01.11.2012 Views

De varkensfokkerij van vandaag - Diergeneeskundig Memorandum

De varkensfokkerij van vandaag - Diergeneeskundig Memorandum

De varkensfokkerij van vandaag - Diergeneeskundig Memorandum

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

IN DIT NUMMER ”DE VARKENSFOKKERIJ VAN VANDAAG”<br />

EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:<br />

PERIODIEK TIJDSCHRIFT<br />

TWEEENVIJFTIGSTE<br />

JAARGANG NO. 1,<br />

FEBRUARI 2005


Omslagbeeld:<br />

Zeug met biggen<br />

EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:<br />

Periodiek tijdschrift<br />

tweeenvijftigste jaargang<br />

no. 1 - 2005 ISSN 0417 - 4631<br />

<strong>De</strong> Stichting <strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong>,<br />

opgericht in 1953, stelt zich ten doel aan dierenartsen<br />

in binnen- en buitenland voorlichting te geven<br />

<strong>van</strong> wetenschappelijke en commerciële aard op veterinair<br />

gebied.<br />

Ter uitvoering <strong>van</strong> haar doelstelling is zij uitgeefster<br />

<strong>van</strong> het tijdschrift “<strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong>”.<br />

<strong>De</strong> exploitatie <strong>van</strong> dit tijdschrift wordt financieel<br />

mogelijk gemaakt in Nederland door:<br />

Alfasan Diergeneesmiddelen B.V. te Woerden.<br />

Boehringer Ingelheim bv te Alkmaar en<br />

Intervet Nederland B.V. te Boxmeer<br />

Het Tijdschrift wordt gratis beschikbaar gesteld aan<br />

de praktiserende dierenartsen in Nederland,<br />

Postdoctorale veterinaire studenten in Utrecht kunnen<br />

het tegen een kleine vergoeding verkrijgen bij<br />

het Reductiebureau. Voor anderen bestaat de mogelijkheid<br />

zich te abonneren; de kosten <strong>van</strong> een abonnement<br />

bedragen:<br />

Voor Nederland € 18,00 per jaargang.<br />

Voor het buitenland € 25,50 per jaargang.<br />

Extra exemplaren of oudere uitgaven kunnen<br />

worden besteld d.m.v. een overschrijving à € 7,50<br />

per exemplaar voor Nederland of € 9,00 voor het<br />

buitenland op een <strong>van</strong> onze rekeningen.<br />

Redactiecommissie<br />

J. Goudswaard, voorzitter<br />

J. Schrooyen, secretaris<br />

F. Hogerhuis (Alfasan Dierengeneesmiddelen B.V.)<br />

R. Schippers (Boehringer Ingelheim)<br />

J. Vernooij (Intervet Nederland)<br />

Redactie- en Administratieadres:<br />

Halderheiweg 11, 5282 SN Boxtel<br />

tel.: 0411-676822<br />

fax: 0411-671595<br />

e-m: de.em@12move.nl<br />

website: de-em.nl<br />

Postbankrekening 64 70 06<br />

BIC PSTBNL21 IBAN NL60 PSTB 0000 6470 06<br />

Rabobank Boxtel 1688.49.674<br />

BIC RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74<br />

Verklaring:<br />

<strong>De</strong> Redactie en uitgeefster aanvaarden geen aansprakelijkheid<br />

voor schade, welke- direct of indirect- het<br />

gevolg mocht zijn <strong>van</strong> gebleken onjuistheden in de<br />

inhoud <strong>van</strong> de in dit tijdschrift opgenomen artikelen.<br />

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd<br />

en/of openbaar worden gemaakt door middel <strong>van</strong><br />

druk, microfilm of op welke andere wijze ook,<br />

zonder schriftelijke toestemming <strong>van</strong> de Redactie.<br />

Opmaak en druk: Bordat-Maxtra Boxtel


Van de Redactie<br />

<strong>De</strong> redactie <strong>van</strong> het <strong>Diergeneeskundig</strong><br />

<strong>Memorandum</strong> waakt voor een evenwichtige<br />

verdeling in de uitgaven ten aanzien <strong>van</strong><br />

enerzijds de verschillende diersoorten en<br />

anderzijds onderwerpen (topics), die op dat<br />

moment in de belangstelling staan. Wat dit<br />

laatste betreft kan gedacht worden aan de uitgaven<br />

over haematopoietische tumoren, klinische<br />

immunologie en veterinaire volksgezondheid.<br />

Recente uitgaven over bijzondere<br />

diersoorten betroffen o.a. de egel, reptielen<br />

en de kangoeroe. Van de gezelschapsdieren<br />

en grote huisdieren wordt, in het algemeen,<br />

een bepaald klinisch aspect behandeld:<br />

gedacht kan worden aan de uitgaven over<br />

respiratoire problemen bij het paard en cardiovasculaire<br />

aandoeningen bij de hond.<br />

In de hiervoor genoemde opsomming zal het<br />

de lezer zijn opgevallen, dat het varken ontbreekt.<br />

<strong>De</strong>ze diersoort wordt hiermee<br />

"onrecht aangedaan", niet alleen omdat het<br />

dier thans <strong>van</strong> groot economisch belang is,<br />

maar ook <strong>van</strong>wege die functie, die het sinds<br />

mensenheugenis in ons land heeft als "spaarvarken":<br />

keuterboertjes betaalden immers<br />

vroeger de dokter en de belasting met hammen<br />

en worsten <strong>van</strong> het zwijn dat in de winter<br />

werd geslacht. Wat overbleef was voor<br />

hen zelf. Het varken wordt niet alleen<br />

wereldwijd gehouden voor consumptie. Het<br />

heeft ook een sociale functie bij bepaalde<br />

volkeren. Zo staat het dier bij bijvoorbeeld<br />

Papoea’s hoog in het vaandel. Zo zingen<br />

bekeerde Papoea kinderen "wij zijn de var-<br />

kentjes <strong>van</strong> de Heer ", omdat men er geen<br />

schapen kent. Bij bepaalde Papoea stammen<br />

wordt zelfs het eerstgeboren kind gedood en<br />

aan drachtige zeugen gevoerd. Van de zeug<br />

die het eerst bij het kind is, wordt een big<br />

weggehaald die door de vrouw wordt<br />

gezoogd. Dit dier heeft een hoog aanzien in<br />

het dorp en wordt niet opgegeten.<br />

Terug naar het economisch belang <strong>van</strong> het<br />

varken: ook de redactie realiseerde zich twee<br />

a drie jaar geleden -de normale "incubatieperiode"<br />

<strong>van</strong> een DM nummer!- dat het hoognodig<br />

tijd was om weer een DM uitgave aan<br />

het varken te wijden. Op collega <strong>van</strong><br />

Groenland werd met succes een beroep<br />

gedaan een dergelijk nummer samen te stellen.<br />

Naar de mening <strong>van</strong> de redactie is hij<br />

hierin meer dan uitstekend geslaagd.<br />

Een groot aantal collegae, managers en<br />

wetenschappers, werkzaam bij TOPIGS,<br />

Wageningen UR en Varkens KI Noord<br />

Brabant, behandelt in deze uitgave vrijwel<br />

alle aspecten <strong>van</strong> de <strong>varkensfokkerij</strong>. Ook<br />

toekomstige ontwikkelingen in ons land en<br />

in het buitenland krijgen ruime aandacht. Dit<br />

maakt deze uitgave, naar de mening <strong>van</strong> de<br />

redactie, extra interessant voor alle collegae<br />

die zich, op welke wijze dan ook, in hun<br />

praktijk met deze diersoort bezig houden.<br />

Wij wensen hen veel leesplezier toe en verwachten<br />

dat, als men zich voor een probleem<br />

op het gebied <strong>van</strong> de <strong>varkensfokkerij</strong> gesteld<br />

ziet, dit nummer nog vaak nageslagen zal<br />

worden.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 1


Inhoudsopgave<br />

Van de redactie 1<br />

Inhoudsopgave 2<br />

Voorwoord 4<br />

Coöperatie Pigture Group voor en <strong>van</strong> de varkenshouder 5<br />

Missie <strong>van</strong> Pigture Group 5<br />

TOPIGS Nederland 7<br />

Varkens KI Noord Brabant 7<br />

Select*Porc 7<br />

TOPIGS International 7<br />

AIM Worldwide 8<br />

IPG 8<br />

Historie 9<br />

<strong>De</strong> ontwikkelingen in de fokkerijtechniek 11<br />

Van domesticatie naar <strong>varkensfokkerij</strong> 11<br />

Selectiemesterij naar <strong>De</strong>ens voorbeeld 11<br />

Opkomst fokkerijgroeperingen 11<br />

<strong>De</strong> genetische vooruitgang door fokkerij is aanzienlijk 12<br />

Breder fokdoel 12<br />

Ontwikkeling in fokkerijtechniek 13<br />

Meer en meer wordt de opbouw <strong>van</strong> de erfelijke dragers gebruikt in de fokkerij 14<br />

<strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> fokkerij op de structuur <strong>van</strong> de varkenshouderij 14<br />

Naar een vraaggerichte fokkerij 15<br />

Internationalisering 17<br />

Het fokkerijprogramma anno 2004 18<br />

Doel <strong>van</strong> het fokprogramma 18<br />

Fokpopulaties 18<br />

Lijnen gespreid over meer landen 19<br />

Dataverzameling 19<br />

DNA-onderzoek 21<br />

Fokwaardeschatting 21<br />

Selectie-systeem 22<br />

Aansturing 22<br />

Ruime keuze in aanbod <strong>van</strong> zeugen en beren 23<br />

<strong>De</strong> vermeerderingszeugen 23<br />

D-lijn 27<br />

<strong>De</strong> markten en hun beer 27<br />

Retailmarkt 27<br />

Baconmarkt 27<br />

Droge hammen 29<br />

Duitse markt 29<br />

<strong>De</strong> structuur <strong>van</strong> de fokkerij in Nederland 30<br />

Historie 30<br />

Fokkerij piramide 30<br />

TOPIGS heeft een marktaandeel <strong>van</strong> 85% 31<br />

Eigen aanfok 31<br />

Aansturing en uitvoering <strong>van</strong> fokkerij TOPIGS 32<br />

Kunstmatige inseminatie 32<br />

<strong>De</strong> markt <strong>van</strong> KI in Nederland 32<br />

Tot slot 33<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 2


TOPIGS International 34<br />

TOPIGS International 34<br />

Europa 34<br />

Noord Amerika 34<br />

Latijns Amerika 35<br />

Afrika 35<br />

Azië 38<br />

Wereldwijde varkensstromen 38<br />

Japan blijft de belangrijkste importeur <strong>van</strong> varkensvlees 39<br />

Varkens KI in Nederland 41<br />

Goedkoop, betere kwaliteit en veilig 41<br />

Sterke coöperatieve structuur 41<br />

KI Kwaliteit, onderzoek en biosecurity 42<br />

1. Kwaliteit 42<br />

2. Onderzoek 42<br />

3. Biosecurity 43<br />

Genomics in eerste instantie vooral voor een marktgerichte vleeskwaliteit 45<br />

Waar houdt IPG zich op gebied <strong>van</strong> genomics mee bezig? 45<br />

Geen gekloonde varkens of varkens waar<strong>van</strong> het erfelijk materiaal is gemodificeerd,<br />

maar welke techniek dan wel? 45<br />

Verklarende woordenlijst 47<br />

Het belang <strong>van</strong> inteelt in de fokkerij 50<br />

Biggensterfte: Selectie op sterke of op zware biggen? 52<br />

Probleem analyse: sterfte tot spenen 52<br />

Gegevensverzameling: 800.000 biggen 53<br />

Genetisch model 54<br />

Bewijs en anekdotes 55<br />

Hoe nu verder 57<br />

Biggensterfte: biologische verklaringen voor gevonden genetische verschillen 58<br />

Gedrag na de geboorte 58<br />

Periode net voor de geboorte: cortisol 58<br />

Benchmarking: effectief kennis verspreiden 61<br />

Inzicht in functioneren 62<br />

Schoon genentransport 64<br />

Methodes <strong>van</strong> verplaatsing 64<br />

1. Kunstmatige inseminatie (KI) 64<br />

2. Diepvries KI 65<br />

3. Embryo Transplantatie (ET) 65<br />

4. Specific Pathogen Free (SPF) of Minimal Disease (MD) 66<br />

5. Piglet snatching 67<br />

6. Medicated Early Weaning (MEW) 67<br />

7. Segregated Early Weaning (SEW) 67<br />

8. Multiple site system 68<br />

Productie <strong>van</strong> fokmateriaal onder hoge gezondheid 69<br />

<strong>De</strong> waarde <strong>van</strong> gezondheid 69<br />

Gezondheid slecht grenzen 69<br />

Methoden <strong>van</strong> het bereiken <strong>van</strong> hogere gezondheid 70<br />

1. Eradicatie en certificering 70<br />

2. Doorbreken <strong>van</strong> de infectieketen 71<br />

3. <strong>De</strong>-populatie en re-populatie met dieren <strong>van</strong> hoge gezondheid om het<br />

gezondheidsniveau <strong>van</strong> bedrijven te verhogen 71<br />

Voorwaarden om hogere gezondheid te waarborgen 72<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 3


Voorwoord<br />

Ir. Jan <strong>van</strong> Vugt<br />

<strong>De</strong> <strong>varkensfokkerij</strong> in Nederland is de laatste<br />

jaren sterk aan verandering onderhevig<br />

geweest. Mede om onderzoek, ontwikkeling<br />

en service te kunnen bekostigen heeft er in<br />

ons land een bundeling plaatsgevonden <strong>van</strong><br />

fokkerij-instellingen. Een trend die zich<br />

internationaal voortzet.<br />

Ook de fokkerij zelf is de laatste jaren sterk<br />

veranderd. Nieuwe technieken maken een<br />

effectievere fokkerij mogelijk waarbij naar<br />

kenmerken <strong>van</strong> het varken gekeken wordt die<br />

enkele jaren geleden nog <strong>van</strong> ondergeschikt<br />

belang waren.<br />

Bij de <strong>varkensfokkerij</strong> <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag staat<br />

meer en meer de vraag <strong>van</strong> de klant centraal.<br />

Daarbij is het klantbeeld aan het verschuiven<br />

<strong>van</strong> de varkenshouder via de vleesverwerker<br />

naar de consument.<br />

<strong>De</strong> uitdaging voor varkens fokkerijbedrijven<br />

is om voor elke regio en elke markt <strong>van</strong> varkensvlees,<br />

het juiste varken te fokken.<br />

Bij het verspreiden <strong>van</strong> de genen komt het<br />

gezondheidsaspect steeds meer centraal te<br />

staan en hier raakt de fokkerij dan ook vaker<br />

het werkgebied <strong>van</strong> de gezondheidszorg. <strong>De</strong><br />

verspreiding <strong>van</strong> genen hield in het verleden<br />

ook een risico in <strong>van</strong> verspreiding <strong>van</strong> ziektekiemen.<br />

Immers de verspreiding <strong>van</strong> genen<br />

verliep meestal via transport <strong>van</strong> zeugen of<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 4<br />

beren. Ook hier wordt gewerkt aan nieuwe<br />

technieken.<br />

Diepvriessperma en embryotransplantatie<br />

zijn technieken die er voor kunnen zorgen<br />

dat er alleen maar genen en geen ziektekiemen<br />

<strong>van</strong> bedrijf naar bedrijf worden overgedragen.<br />

In deze uitgave <strong>van</strong> het <strong>Diergeneeskundig</strong><br />

<strong>Memorandum</strong> kunt u zich verdiepen in de<br />

<strong>varkensfokkerij</strong> <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag. <strong>De</strong> verschillende<br />

bijdragen zijn geschreven door medewerkers<br />

<strong>van</strong> de TOPIGS organisatie.<br />

<strong>De</strong> verschillende functies <strong>van</strong> deze personen<br />

geven duidelijk aan dat <strong>varkensfokkerij</strong> anno<br />

2004 multidisciplinair is. Het is een kennisintensieve<br />

activiteit die veel aspecten omvat.<br />

Ik wens u dan ook veel leesplezier met de<br />

navolgende artikelen. Ze geven een uitgebreid<br />

doch niet volledig overzicht <strong>van</strong> wat er<br />

op gebied <strong>van</strong> <strong>varkensfokkerij</strong> gebeurt.<br />

Mocht u na het lezen <strong>van</strong> de artikelen vragen<br />

hebben, neem dan gerust contact met ons op.<br />

Want ondanks de wereldwijde activiteiten en<br />

diepgaande specialisatie is onze organisatie<br />

en zijn onze mensen gemakkelijk te bereiken.<br />

Dat moet ook wel voor een bedrijf dat<br />

<strong>van</strong> en voor varkenshouders is.<br />

Jan <strong>van</strong> Vugt<br />

Algemeen directeur Pigture Group


Coöperatie Pigture Group<br />

voor en <strong>van</strong> de varkenshouder<br />

Ing. Peter Loenen, communicatiemanager<br />

Coöperatie Pigture Group is een organisatie<br />

met verschillende werkmaatschappijen waar<strong>van</strong><br />

TOPIGS misschien wel de bekendste is.<br />

Pigture Group ontstond in 2003 toen de drie<br />

coöperaties op fokkerijgebied in Nederland<br />

(CVZ Groep, de Vereniging Varkensverbetering<br />

Noord en het Nederlandse Varkens<br />

Stamboek) met elkaar fuseerden tot een landelijk<br />

opererende coöperatie.<br />

Pigture Group is sterk verbonden met de<br />

Nederlandse varkenshouder. Als coöperatie<br />

zijn de varkenshouders lid <strong>van</strong> de organisatie.<br />

<strong>De</strong> ruim 3000 leden hebben via zeven<br />

kiesgroepen, een ledenraad en een bestuur<br />

een belangrijke stem in het doen en laten <strong>van</strong><br />

de Pigture Group.<br />

Die verbondenheid komt ook terug in de<br />

missie <strong>van</strong> Pigture Group. Daarin staat dat<br />

het een organisatie is voor en <strong>van</strong> varkens-<br />

houders. Het doel is om hoogwaardig fokmateriaal<br />

te produceren en distribueren, fokmateriaal<br />

dat voldoet aan de eisen <strong>van</strong> de<br />

verschillende marktpartijen. Het streven is<br />

daarbij om producten te leveren tegen een zo<br />

gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding.<br />

Andere kernzaken uit de missie zijn vrije<br />

beschikbaarheid <strong>van</strong> de producten <strong>van</strong><br />

Pigture Group en internationalisering met als<br />

doel een stevige basis door kostenverdunning.<br />

Sinds 2003 is Coöperatie Pigture Group niet<br />

meer de enige aandeelhouder <strong>van</strong> de verschillende<br />

werkmaatschappijen <strong>van</strong> de organisatie.<br />

Door een strategische samenwerking<br />

met vleesverwerker Dumeco heeft deze<br />

organisatie een aandeel <strong>van</strong> 22,5% verkregen.<br />

Dumeco is onderdeel <strong>van</strong> Sovion dat op haar<br />

beurt weer onderdeel is <strong>van</strong> standsorganisatie<br />

ZLTO.<br />

MISSIE VAN PIGTURE GROUP<br />

<strong>De</strong> doelstelling <strong>van</strong> Pigture Group is het produceren en distribueren <strong>van</strong> hoogwaardig fokmateriaal<br />

in de varkenshouderij. Fokmateriaal dat voldoet aan de eisen die verschillende<br />

marktpartijen stellen. Pigture Group streeft ernaar om producten te leveren tegen een zo<br />

gunstig mogelijke prijs/kwaliteitverhouding. <strong>De</strong> fokkerijproducten moeten in principe vrij<br />

beschikbaar zijn. Pigture Group is <strong>van</strong> en wordt aangestuurd door Nederlandse varkenshouders.<br />

<strong>De</strong> internationale activiteiten <strong>van</strong> de organisatie groeien sterk. Het achterliggende<br />

doel: de organisatie een nog steviger basis geven voor de toekomst; kostenbesparing realiseren<br />

voor de Nederlandse activiteiten; op niveau kunnen blijven investeren in onderzoek<br />

en ontwikkeling op gebied <strong>van</strong> KI, fokkerij en informatisering; het in stand kunnen houden<br />

<strong>van</strong> een voldoende aantal basislijnen om voor meerdere markten een goed product te kunnen<br />

bieden en het genereren <strong>van</strong> winst voor de Nederlandse varkenshouders.<br />

Picture Group Pigture Group BV is een overkoepelende<br />

holding die facilitaire diensten, zoals boekhouding<br />

en personeelszaken, verleent aan de<br />

werkmaatschappijen. Het hoofdkantoor <strong>van</strong><br />

Pigture Group is gevestigd in Vught.<br />

Pigture Group heeft met haar onderdeel S&D<br />

(Service & <strong>De</strong>velopment) een belangrijke<br />

bron <strong>van</strong> kennis die ten dienste staat <strong>van</strong> haar<br />

werkmaatschappijen. Dit onderdeel staat de<br />

werkmaatschappijen bij op het gebied <strong>van</strong><br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 5


Novem 20 + antibioticum = een krachtige combinatie<br />

Novem 20 is een krachtige, geconcentreerde, langwerkende ontstekingsremmer<br />

en pijnstiller die, naast de behandeling met antibioticum, de genezing <strong>van</strong> mastitis<br />

versnelt. <strong>De</strong> koe krijgt weer eetlust. Al na 8 uur is een betere penswerking te constateren.<br />

Het antibioticum doodt de bacteriën, Novem 20 herstelt de ontsteking in<br />

het uier waardoor de koe sneller weer productief is.<br />

Naast de antibioticabehandeling Novem 20 inzetten, levert dus heel wat op. En…<br />

Novem 20 is een UDA product, u mag het dus zelf toedienen. Vraag ernaar bij<br />

uw dierenarts of bel 072 5662411.<br />

Het TDI-effect <strong>van</strong> Novem 20<br />

T Staat voor de turbokracht.<br />

D Symboliseert de lange werking.<br />

I Slechts één injectie onder de huid in de hals, door u zelf toe te dienen.<br />

Novem 20 is als enige UDA geregistreerd voor mastitis<br />

en verkrijgbaar bij uw dierenarts.<br />

Novem® 20 <strong>De</strong> herstel versneller<br />

NOPQ<br />

<strong>De</strong> turbo op uw<br />

mastitisbehandeling<br />

Productnaam: Novem 20. Regnr./Kan.status: REG NL 10219 UDA.<br />

Werkzame bestanddelen: Meloxicam 20mg/ml. Indicatie: Acute<br />

respiratoire infecties in combinatie met geschikte antibiotica.<br />

Diarree in combinatie met orale rehydratie therapie. Aanvullende<br />

therapie bij acute mastitis, in combinatie met een antibioticum<br />

therapie. Doeldier: Rundvee en varkens. Voornaamste bijwerking(en):<br />

Een geringe kortdurende zwelling op de plaats <strong>van</strong><br />

injectie na subcutane toediening wordt in minder dan 10% <strong>van</strong><br />

het rundvee, behandeld in het klinisch onderzoek, gezien. Indien<br />

u andere bijwerkingen vaststelt, gelieve uw dierenarts hier<strong>van</strong> in<br />

kennis te stellen. Contra-indicatie(s): Niet gebruiken bij dieren<br />

die lijden aan een verminderde lever-, hart- of nierfunctie en<br />

hemorragische aandoeningen, of als er aanwijzingen zijn voor<br />

ulcerogene gastro-intestinale lesies of individuele overgevoeligheid<br />

voor het product. Bij rundvee niet gebruiken bij dieren jonger dan<br />

één week. Dosering: Rundvee: Een éénmalige subcutane injectie<br />

<strong>van</strong> 0,5 mg meloxicam/kg lichaamsgewicht (dat wil zeggen<br />

2,5 ml/100 kg lichaamsgewicht), in combinatie met een geschikte<br />

antibioticum therapie of orale rehydratie therapie,<br />

indien passend. Wachttijd: Rundvee Vlees: 15dg.<br />

Melk 5 dg.<br />

Boehringer Ingelheim bv<br />

Telefoon: +31 (0)72 5662411<br />

E-mail:info@alk.boehringer-ingelheim.com<br />

Verdere informatie is op aanvraag<br />

beschikbaar.


de uitvoering en vormgeving <strong>van</strong> het fokprogramma<br />

en verzorgt ondersteuning op technisch<br />

gebied. Voorbeelden <strong>van</strong> werkgebieden<br />

waarop dat gebeurt zijn fokkerij, datacommunicatie,<br />

productontwikkeling, diergezondheid,<br />

nutritie en vleeskwaliteit.<br />

TOPIGS Nederland<br />

TOPIGS Nederland is marktleider op het<br />

gebied <strong>van</strong> levering <strong>van</strong> zeugen en beren.<br />

Evenals TOPIGS International is deze organisatie<br />

enkele jaren geleden ontstaan uit de<br />

samenwerking <strong>van</strong> drie fokkerijgroeperingen,<br />

Stamboek, Dalland en Fomeva. In 2003<br />

kwam ook Dumeco Breeding onder de vlag<br />

<strong>van</strong> TOPIGS. Zo’n 150 fokkers, verspreid<br />

over heel Nederland, produceren fokmateriaal.<br />

Ze doen dat als zelfstandig bedrijf onder een<br />

franchiseformule. Dat betekent dat de fokker<br />

doet waar hij goed in is, het produceren en<br />

vermarkten <strong>van</strong> hoogwaardig diermateriaal<br />

en dat TOPIGS doet waar zij goed in is, o.a.<br />

onderzoek, dataverwerking, berekening <strong>van</strong><br />

commerciële fokwaarden en technische<br />

begeleiding. <strong>De</strong>ze manier <strong>van</strong> samenwerking<br />

zorgt ervoor dat er een maximaal rendement<br />

is <strong>van</strong> elkaars capaciteiten.<br />

Varkens KI Noord Brabant<br />

Varkens KI Noord Brabant is de coöperatieve<br />

organisatie voor kunstmatige inseminatie<br />

voor de provincies Noord Brabant en<br />

Zeeland. In dit werkgebied voorziet ze dagelijks<br />

varkensbedrijven <strong>van</strong> vers sperma. Zij is<br />

marktleider in haar werkgebied.<br />

Varkens KI Noord Brabant beschikt over 4<br />

spermawinstations in Lienden, Wanroy, Erp<br />

en Vught. In Wanroy en Vught staan de laboratoria<br />

<strong>van</strong> de organisatie en in Vught en<br />

Odiliapeel zijn de distributiecentra gevestigd.<br />

Samen met de andere coöperatieve KI-organisaties<br />

(V.A.C., KI-Twente en KI-Limburg)<br />

werkt Varkens KI Noord Brabant samen in<br />

de Bond KI voor wat betreft onderzoek en<br />

overkoepelende activiteiten.<br />

Select*Porc<br />

Select*Porc is als onafhankelijk biggenbemiddelaar<br />

nationaal en internationaal<br />

actief. Belangrijk in de werkwijze <strong>van</strong><br />

Select*Porc is het streven naar duurzame<br />

relaties tussen vermeerderaar en vleesvarkenshouder.<br />

Informatievoorziening is een<br />

belangrijk aspect <strong>van</strong> de werkwijze <strong>van</strong><br />

Select*Porc. Als een <strong>van</strong> de eersten hanteerde<br />

de biggenbemiddelaar een systeem waarbij<br />

de vermeerderaar informatie over de afgeleverde<br />

biggen aan de vleesvarkenshouder verstrekt.<br />

Maar ook krijgt de vermeerderaar<br />

informatie terug <strong>van</strong> de vleesvarkenshouder.<br />

Dit kan de vermeerderaar weer gebruiken<br />

voor de verbetering <strong>van</strong> zijn eigen bedrijfsvoering.<br />

Select*Porc is gevestigd in Meppel.<br />

TOPIGS International<br />

TOPIGS International is de internationale<br />

evenknie <strong>van</strong> TOPIGS Nederland. Dit<br />

bedrijfsonderdeel is actief in zo’n 35 landen.<br />

<strong>De</strong> laatste jaren is het belang <strong>van</strong> de internationale<br />

tak <strong>van</strong> TOPIGS sterk gegroeid. Meer<br />

dan de helft <strong>van</strong> de TOPIGS gelten wordt<br />

buiten Nederland geproduceerd en vermarkt.<br />

Daarmee is het mogelijk de krimp in de<br />

Nederlandse varkenshouderij op te <strong>van</strong>gen<br />

en concurrerend en innovatief te blijven.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 7


TOPIGS International werkt wereldwijd met<br />

dochters, joint ventures en agenten. In verschillende<br />

landen is TOPIGS marktleider of<br />

hoort bij de grote drie als het fokkerijorganisaties<br />

betreft.<br />

Schoon transport <strong>van</strong> genen is een belangrijk<br />

aandachtspunt voor TOPIGS. Het transporteren<br />

<strong>van</strong> varkens brengt risico’s met zich mee<br />

die zeker bij het grensoverschrijdend verkeer<br />

voor belemmeringen kunnen zorgen.<br />

Daarom wordt meer en meer gebruik<br />

gemaakt <strong>van</strong> veterinair veilige technieken,<br />

zoals het werken met SPF varkens, diepvriessperma<br />

en embryotransplantatie. <strong>De</strong>ze<br />

technieken worden gebruikt om populaties<br />

op verschillende plaatsen in de wereld met<br />

elkaar te verbinden zodat de genetische vooruitgang<br />

overal het zelfde is.<br />

Om het transport <strong>van</strong> dieren over grote<br />

afstand zoveel mogelijk te beperken heeft<br />

TOPIGS in een aantal landen eigen fokbedrijven.<br />

Vele daar<strong>van</strong> hebben de hoge<br />

TOPIGS-SPF status.<br />

Samen met TOPIGS Nederland is TOPIGS<br />

International het in om<strong>van</strong>g tweede <strong>varkensfokkerij</strong>bedrijf<br />

<strong>van</strong> de wereld.<br />

AIM Worldwide<br />

AIM Worldwide is een jonge onderneming<br />

die diensten en (management)kennis levert<br />

aan KI-organisaties buiten Nederland. AIM<br />

Worldwide helpt met het bouwen en exploiteren<br />

<strong>van</strong> KI-stations en het ondersteunt partners<br />

op gebied <strong>van</strong> opleidingen en onderzoek.<br />

Vakblad Varkens<br />

Ook het vakblad Varkens is onderdeel <strong>van</strong><br />

Pigture Group. Ondanks dat het verbonden is<br />

met de verschillende werkmaatschappijen<br />

werkt het blad journalistiek onafhankelijk.<br />

Het is hiermee een gewaardeerde informatiebron<br />

<strong>van</strong> vakkennis voor een zeer groot deel<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 8<br />

<strong>van</strong> de Nederlandse varkenshouders.<br />

Varkens besteedt in elke uitgave enkele pagina’s<br />

aan nieuws en ontwikkelingen afkomstig<br />

<strong>van</strong> de onderdelen <strong>van</strong> Pigture Group.<br />

Daarmee is het ook spreekbuis voor de coöperatie.<br />

IPG<br />

Naast Pigture Group BV stuurt de<br />

Coöperatie Pigture Group ook het onderzoeksinstituut<br />

IPG aan. IPG valt voor 100%<br />

onder de Coöperatie Pigture Group.<br />

IPG staat voor Institute for Pig Genetics. Dit<br />

onderdeel <strong>van</strong> de organisatie zorgt niet alleen<br />

voor de berekeningen achter de fokkerij,<br />

maar is ook een gerenommeerd onderzoeksinstituut<br />

als het gaat om ontwikkelingen op<br />

het gebied <strong>van</strong> vruchtbaarheid, KI en fokkerij.<br />

Ook op het gebied <strong>van</strong> vleeskwaliteit heeft<br />

IPG kennis in huis.<br />

Het IPG heeft voor haar werk de beschikking<br />

over een eigen proefbedrijf in het Drentse<br />

Beilen. Op dit bedrijf worden producten vergeleken<br />

en nieuwe kruisingen getest. Er vinden<br />

ook andere proeven plaats bijvoorbeeld om te<br />

bepalen hoe varkens <strong>van</strong> TOPIGS het best<br />

gevoerd kunnen worden. IPG voert proeven uit<br />

in samenwerking met gerenommeerde onderzoeksinstellingen<br />

in binnen en buitenland.<br />

Historie<br />

TOPIGS is één <strong>van</strong> de belangrijkste fokkerijorganisaties<br />

ter wereld. Gemeten naar omzet in<br />

dieren is TOPIGS tweede in om<strong>van</strong>g. Samen<br />

met de andere onderdelen <strong>van</strong> Pigture Group is<br />

TOPIGS ontstaan door een reeks <strong>van</strong> opeenvolgende<br />

samenwerkingen, fusies en overnames.


<strong>De</strong> georganiseerde <strong>varkensfokkerij</strong> deed in<br />

de jaren 1910-1920 zijn intrede op<br />

Nederlands grondgebied. Gestimuleerd en<br />

gesubsidieerd door de overheid kreeg elke<br />

provincie een Provinciale Commissie voor<br />

de verbetering <strong>van</strong> de <strong>varkensfokkerij</strong>. <strong>De</strong><br />

opdracht voor deze commissies was het verbeteren<br />

<strong>van</strong> de varkenshouderij. <strong>De</strong> commissies<br />

waren de voorlopers <strong>van</strong> de latere provinciale<br />

varkensstamboeken. Middels<br />

fokdagen, keuringen, voorlichtingsbijeenkomsten<br />

en het in het leven roepen <strong>van</strong> regio-<br />

Beoordeling <strong>van</strong> een beer op een fokveedag<br />

Toen in de jaren 60 en 70 de varkenshouderij<br />

sterk begon te groeien en er minder maar<br />

wel grotere bedrijven kwamen, veranderde<br />

ook de stamboekfokkerij. <strong>De</strong> Provinciale<br />

Stamboeken fuseerden tot grotere clusters.<br />

Zo ontstonden in de periode 1969 -1974 in<br />

Noord-, Oost-, West- en Zuid-Nederland<br />

stamboeken over de provincies heen. Het<br />

CBV trad daarbij op als steeds belangrijker<br />

wordende overkoepelende organisatie.<br />

In de jaren 60 ontstonden ook de eerste<br />

Varkens KI verenigingen, eerst regionaal en<br />

later provinciaal. Nieuwe technieken maakten<br />

het mogelijk om op grote schaal sperma<br />

<strong>van</strong> goede beren te distribueren.<br />

nale fokverenigingen moest de kwaliteit <strong>van</strong><br />

de <strong>varkensfokkerij</strong> verbeteren. Later kwamen<br />

daar proef- of selectiemesterijen bij.<br />

In 1922 werd het Centraal Bureau voor de<br />

Varkensfokkerij (CBV) opgericht om de<br />

gemeenschappelijke belangen <strong>van</strong> de provinciale<br />

organisaties beter te kunnen behartigen.<br />

Het CBV zorgde voor een centrale registratie,<br />

erkenning en uniformering <strong>van</strong> de fokkerijactiviteiten.<br />

Bovendien begonnen in de jaren 60, naast de<br />

door varkenshouders aangestuurde stamboeken,<br />

ook industriële bedrijven zich met <strong>varkensfokkerij</strong><br />

bezig te houden.<br />

Vleesverwerkers zoals Homburg (Fomeva)<br />

en Hartog/Zwanenberg (Dalland) en ook<br />

Hendrix (Hypor) begonnen zelf met het fokken<br />

<strong>van</strong> varkens.<br />

Het Coöperatieve Stamboek en de particuliere<br />

organisaties groeiden gedurende de jaren 80<br />

voorspoedig met de groei <strong>van</strong> de<br />

Nederlandse varkenshouderij mee. Ook<br />

breidden de bedrijven, vooral de particuliere,<br />

hun activiteiten naar het buitenland uit.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 9


In Noord-Nederland ontstond in 1988 de<br />

Vereniging Varkensverbetering Noord.<br />

Hierin werkten de Varkensstamboeken <strong>van</strong><br />

Noord-, Oost- en West-Nederland samen.<br />

In 1990 werd de CVZ Groep opgericht. CVZ<br />

stond voor Coöperatie Varkensverbetering<br />

Zuid. Hier kwamen het Zuid-Nederlands<br />

Varkensstamboek en Varkens KI Noord-<br />

Brabant samen. In 1996 nam CVZ Groep de<br />

particuliere varkensfokker Dalland over en<br />

in 1998 kwam ook Fomeva bij CVZ-Groep.<br />

Vanaf 1999 worden de verschillende fokkerijproducten<br />

<strong>van</strong> de CVZ-groep en het<br />

Noord-Nederlands Varkensstamboek vermarkt<br />

onder de naam TOPIGS.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 10<br />

Op 1 januari 2002 ontstaat door het samengaan<br />

<strong>van</strong> de CVZ groep en het Noord-<br />

Nederlands Varkensstamboek de Pigture<br />

Group en bestaat er in Nederland dus nog<br />

één coöperatieve <strong>varkensfokkerij</strong>organisatie.<br />

Na de oprichting <strong>van</strong> Pigture Group versterkt<br />

biggenbemiddelaar Select*Porc in 2002 de<br />

organisatie. In 2003 gaat Pigture Group een<br />

strategische samenwerking aan met Dumeco<br />

waardoor de fokkerijactiviteiten <strong>van</strong><br />

Dumeco Breeding bij Pigture Group komen.


<strong>De</strong> ontwikkelingen in de fokkerijtechniek<br />

Dr. Ir. Jan Merks, directeur IPG<br />

Van domesticatie naar <strong>varkensfokkerij</strong><br />

Selectie <strong>van</strong> varkens bestaat al sinds mensenheugenis.<br />

Eerst werden varkens gewoon in de<br />

bossen gehouden. Ze waren een belangrijke<br />

bron <strong>van</strong> energie en eiwit en werden als<br />

afvalverwerker ingezet. Hun vlees was<br />

broodnodig om de winter door te komen.<br />

Eeuwenlang was fokken niet meer dan de<br />

sterkste dieren aanhouden die de winter hadden<br />

overleefd en zo proberen nakomelingen<br />

te krijgen die het beste pasten bij het doel dat<br />

de mens met het varken voor ogen had. Tot<br />

aan het begin <strong>van</strong> de vorige eeuw hielden<br />

bijna alle mensen wel één of een paar varkens<br />

"achter het huis" puur voor eigen<br />

gebruik.<br />

Met name in Noord-Europa startte begin<br />

vorige eeuw de eerste echte <strong>varkensfokkerij</strong><br />

via de oprichting <strong>van</strong> lokale en regionale<br />

fokprogramma’s. In de meeste Europese landen<br />

werden stamboeken voor de verschillende<br />

rassen opgezet. Hun werk werd ondersteund<br />

door nationale overheden. In<br />

Nederland waren begin vorige eeuw de varkensfokverenigingen<br />

op dorpsniveau georganiseerd<br />

met 30 tot 40 leden waarbij ieder lid<br />

dan 2 tot 5 zeugen had.<br />

Daarna kwamen de provinciale of regionale<br />

varkensstamboeken tot stand voor het<br />

Nederlands Landras (vooral in Zuid-<br />

Nederland) en Groot Yorkshire (vooral in<br />

West-Nederland). Dit om raszuiverheid,<br />

bekendheid <strong>van</strong> afstamming en erkenningen<br />

te regelen. In 1922 werd door de overheid het<br />

Centraal Bureau voor de Varkensfokkerij<br />

(CBV) opgericht om de gemeenschappelijke<br />

belangen <strong>van</strong> de Stamboek verenigingen landelijk<br />

te bespreken. Als het belang <strong>van</strong> de<br />

<strong>varkensfokkerij</strong> werd toen al gezien het beter<br />

in kunnen spelen op de wensen <strong>van</strong>uit de<br />

markt <strong>van</strong> varkensvlees met exporten, toen<br />

vooral naar Groot Brittannië en Frankrijk.<br />

Selectiemesterij naar <strong>De</strong>ens voorbeeld<br />

<strong>De</strong> start <strong>van</strong> het selectiemesterij- onderzoek<br />

in Nederland naar <strong>De</strong>ens voorbeeld kon dan<br />

ook niet uitblijven. Naast aandacht voor<br />

groei en voederconversie werd er <strong>van</strong>af 1930<br />

veel aandacht besteed aan slachtkwaliteit. Op<br />

beurzen en shows werd gedemonstreerd wat<br />

het verschil in kwaliteit en rendement was<br />

tussen een vlees- en een spekvarken.<br />

<strong>De</strong> eerste zestig jaar <strong>van</strong> de meer gestructureerde<br />

fokkerij was het doel <strong>van</strong> fokprogramma´s<br />

in heel Europa met name gericht op<br />

spekdikte en voederefficiëntie. Maar ook<br />

type, beenkwaliteit en typische raskenmerken<br />

zoals stand <strong>van</strong> de oren werden door de<br />

meeste fokprogramma’s in deze jaren meegenomen.<br />

In deze tijd waren de genetische<br />

inspanningen voor reproductiekenmerken<br />

verwaarloosbaar. Vooruitgang werd met<br />

name geboekt voor kenmerken zoals rugspekdikte,<br />

dagelijkse groei en verbeterde<br />

voederefficiëntie.<br />

Tot aan het einde <strong>van</strong> de jaren 60 in de 20 e<br />

eeuw werd de stamboekfokkerij getypeerd<br />

door type- en exterieurkeuringen op fokdagen<br />

en aandacht voor slachtkwaliteit via het<br />

selectiemesterij-onderzoek. In 1958 begonnen<br />

de proeven met kunstmatige inseminatie<br />

bij varkens. Snel daarna (1963) kwam de<br />

berenverordening die regelde wie welke beer<br />

mocht inzetten.<br />

Opkomst fokkerijgroeperingen<br />

Van 1960 tot in de jaren 90 vond in<br />

Nederland een enorme groei <strong>van</strong> de varkenshouderij<br />

en daarmee <strong>van</strong> de <strong>varkensfokkerij</strong><br />

plaats. Naast eerst provinciale en later regionale<br />

stamboeken kwamen de fokkerijgroeperingen<br />

zoals Cofok, Fomeva, Hypor, Dalland<br />

en Bovar op. Dit werd vooral geïnduceerd<br />

door de introductie <strong>van</strong> kruisingsfokkerij<br />

naar het voorbeeld <strong>van</strong> planten en pluimvee<br />

en door de enorme groei <strong>van</strong> de varkenshouderij<br />

in Nederland. In de vroege jaren zestig<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 11


kwamen er gespecialiseerde beren- en zeugenlijnen<br />

die werden ingezet om een maximaal<br />

heterosisvoordeel te behalen (Figuur 1).<br />

Figuur 1: Toepassing <strong>van</strong> vierwegkruisingen zorgt<br />

voor maximale benutting heterosis.<br />

<strong>De</strong> genetische veranderingen voltrokken zich<br />

in de jaren daarna snel. Er werden meer rassen<br />

ingezet en er werden synthetische lijnen ontwikkeld.<br />

Een variatie aan fokdoelen ondersteunde<br />

nu ook grootschalige productie <strong>van</strong><br />

mager vlees. Met name in de berenlijnen<br />

resulteerde de specialisatie in toegenomen<br />

vooruitgang in dagelijkse groei en voederefficiëntie<br />

en afname <strong>van</strong> rugspekdikte.<br />

<strong>De</strong> stamboekfokkerij veranderde snel <strong>van</strong><br />

structuur en karakter met specialistische fokbedrijven,<br />

het werken met KI, de introductie<br />

<strong>van</strong> nieuwe rassen (Belgisch Landvarken,<br />

Welsh, Duroc en Fins Landvarken) en de<br />

bedrijfsprestatietoets (BPT). Er kwam een<br />

duidelijk onderscheid tussen fokkers, vermeerderaars<br />

en vleesvarkenshouders.<br />

<strong>De</strong> regionale fokdagen werden in 1968 afgeschaft<br />

en het aantal selectiemesterijen werd<br />

teruggebracht tot vier en later in 1984 tot<br />

twee (Klarenbeek en Someren). Vanaf 1989<br />

was er sprake <strong>van</strong> één landelijk stamboekfokprogramma.<br />

Begin jaren 90 leidde het grootschalige<br />

gebruik <strong>van</strong> computers en de toegenomen<br />

kennis over genetica tot een steeds snellere<br />

genetische vooruitgang in productie- en<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 12<br />

reproductiekenmerken voor zowel de berenals<br />

de zeugenlijnen. <strong>De</strong> introductie in<br />

Nederland in 1991 <strong>van</strong> de BLUP methode<br />

(Best Linear Unbiased Prediction) was een<br />

belangrijke stap in de fokkerij.<br />

Bedrijfsprestatietoets en selectiemesterijonderzoek<br />

werden gecombineerd en in 1995<br />

werd de halothane-test ver<strong>van</strong>gen door een<br />

DNA-test voor het gen dat verantwoordelijk<br />

is voor stressgevoeligheid (PSS). In hetzelfde<br />

jaar bundelden de fokkerijorganisaties<br />

Dumeco Breeding, Stamboek en Dalland-<br />

Fomeva hun onderzoek in IPG, het Institute<br />

for Pig Genetics.<br />

In 2002 werden de fokprogramma´s en producten<br />

<strong>van</strong> Stamboek, Dalland en Fomeva<br />

ondergebracht onder een nieuwe vlag:<br />

TOPIGS en in 2003 kwam daar ook Dumeco<br />

Breeding nog bij.<br />

Breder fokdoel<br />

<strong>De</strong> varkensfokprogramma’s zijn heel succesvol<br />

geweest in het bewerkstelligen <strong>van</strong> genetische<br />

vooruitgang voor economisch belangrijke<br />

kenmerken. Eerst vooral groei,<br />

spekdikte en daarmee voederefficiëntie en in<br />

het laatste decennium <strong>van</strong> de vorige eeuw<br />

ook worpgrootte (zie Figuur 2).<br />

Dit is echter onvoldoende voor de toekomst.<br />

Fokdoelen worden steeds breder opgezet.<br />

Fokkerij richt zich op efficiënte en gebalanceerde<br />

productie onder alle rele<strong>van</strong>te<br />

omstandigheden en adequaat management,<br />

met andere woorden, op de ontwikkeling <strong>van</strong><br />

robuuste varkens. Naast productieverhoging<br />

is er aandacht voor vitaliteit en fitness.<br />

Tegenwoordig bestaat het fokdoel uit een<br />

breed scala aan kenmerken dat op aangeven<br />

<strong>van</strong> varkenshouder, integratie, slachterij/<br />

vleesverwerker en consument steeds verder<br />

wordt uitgebreid.<br />

<strong>De</strong> economisch belangrijke productie- en<br />

reproductiekenmerken voeren nog steeds de<br />

boventoon, maar voor elke groep is er een<br />

breder aandachtsveld om directer in te kunnen<br />

spelen op een duurzame varkenshouderij.<br />

Voorbeelden zijn bigvitaliteit en de leeftijd


Figuur 2: Een eeuw genetische vooruitgang.<br />

bij 1 e dekking. Onderzoek en selectiebeleid<br />

richten zich niet alleen op meer biggen, maar<br />

tevens op het feit dat deze biggen gezond en<br />

vitaal moeten zijn terwijl er bij de moeders<br />

aan wordt gewerkt dat ze op eigen initiatief<br />

voor deze biggen kunnen zorgen.<br />

Slachtkwaliteit is niet meer alleen gericht op<br />

meer mager vlees op de juiste plaatsen, maar<br />

ook op vlees <strong>van</strong> goede smaak en eetbeleving.<br />

<strong>De</strong> groep gezondheidskenmerken is voor de<br />

fokkerij nog relatief nieuw. <strong>De</strong>ze kenmerken<br />

zitten overwegend in de onderzoekfase. <strong>De</strong><br />

problemen om voor deze groep <strong>van</strong> kenmerken<br />

fokwaarden vast te kunnen stellen liggen vooral<br />

bij verzameling <strong>van</strong> meetbare en betrouwbare<br />

gegevens (weerstand kun je alleen meten als<br />

varkens "ziek worden gemaakt"). Ook wordt er<br />

wel gesproken over het foktechnisch verbeteren<br />

<strong>van</strong> het welzijn <strong>van</strong> varkens, echter, ethologen<br />

achten dit ongewenst omdat daarmee het varken<br />

aangepast wordt aan de omgeving i.p.v. dat<br />

de omgeving wordt aangepast aan de behoeften<br />

<strong>van</strong> het varken.<br />

Verbreding <strong>van</strong> het fokdoel betekent bij<br />

TOPIGS dat, naast informatie over ras- of<br />

lijnzuivere varkens op fokbedrijven, prestatie-informatie<br />

wordt verzameld <strong>van</strong> nakomelingen<br />

<strong>van</strong> diezelfde beren op vermeerdering<br />

en vleesvarkensbedrijven en in slachterij en<br />

vleesverwerking (het CCPS systeem<br />

Combined Crossbred and Purebred System).<br />

Hierdoor wordt gemeten wat uiteindelijk in<br />

de praktijk wordt gebruikt. <strong>De</strong> fokwaardeschattingen<br />

worden zo nog betrouwbaarder<br />

èn het fokprogramma wordt direct aangepast<br />

aan de eisen die aan varkens in het veld worden<br />

gesteld. Met deze methodiek is het ook<br />

mogelijk fokkerij te bedrijven op kenmerken<br />

met een lage erfelijkheidsgraad, zoals bijvoorbeeld<br />

de ‘nieuwe’ kenmerken bigvitaliteit<br />

en gezondheid en moeilijk aan het levende<br />

dier meetbare informatie zoals vleeskwaliteit.<br />

Door de om<strong>van</strong>g en de diepte <strong>van</strong> de<br />

informatieverzameling kan ook beter gecorrigeerd<br />

worden voor genotype x milieu interacties.<br />

Daarnaast is het snel inspelen op veranderende<br />

houderij-omstandigheden (wel/geen<br />

antibiotica in voer, groepshuisvesting zeugen<br />

etc.) uitstekend mogelijk.<br />

Ontwikkeling in fokkerijtechniek<br />

Aan het begin <strong>van</strong> de 21 ste eeuw staan we op<br />

de drempel <strong>van</strong> een nieuw tijdperk. Nieuwe<br />

technologieën, zoals genomics, zijn interessant<br />

voor kenmerken die moeilijk fenotypisch<br />

te meten zijn (b.v. levensduur en ziekteresistentie),<br />

kenmerken die alleen na de<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 13


slacht kunnen worden gemeten (b.v. vleeskwaliteit)<br />

of die pas na vele jaren meetbaar<br />

zijn (b.v. levensduur zeugen en persistentie in<br />

worpgrootte).<br />

Genetische merkers en genen lijken binnenkort<br />

toegepast te gaan worden in de Europese<br />

fokprogramma’s. Dit is kostbaar en ingewikkeld<br />

onderzoek en daarom zijn er op diverse<br />

fronten nu nationale en Europese initiatieven<br />

om kennis te bundelen en maximaal rendement<br />

te halen uit de nieuwe technologieën.<br />

Het is allemaal echter niet zo rechtlijnig en<br />

eenvoudig als soms wel wordt gedacht.<br />

Figuur 3: Voorbeeld <strong>van</strong> het DNA patroon in een<br />

zogeheten genoom kaart.<br />

Meer en meer wordt de opbouw <strong>van</strong> de<br />

erfelijke dragers gebruikt in de fokkerij<br />

Het effect <strong>van</strong> merkers hangt bijvoorbeeld af<br />

<strong>van</strong> een groot aantal factoren omdat ze slechts<br />

een indirecte relatie hebben met het doelkenmerk.<br />

Verder hangt het effect <strong>van</strong> genen sterk<br />

af <strong>van</strong> de frequentie waarmee het gewenste<br />

‘allel’ in de fokpopulatie aanwezig is en blijken<br />

de achtergronden <strong>van</strong> genetica ingewikkelder<br />

dan gedacht. Overerving alleen via<br />

vader of moederskant (imprinting), genen die<br />

‘stilgezet’ en ‘aangezet’ kunnen worden, kenmerken<br />

die afhangen <strong>van</strong> een groot aantal<br />

genen, gecorreleerde responsen en vele andere<br />

zaken maken goede afwegingen noodzakelijk<br />

vooraleer te kunnen worden ingezet.<br />

Epigenetics is een nieuw terrein dat mogelijkheden<br />

biedt voor de fokkerij als zodanig én<br />

voor de structuur <strong>van</strong> de fokkerij.<br />

Naast genoomkaarten biedt ook informatiemanagement<br />

goede mogelijkheden. TOPIGS<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 14<br />

heeft met de ontwikkeling <strong>van</strong> Pigbase een<br />

belangrijke stap gezet in een nog verder verbeterde<br />

en geautomatiseerde verwerking <strong>van</strong><br />

fokkerijgegevens. Hieraan gekoppeld is een<br />

database (PigAce) waarin alle bekende moleculair<br />

genetische informatie is opgeslagen én<br />

een zoekmachine die via internet in openbare<br />

databases rele<strong>van</strong>te informatie bij elkaar<br />

zoekt en slim combineert tot voor genomics<br />

en fokkerij rele<strong>van</strong>te informatie.<br />

<strong>De</strong> nieuwe reproductietechnologieën bieden<br />

ook allerlei kansen. <strong>De</strong> rol <strong>van</strong> KI (kunstmatige<br />

inseminatie) in het kader <strong>van</strong> efficiënte<br />

genetische vooruitgang en het voorkomen<br />

<strong>van</strong> risico´s op ziekteoverdracht, behoeft verder<br />

geen toelichting. Niet-chirurgische<br />

embryo-transplantatie is een volgende stap<br />

bij het varken om ziekteoverdracht via het<br />

dier te voorkomen. Vanwege het ingewikkelde<br />

karakter <strong>van</strong> de techniek en de lengte <strong>van</strong><br />

de baarmoeder en eileider <strong>van</strong> het varken,<br />

behoeft deze techniek nog verbetering.<br />

TOPIGS heeft hiervoor de technologie in<br />

huis.<br />

Twee nieuwe technologieën staan nadrukkelijk<br />

níet direct in de picture <strong>van</strong> de Pigture<br />

Group. Dat zijn genetische modificatie en<br />

klonen. Met deze technieken is op korte of<br />

middellange termijn niets interessants voor<br />

de fokkerij te bereiken. Bovendien wil de<br />

Europese burger er op ethische gronden niet<br />

aan. Een reden te meer om hier als Europese<br />

fokkerijorganisaties geen geld in te steken.<br />

<strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> fokkerij op de structuur<br />

<strong>van</strong> de varkenshouderij<br />

Nadat kruisingen in de varkenshouderij hun<br />

intrede hebben gedaan is er een trend tot specialisatie<br />

ingezet met als resultaat fokprogramma’s<br />

met een piramidale opbouw.<br />

Binnen deze piramidale opbouw werden verschillende<br />

specialisaties onderscheiden zoals<br />

kern- of basisfokbedrijven, subkern- of multiplierbedrijven<br />

(vermeerdering <strong>van</strong> raszuivere<br />

lijnen), subfokfokbedrijven (produceren<br />

<strong>van</strong> kruisingszeugen), vermeerderings- en<br />

vleesvarkensbedrijven. Vaak werkten de verschillende<br />

fokbedrijven ook nog met aparte<br />

opfokbedrijven.<br />

<strong>De</strong> laatste 15 jaar is deze specialisatie omge-


ogen in integratie. Er zijn met name "gesloten"<br />

bedrijven ontstaan, waar fokvarkens,<br />

vermeerderingszeugen en soms ook vleesvarkens<br />

op één bedrijf worden gehouden.<br />

<strong>De</strong>ze integratie heeft zich ook op de fokbedrijven<br />

voltrokken.<br />

Door de herstructurering <strong>van</strong> de Nederlandse<br />

varkenssector, ingegeven door de wens om de<br />

kans op overdracht <strong>van</strong> ziekten te verkleinen<br />

en transporten te beperken, worden vermeerderingsbedrijven<br />

in toenemende mate volledig<br />

gesloten. Via sperma <strong>van</strong> KI-stations<br />

voorzien deze bedrijven zich <strong>van</strong> ver<strong>van</strong>gingszeugen<br />

door eigen aanfok middels rotatiekruising<br />

of productie <strong>van</strong> eigen fok- en<br />

vermeerderingszeugen. Hiermee verandert<br />

ook de rol <strong>van</strong> fokbedrijven. <strong>De</strong>ze krijgen in<br />

toenemende mate weer de rol <strong>van</strong> kernbedrijven<br />

voor de productie <strong>van</strong> KI beren.<br />

Figuur 4. <strong>De</strong> structuur <strong>van</strong> productiekolom verandert<br />

<strong>van</strong> specialisatie naar integratie op één<br />

bedrijf.<br />

Naar een vraaggerichte fokkerij<br />

<strong>De</strong> eerste 80-90 jaar <strong>van</strong> de vorige eeuw was<br />

het doel <strong>van</strong> varkensproducenten productie<br />

<strong>van</strong> mager vlees voor lage(re) prijzen. In<br />

deze periode was een lagere prijs belangrijker<br />

dan de kwaliteit. Dit heeft tot gevolg<br />

gehad dat de prijs <strong>van</strong> varkensvlees momenteel<br />

ongeveer even hoog is als aan het begin<br />

<strong>van</strong> de vorige eeuw. Geleidelijk aan is de<br />

nationale en internationale markt voor varkensvlees<br />

aan het veranderen <strong>van</strong> een aanbiedersmarkt<br />

in een (potentiële) kopersmarkt.<br />

<strong>De</strong> behoeften <strong>van</strong> consumenten gaan<br />

steeds meer uiteenlopen en de kwaliteit <strong>van</strong><br />

het product (inclusief productieomstandighe-<br />

den) wordt steeds belangrijker. Varkensfokprogramma’s,<br />

aan het begin <strong>van</strong> de voedselketen,<br />

moeten inspelen op deze nieuwe situatie<br />

waarbij het bewustzijn <strong>van</strong> de consument en<br />

de ‘license to produce’ <strong>van</strong> de maatschappij<br />

een aanzienlijke rol spelen.<br />

Uit enkele Europese projecten, waaraan<br />

specialisten en vertegenwoordigers <strong>van</strong><br />

Europese fokkerij-, onderzoek-, en socioeconomische<br />

instellingen deelnamen<br />

(http://www.SEFABAR.org) komt naar<br />

voren, dat consumenten bezorgd zijn over de<br />

manier waarop ons voedsel wordt geproduceerd<br />

en vooral over hun eigen gezondheid.<br />

Alleen de wat rijkere consument is bereid<br />

meer te betalen voor zijn vlees, melk of<br />

eieren als er bepaalde garanties kunnen worden<br />

geboden, al zijn er duidelijk culturele<br />

verschillen in Europa. In Zuid-Europa wordt<br />

in vergelijking met het noorden kwaliteit bijvoorbeeld<br />

beter gewaardeerd en zijn voedsel<br />

en eten onderdeel <strong>van</strong> het cultuurpatroon.<br />

Een toenemende zorg is dat de meeste consumenten<br />

ver weg staan <strong>van</strong> voedselproductie<br />

en nauwelijks nog weten hoe het er in de<br />

landbouw aan toegaat. Ze hebben een idyllisch<br />

beeld dat gevoed wordt door de meeste<br />

reclame-uitingen. Voor fokkerij geldt deze<br />

afstand en onbekendheid nog meer. Het feit<br />

dat wij met "genen" en "selectie" werken,<br />

maakt de relatie naar de consument er niet<br />

beter op. In plaats <strong>van</strong> in de verdediging te<br />

gaan is het beter uit te leggen waar we mee<br />

bezig zijn. Aan te geven welke keuzes we<br />

maken en waarom en dan ook te duiden op<br />

welke keuzes de consument heeft en wat<br />

daar<strong>van</strong> de prijs is. Ervaring leert dat burgers<br />

dit waarderen en daardoor begrip kunnen<br />

opbrengen voor de manier waarop wordt<br />

gewerkt. Op dit moment werken de gezamenlijke<br />

Europese fokkers, verenigd in het<br />

European Forum of Farm Animal Breeders<br />

(http://www.EFFAB.info), aan een Code of<br />

Good Practice, gericht op transparantie en<br />

communicatie met het publiek en afnemers<br />

in de keten (http://www.sefabar.org/codeefabar).<br />

Met deze pro-actieve benadering<br />

kunnen fokkerijorganisaties aantonen hoe ze<br />

werken en wat hun doelen zijn. Ook wordt<br />

het mogelijk deze Code op te nemen in verificatie-<br />

of certificeringsprogramma’s.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 15


Sommige <strong>van</strong> de genetische veranderingen,<br />

gerealiseerd via fokdoelen, kunnen hebben<br />

gezorgd voor ongewenste neveneffecten<br />

(fysiologie, dierenwelzijn). Het feit dat we ons<br />

hier<strong>van</strong> bewust zijn en dat we ze kunnen<br />

beheersen legt een ethische verantwoordelijkheid<br />

bij de maatschappij. Meer en meer realiseren<br />

ook politici zich dat producenten niet<br />

meer kunnen doen dan de verwerkende industrie,<br />

de retailers en de consument een keuze<br />

aan te bieden. Het antwoord zal echter óók<br />

moeten komen <strong>van</strong> ‘de maatschappij’. Of de<br />

consument is bereid meer te betalen voor zijn<br />

of haar vlees, óf ‘Europa’ beschermt haar<br />

Europese productie door aan de productiemethoden<br />

<strong>van</strong> geïmporteerde producten dezelfde<br />

eisen te stellen als binnen de Europese Unie<br />

en door deze zaken dan ook goed te controleren.<br />

Steun <strong>van</strong> maatschappelijke organisaties<br />

om deze situatie, bijvoorbeeld via WTO<br />

onderhandelingen, te bereiken is daarbij hard<br />

nodig.<br />

Internationalisering<br />

<strong>De</strong> fokkerij <strong>van</strong> varkens en ook andere landbouwhuisdieren<br />

speelt zich steeds meer af op<br />

wereldschaal: Europese fokkers concurreren<br />

met fokkers <strong>van</strong> buiten Europa, met name uit<br />

de Verenigde Staten. Europa speelt een<br />

belangrijke rol in de fokkerij. Immers een<br />

groot deel <strong>van</strong> het uitgangsmateriaal wordt<br />

wereldwijd geëxporteerd. Echter import naar<br />

Europa is ook mogelijk, zeker als de ontwikkelingen<br />

in andere landen sneller gaan of als<br />

elders minder stringente eisen aan reproductie-<br />

en selectiemethoden worden gesteld en<br />

de import- en exportbepalingen hiermee<br />

geen gelijke tred houden.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 17


Het fokkerijprogramma anno 2004<br />

Dr. Ir. Alfred de Vries, hoofd Service & <strong>De</strong>velopment<br />

In de loop der jaren zijn er talloze malen aanpassingen<br />

geweest in de <strong>varkensfokkerij</strong>-programma’s.<br />

Dit was meestal een gevolg <strong>van</strong><br />

nieuwe foktechnische inzichten, maar soms<br />

ook lagen er veterinaire redenen aan ten<br />

grondslag. In dit artikel wordt het huidige<br />

fokkerijprogramma beschreven, zoals dat<br />

anno 2005 bij TOPIGS uitgevoerd wordt.<br />

Doel <strong>van</strong> het fokprogramma<br />

Het fokprogramma verenigt een aantal korte<br />

en lange termijn doelstellingen. In de eerste<br />

plaats is het zaak om voor een langere periode<br />

een sterke, maar ook evenwichtige genetische<br />

verbetering te realiseren in de fokpopulaties.<br />

Het gaat hierbij deels nog steeds om<br />

kenmerken die de kostprijs <strong>van</strong> varkensvlees<br />

verlagen (b.v. groei en voerefficiëntie), maar<br />

in toenemende mate gaat het ook om kwaliteitskenmerken<br />

(b.v. vleeskleur).<br />

Daarnaast is het <strong>van</strong> belang dat er voldoende<br />

bloedspreiding binnen de zuivere rassen<br />

blijft. Hiermee voorkomt men inteeltproblemen<br />

bij de zuivere teelt en wordt tevens<br />

gezorgd voor behoud <strong>van</strong> genetische variatie<br />

in de toekomstige generaties. Dit laatste is<br />

nodig om ook in de toekomst te kunnen blijven<br />

selecteren.<br />

Waar het uiteindelijk om gaat is het verkrijgen<br />

<strong>van</strong> kwalitatief goede vermeerderingszeugen<br />

en vleesvarkens. <strong>De</strong>ze dieren zijn doorgaans<br />

het product <strong>van</strong> de kruising <strong>van</strong> twee of meer<br />

rassen. Een goed fokkerijsysteem maakt<br />

hierbij zo veel mogelijk gebruik <strong>van</strong> specifieke<br />

kruisingseffecten (heterosis en combinatiegeschiktheid).<br />

Fokpopulaties<br />

TOPIGS werkt met gespecialiseerde vaderen<br />

moederlijnen. Met de vaderlijnen worden<br />

de eindberen gemaakt. <strong>De</strong>ze lijnen worden<br />

met name op groei- en karkaskenmerken<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 18<br />

geselecteerd. <strong>De</strong> moederlijnen zorgen voor<br />

de vermeerderingszeugen. Hierbij zijn<br />

vruchtbaarheid en moedereigenschappen <strong>van</strong><br />

belang.<br />

Een foklijn kan een populatie <strong>van</strong> een zuiver<br />

ras zijn maar ook een zogenaamde synthetische<br />

lijn is mogelijk. In dat laatste geval gaat<br />

het om een mix <strong>van</strong> twee of meerdere rassen,<br />

die al een tijd lang als een gesloten populatie<br />

doorgefokt is.<br />

TOPIGS heeft een groot scala <strong>van</strong> vader- en<br />

moederlijnen. Vooral in Nederland wordt een<br />

breed pakket eindberen aangeboden (zie ook<br />

elders in deze uitgave). Om deze producten<br />

te maken zijn populaties met zuivere lijnen<br />

nodig. Hier wordt deels zuiver mee geteeld,<br />

zoals bijvoorbeeld bij de York S- lijn om er<br />

de TopYork beer te maken, de E-lijn waarmee<br />

de Tempo wordt gemaakt en de P-lijn<br />

<strong>van</strong> de TopPie productie. Daarnaast is een<br />

deel <strong>van</strong> de beermoederpopulatie in gebruik<br />

voor kruisingsteelt. Bijvoorbeeld om de<br />

Torso (Duroc U-lijn x York S-lijn) of Tybor<br />

(Piétrain P-lijn x York S-lijn) te produceren.<br />

In toenemende mate worden trouwens zuivere<br />

lijns eindberen gebruikt, aangezien deze<br />

meer uniforme vleesvarkens vererven dan bij<br />

het gebruik <strong>van</strong> kruisingsberen.<br />

<strong>De</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> een lijn is <strong>van</strong> belang voor de<br />

fokkerij. Bij een groter aantal beschikbare<br />

dieren is namelijk een scherpere selectie<br />

mogelijk. Met ca. 200-300 zeugen is het<br />

mogelijk een goed fokprogramma uit te voeren<br />

voor een berenlijn. Een zeugenlijn dient<br />

echter minimaal uit 400-600 zeugen te<br />

bestaan omdat er bij een kleinere om<strong>van</strong>g<br />

onvoldoende ruimte is voor selectie op<br />

vruchtbaarheid.<br />

Sommige lijnen zijn vele malen groter dan<br />

wat voor de fokkerij strikt noodzakelijk is.<br />

Zo bestaat de N-lijn (Nederlands Landras)<br />

uit meer dan 30.000 zeugen, waar<strong>van</strong> er ruim


3.000 met zuiverlijnsperma worden aangedekt.<br />

In dit geval is deze om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de productie<br />

uiteraard nodig om aan de vraag naar<br />

nieuwe fokdieren te kunnen voldoen.<br />

Binnen Nederland hebben we doorgaans te<br />

maken met een geïntegreerde basis/subfok.<br />

Dit betekent dat dieren voor zuivere lijns- en<br />

F1-produktie vaak op hetzelfde bedrijf liggen.<br />

<strong>De</strong> zuivere lijnsproductie (8-10% <strong>van</strong> de<br />

totale zeugenstapel) is nodig voor de eigen<br />

ver<strong>van</strong>ging, om er zo voor te zorgen dat geen<br />

aanvoer <strong>van</strong> fokdieren naar het bedrijf nodig is.<br />

Lijnen gespreid over meer landen<br />

<strong>De</strong> meeste TOPIGS foklijnen zijn gespreid<br />

over meerdere landen. Hiermee is lokaal in<br />

de behoefte <strong>van</strong> het land of de regio te voorzien.<br />

Tevens geeft dit risicospreiding in geval<br />

<strong>van</strong> calamiteiten, zoals bijvoorbeeld in het<br />

geval <strong>van</strong> een uitbraak <strong>van</strong> ziekten voorkomend<br />

op de A-lijst <strong>van</strong> de OIE.<br />

Via de regelmatige uitwisseling <strong>van</strong> sperma<br />

kan een lijn die verspreid ligt over meerdere<br />

landen toch genetisch als één populatie gelden.<br />

<strong>De</strong>ze uitwisseling zorgt er namelijk<br />

voor dat er familierelaties bestaan tussen de<br />

dieren op verschillende locaties. Men kan<br />

natuurlijk ook uitwisselen middels dieren,<br />

maar om financiële- en gezondheidstechnische<br />

redenen wordt geprobeerd dit tot een<br />

minimum te beperken.<br />

Voor sommige rassen geldt dat ze duur zijn<br />

om te fokken. Dit is bijvoorbeeld het geval<br />

voor Duroc en Piétrain-varkens. Dit heeft in<br />

de eerste plaats te maken met hun lage<br />

vruchtbaarheid. Verder heeft de zuivere<br />

Duroc nog het probleem <strong>van</strong> gekleurde dikke<br />

haren, welke door de meeste slachterijen niet<br />

gewenst zijn. Om de kosten voor dit soort<br />

rassen te beperken wordt er gewerkt met<br />

samenwerkingsverbanden tussen fokkerijorganisaties<br />

die meestal over landen heen werken.<br />

<strong>De</strong>ze manier werkt dan meteen als risicospreiding<br />

(zie boven). TOPIGS heeft in dit<br />

kader een samenwerking met de firma Selpa<br />

in Frankrijk en MDSV (een regionaal stamboek)<br />

in Duitsland voor respectievelijk<br />

Duroc en Piétrain.<br />

Dataverzameling<br />

<strong>De</strong> verzameling <strong>van</strong> gegevens vormt de basis<br />

voor het selectieprogramma. Ten eerste is<br />

afstammingsregistratie direct bij geboorte<br />

<strong>van</strong> belang. Hieruit zijn alle familierelaties te<br />

herleiden. Vervolgens gaat het om gegevens<br />

<strong>van</strong> de jonge biggen, zoals aangeboren afwijkingen.<br />

Voor sommige lijnen worden ook de<br />

doodgeboren biggen in de registratie betrokken<br />

en wordt het geboortegewicht meegenomen.<br />

Overleggegevens en een nauwkeurige<br />

uitvalsregistratie zijn natuurlijk cruciaal<br />

wanneer op vitaliteit en moedereigenschappen<br />

wordt geselecteerd. Tijdens de opfok-test<br />

vindt registratie <strong>van</strong> groeigegevens en aanverwante<br />

kenmerken plaats, zoals groeisnelheid,<br />

voederconversie en ultrasone spekdikte.<br />

Bij een deel <strong>van</strong> de dieren vindt een spierdikte<br />

meting plaats met behulp <strong>van</strong> een tweedimensionale<br />

ultrasone scanner (Aloka) en<br />

<strong>van</strong> een gedeelte wordt middels voer-registratiestations<br />

het individuele voer-opnamepatroon<br />

tot in detail gevolgd.<br />

Op het eind <strong>van</strong> de opfok worden dieren getest,<br />

onder andere op spekdikte.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 19


Aan het eind <strong>van</strong> de opfok worden subjectieve<br />

exterieurscores uitgevoerd. Speciale aandachtspunten<br />

hierbij zijn met name het beenwerk,<br />

de lichaamsontwikkeling, de bespiering<br />

en de vorm en kwaliteit <strong>van</strong> het uier en<br />

het geslachtsapparaat. Van afgekeurde dieren<br />

worden op de slachterij karkasgegevens verzameld.<br />

Dit zijn in eerste instantie de classificatiegegevens<br />

(HGP-vlees % en type), maar<br />

aan een deel <strong>van</strong> de dieren worden verdere<br />

details gemeten, zoals % dure delen<br />

(ham+karbonade), het uitsnijrendement en<br />

vleeskwaliteit (pH, drip, kleur, minolta en<br />

marmering).<br />

Bij de fokzeugen zijn de vruchtbaarheidsgegevens<br />

<strong>van</strong> groot belang. Het gaat daarbij om<br />

kenmerken zoals drachtlengte, worpgrootte,<br />

aantal doodgeboren biggen en bigoverleving<br />

tijdens de zoogperiode. Na de eerste worp is<br />

tevens het vlot berig worden <strong>van</strong> belang (< 7<br />

dagen). Dit soort gegevens staat overigens<br />

geregistreerd in het gangbare zeugen<br />

managementsysteem <strong>van</strong> de varkenshouder<br />

waarmee wordt uitgewisseld.<br />

DNA-onderzoek<br />

Bij potentiële fokberen, maar soms ook bij<br />

zeugen, vindt DNA-onderzoek plaats. Het<br />

DNA wordt hierbij geïsoleerd uit haarwortels.<br />

DNA-profielen worden gebruikt ter<br />

verificatie <strong>van</strong> de afstamming. Daarnaast<br />

vindt controle op specifieke mutaties plaats,<br />

zoals bijvoorbeeld detecteren <strong>van</strong> het voorkomen<br />

<strong>van</strong> het Halothaangen.<br />

Bij beren die naar de KI gaan wordt bloed<br />

getapt ten behoeve <strong>van</strong> karyotyperingsonderzoek.<br />

Dit is een controle op chromosomale<br />

afwijkingen, zoals bijvoorbeeld reciproke<br />

translocaties.<br />

Fokwaardeschatting<br />

<strong>De</strong> gegevens <strong>van</strong> de bedrijven worden in de<br />

meeste gevallen wekelijks via EDI (electronic<br />

data interchange) naar de centrale fokkerijdatabase<br />

gestuurd die bij het IPG in Beuningen<br />

staat (Institute for Pig Genetics). Na verificatie<br />

op juistheid en betrouwbaarheid en het zoveel<br />

mogelijk herstellen <strong>van</strong> fouten worden de gegevens<br />

vervolgens opgenomen in de database.<br />

Enkele malen per week vindt er een analyse<br />

<strong>van</strong> alle data plaats (de historische en de<br />

actuele data) met behulp <strong>van</strong> specifieke statistische<br />

software. Genetische en omgevingsinvloeden<br />

voor elk dier worden zo goed<br />

mogelijk uit elkaar getrokken, zodat voor elk<br />

dier de erfelijke aanleg zo zuiver mogelijk<br />

wordt geschat. Door informatie <strong>van</strong> veel<br />

bedrijven en <strong>van</strong> veel generaties mee te<br />

nemen wordt het mogelijk gemaakt dat deze<br />

schattingen <strong>van</strong> het genetisch potentieel zeer<br />

nauwkeurig zijn. Het verschil in genetische<br />

aanleg <strong>van</strong> een dier ten opzichte <strong>van</strong> de rest<br />

<strong>van</strong> de populatie is de fokwaarde. <strong>De</strong> wetenschappelijke<br />

referentie voor de statistische<br />

software is BLUP (Best Linear Unbiased<br />

Prediction). Vandaar soms de aanduiding<br />

BLUP-fokwaarde, welke inhoudt dat <strong>van</strong>uit<br />

de beschikbare dataset de meest nauwkeurige<br />

zuivere schatting is verkregen. Zuiverheid<br />

houdt in dat er geen systematische onder- of<br />

overschattingen worden gemaakt oftewel,<br />

gemiddeld zullen de schattingen ook in de<br />

praktijk uitkomen.<br />

Voor elk dier in de database vindt een fokwaardeberekening<br />

plaats. Omdat tevens vorige<br />

generaties meegenomen worden, gaat het<br />

hierbij in de rekenprocedures om miljoenen<br />

dieren. Voor elk kenmerk, zoals groei, worpgrootte,<br />

etc., krijgt ieder dier bij elke berekeningsslag<br />

een fokwaarde. Daarmee komt het<br />

totaal aantal fokwaardes dat wekelijks<br />

opnieuw berekend wordt op ca. 150 miljoen<br />

(aantal dieren keer het aantal kenmerken).<br />

Logisch dat dit zeer krachtige computercapaciteit<br />

vergt, maar dat ook gespecialiseerde<br />

software hiervoor nodig is.<br />

Fokwaardes voor verschillende kenmerken<br />

worden aan de hand <strong>van</strong> het fokdoel ingewogen.<br />

Zo ontstaat voor elk dier een selectieindex.<br />

Dit getal geeft dus aan in welke mate<br />

het dier beantwoordt aan het gestelde fokdoel.<br />

Omdat het fokdoel gebaseerd is op het<br />

economisch belang voor elk kenmerk binnen<br />

de varkenskolom, kan men de selectie-index<br />

interpreteren als de inschatting <strong>van</strong> de ‘overall<br />

waarde’ <strong>van</strong> een fokdier. Om met handige<br />

getallen te werken, zijn indexen doorgaans<br />

gestandaardiseerd, waarbij het gemiddelde<br />

dier een waarde 100 heeft, en de spreiding in<br />

Index gelijk is aan 20.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 21


Naast de index is bij de potentiële fokdieren<br />

de factor uniekheid <strong>van</strong> belang. Hierbij<br />

wordt de afstamming <strong>van</strong> het dier vergeleken<br />

met de afstamming <strong>van</strong> dieren die reeds<br />

geselecteerd zijn. Dieren met weinig verwantschap<br />

hebben meer kans om ingezet te<br />

worden in de fokkerij.<br />

Selectie-systeem<br />

Op diverse momenten in de levenscyclus <strong>van</strong><br />

het dier worden selectiebeslissingen genomen.<br />

Kort na geboorte wordt een dier wel of niet<br />

als potentieel fokdier geregistreerd, dit<br />

afhankelijk <strong>van</strong> verwachte fokwaarde<br />

(gemiddelde <strong>van</strong> vader & moeder), erfelijke<br />

gebreken, eventueel het aantal spenen en<br />

mogelijk andere parameters.<br />

Het aantal spenen is een belangrijk selectiecriterium<br />

bij zeugenlijnen.<br />

Op 8-10 weken leeftijd vindt een selectie<br />

plaats die bepaalt of beren geschikt zijn voor<br />

de toets op groei en slachtkwaliteit. <strong>De</strong>ze<br />

dieren blijven daartoe op de fokbedrijven,<br />

waar ze geboren zijn, of ze gaan naar een<br />

centrale toetsstal. Bij centrale toetsing geldt<br />

echter in Nederland de veterinaire beperking<br />

dat ze <strong>van</strong> slechts drie verschillende fokbedrijven<br />

naar één toetsstal mogen gaan, dit om<br />

het aantal contactbedrijven minimaal te houden.<br />

Het eind <strong>van</strong> de toets ligt op ca. 6 maanden<br />

leeftijd. Kort daarna worden de beertjes<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 22<br />

uit deze toets aangewezen die naar de centrale<br />

KI kunnen gaan. <strong>De</strong>ze beren zijn dan in te<br />

zetten voor zuivere teelt, subfok of vleesvarkensproductie.<br />

<strong>De</strong> ”crème de la crème”<br />

wordt voor de zuivere teelt ingezet. <strong>De</strong>ze dieren<br />

worden de proefberen of kernberen<br />

genoemd, aangezien ze de kans gegeven<br />

wordt om zich in de kernfokkerij te bewijzen.<br />

Ook voor de geltjes vindt op ca. 6 maanden<br />

leeftijd een evaluatie plaats. Functioneel<br />

goede dieren met een acceptabele index zijn<br />

geschikt ter ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> zeugen binnen<br />

het fokbedrijf of kunnen worden verkocht<br />

naar klanten. Zuivere lijns geltjes worden<br />

doorgaans in de 1e en 2e worp eerst voor de<br />

kruisingsteelt ingezet. Daarna vindt beoordeling<br />

plaats of ze genetisch goed genoeg zijn<br />

om voor de zuivere teelt in te zetten. Hierbij<br />

is een behoorlijk scherpe selectie mogelijk,<br />

aangezien slechts 10% <strong>van</strong> de zuivere lijnszeugen<br />

voor zuivere teelt (=eigen ver<strong>van</strong>ging)<br />

nodig is.<br />

Aansturing<br />

Centraal bij IPG worden de systemen voor<br />

registratie (Pigbase) en analyse en berekening<br />

(fokwaardeschatting) ontwikkeld en beheerd<br />

door het R&D team. Daar staan ook de computers<br />

en wordt, waar nodig, de dataverwerking<br />

verzorgd. Vanuit het S&D team <strong>van</strong> de<br />

Pigture groep wordt "het veld" aangestuurd.<br />

<strong>De</strong> genetici die daar werkzaam zijn, zijn verantwoordelijk<br />

voor de protocollen en de controle<br />

op de navolging daar<strong>van</strong> en zij sturen de<br />

technisch medewerkers in de diverse landen<br />

aan. <strong>De</strong> verzamelde data worden via diverse<br />

door IPG/Pigture Group goedgekeurde en<br />

vaak mede ontwikkelde systemen verzameld<br />

en middels EDI uitgewisseld tussen de fokopfok-<br />

en testbedrijven, de slachterijen en<br />

vleesverwerkers en de centrale database.<br />

Het totaal <strong>van</strong> het hierboven weergegeven<br />

werk leidt uiteindelijk tot een gebalanceerde<br />

fokkerij en productie <strong>van</strong> varkensvlees.


Ruime keuze in aanbod <strong>van</strong> zeugen en beren<br />

Dr. Ir. Alfred de Vries, hoofd Service & <strong>De</strong>velopment<br />

& Ing. Peter Loenen communicatiemanager<br />

TOPIGS heeft als grote fokkerij-organisatie<br />

de mogelijkheid om voor elke markt de juiste<br />

varkens te fokken. <strong>De</strong> zeugen vormen de<br />

solide basis <strong>van</strong> een varkensbedrijf; de eindbeer<br />

wordt gekozen op basis <strong>van</strong> de afzetmarkt<br />

en de bedrijfsomstandigheden.<br />

<strong>De</strong> vermeerderingszeugen<br />

Basis voor elk varkensbedrijf is de vermeerderingszeug.<br />

<strong>De</strong> keuze voor het moederdier<br />

<strong>van</strong> de slachtvarkens is er een die de varkenshouder<br />

maakt voor langere tijd.<br />

Een varkenshouder past de eigenschappen<br />

<strong>van</strong> zijn vleesvarkens aan door zijn of haar<br />

keuze <strong>van</strong> de eindbeer. Dit maakt dat een<br />

relatief snelle verandering <strong>van</strong> type varken<br />

dat naar het slachthuis gaat mogelijk is en het<br />

maakt het voor de fokkerij makkelijker om te<br />

fokken op de eigenschappen <strong>van</strong> het slachtvarken.<br />

Voor vermeerderingszeugen zijn zaken als<br />

moedereigenschappen, vruchtbaarheid en<br />

levensduur belangrijke kenmerken. Binnen<br />

TOPIGS worden deze eigenschappen in de<br />

uiteindelijke vermeerderingszeug verenigd<br />

door de toepassing <strong>van</strong> een tweewegkruising.<br />

Op die manier is het mogelijk de optimale<br />

zeug te produceren. Een tweewegkruising<br />

geeft ook nog het voordeel <strong>van</strong> heterosis, het<br />

fenomeen dat een nakomeling voor een<br />

bepaalde eigenschap beter scoort dan het<br />

gemiddelde <strong>van</strong> de ouders.<br />

TOPIGS 10<br />

TOPIGS 10 zeug<br />

<strong>De</strong> TOPIGS 10 zeug is een combinatie uit de<br />

N-lijn (Nederlands landrastype) en de F-lijn<br />

(Fins Landrastype). <strong>De</strong> N-lijn kenmerkt zich<br />

door een hoge vruchtbaarheid en zeer goede<br />

moedereigenschappen. <strong>De</strong> F-lijn is het meest<br />

vruchtbare landrastype en onderscheidt zich<br />

door de goede moedereigenschappen en<br />

sterk beenwerk. Door de combinatie <strong>van</strong><br />

deze twee lijnen is de TOPIGS 10 een zeug<br />

die uitstekende moederschappen heeft, een<br />

groot aantal gespeende biggen per jaar groot<br />

brengt, hard en droog beenwerk heeft, biggen<br />

werpt met een hoog geboortegewicht en uniforme<br />

tomen produceert.<br />

TOPIGS 20<br />

TOPIGS 20 zeug<br />

<strong>De</strong> TOPIGS 20 zeug is een kruising tussen<br />

een N-lijn en een Z-lijn (Groot Yorkshire<br />

zeugenlijn type). <strong>De</strong> Z-lijn wordt gefokt op<br />

vruchtbaarheid in combinatie met goede<br />

groei en slachteigenschappen. <strong>De</strong> Z-lijn is de<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 23


Cobactan ® 2,5%<br />

Al na<br />

3minuten begint<br />

de werking<br />

Eerste hulp<br />

bij hersenvliesontsteking<br />

Hersenvliesontsteking bij biggen is een<br />

acuut probleem dat om een acute<br />

behandeling vraagt. Cobactan 2,5% is<br />

daarvoor het aangewezen antibioticum.<br />

Cobactan 2,5% is:<br />

• Snelwerkend.<br />

• Bacteriedodend.<br />

Cobactan® 2,5%. Diergeneesmiddel UDA. REG NL 09886. Bevat per ml 25 mg cefquinome. Indicaties rund: respiratoire aandoeningen, klauwaandoeningen,<br />

E. coli mastitis, E. coli sepsis bij kalveren. Indicaties varken: respiratoire aandoeningen, MMA, streptokokken, meningitis, artritis en epidermitis. Contra-indicatie: allergie.<br />

Wachttijd: melk 1 dag, vlees, rund 5 dagen, varken 3 dagen (PVE/IKB wachttijd: 14 dagen). Voor overige informatie zie bijsluiter. Aflevering uitsluitend door uw dierenarts.<br />

Intervet Nederland bv • Postbus 50 • 5830 AB Boxmeer<br />

Telefoon: 0485 587654 • Fax: 0485 587653 • www.intervet.nl


meest vruchtbare zeugenlijn <strong>van</strong> TOPIGS in<br />

termen <strong>van</strong> toomgrootte en heeft een goede<br />

bespiering waardoor de zeugen uit deze lijnen<br />

een goed vleespercentage vererven voor<br />

de vleesvarkens. Door de combinatie <strong>van</strong> Zlijn<br />

en N-lijn is de TOPIGS 20 een uitstekende<br />

moeder, heeft een hoge vruchtbaarheid, een<br />

goed grootbrengend vermogen, werpt biggen<br />

met een hoog vleespercentage en produceert<br />

veel biggen per toom.<br />

TOPIGS 30<br />

TOPIGS 30 zeug<br />

Sinds 2003 is de TOPIGS 30 op de markt.<br />

Dit is een combinatie tussen de N-lijn en de<br />

B-lijn (een synthetische lijn). Door de unieke<br />

combinatie <strong>van</strong> N en B-lijn eigenschappen is<br />

de TOPIGS 30 zeug een gemakkelijk te houden<br />

dier, een vitale en sterke moeder die vlot<br />

berig wordt en een goede voeropname heeft.<br />

TOPIGS 40<br />

TOPIGS 40 zeug<br />

<strong>De</strong> TOPIGS 40 zeug ontstaat door twee synthetische<br />

lijnen met elkaar te kruisen. <strong>De</strong>ze<br />

lijnen zijn in de jaren 70 ontstaan door het<br />

kruisen <strong>van</strong> verschillende rassen, waarna<br />

binnen de ontstane populatie verder is<br />

gefokt.<br />

Als moeder voor de TOPIGS 40 zeug wordt<br />

daarbij de A-lijn gebruikt. <strong>De</strong> lijn kenmerkt<br />

zich door een goede vruchtbaarheid in combinatie<br />

met een hoge voeropname.<br />

Aan de vaderkant wordt de B-lijn gebruikt.<br />

Basis voor deze synthetische lijn zijn varkens<br />

<strong>van</strong> onder andere het Large White en<br />

Piétrain-ras. <strong>De</strong> B-lijn is een zeugenlijnras<br />

dat goede berigheid en vruchtbaarheid combineert<br />

met goede groei en slachteigenschappen.<br />

<strong>De</strong> TOPIGS 40 is een dier met goede<br />

gebruikseigenschappen. Zij wordt vlot berig,<br />

is sterk en vitaal en moeder <strong>van</strong> goede vleesbiggen.<br />

<strong>De</strong> TOPIGS 40 staat te boek als een<br />

economische biggenproducente.<br />

TOPIGS 50<br />

TOPIGS 50 zeug<br />

<strong>De</strong> laatste vermeerderingszeug in het rijtje<br />

zeugen is de TOPIGS 50. <strong>De</strong>ze zeug is een<br />

kruising <strong>van</strong> de N-lijn en de synthetische Tlijn.<br />

<strong>De</strong>ze synthetische lijn zorgt voor extra<br />

robuustheid.<br />

<strong>De</strong> combinatie <strong>van</strong> N en T lijn zorgt voor een<br />

vermeerderingszeug die goede gebruikseigenschappen<br />

heeft, vitaal, sterk en robuust<br />

is en een sterk grootbrengend vermogen<br />

heeft. <strong>De</strong> TOPIGS 50 staat bekend <strong>van</strong>wege<br />

de productie <strong>van</strong> biggen met hoge vleeskwaliteit.<br />

<strong>De</strong> eindberen<br />

Om het gewenste vleesvarken te kunnen<br />

maken moet er ook een keuze gemaakt kunnen<br />

worden tussen eindberen die ieder op hun<br />

eigen manier invloed hebben op het uiteindelijke<br />

eindproduct.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 25


Top York<br />

Top York beer<br />

<strong>De</strong> Top York is als het ware de oer-slachtvarkenbeer<br />

in Nederland. <strong>De</strong>ze beer was vroeger<br />

bekend onder de naam SVD-beer. <strong>De</strong> Top<br />

York is een beer <strong>van</strong> het Groot Yorkshire<br />

type. Het is een efficiënte allrounder. <strong>De</strong>ze<br />

raszuivere blanke beer is gefokt voor een<br />

goede groei en een hoog vleespercentage.<br />

Cofok<br />

Cofok beer<br />

<strong>De</strong> Cofok beer wordt exclusief ingezet voor<br />

de productie <strong>van</strong> vleesvarkens voor het<br />

Dumeco segment. Ook dit is een all rounder<br />

<strong>van</strong> het Groot Yorkshire type. Evenals de Top<br />

York scoren vleesvarkens <strong>van</strong> deze slachtvarken<br />

beer goed op voerconversie, groei en<br />

vleespercentage.<br />

Tempo<br />

Tempo beer<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 26<br />

<strong>De</strong> Tempo beer is een synthetische lijn.<br />

Nakomelingen staan bekend <strong>van</strong>wege de<br />

hoge groei. Dat komt mede door de hoge<br />

voeropname. Verder vererft de Tempo vlees<br />

<strong>van</strong> een goede kwaliteit. Opvallend bij de<br />

Tempobeer is de goede weerstand tegen ziekten<br />

die de nakomelingen hebben. Hierdoor<br />

wordt deze beer ingezet op bedrijven met bijvoorbeeld<br />

wegkwijnziekte.<br />

Top Pie<br />

Top Pie beer<br />

<strong>De</strong> Top Pie eindbeer is een beer <strong>van</strong> het<br />

Piétrain ras. Dit ras heeft twee opvallende<br />

eigenschappen. <strong>De</strong> positieve eigenschap is<br />

de sterke bevleesdheid <strong>van</strong> het ras.<br />

Nakomelingen <strong>van</strong> een Piétrain beer scoren<br />

in de slachterij hoog op type en op vleespercentage.<br />

Piétrain nakomelingen zien er dan<br />

ook uit als echte krachtpatsers, flink bespierd<br />

en fors.<br />

Er is echter ook een keerzijde. <strong>De</strong> tweede en<br />

negatief opvallende eigenschap is de kans op<br />

erfelijk aangelegde stressgevoeligheid die in<br />

het ras voor komt. Dit maakt dat Piétrain<br />

nakomelingen in dat geval gevoeliger zijn en<br />

dus ook een hoger uitvalspercentage hebben.<br />

Daarbij kan de vleeskwaliteit door stress bij<br />

het slachten negatief beïnvloed worden.<br />

<strong>De</strong> Top Pie is stress vrij. <strong>De</strong> afgelopen jaren<br />

is middels selectie het gen dat verantwoordelijk<br />

is voor het Porcine Stress Syndrome<br />

(PSS-syndroom) uit deze lijn weg gefokt.<br />

Door het stress vrij zijn ontbreken de nadelige<br />

kanten <strong>van</strong> de Piétrain waardoor de nakomelingen<br />

door de varkenshouder gemakkelijker<br />

en economischer gehouden kunnen worden.


Torso<br />

Torso beer<br />

<strong>De</strong> Torso is een kruising tussen de U lijn<br />

(Duroc) en S-lijn (Groot Yorkshire slachtvarken<br />

type). <strong>De</strong> U-lijn zorgt voor extra<br />

robuustheid en zorgt voor specifieke vleeskwaliteitsaspecten<br />

zoals intramusculair vet.<br />

Tybor<br />

Tybor beer<br />

<strong>De</strong> Tybor slachtvarkenbeer is een kruising<br />

tussen de P-lijn (Pietrain) en de Tempo. <strong>De</strong>ze<br />

kruising levert vleesvarkens die opvallen<br />

<strong>van</strong>wege hun bevleesdheid. Dit betekent dat<br />

het vleespercentage en type bij het slachten<br />

hoog is. <strong>De</strong> invloed <strong>van</strong> de E-lijn uit zich<br />

door een goede groei en efficiënte productie.<br />

D-lijn<br />

D-lijn beer<br />

Een laatste eindbeer is de D-lijn. <strong>De</strong>ze beer<br />

wordt uitsluitend in het Dumeco segment<br />

gebruikt. <strong>De</strong>ze nieuwe lijn is <strong>van</strong> het Duroc<br />

type. Dit betekent dat nakomelingen sterk<br />

zijn en goed scoren op vleeseigenschappen<br />

middels intramusculair vet.<br />

<strong>De</strong> markten en hun beer<br />

<strong>De</strong> Nederlandse varkenssector produceert<br />

voor vier verschillende markten. Elke markt<br />

heeft zijn eigen specifieke producten en stelt<br />

daarom speciale eisen aan het slachtvarken.<br />

Voor elke markt heeft TOPIGS de juiste<br />

eindbeer, zodat de vleesvarkens kunnen voldoen<br />

aan de eisen die voor de specifieke<br />

markt gesteld worden.<br />

Retailmarkt<br />

<strong>De</strong> retailmarkt is de belangrijkste markt voor<br />

de Nederlandse varkenshouderij. <strong>De</strong>ze markt<br />

(in Nederland en daarbuiten) ontwikkelt zich<br />

meer en meer <strong>van</strong> een onverpakte vers vleesmarkt<br />

(denk aan het vlees in de vitrine bij de<br />

slager) tot een markt waarbij de consument<br />

voorverpakt vlees koopt in de supermarkt.<br />

Vlees dat vaak al is bewerkt en daardoor<br />

gemakkelijk te bereiden is.<br />

Het type varken dat de vleesverwerking hiervoor<br />

vraagt zijn allrounders: varkens met een<br />

vleespercentage <strong>van</strong> 55 tot 58% en een<br />

gewicht <strong>van</strong> 83 tot 100 kilo geslacht gewicht.<br />

Een hoger vleespercentage kan nadelig zijn<br />

voor de malsheid en smaak. Een lager vleespercentage<br />

zorgt voor te veel vet. Afwijkende<br />

gewichten zorgen voor een moeilijker verwerking<br />

omdat deze karkassen te veel afwijken<br />

<strong>van</strong> het gemiddelde.<br />

Eindberen die binnen het TOPIGS programma<br />

geschikt zijn voor de retailmarkt zijn de Top<br />

York, de Cofok, en de D-lijn.<br />

Baconmarkt<br />

Jaarlijks exporteert Nederland bijna 200.000<br />

ton bacon naar Groot Brittannië. <strong>De</strong> baconmarkt<br />

vraagt, met een geslacht gewicht <strong>van</strong><br />

75 tot 85 kilo lichtere varkens dan de retailmarkt.<br />

Het vleespercentage moet boven 55%<br />

liggen. <strong>De</strong> dikte <strong>van</strong> de speklaag moet tussen<br />

de 14 en 17 millimeter liggen. Dit is mede<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 27


om te zorgen dat de bacon in de verpakkingsschaaltjes<br />

past zonder dat er vet en<br />

zwoerd afgesneden hoeven te worden.<br />

Daarnaast is dierwelzijn belangrijk. <strong>De</strong><br />

Nederlandse varkenshouderij heeft de laatste<br />

jaren belangrijke inspanningen gedaan voor<br />

de baconmarkt. Zo is men onder druk <strong>van</strong><br />

supermarkten in Groot Brittannië in<br />

Nederland versneld overgeschakeld op<br />

groepshuisvesting voor zeugen en castreren<br />

sommige varkenshouders hun mannelijke<br />

biggen niet meer.<br />

Binnen het TOPIGS programma zijn de<br />

eindberen Cofok, D-lijn, Tempo en Torso het<br />

meest geschikt voor baconproductie.<br />

Droge hammen<br />

<strong>De</strong> droge hammenproductie in Zuid-Europa<br />

(vooral Italië maar ook Spanje) vraagt om<br />

grondstof <strong>van</strong> hoge kwaliteit. <strong>De</strong><br />

Nederlandse varkenssector heeft de naam<br />

die hoge kwaliteit te leveren met garanties.<br />

Wil een varken, of het vlees er<strong>van</strong>, in aanmerking<br />

komen voor de productie <strong>van</strong> droge<br />

hammen dan is vooral de vorm <strong>van</strong> de ham<br />

belangrijk. Die moet peervormig zijn en<br />

een goede vetbedekking hebben. Ook de<br />

kleur <strong>van</strong> het vlees is belangrijk. Het<br />

geslacht gewicht <strong>van</strong> de varkens zal meer<br />

dan 100 kilo moeten zijn. <strong>De</strong> Torso is bin-<br />

nen het TOPIGS pakket een geschikte<br />

slachtvarkenbeer voor de droge hammen<br />

productie.<br />

Duitse markt<br />

<strong>De</strong> Duitse consument wil een flinke lap goed<br />

varkensvlees op zijn bord. Daarbij hebben de<br />

Duitsers de instelling dat het vlees niet duur<br />

mag zijn. Duitsers zijn ook meesters in het<br />

bereiden <strong>van</strong> worsten en paté’s.<br />

Duitsland is een zeer belangrijk afzetgebied<br />

voor Nederland. Zo’n 82 miljoen Duitsers<br />

eten per hoofd <strong>van</strong> de bevolking jaarlijks<br />

gemiddeld 55 kilo varkensvlees. Daarbij ligt<br />

het Roergebied met een grote bevolkingsconcentratie<br />

en dus markt zeer nabij.<br />

Nederlands product is geliefd in Duitsland<br />

omdat de garanties goed zijn. Het imago <strong>van</strong><br />

zekerheid dat de Nederlanders door gebruik<br />

<strong>van</strong> o.a. IKB hebben is dan een duidelijke plus.<br />

<strong>De</strong> Duitse vleesmarkt vraagt zware maar<br />

magere slachtvarkens. Dat betekent een<br />

geslachtgewicht tot 95 kilo. <strong>De</strong> karkassen<br />

moeten een hoog aandeel ham en karbonade<br />

hebben. Het vleespercentage moet ook hoog<br />

liggen (rond 58%). <strong>De</strong> buik <strong>van</strong> het varken<br />

moet mager zijn.<br />

<strong>De</strong> Top Pie is binnen het TOPIGS programma<br />

bijzonder geschikt voor de Duitse markt.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 29


<strong>De</strong> structuur <strong>van</strong> de fokkerij in Nederland<br />

Ir. Hans Olijslagers, directeur TOPIGS Nederland<br />

Historie<br />

In bijgaande figuur is de historie <strong>van</strong> de fokkerij<br />

in Nederland uitgebeeld. Gesteld kan<br />

worden dat er in Nederland in een paar jaar<br />

tijd een enorme bundeling <strong>van</strong> fokkerij heeft<br />

plaatsgevonden. Dit resulteert in de huidige<br />

Fokkerij piramide<br />

In de jaren 90 was er sprake <strong>van</strong> een duidelijke<br />

gelaagdheid in de varkenssector. Boven<br />

marktverhoudingen waarin TOPIGS 85%<br />

<strong>van</strong> de markt <strong>van</strong> fokmateriaal voorziet. Een<br />

tweede fokkerijorganisatie op de Nederlandse<br />

markt is Parvak, die zich hoofdzakelijk richt<br />

op spermaverkoop en het vermarkten <strong>van</strong><br />

eigen aanfoksystemen. Tot slot bieden een<br />

aantal buitenlandse fokkerijgroeperingen<br />

fokmateriaal aan op de Nederlandse markt.<br />

Fig 5: Na een opkomst in de jaren 60 <strong>van</strong> organisaties heeft in de jaren 90 een sterke concentratie<br />

plaatsgevonden.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 30<br />

in de piramide stonden topfokbedrijven.<br />

<strong>De</strong>ze topfokkers leverden zuivere lijnsdieren<br />

aan de subfokbedrijven. <strong>De</strong> subfokkers produceerden<br />

hiermee gekruiste fokgelten, die


dan weer geleverd werden aan de vermeerderaars.<br />

<strong>De</strong> vermeerderaar produceerde met<br />

deze gelten vleesbiggen die naar een mester<br />

gingen.<br />

Mede gestimuleerd door ziekte-uitbraken in<br />

de varkenssector in de tachtiger en negentiger<br />

jaren, is er <strong>van</strong>af eind <strong>van</strong> de twintigste<br />

eeuw een duidelijke verkorting opgetreden<br />

<strong>van</strong> de piramide. Er is geen onderscheid<br />

meer tussen top- en subfokkers. Alle fokkers<br />

produceren voor 10 % <strong>van</strong> de zeugenstapel<br />

zuivere lijnszeugen voor de eigen ver<strong>van</strong>ging<br />

binnen het bedrijf. Voor 90% produceren de<br />

fokkers gekruiste gelten die geleverd worden<br />

aan vermeerderaars. <strong>De</strong> fokbedrijven zijn<br />

dus gesloten geworden; men voert alleen<br />

sperma aan en fokgelten en slachtvarkens af.<br />

Ook lager in de piramide vindt een integratie<br />

<strong>van</strong> activiteiten plaats. Vermeerderaars werken<br />

meer en meer met eigen aanfok en mesten in<br />

toenemende mate de vleesvarkenbiggen zelf<br />

af op het eigen bedrijf. Men levert dan alleen<br />

nog slachtvarkens af en voert enkel nog sperma<br />

aan op het bedrijf.<br />

Eigen aanfok<br />

Meer en meer vermeerderaars kiezen voor<br />

het in eigen huis halen <strong>van</strong> de hele fokkerijpiramide.<br />

<strong>De</strong>ze toepassing <strong>van</strong> het bedrijfs<br />

eigen aanfok principe (BEA) bestaat uit het<br />

insemineren <strong>van</strong><br />

• 1 % <strong>van</strong> de zeugen met zuivere lijnsperma<br />

voor de ver<strong>van</strong>ging <strong>van</strong> de zuivere lijnsdieren<br />

op het bedrijf.<br />

• 10% <strong>van</strong> de zeugen met sperma voor de<br />

productie <strong>van</strong> gelten die geschikt zijn voor<br />

de productie <strong>van</strong> vleesbiggen.<br />

• 89% <strong>van</strong> de zeugen met sperma <strong>van</strong> eindberen<br />

voor de productie <strong>van</strong> vleesbiggen.<br />

Om dit BEA systeem goed uit te kunnen voeren<br />

worden de gegevens <strong>van</strong> deze bedrijven<br />

gekoppeld aan de database <strong>van</strong> IPG zodat de<br />

juiste dekinstructies kunnen worden gegeven<br />

en de zeugen een up to date fokwaarde toebedeeld<br />

krijgen op basis waar<strong>van</strong> de keuze<br />

voor het op de zeug te gebruiken sperma kan<br />

worden bepaald.<br />

Alternatief systeem voor het hier boven<br />

beschrevene is het toepassen <strong>van</strong> een rotatiekruising.<br />

Hierbij worden de opeenvolgende<br />

generaties zeugen geïnsemineerd met telkens<br />

ander fokkerij sperma. Hierdoor ontstaat een<br />

rotatie <strong>van</strong> genetica in de zeugenpopulatie.<br />

In 2003 werd naar schatting al 40% <strong>van</strong> de gelten<br />

via eigen aanfok geproduceerd. <strong>De</strong> verwachting<br />

is dat dit percentage de komende<br />

jaren een duidelijke stijging zal doormaken<br />

gezien de trend naar het meer en meer gesloten<br />

maken <strong>van</strong> de bedrijven zodat de gezondheid<br />

<strong>van</strong> een bedrijf minder risico loopt verstoord<br />

te worden.<br />

Door alle hierboven beschreven ontwikkelingen<br />

is de fokkerijpiramide sterk verkort en is<br />

de "spaghetti-structuur" qua dierstromen<br />

binnen de varkenshouderij in Nederland het<br />

laatste decennium aanzienlijk ontrafeld en<br />

gestroomlijnd.<br />

TOPIGS heeft een marktaandeel <strong>van</strong> 85%<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 31


Aansturing en uitvoering <strong>van</strong> fokkerij bij TOPIGS<br />

<strong>De</strong> uitvoering <strong>van</strong> de fokkerij op de subfokbedrijven en BEA-bedrijven binnen TOPIGS<br />

geschiedt door de buitendienst <strong>van</strong> TOPIGS Nederland. Fokkerijmedewerkers begeleiden<br />

de fokkers bij het uitvoeren <strong>van</strong> de fokkerij, de selectie <strong>van</strong> dieren, de beerkeuze en het fokkerijmanagement,<br />

aangestuurd door medewerkers <strong>van</strong> IPG en S&D.<br />

Alles wordt ondersteund middels gea<strong>van</strong>ceerde data-uitwisseling met de fokkerijcomputer<br />

die bij IPG staat. Zonder deze begeleiding en data-uitwisseling zou de hedendaagse <strong>varkensfokkerij</strong><br />

niet uit te voeren zijn.<br />

TOPIGS werkt middels een franchise formule. Voor deze manier <strong>van</strong> werken is gekozen<br />

omdat hierbij iedere partner doet waar hij goed in is. <strong>De</strong> varkensfokker in het fokken en distribueren<br />

<strong>van</strong> diermateriaal, TOPIGS als expert voor de achterliggende fokkerij.<br />

TOPIGS-subfokkers produceren hun fokgelten dan ook voor eigen risico. Elke subfokker<br />

produceert overigens wel volgens TOPIGS productievoorwaarden. Dat betekent onder<br />

andere dat er afspraken zijn over het fokkerij reglement, de begeleiding, de kwaliteits- en<br />

gezondheidsnormen.<br />

<strong>De</strong> commerciële buitendienst <strong>van</strong> TOPIGS begeleidt de franchise-fokker bij het vermarkten<br />

<strong>van</strong> de fokgelten. Middels TOPIGS wordt de fokker dus ook ondersteund op commercieel<br />

gebied. Per geproduceerde fokgelt betaalt de TOPIGS-fokker tenslotte een licentie aan de<br />

TOPIGS-organisatie voor de geleverde inspanningen zodat deze ook kunnen worden bekostigd.<br />

Kunstmatige inseminatie<br />

Zoals hierboven beschreven is de rol <strong>van</strong><br />

kunstmatige inseminatie (KI) in de moderne<br />

<strong>varkensfokkerij</strong> aanzienlijk toegenomen. In<br />

de Nederlandse <strong>varkensfokkerij</strong> wordt<br />

inmiddels voor 100% met KI gewerkt en in<br />

de varkenshouderij in zijn algemeenheid<br />

voor ruim 95%. In de fokkerij worden mede<br />

daardoor steeds minder fokdieren getransporteerd,<br />

maar beperkt de genenstroom zich<br />

meer en meer tot sperma. Zodoende beschermen<br />

bedrijven zich maximaal op het gebied<br />

<strong>van</strong> gezondheid. <strong>De</strong> moderne manier <strong>van</strong> het<br />

aansturen <strong>van</strong> de varkens fokkerij heeft dit<br />

gelukkig mogelijk gemaakt.<br />

<strong>De</strong> markt <strong>van</strong> KI in Nederland<br />

<strong>De</strong> navolgende berekening laat de totale hoeveelheid<br />

sperma zien die in Nederland jaarlijks<br />

via (bedrijfs-) KI wordt ingezet:<br />

TOPIGS<br />

via Coöperatieve KI-verenigingen:<br />

• Varkens Activiteiten Centrum<br />

• 1.000.000 doses sperma<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 32<br />

• Varkens KI Twente<br />

• 260.000 doses sperma<br />

• Varkens KI Limburg<br />

• 600.000 doses sperma<br />

• Varkens KI Noord Brabant<br />

• 1.160.000 doses sperma<br />

• Totaal TOPIGS in Nederland<br />

• 3.020.000 doses sperma<br />

Particuliere KI-organisaties<br />

(Parvak, Klasse KI, Van Gennip etc.)<br />

• 800.000 doses sperma<br />

Totaal georganiseerde KI<br />

• 3.820.000 doses sperma<br />

• 10% Bedrijfs-KI (schatting)<br />

• 425.000 doses sperma<br />

Totaal spermagebruik in Nederland per jaar<br />

• 4.245.000 doses sperma<br />

Dit komt ongeveer overeen met 4,5 doses<br />

sperma per zeug per jaar.


Jaarlijks worden 3,8 miljoen doses sperma<br />

uitgeleverd.<br />

Tot slot<br />

<strong>De</strong> structuur in de Nederlandse <strong>varkensfokkerij</strong><br />

is in de afgelopen decennia sterk<br />

gewijzigd. Investering in technologie en<br />

automatisering heeft geleid tot bundeling<br />

<strong>van</strong> fokprogramma’s met nog slechts enkele<br />

aanbieders in de markt. Om gezondheidsredenen<br />

wordt de fokkerijpiramide meer en<br />

meer ingekort. Middels KI en andere technologieën<br />

ont<strong>van</strong>gt de varkenshouder TOPgenetica,<br />

waarmee met de juiste begeleiding<br />

<strong>van</strong> leveranciers en dierenartsen TOP-prestaties<br />

worden gehaald. Alleen TOP-presteerders<br />

zullen in de huidige varkenshouderij<br />

kunnen overleven.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 33


TOPIGS Internationaal<br />

Ir. Paul Vriesekoop, regiomanager<br />

TOPIGS International<br />

TOPIGS is actief in ongeveer 35 landen.<br />

TOPIGS werkt in die landen met agenten<br />

(inkoop en verkoop <strong>van</strong> fokdieren, maar<br />

geen eigen productie) of met distributeurs<br />

(inkoop en verkoop <strong>van</strong> fokdieren die ook<br />

lokaal de productie <strong>van</strong> fokdieren organiseren).<br />

Dit kunnen 100 % eigen TOPIGS<br />

bedrijven zijn, joint ventures (TOPIGS heeft<br />

een financieel belang in een dergelijk<br />

bedrijf) of bedrijven waar TOPIGS zelf geen<br />

belangen in heeft. Vanuit het hoofdkantoor in<br />

Vught worden deze markten aangestuurd<br />

door een aantal regio- en areamanagers die<br />

commerciële en marketing ondersteuning<br />

verlenen. Daarnaast verzorgt de afdeling<br />

S&D de fokkerij- en technische ondersteuning<br />

en de opleiding voor de technisch<br />

medewerkers die in de landen opereren.<br />

Europa<br />

Europa met als thuisbasis Nederland is <strong>van</strong><br />

oudsher het werkterrein <strong>van</strong> TOPIGS<br />

International. <strong>De</strong> nadruk ligt dan vooral op<br />

West-Europa, zonder het Angelsaksische en<br />

Scandinavische gebied. <strong>De</strong> laatste jaren is<br />

TOPIGS ook steeds meer actief in de<br />

Midden- en Oost-Europese landen.<br />

Europa herbergt ongeveer 20 procent <strong>van</strong><br />

alle varkens <strong>van</strong> de wereld. In Noordwest-<br />

Europa is de varkenshouderij voornamelijk<br />

gesitueerd op familiebedrijven die trouwens<br />

wel steeds groter worden. Daarnaast ontstaan<br />

in toenemende mate rond deze familiebedrijven<br />

integraties, opgebouwd door de slachterijen.<br />

Ook in Zuid-Europa treffen we veel familiebedrijven<br />

aan, maar daar ontstaan meer en<br />

meer grotere, volledig geïntegreerde, bedrijven<br />

die het hele proces <strong>van</strong> ”zaadje tot karbonaadje”<br />

in eigen beheer hebben. Vaak zijn dit<br />

bedrijven waar familiekapitaal in zit maar er<br />

zijn ook bedrijven die werken met <strong>van</strong> buitenaf<br />

aangetrokken kapitaal.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 34<br />

In Midden- en Oost-Europa is kort na de val<br />

<strong>van</strong> het communisme een privatiseringsgolf<br />

door de landbouw gegaan. <strong>De</strong> manier waarop<br />

en de uitkomst er<strong>van</strong> is <strong>van</strong> land tot land zeer<br />

verschillend geweest. <strong>De</strong> grote lijn is in de<br />

meeste landen wel dat de grote staatsbedrijven<br />

en coöperaties in handen <strong>van</strong> het vroegere<br />

management zijn gekomen. <strong>De</strong> medewerkers<br />

zijn in dat geval dan vaak ook de mede-aandeelhouders.<br />

Bedrijven in Midden- en Oost-Europa kenmerken<br />

zich door een gebrek aan liquide<br />

middelen waardoor bedrijfsontwikkeling erg<br />

moeizaam te verwezenlijken is of zelfs niet<br />

mogelijk is. Banken willen vaak niet investeren<br />

in de agrarische sector. Bedrijven zijn in<br />

technisch slechte staat, kennen een lage productie<br />

en zijn niet efficiënt.<br />

Daarnaast is de structuur <strong>van</strong> de verdere verwerking<br />

<strong>van</strong> de varkens in veel landen nog<br />

een probleem. Er zijn, op een enkele positieve<br />

uitzondering na, veel kleine slachterijen en<br />

verwerkingsbedrijfjes met een lage hygiënestatus.<br />

Met de toetreding tot de EU wordt<br />

hier overigens veel aandacht aan besteed,<br />

maar het zal veel energie en tijd vragen om<br />

dit onderdeel <strong>van</strong> de landbouw op een West-<br />

Europees niveau te krijgen. TOPIGS probeert<br />

in Midden- en Oost-Europa de positieve uitzonderingen<br />

in de markt als haar klant te<br />

krijgen en gaat dus in deze regio selectief te<br />

werk.<br />

Noord-Amerika<br />

Noord-Amerika heeft ongeveer 10% <strong>van</strong> alle<br />

varkens <strong>van</strong> de wereld. In Noord-Amerika<br />

treft men nog wel familiebedrijven aan, echter<br />

de varkenshouderij wordt gedomineerd<br />

door grote integraties die alles in huis hebben,<br />

<strong>van</strong> de productie <strong>van</strong> fokzeugen tot het<br />

verwerken <strong>van</strong> vlees tot producten geschikt<br />

voor de supermarkt.<br />

Vaak zijn deze bedrijven, behalve in de varkenshouderij,<br />

ook actief in de pluimvee- en<br />

rundveesector. <strong>De</strong> grootste bedrijven zijn


Smithfield, Tyson/IBP en Cargill. Voor de<br />

beeldvorming: Smithfield had in 2003 binnen<br />

en buiten de VS bijna 850.000 zeugen in<br />

eigendom, bijna net zoveel als alle Nederlandse<br />

varkenshouders bij elkaar. <strong>De</strong>ze bedrijven hebben<br />

vaak een deel familiekapitaal en een groot<br />

deel vreemd kapitaal. Verschillende <strong>van</strong> deze<br />

bedrijven zijn beursgenoteerd.<br />

Een andere belangrijke groep bedrijven<br />

wordt gevormd door de geïntegreerde productiebedrijven<br />

met een om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> 30.000<br />

tot 40.000 zeugen die leveren aan de grote<br />

slachterijen. Dit soort bedrijven komen ook<br />

in Canada en Mexico voor maar zijn daar<br />

Aantal zeugen <strong>van</strong> grote Amerikaanse integraties in de V.S<br />

niet zo groot als in de VS.<br />

<strong>De</strong> schaalgrootte in Noord-Amerika is<br />

beduidend groter in vergelijking met Europa,<br />

echter de productiviteit is vaak <strong>van</strong> een lager<br />

niveau <strong>van</strong>wege met name managementproblemen.<br />

Het blijkt moeilijk om deze grote<br />

eenheden efficiënt aan te sturen. Ook is het<br />

grote personeelsverloop op deze bedrijven<br />

een probleem. Het is ook vaak moeilijk om<br />

goed geschoold personeel te vinden om te<br />

werken in de varkenshouderij en dan blijkt<br />

het gezien de haalbare salariëring ook moeilijk<br />

om ze te houden.<br />

TOPIGS heeft vestigingen en kernbedrijven<br />

in Canada en Mexico.<br />

1 Smithfield Foods* 756.000<br />

2 Premium Standard Farms 225.000<br />

3 Seaboard Farms 214.000<br />

4 Prestage Farms 129.000<br />

5 Cargill 118.000<br />

6 Iowa Select Farms 100.000<br />

7 The Pipestone system 100.000<br />

8 Christensen Farms 94.000<br />

9 Goldsboro Hog Farm 72.000<br />

10 The Hanor Company 74.000<br />

TOTAAL 1.882.000<br />

*Smithfield heeft ook ruim 90.000 zeugen buiten de USA<br />

Latijns-Amerika<br />

In Latijns-Amerika treft men ongeveer 6 %<br />

<strong>van</strong> alle varkens <strong>van</strong> de wereld aan. <strong>De</strong><br />

Latijns-Amerikanen zijn geen varkensvlees<br />

eters. Kip en rundvlees zijn populairder en<br />

vaak ook goedkoper dan varkensvlees. <strong>De</strong><br />

varkensbedrijven in dit deel <strong>van</strong> de wereld<br />

variëren <strong>van</strong> heel klein tot groot. Kleine<br />

‘bedrijven’ hebben één of enkele zeugen achter<br />

het huis voornamelijk voor eigen consumptie<br />

maar er zijn ook middelgrote familiebedrijven<br />

met 100 tot 500 zeugen. Daarnaast zijn<br />

er heel grote bedrijven en organisaties die<br />

een om<strong>van</strong>g hebben die vergelijkbaar is met<br />

die in Noord-Amerika. In een aantal gevallen<br />

is men geïntegreerd en heeft men alle schakels<br />

<strong>van</strong> de productie in eigen hand.<br />

Brazilië heeft een moderne varkenshouderij<br />

sector die gebaseerd is op lage kostprijzen<br />

door het hebben <strong>van</strong> goedkope arbeid, goedkope<br />

huisvesting en goedkoop voer. Brazilië<br />

is een land dat, zowel in de varkens - als in de<br />

pluimveeproductie, kan groeien zonder<br />

milieuproblemen. Het land zal waarschijnlijk<br />

een steeds grotere speler worden op de<br />

wereldmarkt.<br />

Het andere Zuid-Amerikaanse land met een<br />

zich sterk ontwikkelende varkenssector is<br />

Chili, met een beperkt aantal grote geïntegreerde<br />

spelers die zeer efficiënt produceren.<br />

<strong>De</strong> bedrijven werken volgens kwaliteitsconcepten.<br />

TOPIGS heeft vestigingen en fokbedrijven in<br />

Brazilië en Costa Rica.<br />

Afrika<br />

In grote delen <strong>van</strong> Afrika is er geen varkenshouderij<br />

zoals wij die kennen en Afrika heeft<br />

misschien amper 2 % <strong>van</strong> alle varkens <strong>van</strong> de<br />

wereld. <strong>De</strong> Afrikaan is <strong>van</strong> oudsher geen varkensvlees<br />

eter.<br />

Een moderne varkenshouderijsector treft<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 35


men aan in Zuid-Afrika. Dit zijn familiebedrijven<br />

waar<strong>van</strong> enkele meer dan 2000 zeugen<br />

hebben. Het type slachtvarken dat men<br />

maakt is gebaseerd op de Engelse producten<br />

en vaak slacht men dus ook relatief licht (80<br />

kg levend). TOPIGS heeft een vertegenwoordiging<br />

in Zuid-Afrika en levert <strong>van</strong> daaruit<br />

aan bedrijven in andere landen in de regio<br />

(Zambia en Namibië).<br />

Azië.<br />

In Azië vindt men ongeveer 60 % <strong>van</strong> alle<br />

varkens <strong>van</strong> de wereld. China alleen al huisvest<br />

bijna 50 % <strong>van</strong> de wereld varkensstapel.<br />

In Zuidoost-Azië en China is men traditioneel<br />

varkensvlees etend. In de meeste landen<br />

heeft men nog een grote productie <strong>van</strong> varkens<br />

op zeer kleine schaal (‘backyard’ varkens);<br />

er is echter een duidelijke trend naar<br />

grotere bedrijven en meer integratie.<br />

In Azië ziet men een tendens dat de consu-<br />

Wereldwijde varkensvleesstromen<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 38<br />

ment in de grote steden vaker zijn vlees gaat<br />

halen bij de supermarkt. <strong>De</strong>ze consumenten<br />

willen, evenals die in Europa en Noord-<br />

Amerika, gestandaardiseerde producten en<br />

kwaliteiten. Aan deze vraag in landen als de<br />

Filippijnen, Thailand en Korea wordt voldaan<br />

door grote familiebedrijven. Daarnaast<br />

ontstaan vooral in China grote integraties die<br />

met staatssteun of extern kapitaal werken. Er<br />

zijn echter ook private integraties actief die<br />

met meer dan 20.000 zeugen het hele productieproces<br />

binnen de eigen muren hebben.<br />

<strong>De</strong> verwachting is dat deze bedrijven verder<br />

door zullen groeien en als moderne conglomeraten<br />

gaan opereren net zoals we nu in de<br />

Verenigde Staten zien. Op termijn zullen<br />

deze bedrijven de exportmarkt betreden.<br />

TOPIGS richt zich in deze markten vooral op<br />

de grotere familiebedrijven en de integraties.<br />

TOPIGS heeft vestigingen en fokbedrijven<br />

op de Filippijnen en in China.<br />

Op wereldniveau zijn de volgende landen de grote exporteurs (in volgorde <strong>van</strong> belangrijkheid<br />

en de handel binnen de EU buiten beschouwing latend) Europese Unie (vooral<br />

<strong>De</strong>nemarken), Canada, Verenigde Staten, Brazilië en Polen.<br />

Ontwikkelingsverwachting belangrijkste varkensvleesexporterende landen (bron: FAPRI)<br />

(x 1000 ton) 2003 2006 2009 2012<br />

Australië 5 25 34 33<br />

Brazilië 620 744 810 836<br />

Canada 898 1.005 1.078 1.282<br />

Europeese Unie-15 1.134 913 902 918<br />

Hongarije 89 99 100 94<br />

Polen 80 12 96 200<br />

Voormalige USSR 11 10 4 -1<br />

Thailand 0 7 10 1<br />

Verenigde Staten 226 218 371 370<br />

Totaal export 3.064 3.032 3.406 3.733


Brazilië en Canada groeien uit tot de belangrijkste exporteurs <strong>van</strong> varkensvlees<br />

<strong>De</strong> belangrijkste importeurs zijn: Japan, Verenigde Staten (uit Canada), Rusland, Mexico en<br />

Hong Kong.<br />

Ontwikkelings verwachting belangrijkste varkensvleesimporterende landen (bron: FAPRI)<br />

(x 1000 ton) 2003 2006 2009 2012<br />

China - Hong Kong 280 299 329 348<br />

China -244 -210 -68 124<br />

Japan 1.150 1.178 1.279 1.342<br />

Mexico 275 342 387 329<br />

Filippijnen 10 40 94 124<br />

Rusland 599 525 473 454<br />

Zuid Korea 141 139 151 154<br />

Taiwan 45 52 74 91<br />

Rest <strong>van</strong> de wereld 808 666 688 767<br />

Totaal import 3.064 3.032 3.406 3.733<br />

Japan blijft de belangrijkste importeur <strong>van</strong> varkensvlees<br />

<strong>De</strong> algemene trend is dat de EU haar leidende positie op de wereldmarkt zal moeten opgeven<br />

en dat Canada en Brazilië die zullen gaan invullen.<br />

Van de importerende landen zal Japan meer gaan importeren door een nog verdere teruggang<br />

<strong>van</strong> de eigen productie. Rusland zal daarentegen minder gaan importeren en via een import<br />

quota systeem de eigen productie gaan stimuleren.<br />

<strong>De</strong> handel tussen Canada en de Verenigde Staten zal vooral bepaald worden door de onderlinge<br />

dollarkoers. Canada exporteert naast varkensvlees jaarlijks ook nog eens 6 miljoen biggen en<br />

levende varkens naar de Verenigde Staten (2003).<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 39


Varkens KI in Nederland<br />

Ing. Arno <strong>van</strong> de Laar<br />

Bijna alle zeugen in Nederland worden <strong>van</strong>daag<br />

de dag bevrucht via kunstmatige inseminatie.<br />

<strong>De</strong>ze techniek is na een stormachtige<br />

ontwikkeling gedurende de laatste decennia,<br />

anno 2005 een vaste en onmisbare pijler <strong>van</strong><br />

de Nederlandse varkenshouderij.<br />

Goedkoop, betere kwaliteit en veilig<br />

Tegen de aan<strong>van</strong>kelijke verwachting in heeft<br />

toepassing <strong>van</strong> kunstmatige inseminatie (KI)<br />

bij varkens zich <strong>van</strong>af de jaren ’60 zeer sterk<br />

ontwikkeld.<br />

Als argumenten vóór invoering <strong>van</strong> KI zijn te<br />

noemen:<br />

1. Kwaliteitsverbetering. Intensiever en efficiënter<br />

benutten <strong>van</strong> (fok)beren <strong>van</strong> hoge<br />

kwaliteit door het kunnen verhogen <strong>van</strong> de<br />

selectie-intensiteit.<br />

2. Arbeidsbesparing. Bedrijven waren te<br />

klein voor het houden <strong>van</strong> een eigen<br />

natuurlijk dekkende beer. Bij het gebruik<br />

<strong>van</strong> KI zou men niet meer met de beer<br />

naar de zeug (pad beren) of met de zeug<br />

naar de beer hoeven te gaan.<br />

3. Ziektepreventie. Het bij elkaar brengen<br />

<strong>van</strong> zeugen <strong>van</strong> verschillende bedrijven bij<br />

de berenhouder was evenals het rondgaan<br />

met de beer <strong>van</strong> bedrijf naar bedrijf een<br />

doelmatige manier voor het verspreiden<br />

<strong>van</strong> ziekten.<br />

Vanaf 1995 is er een zeer sterke ontwikkeling<br />

geweest <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong><br />

kunstmatige inseminatie bij varkens.<br />

Momenteel produceert KI Noord-Brabant<br />

per jaar een aantal <strong>van</strong> 1,2 miljoen doses<br />

sperma. Tevens zijn de varkenshouders, met<br />

name na de varkenspest epidemie <strong>van</strong><br />

1997/1998, volledig over gegaan naar Doe<br />

Het Zelf KI (DHZ-KI). Hierbij levert de KIorganisatie<br />

het sperma bij het varkensbedrijf<br />

af en insemineert de varkenshouder zijn dieren<br />

zelf.<br />

Figuur 6: omzetontwikkeling coöperatieve<br />

varkens KI<br />

Sterke coöperatieve structuur<br />

Vanaf de start in de jaren ’60 hebben <strong>van</strong>uit<br />

de vele varkens KI verenigingen zich vier<br />

coöperatieve KI organisaties ontwikkeld.<br />

<strong>De</strong>ze vier organisaties (Varkens Activiteiten<br />

Centrum (VAC), KI Twenthe, KI Limburg en<br />

KI Noord Brabant) verkopen per jaar in<br />

totaal ruim 3.000.000 doses sperma. (zie<br />

figuur 6) <strong>De</strong> coöperatieve KI organisaties<br />

samen leveren hiermee ongeveer 80% <strong>van</strong> de<br />

doses sperma die nodig zijn voor de bevruchting<br />

<strong>van</strong> de Nederlandse varkensstapel. Naast<br />

de coöperatieven zijn in Neder-land nog<br />

enkele particuliere KI-organisaties actief met<br />

een gezamenlijk marktaandeel <strong>van</strong> 15%. Tot<br />

slot wordt een klein deel nog ingevuld door<br />

middel <strong>van</strong> bedrijfs-KI.<br />

Gebiedsindeling coöperatieve varkens KI-organisaties<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 41


KI: Kwaliteit, onderzoek en biosecurity<br />

Varkens KI Noord Brabant heeft in haar missie<br />

een drietal kernzaken benoemd: Kwaliteit,<br />

Research & <strong>De</strong>velopment en Biosecurity.<br />

1. Kwaliteit:<br />

Het kwaliteitsaspect onderscheidt zich in<br />

twee onderdelen. Eén onderdeel betreft<br />

kwaliteit <strong>van</strong> de genen. Hierbij komt de<br />

directe relatie met de TOPIGS fokkerij en<br />

met de database <strong>van</strong> IPG in Beuningen naar<br />

voren. Door aankoop <strong>van</strong> de allerbeste<br />

beren met daarnaast een constante monitoring<br />

en controle <strong>van</strong> de fokwaarden <strong>van</strong> de<br />

KI-beren wordt door een scherp ver<strong>van</strong>gingsbeleid<br />

zorg gedragen voor het continue<br />

beschikbaar hebben <strong>van</strong> de allerhoogste<br />

genetische kwaliteit. <strong>De</strong> voordelen voor de<br />

varkenshouderij zijn evident en de genetisch<br />

allerhoogste kwaliteit betaalt zich<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 42<br />

direct terug. In de vermeerdering is dit<br />

zichtbaar in de vruchtbaarheidskenmerken<br />

via het aantal afgeleverde biggen en in de<br />

vleesvarkenshouderij via de MSE kenmerken<br />

die zich in de praktijk vertalen in groei, vleespercentage<br />

en EW-conversie.<br />

Het tweede kwaliteitsaspect betreft de spermatechnologische<br />

kwaliteit. Varkens KI<br />

Noord-Brabant stelt zich tot doel om uitsluitend<br />

sperma uit te leveren dat aan de allerhoogste<br />

kwaliteitseisen voldoet. Hiervoor<br />

worden strikte kwaliteitsmetingen tijdens en<br />

na het productieproces uitgevoerd met een<br />

daarbij behorende sturing tijdens het productieproces.<br />

Hierbij kunnen genoemd worden:<br />

motiliteit, beweeglijkheidscores, houdbaarheid,<br />

morfologie, bacteriologie, concentratie<br />

enz. Het gehele productieproces met bijbehorende<br />

kwaliteitsmetingen en sturing is<br />

hierop geborgd in de ISO 9001:2000 certificering.<br />

Bij Varkens KI Noord Brabant wordt sperma uitvoerig onderzocht zodat het aan de hoogste kwaliteitseisen<br />

voldoet


2. Onderzoek<br />

Het tweede aspect waarop veel inspanning<br />

gepleegd wordt is het onderzoek. <strong>De</strong> coöperatieve<br />

KI organisaties besteden jaarlijks een<br />

vast bedrag per doses aan onderzoek. <strong>De</strong>ze<br />

onderzoeksactiviteiten zijn gebundeld binnen<br />

de Bond KI, een samenwerkingverband<br />

<strong>van</strong> de coöperatieve KI organisaties. <strong>De</strong> bond<br />

maakt voor het onderzoek gebruik <strong>van</strong> IPG.<br />

Het onderzoek is gericht op continue verbetering<br />

<strong>van</strong> het product varkenssperma dat aan<br />

de varkenshouder wordt afgeleverd. <strong>De</strong><br />

onderzoeksterreinen worden in een kader op<br />

blz. 44 nader toegelicht.<br />

3. Biosecurity<br />

Gezondheid en het voorkómen <strong>van</strong> verspreiding<br />

<strong>van</strong> ziektekiemen is essentieel voor een<br />

organisatie als de KI. Hoewel overdracht <strong>van</strong><br />

kiemen via verdund sperma om een aantal<br />

redenen al tot een minimum is gereduceerd,<br />

worden toch maximale voorzorgen genomen<br />

om de kans zo klein mogelijk te maken dat er<br />

zich kiemen in het sperma kunnen bevinden.<br />

• Beren die na het testen in aanmerking<br />

komen om als KI-beer te gaan functioneren<br />

worden op het bedrijf <strong>van</strong> herkomst binnen<br />

30 dagen voor overplaatsing naar de quarantaine,<br />

volgens EU-certificering onderzocht<br />

op antistoffen tegen Aujeszky (gE-<br />

ELISA), Brucellose (Rose Bengaal) en<br />

Klassieke Varkenspest (ELISA). Alleen<br />

beren afkomstig <strong>van</strong> door TOPIGS goedgekeurde<br />

bedrijven komen in aanmerking.<br />

• Wanneer de uitslagen en de algemene<br />

gezondheid dit toelaten, worden de potentiële<br />

KI-beren ingereden in een quarantainestation<br />

waar ze tenminste 30 dagen in isolatie<br />

moeten verblijven. Tijdens de<br />

quarantaine wordt nogmaals onderzocht op<br />

antistoffen tegen Brucella suis en gE-antistoffen<br />

tegen de ziekte <strong>van</strong> Aujeszky en<br />

wordt de gezondheid <strong>van</strong> de dieren dagelijks<br />

gemonitord.<br />

• Vanuit één quarantaine worden de beren,<br />

mits goedgekeurd, overgebracht naar twee<br />

aan elkaar gelieerde sperma winstations.<br />

Binnen KI-Noord Brabant is gekozen voor<br />

een opsplitsing <strong>van</strong> de productie en verwerking.<br />

Twee stations zijn gekoppeld aan één<br />

laboratorium. Op deze manier worden twee<br />

volledig gescheiden clusters gecreëerd.<br />

• Zowel de quarantaine stations als de sperma<br />

winstations voldoen aan alle eisen <strong>van</strong><br />

ziektepreventie, zoals ook geldt voor Abedrijven.<br />

• Alle KI-beren worden dagelijks door het<br />

stalpersoneel beoordeeld op gezondheid<br />

waar<strong>van</strong> een rapportage wordt gefaxt aan<br />

de verantwoordelijke KI-dierenarts.<br />

Wekelijks wordt ook nog een gezondheidscontrole<br />

uitgevoerd door de voor het station<br />

verantwoordelijke dierenartsenpraktijk.<br />

Daarnaast wordt door de bedrijfsdierenarts<br />

en door de RVV regelmatig een audit uitgevoerd.<br />

• Van iedere beer, die op een dag sperma produceert,<br />

wordt de lichaamstemperatuur<br />

geregistreerd. Indien er twijfel is over de<br />

gezondheid wordt het sperma <strong>van</strong> de<br />

betreffende beer niet uitgeleverd.<br />

• Van iedere beer, die het station verlaat,<br />

wordt voor vertrek nogmaals bloed onderzocht<br />

op Brucellose en de ziekte <strong>van</strong><br />

Aujeszky. Mocht een beer op het station<br />

overlijden dan wordt het kadaver ter sectie<br />

aangeboden aan de Gezondheidsdienst<br />

voor Dieren.<br />

• Tel hierbij op de virucide werking <strong>van</strong> spermaplasma,<br />

de constante kwaliteitscontroles<br />

op het sperma inclusief de controle op bacteriële<br />

contaminatie en bovendien de toevoeging<br />

<strong>van</strong> effectieve antibiotica aan de<br />

verdunner en het zal duidelijk zijn dat de<br />

maximale inspanning is verricht om het<br />

risico <strong>van</strong> overdracht <strong>van</strong> infecties tot het<br />

minimum te beperken.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 43


Een aantal onderzoeken die worden gecoördineerd door de Bond <strong>van</strong><br />

Coöperatieve Varkens KI-verenigingen<br />

• Vergelijking spermaverpakkingen (potjes, tubes, cochettes) en gebruikte materialen<br />

(verschillende soorten plastic).<br />

• Vergelijking verschillende verdunners zowel op laboratorium niveau als in de praktijk.<br />

• Onderzoek naar verdunningstechnieken (o.a. temperatuur, tijd).<br />

• Beoordelen toevoegingen aan het verdunde sperma (bijvoorbeeld oxytocine dat overigens<br />

geen effect blijkt te hebben).<br />

• Beoordelen nieuwe systemen op praktische implementatie en economisch voordeel<br />

(Gedis, post cervicale technieken).<br />

• Onderzoek naar methoden die een lagere concentratie <strong>van</strong> spermacellen in het verdunde<br />

sperma mogelijk maken met behoud <strong>van</strong> resultaat.<br />

• Optimalisatie en standaardisatie laboratorium technieken (o.a. vergelijking <strong>van</strong> diverse<br />

CASA-systemen (computer assisted semen analysis) waardoor kwaliteitsbeoordeling<br />

kan worden geautomatiseerd).<br />

• Ontwikkeling <strong>van</strong> flowcytrometische technieken waarmee de kwaliteit <strong>van</strong> het sperma<br />

en het bevruchtend vermogen <strong>van</strong> dit sperma kan worden voorspeld.<br />

• Onderzoek naar het belang <strong>van</strong> beereffecten op de kwaliteit <strong>van</strong> de inseminatie (promotieonderzoek<br />

Pieter Langendijk).<br />

• Optimalisatie <strong>van</strong> het inseminatiemoment. Promotieonderzoeken <strong>van</strong> Nicoline Soede<br />

en Dorothé Ducró die hebben geresulteerd in de ontwikkeling <strong>van</strong> het analysemodel<br />

Pigsis.<br />

• Het ontwikkelen en op peil houden <strong>van</strong> PCR technieken waarmee kiemen in het sperma<br />

kunnen worden gedetecteerd. In samenwerking met ASG-WUR zijn PCR’s ontwikkeld<br />

waarmee een aantal virussen kunnen worden aangetoond (Aujeszky, Mond &<br />

Klauwzeer, Klassieke varkenspest, SVD en PRRSV).<br />

• <strong>De</strong>tectie <strong>van</strong> genetisch bepaalde afwijkingen die de fertiliteit beïnvloeden. Een voorbeeld<br />

hier<strong>van</strong> is de test die het bestaan <strong>van</strong> reciproke translocatie bij een beer kan aantonen.<br />

• Ontwikkeling <strong>van</strong> technieken die het mogelijk maken varkenssperma in te vriezen<br />

met behoud <strong>van</strong> goede vruchtbaarheidsresultaten.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 44


Genomics in eerste instantie vooral voor een marktgerichte vleeskwaliteit<br />

Interview met Dr. Ir. Jan Merks <strong>van</strong> het Institute for Pig Genetics:<br />

Ing. Peter Loenen, communicatiemanager<br />

Het Institute for Pig Genetics (IPG) in<br />

Beuningen is in Nederland leidend op het<br />

gebied <strong>van</strong> toegepaste fokkerij- en reproductieonderzoek<br />

bij het varken. Een <strong>van</strong> de aandachtsvelden<br />

<strong>van</strong> IPG is moleculaire genetica,<br />

onderdeel <strong>van</strong> het allesomvattende begrip<br />

genomics.<br />

Directeur Dr. Ir. Jan Merks verwacht de eerstkomende<br />

jaren vooral resultaat <strong>van</strong> genomics<br />

op het gebied <strong>van</strong> vleeskwaliteit. Mogelijk<br />

zijn er op middellange termijn ook resultaten<br />

te verwachten op het gebied <strong>van</strong> diergezondheid,<br />

en dan met name de algemene weerstand<br />

<strong>van</strong> het varken. Eenvoudig is de ontrafeling<br />

<strong>van</strong> de genetische code <strong>van</strong> het varken<br />

en de toepassing er<strong>van</strong> in de fokkerij zeker<br />

niet. <strong>De</strong> genetische code vastgelegd in het<br />

DNA, speelt niet alleen een rol bij de totstandkoming<br />

<strong>van</strong> een eigenschap of kenmerk.<br />

Ook het daaruit resulterende RNA, de<br />

eiwitten en hormonen hebben hun invloed op<br />

een eigenschap en om het nog ingewikkelder<br />

te maken spelen er tussen al deze factoren<br />

ook nog eens onderlinge interacties.<br />

Waar houdt IPG zich op gebied <strong>van</strong> genomics<br />

mee bezig?<br />

Merks: "<strong>De</strong>nk niet aan zaken als het klonen<br />

of het genetisch modificeren <strong>van</strong> varkens.<br />

Dat zijn technieken die geen direct nut hebben<br />

in de varkenshouderij. <strong>De</strong> traditionele<br />

fokkerijtechnieken <strong>van</strong> selectie op fenotype<br />

die we al jaren toepassen, zijn nog steeds het<br />

meest effectief. Een techniek die we door<br />

gebruik <strong>van</strong> veel familie-informatie en <strong>van</strong><br />

goede statistische modellen zo ver hebben<br />

geperfectioneerd dat we met een betrouwbaarheid<br />

<strong>van</strong> 90 tot 95% werken aan eigenschappen<br />

als groei en vleespercentage.<br />

<strong>De</strong> vertaling <strong>van</strong> de erfelijke aanleg <strong>van</strong> het<br />

varken naar de gewenste kenmerken is erg<br />

ingewikkeld. Dat maakt het zeer moeilijk om<br />

genetische modificatie (het inbrengen <strong>van</strong><br />

vreemd DNA) effectief toe te kunnen passen.<br />

Er is wat dat betreft gewoon nog te weinig<br />

kennis over de erfelijke plattegrond <strong>van</strong> het<br />

varken.<br />

Een ander argument om niet met genetische<br />

modificatie bezig te zijn is dat zeker in<br />

Europa de consument niet op transgeen varkensvlees<br />

zit te wachten. Dat alles maakt dat<br />

nu en waarschijnlijk ook in de toekomst de<br />

toegevoegde waarde <strong>van</strong> technieken als klonen<br />

en genetisch modificeren te klein zijn<br />

om rendabel te zijn."<br />

Geen gekloonde varkens of varkens waar<strong>van</strong><br />

het erfelijk materiaal is gemodificeerd.<br />

Maar welke techniek dan wel?<br />

"Het best kun je het omschrijven als moleculaire<br />

genetica. Onze onderzoekers houden<br />

zich bezig met het zoeken naar genen die<br />

direct voor een bepaalde eigenschap verantwoordelijk<br />

zijn en het gebruik <strong>van</strong> die genen<br />

in het fokprogramma. Een <strong>van</strong> de eerste<br />

voorbeelden hier<strong>van</strong> was het gen dat verantwoordelijk<br />

is voor de stress of halothaangevoeligheid<br />

<strong>van</strong> het varken. Door toepassing<br />

<strong>van</strong> deze DNA test is het fokkerij-organisaties<br />

zoals TOPIGS gelukt om stressgevoeligheid,<br />

en daarmee welzijnsproblemen en<br />

slechtere vleeskwaliteit, zeer effectief uit<br />

de verschillende rassen te fokken. Inmiddels<br />

is er zelfs een stressvrije Piétrain populatie.<br />

Andere voorbeelden <strong>van</strong> dergelijke<br />

DNA testen zijn de Rendement Napole-test<br />

voor vleeskwaliteit specifiek voor het<br />

Hampshire ras en de test die het KIT-gen<br />

opspoort dat zorgt voor de roodbruine<br />

Duroc kleur.<br />

Een andere techniek die het IPG hanteert is<br />

het opsporen <strong>van</strong> zogenaamde genmerkers<br />

om vervolgens uit te komen bij functionele<br />

mutaties. Bij genmerkers wordt niet het<br />

eigenlijke gen voor een eigenschap opgespoord<br />

maar een gen dat dicht bij het gen ligt<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 45


dat (mede-) verantwoordelijk is voor de<br />

eigenlijke eigenschap. <strong>De</strong> locatie c.q. de<br />

sequentie <strong>van</strong> het eigenlijke gen is in dit<br />

geval niet bekend, maar doordat het merkergen<br />

dicht bij het eigenlijke gen ligt is met<br />

een merkertest toch een redelijke selectie uit<br />

te voeren. Hoe dichter het merkergen bij het<br />

eigenlijke gen ligt des te betrouwbaarder is<br />

de test. Er zijn inmiddels genmerkers bekend<br />

voor vruchtbaarheid en voor bespierdheid<br />

<strong>van</strong> het varken. <strong>De</strong>rgelijke merkertests worden<br />

door IPG gebruikt als een voorfase voor<br />

het opsporen <strong>van</strong> de eigenlijke genen: functionele<br />

mutaties die bruikbaar zijn om echt te<br />

sturen in het fokprogramma (vergelijkbaar<br />

met halothaan gen).<br />

Bij het gebruik <strong>van</strong> DNA testen voor merkers<br />

of genen, is er géén sprake <strong>van</strong> genetische<br />

modificatie. We selecteren alleen die varkens<br />

die een bepaalde genetische verankerde eigenschap<br />

bij zich dragen, iets wat eigenlijk al sinds<br />

mensenheugenis gebeurt via domesticatie en<br />

de traditionele fokkerij met behulp <strong>van</strong> selectie<br />

op fenotype. <strong>De</strong> effectiviteit <strong>van</strong> de fokkerij is,<br />

door gebruik te maken <strong>van</strong> DNA testen, te verbeteren<br />

maar het kan vooralsnog de traditionele<br />

manier <strong>van</strong> fokkerij niet ver<strong>van</strong>gen."<br />

U ziet dus in de toekomst een belangrijke<br />

rol voor dit soort DNA testen?<br />

”Zeker is dat niet maar wat wel voor 100%<br />

zeker is, is dat 19 paar chromosomen de<br />

eigenschappen <strong>van</strong> een varken bepalen. We<br />

zijn nog maar net begonnen met het ontrafelen<br />

<strong>van</strong> de bouwtekening <strong>van</strong> het varken,<br />

we hebben naar schatting nog maar 1 of 2<br />

procent <strong>van</strong> de benodigde informatie in kaart<br />

gebracht. We hoeven dit trouwens ook niet<br />

voor 100% in kaart te brengen, immers<br />

alleen de economisch zinvolle eigenschappen<br />

zijn in dit kader belangrijk.<br />

Het kan trouwens ook best zo zijn dat we<br />

over enkele jaren moeten concluderen dat we<br />

voor bepaalde kenmerken op de verkeerde<br />

weg zitten. Dat was een jaar of tien geleden<br />

ook het geval toen we meenden dat we met<br />

het volledig in kaart brengen <strong>van</strong> de DNA<br />

sequentie <strong>van</strong> mens en varken alles zouden<br />

kunnen. Nu weten we echter dat dit nog maar<br />

het begin is. Het is dus echt een leerproces<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 46<br />

waar het moleculair genetisch onderzoek op<br />

dit moment mee bezig is.”<br />

Wereldwijd wordt veel onderzoek gedaan<br />

naar de genetische achtergronden <strong>van</strong> het<br />

leven. Is de kennis bij andere diersoorten<br />

en de mens overigens ook bruikbaar voor<br />

de varkenshouderij?<br />

”Geld voor vernieuwend onderzoek is inmiddels<br />

een groot probleem in de varkenshouderij;<br />

het is immers een relatief kleine tak met<br />

wereldwijd steeds geringere overheidsfinanciering.<br />

In de humane sector wordt veel meer<br />

geld voor de ontwikkeling <strong>van</strong> kennis op dit<br />

gebied uitgegeven. Kennis die humaan op het<br />

gebied <strong>van</strong> de moleculaire genetica wordt<br />

opgedaan is gebleken voor een groot deel<br />

ook bruikbaar te zijn voor varkens trouwens<br />

net zo als kennis die opgedaan wordt bij<br />

onderzoek bij andere landbouwhuisdieren en<br />

bijvoorbeeld bij muizen.<br />

Het werkt ook andersom. <strong>De</strong> humane<br />

geneeskunde kijkt met grote interesse naar<br />

het onderzoek dat wij doen op gebied <strong>van</strong> de<br />

erfelijke aanleg <strong>van</strong> bijvoorbeeld spiergroei<br />

bij het varken. <strong>De</strong>ze kennis denken ze namelijk<br />

te kunnen gebruiken bij het onderzoek<br />

naar de behandeling <strong>van</strong> spierziekten bij de<br />

mens”.<br />

Voor welke eigenschappen is er in de<br />

nabije toekomst resultaat met gentesten te<br />

verwachten?<br />

”Op basis <strong>van</strong> de huidige inzichten, verwacht<br />

ik voor de eigenschappen weerstand en<br />

vleeskwaliteit DNA testen die een substantiële<br />

bijdrage kunnen leveren aan de fokkerij<br />

<strong>van</strong> varkens. Dit geeft namelijk de grootste<br />

toegevoegde waarde omdat dit kenmerken<br />

zijn waarvoor we voor een goede selectie op<br />

de traditionele manier veel geld en tijd nodig<br />

hebben. Om te beginnen is het moeilijk en<br />

duur om dergelijke kenmerken te meten.<br />

Voor het meten <strong>van</strong> vleeskwaliteit moet je<br />

het varken eerst slachten en voor het meten<br />

<strong>van</strong> de weerstand moet je de varkens eigenlijk<br />

gecontroleerd ziek maken. In beide<br />

gevallen is het moeilijk om daarna nog met<br />

deze varkens verder te fokken. Daarbij zijn<br />

voor het registreren <strong>van</strong> deze kenmerken heel


veel kostbare metingen nodig. Als het mogelijk<br />

is om via eenvoudig te winnen bloed of<br />

weefselmonsters de genetische aanleg vast te<br />

stellen is voor deze groep <strong>van</strong> kenmerken<br />

veel winst, zowel in tijd en als in genetische<br />

selectie, te halen.”<br />

Betekent dit dat er op korte termijn ziekteresistente<br />

varkens of varkens die een<br />

superkwaliteit vlees hebben op de markt<br />

komen?<br />

”Dat is mogelijk. Ik denk dat vooral op het<br />

gebied <strong>van</strong> vleeskwaliteit tussen nu en 5 jaar<br />

de eerste varkens op de markt komen die<br />

aanvullend geselecteerd zijn aan de hand <strong>van</strong><br />

selectie met behulp <strong>van</strong> DNA testen. Er<br />

wordt op het moment wereldwijd heel veel<br />

geld en menskracht in de techniek <strong>van</strong> gentesten<br />

gestopt en de verwachting is dat dit<br />

resultaat op zal opleveren.”<br />

En varkens met extra weerstand?<br />

”Een gentest voor de selectie op weerstand<br />

ligt een stuk moeilijker. <strong>De</strong> afweer <strong>van</strong> een<br />

varken werkt voor elke kiem anders. Daarbij<br />

zit de algemene weerstand <strong>van</strong> het varken<br />

zeer complex in elkaar en is dit <strong>van</strong> veel factoren<br />

afhankelijk. Het is echter ook bekend<br />

dat weerstand voor een deel erfelijk is. Het<br />

wordt naar mijn mening de kunst om een<br />

goede definitie voor weerstand te formuleren.<br />

Een definitie die meetbaar is, zal de belangrijkste<br />

stap zijn. Vervolgens kun je dan op die<br />

eigenschap gaan selecteren. Dat kan via de<br />

gangbare technieken maar, als je het verantwoordelijke<br />

gen, de genen of de merkers kent,<br />

ook met behulp <strong>van</strong> een gentest.<br />

Ik denk overigens dat een test voor algemene<br />

weerstand de grootste kans maakt.<br />

Specifieke weerstand ligt moeilijk omdat het<br />

varken voor bepaalde infecties resistentie op<br />

kan bouwen zoals bijvoorbeeld het geval is<br />

bij Salmonella infecties. Bij andere soorten<br />

specifieke weerstand zoals bij de ziekte <strong>van</strong><br />

Aujeszky (Veewetziekte) heeft een gentest,<br />

die resistentie aantoont, geen direct nut. Bij<br />

een uitbraak worden immers alle varkens op<br />

het betreffende bedrijf geruimd (wettelijk<br />

vastgelegd).<br />

Een DNA test voor algemene weerstand is,<br />

wat mij betreft, dus een meer reële optie. Het<br />

grote voordeel is dat het in dat geval hopelijk<br />

ook werkzaam zal zijn tegen nu nog onbekende<br />

ziekten.”<br />

Verklarende woordenlijst<br />

<strong>De</strong> genetische wetenschap werkt met talloze<br />

al dan niet nieuwe termen en afkortingen.<br />

Daarom een verklarende woordenlijst:<br />

Allel: één <strong>van</strong> de mogelijke versies <strong>van</strong> een<br />

gen. Diploïde organismen hebben voor elk<br />

locus twee allelen. Dat kunnen dezelfde<br />

allelen zijn (en dan is het betreffende individu<br />

homozygoot voor die locus), of twee verschillende<br />

(dan is het individu heterozygoot).<br />

Antisense: antisense RNA (of DNA) is een<br />

enkele streng nucleïnezuren (RNA of DNA)<br />

complementair met een coderend mRNA<br />

(sense). <strong>De</strong> complementaire strengen binden<br />

met elkaar, waardoor de werking <strong>van</strong> het<br />

mRNA geblokkeerd wordt en er geen eiwitten<br />

meer worden gevormd.<br />

Biotechnologie: de toepassing <strong>van</strong> biologische<br />

mechanismen in productieprocessen.<br />

Centimorgan (c.m.): relatieve maat voor de<br />

afstand tussen twee genen op een chromosoom.<br />

Men zegt dat twee genen één centimorgan<br />

uit elkaar liggen wanneer er onder de<br />

nakomelingen 1% recombinanten zijn.<br />

Chromosoom: draadvormige eiwitstructuur<br />

bestaande uit desoxyribonucleïnezuur<br />

(DNA). Draagt het erfelijke materiaal, dat<br />

gegroepeerd zit in eenheden die men genen<br />

noemt.<br />

Crossing-over: de uitwisseling <strong>van</strong> overeenkomstige<br />

stukken DNA tussen de homologe<br />

chromosomen tijdens de meiose.<br />

Diploïd: cellen zijn diploid wanneer ze <strong>van</strong><br />

elk chromosoom twee exemplaren hebben.<br />

<strong>De</strong>ze exemplaren zijn respectievelijk afkomstig<br />

<strong>van</strong> de vader en <strong>van</strong> de moeder <strong>van</strong> het<br />

individu. Bij de meeste dieren en planten is<br />

dit de ‘normale’ conditie voor alle cellen <strong>van</strong><br />

het lichaam. <strong>De</strong> voortplantingscellen (game-<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 47


ten) zijn echter haploïd : ze hebben slechts<br />

één stel chromosomen.<br />

DNA merker: stukje DNA dat zodanig<br />

DNA-test of probe: enkelstrengs, gekopieerd<br />

stukje DNA dat aan een radioactieve<br />

kleur- of fluorescentiemerker wordt gebonden<br />

en vervolgens gebruikt wordt in een hybridisatie-experiment,<br />

om complementaire stukjes<br />

DNA op te sporen.<br />

Dominant: in de genetica is een allel (A)<br />

dominant wanneer het in heterozygote toestand<br />

(Aa) tot hetzelfde fenotype leidt als in<br />

homozygote toestand (AA). Het andere allel in<br />

de heterozygoot komt dus niet tot uitdrukking.<br />

Dat andere allel (a) noemt men recessief.<br />

Fenotype: de uiterlijke verschijningsvorm<br />

<strong>van</strong> een organisme, de resultante <strong>van</strong> de werking<br />

<strong>van</strong> de genen en tal <strong>van</strong> omgevingsfactoren.<br />

Gen: Een gen of meerdere genen samen dragen<br />

de erfelijke informatie <strong>van</strong> een kenmerk,<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 48<br />

gekoppeld is met de regulerende genen <strong>van</strong><br />

een eigenschap dat zijn aanwezigheid voldoende<br />

is om te voorspellen of het dier de<br />

eigenschap wel of niet heeft.<br />

een gen zorgt voor de bouw <strong>van</strong> een bepaald<br />

eiwit en vertelt zo aan de cellen wat ze in<br />

bepaalde omstandigheden moeten doen.<br />

Wanneer dit stukje chromosoom verder<br />

opgedeeld zou worden, zou het zijn karakteristieke<br />

vermogen verliezen om het betrokken<br />

product aan te maken en om zich te<br />

reproduceren.<br />

Genetische modificatie: de gerichte wijziging<br />

<strong>van</strong> de structuur <strong>van</strong> één of meer genen<br />

in een levend organisme door het inbrengen<br />

<strong>van</strong> een speciës vreemd stukje DNA.<br />

Genotype: de genetische samenstelling <strong>van</strong><br />

een individu, het geheel <strong>van</strong> genen.<br />

GMO of GGO: genetisch gemodificeerd<br />

organisme, een organisme waar<strong>van</strong> de structuur<br />

<strong>van</strong> één of meerdere genen gewijzigd is<br />

door de techniek <strong>van</strong> genetische modificatie.


Heterozygoot: een individu dat voor een<br />

gegeven locus twee verschillende allelen<br />

bezit.<br />

Homozygoot: een individu dat voor een<br />

gegeven locus twee identieke allelen bezit.<br />

Klonen: het doen ontstaan <strong>van</strong> een organisme<br />

of cel, uit een levend organisme of een cel,<br />

met identieke genetische informatie.<br />

Locus: de relatieve positie <strong>van</strong> een gen op<br />

een chromosoom.<br />

Moleculaire biologie: tak <strong>van</strong> de biologie<br />

die het metabolisme in de organismen op<br />

moleculaire schaal bestudeert.<br />

Nucleotiden: <strong>De</strong> genetische code (chromosomen)<br />

is opgebouwd uit vier verschillende<br />

nucleotiden - adenine (A), cytosine (C),<br />

guanine (G) en thymine (T). <strong>De</strong>ze vier basen<br />

zijn chemische stoffen die door een opeenvolging<br />

(bv. AATCGTAGC) een taal vormen<br />

die alle genetische informatie in zich draagt.<br />

Eén gen bestaat al gauw uit een duizendtal<br />

‘letters’.<br />

Oligonucleotide: dit zijn korte DNA- (of<br />

RNA-) moleculen, meestal korter dan 100<br />

basen.<br />

Recessief: in de genetica is een allel (a)<br />

recessief wanneer het enkel in homozygote<br />

toestand (aa) tot uitdrukking gebracht wordt.<br />

<strong>De</strong> heterozygoot (Aa) vertoont dus het kenmerk<br />

niet, maar heeft het fenotype <strong>van</strong> de<br />

dominante homozygoot (AA).<br />

Recombinatie: Het proces waarbij DNA<br />

wordt uitgewisseld tussen twee homologe<br />

chromosomen. Dit gebeurt tijdens de<br />

crossing-over in de meiose (vorming <strong>van</strong><br />

eicellen en zaadcellen).<br />

RNA: ribonucleïnezuur (acid), een afdruk<br />

<strong>van</strong> het DNA (in "spiegelbeeld").<br />

Segregeren: het uiteenwijken <strong>van</strong> de ouderlijke<br />

homologe chromosomen tijdens de<br />

meiose.<br />

T-RNA: transport-RNA, voert de juiste aminozuren<br />

aan naar het mRNA voor de vorming<br />

<strong>van</strong> de eiwitten.<br />

X-chromosoom: één <strong>van</strong> de twee geslachtschromosomen.<br />

Bij zoogdieren hebben vrouwen<br />

twee X-chromosomen, mannen slechts<br />

één. In de plaats <strong>van</strong> het tweede X-chromosoom<br />

hebben mannen een Y-chromsoom.<br />

X-gebonden: kenmerk waar<strong>van</strong> het locus op<br />

het X-chromosoom gelegen is.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 49


Het belang <strong>van</strong> inteelt in de fokkerij<br />

Ir. Gert <strong>van</strong> der Gaag, fokkerijcoördinator<br />

Een <strong>van</strong> de instrumenten <strong>van</strong> de fokkerij is<br />

inteelt. Rond inteelt hangt een negatief imago<br />

maar intelen heeft ook zijn positieve kanten.<br />

Daarom gebruikt de fokkerijorganisatie<br />

TOPIGS inteelt bewust in haar fokprogramma,<br />

dit overigens onder strenge voorwaarden en<br />

strak gecontroleerd.<br />

Inteelt kent verschillende vormen, zo kan<br />

men spreken <strong>van</strong> inteelt op individueel<br />

niveau of <strong>van</strong> inteelt op populatie niveau.<br />

Vaak wordt voor beide vormen echter dezelfde<br />

naam "inteelt" gebruikt wat in de praktijk<br />

nogal eens leidt tot verwarring. Het is echter<br />

<strong>van</strong> belang om de verschijningsvormen <strong>van</strong><br />

inteelt goed uit elkaar te houden. <strong>De</strong> rele<strong>van</strong>tie<br />

<strong>van</strong> de verschillende vormen <strong>van</strong> inteelt<br />

voor het fokprogramma verschillen namelijk<br />

nogal.<br />

Inteelt betekent op zich het paren <strong>van</strong> verwanten<br />

die meer aan elkaar gerelateerd zijn<br />

dan het gemiddelde <strong>van</strong> de populatie. Het<br />

gemiddelde <strong>van</strong> een populatie is triviaal<br />

omdat immers, als men maar ver genoeg<br />

teruggaat in de stamboom <strong>van</strong> een varken, er<br />

altijd wel een familierelatie terug te vinden is<br />

met alle andere varkens uit een populatie.<br />

Een vorm <strong>van</strong> inteelt op individueel niveau is<br />

een paring tussen directe verwanten. Neem<br />

als voorbeeld een beer die zijn moeder dekt.<br />

In dat geval zal het inteeltpercentage <strong>van</strong> de<br />

biggen 25% zijn mits er geen verdere onderlinge<br />

verwantschapsrelaties zijn. <strong>De</strong> gevolgen<br />

<strong>van</strong> een dergelijke paring zijn bij een ieder<br />

bekend. Immers de kans op aangeboren<br />

afwijkingen neemt toe en het prestatie niveau<br />

<strong>van</strong> deze dieren is vaak lager. Trekt men een<br />

parallel met de mens, dan ligt de grens <strong>van</strong><br />

wat men niet meer toestaat ongeveer bij een<br />

neef - nicht relatie ofwel een beer en een<br />

zeug mogen niet eenzelfde grootouder hebben.<br />

In dat geval is het inteeltpercentage <strong>van</strong><br />

de biggen 3,1% mits er geen verdere onderlinge<br />

verwantschapsrelaties zijn. Hoewel de<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 50<br />

gevolgen <strong>van</strong> het paren <strong>van</strong> directe verwanten<br />

dramatisch kan lijken, is het in zich niet<br />

schadelijk voor het gehele fokprogramma;<br />

het hoeft zelfs geen gevolgen te hebben voor<br />

de biggen uit een dergelijke toom. Hebben<br />

biggen uit zo een toom immers zelf geen<br />

afwijkingen en paart men deze dieren later<br />

met een totaal onverwant dier, dan zijn de<br />

biggen uit die toom totaal niet ingeteeld. Er<br />

ontstaat echter een probleem als men in de<br />

gehele populatie geen beer of zeug meer kan<br />

vinden die niet of slechts gering verwant is<br />

aan deze dieren. In dat geval is de gehele<br />

populatie "ingeteeld".<br />

Inteelttoename op populatie niveau is vooral<br />

afhankelijk <strong>van</strong> het aantal beren dat per jaar<br />

in een lijn wordt ingezet en de onderlinge<br />

verwantschap <strong>van</strong> deze beren. Door een<br />

minimum te stellen aan het aantal in te zetten<br />

beren per jaar en door een aantal randvoorwaarden<br />

te stellen ten aanzien <strong>van</strong> de onderlinge<br />

verwantschap tussen deze beren, probeert<br />

een fokkerijcoördinator een brede<br />

selectie te plegen. <strong>De</strong> mate <strong>van</strong> inteelttoename<br />

op populatie niveau heeft belangrijke<br />

consequenties voor het fokprogramma.<br />

Allereerst is het een maat voor het verlies aan<br />

genetische spreiding dat nog voor toekomstige<br />

selectie beschikbaar is. Daarnaast zal bij<br />

een hoge inteelttoename de kans op erfelijke<br />

afwijkingen toenemen en zal het prestatieniveau<br />

<strong>van</strong> de zuivere lijnen verder achterblijven<br />

ten opzichte <strong>van</strong> de gekruiste nakomelingen.<br />

Inteelt heeft vaak een negatieve klank omdat<br />

het wordt gerelateerd aan aangeboren afwijkingen.<br />

In de praktijk wordt het fenomeen<br />

inteelt echter gebruikt om uitgangslijnen te<br />

fokken die een uniform kruisingsproduct<br />

moeten opleveren. Het kruisen <strong>van</strong> twee lijnen<br />

is min of meer het tegenovergestelde <strong>van</strong><br />

inteelt. Hierdoor ontstaat het heterosis effect,<br />

het effect dat de kruising beter presteert dan<br />

het gemiddelde <strong>van</strong> de uitgangslijnen.


Percentage verwantschap geeft de genetische relatie tussen twee dieren weer en betekent<br />

hoeveel procent <strong>van</strong> hun genenpakket identiek is. Bijvoorbeeld de verwantschap<br />

tussen moeder en zoon is, mits geen verdere genetische relaties te benoemen zijn, 50%.<br />

Dit omdat een individu de helft <strong>van</strong> zijn genetisch materiaal <strong>van</strong> moederszijde krijgt.<br />

Of men een verwantschap tussen dieren zal vinden is overigens sterk afhankelijk <strong>van</strong><br />

hoe ver men terug gaat zoeken in de stamboom <strong>van</strong> een dier. Het aantoonbare verwantschapspercentage<br />

tussen dieren is derhalve sterk afhankelijk <strong>van</strong> het aantal generaties<br />

waarvoor men terugrekent. Men kan dus niet over een absoluut verwantschapspercentage<br />

spreken; verwantschap is duidelijk een relatief begrip. Als men in verband<br />

met een paringsadvies een grens aan de verwantschap tussen een beer en een zeug wil<br />

stellen is het <strong>van</strong> belang te weten tot hoeveel generaties terug men de verwantschap<br />

berekent.<br />

Inteeltpercentage is gelijk aan de helft <strong>van</strong> de verwantschap tussen de ouders <strong>van</strong> een<br />

dier. Bijvoorbeeld in de situatie dat een zoon zijn moeder dekt is het inteeltpercentage<br />

25%. Er moet dus een genetische relatie tussen de ouders <strong>van</strong> een dier zijn voordat een<br />

dier een inteelt percentage hoger dan nul heeft. Het inteeltpercentage geeft aan hoeveel<br />

procent <strong>van</strong> de genen, die een nakomeling <strong>van</strong> zijn vader krijgt, een exacte kopie zijn<br />

<strong>van</strong> de genen, die het <strong>van</strong> moeders zijde ont<strong>van</strong>gt.<br />

Inteelttoename. Omdat inteelt een relatief begrip is, spreekt men op populatieniveau<br />

over inteelttoename per jaar of generatie. Inteelttoename is een aanwijzing dat er een<br />

stijging is <strong>van</strong> het gemiddeld inteelt percentage <strong>van</strong> alle dieren in een populatie. <strong>De</strong><br />

inteelttoename in de gesloten fokkerijpopulaties in varkenshouderij varieert afhankelijk<br />

<strong>van</strong> de lijn tussen 0,15 en 1 procent per jaar.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 51


Biggensterfte:<br />

Selectie op sterke of op zware biggen?<br />

Dr. Ir. Egbert Knol, geneticus IPG<br />

Fokkerij is een wonderlijk iets. Het maakt<br />

gebruik <strong>van</strong> het vermogen <strong>van</strong> dieren om<br />

zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.<br />

Het DNA <strong>van</strong> dieren is constant in<br />

beweging, tussen de generaties dan wel te<br />

verstaan. Niet alleen krijgt het dier per chromosomenpaar<br />

steeds één chromosoom <strong>van</strong><br />

zijn vader en één <strong>van</strong> zijn moeder, maar ook<br />

treedt er bij het aanmaken <strong>van</strong> eicellen of<br />

spermacellen gemiddeld per chromosomenpaar<br />

één overkruising op. Dat is een breuk en<br />

herstel tussen beide chromosomen zodat een<br />

deel <strong>van</strong> het maternale chromosoom gecombineerd<br />

wordt met een deel <strong>van</strong> het paternale<br />

en omgekeerd. Dit proces geeft voldoende<br />

flexibiliteit voor de populatie om zich aan te<br />

passen aan externe situaties, bijvoorbeeld<br />

meer of minder voedsel, verandering <strong>van</strong> klimaat<br />

en ziektedruk. Dieren die een goede set<br />

genen hebben zullen meer nakomelingen<br />

krijgen die overleven en hun set genen zal<br />

dus nadrukkelijker worden verspreid ("survival<br />

of the fittest", de best aangepaste).<br />

In de moderne fokkerij maken we daar<strong>van</strong><br />

gebruik door bijvoorbeeld magere dieren te<br />

zien als goed aangepaste dieren. Magere<br />

beren worden op het KI-station geplaatst en<br />

magere gelten worden ingezet als ver<strong>van</strong>ging<br />

voor de huidige fokkerij zeugen.<br />

Enkelvoudige selectie op productiekenmerken<br />

is, zoals elders in dit DM is vermeld, tot nu<br />

toe zeer succesvol gebleken. Langzamerhand<br />

is de fokkerij echter opgeschoven naar selectie<br />

op meer kenmerken tegelijk en naar selectie<br />

op meer complexe kenmerken.<br />

In dit artikel willen we als voorbeeld voor<br />

moderne fokkerij de selectie tegen biggensterfte<br />

behandelen. Lang is biggensterfte<br />

gezien als iets waar fokkerij niets tegen kan<br />

doen omdat biggen doodgelegen worden, aan<br />

de diarree raken of verkommeren. Een variatie<br />

aan redenen met een nog grotere variatie<br />

aan oorzaken. We willen proberen om de<br />

probleemanalyse te schetsen, het werk dat<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 52<br />

verricht moet worden om gegevens in beeld<br />

te brengen, het genetisch model beschrijven<br />

en tenslotte in een biologisch model weergeven<br />

wat we geleerd hebben over de vitaliteit<br />

<strong>van</strong> de neonatale big, dit laatste is in een<br />

separate bijdrage in dit DM uitgewerkt.<br />

Probleem analyse: sterfte tot spenen<br />

Gemiddeld twintig procent <strong>van</strong> de biggen is<br />

dood op het moment <strong>van</strong> spenen! Zeven procent<br />

omdat ze doodgeboren zijn en dertien<br />

procent omdat ze tijdens de lactatie doodgegaan<br />

zijn. Dit zijn Nederlandse cijfers en<br />

natuurlijk zijn er bedrijven die op totaal maar<br />

14 % zitten, maar zelfs dat is in termen <strong>van</strong><br />

productie efficiëntie nog een hoog verlies.<br />

Cijfers uit andere Westerse landen zijn vergelijkbaar<br />

hoog. In een aantal lage lonen landen<br />

zijn de cijfers beduidend lager omdat<br />

daar vaak 24 uur partusbewaking wordt toegepast.<br />

<strong>De</strong> trend in Nederland is naar meer dieren<br />

per arbeidskracht ofwel minder tijd per dier.<br />

Tegelijkertijd gaat mede door de fokkerij de<br />

worpgrootte omhoog met als automatisch<br />

gevolg dat het geboortegewicht per big<br />

omlaag gaat. <strong>De</strong> zeug krijgt dus meer en lichtere<br />

biggen om voor te zorgen, met tegelijkertijd<br />

minder aandacht <strong>van</strong> de zeugenhouder.<br />

Een ideaal recept dus voor problemen.<br />

Via huisvesting, aanpassing <strong>van</strong> de kraamhokken,<br />

hygiëne en voeding zijn de problemen<br />

enigszins onder controle te houden,<br />

maar als de trend doorzet wordt het lastiger,<br />

zeker als onder druk <strong>van</strong> de publieke opinie<br />

zeug en biggen tijdens de lactatie vrij moeten<br />

kunnen rondlopen.<br />

Een laag geboortegewicht wordt als verreweg<br />

de belangrijkste oorzaak gezien <strong>van</strong> biggensterfte,<br />

iets wat op zich niet onlogisch is.<br />

In Figuur 7a is de kraamstalsterfte uitgezet<br />

tegen het geboortegewicht en het is duidelijk<br />

dat een big <strong>van</strong> 500 g geen overlevingskansen


heeft. Tegelijkertijd is uit de frequentie verdeling<br />

<strong>van</strong> geboortegewicht echter ook duidelijk<br />

dat er erg weinig biggen <strong>van</strong> 500 gram<br />

of minder worden geboren.<br />

Stel dat er in deze situatie sprake is <strong>van</strong> 14 %<br />

sterfte en dus <strong>van</strong> 86 % overleving dan zijn er<br />

7a 7b<br />

7c 7d<br />

drie mogelijkheden om de overleving te verhogen.<br />

Dat zijn: het verhogen <strong>van</strong> het<br />

geboortegewicht (Fig. 7b), het verminderen<br />

<strong>van</strong> de variatie in geboortegewicht (Fig. 7c)<br />

en het verhogen <strong>van</strong> de overlevingskans bij<br />

een gegeven geboortegewicht (Fig. 7d).<br />

Fig 7a: <strong>De</strong> rode lijn is de normaalverdeling voor geboortegewicht <strong>van</strong> biggen, de blauwe lijn de<br />

overlevingscurve. Vermenigvuldiging <strong>van</strong> deze twee geeft de gemiddelde overleving <strong>van</strong> de biggen<br />

op het bedrijf (86,3 %). Fig 7b: verschuiving <strong>van</strong> de normaalverdeling, dat is biggen gemiddeld<br />

zwaarder maken, geeft een verhoging <strong>van</strong> de overleving (88,9 %). Fig 7c: biggen uniformer maken<br />

in geboortegewicht geeft ook een verhoging <strong>van</strong> de gemiddelde overleving (87,1 %). Fig 7d:<br />

Verhoging <strong>van</strong> de overlevings-kansen op een bepaald gewicht, optrekken <strong>van</strong> de overlevingscurve<br />

geeft een verhoging <strong>van</strong> de gemiddelde overleving naar 88,4 %.<br />

Gegevensverzameling: 800.000 biggen<br />

Om zinvolle uitspraken te kunnen doen over<br />

deze materie zijn gegevens <strong>van</strong> veel biggen<br />

nodig. Basis <strong>van</strong> veel goed werk is noeste<br />

arbeid, zo ook hier. Kernpunt is het individueel<br />

wegen <strong>van</strong> geboren biggen, inclusief<br />

de doodgeboren biggen, waarbij de vader en<br />

moeder onomstotelijk zeker bekend moeten<br />

zijn. Hierbij is een goede registratie <strong>van</strong> dekkingen<br />

noodzakelijk zodat bij overinseminaties<br />

gecontroleerd kan worden dat dezelfde<br />

beer is gebruikt als bij de eerste inseminatie.<br />

Ook het overleggen naar een pleegzeug<br />

wordt geregistreerd of sterker nog, vooral het<br />

overleggen wordt geregistreerd, omdat dit<br />

één <strong>van</strong> de redenen is waarom selectie tegen<br />

sterfte zo lastig is. Zwakke biggen worden<br />

vaak overgelegd naar goede zeugen. Als deze<br />

biggen toch nog dood gaan krijgt de zeug de<br />

schuld in termen <strong>van</strong> een slecht worprecord<br />

in het zeugenmanagement systeem, terwijl<br />

mogelijk de overlevingskans <strong>van</strong> de big zelf<br />

in dit geval een grotere rol speelt.<br />

<strong>De</strong>ze gegevensverzameling levert op een<br />

bedrijf <strong>van</strong> 200 zeugen 5000 gegevens per<br />

jaar op <strong>van</strong> individuele biggen. <strong>De</strong>ze gegevens<br />

worden nu al voor een vrij groot aantal<br />

bedrijven over een flink aantal jaren bijgehouden.<br />

<strong>De</strong> database bevat daarom in 2004<br />

inmiddels al 920.000 biggen met gegevens<br />

en groeit jaarlijks met zo’n 120.000 biggen.<br />

<strong>De</strong> deelnemende bedrijven liggen in verschillende<br />

landen. <strong>De</strong> bedrijven hebben een<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 53


verschillende gezondheidsstatus en leveren<br />

een verschillende input <strong>van</strong> o.a. de factor<br />

arbeid. Ook de gebruikte lijnen en kruisingen<br />

verschillen. Al deze informatie over de<br />

bedrijven is overigens bekend.<br />

Genetisch model<br />

<strong>De</strong> hoeveelheid gegevens is ruim voldoende<br />

om in te verdrinken. Om een voldoende grote<br />

worp ter wereld te kunnen brengen heeft een<br />

zeug goede genen nodig om voldoende eicellen<br />

te ovuleren, de embryo’s in te laten neste-<br />

Kenmerk Erf. Permanent Herhaal Beer Genetische<br />

graad milieu baarheid invloed variatie<br />

Totaal geboren 0,09 0,13 0,21 0,02 0,7<br />

Geboortegewicht 0,30 0,10 0,40 0,02 0,0168<br />

Variatie in gg 0,07 0,04 0,11 0,01 0,057<br />

Drachtlengte 0,34 0,07 0,41 0,06 0,75<br />

Bronnen <strong>van</strong> variatie bij een aantal vruchtbaarheidskenmerken<br />

<strong>De</strong> erfelijkheidsgraad <strong>van</strong> worpgrootte gemeten<br />

als kenmerk <strong>van</strong> de zeug is 0.09, oftewel<br />

9 % <strong>van</strong> de verschillen in worpgrootte tussen<br />

zeugen heeft een erfelijke achtergrond. <strong>De</strong><br />

invloed <strong>van</strong> de dekkende beer beperkt zich tot<br />

een procentje of twee <strong>van</strong> de verschillen.<br />

<strong>De</strong> kolom permanent milieu is lastig te interpreteren.<br />

Het geeft aan hoe goed of slecht<br />

een zeug ‘in het spoor’ gezet is. Een voorbeeld:<br />

een gelt die een gezonde opfok achter<br />

de rug heeft met een perfect uitgevoerd vaccinatieprogramma<br />

zal een betere eerste worp<br />

leveren dan andere gelten, maar ook betere<br />

2e, 3de en volgende worpen. Bij worpgrootte<br />

verklaart dit fenomeen zo’n 13 % <strong>van</strong> de<br />

verschillen.<br />

<strong>De</strong> andere kenmerken zijn nu een stuk eenvoudiger<br />

te lezen. Interessant is geboortegewicht.<br />

Dit is vrijwel uitsluitend een zeugkenmerk,<br />

de invloed <strong>van</strong> de beer is opvallend<br />

klein. Dit in tegenstelling tot de situatie bij<br />

de mens en het rund waar de vader een<br />

belangrijke rol speelt bij het bepalen <strong>van</strong> het<br />

geboortegewicht. Kennelijk zouden biggen<br />

prenataal veel harder kunnen groeien dan ze<br />

doen als de baarmoeder niet de beperkende<br />

factor was. Dit fenomomeen wordt zichtbaar<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 54<br />

len en ze met een goede baarmoeder tot wasdom<br />

te laten komen. Moederzorg genen<br />

komen in deze stadia nog niet ter sprake.<br />

Genen <strong>van</strong> de big zouden wel <strong>van</strong> belang<br />

kunnen zijn. Een heel zwakke big zou het<br />

zelfs in een goede baarmoeder wel eens af<br />

kunnen leggen. <strong>De</strong> genen <strong>van</strong> de big komen<br />

voor de helft <strong>van</strong> de vader en de helft <strong>van</strong> de<br />

moeder. <strong>De</strong> vraag kan dus ook anders gesteld<br />

worden: wat is de invloed <strong>van</strong> de dekkende<br />

beer op het kenmerk worpgrootte? In de<br />

Tabel een aantal antwoorden.<br />

bij kleinere worpen; biggen zijn hier aanzienlijk<br />

zwaarder omdat de baarmoeder veel<br />

minder beperkend is.<br />

<strong>De</strong> drachtlengte is behoorlijk erfelijk en kent<br />

een relatief grote invloed <strong>van</strong> de beer. <strong>De</strong><br />

genen <strong>van</strong> de big spelen namelijk een rol bij<br />

het in gang zetten <strong>van</strong> de partus.<br />

Erfelijkheidsgraad plus permanent milieu<br />

resulteren in de herhaalbaarheid <strong>van</strong> een kenmerk.<br />

Herhaalbaarheid <strong>van</strong> drachtlengte<br />

komt uit in de buurt <strong>van</strong> de 50 %, ofwel een<br />

zeug die lang draagt zal dat ook in de volgende<br />

worp doen.<br />

Variatie in geboortegewicht en daarmee ook<br />

het complement, uniformiteit, is erfelijk. <strong>De</strong><br />

erfelijkheidsgraad is maar iets lager dan die<br />

<strong>van</strong> worpgrootte en <strong>van</strong> worpgrootte weten<br />

we dat er middels selectie aanzienlijke vooruitgang<br />

geboekt kan worden.<br />

Overleving <strong>van</strong> biggen kent de laagste erfelijkheidsgraad<br />

<strong>van</strong> het rijtje, maar is <strong>van</strong> deze<br />

kenmerken ook het enige kenmerk, waarbij<br />

de moedereigenschappen wel een rol spelen.<br />

Toch is de erfelijkheidsgraad niet veel lager<br />

dan die <strong>van</strong> worpgrootte en moet genetische<br />

verbetering dus mogelijk zijn.


<strong>De</strong> laatste kolom in de Tabel geeft de genetische<br />

correlatie met overleving weer. Als deze<br />

correlatie 1 is betekent het dat iedere standaard<br />

eenheid verandering <strong>van</strong> het kenmerk leidt tot<br />

één standaard eenheid verandering in overleving.<br />

<strong>De</strong> correlatie met worpgrootte is 0.3 en<br />

positief. Selectie op grotere worpen leidt dus<br />

tot meer sterfte, selectie op langere dracht leidt<br />

tot minder sterfte en, zeer verrassend, selectie<br />

op geboortegewicht leidt in termen <strong>van</strong> overleving<br />

tot vrijwel niets! Een eerste sterke aanwijzing<br />

dat selectie op geboortegewicht niets<br />

aan de sterfteproblemen zal gaan doen.<br />

Overleving<br />

Worpgrootte -0,4<br />

Geboortegewicht 0,1<br />

Uniformiteit -0,3<br />

Drachtlengte 0,4<br />

Genetische correlaties <strong>van</strong> vruchtbaarheidskenmerken<br />

met overleving.<br />

We zijn verder gegaan met het analyseren<br />

<strong>van</strong> de individuele biggegevens en hebben<br />

daarbij gecorrigeerd voor geboortegewicht<br />

en geslacht. In de stal is het volstrekt duidelijk:<br />

een lichte big maakt aanzienlijk minder<br />

kans op overleven dan een zware big. Dit<br />

betekent echter niet dat, als alle biggen 100<br />

gram zwaarder worden door selectie, de totale<br />

sterfte afneemt! Concurrentie speelt een<br />

belangrijke rol, de relatieve positie <strong>van</strong> een<br />

big t.o.v. hokgenoten.<br />

Vervolgens zijn de effecten geschat <strong>van</strong> de<br />

genen <strong>van</strong> de vader, de moeder en de zogende<br />

moeder. Grofweg is de verdeling 45 %<br />

invloed <strong>van</strong> de big en 55 % <strong>van</strong> de zogende<br />

moeder, waarbij vader en moeder evenveel<br />

invloed hebben op de genen <strong>van</strong> de big. Dit<br />

betekent dat het zin heeft om in een berenlijn<br />

te selecteren op sterkere biggen.<br />

Fig 8. Overlevingscurven <strong>van</strong> biggen <strong>van</strong> een aantal beren. <strong>De</strong> Y-as geeft de overlevingskans weer,<br />

de X-as het individuele geboortegewicht. Iedere curve representeert een beer en is gebaseerd op<br />

meer dan 300 bigwaarnemingen. <strong>De</strong>ze verschillen zijn statistisch getest en significant.<br />

Bewijs en anekdotes<br />

Het formele bewijs dat het aanzienlijk beter<br />

is om op overleving te selecteren dan op verhoging<br />

<strong>van</strong> het geboortegewicht ligt in de<br />

genetische parameters besloten. Er is echter<br />

een overweldigende hoeveelheid anekdotische<br />

genetische en biologische voorbeelden<br />

dat de genetische theorie klopt. Drie genetische<br />

voorbeelden worden hier gegeven. Het<br />

eerste voorbeeld is te zien in Figuur 8.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 55


Het tweede voorbeeld is een dragende zeugenstal<br />

met iets meer dan 200 drachtige<br />

zeugen. <strong>De</strong>ze zeugen kunnen in twee groepen<br />

verdeeld worden op basis <strong>van</strong> de verwachte<br />

kwaliteit <strong>van</strong> hun biggen. Dit is<br />

gedaan op basis <strong>van</strong> de verwachte overleving<br />

en op basis <strong>van</strong> het verwachte geboortegewicht.<br />

Daarna hebben de zeugen geworpen<br />

en zijn de werkelijke prestaties geregistreerd.<br />

<strong>De</strong> Tabel geeft daar het resultaat <strong>van</strong>. Ook<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 56<br />

deze cijfers zijn statistisch gecheckt.<br />

Indeling op overleving levert exact het verwachte<br />

resultaat op. Hogere overleving, de<br />

zelfde worpgrootte, met - opmerkelijk - een<br />

iets lager geboortegewicht en een betere uniformiteit.<br />

Selectie op geboortegewicht levert<br />

zwaardere biggen op, maar geen betere overleving.<br />

<strong>De</strong>rhalve een tweede zeer sterke aanwijzing<br />

dat selectie op overleving beter is<br />

dan selectie op geboortegewicht.<br />

FW laag FW hoog FW laag FW hoog<br />

Aantal worpen 107 108 107 108<br />

Fokwaarde (%, kg resp.) -0,76 4,21 -0,53 0,88<br />

Big overleving totaal (%) 78,9 83,6 80,2 82,3<br />

Geboorte overleving (%) 90,7 93,4 90,8 93,3<br />

Lactatie overleving (%) 86,7 89,4 88,1 88,1<br />

Totaal geboren 12,53 12,31 12,62 12,22<br />

Geslachtsverhouding 51,8 53,0 51,0 53,8<br />

Worp massa 18,1 17,6 17,5 18,2<br />

Gem. Geboortegewicht 1480 1460 1410 1520<br />

Variatie in geb. Gew. 302 295 293 304<br />

# gespeend 9,89 10,19 10,06 10,01<br />

Ruim 200 worpen zijn vóór de partus ingedeeld op de te verwachten overleving <strong>van</strong> de biggen dan<br />

wel op het te verwachten geboortegewicht op basis <strong>van</strong> de fokwaarden (FW) voor die kenmerken.<br />

Gerealiseerde resultaten zijn weergegeven.<br />

Tenslotte het derde voorbeeld. Op basis <strong>van</strong> de<br />

genetische parameters kan een inschatting<br />

gemaakt worden <strong>van</strong> de genetische vooruitgang<br />

bij een bepaalde selectiestrategie. We hebben<br />

gekozen voor drie vrij extreme strategieën,<br />

de werkelijkheid is altijd genuanceerder:<br />

a. selectie op uitsluitend worpgrootte,<br />

b. selectie op worpgrootte en geboortegewicht,<br />

c. selectie op worpgrootte en overleving.<br />

<strong>De</strong> resultaten zijn weergegeven in de Tabel op<br />

pag. 57. Interessant is dat strategie a en c hetzelfde<br />

resultaat opleveren in termen <strong>van</strong><br />

gespeende biggen per worp, maar dat doet<br />

door te smijten met energie-, heel veel<br />

geboren biggen, maar ook heel veel sterfte-,<br />

terwijl c het veel gematigder doet. Strategie b<br />

leidt tot niets. Na 15 jaar selectie zijn de worpgrootte<br />

en de overleving nog steeds hetzelfde,<br />

hoewel de biggen wel veel zwaarder geworden<br />

zijn.<br />

<strong>De</strong> laatste twee kolommen in deze Tabel<br />

geven de vooruitgang in productie weer <strong>van</strong><br />

de TOPIGS 20 en TOPIGS 40 zeugen over de<br />

laatste 4 jaar. Het interessante is dat de<br />

TOPIGS 20 zeugen in hoge mate geselecteerd<br />

zijn volgens strategie a en de TOPIGS 40 zeugen<br />

volgens het c-scenario. Vooruitgang in<br />

gespeende biggen per worp is vrijwel hetzelfde,<br />

de manier waarop verschilt behoorlijk.<br />

Voor ons het definitieve bewijs dat selectie op<br />

overleving mogelijk is.


10 jaar voorspelling 5 jaar gerealiseerd<br />

(1998-2003)<br />

Basis Worp- Worpgr + Economie TOPIGS TOPIGS<br />

grootte Gebgew. 20 40<br />

Worp index 2,32 2,35 2,35 2,35<br />

Totaal geboren 12,20 13,70 12,26 13,46 + 0,83 + 0,41<br />

Levend geboren 11,30 12,72 11,22 12,66 + 0,65 + 0,40<br />

Doodgeboren 0,90 0,98 1,04 0,80 + 0,19 + 0,01<br />

% Doodgeboren 7,38 7,14 8,46 5,94<br />

% Kraamstalsterfte 12,90 15,72 12,78 13,86<br />

Big overleving 80,3 78,3 79,8 81,0<br />

Gespeend/worp 9,80 10,72 9,79 10,91 + 0,45 + 0,50<br />

Gepeend/z/j 22,8 25,2 23,0 25,6<br />

Geboortegewicht 1,45 1,34 1,74 1,35<br />

Variatie in geb.gew 280 280 310 274<br />

Worp massa 17,7 18,4 21,3 18,1<br />

Voorspelde vooruitgang in vruchtbaarheidskenmerken gebaseerd op genetische parameters en<br />

gerealiseerde vooruitgang op basis <strong>van</strong> gekruiste nakomelingen en verschillende fokdoelen.<br />

Hoe nu verder<br />

Selectie op bigoverleving werkt. Het aardige<br />

is dat ook het ‘waarom het werkt’ onderzocht<br />

is, zie de bijdrage <strong>van</strong> Jascha Leenhouwers in<br />

ditzelfde nummer. Selectie op bigvitaliteit is<br />

inmiddels ingebouwd in alle TOPIGS beren<br />

en zeugenlijnen. Minstens zo veelbelovend is<br />

de selectie op moedereigenschappen. Erfelijkheidsgraad<br />

<strong>van</strong> het kenmerk is hoger dan voor<br />

bigvitaliteit en de te verwachten vooruitgang<br />

daarmee hoger. Volledig begrip over de achtergronden,<br />

over het waarom is er echter nog<br />

niet en is onderwerp <strong>van</strong> verder onderzoek.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 57


Biggensterfte: biologische verklaringen voor<br />

gevonden genetische verschillen<br />

Dr. Ir. Jascha Leenhouwers, wetenschappelijk medewerker Wageningen UR<br />

Kennis over de biologische achtergrond <strong>van</strong><br />

genetische verschillen in biggensterfte vergroot<br />

het inzicht in de gevolgen <strong>van</strong> genetische<br />

selectie. Dit soort informatie kan bijdragen<br />

aan het ontwikkelen <strong>van</strong> evenwichtige<br />

selectiestrategieën bezien <strong>van</strong>uit fysiologisch<br />

oogpunt.<br />

<strong>De</strong> biologische achtergrond <strong>van</strong> genetisch<br />

bepaalde verschillen in biggensterfte is<br />

onderzocht door biologische kenmerken te<br />

meten aan biggen met een bekende genetische<br />

aanleg voor overleving. Bij de keuze<br />

<strong>van</strong> de kenmerken is de aandacht vooral<br />

gericht op het geboorteproces en de eerste<br />

dagen na partus, aangezien dan de meeste<br />

sterfte plaatsvindt (80%).<br />

Gedrag na de geboorte<br />

Als eerste is het gedrag <strong>van</strong> biggen direct na<br />

de geboorte onderzocht in relatie tot de genetische<br />

aanleg voor overleving. Pasgeboren<br />

biggen zijn erg koudegevoelig. Ze hebben bij<br />

de geboorte weinig energiereserves in de<br />

vorm <strong>van</strong> glycogeen en vet. Daarbij is het<br />

fysiologisch mechanisme, om hun lichaamstemperatuur<br />

op peil te houden, nog niet goed<br />

ontwikkeld. Een snelle biestopname na de<br />

geboorte is dan ook voor de pasgeboren big<br />

<strong>van</strong> levensbelang. Biest verschaft, naast<br />

maternale antistoffen, ook energie.<br />

Onderzoek heeft aangetoond dat er een sterk<br />

verband bestaat tussen de overlevingskans<br />

<strong>van</strong> een big en de tijd die verstrijkt tussen<br />

geboorte en de eerste keer opname <strong>van</strong> biest.<br />

In Figuur 9 is te zien dat de overlevingskansen<br />

sterk afnemen met toenemende tijd tot<br />

eerste biestopname. <strong>De</strong>ze figuur laat ook<br />

zien dat vooral lichte biggen een verhoogd<br />

risico lopen.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 58<br />

Figuur 9 overlevingskans en biestopname<br />

Op een TOPIGS bedrijf in Brazilië is er vervolgens<br />

gekeken of die betere overleving<br />

misschien verklaard kan worden door een<br />

snellere biestopname direct na de geboorte.<br />

In totaal zijn 25 partussen geobserveerd.<br />

Voor elke geboren big is de tijd tot eerste biestopname<br />

gemeten. Al deze biggen hadden een<br />

bekende genetische aanleg voor overleving<br />

die geschat is als het gemiddelde <strong>van</strong> hun<br />

vader en moeder.<br />

Het resultaat <strong>van</strong> dit experiment was opvallend.<br />

Overeenkomend met de resultaten <strong>van</strong><br />

het onderzoek <strong>van</strong> Egbert Knol was de sterfte<br />

lager in de worpen met een hoge genetische<br />

aanleg voor overleving in vergelijking met<br />

worpen met een lage genetische aanleg.<br />

Echter de tijd tot eerste biestopname verschilde<br />

niet tussen biggen met een hoge en<br />

lage genetische aanleg voor overleving.<br />

Blijkbaar moeten biologische verklaringen<br />

voor genetische verschillen in overleving dus<br />

niet gezocht worden in verschillen in gedrag<br />

direct na de geboorte.<br />

Periode net voor de geboorte: cortisol<br />

<strong>De</strong> mate <strong>van</strong> ontwikkeling <strong>van</strong> een big aan<br />

het eind <strong>van</strong> de dracht is een ander biologisch<br />

kenmerk dat gerelateerd is aan de overlevingskans<br />

tijdens en na de geboorte.<br />

Hartglycogeen speelt bijvoorbeeld een rol bij<br />

de weerstand tegen zuurstoftekort tijdens de


partus. Glycogeenreserves in lever en spieren<br />

en vetreserves dienen respectievelijk als<br />

energiebron en koude-isolatie. Ze worden<br />

vooral aangesproken bij onvoldoende biestopname<br />

of lagere omgevingstemperaturen.<br />

Een belangrijke factor, die de ontwikkeling<br />

<strong>van</strong> biggen in de laatste fase <strong>van</strong> de dracht stimuleert,<br />

is het bijnierhormoon cortisol.<br />

Foetale biggen produceren de laatste tien<br />

dagen <strong>van</strong> de dracht veel cortisol. Cortisol stimuleert<br />

de ontwikkeling <strong>van</strong> essentiële organen<br />

die betrokken zijn bij overleving, zoals de<br />

longen en het maagdarmstelsel. Ook stimuleert<br />

prenatale cortisolproduktie de aanleg <strong>van</strong><br />

glycogeenreserves in lever en spieren.<br />

Mogelijk kunnen verschillen in overleving<br />

tussen genetisch sterke en zwakke biggen<br />

verklaard worden door verschillen in ontwikkeling<br />

aan het eind <strong>van</strong> de dracht. Dit is<br />

onderzocht door een groot aantal kenmerken<br />

te meten in foetale biggen met een bekende<br />

genetische aanleg voor overleving. Net zoals<br />

in het voorgaande gedragsvoorbeeld, is de<br />

genetische aanleg <strong>van</strong> de foetale biggen<br />

geschat als een gemiddelde <strong>van</strong> hun vader en<br />

moeder.<br />

Bij 46 drachtige gelten is een keizersnede<br />

uitgevoerd op dag 111 <strong>van</strong> de dracht. Van de<br />

ruim 500 foetussen is het lichaamsgewicht<br />

bepaald en zijn de organen (lever, maag, darmen,<br />

bijnieren) gewogen. Ook werden de<br />

glycogeengehaltes in lever en spieren gemeten<br />

en zijn er bloedmonsters genomen ter bepaling<br />

<strong>van</strong> cortisolgehaltes.<br />

In de eerste Tabel zijn de lichaams- en orgaangewichten<br />

weergegeven <strong>van</strong> biggen met<br />

een lage en met een hoge genetische aanleg<br />

voor overleving. Genetisch sterke biggen zijn<br />

iets lichter dan genetisch zwakke biggen. Dit<br />

lijkt verrassend, gezien het positieve verband<br />

tussen overleving en geboortegewicht, maar<br />

is geheel in overstemming met de resultaten<br />

zoals ze beschreven zijn in het artikel <strong>van</strong><br />

Egbert Knol.<br />

EBVps EBVps<br />

Variabele a laag hoog<br />

Lichaamsgewicht (g) 1208 1080<br />

Lever (g/kg LG) 27,9 30,2<br />

Maag (g/kg LG) 5,0 5,2<br />

Dunne darm (g/kg LG) 23,7 24,5<br />

Bijnieren (g/kg LG) 0,105 0,140<br />

Lichaamsgewicht (LG) en orgaangewichten op<br />

dag 111 <strong>van</strong> de dracht <strong>van</strong> foetale biggen met<br />

lage (EBVps laag) en hoge (EBVps hoog) genetische<br />

aanleg voor overleving (EBV=Estimated<br />

Breeding Value)<br />

Genetisch sterke biggen hebben dus wel relatief<br />

ten opzichte <strong>van</strong> hun geboortegewicht<br />

een zwaardere lever, maag, darmen en bijnieren<br />

dan genetisch zwakke biggen. In de<br />

tweede Tabel is vervolgens te zien dat genetisch<br />

sterke biggen hogere glycogeengehaltes<br />

in spier en lever hebben en een hoger<br />

lichaamsvetpercentage. Dit betekent dat deze<br />

biggen over meer energiereserves beschikken<br />

bij de geboorte en daardoor dus beter<br />

kunnen overleven in situaties <strong>van</strong> onvoldoende<br />

biestopname of lage omgevingstemperatuur.<br />

EBVps EBVps<br />

laag hoog<br />

Energiereserves<br />

Leverglycogeen (mg/g) 97 109<br />

Spierglycogeen (mg/g) 69 73<br />

Karkasvet (%) 0,70 0,79<br />

Bloed cortisol (mg/g) 42,8 59,8<br />

Energiereserves en bloed cortisol concentraties<br />

op dag 111 <strong>van</strong> de dracht <strong>van</strong> biggen met lage<br />

(EBVps laag) en hoge (EBVps hoog) genetische<br />

aanleg voor overleving<br />

<strong>De</strong> verklaring voor al deze bevindingen ligt<br />

in het feit dat genetisch sterke biggen veel<br />

meer cortisol produceren gedurende de laatste<br />

dagen <strong>van</strong> de dracht in tegenstelling tot<br />

genetisch zwakke biggen. Zoals eerder<br />

genoemd stimuleert cortisol de rijping <strong>van</strong><br />

vitale organen en de aanleg <strong>van</strong> energiereserves.<br />

Cortisol maakt de big als het ware klaar<br />

voor de overstap <strong>van</strong> de baarmoeder naar de<br />

buitenwereld.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 59


Uit deze resultaten kan worden geconcludeerd<br />

dat genetisch sterke biggen iets lichter<br />

zijn bij geboorte, maar wel beter ontwikkeld<br />

zijn aan het eind <strong>van</strong> de dracht. <strong>De</strong>ze betere<br />

ontwikkeling zou kunnen verklaren waarom<br />

genetisch sterke biggen beter overleven dan<br />

genetisch zwakke biggen.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 60<br />

Op de lange termijn zal selectie op biggensterfte<br />

dus beter ontwikkelde biggen opleveren<br />

bij de geboorte. <strong>De</strong>ze biggen hebben<br />

meer energiereserves en kunnen daardoor<br />

beter overleven onder ongunstige omstandigheden.


Benchmarking: effectief kennis verspreiden<br />

Arjan Neerhof MSc, fokkerijcoördinator<br />

Het belang <strong>van</strong> kennisoverdracht als verkoop<br />

ondersteuning: benchmarking als model voor<br />

de opzet <strong>van</strong> technische service <strong>van</strong> het product.<br />

<strong>De</strong> varkenshouderij is volop in ontwikkeling.<br />

<strong>De</strong>ze ontwikkeling wordt zowel door externe<br />

als interne factoren gedreven. Een <strong>van</strong> de<br />

ontwikkelingen is de overgang <strong>van</strong> een productie-<br />

naar een marktgerichte houderij. Een<br />

gevolg hier<strong>van</strong> is marktsegmentering en het<br />

ontstaan <strong>van</strong> nichemarkten. Elk segment<br />

heeft zijn eigen specifieke kernmerken en<br />

eisen. Verder worden <strong>van</strong>uit de maatschappij<br />

en overheid in toenemende mate productveiligheid,<br />

welzijns- en milieueisen opgelegd.<br />

Benchmarking is een effectief model <strong>van</strong><br />

kennisoverdracht<br />

Enerzijds zijn er de kostprijs verhogende<br />

effecten <strong>van</strong> toenemende markt- en maatschappij-eisen,<br />

anderzijds is er de toenemende<br />

prijsdruk door concurrentie op de wereldmarkt.<br />

Als reactie hierop zoeken varkenshouders<br />

naar wegen om hun marge te vergroten.<br />

Bedrijven worden steeds grootschaliger<br />

en er ontstaan samenwerkingsverbanden<br />

tussen varkensbedrijven bij in- en verkoop.<br />

<strong>De</strong> varkenshouder verandert<br />

<strong>De</strong>ze ontwikkelingen zijn mede mogelijk<br />

gemaakt doordat ook de varkenshouder zelf is<br />

veranderd: <strong>van</strong> boer naar manager / ondernemer.<br />

<strong>De</strong> varkenshouder heeft een toegenomen<br />

opleidings- en kennisniveau. In plaats <strong>van</strong> het<br />

doen <strong>van</strong> uitvoerende werkzaamheden, richt<br />

hij zich steeds meer op het verder ontwikkelen<br />

<strong>van</strong> zijn bedrijf en de oplossing <strong>van</strong> specifieke<br />

problemen en knelpunten op zijn bedrijf.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 61


Voor een bedrijf als TOPIGS neemt daarom<br />

het belang <strong>van</strong> kennisondersteuning en relatiebeheer<br />

steeds meer toe. Varkenshouders<br />

willen bediend worden met praktische en bij<br />

voorkeur kant- en klare oplossingen die<br />

direct op hun bedrijf toepasbaar zijn. Dat is<br />

voor de toeleverancier makkelijker gezegd<br />

dan gedaan want terwijl de varkenshouderij<br />

toeneemt in complexiteit, neemt ook de mate<br />

<strong>van</strong> concurrentie toe door het scherper<br />

inkoopbeleid <strong>van</strong> de varkenshouder. Hoe kan<br />

een bedrijf in deze marktsituatie succesvol<br />

zijn en blijven?<br />

Een mogelijke aanpak voor de <strong>varkensfokkerij</strong><br />

is hiervoor de opzet <strong>van</strong> benchmarking als<br />

organisatievorm voor de technische service<br />

<strong>van</strong> het product. "Benchmark" betekent vrij<br />

vertaald "toetssteen". Benchmarking is het<br />

toetsen <strong>van</strong> een bedrijf aan een ander (voorbeeld)-bedrijf.<br />

Het slagen <strong>van</strong> benchmarking voor de opzet<br />

<strong>van</strong> technische service bij een product staat<br />

of valt met het vinden <strong>van</strong> een geschikt benchmarkbedrijf.<br />

Op dit voorbeeldbedrijf wordt<br />

dan gewerkt met een product <strong>van</strong> de specifieke<br />

toeleverancier. <strong>De</strong> managementomstandigheden<br />

op het bedrijf worden in overleg<br />

met de varkenshouder, indien nodig,<br />

aangepast aan de specifieke eisen <strong>van</strong> het<br />

product en / of het productiesegment waar<br />

binnen de varkenshouder actief is. Hiermee<br />

wordt gedemonstreerd hoe er optimaal met<br />

het product gewerkt kan worden en hoe het<br />

maximale resultaat met het product behaald<br />

kan worden. Wat een geschikt bedrijf is, is<br />

afhankelijk <strong>van</strong> de doelstelling die met de<br />

technische service wordt beoogd. Een tweetal<br />

voorbeelden.<br />

• Indien de klant een integratie <strong>van</strong> bedrijven<br />

is, kan er voor worden gekozen om binnen<br />

de integratie één bedrijf als voorbeeld<br />

bedrijf aan te wijzen. Op dit bedrijf demonstreert<br />

de leverancier de mogelijkheden <strong>van</strong><br />

zijn product en geeft optimale productondersteuning.<br />

Vervolgens dient dit bedrijf als<br />

voorbeeld voor de overige bedrijven binnen<br />

de integratie en is het verder de verantwoordelijkheid<br />

<strong>van</strong> de integratie om de vergaarde<br />

kennis binnen de eigen organisatie<br />

te verspreiden.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 62<br />

• Indien de klant een slachterij is met specifieke<br />

interesses in bepaalde productkwaliteiten,<br />

wordt naar een toeleverend bedrijf<br />

gezocht. Op dit bedrijf kan de situatie worden<br />

geoptimaliseerd gericht op de specifieke<br />

producteisen voor het segment waarin<br />

het bedrijf opereert. Dit bedrijf en de daar<br />

verkregen kennis kan vervolgens als voorbeeld<br />

ingezet worden op andere aan de<br />

slachterij toeleverende bedrijven.<br />

Verder is het <strong>van</strong> belang dat het beoogde<br />

benchmark bedrijf beschikt over een goede<br />

gegevensverzameling en dat de varkenshouder/bedrijfsleiding<br />

interesse heeft in het optimaliseren<br />

<strong>van</strong> de productieomstandigheden<br />

op zijn bedrijf. Hij of zij moet uiteraard vervolgens<br />

deze kennis ook met anderen willen<br />

delen. Het bedrijf hoeft in de uitgangssituatie<br />

niet perse een uitblinker te zijn. Een gemiddeld<br />

bedrijf naar een hoger plan tillen is vaak<br />

leerzamer voor andere bedrijven dan een al<br />

perfect bedrijf verder optimaliseren.<br />

Inzicht in functioneren<br />

Een <strong>van</strong> de voordelen <strong>van</strong> deze benadering is<br />

dat inzicht wordt ontwikkeld in het functioneren<br />

<strong>van</strong> een grotere klantorganisatie, zoals<br />

bijvoorbeeld een varkensintegratie. Dit overigens<br />

niet alleen op managementniveau maar<br />

op alle niveaus <strong>van</strong> de organisatie, zonder dat<br />

elk individueel deelnemend bedrijf bezocht<br />

hoeft te worden. Verder wordt voorkomen dat<br />

men telkens "brandjes moet blussen".<br />

<strong>De</strong> situatie wordt omgedraaid. In plaats <strong>van</strong><br />

dat men alleen in geval <strong>van</strong> problemen op<br />

een bedrijf wordt uitgenodigd, wordt structureel<br />

gewerkt aan het op de juiste wijze<br />

gebruiken <strong>van</strong> het product op het bedrijf en<br />

binnen de integratie.<br />

Tegelijkertijd doet de leverancier kennis op<br />

over de productiewijze en producteisen <strong>van</strong><br />

de klant. <strong>De</strong>ze kennis kan weer toegepast<br />

worden bij andere klanten. Omdat men in dit<br />

geval, in plaats <strong>van</strong> veel bedrijven, slechts<br />

sporadisch het benchmark bedrijf vaker<br />

bezoekt, kan er een diepere relatie worden<br />

ontwikkeld en kan men meer aandacht aan<br />

details besteden.


Verder worden medewerkers <strong>van</strong> de toeleverancier<br />

ook beter op hun adviezen afgerekend,<br />

omdat men hetzelfde bedrijf regelmatig<br />

moet bezoeken. Daar staat tegenover dat<br />

er meer tijd beschikbaar is, omdat het aantal<br />

Benchmarking:<br />

te bezoeken bedrijven afneemt. Door de<br />

hogere bezoekfrequentie wordt ook beter<br />

inzicht verkregen in het functioneren <strong>van</strong> het<br />

benchmark bedrijf.<br />

• Is geen praktijkonderzoek. Het primaire doel is de mogelijkheden <strong>van</strong> een product te<br />

demonstreren en een klantrelatie op te bouwen en is daarmee meer commercieel <strong>van</strong><br />

aard. Dit wil niet zeggen dat ervaringen op een benchmark bedrijf niet tot productontwikkeling<br />

kan leiden en dat een dergelijk bedrijf niet een dubbelrol kan vervullen door,<br />

naast benchmarking, bijvoorbeeld ook onderzoeks activiteiten daar te laten plaatsvinden.<br />

• Hoeft niet ingewikkeld te zijn en moet vooral niet leiden tot een papierwinkel.<br />

• Is als strategie niet alleen toepasbaar bij grote klanten maar ook op markten of marktsegmenten<br />

als geheel.<br />

• Klinkt misschien populair maar wordt als organisatievorm in zijn geheel of gedeeltelijk<br />

in toenemende mate toegepast.<br />

• Hoeft niet beperkt te worden tot de leverancier – klant relatie, maar ook andere leveranciers<br />

zoals bijvoorbeeld de dierenarts en voederleverancier kunnen hierin betrokken worden.<br />

Hierdoor krijgen ook andere toeleveranciers in de varkenssector een beter inzicht in<br />

de producteigenschappen <strong>van</strong> het specifieke product.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 63


Schoon genentransport<br />

Drs. Ir. Han Smits, dierenarts KI-Noord-Brabant<br />

Binnen de varkenshouderij en vooral in de <strong>varkensfokkerij</strong><br />

is er een grote behoefte om genen<br />

te kunnen transporteren en introduceren binnen<br />

een bestaande populatie. Dit kan op verschillende<br />

manieren gebeuren: via levende dieren,<br />

vers of ingevroren sperma en verse of ingevroren<br />

embryo’s. Elk <strong>van</strong> deze methoden heeft zijn<br />

specifieke voor- en nadelen.<br />

Binnen dit genentransport of -introductie is<br />

gezondheid de laatste jaren meer en meer een<br />

bepalende factor geworden. Naast het "pakketje<br />

genen" is het immers in principe altijd mogelijk<br />

om tegelijk ook onwelkome gasten zoals pathogene<br />

micro-organismen mee over te brengen.<br />

Om deze reden worden de veterinaire eisen bij<br />

het genentransport steeds scherper gesteld. Dit<br />

is in het belang <strong>van</strong> zowel de fokker als <strong>van</strong> de<br />

afnemer. Het ligt in de verwachting dat op korte<br />

termijn deze veterinaire eisen alleen nog maar<br />

strenger zullen worden. Hetzelfde geldt voor de<br />

biosecurity (ziektepreventie) maatregelen die<br />

op en rond een varkensbedrijf genomen worden<br />

ter voorkoming <strong>van</strong> introductie of verspreiding<br />

<strong>van</strong> pathogene kiemen.<br />

Het verplaatsen <strong>van</strong> genen vindt binnen<br />

Nederland vaak plaats over kleine afstanden<br />

maar in de <strong>varkensfokkerij</strong> meer en meer<br />

over grotere afstanden tussen landen en zelfs<br />

continenten. Hierdoor kunnen genen over de<br />

hele wereld ingezet worden en kan er met<br />

recht gesproken worden <strong>van</strong> een wereldwijde<br />

fokkerij. Vooral aan het transport over grotere<br />

afstand worden strenge eisen gesteld. Door<br />

de problemen die zich de laatste jaren hebben<br />

voorgedaan met o.a. mond-en-klauwzeer,<br />

varkenspest en vogelgriep worden deze<br />

alleen nog maar stringenter. <strong>De</strong> veterinaire<br />

eisen die gesteld worden aan het genentransport<br />

worden in belangrijke mate gedicteerd<br />

door de Office International des<br />

Epizooties (OIE; tegenwoordig World<br />

Organisation for Animal Health genoemd) in<br />

Parijs. <strong>De</strong> meeste landen conformeren zich<br />

aan de door de OIE gestelde richtlijnen.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 64<br />

Methodes <strong>van</strong> verplaatsing<br />

Met dit voorgaande is het duidelijk dat de<br />

fokkerij de laatste jaren veel geïnvesteerd<br />

heeft in methoden om zo veilig mogelijk<br />

genen te kunnen transporteren. Hieronder<br />

worden in het kort enkele <strong>van</strong> de belangrijkste<br />

methoden beschreven.<br />

1. Kunstmatige inseminatie (KI)<br />

Een methode die in het begin <strong>van</strong> de jaren 50<br />

is ontwikkeld en in de jaren 70 meer toepassing<br />

kreeg door veelvuldige uitbraken <strong>van</strong><br />

Veewetziekten. Ondertussen is de techniek<br />

geperfectioneerd en wordt meer dan 95% <strong>van</strong><br />

de zeugen in Nederland met KI-sperma geïnsemineerd<br />

met tussen de 80-90% dracht en<br />

ruim 11 levend geboren biggen.<br />

<strong>De</strong> methode biedt enorme voordelen in vergelijking<br />

met natuurlijke dekking:<br />

- Er is een veel sterkere genetische vooruitgang<br />

mogelijk: voor elke 20-30 zeugen is één<br />

natuurlijk dekkende beer nodig, maar één<br />

KI-beer is goed voor ongeveer 400 zeugen!<br />

Zeug met inseminatiebeugel


Kunstmatige inseminatie heeft veel voordelen:<br />

het is onder andere veilig en goedkoop<br />

- Daarnaast biedt de methode grote veterinaire<br />

voordelen; ziektes worden veel minder<br />

gemakkelijk verspreid dan in het verleden<br />

toen de beer <strong>van</strong> bedrijf naar bedrijf of<br />

<strong>van</strong> zeug naar zeug ging.<br />

- Het is efficiënter in te zetten waardoor<br />

groepsgewijs werken en ”all-in all-out”<br />

mogelijk is.<br />

- Het is goedkoper.<br />

- Het levert uiteindelijk een beter resultaat<br />

op, omdat de sperma kwaliteit vooraf<br />

gecontroleerd kan worden en de beren<br />

strenger geselecteerd worden.<br />

- Voor de fokkerij is het een heel goede<br />

methode om genen zowel nationaal als<br />

internationaal uit te wisselen en beren op<br />

hetzelfde moment op meerdere plaatsen in<br />

te zetten.<br />

2. Diepvries KI<br />

Pas sinds enkele jaren is het goed mogelijk<br />

om varkenssperma in te vriezen. <strong>De</strong> structuur<br />

<strong>van</strong> de varkensspermacel en vooral het<br />

hoge vetpercentage maakte het heel moeilijk<br />

om zonder veel schade te kunnen invriezen<br />

en ontdooien.<br />

Nu er methoden zijn gevonden om dit probleem<br />

te onder<strong>van</strong>gen wordt diepvriessperma<br />

door TOPIGS als basis <strong>van</strong> het internationale<br />

en intercontinentale genentransport voor de<br />

topfokkerij ingezet.<br />

<strong>De</strong> voordelen <strong>van</strong> deze nieuwe methode zijn:<br />

- Zonder ervaring te hebben kan het door de<br />

boer op het bedrijf simpel worden toegepast.<br />

5 rietjes <strong>van</strong> 0.25 ml worden uit de<br />

vloeibare stikstof gehaald, minimaal 1<br />

minuut ontdooit in een 38°C-bad waarna de<br />

inhoud <strong>van</strong> de rietjes in 80 ml normale verdunningsvloeistof<br />

wordt gedaan. <strong>De</strong> zeug<br />

kan dan op de bekende manier worden<br />

geïnsemineerd. Omdat het sperma mogelijk<br />

minder lang bevruchtend zal zijn, wordt<br />

aangeraden de inseminatie binnen 15-30<br />

minuten na ontdooien uit te voeren en eventuele<br />

overinseminaties te doen met een<br />

interval <strong>van</strong> 12 in plaats <strong>van</strong> 20 uur.<br />

- Zowel het sperma als de beer kunnen na<br />

productie en invriezen op veterinaire veiligheid<br />

onderzocht worden, mede doordat het<br />

sperma in principe in de vloeibare stikstof<br />

jaren bewaard kan blijven.<br />

- Op dit moment liggen de resultaten al tussen<br />

80-90% dracht en rond de 10.5 levend<br />

geboren biggen.<br />

- Afstand en tijd zijn geen belemmerende factoren<br />

meer voor de inzet <strong>van</strong> topfokberen. Als<br />

vers sperma om de één of andere reden enkele<br />

dagen blijft staan is het niet meer te gebruiken.<br />

Diepvriessperma daarentegen kan zonder<br />

problemen een maand onderweg zijn. <strong>De</strong><br />

transport condities <strong>van</strong> vers sperma luisteren<br />

erg nauw; te ruw transport of te lage of te<br />

hoge temperatuur kunnen desastreus zijn voor<br />

de kwaliteit. Met ingevroren sperma moeten<br />

er wel erg vreemde dingen gebeuren wil dat<br />

een negatief effect hebben op de kwaliteit.<br />

Diepvriesrietjes<br />

- Voor de fokkerij biedt de methode een interessant<br />

voordeel omdat het hiermee mogelijk<br />

wordt gemaakt om dezelfde beer op het<br />

zelfde moment onder totaal verschillende<br />

omstandigheden over de hele wereld in te<br />

zetten. Dit maakt het nog betrouwbaarder<br />

en beter mogelijk om de dieren met de<br />

beste genen te selecteren.<br />

3. Embryo Transplantatie (ET)<br />

Het spoelen <strong>van</strong> embryo’s bij donorzeugen<br />

(na operatie, shunten (operatief inkorten <strong>van</strong><br />

de baarmoeder) of slachten), wassen <strong>van</strong> de<br />

embryo’s en vervolgens overzetten in gesynchroniseerde<br />

draagmoeder zeugen.<br />

Het doel <strong>van</strong> deze techniek is het dierziekteveilig<br />

doorgeven <strong>van</strong> volledige pakketjes<br />

genetisch materiaal. Hierdoor is, in tegenstelling<br />

tot bij het gebruik <strong>van</strong> sperma een<br />

volledig nieuwe lijn of bijvoorbeeld een<br />

bedrijfs-KI beer op een bedrijf te introduce-<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 65


en of kan een grote genetische achterstand<br />

in één keer ingehaald worden.<br />

Door de embryo’s volgens vaste procedures<br />

te wassen en antibiotica en enzymen toe te<br />

voegen is de kans op kiemoverdracht tot een<br />

absoluut minimum beperkt. Dit is in vele<br />

proeven voor diverse ziektekiemen bewezen<br />

waardoor de OIE deze methode als dierziekteveiligste<br />

methode <strong>van</strong> genentransport<br />

erkent.<br />

<strong>De</strong> resultaten <strong>van</strong> de chirurgische transplantatie<br />

zijn goed; 90% dracht is te halen.<br />

Omdat deze methode een operatie behoeft is<br />

er in Nederland, mede ingegeven door het<br />

varkensbesluit, de laatste 10 jaar hard<br />

gewerkt aan een niet-chirurgische transplantatie<br />

methode. Hierbij worden de embryo’s<br />

met behulp <strong>van</strong> een embryocatheter via de<br />

vagina transcervicaal ingebracht, wat te vergelijken<br />

is met een gewone inseminatie. <strong>De</strong><br />

resultaten zijn hoopgevend (40-50% dracht)<br />

maar nog niet voldoende om het groot in de<br />

praktijk in te zetten. Een grote belemmering<br />

is de korte houdbaarheid <strong>van</strong> verse embryo’s.<br />

Om dit op te lossen is TOPIGS nu bezig met<br />

een onderzoek, gesubsidieerd door de EU,<br />

naar de combinatie <strong>van</strong> invriezen <strong>van</strong> varkensembryo’s<br />

en de niet-chirurgische transplantatie<br />

methode.<br />

Het wassen <strong>van</strong> embryo’s zorgt er voor dat ziektekiemen<br />

niet worden verspreid<br />

4. Specific Pathogen Free (SPF) of Minimal<br />

Disease (MD)<br />

Biggen worden met behulp <strong>van</strong> een keizersnede<br />

geboren via het openen <strong>van</strong> de baarmoeder<br />

of de gehele verwijdering er<strong>van</strong><br />

(beide al of niet met een steriele tent over het<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 66<br />

operatie gebied). <strong>De</strong> biggen worden na een<br />

desinfecterend bad de eerste weken in een<br />

kiemvrije ruimte opge<strong>van</strong>gen. <strong>De</strong> biggen<br />

worden moederloos opgefokt of bij een SPF<br />

zeug gelegd gedurende de kraamperiode. Na<br />

controle <strong>van</strong> de gezondheidstatus kunnen de<br />

dieren worden overgebracht naar de bestemmingsbedrijven.<br />

Daar vindt er een adaptatie<br />

aan bepaalde micro-organismen plaats<br />

(micro-organismen waar<strong>van</strong> het in de praktijk<br />

op het moment niet mogelijk of niet<br />

gewenst is om <strong>van</strong> vrij te zijn, zoals de apathogene<br />

darmflora en bijvoorbeeld het<br />

Porcine Parvo virus). <strong>De</strong> dieren blijven vrij<br />

<strong>van</strong> gedefinieerde, pathogene micro-organismen.<br />

Steriele geboorte middels keizersnede.<br />

In de meeste gevallen krijgen de nakomelingen<br />

<strong>van</strong> op deze wijze geproduceerde dieren<br />

ook het predikaat SPF (eerste generatie ten<br />

opzichte <strong>van</strong> tweede generatie SPF).<br />

Het grote voordeel <strong>van</strong> deze methode is vooral<br />

in de praktijk gebleken. <strong>De</strong> dieren kunnen<br />

vooral in de mestperiode een veel hogere productie<br />

halen dan hun conventionele soortgenoten:<br />

1100 gram groei per dag tijdens de<br />

mestperiode <strong>van</strong> 25 naar 120 kg is te halen.<br />

Daarnaast is veterinair ingrijpen zelden nodig<br />

en is de groep vleesvarkens bij afleveren<br />

opvallend homogeen; het genetisch potentieel<br />

<strong>van</strong> de dieren wordt veel beter benut.<br />

<strong>De</strong>ze methode <strong>van</strong> produceren wordt als<br />

standaard gebruikt voor hoge gezondheid bij<br />

varkens. <strong>De</strong> meeste topfokbedrijven met<br />

hoge gezondheid <strong>van</strong> de verschillende fokkerijorganisaties<br />

zijn op deze manier opgestart.<br />

Zij vormen de basis op grond waar<strong>van</strong> er voldaan<br />

kan worden aan de internationale veterinaire<br />

regelgeving en de wereldwijde fokkerij.<br />

<strong>De</strong>ze methode is elders in dit


<strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong> uitgebreider<br />

beschreven.<br />

<strong>De</strong> volgende 4 systemen worden in de wereld<br />

vaak gebruikt om de gezondheid <strong>van</strong> de biggen<br />

te verbeteren. Ten gevolge <strong>van</strong> de wetgeving<br />

aangaande minimale speenleeftijd <strong>van</strong><br />

biggen <strong>van</strong> 21 dagen of de RVL eisen mogen<br />

ze hier niet worden toegepast, maar ze worden<br />

hier wel vermeld, omdat ze hun waarde<br />

in het veld meerdere malen hebben bewezen.<br />

5. Piglet snatching<br />

<strong>De</strong> biggen worden direct bij de geboorte<br />

opge<strong>van</strong>gen en zo hygiënisch mogelijk na<br />

een desinfectie bad overgebracht naar een<br />

(gesynchroniseerde) adoptiezeug of worden<br />

zeugloos opgefokt.<br />

Bij Pigletsnatching worden de biggen moederloos<br />

opgefokt.<br />

<strong>De</strong> donorzeug wordt over het algemeen<br />

behandeld met antibiotica en/of gevaccineerd<br />

om het aantal aanwezige micro-organismen<br />

bij de partus te verminderen. <strong>De</strong> adoptiezeug<br />

wordt gevaccineerd ten behoeve <strong>van</strong> het<br />

opwekken <strong>van</strong> antilichamen in de biest en kan<br />

eventueel evenals de biggen worden gemedicineerd.<br />

Net als bij SPF kunnen de biggen<br />

ook moederloos opgefokt worden met biest<br />

<strong>van</strong> SPF zeugen.<br />

Het grote voordeel <strong>van</strong> deze methode is dat<br />

vrij simpel en goedkoop een grote sprong<br />

gemaakt kan worden in gezondheid zonder<br />

daarbij genetische waarde te verliezen. Van<br />

verreweg de meeste infecties kan op deze<br />

manier een vrijwaring plaatsvinden. Van<br />

enkele micro-organismen die óf tijdens de<br />

dracht óf tijdens het geboorteproces de biggen<br />

kunnen infecteren is geen zekerheid te<br />

geven (bijvoorbeeld PRRS virus en streptococcen).<br />

Door batch-gewijs te werken en de<br />

biggen vervolgens op de betreffende infecties<br />

of de afweer daartegen te onderzoeken<br />

kan deze zekerheid wel verkregen worden.<br />

6. Medicated Early Weaning (MEW)<br />

Bij dit systeem worden zeugen vóór het werpen<br />

verplaatst naar een andere locatie (= "offsite"<br />

werpen). Het spenen <strong>van</strong> de biggen<br />

vindt plaats op 5 dagen waarna de zeugen<br />

teruggaan naar het bedrijf <strong>van</strong> herkomst. <strong>De</strong><br />

zeugen worden onder medicatie gesteld in de<br />

periode <strong>van</strong> vóór het werpen tot spenen en de<br />

biggen <strong>van</strong> geboorte tot 5 dagen na het spenen.<br />

Een aanpassing <strong>van</strong> dit systeem is MMEW =<br />

Modified Medicated Early Weaning, waarbij<br />

het werpen "on-site" plaatsvindt. Er wordt<br />

hierbij gespeend <strong>van</strong> 10 tot 21 dagen en de<br />

opfok <strong>van</strong> biggen vindt plaats op een andere<br />

locatie.<br />

7. Segregated Early Weaning (SEW)<br />

Ook een systeem dat evenals het vorige en<br />

het volgende in Amerika is ontwikkeld en<br />

vaak toegepast wordt voor eradicatie <strong>van</strong><br />

ziekten. Het spenen <strong>van</strong> de biggen vindt<br />

plaats tot 21 dagen, gevolgd door opfok in<br />

aparte stallen en met behulp <strong>van</strong> strikte all-in<br />

all-out worden de ouderdieren <strong>van</strong> niet-leeftijdsgenoten<br />

gescheiden (per afdeling maximaal<br />

2 weken leeftijdsverschil).<br />

SW (Segregated Weaning) is hier weer een<br />

variant <strong>van</strong> en wordt in de literatuur ook vermeld<br />

als ASR = Age Segregated Rearing, IW<br />

= Isolated Weaning of SDC = Segregated<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 67


Disease Control. <strong>De</strong> speenleeftijden <strong>van</strong> de<br />

biggen verschillen bij de literatuurvermeldingen<br />

sterk en kan ook na de drie weken<br />

plaatsvinden; bij spenen vóór de 3 weken<br />

komt het overeen met SEW. Dit systeem is<br />

gericht op scheiding <strong>van</strong> gespeende biggen<br />

<strong>van</strong> de ouderdieren en <strong>van</strong> biggen <strong>van</strong> andere<br />

leeftijdsgroepen. In aparte stallen vindt de<br />

opfok plaats met behulp <strong>van</strong> all-in all-out<br />

(per afdeling maximaal 2 weken leeftijdsverschil).<br />

8. Multiple site systeem<br />

<strong>De</strong> oorspronkelijke multiple site definitie<br />

luidt: all-in all-out per site, wat per fok/vermeerderingsbedrijf<br />

meerdere opfok-sites met<br />

daaronder meerdere vleesvarkens-sites met<br />

zich meebrengt. Het houdt het scheiden in<br />

per site <strong>van</strong> de drie verschillende productiefases:<br />

1. fok/vermeerdering tot spenen,<br />

2. opfok <strong>van</strong> de biggen en<br />

3. afmest of opfok tot inzetbare gelt.<br />

Het grote voordeel <strong>van</strong> het multiple site systeem<br />

is het doorbréken <strong>van</strong> de infectieketen.<br />

Nog tijdens de fase dat de biggen door de<br />

bescherming <strong>van</strong> de biest een hoge afweer<br />

bezitten worden ze verplaatst naar een andere<br />

locatie samen met andere biggen met gelijk-<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 68<br />

waardige weerstand en infectieniveau. Op<br />

deze manier zijn er minder verschillende<br />

micro-organismen en ook minder micro-organismen<br />

in aantal aanwezig bij de verschillende<br />

leeftijdsgroepen. In de meeste gevallen is<br />

het beheersen <strong>van</strong> de veterinaire problemen<br />

daardoor beter uit te voeren.<br />

Tegenwoordig ziet men een ontwikkeling<br />

naar een ”two-site” systeem waarbij biggen<br />

direct na spenen naar het vleesvarkensbedrijf<br />

worden overgeplaatst. Het idee is ook hier<br />

het doorbreken <strong>van</strong> de infectieketen op een<br />

moment dat de big nog door maternale<br />

immuniteit beschermd is.<br />

<strong>De</strong>ze opsomming maakt duidelijk hoe de<br />

gezondheid <strong>van</strong> de varkens, vooral in de fokkerij,<br />

verbeterd kan worden zonder daarbij<br />

de genetische waarde te verminderen. <strong>De</strong><br />

fokkerij loopt daarbij voorop in het ontwikkelen<br />

en uitvoeren <strong>van</strong> diverse methodes om<br />

dit te bewerkstelligen. Gedwongen door<br />

veterinaire regelgeving, eisen <strong>van</strong> de klant en<br />

zelfopgelegde eisen zal hier in de toekomst<br />

steeds aan gewerkt blijven worden. Niet om<br />

kasplantjes te produceren, maar om uiteindelijk<br />

een goed product te kunnen blijven leveren,<br />

afgestemd op de vraag <strong>van</strong> de markt en<br />

rekening houdend met de eisen op het gebied<br />

<strong>van</strong> ethiek en welzijn <strong>van</strong>uit de maatschappij.


Productie <strong>van</strong> fokmateriaal onder hoge<br />

gezondheid<br />

Drs. Geertjan <strong>van</strong> Groenland, dierenarts TOPIGS S & D<br />

Diergezondheid en fokkerij gaan hand in<br />

hand. <strong>De</strong> top <strong>van</strong> de fokkerij werkt met een<br />

hoge gezondheidstatus. Door in de top <strong>van</strong><br />

de fokkerij te beginnen met uitroeiingsprogramma’s<br />

is het mogelijk geweest enkele<br />

infecties <strong>van</strong> bedrijven te bannen.<br />

<strong>De</strong> fokkerij <strong>van</strong> varkens staat bovenaan in de<br />

keten <strong>van</strong> de productie <strong>van</strong> varkensvlees.<br />

Mede om die reden is het <strong>van</strong> groot belang<br />

dat de gezondheid op de fokbedrijven op een<br />

hoog peil staat. Het mag duidelijk zijn dat het<br />

verhogen <strong>van</strong> de gezondheid op bedrijven<br />

veel meer moeite kost dan het verlagen. Om<br />

deze reden doen fokkerij instellingen er alles<br />

aan om aan de top <strong>van</strong> de piramide zo veel<br />

mogelijk infecties uit te sluiten. <strong>De</strong> top <strong>van</strong><br />

de fokpiramide is dan ook niet alleen top op<br />

het gebied <strong>van</strong> genetica maar ook top op het<br />

gebied <strong>van</strong> gezondheid.<br />

<strong>De</strong> waarde <strong>van</strong> gezondheid<br />

Voedselveiligheid en dierwelzijn zijn belangrijke<br />

motieven om te werken met bedrijven<br />

met een lage infectiedruk. Immers, wanneer<br />

er weinig micro-organismen zijn waartegen<br />

de dieren zich moeten verweren, is er ook<br />

minder reden preventief of curatief in te grijpen.<br />

Dit komt ten goede aan het dier. Immers<br />

iedere behandeling <strong>van</strong> een dier is een<br />

ingreep die ook invloed heeft op het welzijn<br />

<strong>van</strong> het dier.<br />

Het werken aan voedselveiligheid vraagt om<br />

zekerheden ten aanzien <strong>van</strong> het afwezig zijn<br />

<strong>van</strong> vreemde, voor consumenten schadelijke,<br />

stoffen en hun metabolieten. Naast het voorkomen<br />

<strong>van</strong> residuen is het ook <strong>van</strong> steeds groter<br />

belang te kunnen bewijzen dat het voedsel<br />

vrij is <strong>van</strong> bepaalde, ook voor mensen, infectieuze<br />

agentia. Hierbij kan men denken aan<br />

Salmonella en Campylobacter maar ook<br />

infecties met bijvoorbeeld Streptococcen<br />

kunnen een bedreiging vormen voor de<br />

humane gezondheid en zullen vroeger of later<br />

meegenomen worden in de gewenste garanties<br />

die afnemers <strong>van</strong> fokmateriaal eisen.<br />

Gezonde varkens hebben een positief effect op de<br />

kostprijs <strong>van</strong> varkensvlees.<br />

Van een andere orde is de waarde <strong>van</strong> gezondheid<br />

in het kostenplaatje <strong>van</strong> de productie <strong>van</strong><br />

varkensvlees. Het is eenvoudig te berekenen<br />

en al op een groot aantal bedrijven bewezen<br />

dat, wanneer er met gedefinieerd hogere<br />

gezondheid kan worden gewerkt, de kostprijs<br />

op een aantal punten kan worden verlaagd. Zo<br />

kan de besparing op de veterinaire kosten 30<br />

tot 60 % bedragen. Een verbetering <strong>van</strong> groei<br />

en voerconversie <strong>van</strong> wel 10 a 15 % is mogelijk<br />

en uiteraard treedt ook een vermindering<br />

<strong>van</strong> de uitval op. <strong>De</strong>ze verbeteringen zijn<br />

natuurlijk afhankelijk <strong>van</strong> de populatie waarmee<br />

men de resultaten vergelijkt.<br />

Gezondheid slecht grenzen<br />

Hoge gezondheid zorgt voor het soepel verlopen<br />

<strong>van</strong> een wereldwijde fokkerijstructuur.<br />

Immers wanneer men garanties kan inbouwen<br />

ten aanzien <strong>van</strong> de afwezigheid <strong>van</strong> een<br />

aantal kiemen kan men daarmee ook garanderen<br />

dat genen, in welke vorm dan ook verpakt,<br />

zonder al te veel barrières en risico’s<br />

over grenzen heen kunnen worden getransporteerd.<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 69


Elders in dit <strong>Diergeneeskundig</strong> <strong>Memorandum</strong><br />

staat het belang <strong>van</strong> een dergelijke uitwisseling<br />

voor de fokkerij aangegeven.<br />

Daarnaast is dit "grenzeloos" genenverkeer<br />

nodig om, in het kader <strong>van</strong> continuïteit,<br />

garanties te kunnen bieden aan afnemers in<br />

de diverse landen en om nieuwe landen te<br />

kunnen voorzien <strong>van</strong> fokmateriaal. Het<br />

maakt het mogelijk om zonder problemen de<br />

gewenste hoeveelheden varkens, embryo’s of<br />

sperma met de hoogste genetische kwaliteit<br />

af te leveren.<br />

Methoden <strong>van</strong> het bereiken <strong>van</strong> hogere<br />

gezondheid<br />

Zonder uitputtend te willen zijn volgt hier in<br />

het kort een overzicht <strong>van</strong> methoden waarmee<br />

TOPIGS in een aantal gevallen een hogere<br />

gezondheid op haar (top)fokbedrijven heeft<br />

kunnen bereiken. Telkens is uitgangspunt een<br />

normaal functionerend productieproces waarbij<br />

klinische problematiek veroorzaakt door<br />

infecties grotendeels onder controle zijn. Dit<br />

kan bijvoorbeeld door het uitvoeren <strong>van</strong> een<br />

aangepast vaccinatieprogramma in combinatie<br />

met goed bedrijfsmanagement.<br />

1. Eradicatie en certificering<br />

Binnen de fokkerijstructuur, zoals we die in<br />

Nederland kennen, wordt gewerkt met een aantal<br />

deelcertificaten. <strong>De</strong>ze certificering is mogelijk<br />

doordat er voor een aantal infecties detectie-<br />

en eradicatieprogramma’s zijn ontwikkeld<br />

die vervolgens door een regelmatige monitor<br />

worden gecontroleerd. Voorwaarden voor het<br />

uitvoeren <strong>van</strong> dergelijke programma’s zijn:<br />

• Een grondige kennis <strong>van</strong> de epidemiologie<br />

en de pathogenese <strong>van</strong> een bepaalde infectieziekte.<br />

• Een op basis <strong>van</strong> het bovenstaande ontwikkeld<br />

programma, dat zorgt voor de eliminatie<br />

<strong>van</strong> het betreffende agens.<br />

• Een controleprogramma dat de aanwezigheid<br />

<strong>van</strong> de infectie uitsluit.<br />

• En een structuur die een herinfectie voorkomt.<br />

Binnen de Nederlandse varkenshouderij zijn<br />

voor verschillende infecties certificaten ontwikkeld.<br />

<strong>De</strong>ze zijn in alle gevallen binnen de<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 70<br />

fokkerij toegepast, om de daarmee verkregen<br />

garanties vervolgens in de vorm <strong>van</strong> fokdieren<br />

aan te kunnen bieden aan de afnemers. <strong>De</strong><br />

navolgende aandoeningen zijn middels certificering<br />

in Nederland teruggedrongen.<br />

• Ziekte <strong>van</strong> Aujeszky (Pseudorabies).<br />

Hoewel dit inmiddels een aangifteplichtige<br />

ziekte is geworden, was het in het begin<br />

<strong>van</strong> de bestrijding een vrijwillig programma.<br />

Gezien de aard <strong>van</strong> de infectie, de kennis<br />

<strong>van</strong> de pathogenese en het ter beschikking<br />

hebben <strong>van</strong> een markervaccin is men in de<br />

tachtiger jaren gestart met een strikt vaccinatieprogramma.<br />

Hierbij werd met aangewezen<br />

vaccins gewerkt om de infectiedruk<br />

op bedrijven te verminderen. Nadat een<br />

dergelijk vaccinatieprogramma geruime<br />

tijd is toegepast werd het mogelijk om<br />

middels een test- en removal strategie binnen<br />

de bedrijven dragers <strong>van</strong> het virus te verwijderen.<br />

Vervolgens werd het zaak om op de bedrijven<br />

het slot op de deur te houden, dus geen<br />

nieuwe Pseudorabies-kiemen binnen te<br />

laten. Naast het voortzetten <strong>van</strong> de vaccinatiestrategie<br />

werd ook aan certificering<br />

gewerkt om te voorkomen dat eenmaal<br />

vrijgemaakte bedrijven opnieuw werden<br />

besmet. Strakke controle op zowel vaccinatie<br />

als op het afwezig blijven <strong>van</strong> het virus<br />

hebben het succes <strong>van</strong> de methode weten te<br />

waarborgen.<br />

• Atrophische rhinitis.<br />

Toen het duidelijk werd dat deze ziekte primair<br />

werd veroorzaakt door een bepaald<br />

type Pasteurella werd de haalbaarheid<br />

onderzocht om voor deze bacterie negatieve<br />

bedrijven op te sporen. Het bleek dat<br />

binnen de populatie fokbedrijven in<br />

Nederland er voldoende bedrijven vrij<br />

waren.<br />

Met een protocol hoe dergelijke bedrijven<br />

te onderzoeken (diercategorie, aantal, frequentie)<br />

en de instelling <strong>van</strong> een vaccinatieverbod<br />

werd de zekerheid <strong>van</strong> afwezigheid<br />

<strong>van</strong> de bacterie beter te garanderen.<br />

Het is gebleken dat deze aanpak binnen de<br />

Nederlandse structuur haalbaar was.<br />

Inmiddels voldoen alle Nederlandse varkensfokbedrijven<br />

aan het zogeheten Pm+vrij<br />

certificaat.


Aan<strong>van</strong>kelijk werd aangenomen dat, middels<br />

een aanpak <strong>van</strong> een strak vaccinatieprogramma<br />

en eradicatie <strong>van</strong> positieve dieren,<br />

een bedrijf ook vrij <strong>van</strong> de Pasteurella<br />

verwekker te maken zou zijn. <strong>De</strong>ze aanpak<br />

heeft slechts in een enkel geval geleid tot<br />

certificering.<br />

• Schurft.<br />

<strong>De</strong> cyclus <strong>van</strong> de schurftmijt is relatief eenvoudig<br />

en er zijn effectieve middelen<br />

beschikbaar om deze cyclus te doorbreken.<br />

Mede daarom was het mogelijk een uitroeiingprogramma<br />

te ontwikkelen. Zeker toen<br />

ook nog een serologische test beschikbaar<br />

kwam die aan kan tonen dat het behandelprogramma<br />

ook daadwerkelijk de parasiet<br />

<strong>van</strong> het bedrijf heeft verdreven, is overgegaan<br />

tot een succesvolle certificering <strong>van</strong><br />

het vrij zijn <strong>van</strong> schurft.<br />

Bovengenoemde programma’s hebben hun<br />

waarde binnen de fokkerijpiramide in<br />

Nederland inmiddels bewezen. Het wachten<br />

is op programma’s voor andere aandoeningen.<br />

Vooralsnog wordt hierbij niet voorzien in<br />

de genoemde criteria: grondige kennis <strong>van</strong><br />

het infectiepatroon, dekkende detectie <strong>van</strong> het<br />

virus en met name <strong>van</strong> de dragers en een<br />

effectieve manier <strong>van</strong> het wegwerken <strong>van</strong> het<br />

agens uit de populatie. Totdat dit alles gerealiseerd<br />

is zal men zich tevreden moeten stellen<br />

met het klinisch gezond zijn <strong>van</strong> dieren en<br />

het bedrijf. Daarbij dient er te allen tijde rekening<br />

mee gehouden te worden dat met de dieren<br />

(pathogene) micro-organismen mee een<br />

bedrijf op zullen komen.<br />

2. Doorbreken <strong>van</strong> de infectieketen<br />

Voor een aantal aandoeningen is het mogelijk<br />

varkens uit een mogelijk geïnfecteerde populatie<br />

weg te halen voordat ze geïnfecteerd<br />

raken. In dergelijke gevallen is een quarantaine<br />

stap tussen het bedrijf <strong>van</strong> herkomst en het<br />

uiteindelijke bedrijf <strong>van</strong> bestemming essentieel,<br />

dit om een mogelijke introductie <strong>van</strong><br />

een infectie uit te kunnen sluiten. Het vrij<br />

maken heeft een grotere kans <strong>van</strong> slagen als<br />

de infectiedruk op zowel het bedrijf <strong>van</strong> herkomst<br />

als op het bedrijf <strong>van</strong> bestemming<br />

goed in beeld is gebracht zodat een en ander<br />

op elkaar kan worden afgestemd.<br />

Gangbare methoden voor het doorbreken <strong>van</strong><br />

de infectieketen zijn in het artikel <strong>van</strong> Han<br />

Smits verder uitgewerkt. Methoden die succesvol<br />

zijn en wereldwijd worden toegepast<br />

binnen de TOPIGS fokkerij zijn o.a. (medicated)<br />

early weaning en piglet snatching.<br />

<strong>De</strong>ze methoden kunnen echter onder de huidige<br />

regelgeving niet meer in Nederland<br />

worden uitgevoerd. Daarvoor zullen uitzonderingen<br />

op het varkensbesluit mogelijk<br />

gemaakt moeten worden.<br />

3. <strong>De</strong>-populatie en re-populatie met SPF<br />

dieren om het gezondheidsniveau <strong>van</strong><br />

bedrijven te verhogen.<br />

Wanneer dieren middels - onder steriele<br />

voorwaarden uitgevoerde - keizersnede ter<br />

wereld komen is de kans zeer klein dat ze<br />

geïnfecteerd zijn. Op deze manier zijn dan<br />

ook wereldwijd een aantal populaties opgezet<br />

die vrij zijn <strong>van</strong> een aantal gedefinieerde<br />

kiemen. Een dergelijke populatie heeft dan<br />

de SPF status. SPF is de afkorting voor<br />

"Specified Pathogen Free".<br />

Wanneer gesproken wordt <strong>van</strong> SPF is het<br />

Door een bedrijf na ontvolking te bevolken met<br />

SPF dieren is het eenvoudig om een hogere<br />

gezondheidstatus te creëren.<br />

altijd <strong>van</strong> belang dat men de definitie <strong>van</strong> de<br />

SPF status achterhaalt, immers "Specified"<br />

kan ook op één enkele kiem betrekking hebben.<br />

Daarnaast is het ook <strong>van</strong> belang na te<br />

gaan op welke manier het "Pathogen Free"<br />

wordt gecontroleerd. Monstergrootte, keuze<br />

<strong>van</strong> de te bemonsteren dieren, methodiek <strong>van</strong><br />

onderzoek en de kwaliteit <strong>van</strong> de laboratoria<br />

die de analyses uitvoeren geven inzicht in de<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 71


waarde die aan een bepaalde SPF status is te<br />

verbinden.<br />

Ook is het <strong>van</strong> belang inzicht te krijgen op<br />

welke manier SPF populaties genetisch worden<br />

verbeterd. Met andere woorden welke<br />

veiligheden en zekerheden er gelden bij het<br />

binnen brengen <strong>van</strong> genetisch materiaal in de<br />

vorm <strong>van</strong> bijvoorbeeld sperma of embryo’s.<br />

Het werken met (diepvries-) KI en embryotransplantaties<br />

kan deze zekerheden bieden<br />

(zie elders in dit DM). Vanuit een primair<br />

SPF bedrijf is het ook mogelijk om elders in<br />

de wereld weer nieuwe SPF-populaties te<br />

bevolken.<br />

<strong>De</strong> methode <strong>van</strong> de-pop / re-pop wordt in<br />

steeds meer landen met groot succes ingezet.<br />

<strong>De</strong> terugbetaaltijd <strong>van</strong> een dergelijke operatie<br />

kan sterk uiteenlopen en is afhankelijk <strong>van</strong> de<br />

kosten <strong>van</strong> gezondheidsmanagement die voor<br />

de de-pop werden gemaakt en uiteraard <strong>van</strong> de<br />

economische omstandigheden. Wereldwijde<br />

ervaring leert echter dat een terugbetaaltijd die<br />

ligt tussen de 9 en 18 maanden als haalbaar<br />

moeten worden gezien. Angst voor herbesmetting<br />

na een dergelijke operatie is natuurlijk<br />

terecht. Hierbij moet men echter meenemen<br />

dat wanneer een besmetting met een kiem<br />

plaats vindt, over het algemeen een groot<br />

aantal secundaire ziekteverwekkers op dit<br />

D.M. 52e jaargang - No. 1 blz. 72<br />

soort herbevolkte bedrijven niet aanwezig zal<br />

zijn waardoor de impact <strong>van</strong> de herbesmetting<br />

vele malen lager is dan onder conventionele<br />

omstandigheden. Wanneer dan ook nog<br />

de juiste maatregelen worden genomen om<br />

de kans op herbesmetting zo klein mogelijk<br />

te maken kan, ook in Nederland, met succes<br />

met deze methode worden gewerkt om tot<br />

betere resultaten te komen.<br />

Voorwaarden om hogere gezondheid te<br />

waarborgen<br />

Onafhankelijk <strong>van</strong> de gezondheidsstatus <strong>van</strong><br />

een bedrijf is het uiteraard zaak deze status te<br />

behouden. In wezen maakt het in dit kader niet<br />

uit welke status een varkensbedrijf heeft. Voor<br />

iedere status is het zaak te voorkomen dat<br />

infecties, die niet in de populatie aanwezig zijn,<br />

binnen komen. Een woord dat in dit kader<br />

wordt gebruikt is "biosecurity". Biosecurity<br />

behelst alles wat gedaan moet worden om te<br />

voorkomen dat virussen op een bedrijf de kans<br />

krijgen. Dus niet alleen het buiten houden <strong>van</strong><br />

de infecties (door toepassingen <strong>van</strong> technische<br />

zaken als schone en vuile weg, hygiënesluis,<br />

hekwerk etc. etc.) maar ook het management<br />

binnen het bedrijf speelt hierin een cruciale rol.<br />

Het voert in het kader <strong>van</strong> dit DM echter te ver<br />

om op alle aspecten <strong>van</strong> bio-security in te gaan.<br />

Van hoog naar laag<br />

Voorzorgen bij het werken met SPF-dieren binnen een fokkerijpiramide<br />

Een <strong>van</strong> de uitdagingen <strong>van</strong> het werken met hoge gezondheid is de introductie <strong>van</strong> fokmateriaal met een hogere<br />

gezondheidstatus in populaties waar<strong>van</strong> de gezondheid op een minder hoog peil staat. Als daarbij niet de juiste voorzorgen<br />

worden getroffen bestaat het risico dat het in te voegen diermateriaal geïnfecteerd raakt, mogelijk ziek wordt<br />

en zelfs de zeugenstapel dan weer uit evenwicht kan brengen.<br />

Adaptatie procedures zorgen voor een probleemloze introductie <strong>van</strong> varkens in dierstapels met een andere of<br />

lagere gezondheidstatus. Adapteren betekent dat de dieren gecontroleerd in contact komen met die kiemen waarvoor<br />

ze geen weerstand hebben.<br />

Voor een aantal infecties betekent dit dat de varkens worden gevaccineerd. Dit maakt ze beter bestand tegen een<br />

eventuele infectie. Voor een groot aantal aandoeningen zijn echter geen effectieve vaccins voorhanden. <strong>De</strong> varkens<br />

dienen voor deze aandoeningen –gecontroleerd- met de al aanwezige dieren en of materiaal in contact te<br />

komen. Voor deze vorm <strong>van</strong> adapteren is het niet mogelijk een eenduidig protocol uit te schrijven. Per bedrijf<br />

wordt daarom een plan gemaakt waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden op het ont<strong>van</strong>gende<br />

bedrijf en de status <strong>van</strong> het bedrijf.<br />

Overigens is een vorm <strong>van</strong> adaptatie niet alleen aanbevelenswaardig voor bedrijven met een hoge gezondheidsstatus.<br />

Voor iedere introductie <strong>van</strong> diermateriaal in een bedrijf ongeacht de status is het <strong>van</strong> toepassing. Wanneer<br />

het mogelijk is nieuw aan te leveren dieren op te <strong>van</strong>gen in een separate afdeling zal dit werken als een quarantaine<br />

die voorkomt dat infecties die mogelijk met de dieren meekomen het bedrijf ongecontroleerd kunnen bedreigen.<br />

Wanneer men dan deze quarantaine ook nog gebruikt als adaptatiestal zullen de varkens rustig kunnen<br />

wennen aan de bedrijfsomstandigheden. Adapteren gaat het best door de dieren in contact te brengen met materiaal<br />

(mest) en diercontact (af te voeren gezonde slachtzeugen). Door de dieren goed in de gaten te houden en ze<br />

direct te behandelen in het geval ze ziek worden door de micro-organismen waarmee ze op deze manier in contact<br />

worden gebracht, zullen ze met de minst mogelijke schade afweer op weten te bouwen tegen de bedrijfseigen<br />

microflora. Door dit in isolatie uit te voeren verlaagt men het risico het gezondheidsevenwicht <strong>van</strong> het bedrijf te<br />

verstoren. Een normale adaptatieprocedure duurt ongeveer 6 weken maar in het geval <strong>van</strong> zich traag verspreidende<br />

kiemen of wanneer de uitscheidingsduur <strong>van</strong> micro-organismen na infectie langer is wordt aangeraden de adaptatie<br />

uit te breiden naar 10 tot 12 weken.


EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!