vertraging – voorlopige oplevering - herstelwerken<br />

10-01541 KAMER 3 29-11-2011<br />

Wanneer er geen uitvoeringstermijn werd overeengekomen, moet het werk binnen een redelijke termijn worden<br />

uitgevoerd, in functie van de aard ervan en de omstandigheden. Wanneer te vrezen valt dat de onderaannemer het werk<br />

niet binnen een redelijke termijn zal uitvoeren, dient de hoofdaannemer de onderaannemer aan te manen om het werk<br />

binnen een realistische termijn uit te voeren. Indien de onderaannemer hier geen gevolg aan geeft, kan de hoofdaannemer<br />

een schadevergoeding eisen wegens vertraging. De voorlopige oplevering van het werk stelt een einde aan de looptijd van<br />

de vertragingsvergoeding. Het louter feit dat er op die datum nog bepaalde herstellingen dienen te worden uitgevoerd<br />

doet geen afbreuk aan het einde van de looptijd van de vertragingsvergoeding.<br />

1684 /3 -4818<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – Werk in onroerende staat – BTW plicht medecontractant.<br />

12-0197 KAMER 1 19-04-2012<br />

De facturatie al dan niet medecontractant voor uitvoering van werken in onroerende staat overeenkomstig art. 20 K.B.<br />

nr. 1 houdt geen vrije keuze in voor de verstrekker van de levering of dienst.<br />

De wettelijke regeling behelst dat de voldoening van de BTW voor werken in onroerende staat wordt verlegd naar de<br />

mede-contractant .<br />

De facturatie aan een vennootschap dient te gebeuren zonder BTW. Het beroepsmatig karakter wordt vermoed.<br />

De facturatie met BTW aan een natuurlijk persoon is niet verantwoord, gezien voor een zwembad geen beroepsmatig<br />

karakter kan worden weerhouden voor iemand die elektriciteitswerken uitvoert.<br />

Het feit dat de ontvanger van de factuur de BTW heeft kunnen verrekenen is niet relevant.<br />

Het zal volstaan een creditnota op te stellen waardoor deze toestand wordt geregulariseerd.<br />

Dit alles volgt uit het feit dat de schuldenaar van de BTW voor werk in onroerende staat niet vrij gekozen kan worden .<br />

1684/4<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming –afbraakwerken –schadevergoeding.<br />

10-756 KAMER 3 21.09.2010<br />

Wanneer een beslissing is genomen tot afbraak van een woning en bij het afbreken van een aanpalende woning schade<br />

wordt toegebracht aan de eerste af te breken woning, dan heeft de eigenaar geen recht op schadevergoeding gezien de<br />

beslissing tot afbreken dateert van voor de beschadiging.<br />

1684/5<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming aanvaarding van de werken<br />

09-435 KAMER 2 31.12.2009<br />

De aannemer die betaling vraagt van de aannemingssom moet bewijzen dat de werken volgens opdracht en<br />

overeenkomstig de regels van het vak werden uitgevoerd.<br />

De ondertekening van werkbons kan niet uitgelegd worden als een oplevering. Een dergelijk document heeft niet als<br />

roeping te fungeren als een soort proces verbaal van oplevering en dit ondanks de clausules op deze werkbons. De in bezit<br />

name kan enkel als voorlopige oplevering of aanvaarding van het werk worden gekwalificeerd indien zulks geschied in<br />

omstandigheden die voor geen andere uitleg dan een aanvaarding vatbaar zijn en de wil van de opdrachtgever om te<br />

aanvaarden vaststaat.<br />

1684/6<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – facturen – aanvaarding – oplevering.<br />

09-2872 KAMER 4 22.02.2010<br />

In bouwzaken is de aanvaarding van de werken nog steeds afhankelijk van de oplevering en houdt het louter aanvaarden<br />

van de facturen niet in dat de werken werden aanvaard.<br />

1684/7- 1668<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – facturen -aanvaarding<br />

09-501 KAMER 2 03.09.2009<br />

De aannemer die betaling vraagt van de aannemingssom moet bewijzen dat de werken volgens opdracht en<br />

overeenkomstig de regels van het vak werden uitgevoerd. In geval van geschil behoort het de aannemer initiatief te<br />

nemen om de goede uitvoering van zijn werk te doen vaststellen. De verzending van de factuur geldt als een uitnodiging<br />

tot oplevering waar het gedrag van de bestemmeling van de factuur determinerend is om te bepalen of er sprake is van<br />

aanvaarding of goedkeuring van het werk.<br />

1688/1<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming – Prijs – afwezigheid overeenkomst – partijbeslissing.<br />

09-2689 KAMER 4 01.02.2010<br />

De verwerende partij betwist de prijszetting en stelt dat zulks niet overeenstemt met de prijzen van een ‘erkend<br />

aannemer. Bij gebreke aan overeenkomst over de prijs is er sprake van een partijbeslissing.<br />

Een partijbeslissing is de beslissing van een partij aan welke daartoe door een meerzijdige rechtshandeling de<br />

bevoegdheid is verleend, om de inhoud van de rechten en de plichten van de andere partij te bepalen of te wijzigen.<br />

De rechter kan achteraf de partijbeslissing toetsen op grond van het beginsel dat de overeenkomsten ter goeder trouw<br />

dienen te worden uitgevoerd.<br />

. - 22 -


Het betreft een marginale controle. De rechtbank kan dan ook enkel nagaan of de partijbeslissing niet kennelijk<br />

onredelijk is.<br />

1688/2<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming - Aanvaarding<br />

09-2300 KAMER 4 02.11.2009<br />

Inzake aanneming dient een onderscheid gemaakt worden tussen de waarborgtermijn, zijnde de termijn binnen dewelke<br />

een aannemer wegens verborgen gebrek kan aangesproken worden en anderzijds de proceduretermijn, zijnde de termijn<br />

waarbinnen de opdrachtgever vanaf de ontdekking van een concreet gebrek een (gerechtelijke) actie moet ondernemen.<br />

Inzake aannemingsovereenkomsten moet de opdrachtgever binnen redelijke termijn reageren.<br />

Inzake aannemingscontracten wordt niet de korte termijn conform artikel 1648 BW gehanteerd, doch spreekt men over<br />

een redelijke termijn. Er moet nagegaan worden of de termijn die de opdrachtgever sinds het ontdekken van de gebreken<br />

heeft laten verstrijken of de handelingen die hij heeft gesteld, gelijk te stellen zijn aan de aanvaarding van de gebreken.<br />

1691<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Aanneming –rechtstreekse vordering omvang<br />

11-3077 KAMER 1 15-03-2012<br />

De rechtstreekse vordering heeft betrekking op het kleinste bedrag van enerzijds de schuldvordering van de<br />

onderaannemer op de hoofdaannemer en anderzijds de schuldvordering van de hoofdaannemer op de bouwheer. In de<br />

verhouding tussen de onderaannemer en de hoofdaannemer ligt de oorzaak van de rechtstreekse vordering terwijl de<br />

verhouding tussen de hoofdaannemer en de bouwheer, het voorwerp of het onderpand van de rechtstreekse vordering<br />

bepaalt. Ingeval van betwisting tussen bouwheer en hoofdaannemer dient het resultaat van deze betwisting afgewacht<br />

alvorens de onderaannemer zijn rechtstreekse vordering tegen de onderaannemer kan uitoefenen.<br />

1693/1<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Kabelbeschadiging.<br />

08-2092 KAMER 4 14.09.2009<br />

De voorzorgsverplichting van de aannemer is drievoudig:de informatie- of raadgevingsverplichting; de<br />

lokalisatieverplichting: het plegen van overleg met het nutsbedrijf. Het is onvoldoende om louter de liggingplans op te<br />

vragen, de aannemer dient evenzeer te lokaliseren.<br />

De intellectuele lokalisatie bestaat erin de kabel te lokaliseren aan de hand van de meegedeelde plannen. De materiële<br />

lokalisatie is het werkelijk verloop van de kabel na te gaan door middel van peilingen.<br />

Voor de elektriciteitssector geldt daarenboven dat diegene die werken in de nabijheid van een elektriciteitskabel uitvoert,<br />

niet enkel een informatieverplichting heeft, doch ook een autonome lokalisatieverplichting van kabels en leidingen op de<br />

werflokalisatie. Een bevrijding is tevens mogelijk indien de verkregen plannen afwijken van de werkelijkheid. Dit kan<br />

het geval zijn wanneer het geen lichte afwijkingen betreft, die door het uitvoeren van peilingen kunnen worden<br />

opgespoord, of wanneer de afwijking naar het oordeel van de rechter buiten de toegelaten tolerantie vallen ondanks de<br />

afwezigheid van peilingen. Voor gasleidingen geldt het K.B. van 21 september 1988 betreffende de voorschriften en de<br />

verplichtingen van raadpleging en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid installaties van vervoer van<br />

gasachtige en andere producten door middel van leidingen. Er wordt gestipuleerd dat binnen een veiligheidszone van 151<br />

meter rond elke gasvervoerleiding de uitvoering van werken die enig gevaar voor de leiding kunnen uitmaken,<br />

onderworpen wordt aan bijzondere verplichtingen. Daarnaast kan tevens verwezen worden naar het KB van 28 juni 1971<br />

betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasdistributie<br />

door middel van leidingen. Hier wordt bepaald dat bij werken in de omgeving van gasdistributieleidingen de betrokken<br />

gasverdelers hiervan 48 uur op voorhand moeten van verwittigd worden. De werken mogen pas aangevat worden na<br />

raadpleging van de gasmaatschappij.<br />

1693/02 vorig overzicht -<br />

1693/2<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Kabelbeschadiging.<br />

09-797 KAMER 4 07.09.2009<br />

De rechtbank is van oordeel dat de aannemer dient te peilen ingeval uit de omgevingselementen (zoals aanwezigheid van<br />

woningen, verlichtingpaal, spoorweg, ...) kan afgeleid worden dat er kabels zich bevinden in het te bewerken tracé.<br />

Hierbij wijst de rechtbank erop dat per meter weg er 8 meter kabels liggen, wat inhoudt dat er quasi overal kabels ligt,<br />

zodat er bijna altijd zal moeten gepeild.<br />

De rechtbank was van oordeel dat uit een vergelijking tussen het plan op hetwelk de huizen werden getekend en de situatie ter<br />

plaatse de aannemer had kunnen achterhalen waar de kabel lag. Het ging enkel om een hernummering van de huizen, de<br />

feitelijke toestand, meer bepaald de huizen op zich zijn niet gewijzigd.<br />

1693/02 vorig overzicht – in dezelfde zin 09-1043 4 de Kamer 29 maart 2010<br />

1693/3<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Kabelbeschadiging – abnormale afwijking op de plaats van beschadiging.<br />

10-1772 KAMER 2 30.12.2010<br />

De raadplegingsplicht vanwege de aannemer bestaat in het verzamelen en verkrijgen van informatie omtrent de<br />

aanwezigheid en ligging van de leidingen. Het verkrijgen van plannen is één van de methodes om deze informatie te<br />

bekomen. Daarnaast moet de aannemer ook lokaliseren, d.w.z. effectief peilen naar het juiste verloop van de kabel: een<br />

. - 23 -


loutere intellectuele lokalisatie volstaat niet. De aannemer van zijn zijde moet er rekening mee houden dat er kleine<br />

afwijkingen kunnen zijn: uiteraard, voor zover deze binnen de redelijke grenzen vallen.<br />

Plannen hebben slechts een indicatieve waarde. Het indicatief karakter van de plannen mag niet zo worden<br />

geïnterpreteerd alsof men van deze plannen zelfs geen minimale waarheidsgetrouwe weergave van de toestand mag<br />

verwachten.<br />

De aannemer die alle vereiste voorzorgmaatregelen heeft genomen en wiens vertrouwen werd verschalkt door de ronduit<br />

misleidende informatie door de nutsmaatschappij bezorgd kan niet aansprakelijk gesteld worden voor de schadelijke<br />

gevolgen van kabelbreuken. De aannemer begaat geen fout wanneer de kabel op de plaats waar deze door de aannemer<br />

werd beschadigd een abnormaal en grillig traject volgde (1 meter afwijking tussen 2 peilpunten over een afstand van 6<br />

meter).<br />

1747/1<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Rententierecht - stallingskosten<br />

07-1332 KAMER 4 05.10. 2009<br />

De garagist die weigert het voertuig terug te geven omdat de herstelfactuur niet wordt betaald, heeft geen recht om ook<br />

nog eens stallingskosten te vragen voor dit voertuig, bij gebreke aan overeenkomst of andere rechtsgrond.<br />

1747 /2<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Retentierecht – vordering kosten stalling voertuig tijdens de duur van de uitoefening<br />

van het retentierecht.<br />

11-2629 KAMER 1 15.03.2012<br />

Diegene welke een retentierecht uitoefent om de betaling van een factuur te bekomen doet dit uit vrije wil, als<br />

drukkingmiddel om betaling te bekomen. Een stallingvergoeding heeft dan geen contractuele grondslag. De eigenaar<br />

stalt zijn wagen niet uit vrije wil. Extracontractueel vorderen kan evenmin vermits de schade door stalling in feite<br />

ontstaat door de beslissing om het retentierecht uit te oefenen, een vrije beslissing van de garagist is.<br />

De stallingvergoeding is derhalve niet verschuldigd.<br />

1832/01<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Verjaring –uitbreiding van de eis - stuiting<br />

08-894 KAMER 2 10.09.2009<br />

Om precies uit te maken of de gewijzigde of uitgebreide vordering al dan niet virtueel in de oorspronkelijke vordering<br />

begrepen is, moet men zich laten leiden door artikel 807 Ger.W. : in de mate dat de wijziging van de eis in de loop van het<br />

geding is toegelaten, heeft de akte waardoor dit gebeurt in beginsel ook een stuitend gevolg.<br />

Dit betekent dat de uitgebreide vordering virtueel in de oorspronkelijke vordering begrepen is, telkens zij gegrondvest<br />

wordt op een feit of een akte die in de inleidende dagvaarding werd aangevoerd.<br />

Een dagvaarding stuit immers de verjaring niet enkel van de vordering die ze inleidt maar ook van alle vorderingen die<br />

virtueel daarin begrepen zijn. De uitgebreide vordering is virtueel in de oorspronkelijke vordering begrepen telkens zij<br />

gegrondvest wordt op een feit of een akte die in de inleidende dagvaarding werd aangevoerd. Feit is dat in dergelijk geval<br />

de onderbreking van de verjaring die geldig is voor de ene vordering dat eveneens is voor de andere.<br />

8184/1<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Woningbouwwet – toepassingsgebied.<br />

11-553 KAMER 1 31.10.2012<br />

Voor de toepassing van de woningbouwwet is vereist dat de verkoper of aannemer de verbintenis aangaat om de<br />

woongelegenheid af te werken. De verkoop van een onafgewerkt gebouw in de staat waarin het zich bevindt, valt derhalve<br />

in beginsel buiten het toepassingsgebied van de Woningbouwwet.<br />

Wanneer de verkoper of aannemer zich tot afwerking verbindt , dient de graad van afwerking beoordeeld te worden. De<br />

vereiste graad van afwerking waartoe de verkoper of aannemer zich moet verbinden opdat de Woningbouwwet van<br />

toepassing zou zijn, is een feitenkwestie die behoort tot de soevereine beoordeling van de feitenrechter.<br />

De normale bewoonbaarheid van het huis of het appartement wordt als criterium gehanteerd.<br />

De notariële akte verwees niet naar nog uit te voeren werken door de verkoper. De notariële akte voldoet ook niet aan de<br />

bepalingen van de woningbouwwet, wellicht om de eenvoudige reden dat deze wet ook door de notaris niet van toepassing werd<br />

geacht.<br />

8184/2 - 1689<br />

BURGERLIJK RECHT<br />

Woningbouwwet – toepassingsgebied.<br />

10-089 KAMER 3 16.11.2010<br />

Lichte verzakkingen en losliggende tegels hebben geen enkele invloed hebben op de stevigheid of stabiliteit van het<br />

gebouw zodat hiervoor de 10 jarige aansprakelijkheid overeenkomstig art 1792 niet kan worden ingeroepen.<br />

De overeenkomst tussen partijen tot verkoop van het grondaandeel en van de deels bestaande en deels toekomstige<br />

ruwbouw- en voltooiingswerken van zowel de privatieve als gemeenschappelijke delen is een koopovereenkomst waarop<br />

de woningbouwwet van toepassing is.<br />

Op grond van artikel 1641 en volgende Burgerlijk Wetboek is de verkoper gehouden tot vrijwaring voor de verborgen<br />

gebreken van de verkochte zaak.<br />

. - 24 -


De aannemer projectontwikkelaar moet als een beroepsverkoper worden beschouwd, die gehouden is tot vrijwaring zelfs<br />

al kende hij de gebreken niet. De beroepsverkoper kan zich niet beroepen op een beding dat hem vrijstelt van zijn<br />

aansprakelijkheid en kan enkel aan zijn aansprakelijkheid ontkomen door te bewijzen dat het gebrek voor hem volstrekt<br />

onnaspeurbaar was.<br />

De vordering wegens lichte verborgen gebreken dient binnen een korte termijn na het ontdekken van de gebreken te<br />

worden ingesteld. Aan deze voorwaarde is voldaan wanneer kort na het ontdekken van de scheuren en verzakkingen de<br />

koper dagvaardt in kortgeding en de koper kort nadat hij kennis heeft genomen van het advies van de deskundige, de<br />

verkoper dagvaardt in vrijwaring.<br />

Het betrof een zaak waarin de erfgenamen van de koper in september 2008 fijne scheuren in de tegelvloer van de living en<br />

keuken vaststelden van een appartement, welke door hun rechtsvoorganger was aangekocht in 2001.<br />

De oplevering van het appartement had plaatsgevonden in februari 2002 . In november 2008 dagvaarden de erfgenamen van de<br />

koper in aanstelling van een deskundige. Op 30 maart 2009 verkopen de erfgenamen het appartement en behouden zij zich het<br />

vorderingsrecht voor met betrekking tot de kwestieuze verborgen gebreken . De deskundige legde zijn eindverslag neer in<br />

november 2009. De erfgenamen van de kopers dagvaarden vervolgens voor de rechtbank op 5 januari 2010.<br />

3. HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT<br />

2919 – 2922<br />

Handelaar – voorwaarden tot het verkrijgen van de hoedanigheid van handelaar.<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

10-90 KAMER 4 07.06.2010<br />

Uit de stukken blijkt dat verwerende partij op datum van 1 september 2009 werd uitgeschreven uit de Kruispunt der<br />

Ondernemingen. Dit impliceert echter niet dat de rechtbank van koophandel niet bevoegd zou zijn. Het niet ingeschreven<br />

zijn in de KBO belet niet dat iemand toch de hoedanigheid van handelaar heeft.<br />

Conform artikel 2 Wb. Kh. wordt verstaan onder daden van koophandel alle verrichtingen van ondernemingen van<br />

openbare schouwspelen. Het organiseren van een mode-evenement kan hieronder begrepen worden.<br />

Uit de stukken blijkt dat de verwerende partij tot aan het evenement van 1 november 2009 daden in verband met dit<br />

evenement heeft gesteld. De verwerende partij heeft ter zake daden van koophandel gesteld.<br />

2951<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

Kruispuntbank ondernemingen – niet inschrijving – gevolgen<br />

Afwezigheid van vereiste beroepsbekwaamheid –nietigheid overeenkomst – gevolgen<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

011-1351 KAMER 5<br />

16.12.2011<br />

De niet inschrijving in de kruispuntbank voor ondernemingen heeft voor gevolg dat vordering niet ontvankelijk is,indien<br />

gesteund op een activiteit waarvoor men niet ingeschreven is.<br />

Het uitoefenen van een gereglementeerde activiteit zonder over de vereist beroepsbekwaamheid te beschikken is strijdig met de<br />

openbare orde en heeft voor gevolg dat de overeenkomst nietig is.<br />

De nietigheid van de overeenkomst heeft voor gevolg dat “verweerster” geen schadevergoeding op contractuele grondslag kan<br />

vorderen van “eiseres” die niet over de vereiste beroepsbekwaamheid beschikt.<br />

2954/1 – 7661 / 01<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Factuur voor schadevergoeding of contractuele wanprestatie.<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-2546 KAMER 2 04.06.2009<br />

Een factuur wordt opgesteld voor de levering van “goederen of diensten” en dergelijk stuk is niet bestemd om de<br />

aanspraak op een schadevergoeding wegens contractuele wanprestatie (gebrek aan teruggave paletten) te belichamen. In<br />

feite factureert verweerster hierdoor immers schadevergoeding en aan dergelijke facturen komt de bewijswaarde van art.<br />

25 W. Kh. in beginsel niet toe.<br />

In dezelfde zin 08/2413 12 maart 2009 .; 08-829 2 kamer18 december 2008 -08-1105 2 kamer 28.11.2008<br />

2954 /2– 7622- 7661.<br />

Factuur – bewijswaarde voor andere verrichtingen van koop-verkoop.<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

05-869 KAMER 5 25.06.2010<br />

Inzake handelskoop heeft de aanvaarde factuur de kracht van een wettelijk vermoeden. Inzake andere contracten schept<br />

de aanvaarde factuur geen wettelijk vermoeden, doch een feitelijk vermoeden. en er het bewijs in vinden dat<br />

de schuldenaar zijn akkoord heeft gegeven met de in de factuur vermelde verbintenis.<br />

Krachtens art. 1353 B.W. worden de feitelijke vermoedens overgelaten aan het oordeel en het beleid van de rechter.<br />

. - 25 -


Het feitelijk vermoeden dat de rechter, inzake een andere handelsverrichting dan een handelskoop, kan putten uit een<br />

aanvaarde factuur om er het bewijs in te vinden dat de schuldenaar zijn akkoord heeft gegeven met de in de factuur<br />

vermelde verbintenis is weerlegbaar.<br />

In dezelfde zin 09-3735 4 Kamer 01.02.2010<br />

2954/3 – 2959<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Factuur – bedingen die opduiken of afwijken van de oorspronkelijke overeenkomst- niet<br />

gebruikelijke bedingen.<br />

09-3891 KAMER 4 14.06.2010<br />

Standaardbedingen die voor het eerst in de factuur opduiken of die afwijken van de oorspronkelijke overeenkomst,<br />

worden geacht deel uit te maken van de contractinhoud, indien de partijen reeds geruime tijd met elkaar handelsrelaties<br />

onderhouden en de handelaar de in de factuur voorkomende standaardbedingen stilzwijgend heeft aanvaard. Doch, dit<br />

geldt in zoverre het gebruikelijke bedingen zijn. Geen gebruikelijk beding is de bepaling dat ontwikkelde patronen<br />

eigendom blijven van de ontwerper ook al heeft de klant voor deze patronen ontwikkelingskosten betaald<br />

2954/4 -2959<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Bewijs van handelsverbintenissen – bewijs verzending van de factuur<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-2016 KAMER 4 30.11.2009<br />

Het is aan degene die de factuur uitschrijft om te bewijzen dat de factuur werd ontvangen door de geadresseerde. Dit<br />

bewijs kan geleverd worden door alle middelen van het recht, vermoedens inbegrepen. Een vermoeden van toezending<br />

kan worden afgeleid uit een regelmatig gevoerde boekhouding overeenkomstig artikel 20 W.Kh..<br />

2954/5 -2959<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Bewijs van handelsverbintenissen – factuur - termijn van protest<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-3189 KAMER 4 01.02.2010<br />

De termijn waarbinnen moet geprotesteerd worden, wordt door de rechter beoordeeld in acht genomen de termijn die<br />

redelijkerwijze nodig is, gelet op de aard van de overeenkomst en de complexiteit van de gegevens van de factuur. Ingeval<br />

er afwijkingen met het overeengekomene duidelijk af te leiden zijn uit een enkel overzicht van de factuur, moet de<br />

handelaar zijn bezwaren onmiddellijk overmaken. Een termijn van respectievelijk 2 en 3 maanden na factuurdatum kan<br />

niet meer als redelijk geacht worden.<br />

In dezelfde zin 09-1049 4 kamer 8 maart 2010 .<br />

2964 /1<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Rekening-courant – overdraagbaarheid van het saldo.<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

10-285 KAMER 2 07.10.2010<br />

Een rekening courant-verhouding is steeds intuïtu personae, hetgeen ook logisch is, gezien de bijzondere aard van deze<br />

rechtsfiguur. Schuldvorderingen voortspruitend uit intuïtu personae-verhoudingen zijn in beginsel niet overdraagbaar,<br />

tenzij de schuldenaar hiermee zou hebben ingestemd van de bepaalbaarheid van de overgedragen schuldvordering :<br />

enkel het saldo van een rekening-courant zal juridisch gezien een vermogensbestanddeel uitmaken en zulks pas bij<br />

afsluiting van de rekening-courant. Een loutere rekeningstand of een actueel saldo van de rekening-courant heeft geen<br />

juridische relevantie en enkel een boekhoudkundige betekenis. In casu is evenwel geenszins aangetoond of aangevoerd<br />

dat dergelijke afsluiting van de rekening reeds zou hebben plaatsgevonden, zodat geen sprake kan zijn van een voldoende<br />

bepaald vermogensbestanddeel dat zich als schuldvordering tot overdracht leent.<br />

2964/2<br />

Vennootschappen –<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

10-2116 KAMER 2 23.09.2010<br />

Gerechtelijke kwijting aan zaakvoerders en bestuurders is slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden mogelijk.<br />

Kwijting is een rechtshandeling in een contractuele context, waarbij de lastgever oordeelt dat de lasthebber zijn taak<br />

goed vervuld heeft en/of waarbij alleszins afstand gedaan wordt van de contractuele aansprakelijkheidsvordering<br />

hoofdens wanbeheer of fouten in de opdracht ; de rechter, die als buitenstaander per definitie ook geen inzicht heeft in de<br />

werking of het beleid van de vennootschap, mag niet de plaats innemen of de stoel bezetten van bepaalde organen van de<br />

vennootschap en evenmin mag hij ingrijpen in de normale werking van een vennootschap.<br />

In de eerste plaats is vereist dat zich in voormelde hypothese, waar gerechtelijke kwijting uitzonderlijk aan de orde kan<br />

zijn, een tegensprekelijk debat kan ontwikkelen : dit is hier duidelijk niet het geval.<br />

Daarnaast is gerechtelijke kwijting nooit mogelijk voor alle soorten bestuursfouten, terwijl de kwijting die eiseres vordert<br />

geen enkel distinguo in die zin bevat.<br />

Bovendien is ook vereist dat er voor het bewuste (boek)jaar wel degelijk een beslissing voorligt vanwege de algemene<br />

vergadering, hetgeen hier evenmin het geval is.<br />

Tenslotte en vooral had eiseres, in haar hoedanigheid van vennoot/aandeelhouder, in eerste instantie zelf de nodige<br />

initiatieven kunnen en moeten nemen om een vergadering van de vennoten (de VOF kent als dusdanig geen formele<br />

. - 26 -


algemene vergadering – artikel 9 van de statuten maakt wel melding van de jaarvergadering van de vennoten) bijeen te<br />

roepen, nu haar dat recht toegekend is conform artikel 13 van de voorgelegde statuten : dat de gegevens van 2 de<br />

verweerder ontbreken mag in de regel zelfs geen hinderpaal vormen, mede in acht genomen de aanwezigheids- en<br />

meerderheidsquora, zoals voorzien in voornoemd artikel 13 van de statuten.<br />

De door eiseres aangehaalde rechtspraak van deze rechtbank (waar de algemene vergadering geen kwijting had verleend<br />

maar evenmin een actio mandati had ingesteld – er lag dus wel degelijk een beslissing voor vanwege dit<br />

vennootschapsorgaan) is bijgevolg niet van toepassing voor onderhavige zaak.<br />

3011<br />

Vennootschappen – Bewijs eigendom aandelen<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

11-2358 KAMER 2 21.06.2012<br />

Notulen zijn in beginsel niet bestemd om te worden aangewend als bewijsmiddel in een zakenrechtelijke discussie<br />

omtrent het eigendomsstatuut van aandelen: notulen dienen enkel inzake de verslaggeving omtrent de werking van de<br />

vennootschap en omtrent de door de vennootschap getroffen besluiten, zoals voorgeschreven door de<br />

vennootschapswetgeving.<br />

Notulen zijn bovendien niet tegenwerpelijk aan zaakvoerders of bestuurders die deze niet hebben ondertekend .<br />

3043<br />

Vennootschappen – nietigheid.<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-2126 KAMER 4 22.03.2010<br />

De oprichtingsakte moet de nauwkeurige omschrijving van het doel van de vennootschap bevatten.<br />

Om de nietigheid van de vennootschap te beoordelen dient het statutair doel, zoals het is omschreven in de<br />

oprichtingsakte, te worden gehanteerd. Anders dient een nietigverklaring van de statutenwijzigingen te worden<br />

gevorderd.<br />

De rechtbank is van oordeel dat het louter niet beschikken van een vergunning ( voor het uitoefenen van luchtactiviteiten)<br />

op het ogenblik van de oprichting, niet inhoudt dat de vennootschap nietig dient te worden verklaard.<br />

Het recht van bescherming van de vennootschapsnaam komt toe aan de eerste gebruiker ervan.<br />

De bescherming is niet territoriaal beperkt en strekt zich uit over heel België. De bescherming is absoluut en een publiek<br />

gebruik is niet vereist. Het recht op een vennootschapsnaam is niet overdraagbaar en kan dus niet in licentie gegeven<br />

worden. In geval van geschil tussen de houders van volledig identieke vennootschapsnamen moet er niet worden ingegaan<br />

op de concrete handelsactiviteiten van de onderneming of de plaats van de uitoefening ervan.<br />

Het betrof twee identieke vennootschapsnamen “ freeflight”. De rechtbank legde de naamswijziging op.<br />

3045/1<br />

Vennootschappen – Schorsing besluiten raad van bestuur – datum en uur vergadering<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

11-048 KAMER KG 30.11.2011<br />

De mogelijkheid tot schorsing van besluiten ingeval van gewichtige redenen ( art.179§ 1 W.Venn) geldt ook voor besluiten<br />

van de raad van bestuur.<br />

Besluiten genomen door de algemene vergadering en raad van bestuur ter kwader trouw en met het opzet van bedrog<br />

dienen geschorst, er dient dan niet onderzocht wat de invloed zou zijn geweest van de aanwezigheid van eisers op deze<br />

vergaderingen.<br />

Het betrof een besluit waarbij de managementvergoedingen van een aandeelhouder ernstig werden verhoogd, lopende een<br />

procedure gedwongen overdracht.<br />

3045/2<br />

Vennootschappen – Schorsing besluiten raad van bestuur – datum en uur vergadering<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

11-049 KAMER KG 30.11.2011<br />

In beginsel zal de voorzitter in kortgeding slechts uitzonderlijk zijn toevlucht nemen tot het verbieden van een<br />

vergadering gelet op de mogelijkheid tot schorsing.<br />

Wanneer een besluit wordt geschorst om redenen van kwade trouw en men een nieuwe vergadering belegt precies met<br />

hetzelfde betwiste agendapunt, dient dergelijk repetitief handelen gesanctioneerd met het verbod nog een vergadering te<br />

houden met als voorwerp het geviseerde agendapunt.<br />

Nadat een besluit inzake verhoging van de managementvergoeding werd geschorst ( zie 11-048 hierboven) werd onmiddellijk<br />

een nieuwe vergadering bijeengeroepen met hetzelfde onderwerp.<br />

. - 27 -


3049–<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Vennootschappen – Vordering tot vernietiging van besluiten van de algemene vergadering<br />

– belang.<br />

10-2981 KAMER 2 06.01.2011<br />

Elke belanghebbende kan de vordering tot nietigverklaring van besluiten van de algemene vergadering instellen. Het is<br />

niet vereist dat men aandeelhouder is.<br />

Dat een zaakvoerder ad nutum kan worden ontslagen doet geen afbreuk aan zijn procesrechterlijk belang om een<br />

vordering in vernietiging in te stellen tegen het besluit waarbij hij werd ontslagen.<br />

Overeenkomstig artikel 64.3° Ven.W. is een besluit van de algemene vergadering nietig indien het aangetast is door<br />

misbruik van bevoegdheid. Onder misbuik van bevoegdheid valt misbruik van meerderheid. Misbuik van bevoegdheid<br />

moet marginaal worden getoetst aan het vennootschapsbelang.<br />

3052<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Vennootschappen – vereffening – sluiting van de vereffeing – gevolgen voor de lopende<br />

procedures.<br />

06-511 KAMER 5 04.09.2009<br />

Na de sluiting van de vereffening kan de vennootschap geen nieuwe procedures meer beginnen, aangezien ze de daartoe<br />

vereiste rechtspersoonlijkheid mist. Om dezelfde reden zal ook een reeds voor de sluiting van de vereffening ingezette<br />

procedure niet meer kunnen worden verdergezet. De vereffenaars moeten er maar zorg voor dragen dat de vereffening<br />

niet wordt gesloten vooraleer alle lopende procedures definitief zijn beëindigd. Zo niet, dan worden zij geacht afstand te<br />

hebben gedaan van hun rechten.<br />

3053/1<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Vennootschappen.<br />

Rechtsvorderingen – verjaring<br />

06-01071 KAMER 3 31.08.2009<br />

De rechtsvordering is verjaard daar het loutere feit dat er opeenvolgende fouten van dezelfde aard zouden zijn gebeurd,<br />

niet noodzakelijk impliceert dat die feiten ondeelbaar zijn. Dat is maar het geval indien door het laatste feit in samenhang<br />

met de eerdere feiten de fout komt vast te staan.<br />

3053/2<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Vennootschap<br />

Rechtsvorderingen – verjaring<br />

06-01071 KAMER 3 31.08.2009<br />

De beslissing om een vordering in te stellen (art561 ven.W.) ligt bij de algemene vergadering en niet bij de raad van<br />

bestuur.<br />

Een vordering in bestuurdersaansprakelijkheid zonder voorafgaande beslissing van de algemene vergadering is een<br />

rechtshandeling die wordt gesteld zonder over de nodige bevoegdheid te beschikken. De rechtshandeling kan echter met<br />

terugwerkende kracht worden bekrachtigd. In het geval van een faillissement gebeurt de bekrachtiging niet door de<br />

algemene vergadering aangezien die niet meer bevoegd is, maar wel door de curator<br />

3055 - 3060<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Vennootschap onder firma<br />

Aansprakelijkheid vennoten – afwezigheid van publicatie van de overdracht –gevolgen .<br />

12-250 KAMER 6 27.02.2012<br />

De zaakvoerder- vennoot van een VOF die enkel zijn ontslag als zaakvoerder publiceert blijft als vennoot hoofdelijk<br />

verbonden.<br />

De overdracht van de aandelen ressorteert gevolgen tussen de overdrager en de overnemer van zodra de overeenkomst<br />

tot overdracht is afgesloten.<br />

Opdat de overdracht aan de vennootschap tegenwerpelijk zou zijn , dient de overdracht aan de vennootschap ter kennis<br />

te worden gebracht of door de vennootschap te worden erkend overeenkomstig de regels inzake overdracht van<br />

schuldvordering (art.1690 B.W.)<br />

De verandering van de vennoten dient te worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, teneinde de overdracht aan<br />

derden tegenstelbaar te maken.<br />

Derden kunnen zich beroepen op een overeenkomst die tussen partijen geldig is en waarvan de derde feitelijk kennis<br />

draagt.<br />

De curator kan derhalve de vennoot die de deelneming overnam,maar welke overdracht niet werd gepubliceerd als<br />

vennoot van de VOF dagvaarden . De curator kan echter in één en dezelfde akte geen onverzoenbare houding aannemen<br />

door zowel de overlater ( die vennoot is conform de publicatie) als de overnemer( wiens overname niet werd<br />

gepubliceerd)) te dagvaarden.<br />

De curator kan de overdracht in dezelfde akte niet terzijde stellen en terzelfdertijd zich op deze overdracht beroepen om<br />

een vordering in faillissement te stellen.<br />

3O93/1 - 399<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Vennootschappen – Geschillenregeling – gehuwde vennoten – overdracht<br />

lidmaatschapsrechten – waarde aandelen.<br />

11-2353 KAMER ZKG 09.11.2011<br />

Het feit dat partijen nog gehuwd zijn is geen beletsel om de overdrachtsprocedure in te stellen.<br />

Het gaat niet over een verkoop tussen echtgenoten. Indien de aandelen aan toonder of op naam deel uitmaken van de<br />

huwgemeenschap, dienen ze naar het eigen vermogen overgedragen van de overnemende echtgenoot.<br />

. - 28 -


Als één der echtgenoten op grond van artikel 1401 5° BW de lidmaatschapsrechten exclusief uitoefent zal de andere echtgenoot<br />

de gedwongen overdracht van de lidmaatschapsrechten kunnen bekomen.<br />

Alhoewel de prijs van de aandelen kan verrekend worden bij een latere vereffeningverdeling van de huwgemeenschap<br />

verhindert dit niet dat reeds een provisie kan worden toegekend. De wet vereist niet dat de overdracht pas plaats vindt nadat er<br />

een definitieve uitspraak is gedaan over de prijs.<br />

De substantiële waarde van een winstgevende onderneming vormt dikwijls de ondergrens.<br />

3O93/2 - 399<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Vennootschappen – Geschillenregeling – Hoofdeis vordering gedwongen overdracht –<br />

tegeneis vordering tot uittreding- waarde en prijs van de aandelen – prijs ex aequo et bono<br />

11-1462 KAMER ZKG 05.10.2011<br />

Wanneer enerzijds een vordering tot gedwongen overdracht en anderzijds een vordering tot uittreding wordt gesteld,<br />

ontmoeten beiden eisen elkaar.<br />

Wanneer een partij zich steunt op een eenzijdig verslag van een accountant inzake waardebepaling en de tegenpartij geen<br />

enkel stuk voorbrengt van een accountant of revisor om het eenzijdig verslag te ontkrachten kan niet ingegaan worden op de<br />

vraag een deskundige aan te stellen. De aanstelling van een deskundige is een subsidiaire maatregel welke slechts als<br />

onderzoeksmaatregel verantwoord voorkomt indien de rechter niet op een andere wijze tot een gemotiveerde beslissing komt.<br />

Waarde en prijs van aandelen zijn twee verschillende zaken.<br />

De waarde is de financiële uitdrukking van het toekomstig nut van de onderneming voor wie de aandelen verwerft, terwijl de<br />

prijs de financiële vergoeding is die de koper ervoor wil betalen en bepaald wordt door het resultaat van vraag en aanbod, de<br />

marktsituatie en de positie van partijen.<br />

Het geheel van een onderneming zelfs al zou het eigen vermogen negatief zijn heeft zeker een waarde. De prijs die iemand voor<br />

dergelijke aandelen wil betalen wordt vaak beïnvloed door de achterliggende gedachte zich door middel van deze<br />

vennootschap ook andere vergoedingen of voordelen in natura te kunnen uitkeren. Met deze achterliggende beweegreden<br />

dient rekening gehouden bij het bepalen van de prijs. De prijs kan in zo een geval ex aequo et bono worden bepaald.<br />

3093/3<br />

Vennootschappen –Geschillen<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

07-2877 KAMER ZKG<br />

Voorzitter<br />

03.08.2010<br />

De prijs wordt bepaald op het ogenblik dat de aandelen effectief worden overgedragen. Dit is ook het geval wanneer door<br />

de nalatigheid van de partijen om het proces vooruit te helpen, tussen de neerlegging van het verslag en tussen de datum<br />

die in dit verslag wordt aangehouden voor de waardebepaling en de uiteindelijke beschikking waarbij de overdracht<br />

wordt bevolen er teveel tijd is verlopen.<br />

Aandelen houden risico's in, zolang de overdracht niet is bevolen rust het risico van deze aandelen en het veranderen in<br />

waarde in min of meer op de houder, eigenaar van dit aandeel.<br />

3093/04<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Vennootschappen –Geschillen- peildatum<br />

Kosten van de procedure<br />

08-184 KAMER ZKG<br />

Voorzitter<br />

09.06.2010<br />

De peildatum om de waarde van de aandelen te bepalen die aan de deskundige werd meegegeven, is slechts een middel<br />

om ons toe te laten de prijs van de aandelen te bepalen op het ogenblik dat wij de overdracht bevelen.<br />

De prijs die dient te worden bepaald dient zo dicht mogelijk aansluiting te vinden met de huidige waarde.<br />

De procedure van overdracht van aandelen laat immers onverlet het risico welke de aandeelhouders lopen op<br />

vermeerdering of vermindering van de waarde van hun aandelen lopende de procedure.<br />

Dit risico dat inherent is aan het aandeel blijft berusten op de aandeelhouder zolang de overdracht niet is bevolen. De<br />

prijs wordt bepaald op het ogenblik dat de aandelen effectief worden overgedragen. Elke prijsbepaling vertrekt van een<br />

schatting en schattingen zijn nooit exacte waarderingen.<br />

De kosten dienen lastens elk van de partijen voor de helft gelegd , gezien beide partijen het deskundig onderzoek<br />

noodzakelijk maakten. Partijen moeten beseffen dat indien zij zelf de waarde van de aandelen niet bepalen, hetzij als<br />

eiser, hetzij als verweerder, en terzake geen aanbod formuleren in conclusies, wij nauwelijks anders kunnen dan de<br />

waarde van de aandelen te achterhalen aan de hand van een deskundig onderzoek.<br />

3093/05<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

05-2986 KAMER ZKG<br />

Voorzitter<br />

Vennootschappen –Geschillen- peildatum<br />

Deskundig onderzoek – eenzijdig rapport na neerlegging van het deskundig verslag<br />

13.08.2010<br />

In beginsel wordt de prijs bepaald rekening houdende met de waarde van de aandelen op het ogenblik dat de overdracht<br />

effectief wordt bevolen. Ingeval van bijzondere omstandigheden kan om billijkheidsreden hiervan worden afgeweken.<br />

Wanneer de procedure 5 jaar duurt, om uiteindelijk na deskundig verslag te komen tot een waarde die niet zo heel veel<br />

afwijkt van de eigen waarderingen van partijen bij aanvang van de procedure, heeft de peildatum welke 5 jaar teruggaat<br />

in het verleden om billijkheidsredenen zeker zijn belang.<br />

Het zou onbillijk zijn zich te fixeren op de huidige toestand in dit concreet geval en eiser de economische risico’s te laten<br />

dragen gedurende al die jaren nu eiser en zijn rechtsvoorganger reeds meer dan 5 jaar niet meer betrokken waren bij de<br />

feitelijke leiding van de zaak.<br />

Het is weinig ernstig wanneer een expertise vier jaar duurt, om pas na de neerlegging van het eindverslag de<br />

opmerkingen van de technisch raadsman over te maken, derwijze dat de deskundige er niet meer kan op antwoorden.<br />

. - 29 -


3093/06<br />

Vennootschappen –Geschillen- Beoordelingsmacht<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-3612 KAMER ZKG<br />

Voorzitter<br />

26.05.2010<br />

De bevoegdheid van de voorzitter in de geschillenregeling is beperkt tot wat in artikel 334 e.v. Venn.W. is voorzien.<br />

In het kader van deze procedure komt het de voorzitter niet toe te zeggen voor recht dat de te betalen prijs moet<br />

gecompenseerd worden met de vorderingen welke partijen opzichtens elkaar hebben uit hoofde van andere<br />

verrichtingen.<br />

3103<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Coöperatieve vennootschap met hoofdelijke onbeperkte aansprakelijkheid – curator<br />

CVOA – belang bij vordering tot faillietverklaring vennoot CVOA<br />

09-3014-3015 KAMER 7 17.03.2010<br />

De curator van een CVOA heeft geen belang bij het vonnis dat op verzoek van een andere partij de vordering tot het<br />

faillissement van een vennoot van deze CVOA ongegrond verklaart, zodat het derdenverzet van de curator niet<br />

toelaatbaar is.<br />

3148/1<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Naamloze Vennootschap<br />

Vorderingsrecht van een aandeelhouder tegen een derde<br />

08-3036 KAMER 6 30.09.2009<br />

Eiseressen zijn aandeelhouders en schuldeisers ingevolge een vordering in rekening-courant van de BVBA X waarvan het<br />

faillissement werd gesloten op 24.07.2008.<br />

Het is niet betwist dat zij als schuldeisers uit hoofde van voorschotten en leningen, een vorderingsrecht kunnen hebben<br />

tegen een derde.<br />

Algemeen wordt echter aanvaard dat een aandeelhouder voor het verlies van de waarde van zijn aandelen geen vordering<br />

kan stellen tegen een derde.<br />

Deze regel vertrekt vanuit de overweging dat de aandeelhouder geen afgeleide schade kan vorderen vermits dergelijke<br />

vordering:<br />

• de rangorde tussen aandeelhouders en schuldeiser zou doorkruisen<br />

• dit een oncontroleerbare stroom van procedures op gang zou kunnen brengen door individuele aandeelhouders<br />

• voor gevolg zou kunnen hebben dat de derde, tweemaal de schade moet vergoeden eenmaal van de vennootschap<br />

(die rechtstreekse schade vordert) en eenmaal aan de aandeelhouder (die afgeleide schade vordert).<br />

De rechtbank is echter van oordeel dat in het geval waar de vennootschap zelf geen rechtsvordering meer kan stellen tot<br />

vergoeding van de rechtstreekse schade, hoger genoemd beginsel niet geldt en de aandeelhouder wel kan vorderen voor<br />

zijn afgeleide schade. De beweegredenen om hem zulks te beletten komen immers grotendeels door het wegvallen van de<br />

vennootschap en haar vermogen te vervallen.<br />

In zoverre echter eiseressen vorderen, op contractuele grondslag ( wegens het niet uitvoeren van de beweerde<br />

kredietovereenkomst), kunnen zij echter niet de vordering op contractuele grondslag uitoefenen, waarover BVBA X<br />

beschikte, zelfs niet na het verdwijnen van de rechtspersoon BVBA X door de sluiting van het faillissement.<br />

Enkel de partij betrokken bij de overeenkomst, heeft de hoedanigheid om op contractuele gronden te vorderen tegen de<br />

ingebreke blijvende wederpartij ingevolge de relativiteit van de contractwerking. De interne gevolgen van de<br />

overeenkomst hebben in beginsel geen werking tegenover derden.<br />

Eiseressen zijn geen contract partij en hebben derhalve de vereiste hoedanigheid niet om een contractuele vordering te<br />

stellen. In dat opzicht is hun vordering ongegrond.<br />

Hij die een contractuele fout begaat, kan jegens derden niet extra contractueel aansprakelijk zijn dan indien die<br />

tekortkoming aan de contractuele verplichtingen niet ook en los van het contract een schending oplevert van de voor<br />

eenieder geldende algemene zorgvuldigheidsplicht.<br />

Het is niet omdat contractueel N.V. F. in gebreke bleef dat haar handelen opzichtens eiseressen onrechtmatig was in de<br />

zin van artikel 1382 BW.<br />

Op 03.09.2007 werd BVBA X. failliet verklaard bij vonnis bij verstek door de rechtbank van koophandel .<br />

Bij vonnis van 10.09.2007 werd het faillissement ingetrokken.<br />

Bij brief van 19.09.2007 heeft N.V. F. een einde gesteld aan alle aan BVBA X. toegekende kredietopeningen.<br />

Na de kredietopzegging werd met N.V. X verder onderhandeld voor een nieuwe kredietverstrekking.<br />

Deze onderhandelingen werden gevoerd in de periode van 15.12.2007 tot de periode juni-juli 2008.<br />

Bij brief van 09.07.2008 bevestigde N.V. F. nog dat het toegestane investeringskrediet ten belope van 220.000,00 Euro en een<br />

kaskrediet van 15.000,00 Euro zou toegestaan worden onder de modaliteiten in het investeringskrediet bepaald.<br />

Eiseressen en de vrijwillig tussenkomende partij stellen dat alle in de kredietovereenkomst gestipuleerde garanties en zekerheden<br />

wel degelijk door BVBA X. en haar aandeelhouders werden verleend.<br />

N.V. F. weigerde echter, volgens eiseressen en de vrijwillig tussenkomende partij, ten onrechte de verdeelde kredieten vrij te<br />

geven onder het voorwendsel dat een bijkomende kredietovereenkomst diende te worden ondertekend ten belope van 30.000,00<br />

Euro aan intresten, waarvan voorheen nooit sprake was. Volgens NV F. was dit nodig omdat het opgezegde krediet in kapitaal<br />

en intresten inmiddels was opgelopen, en de nieuwe lening moest dienen om de oude aan te zuiveren.<br />

N.V. F. weigerde dus volgens eiseressen haar eerder aangegane contractuele verbintenissen na te komen waarop het<br />

faillissement volgde van BVBA X..<br />

De rechtbank wees de vordering van de aandeelhouders – schuldeisers af zowel op contractuele grondslag als op<br />

extracontractuele grondslag.<br />

. - 30 -


3148/2 – 3166<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Naamloze Vennootschap<br />

Externe vertegenwoordigingsmacht<br />

08-3046 KAMER 5 04.09.2009<br />

In de NV, BVBA en CVA werd, ter bescherming van derden te goeder trouw, een strikte wettelijke scheiding<br />

doorgevoerd tussen de externe vertegenwoordiging en de interne bestuursbevoegdheid.<br />

De bestuursbevoegdheid is een interne aangelegenheid. Het betreft de vraag welk orgaan binnen de vennootschap de<br />

bevoegdheid heeft om een bepaald besluit te treffen. De externe vertegenwoordiging slaat op de bevoegdheid om de<br />

vennootschap, op grond van de intern genomen besluiten, jegens derden te verbinden. Onder derden dient men hierbij te<br />

verstaan, al degenen die geen lid zijn van een orgaan van de vennootschap en evenmin in die hoedanigheid met de raad<br />

van bestuur/zaakvoerders handelden.<br />

Bij de NV is de raad van bestuur als college het orgaan van intern bestuur. De bestuurders kunnen echter, hetzij<br />

individueel, hetzij gezamenlijk, de hoedanigheid van organen van vertegenwoordiging bezitten krachtens een statutaire<br />

clausule overeenkomstig art. 522, §2 W.Venn.<br />

De voormelde wettelijke scheiding tussen intern bestuur en externe vertegenwoordiging heeft tot gevolg dat men een<br />

rechtshandeling, gesteld door een orgaan van vertegenwoordiging binnen zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid, rechtstreeks<br />

toerekent aan de vennootschap, ongeacht of hiertoe een geldig besluit voorligt van het bevoegde orgaan van intern<br />

bestuur.<br />

In deze procedure ging de discussie over de rechtmatigheid van het ontslag van een zelfstandig directeur van de vennootschap.<br />

De eiser wierp op dat de gedelegeerd bestuurder van verweerster die de ontslagbrief ondertekende slechts bevoegd was tot het<br />

nemen van alle besluiten in het kader van het dagelijks bestuur, doch het ontslag van de Algemeen Directeur behoorde daar niet<br />

toe volgens eiseres. De rechtbank was van oordeel dat afgevaardigde bestuurder de vereiste hoedanigheid had gezien de statuten<br />

bepaalden “De raad van bestuur vertegenwoordigt de vennootschap jegens derden en in rechte als eiser of als verweerder.<br />

Onverminderd deze algemene vertegenwoordigingsmacht van de raad van bestuur als college, handelend bij meerderheid van<br />

zijn leden, zal zowel voor alle handelingen van dagelijks bestuur als deze die er buiten vallen, de vennootschap tegenover derden<br />

geldig vertegenwoordigd en verbonden zijn door hetzij één afgevaardigd bestuurder alleen hetzij twee bestuurders samen.”.<br />

3157<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Effecten – certificaten .<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-314 KAMER 2 25.11.2010<br />

Aandeelhouderscertificaten zijn in beginsel geen toonderstukken waarin de rechten verbonden aan het aandeel<br />

geïncorporeerd zijn. Het certificaat is, in tegenstelling tot een toonderaandeel, geen waardepapier waarin het recht<br />

belichaamd is en vormt dus geen titel op zich. De bezitsbescherming die verleend wordt door artikel 2279 B.W. komt<br />

aan dergelijke stukken in de regel niet toe.<br />

Een dergelijk certificaat heeft in wezen geen andere functie dan die van een afschrift of copie van het aandelenregister,<br />

dat bij vernietiging of het verloren gaan van het register hulp kan bieden om het eigendomsrecht inzake de aandelen te<br />

reconstrueren.<br />

Effecten aan toonder (juridisch) kunnen bestaan, ook al werden ze nog niet gedrukt.<br />

Mits de statuten zich hier niet tegen verzetten bestaat er zoiets als “potentiële” aandelen aan toonder, dit zijn<br />

toonderaandelen die nog niet werden gedrukt.<br />

Precies om reden dat de bewuste certificaten aan toonder in de loop der jaren ook door de vennootschap zelf werden<br />

aanzien als zelfstandige titel kan zelfs de bezitsbescherming voorzien in artikel 2279 B.W. ingeroepen worden. Dit maakt<br />

dat het loutere bezit van deze stukken legitimeert als eigenaar.<br />

3161/1<br />

Vennootschappen –Raad van Bestuur – Nietigverklaring besluiten<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-894 KAMER 2 10.09.2009<br />

Voor de vordering tot nietigverklaring van besluiten van de raad van bestuur van een vennootschap is er geen wettelijke<br />

regeling maar gelden naar analogie dezelfde principes als deze voorzien inzake beslissingen van de algemene vergadering.<br />

Voor deze vordering geldt derhalve dezelfde vervaltermijn van zes maanden.<br />

Art. 521 Venn.W. voorziet dat de bestuurders een college vormen : dit houdt in dat de leden van de raad van bestuur<br />

geen individuele of eigen beslissingsbevoegdheid hebben.<br />

De raad van bestuur van een naamloze vennootschap is zodoende een orgaan dat uitsluitend collegiaal kan optreden.<br />

De inbreuk op een specifieke en wetskrachtige norm houdt op zich reeds een onrechtmatig handelen in.<br />

Naar huidig Belgisch recht geldt immers een identiteit tussen onwettigheid en onrechtmatigheid.<br />

Een persoon begaat een objectief onrechtmatige daad indien deze zich niet gedraagt zoals een normaal zorgvuldig<br />

persoon zich in dezelfde omstandigheden zou gedragen. Vermits een normaal zorgvuldig persoon – de goede huisvader –<br />

per definitie wordt verondersteld de wetten na te leven, is elke inbreuk op een specifiek gebod of verbod opgelegd bij<br />

materiële wet ipso facto een objectief onrechtmatige daad. Hierbij is het irrelevant welke belangen deze materiële wet<br />

‘beoogde’ te beschermen.<br />

3161/2<br />

Vennootschappen –Beraadslaging- notulen<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-894 KAMER 2 10.09.2009<br />

Een uitdrukkelijke notuleringsplicht is niet voorzien in de vennootschapswetgeving.<br />

Notulen zijn geen vereisten ad validitatem (enkel ad probationem) van de besluiten die genomen zijn tijdens de<br />

vergadering van het orgaan of de instantie wiens beslissingen in vraag gesteld worden.<br />

. - 31 -


De overlegging van het proces-verbaal van de vergadering is niet de enige manier om het bewijs van een feit te leveren<br />

dat zich tijdens die vergadering heeft voorgedaan.<br />

Het ontbreken van notulen levert ook trouwens niet de (automatische) nietigheid op van het besluit.<br />

De vrijwaring van de wilsintegriteit van elke individuele bestuurder vormt, naar het oordeel van de rechtbank, dan ook<br />

dé essentie van de beraadslaging.<br />

3175<br />

Vennootschappen – Actio mandati Geschillenregeling<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

11-1842 KAMER 2 28.06.2012<br />

De actio mandati veronderstelt een voorafgaande beslissing van de algemene vergadering en dit geldt zowel ten aanzien<br />

van zittende als gewezen bestuursorganen. Zonder de beslissing van de algemene vergadering is de<br />

aansprakelijkheidsvordering niet-ontvankelijk omdat ze niet kan worden toegerekend aan de vennootschap wegens het<br />

ontbreken van een beslissing van een terzake bevoegd orgaan. Bij gebrek aan beslissing van de algemene vergadering<br />

heeft de vennootschap niet de in de zin van artikel 17 Ger.W. vereiste hoedanigheid om te vorderen.<br />

De algemene vergadering kan het instellen van een aansprakelijkheidsvordering door een onbevoegd orgaan weliswaar<br />

bekrachtigen.<br />

Geen enkele wettelijke regel schrijft voor dat notulen moeten opgemaakt zijn de dag zelf dat de algemene vergadering de<br />

(naderhand genotuleerde) beslissingen neemt.<br />

Een vennootschap stelt een vordering tegen een gewezen zaakvoerder. Zij is van oordeel dat een werkneemster welke bij haar<br />

ingeschreven was in feite uitsluitend werkte voor de zaakvoerder persoonlijk.<br />

3184/1<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Vennootschappen – Geschillenregeling –onmiddellijke overdracht mits betaling provisiedeskundig<br />

onderzoek –peildatum<br />

11-1462 KAMER ZKG 13.07.2011<br />

Artikel 636 Ven.W. vereist niet dat de overdracht pas plaatsvindt nadat een definitieve uitspraak is gedaan over de prijs.<br />

Het onmiddellijk bevel tot overdracht van de aandelen draagt bij tot verwezenlijken van het doel dat de wetgever<br />

nastreefde . De overige vennoten kunnen vanaf de overdracht het bestuur van de vennootschap volledig overnemen.<br />

Deze werkwijze biedt bovendien het voordeel dat de vennoten onmiddellijk kunnen uittreden en dat gedurende, de<br />

spijtig genoeg meestal langdurige expertise, geen van de partijen enig economisch risico hoeft te vrezen of zou kunnen<br />

voordeel halen bij waardestijging lopende de expertise.<br />

De waarde van de aandelen zal door de deskundige dan bepaald worden op datum van het vonnis dat de overdracht<br />

beveelt. Vermits intresten kunnen worden toegekend op het saldo vanaf de dag dat de overdracht wordt bevolen, zijnde<br />

datum huidig vonnis compenseert dit voor de overlater het wachten op het eventueel saldo .<br />

3184/2<br />

Vennootschappen – Geschillenregeling –deskundig onderzoek –peildatum<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

03-3698 KAMER ZKG 01.12.2010<br />

Het is niet de taak van de Voorzitter om het deskundig onderzoek opnieuw uit te voeren. Het volstaat na te gaan of de<br />

deskundige de opmerkingen op zijn verslag voldoende heeft beantwoord en/of wij ons in de argumentatie van de deskundige<br />

kunnen vinden.<br />

Een decoté of surcoté moet bij de geschillenregeling niet toegepast worden gezien de specificiteit van de overdrachtsprocedure.<br />

In beginsel wordt bij een gedwongen uittreding of overdracht de prijs bepaald rekening houdende met de waarde van de<br />

aandelen op het ogenblik dat de overdracht effectief wordt bevolen. Ingeval van bijzondere omstandigheden kan hiervan om<br />

billijkheidsredenen worden afgeweken, zo wanneer er teveel tijd verstreek ( ingevolge ondermeer de procedure in beroep)<br />

tussen de aanstelling van de deskundige en uiteindelijke beschikking tot overdracht. Wanneer teveel tijd is verlopen tussen de<br />

peildatum in onze beschikking en anderzijds de dag waarop we de overdracht bevelen, is het weerhouden van de waarde op<br />

datum van de overdracht niet redelijk te verantwoorden.<br />

De rechter kan geen gerechtelijke intresten toekennen vanaf een vroegere datum dan de datum waarop hij de effectieve<br />

overdracht met betaling van de prijs beveelt, ook niet al zou hij een vroegere datum in aanmerking hebben genomen om de<br />

aandelen te waarderen<br />

3184/3<br />

Vennootschappen – Geschillenregeling –deskundig onderzoek –peildatum<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

07-720 KAMER ZKG 24.11.2010<br />

In beginsel wordt de prijs bepaald rekening houdend met de waarde van de aandelen op het ogenblik dat de overdracht<br />

effectief wordt bevolen.<br />

Ingeval van bijzondere omstandigheden kan om billijkheidsredenen worden vanaf geweken.<br />

Wanneer bij een uittreding de aandeelhouder op geen enkele wijze meer deel uitmaakt van het bestuur van de vennootschap<br />

zou het onbillijk zijn de huidige waarde van de aandelen in aanmerking te nemen.<br />

Het is niet de taak van de rechter alle opmerkingen opnieuw te onderzoeken en in feite de expertise over te doen.<br />

Het volstaat na te gaan of de deskundige de opmerkingen in zijn verslag voldoende heeft beantwoord en of we ons in de<br />

argumentatie van de deskundige kunnen vinden.<br />

. - 32 -


3184/4<br />

Vennootschappen – Geschillenregeling –deskundig onderzoek -peildatum<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

05-2986 KAMER ZKG 13.08.2010<br />

In beginsel wordt de prijs van de aandelen bepaalt rekening houdende met de waarde van de aandelen op het ogenblik<br />

dat de overdracht effectief wordt bevolen.<br />

In geval van bijzondere omstandigheden kan hiervan echter worden afgeweken om billijkheidsreden of omdat partijen<br />

zich akkoord hebben gesteld omtrent een peildatum bij de installatievergadering. Het zou onbillijk zijn de huidige<br />

toestand in aanmerking te nemen in dit concreet geval en eiseres de economische risico's te laten dragen gedurende al die<br />

jaren van de procedure, dit alles nu zij op geen enkele wijze lopende deze procedure bij de feitelijke leiding van de<br />

vennootschap betrokken is geweest.<br />

De rechter kan geen gerechtelijke intresten toekennen vanaf een vroegere datum dan de datum waarop hij de effectieve<br />

overdracht met betaling van de prijs beveelt<br />

In dezelfde zin 08-750 13/10/2010<br />

3184/5<br />

Vennootschappen – Geschillenregeling –deskundig onderzoek -peildatum<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

03-3698 KAMER ZKG 01.12.2010<br />

In beginsel wordt bij een gedwongen uittreding of overdracht de prijs bepaald rekening houdende met de waarde van de<br />

aandelen op het ogenblik dat de overdracht effectief wordt bevolen.<br />

Echter ingeval van bijzondere omstandigheden moet hiervan om billijkheidsredenen worden afgeweken.<br />

We stellen vast dat de deskundige werd aangesteld in 2005 en dat vijf jaar verlopen zijn sedert de aanstelling van de<br />

deskundige.<br />

Wanneer we vijf jaar geleden een deskundige hebben aangesteld zijn we ervan uitgegaan dat het deskundig verslag<br />

binnen korte termijn na de aanstelling zou zijn afgewerkt.<br />

Het is geen verwijt aan de deskundige dat dit uiteindelijk niet is gebeurd vermits duidelijk is dat dit een gevolg is van<br />

enerzijds de gevoerde procedure in hoger beroep en anderzijds de verslagen welke de partijen zelf lieten opstellen door<br />

hun technische raadslieden.<br />

Het komt ons niet redelijk voor in deze concrete omstandigheden rekening te houden met een latere peildatum.<br />

Om billijkheidsredenen zijn we van oordeel dat de peildatum moet worden weerhouden van 30.09.2003.<br />

Het nemen van deze datum om de waarde van de aandelen te bepalen biedt bovendien rechtszekerheid.<br />

Immers indien men deze peildatum in aanmerking neemt hebben partijen geen belang meer bij ellenlange procedures en<br />

het vertragen van eventuele expertises in functie van de fluctuaties van de waarde van de aandelen lopende deze<br />

procedure.<br />

Wanneer teveel tijd is verlopen tussen de peildatum in onze beschikking en anderzijds de dag waarop we de overdracht<br />

bevelen, is het weerhouden van de waarde op datum van de overdracht niet redelijk te verantwoorden.<br />

3184/6<br />

Vennootschappen – Geschillenregeling –deskundig onderzoek –peildatum<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

07-720 KAMER ZKG 24.11.2010<br />

In beginsel wordt de prijs bepaald rekening houdend met de waarde van de aandelen op het ogenblik dat de overdracht<br />

effectief wordt bevolen.<br />

Ingeval van bijzondere omstandigheden kan om billijkheidsredenen worden vanaf geweken.<br />

Uiteindelijk is er drie jaar verlopen sedert de tussenbeschikking van 02.05.2007.<br />

Wanneer bij een uittreding de aandeelhouder op geen enkele wijze meer deel uitmaakt van het bestuur van de<br />

vennootschap zou het onbillijk zijn de huidige waarde van de aandelen in aanmerking te nemen.<br />

We nemen dan ook als peildatum de datum die door de deskundige in aanmerking werd genomen ingevolge het akkoord<br />

van de partijen namelijk 16.03.2007.<br />

3184/7<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Vennootschappen – Geschillenregeling – Hoofdeis vordering gedwongen overdracht –<br />

tegeneis vordering tot uittreding.<br />

11-1647 KAMER ZKG 19.10.2011<br />

Bij het beoordelen van de vordering tot uittreding. Mag naast het belang van de vennootschap ook rekening gehouden<br />

worden met het belang van de uittredende aandeelhouder. In familiale vennootschappen is men vaak aandeelhouder om<br />

reden van de activiteiten of bestuursmandaten die men in de vennootschap uitoefent. Na het ontslag als bestuurder wordt<br />

aanvaard dat van deze vennoot in redelijkheid niet langer kan verwacht worden dat hij nog vennoot blijft.<br />

Bij uittreding over gedwongen overdracht is niet vereist dat de overdracht pas plaats heeft na de definitieve vaststelling van de<br />

prijs. De veroordeling tot het betalen van een provisie in afwachting van de vaststelling van de definitieve prijs is mogelijk.<br />

De substantiële waarde van een onderneming is dikwijls de ondergrens van de waarde. Een onderneming met een normale<br />

rentabiliteit zal normaal een rendementswaarde hebben die hoger ligt.<br />

3184/8<br />

Vennootschappen – Geschillenregeling – Betwisting eigendom aandelen –gegronde<br />

HANDELS-,ECONOMISCH redenen / afwezigheid van fout<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

11-1394 KAMER ZKG 28.12.2011<br />

Een eventuele betwisting en vordering omtrent de eigendom van de aandelen is samenhangend met de vordering tot<br />

gedwongen overname. De Voorzitter is bevoegd om de betwisting met betrekking tot de eigendom van de aandelen te<br />

beslechten. Wanneer beide partijen willen uittreden en er een gegronde redenen tot uittreding is waarvan de oorzaak bij<br />

. - 33 -


de andere aandeelhouder ligt, kan de Voorzitter in het belang van de vennootschap oordelen dat een bepaalde<br />

aandeelhouder mag uittreden en de andere, aan wie de gegronde reden toe te rekenen is, niet.<br />

Het zou maatschappelijk niet te verantwoorden zijn, dat de vennootschap moet ontbonden worden omdat geen van de<br />

aandeelhouders nog verder wil wanneer deze vennootschap nog toekomst heeft en bron van tewerkstelling is.<br />

Voor de aandeelhouder die overblijft , blijft trouwens de mogelijkheid een koper voor de aandelen te zoeken.<br />

De gegronde redenen impliceert geen fout, ze moet wel toe te rekenen zijn aan de vennoot tegen wie de vordering is<br />

gericht.<br />

Het wijzigingen van de bestaande machtsverhoudingen door inbreng van drie werknemers in de raad van bestuur, door<br />

de meerderheidsaandeelhouder is een gegronde reden.<br />

De minderheidsaandeelhouder kan dan stellen dat hij in zijn redelijke verwachtingen is bedrogen.<br />

De overdracht van de aandelen kan bevolen worden mits betaling van een provisie. Het is niet nodig dat eerst definitieve<br />

uitspraak wordt gedaan over de prijs alvorens de overdacht te bevelen.<br />

Artikel 643 Venn.W. vereist niet dat de overdracht pas plaats heeft na de definitieve vaststelling van de prijs. Het is te<br />

betreuren dat geen van de partijen een recente eenzijdige raming van de waarde van de aandelen brengen. Partijen moeten<br />

beseffen dat ze aan de rechter alle elementen dienen over te leggen die ze zelf kunnen aanbrengen om hun eis te schragen.<br />

De tegeneis in ontbinding in de geschillenregeling is niet ontvankelijk.<br />

3184/9<br />

Vennootschappen – Geschillenregeling –<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

11-2245 KAMER ZKG 28.12.2011<br />

Een eventuele betwisting en vordering omtrent de eigendom van de aandelen is samenhangend met de vordering tot<br />

gedwongen overname. De Voorzitter is bevoegd om de betwisting met betrekking tot de eigendom van de aandelen te<br />

beslechten. Artikel 643 Venn.W. vereist niet dat de overdracht pas plaats heeft na de definitieve vaststelling van de prijs, de<br />

overdracht kan onmiddellijk worden bevolen mits betaling van een provisie.<br />

De verwijdering van een belangrijke aandeelhouder uit de raad van bestuur komt in een familiale onderneming als een<br />

ernstige schending voor van de legitieme verwachtingen welke die aandeelhouder mocht hebben en vormt een gegronde reden<br />

tot uittreding.<br />

3259/1<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Wet handelspraktijken -<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

10-1761 KAMER ZKG 13.10.2010<br />

Wanneer bij de overdracht van een handelsfonds de handelsbenaming en een logo overdragen wordt moet de overdrager er<br />

zelf voor zorgen dat, indien hij nog actief blijft in een aanverwante sector, hij in elk geval geen publiciteit maakt met logo's en<br />

afbeeldingen welke van aard zijn, verwarring te stichten met de overgedragen handelsnaam en de overgedragen logo's.<br />

3259/2<br />

Handelspraktijken -slechtmaking<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-1853 KAMER ZKG<br />

Voorzitter<br />

09.12.2009<br />

Wanneer in een mail aan één cliënt van eiseres gezonden, onjuiste informatie wordt gegeven omtrent mogelijke<br />

toekomstige bevoorradingsproblemen, dan is dit op zich geen slechtmaking wanneer kan aangenomen worden dat de<br />

verzender van de mail zich vergiste omtrent bepaalde feiten en deze niet werd verzonden met het doel te schaden.<br />

Het is niet abnormaal dat een concurrent wanneer hij verneemt dat er toch misschien een mogelijkheid bestaat om een<br />

nieuwe cliënt aan te werven, omdat de bevoorrading van deze cliënt door het faillissement van een derde partij in het<br />

gedrang komt, contact neemt met deze potentiële cliënt.<br />

Verweerster ging ervan uit dat door het faillissement van de moedermaatschappij de bevoorrading van de BVBA E. in<br />

het gedrang kwam.<br />

Verweerster had geen rekening gehouden met een mogelijke overname.<br />

Een dergelijke beperkte briefwisseling aan een derde zonder ruime verspreiding is niet te aanzien als een onrechtmatig<br />

handelen. Er is geen bewijs dat deze e-mail werd gedaan met het doel eiseres schade toe te brengen. Het principe is dat de<br />

afwerving van het cliënteel geoorloofd is. Een poging tot afwerving van cliënteel is in beginsel niet onrechtmatig.<br />

De informatie in de mail was onjuist maar dit wil niet zeggen dat de mail op zich als onrechtmatig handelen en<br />

slechtmaking moet worden beschouwd.<br />

Verweerster had er bij een derde op gewezen dat hij zich niet meer zou kunnen bevoorraden, gezien het faillissement van de<br />

leverancier ( concurrent van verweerster). Deze informatie bleek nadien onjuist omdat na faillissement, het bedrijf een doorstart<br />

kende. De vordering werd afgewezen.<br />

3259/3<br />

Handelspraktijken –handelsnaam<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-1796 KAMER ZKG<br />

Voorzitter<br />

07.10.2009<br />

Er is gelijkenis tussen de handelsbenamingen de benamingen “YOUNIQUE” en “YOUNIQUE Nails & Beauty”.<br />

De verwarring moet in beginsel beoordeeld worden in functie van de benamingen op zichzelf beschouwd waarbij de<br />

totaal indruk van belang is, dit alles bij het cliënteel van gemiddelde aandacht.<br />

. - 34 -


Het is niet vereist dat eiseres zou bewijzen dat ze in het algemeen de eerste gebruiker is van de naam “YOUNIQUE”. Het<br />

volstaat dat ze in de relatie tot verweerster bewijst de eerste gebruiker te zijn. De bescherming van de handelsnaam is<br />

immers gebaseerd op het eerste gebruik in het beschermingsgebied.<br />

Het is derhalve niet relevant te verwijzen naar zoekopdrachten zoals in Google welke wereldwijd het gebruik van de<br />

naam “YOUNIQUE” situeren.<br />

Het feit dat de handelsnaam ook wordt gebruikt door anderen als merk, is in feite niet relevant.<br />

Enkel de houder van het merk zal tegenover de gebruiker van de handelsnaam eventueel over een vordering beschikken<br />

om het gebruik van deze handelsnaam te verbieden, voor zover de voorwaarden daartoe vervuld zijn.<br />

Verweerster kan zich echter niet beroepen op rechten welke de merkhouder zou hebben.<br />

3259/4<br />

Wet markpraktijken – milieuvergunning – toetsing door de rechter<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-1604 KAMER ZKG<br />

29.06.2011<br />

Artikel 159 van de Grondwet legt aan de rechter het verbod op om toepassing te maken van een onwettige<br />

bestuurshandeling. In dat verband volstaat het niet louter te verwijzen naar de rechtszekerheid om de legaliteit van de<br />

vergunning terzijde te schuiven.<br />

Evenwicht tussen legaliteitsbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel is in casu mogelijk. Als de burger weet of redelijkerwijze<br />

moet weten dat zijn vergunning onwettig is, kan hij zich niet op de rechtszekerheid beroepen. Als de burger daarentegen<br />

mag aannemen dat de hem verleende vergunning wettig is begaat hij geen fout wanneer hij deze vergunning aanwendt.<br />

In de regel mag de burger erop vertrouwen dat de overheid niet onrechtmatig handelt door een vergunning te verlenen<br />

strijdig met de wet. Diegene welke stelt dat de vergunning onrechtmatig is draagt de bewijslast.<br />

Inbreuken op de wet marktpraktijken situeren zich in het kader van een onrechtmatigde daad.<br />

Inzoverre de vergunning onwettig zou zijn begaat de begunstigde in beginsel geen onrechtmatigheid bij de aanwending<br />

ervan, zolang de onwettigheid niet is vastgesteld door een onafhankelijke rechtsinstantie. Zolang de onwettigheid niet is<br />

vastgesteld van de vergunning mag de vergunninghouder deze gebruiken.<br />

Van het bewust en vrij begaan van de onrechtmatige handeling is geen sprake wanneer de burger misleid werd door de<br />

vergunning.<br />

Wanneer echter de vergunning kennelijk onwettig is en de vergunninghouder zulks beseft of in redelijkheid moet<br />

beseffen , begaat de vergunninghouder een fout wanneer hij deze aanwendt.<br />

Eiseres ( X) was houdster van een milieuvergunning voor het wassen van kratten. Zij stelt dat verschillende van haar kliënten<br />

haar verlieten om kratten te laten wassen bij verweerster(Y)<br />

Y beschikt over een vergunning voor het wassen van kratten, maar X eist dat hier geen rekening met wordt gehouden omdat deze<br />

vergunning volgens X onwettig is.<br />

De vordering werd verworpen omdat de vergunning niet kennelijk onwettig was.<br />

3293 -3259<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

MEDEDINGING – herstel van motorfietsen – beoordeling van de relevante markt –<br />

merkspecifiek.<br />

08-2856 KAMER ZKG 23.09.2010<br />

De markt voor herstel van motorfietsen is merkspecifiek, net zoals de markt voor herstel van motorvoertuigen<br />

merkspecifiek is<br />

Aangezien het marktaandeel van verweerster de 30% van de markt van de naverkoopsdiensten voor xxx-moto’s<br />

overstijgt, is de Verordening nr. 330/2010 niet van toepassing en vallen de verticale overeenkomsten of feitelijke<br />

gedragingen m.b.t. deze naverkoopsdiensten niet onder de groepsvrijstelling en zijn zij dus principieel verboden.<br />

Individuele vrijstelling is op grond van artikel 101°3 EG Verdrag alleen mogelijk wanneer de overeenkomst/feitelijke<br />

gedraging bijdraagt tot verbetering van de productie of van de verdeling van de producten of tot verbetering van de<br />

technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten<br />

goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen:<br />

a) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn,<br />

b) de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken producten, de mededinging uit te schakelen.<br />

Het instellen van een selectief distributienetwerk op basis van objectieve kwalitatieve criteria voor naverkoopsdiensten<br />

voor moto’s is economisch verantwoord door de aard van het produkt of de dienst.<br />

De voorwaarde het statuut te hebben van erkende dealer, om als erkende hersteller te worden beschouwd, is op zich een<br />

kwalitatieve voorwaarde, tenzij de erkende dealers kwantitatief worden geselecteerd.<br />

In casu worden de xxx-concessiehouders op kwantitatieve wijze geselecteerd, zodat de voorwaarde dus automatisch een<br />

kwantitatieve voorwaarde is.<br />

Het is niet nodig dealer te zijn om hersteller te zijn, verkopen en herstellen hebben elk hun eigenheid en speficieke<br />

kennisvereiste.<br />

De voorwaarde van het statuut van erkende xxx concessiehouder (om aangesteld te kunnen worden als erkende xxx<br />

hersteller) is “niet onmisbaar is voor het bereiken van het doel”.<br />

Zodoende kan geen individuele vrijstelling worden toegekend en maakt verweerster dus een inbreuk op het algemeen<br />

verbod tot beperking van de mededinging (artikel 101 lid 1 van het EG Verdrag ) en artikel 2 van de Belgische Wet tot<br />

bescherming van de economische mededinging.<br />

Schending van artikel 101 en 102 EEG en 2 en 3 Belgische Mededingingswet kan een “oneerlijke marktpraktijk”<br />

vormen in de zin van artikel 95 Wet betreffende Marktpraktijken en Consumentenbescherming van 6 april 2010,<br />

. - 35 -


hetgeen eiseres het recht geeft om een stakingsvordering bij de Voorzitter van de rechtbank van koophandel in te stellen,<br />

conform artikel 2 van de Wet met betrekking tot de regeling van bepaalde procedures in het kader van de WMC van 6<br />

april 2010.<br />

Bij misbruik van machtspositie door te weigeren om te contracteren kan tot contracteren worden verplicht.<br />

De stakingsrechter kan niet enkel de staking bevelen van een inbreuk op de eerlijke handelspraktijken , maar ook binnen<br />

de grenzen van het gevorderde maatregelen bevelen om de onrechtmatige praktijken daadwerkelijk te staken.<br />

3581<br />

Auteursrecht – Rechtspersonen.<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-3891 KAMER 4 14.06.2010<br />

Een rechtspersoon kan geen auteur zijn. Artikel 6 lid 1 Auteurswet stelt immers dat de oorspronkelijke<br />

auteursrechthebbende de natuurlijke persoon is die zijn werk heeft gecreëerd.<br />

Dit artikel houdt in dat nooit ab initio een rechtspersoon auteursrechthebbende kan zijn. Een rechtspersoon kan dan ook<br />

enkel het auteursrecht verkrijgen van de natuurlijke persoon die het werk heeft gecreëerd. Een rechtspersoon kan<br />

immers bezwaarlijk iets creëren en nog minder blijkt geven van een ‘persoonlijke stempel’.<br />

3739<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Wisselbrief – Aval- Hoofdelijke verbintenis<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

10-1839 KAMER 2 10.03.2011<br />

De avalgever is, samen met alle anderen wiens handtekening op de wisselbrief voorkomt hoofdelijk verbonden jegens de<br />

houder van de wisselbrief. De avalgever is een onafhankelijke schuldenaar, wiens rechten en verplichtingen door het<br />

wisselrecht worden bepaald zodat de avalgever geen voorrecht van uitwinning kan inroepen. De bepalingen van het<br />

Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de borgtocht zijn immers niet toepasselijk op de avalgever van een wisselbrief De<br />

afwezigheid van ingebrekestelling is dus niet relevant, evenmin de loutere mogelijkheid of eventualiteit dat eiseres een<br />

dividend kan verwachten uit het faillissement van de hoofdschuldenaar.<br />

3857- 3870/03<br />

Vervoer – CMR – bevoegdheidsbeding op facturen.<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-954 KAMER 5 19.02.2010<br />

Hoewel het CMR-Verdrag zelf niets bepaalt nopens de formele geldigheidsvoorwaarden van een<br />

bevoegdheidsovereenkomst, moet een bevoegdheidsclausule uitdrukkelijk door de partijen zijn aanvaard.<br />

Een louter gebrek aan reactie vanwege verweerster op de eenzijdige algemene verkoopsvoorwaarden van eiseres,<br />

vermeld op de facturen, waarin wordt verwezen naar een territoriaal bevoegde rechter, kan dan ook niet worden<br />

beschouwd als een overeenkomst desbetreffend, in de zin zoals door het CMR-Verdrag wordt bedoeld.<br />

3870<br />

Wegvervoer-CMR- aansprakelijkheid vervoerder –ontheffing<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-2311 KAMER 3 05.01.2010<br />

De vervoerder die een trailer ’s avonds in het donker onbewaakt achterlaat op een niet afgesloten parkeerplaats op een<br />

vrij afgelegen plaats, kan zich niet beroepen op de aansprakelijkheidsontheffingen van artikel 17, 2° en 5° CMR.<br />

3877 – 3881 / 02<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Verzekering<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-997 KAMER 4 05.10.2009<br />

Bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst moet de verzekeringsnemer alle hem bekende omstandigheden<br />

betreffende het te verzekeren risico spontaan en volledig meedelen.<br />

De verzekeraar moet het bewijs van de niet meegedeelde omstandigheid, het belang bij de beoordeling van het risico en<br />

opzet in hoofde van de verzekeringsnemer leveren. De verzekeraar moet bewijzen dat hij het risico in geen geval zou<br />

hebben verzekerd of tegen andere voorwaarden. Het volstaat niet om in algemeen bewoordingen te stellen dat er een<br />

andere premie zou zijn toegepast. De verzekeraar moet dit bewijs leveren aan de hand van toevoeging van richtlijnen of<br />

andere bewijskrachtige stukken.<br />

Een verzekerd voertuig werd getuned waarbij het vermogen werd verhoogd tot 191 kW. En werd vernield door brand. Als reden<br />

wordt gegeven dat de eisende partij bij het onderschrijven van de polis het juiste vermogen van de wagen, zijnde 191 kW<br />

opzettelijk heeft verzwegen. De rechtbank stelt vast dat de verzekeraar op geen enkel ogenblik bewijst dat het verschil in<br />

motorvermogen van amper 31 kW van invloed zou zijn geweest op de premieberekening.<br />

3885<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

Verzekering<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

10-2144 KAMER 3 01.03.2011<br />

De rechtsbijstandverzekeraar die de verzekering dekt om de schade terug te vorderen van personen die burgerrechtelijk<br />

aansprakelijk zijn dient ook tussenkomst te verlenen wanneer, in het geval van samenloop tussen een contractuele en een<br />

. - 36 -


uitencontractuele aansprakelijkheid, de verzekerde zijn vordering stelt op buitencontractuele grond tenzij, de polis een<br />

dergelijke vorderingsgrond uitsluit.<br />

Het betrof een ongeval met een trekker waaraan een gehuurde oplegger was gekoppeld. De verhuurder van de oplegger werd<br />

medegedagvaard voor de politierechter door de eigenaar van de trekker. Voor de politierechter werd de eigenaar van de trekker<br />

alleen aansprakelijk geacht. De eigenaar van de oplegger die voor de politierechter zijn schade recupereerde van de eigenaar<br />

van de trekker , vorderde de teruggave van de kosten ter zijn verdediging gemaakt. De rechtsbijstandsverzekeraar wierp op dat<br />

hij over een contractuele vordering beschikte tegen de eigenaar van de trekker en dus niet moest tussenkomen.<br />

3896/1<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Handelsagentuur – uitwinningsvergoeding – feiten in aanmerking te nemen na<br />

beëindiging van de overeenkomst.<br />

09-2308 KAMER 4 21.12.2009<br />

De uitwinningvergoeding is de vergoeding die ertoe strekt de handelsagent te vergoeden voor de nieuwe klanten die hij de<br />

principaal heeft aangebracht of voor de aanzienlijke uitbreiding van de zaken met de bestaande klanten waarvoor hij<br />

gezorgd heeft.<br />

Artikel 20, 1 ste lid van de Handelsagentuurwet stelt dat het cliënteel nog aanzienlijke voordelen aan de principaal dient op<br />

te leveren. De bewijslast ligt bij de agent. Het vooruitzicht van het behoud van aanzienlijke voordelen ten gunste van de<br />

principaal is voldoende. Het is de kans dat dit gebeurt dat moet worden bewezen, niet dat het effectief gebeurt. Het recht<br />

op uitwinningvergoeding mag niet afhankelijk zijn van de mate waarin de principaal er effectief in slaagt de klanten te<br />

behouden en aan zich te binden.<br />

De ratio legis is te vermijden dat de agent ter zijde wordt geschoven zodra het aangebrachte cliënteel is verworven, zodat<br />

de agent eigenlijk overbodig is.<br />

Het tijdstip van beoordeling situeert zich op het ogenblik van de beëindiging van de overeenkomst.<br />

Feiten die dateren van na de beëindiging van de overeenkomst en van aard zijn de verwezenlijking van de voorwaarde in<br />

de weg te staan, mogen niet in aanmerking genomen worden, wanneer zij aan de principaal zelf toe te schrijven zijn.<br />

Feiten die dateren van na de beëindiging van de overeenkomst kunnen in aanmerking genomen worden, voor zover ze<br />

relevant zijn om de waarde van de mogelijke voordelen op het beoordelingsmoment te bepalen.<br />

Dit is niet het geval wanneer de feiten aan de principaal zelf toe te schrijven zijn. Er kan dus rekening gehouden worden<br />

met omstandigheden waarop de principaal geen vat had en die op het beoordelingsmoment voorzienbaar waren.<br />

Dat de kinderkledijcollectie niet meer via kleinhandel wordt aangebracht, doch volledig in licentie werd gegeven aan een<br />

grote winkelketen is een feit dat aan de principaal toerekenbaar is.<br />

De principaal heeft bewust een ander distributiekanaal gekozen en op die manier het aangebrachte cliënteel niet<br />

aangeboord. Op deze feiten heeft de principaal vat. Hetgeen impliceert dat hij zij zich niet op de stopzetting kan<br />

beroepen om te ontsnappen aan de uitwinningvergoeding.<br />

Voor het berekenen van de termijn moet rekening gehouden worden met de verwachte duur van de voordelen voor de<br />

principaal als gevolg van de transacties met de nieuwe klanten en de aanzienlijke uitbreiding van de transacties met<br />

bestaande klanten.<br />

De marktsituatie moet in rekening gebracht worden. De periode kan variëren van 2-3 jaar tot zelfs (uitzonderlijk) 5 jaar.<br />

3896 /2<br />

Handelsagentuur - concurrentiebeding<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-3272 KAMER 5 28.05.2010<br />

Het niet respecteren van de geldigheidsvereisten van het concurrentiebeding zoals in artikel 24 handelsagentuurwet<br />

omschreven heeft de nietigheid van dit beding tot gevolg. die cumulatief dienen vervuld te zijn, leidt tot de nietigheid<br />

Dit kan worden afgeleid uit het tweede lid van art. 24, §1 Handelsagentuurwet waarin uitdrukkelijk gesteld wordt dat het<br />

concurrentiebeding “enkel” geldig indien de geldigheidsvereisten worden nageleefd.<br />

Uit de Handelsagentuurwet blijkt niet duidelijk of de rechter de bevoegdheid heeft om een concurrentiebeding dat niet<br />

aan de hierboven vermelde voorwaarden beantwoordt (doordat het zoals het concurrentiebeding opgenomen in de<br />

handelsagentuurovereenkomst een langere geldigheidsduur voorziet dan het wettelijk maximum van 6 maanden), te<br />

matigen dan wel of een dergelijke clausule volledig nietig dient te worden verklaard zodat zij geen enkele uitwerking kan<br />

hebben.<br />

Op basis van een letterlijke interpretatie van de tekst van art. 24 Handelsagentuurwet en meer bepaald uit het gebruik<br />

van het woord “enkel” kan men afleiden dat de rechter ter zake over geen matigingsbevoegdheid beschikt zodat een<br />

nietig concurrentiebeding geen uitwerking zal hebben.<br />

De rechtbank verklaarde het niet-concurrentiebeding nietig en verwierp derhalve de tegenvordering van verweerster gesteund<br />

op de schending ervan.<br />

3898/1<br />

Concessie – opzegvergoeding- berekening – criteria in aanmerking te nemen.<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

08-2269 KAMER 5 2.10.2009<br />

De wetgever geeft aan de concessiehouder de nodige tijd om zijn activiteiten te heroriënteren zodat de beëindiging hem<br />

niet ruïneert. Bijgevolg, om te voldoen aan het doel van de wet, moet de redelijke opzeggingstermijn aan de<br />

. - 37 -


concessiehouder de mogelijkheid bieden een bron van netto inkomsten te verwerven gelijkwaardig aan deze die hij<br />

verloor, eventueel door middel van een gehele of gedeeltelijke reconversie van zijn activiteiten. De concessiehouder kan<br />

geen aanspraak maken op een opzeggingstermijn die hem in ieder geval toelaat een concessie te vinden met een<br />

uitwerking die gelijkwaardig is aan deze die hij verloor, ongeacht de afloop van die zoektocht.<br />

Noch de omstandigheid dat de redelijke opzeggingstermijn waarop de concessiehouder recht heeft bepaald wordt bij de<br />

opzegging van het contract, noch de billijkheid waardoor de rechter zich moet laten leiden, beletten dat hij, bij de raming<br />

van de redelijke opzeggingstermijn, rekening houdt met alle elementen waarover hij op het tijdstip van zijn beslissing<br />

beschikt.<br />

Zonder hiertoe verplicht te zijn, kan de rechtbank rekening houden met elementen die zich voordeden na de opzegging<br />

van de concessie teneinde te voorkomen dat een overdreven juridische abstractie uitmondt in een onbillijke beslissing.<br />

Bij de beoordeling van de opzegging dient uitgegaan te worden van de feitelijke economische entiteiten om het langdurig<br />

samenwerkingsverband tussen de partijen te beoordelen, ook al hebben de juridische rechtspersonen in de loop van de<br />

jaren diverse veranderingen ondergaan.<br />

Het is gemakkelijker om een nieuwe concessie te vinden en uit te baten teneinde een bron van netto inkomsten te<br />

verwerven gelijkwaardig aan deze die men verloor m.b.t. een beperkt territorium dan m.b.t. een uitgestrekt territorium,<br />

zoals in casu gans België en Luxemburg, zeker gelet op het feit dat concessies op nationaal niveau minder vaak overgaan<br />

van de ene concessiehouder op de andere concessiehouder.<br />

Bij de berekening van de vervangende opzeggingsvergoeding dient te worden uitgegaan van de semi-brutowinst, d.w.z. de<br />

nettowinst vóór belastingen vermeerderd met de niet-indrukbare algemene kosten verbonden aan de exploitatie van de<br />

concessie, zijnde de kosten die niettegenstaande de beëindiging van de verkoopconcessie blijven verder lopen.<br />

Deze kosten komen, net zoals de nettowinst, slechts in aanmerking in de mate dat zij betrekking hebben op de<br />

verkoopconcessie en tot op het moment van de afloop van de redelijke opzeggingstermijn die normaliter diende<br />

toegekend te zijn. Bij afwezigheid van concrete bewijzen worden deze kosten veelal berekend aan de hand van het<br />

percentage dat de verkoopconcessie vertegenwoordigt in de globale activiteiten van de concessiehouder.<br />

De rechter kan ook rekening houden met de resultaten door de concessiehouder behaald tijdens het jaar waarin de<br />

concessie is opgezegd, hierin begrepen de periode van de gegeven opzeggingstermijn, wanneer niet blijkt dat de resultaten<br />

na de opzegging werden beïnvloed door de opzegging.<br />

De beoordeling van de billijke vergoeding is een feitenkwestie, die wordt overgelaten aan de soevereine appreciatie van de<br />

feitenrechter. Uit de soevereine appreciatiebevoegdheid van de feitenrechter volgt logischerwijs dat deze over de<br />

mogelijkheid – en niet de verplichting – beschikt om rekening te houden met bepaalde gebeurtenissen.<br />

3898/2<br />

HANDELS-,ECONOMISCH Concessie- bestaan van een concessie – beoordelingselementen.<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-3038 KAMER 5 12.11.2010<br />

De concessieovereenkomst in de zin van de Concessiewet houdt het bestaan in van een raamovereenkomst, die de<br />

handelsbetrekkingen tussen de partijen regelt en die meer inhoudt en een ander oogmerk heeft dan de enkele<br />

opeenvolging van koop-verkoopverrichtingen, ongeacht hun aantal, duurtijd en frequentie. Het bestaan van een<br />

concessieovereenkomst vergt een intentioneel element, in die zin dat de producent de wil heeft zich op duurzame wijze<br />

aan de verdeler te binden. Het feit dat men de enige wederverkoper is op een territorium volstaat niet om het bestaan van<br />

een concessie aan te tonen. Men mag een feitelijk monopolie inderdaad niet verwarren met een rechtsmonopolie. De<br />

bescherming of het monopolie dat aan één of meerdere concessiehouders is toegekend tegen de concurrentie van een<br />

derde, maakt dat een concessie exclusief is en niet het feit dat dit recht niet met anderen wordt gedeeld.<br />

Het betrof een geschil tussen een distributeur en fabrikant van bedtransportsystemen vooral gebruikt in ziekenhuizen, de<br />

rechtbank wees het bestaan van een concessieovereenkomst af verwijzende naar :geen verplichting het bedrijf in te richten<br />

volgens de wensen van de fabrikant –leverancier,geen belangrijke verbintenissen opgelegd aan een naverkoopdients, geen<br />

minimum verkoop quota,geen verplichting een voorraad aan te houden, geen verbod concurrerende producten te verkopen, geen<br />

financieel risico bij de verkoop,grote afhankelijkheid voor de ondersteuning van de fabrikant leverancier…<br />

3919 /1<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FAILLISSEMENT -aansprakelijkheid oprichters - vorderingsrecht individuele<br />

schuldeiser - aansprakelijkheid bestuurders –voorwaarden - kennelijke grove fout<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

10-1348 KAMER 6<br />

22.11.2010<br />

De vordering in oprichtersaansprakelijkheid gesteund op artikel 229, 1e lid 5° W. Venn. kan enkel worden ingesteld door<br />

de curator lopende het faillissement.<br />

De vordering op grond van artikel 1382 BW kan niet worden ingesteld door een individuele schuldeiser, voor collectieve<br />

schade. De zaakvoerders die een fout begaat, door niet tijdig de boeken neer te leggen, begaat deze fout ook ten aanzien<br />

van andere schuldeisers. De rechten die voortvloeien uit de schade ten gevolge van de fout van wie ook waardoor het<br />

passief van het faillissement vermeerderd of het actief ervan verminderd wordt, zijn gemeenschappelijke rechten<br />

waarvoor alleen de curator een vordering kan inleiden.<br />

Alleen de curator is bevoegd om voor de vergoeding van die schade op te komen lopende het faillissement.<br />

De vordering is ook gesteund op artikel 265 W.Venn. De curator werd verwittigd van de procedure. Art 265 lid 2 W.<br />

Venn bepaalt een aantal voorwaarden zoals inzake omzet en balanstotaal.<br />

Indien bij faillissement van de vennootschap de schulden de baten overtreffen kunnen zaakvoerders of gewezen<br />

zaakvoerders alsmede alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke<br />

bestuursbevoegdheid hadden persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor het geheel of een<br />

deel van de schulden van de vennootschap ten belope van het tekort indien komt vast te staan dat een door hem begane<br />

kennelijke grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement.<br />

. - 38 -


Evenwel is dit niet van toepassing wanneer de gefailleerde vennootschap over de drie boekjaren voor het faillissement een<br />

gemiddelde omzet van minder dan 620.000,00 Euro buiten de belasting over de toegevoegde waarde heeft verwezenlijkt<br />

en wanneer het totaal van de balans bij het einde van het laatste boekjaar niet hoger was dan 370.000,00 Euro.<br />

Zowel de curator als de benadeelde schuldeisers kunnen de rechtsvordering instellen.<br />

Het balanstotaal van het boekjaar afgesloten op 30.09.2009 bedraagt 600.822,00 Euro.<br />

Aan de dubbele voorwaarde is derhalve niet voldaan.<br />

De beweerde grove fout van de zaakvoerders ziet eiseres in de manifeste onterechte betwisting van de facturen en<br />

manifeste weigering tot betaling.<br />

De rechtbank is van oordeel dat dergelijke gedraging niet als een kennelijke grove bestuursfout kan worden aanzien. De<br />

belofte tot betalen en het niet nakomen van deze belofte, het ten onrechte voeren van een betwisting moeten voor een<br />

onderneming in moeilijkheden gezien worden binnen de mogelijkheden van de onderneming. Vaak wenst men inderdaad<br />

tijd te winnen door betaling te beloven of een naderhand gezien onterechte betwisting te voeren, maar zo deze<br />

handelswijze wel fout is, impliceert ze volgens de rechtbank geen kennelijke grove fout die bijdroeg tot het faillissement.<br />

De vordering op grond van art. 265 Wet.Ven. komt derhalve ongegrond voor.<br />

FAILLISSEMENT – Sluiting van faillissement onder de oude faillissementswet – gevolgen<br />

3919/2<br />

– volstortingsplicht<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

10-3145 KAMER 6<br />

27.06.2011<br />

Onder de oude faillissementswet had de afsluiting van het faillissement, ongeacht of dit faillissement al dan niet werd<br />

afgesloten met een ontoereikend actief, niet van rechtswege de ontbinding van de vennootschap tot gevolg en maakte dus<br />

geen einde aan het bestaan van de gefailleerde rechtspersoon .<br />

Bij Wet van 15 juli 1985 B.S. 14.08.1985 werd het minimum bedrag van het maatschappelijk kapitaal van de PVBA<br />

opgetrokken van 250.000,00 BEF naar 750.000,00 BEF. Artikel 17 Venn.W. voorzag een overgangsbepaling in die zin dat<br />

voor de bestaande vennootschappen het maatschappelijk kapitaal slechts diende aangepast te worden binnen een termijn<br />

van vijf jaar. De PVBA'S die bestonden op het ogenblik van de inwerking treding van de Wet van 15 juli 1985 hadden<br />

derhalve de mogelijkheid om tot 24 augustus 1990 het maatschappelijk kapitaal van 250.000,00 BEF te behouden.<br />

Ingevolge de Wet van 05.12.1984 (B.S. 12.12.1984) werd in het vennootschapsrecht een bepaling ingevoerd waarbij als<br />

algemene regel werd gesteld dat de vennootschappen geacht worden te zijn opgericht voor onbepaalde duur .<br />

In de statuten van de bestaande vennootschappen waarin een clausule opgenomen was inzake de duurtijd, bleef deze<br />

clausule echter gelden zodat een verlenging van de duurtijd of een statutenwijziging derhalve noodzakelijk was .<br />

Wanneer er geen verlenging van de duurtijd of statutenwijziging plaatsvond, was de duurtijd van de vennootschap<br />

verstreken op 01.08.2003.<br />

Het verstrijken van de duurtijd onder de vigerende oude vennootschapswet had enkel voor gevolg dat de vennootschap<br />

wiens duur werd verstreken, automatisch ontbonden werd.<br />

De vennootschap is derhalve wel degelijk blijven bestaan, zij het dat haar duurtijd was verstreken.<br />

De rechtbank stelt vast dat de overgangstermijn om het maatschappelijk kapitaal op te trekken van 250.000,00 BEF naar<br />

750.000,00 BEF verstreken was en dat de vennootschap is blijven bestaan, weze in de toestand waarbij haar duurtijd is<br />

verstreken.<br />

Bij het faillissement van deze vennootschap moet dan ook vastgesteld worden dat op de vennootschap de verplichting<br />

rustte het maatschappelijk kapitaal aan te passen, zoals door eiser q.q. gesteld.<br />

Vennootschap X werd failliet verklaard bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, afdeling Aalst, tweede<br />

kamer dd. 15.03.1985. Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, afdeling Aalst, tweede kamer dd.<br />

29.03.1985 werd dit faillissement reeds afgesloten bij gebreke aan actief.<br />

Y leverde op 08.05.2005 gasolie op het adres van de vennootschap waarvan het faillissement op 29.3.1985 reeds was gesloten.<br />

5° Ingevolge niet betaling van de geleverde producten ging Y over tot dagvaarding, in betaling van de onbetaalde factuur van de<br />

twee vennootschappen, waaronder X, die gevestigd waren op het adres van levering.<br />

Bij verstekvonnis van 21.12.2005 werd X veroordeeld tot betaling van de hoofdsom uit hoofde van deze onbetaalde levering.<br />

Na betekening dagvaardde de schuldeiser X opnieuw in faillissement..<br />

Bij verstek werd op 12.06.2006 het faillissement uitgesproken van vennootschap X .Dit vonnis werd gepubliceerd in het Belgisch<br />

Staatsblad op 20.06.2006 en aan verweerder betekend op 09.07.2006. Er volgde geen rechtsmiddel tegen deze faillissementen.<br />

In het faillissement van X dient schuldeiser Y een schuldvordering ingediend voor een bedrag van de veroordeling. De curator<br />

stelt een vordering in in volstorting van het kapitaal.<br />

In de procedure waren verschillende rechtsvragen aan de orde, zoals de gevolgen van het sluiten van een faillissement onder de<br />

oude faillissementswet op het voortbestaan van de rechtspersoon, het overgangsrecht inzake de volstortingsplicht.<br />

3919/3 - 3926<br />

FAILLISSEMEN procedure 1193 ter<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

B 10/0009 KAMER 6<br />

20.09.2010<br />

In beginsel is de verkoop gesloten voor faling niet tegenstelbaar aan de curator. De curator kan deze overeenkomst niet<br />

verderzetten conform artikel 46 F.W., zonder de procedure artikel 1193 ter Ger.W. na te leven.<br />

. - 39 -


De curator die de overeenkomst tot verkoop van een onroerend goed gesloten voor faling wil uitvoeren en vraagt ten<br />

onrechte de homologatie overeenkomstig artikel 1193 ter Ger.W. van de voor faling gesloten overeenkomst.<br />

De procedure artikel 1193 ter Ger.W. dient door de curator te worden nageleefd, wanneer hij een overeenkomst tot<br />

verkoop van een onroerend goed gesloten voor faling wil uitvoeren. De curator zal zich echter niet noodzakelijk<br />

gebonden moet achten door de voor faling gesloten verkoop. De procedure artikel 1193 ter Ger.W. is geen procedure van<br />

homologatie. De rechtbank machtigt in het kader van artikel 1193 ter Ger.W. de curator tot verkoop aan een<br />

minimumprijs. Dergelijke procedure is geen procedure voor homologatie.<br />

Het verschil in beide procedures is dat bij een homologatie de rechtbank veel minder beoordelingsmogelijkheid heeft dan<br />

bij een machtiging. Volgt na machtiging in het kader van artikel 1193 ter Ger.W. geen beter bod, dan kan de curator de<br />

overeenkomst zoals ze bestond voor faling overnemen.<br />

Een curator van een faillissement wou een voor het faillissement tot stand gekomen verkoop van een onroerend goed uitvoeren.<br />

Hij vroeg daartoe dat de rechtbank de verkoop zou homologeren in hat kader van artikel 1193 ter Ger<br />

3919 /4 - 3924<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Faillissement –gevolgen compensatie tussen de vordering tot volstorting van het kapitaal<br />

en de schuldvordering in rekening-courant.<br />

09/02570 KAMER 7 03.02.2010<br />

De schuldvordering tot volstorting van het kapitaal en de schuldvordering in rekening-courant zijn verknochte<br />

vorderingen, die na faillissement kunnen worden gecompenseerd.<br />

3919/5 -3926<br />

FAILLISSEMENT procedure 1193 ter<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

10-02349 KAMER 6<br />

27.09.2010<br />

In beginsel worden onroerende goederen openbaar verkocht in een faillissementsprocedure. De rechtbank ziet in deze<br />

zaak geen reden om van dit principe af te wijken .<br />

In beginsel, wanneer er meerdere kandidaat kopers zijn, biedt een openbare verkoop van een onroerend goed door een<br />

notaris nog steeds de beste waarborg. Er is dan transparantie en de bieders kunnen tegen elkaar opbieden, wat zeker niet<br />

het geval is met het bieden onder gesloten omslag waar er geen enkel opbod mogelijk is.<br />

3919/6 - 3082<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FAILLISSEMENT -aansprakelijkheid bestuurders – vennootschap bestaat nog geen drie<br />

jaar –<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-3361 KAMER 6<br />

29.11.2010<br />

Voor vennootschappen welke nog geen drie jaar bestaan, is de toepassing van art.265 §1 W.Venn. mogelijk, zover uit de<br />

beschikbare gegevens blijkt dat deze vennootschep inzake omzet en balanstotaal te vergelijken is met een vennootschap<br />

die na drie jaren aan de criteria van art.265.1° W.Venn. voldoet. Anders redeneren zou het onlogische gevolg hebben dat<br />

de eerste drie jaar na de oprichting voor een BVBA de toepassing van art. 265 §1 W.Venn. onmogelijk is.<br />

De curator van een failliete BVBA ( failliet verklaart vooraleer ze drie jaar bestond ) stelde een vordering in gegrond op<br />

bestuurdersaansprakelijkheid wegens grove fout ( 265 § 1 W.Venn). De rechtbank beveelde de heropening van de debatten en<br />

vroeg overlegging van boekhoudkundige stukken inzake omzetcijfers, de aangiftes BTW, een overzicht van de uitgaande<br />

facturen en overzicht van de activa op datum van faillissement en bij oprichting.<br />

3919/7 - 3921<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

FAILLISSEMENT - Voorwaarden – Vennoten VOF –tijdstip van beoordeling<br />

12-1002 e.a. KAMER 6 09.08.2012<br />

Een vordering tot faillietverklaring van een VOF en een vordering tot faillietverklaring tegen de vennoten is een<br />

onsplitsbaar geschil.<br />

Indien de vennootschap reeds failliet verklaard is en de curator vervolgens de vennoten dagvaardt in faillissement is er<br />

geen onsplitsbaar geschil wat betreft de individuele vorderingen tegen de vennoten.<br />

Indien de faillietverklaring van een VOF en de vennoten terzelfdertijd wordt gevorderd, volgt uit het faillissement van de<br />

VOF het faillissement van de vennoten, zonder beoordelingsmogelijkheid.<br />

Als de faillietverklaring op hetzelfde moment gebeurt volgt automatisch uit de vaststelling dat de vennootschap onder<br />

firma haar betalingen heeft gestaakt en haar krediet wankelt ook dat de vennoten hun betalingen hebben gestaakt en hun<br />

krediet wankelt.<br />

Wanneer het faillissement van de vennootschap onder firma reeds is uitgesproken , en later de faillietverklaring van de<br />

vennoot wordt gevorderd is er geen automatisme, de toestand van faillissement van de vennoot dient dan beoordeelt op<br />

het moment van de behandeling van de vordering tot faillietverklaring. Er moet dan worden nagegaan of de individuele<br />

vennoot zich nog steeds in een toestand van staking van betaling en wankelt krediet bevindt.<br />

. - 40 -


3930/1<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

Wet Continuïteit – afwezigheid van samenloop – rechten van de buitengewone schuldeiser<br />

– in aanmerking te nemen tijdstip.<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

011-382 KAMER 6<br />

04.05.2012<br />

Het openen van een procedure WCO doet geen samenloop ontstaan. Het moment van de aanvraag van de procedure WCO<br />

bepaalt niet het statuut van de schuldvordering.<br />

Het statuut van de schuldvordering moet bepaald worden op het ogenblik van het neerleggen van het plan en de stemming over<br />

dit plan.<br />

Gezien het plan strijdig is met de wet wordt het niet gehomologeerd.<br />

Na de opening van de procedure had de Ontvanger van BTW nog een hypothecaire inschrijving genomen. Het plan aanzag de<br />

ontvanger van BTW als een gewone schuldeiser. Opmerking : bevestigt GENT 24 december 2012 ,AR 2012/ 1348 onuitg.<br />

3930/2<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

Wet Continuïteit – afwezigheid van samenloop – rechten van de buitengewone schuldeiser<br />

– in aanmerking te nemen tijdstip.<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

011-382 KAMER 6<br />

11.05.2012<br />

Het openen van een procedure WCO doet geen samenloop ontstaan. De schuldvordering kan dus constant evolueren.Het<br />

moment van de aanvraag van de procedure WCO bepaalt niet het statuut van de schuldvordering. Voor een buitengewoon<br />

schuldeiser die zich beroept op zijn eigendomsvoorbehoud moet dus rekening worden gehouden met de aanwezige goederen op<br />

het ogenblik van neerleggen van de definitieve lijst van schuldeisers en niet met de aanwezige goederen op het ogenblik van de<br />

opening van de WCO procedure.<br />

Het statuut van de schuldvordering moet bepaald worden op het ogenblik van het neerleggen van de definitieve lijst van<br />

schuldeisers in toepassing van art.46 § 6.<br />

Een schuldeiser met een vordering van ongeveer 792.000 euro wordt als buitengewoon schuldeiser opgenomen voor een<br />

bedrag van 247.000 euro. De schuldeiser kon zich beroepen op eigendomsvoorbehoud. De onderneming in WCO stelde dat bij<br />

het neerleggen van de lijst er slechts 247.000 euro goederen met eigendomsvoorbehoud waren. Op het ogenblik van de<br />

procedure waren er veel meer goederen aanwezig onder eigendomsvoorbehoud . De schuldeiser stelde dat de onderneming in<br />

WCO bij de opening van de procedure 792.000 euro had aanvaard als buitengewone schuldvordering.<br />

3930/3<br />

Wet Continuïteit – voorwaarden opening procedure – minimum activiteit.<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

B/11/000141 KAMER 6 09.11.2011<br />

Wanneer er geen activiteit meer is kan de procedure continuïteit ondernemingen niet worden geopend. Een minimum aan<br />

economische activiteit is noodzakelijk, anders kan er geen sprake zijn dat de continuïteit bedreigd is.<br />

3930/4<br />

Wet Continuïteit - Rechtsmisbruik<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

B/10/00029 KAMER 6 11.10.2010<br />

Wanneer daags voor de geplande openbare verkoop in het kader van de WCO een verzoekschrift wordt neergelegd, dan<br />

is zulks op zich niet als tergend en roekeloos te aanzien. Het kan immers zijn dat de verzoekende partij wil verhinderen<br />

dat belangrijke activa openbaar worden verkocht welke voor de onderneming als geheel nog waarde hebben.<br />

De houding van verzoekende partij wordt echter totaal onbegrijpelijk wanneer zij zeven dagen later zonder enige nadere<br />

verklaring afstand doet van geding.<br />

Wanneer het verzoek tot opening van de procedure WCO wordt ingediend enkel en alleen om de gedwongen verkoop te<br />

verhinderen zonder de bedoeling de procedure verder te zetten, met het oog op het realiseren van de doelstellingen zoals<br />

in de wet continuïteit voorzien, dan is deze proceshouding als tergend en roekeloos te aanzien.<br />

Dit vooral omdat verzoekster geenszins duidelijk waarom al datgene wat zij uitvoerig aanhaalde in haar verzoek zeven<br />

dagen later niet meer gold of aan de orde was.<br />

Een dergelijke proceshouding staat gelijk met misbruik maken van het recht welke de wet continuïteit aan een<br />

onderneming biedt.<br />

De vennootschap vroeg daags voor de gedwongen openbare verkoop van een onroerend goed de toepassing van de wet<br />

continuïteit ondernemingen. Een week later , ter zitting waarop de zaak de aanvraag tot opening van de procedure WCO werd<br />

behandeld, deed ze afstand van haar verzoek. Hierop vorderde de schuldeiser die de gedwongen verkoop vorderde en die<br />

tussenkwam in de procedure een schadevergoeding wegens tergend en roekeloos geding. De vennootschap werd veroordeeld tot<br />

een provisionele schadevergoeding wegens tergend en roekeloos geding gelijk aan de reeds gemaakte nutteloze kosten van de<br />

voorziene gedwongen verkoop.<br />

3930/5<br />

Wet Continuïteit – opening van de procedure – virtueel failliete onderneming .<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

010-338 KAMER 6 22.11.2010<br />

De wet gaat weliswaar uit van de visie dat geen al te beperkte toepassing mag worden gemaakt van de wet en men voor de<br />

opening van de procedure niet al te streng mag zijn, maar zulks betekent niet dat de wetgever hiermede uitnodigt om de wet te<br />

. - 41 -


misbruiken en om aan de vooravond van een faillissement van een ten dode opgeschreven onderneming snel de opening van de<br />

procedure gerechtelijke reorganisatie te vragen om voorlopig het onafwendbare faillissement uit te stellen. Wanneer de<br />

onderneming in feite failliet is en het openen van de procedure gerechtelijke reorganisatie geen enkel voordeel biedt noch voor<br />

de gemeenschap noch voor de schuldeisers, is er geen reden om de procedure gerechtelijke reorganisatie te openen.<br />

3930/6<br />

Wet continuïteit onderneming – opheffing beslag- voorwaarden.<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

09-3926 KAMER 6 22.02.2010<br />

Voor de opheffing van het beslag in het kader van de Wet continuïteit ondernemingen dient de schuldenaar aan te tonen<br />

dat de gevorderde opheffing van het beslag geen nadeel toebrengt aan de schuldeiser.<br />

Het volstaat vast te stellen dat indien de procedure gerechtelijke reorganisatie eindigt de schuldeiser door het bewarend<br />

beslag in elk geval over een betere positie beschikken als had zij geen bewarend beslag gelegd.<br />

3930/7<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Wet continuïteit onderneming – overdracht onder gerechtelijk gezag – overdracht<br />

handelsnaam.<br />

09-2010 KAMER 6 22.02.2010<br />

De opening van de procedure gerechtelijke reorganisatie met het oog op de overdracht van een onderneming dient<br />

geweigerd wanneer de rechtbank vast stelt dat de onderneming met haar materiële en immateriële activa door diverse<br />

moeilijkheden , in feite niet levensvatbaar is.<br />

De mogelijke overdracht van een gekende handelsnaam is echter onvoldoende om de toepassing van de W.C.O. te<br />

rechtvaardigen.<br />

De overdracht van de handelszaak (onderneming) in het kader van W.C.O. is slechts verantwoord wanneer deze<br />

handelszaak nog levensvatbaar is.<br />

De wetgever heeft niet het geval beoogd om onder het mom van de onderneming over te dragen, in feite enkel de<br />

overdracht van enkele geïndividualiseerde activa mogelijk te maken.<br />

De onderneming zoals ze thans bestaat, ook rekening houdende met de ingestelde stakingsvordering, is niet<br />

levensvatbaar.<br />

Ook sociaal-maatschappelijk heeft deze overdracht gezien het beperkt personeelsbestand geen zin.<br />

3930/8 -30<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Wet Continuïteit – verkoop activa lopende de procedure – beheersbevoegdheid.<br />

Rechtsvordering tot bekomen van een verklaring van recht.<br />

010-338 KAMER 6 22.11.2010<br />

De wet continuïteit van ondernemingen legt geen verplicht op aan diegene welke toegelaten werd tot de procedure met<br />

het oog op het sluiten van een minnelijk akkoord of collectief akkoord om voorafgaandelijk de verkoop van activa,<br />

hiervoor voorafgaandelijk machtiging te vragen.<br />

De W.C.O. voorziet niet in een machtiging voor overdracht van activa welke niet gelijk te stellen zijn met een overdracht<br />

van een onderneming of een gedeelte van een onderneming of activiteit.<br />

De onderneming die toegelaten is tot de procedure W.C.O. behoudt haar beschikkings- en beheersbevoegdheid over de<br />

onderneming .<br />

Alleen indien activa zouden overgedragen worden, op een wijze dat dit gelijk te stellen zou zijn met een overdracht van<br />

een onderneming of activiteit, is het de bedoeling van de wetgever geweest dat dit zou verlopen conform de artikelen 59<br />

e.v. W.C.O.<br />

Geen enkel bepaling in de W.C.O. voorziet in enige voorafgaandelijke machtiging voor activa die niet vallen onder<br />

artikel 59 e.v. W.C.O.<br />

De vordering aangebracht bij verzoekschrift om dergelijke machtiging te bekomen is niet ontvankelijk. De rechtbank<br />

beschikt immers over geen wettelijke basis om een machtiging te verlenen.<br />

De vordering bij verzoekschrift ingeleid om een verklaring van recht te bekomen namelijk “te zeggen voor recht dat geen<br />

machtiging dient verleent voor de onderhandse verkoop van het onroerend goed” is niet ontvankelijk.<br />

Een verklaring van recht kan worden gevraagd tegenover een partij met wie men in betwisting is omtrent zijn rechten,<br />

wanneer men de schending van een ernstig bedreigd recht wil voorkomen. (art. 18 lid 2 Ger.W.)<br />

Uit het feitenrelaas van verzoekster volgt dat de notarissen blijkbaar de akte niet wensen te verlijden zonder machtiging.<br />

Indien de vennootschap het met het standpunt van de notarissen niet eens is, kan zij dit geschil met de notarissen laten<br />

beslechten hetzij ten gronde, hetzij in kortgeding.<br />

Ingevolge artikel 3 van de wet van 16 maart 1803 op het notarisambt ( 25 Ventose ) is de notaris in beginsel verplicht zijn<br />

ambt te verlenen. Bij uitzondering kan hij zijn tussenkomst weigeren wegens strijdigheid met de openbare orde.<br />

Aan deze bepaling ontleent de verzoekster rechten en ingeval van betwisting dient de rechtbank over deze rechten<br />

uitspraak te doen.<br />

Dit vereist echter een procedure op tegenspraak en impliceert dagvaarding (art. 700 Ger.W.) van de notarissen voor de<br />

bevoegde rechtbank die de akte niet willen verlijden.<br />

De vordering, zoals thans ingeleid bij verzoekschrift, is derhalve onontvankelijk gezien er geen bepalingen in de W.C.O<br />

zijn die een specifieke procedure van machtiging voorzien en om reden dat in het algemeen de procedure bij<br />

verzoekschrift niet kan worden gebruikt om een verklaring van recht te vragen.<br />

. - 42 -


Vennootschap X bekwam de opening van een procedure gerechtelijke reorganisatie teneinde het akkoord van de schuldeisers te<br />

verkrijgen over een reorganisatieplan overeenkomstig de artikelen 44 tot 58 van de wet. De vennootschap ging in het kader van<br />

een sanering ook over tot verkoop bij onderhandse akte van één van de bedrijfsgebouwen.<br />

De onderhandse verkoopsovereenkomst voorzag in de aanduiding van twee notarissen één voor de verkoper en één voor de<br />

koper. De vennootschap drong aan bij de door haar gekozen notaris op het verlijden van de authentieke akte.De notarissen<br />

waren echter niet bereid over te gaan tot het verlijden van de verkoopakte.<br />

Notaris X schreef aan de gedelegeerd dat hij wachtte op een machtiging.<br />

De vennootschap vorderde hierop bij verzoekschrift te zeggen voor recht dat de rechtbank geen machtiging dient te verlenen<br />

voor de onderhandse verkoop van het onroerend goed en vroeg ondergeschikt dat haar toch machtiging zou worden verleend<br />

tot de onderhandse verkoop van het gebouw.<br />

3930/9<br />

HANDELS-,ECONOMISCH<br />

FINANCIEEL RECHT<br />

Wet Continuïteit – homologatie- gelijkheid schuldeisers – opzettelijke weglating van een<br />

schuldeiser.<br />

010-323 KAMER 6 18.04.2011<br />

Wanneer de indeling in verschillende categorieën van schuldeisers niet objectief kan worden verantwoord dient de<br />

homologatie te worden geweigerd. De onmisbaarheid voor de toekomst blijft een vrij subjectief gegeven. De diensten van<br />

het advocatenkantoor dat de WCO aanvraag begeleide, kan evengoed in de toekomst door anderen worden verzekerd.<br />

Bij gebrek aan objectief criterium inzake differentiatie is het plan strijdig met de openbare orde.<br />

Wanneer een schuldeiser opzettelijk wordt weggelaten uit de lijst van de schuldeisers, dan worden de wettelijke<br />

bepalingen niet nageleefd en kan er evenmin tot homologatie overgegaan worden.<br />

**************************<br />

. - 43 -

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!