Beleidsregels 2009 - Svb
Beleidsregels 2009 - Svb Beleidsregels 2009 - Svb
SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS 96 uitvaart van de overledene heeft bekostigd, dan wel anderszins financiële verplichtingen van de overledene op zich heeft genomen of in diens levensonderhoud heeft voorzien. Deze laatste categorie van personen kan ook voor uitbetaling van de nog verschuldigde voorzieningen als bedoeld in artikel 16, lid 3, Besluit voorzieningen Remigratiewet in aanmerking komen. Schorsing van de betaling SB1093 Schorsing wegens twijfels aan de rechtmatigheid van de betaling artikel 17, lid 6 AOW jo. artikel 4 Beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juli 1985, artikel 46, lid 3 Anw, artikel 19 AKW en artikel 14 Uitvoeringsbesluit Remigratiewet In alle gevallen waarin twijfel bestaat omtrent de rechtmatigheid van de (voorgenomen) betaling schort de SVB (een gedeelte van) de betaling op, of schorst zij deze. Twijfel aan de rechtmatigheid van de uitkering rijst bijvoorbeeld indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat het relevante inkomen van de partner van een AOW-gerechtigde of van een Anw-gerechtigde niet correct is opgegeven, als een in het buitenland wonende gerechtigde verzuimt zijn levensbewijs of dat van zijn kinderen in te zenden, als een Anw-gerechtigde weigert zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 37 Anw en ingeval de gerechtigde niet reageert op herhaalde verzoeken om informatie. De betaling van remigratievoorzieningen zal daarnaast worden opgeschort als de remigrant in Nederland verblijft en er aanwijzingen zijn dat er sprake is van verplaatsing van het hoofdverblijf naar Nederland. De SVB dient voorts de uitbetaling op te schorten of te schorsen als de betrokkene zich niet aan de controlevoorschriften houdt. De SVB gaat over tot opschorting of schorsing als de betrokkene na te zijn gerappelleerd niet aan een verzoek van de SVB heeft voldaan. Leidt de schorsing of opschorting van de betaling niet tot een reactie van de gerechtigde waaruit blijkt dat het recht op uitkering onverkort is blijven voortbestaan, dan wordt de uitkering herzien of ingetrokken (zie Deel I, Niet of niet correct voldoen aan een verzoek van de SVB, SB1100). SB1094 Opschorting wegens onrechtmatig verblijf in Nederland artikel 19a AOW en artikel 46a Anw Op grond van artikel 19a AOW en artikel 46a Anw is de SVB gehouden de betaling van het pensioen of de uitkering op te schorten indien degene aan wie een uitkering is toegekend een vreemdeling is die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Indien een buiten Nederland wonende uitkeringsgerechtigde naar Nederland komt gaat de SVB er gedurende de eerste drie maanden van zijn verblijf in Nederland van uit dat er sprake is van rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onderdeel i Vreemdelingenwet 2000. Slechts als de ten aanzien van het verblijfsrecht van de belanghebbende bevoegde instantie aan de SVB meldt dat deze onrechtmatig in Nederland verblijft, schort de SVB gedurende deze eerste drie maanden de uitbetaling van de uitkering op. Nadat deze termijn van drie maanden is verstreken wordt tot opschorting van de uitbetaling van de uitkering overgegaan, tenzij in individuele gevallen uit de omstandigheden blijkt dat de
SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS 97 belanghebbende zijn hoofdverblijf in een ander land dan Nederland niet heeft opgegeven. Na negen maanden onafgebroken verblijf in Nederland wordt er in ieder geval van uitgegaan dat betrokkene zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft opgegeven en wordt de uitbetaling van de uitkering opgeschort. Ten aanzien van onderdanen van een lidstaat van de EU of EER en van Zwitserse onderdanen gaat de SVB ervan uit dat zij rechtmatig in Nederland verblijven, tenzij een bevoegde instantie op het gebied van verblijfsrecht aan de SVB meldt dat er sprake is van onrechtmatig verblijf. Indien na toepassing van artikel 19a AOW of artikel 46a Anw het onrechtmatig verblijf van de belanghebbende in Nederland eindigt, wordt de volledige achterstallige uitkering alsnog uitbetaald. Uitbetaling bij nationale samenloop van kinderbijslagrechten SB1095 Kinderbijslagbetaling binnen een huishouden artikel 18, leden 2 en 3 AKW Artikel 18, tweede lid AKW, bepaalt dat indien twee personen die een gezamenlijke huishouding vormen gelijktijdig recht op kinderbijslag hebben voor hetzelfde kind, de kinderbijslag wordt uitbetaald aan degene die zij daartoe gezamenlijk hebben aangewezen. Het derde lid van artikel 18 AKW bepaalt voorts dat indien een gezamenlijke aanwijzing als bedoeld in het tweede lid niet heeft plaatsgevonden, de SVB bepaalt aan wie de kinderbijslag zal worden uitbetaald. De SVB heeft ter gebruikmaking van de in het derde lid bedoelde bevoegdheid het volgende beleid ontwikkeld. Bij samenloop van het recht op kinderbijslag binnen één huishouden waarbij geen gezamenlijke aanwijzing voor de uitbetaling van die kinderbijslag heeft plaatsgevonden wordt de kinderbijslag uitbetaald aan de persoon die het eerst de aanvraag heeft ingediend. Zijn de aanvragen gelijktijdig ingediend dan wordt de kinderbijslag uitbetaald aan de persoon van wie de beginletter van de achternaam zonder voorvoegsel het eerst in het alfabet voorkomt. Bij gehuwde vrouwen wordt hierbij de meisjesnaam gehanteerd. Indien ook uit deze vergelijking geen voorrangsrecht op betaling kan worden afgeleid wordt de kinderbijslag uitbetaald aan de jongste van de rechthebbenden. SB1096 Kinderbijslagbetaling bij gescheiden huishoudens; echtscheiding en co-ouderschap artikel 18, lid 4 AKW en artikel 5a Samenloopbesluit kinderbijslag Als de ouders van een kind gescheiden huishoudens voeren en het kind in één van beide huishoudens woont, heeft de ouder in wiens huishouden het kind woont recht op kinderbijslag omdat het kind tot het huishouden van die ouder behoort. Indien de andere ouder, tot wiens huishouden het kind niet behoort, het kind in belangrijke mate onderhoudt, bijvoorbeeld door alimentatie te betalen, heeft ook deze ouder recht op kinderbijslag. Artikel 18, vierde lid AKW bepaalt dat in die situatie, waarin twee maal recht op kinderbijslag voor één kind bestaat, de betaling van de kinderbijslag aan de ouder tot wiens huishouden het kind niet behoort, achterwege moet blijven. De SVB gaat ervan uit dat artikel 18, lid 4 eerst toepassing kan vinden als beide ouders een aanvraag om kinderbijslag hebben ingediend. Indien geen kinderbijslag wordt aangevraagd door de ouder bij wie het kind woont, kan het bepaalde in artikel 18, vierde
- Page 47 and 48: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 49 and 50: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 51 and 52: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 53 and 54: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 55 and 56: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 57 and 58: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 59 and 60: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 61 and 62: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 63 and 64: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 65 and 66: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 67 and 68: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 69 and 70: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 71 and 72: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 73 and 74: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 75 and 76: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 77 and 78: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 79 and 80: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 81 and 82: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 83 and 84: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 85 and 86: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 87 and 88: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 89 and 90: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 91 and 92: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 93 and 94: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 95 and 96: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 97: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 101 and 102: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 103 and 104: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 105 and 106: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 107 and 108: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 109 and 110: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 111 and 112: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 113 and 114: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 115 and 116: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 117 and 118: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 119 and 120: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 121 and 122: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 123 and 124: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 125 and 126: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 127 and 128: SVB Beleidsregels Deel II Internati
- Page 129 and 130: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 131 and 132: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 133 and 134: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 135 and 136: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 137 and 138: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 139 and 140: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 141 and 142: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 143 and 144: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 145 and 146: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 147 and 148: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
SVB <strong>Beleidsregels</strong><br />
| Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS<br />
96<br />
uitvaart van de overledene heeft bekostigd, dan wel anderszins financiële verplichtingen<br />
van de overledene op zich heeft genomen of in diens levensonderhoud heeft voorzien.<br />
Deze laatste categorie van personen kan ook voor uitbetaling van de nog verschuldigde<br />
voorzieningen als bedoeld in artikel 16, lid 3, Besluit voorzieningen Remigratiewet in<br />
aanmerking komen.<br />
Schorsing van de betaling<br />
SB1093<br />
Schorsing wegens twijfels aan de rechtmatigheid van de betaling<br />
artikel 17, lid 6 AOW jo. artikel 4 Beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en<br />
Werkgelegenheid van 12 juli 1985, artikel 46, lid 3 Anw, artikel 19 AKW en artikel 14<br />
Uitvoeringsbesluit Remigratiewet<br />
In alle gevallen waarin twijfel bestaat omtrent de rechtmatigheid van de (voorgenomen)<br />
betaling schort de SVB (een gedeelte van) de betaling op, of schorst zij deze. Twijfel aan<br />
de rechtmatigheid van de uitkering rijst bijvoorbeeld indien er duidelijke aanwijzingen<br />
zijn dat het relevante inkomen van de partner van een AOW-gerechtigde of van een<br />
Anw-gerechtigde niet correct is opgegeven, als een in het buitenland wonende<br />
gerechtigde verzuimt zijn levensbewijs of dat van zijn kinderen in te zenden, als een<br />
Anw-gerechtigde weigert zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek als<br />
bedoeld in artikel 37 Anw en ingeval de gerechtigde niet reageert op herhaalde<br />
verzoeken om informatie. De betaling van remigratievoorzieningen zal daarnaast worden<br />
opgeschort als de remigrant in Nederland verblijft en er aanwijzingen zijn dat er sprake is<br />
van verplaatsing van het hoofdverblijf naar Nederland.<br />
De SVB dient voorts de uitbetaling op te schorten of te schorsen als de betrokkene zich<br />
niet aan de controlevoorschriften houdt. De SVB gaat over tot opschorting of schorsing<br />
als de betrokkene na te zijn gerappelleerd niet aan een verzoek van de SVB heeft<br />
voldaan.<br />
Leidt de schorsing of opschorting van de betaling niet tot een reactie van de gerechtigde<br />
waaruit blijkt dat het recht op uitkering onverkort is blijven voortbestaan, dan wordt de<br />
uitkering herzien of ingetrokken (zie Deel I, Niet of niet correct voldoen aan een<br />
verzoek van de SVB, SB1100).<br />
SB1094<br />
Opschorting wegens onrechtmatig verblijf in Nederland<br />
artikel 19a AOW en artikel 46a Anw<br />
Op grond van artikel 19a AOW en artikel 46a Anw is de SVB gehouden de betaling van<br />
het pensioen of de uitkering op te schorten indien degene aan wie een uitkering is<br />
toegekend een vreemdeling is die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin<br />
van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.<br />
Indien een buiten Nederland wonende uitkeringsgerechtigde naar Nederland komt gaat<br />
de SVB er gedurende de eerste drie maanden van zijn verblijf in Nederland van uit dat er<br />
sprake is van rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onderdeel i Vreemdelingenwet<br />
2000. Slechts als de ten aanzien van het verblijfsrecht van de belanghebbende bevoegde<br />
instantie aan de SVB meldt dat deze onrechtmatig in Nederland verblijft, schort de SVB<br />
gedurende deze eerste drie maanden de uitbetaling van de uitkering op. Nadat deze<br />
termijn van drie maanden is verstreken wordt tot opschorting van de uitbetaling van de<br />
uitkering overgegaan, tenzij in individuele gevallen uit de omstandigheden blijkt dat de