Beleidsregels 2009 - Svb

Beleidsregels 2009 - Svb Beleidsregels 2009 - Svb

06.09.2014 Views

SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS 76 voorschot een gedeeltelijk ouderdomspensioen worden verstrekt dat is gebaseerd op door de aanvrager gedocumenteerde en/of reeds door de SVB geverifieerde tijdvakken van verzekering. De beslissing een voorschot te verlenen wordt aan de betrokkene door middel van een beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb bekendgemaakt. Als definitief op het recht om uitkering kan worden beslist, wordt de voorschotbeschikking met terugwerkende kracht herzien in een definitieve beschikking. Indien het voorschot te laag is vastgesteld, vindt nabetaling plaats na de definitieve toekenning. Indien de toekenning van het voorschot ten onrechte of tot een te hoog bedrag heeft plaatsgevonden, vindt verrekening of terugvordering plaats. Remigratievoorzieningen worden bij wege van voorschot verstrekt met ingang van de eerste dag van de maand na die waarin de aanvrager heeft aangegeven, te zullen remigreren. Het voorschot wordt omgezet in een definitieve toekenning zodra de SVB bericht van de GBA heeft ontvangen dat de aanvrager uit Nederland is vertrokken. In alle gevallen geldt ingevolge de Awb als voorwaarde dat de aanvraag volledig en juist is (zie Deel III, Aanvulling van de aanvraag, SB 3196). Jurisprudentie CRvB 19 juli 1989, RSV 1990/91 SB1069 Ingangsdatum uitkering artikel 16 AOW, artikel 14, leden 2 en 3, artikel 22, lid 3, artikel 26, lid 3 en artikel 33, lid 4 Anw en artikel 14, lid 3 AKW, artikel 14, leden 1, 2 en 3 Besluit voorzieningen Remigratiewet, artikel 6, lid 3 TOG 2000 Het recht op een uitkering krachtens de AOW en de Anw gaat in op de eerste dag van de maand, waarin aan de voorwaarden voor het recht op de desbetreffende uitkering is voldaan, (artikel 16, lid 1, AOW en de artikelen 22, lid 3, en 26, lid 3, Anw) dan wel op de eerste dag van de maand van het overlijden van verzekerde (artikel 14, tweede lid Anw). Voor de vaststelling van de concrete inhoud van een recht is de situatie op de dag waarop de aanspraakgevende gebeurtenis zich voordoet, beslissend en niet die op de eerste dag van de maand (zie ter bevestiging van dit uitgangspunt CRvB 14 september 1976). Ingevolge de artikelen 16, tweede lid AOW en 33, vierde lid Anw wordt het recht op de desbetreffende uitkering niet vastgesteld over perioden gelegen voor één jaar voorafgaand aan de dag van ontvangst van de aanvraag. Op grond van artikel 14, derde lid van de AKW kan het recht op kinderbijslag eveneens niet worden vastgesteld over perioden gelegen voor één jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal waarin de aanvraag om kinderbijslag werd ingediend. Ook in de TOG 2000 (artikel 6, lid 3) is bepaald dat geen recht bestaat op een tegemoetkoming over perioden gelegen voor één jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal waarin de aanvraag werd ingediend. Ingevolge de Remigratiewet vindt toekenning van een uitkering in beginsel plaats zonder terugwerkende kracht. De SVB kan van de hiervoor weergegeven hoofdregels in bijzondere gevallen afwijken (artikel 16, lid 1, AOW, artikel 33, lid 4, Anw, artikel 14, lid 3, AKW, artikel 6, lid 3, TOG 2000 en artikel 14, lid 4 Besluit voorzieningen Remigratiewet).

SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS 77 Indien de aanvrager aan de voorwaarden voor het recht op een AOW- of Anwuitkering, dan wel aan de voorwaarden voor het recht op kinderbijslag voldoet en de aanvraag één jaar of meer na de maand respectievelijk het kwartaal waarin aan de voorwaarden voor het recht op uitkering wordt voldaan, is ingediend, wordt altijd een terugwerkende kracht van minimaal één jaar verleend. Bij een postume aanvraag is de terugwerkende kracht beperkt tot maximaal één jaar vanaf de eerste dag van de maand van aanvraag. Een verdergaande terugwerkende kracht is in deze gevallen niet aan de orde, omdat er geen hardheid aanwezig kan zijn bij degene die een postume aanvraag indient. De beoordeling van hardheid is strikt gebonden aan de omstandigheden van de gerechtigde zelf (zie ter bevestiging van dit uitgangspunt CRvB 21 februari 2008). Jurisprudentie CRvB 14 september 1976, RSV 1976/339 CRvB 21 februari 2008, LJN BC5628, RSV 2008/172 SB1070 Terugwerkende kracht van meer dan een jaar artikel 16, lid 2 AOW, artikel 33, lid 4 Anw, artikel 14, lid 3 AKW en artikel 6, lid 3 TOG 2000 In bijzondere gevallen waarin de AOW-, Anw-, kinderbijslag- of TOG 2000-aanvraag meer dan één jaar te laat werd ingediend, is de SVB bevoegd de desbetreffende uitkering met een terugwerkende kracht van meer dan één jaar toe te kennen. Als een aanvraag meer dan één jaar te laat wordt ingediend toetst de SVB eerst of er sprake is van een bijzonder geval. Alleen als dit het geval is, is de SVB bevoegd de uitkering met een terugwerkende kracht van meer dan één jaar toe te kennen. Van deze bevoegdheid maakt de SVB alleen gebruik als het van hardheid zou getuigen, de terugwerkende kracht tot één jaar te beperken. Dit beleid is in de jurisprudentie in algemene zin aanvaard (zie CRvB 1 juli 1998). Jurisprudentie CRvB 1 juli 1998, RSV 1998/275 SB1071 Bijzonder geval Volgens het beleid van de SVB is er sprake van een bijzonder geval: indien de belanghebbende door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen; indien de belanghebbende onbekend was met zijn mogelijke recht op pensioen, uitkering of kinderbijslag én deze onbekendheid verschoonbaar was. Dit beleid is in de jurisprudentie aanvaard (zie onder andere de uitspraken van de CRvB van 13 maart 1984, 30 januari 1991 en 29 april 1993). Op grond van dit beleid wordt in elk voorkomend geval aan de hand van de individuele feiten en omstandigheden bezien of het geval als bijzonder kan worden aangemerkt. Beoordeeld wordt of het complex van omstandigheden in onderlinge samenhang een bijzonder geval oplevert. De volgende - niet limitatief opgesomde - gevallen kunnen zich voordoen: De aanvraag is te laat ingediend omdat de aanvrager als gevolg van geestelijke gestoordheid of een zware lichamelijke handicap niet in staat was tijdig een

SVB <strong>Beleidsregels</strong><br />

| Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS<br />

77<br />

Indien de aanvrager aan de voorwaarden voor het recht op een AOW- of Anwuitkering,<br />

dan wel aan de voorwaarden voor het recht op kinderbijslag voldoet en de<br />

aanvraag één jaar of meer na de maand respectievelijk het kwartaal waarin aan de<br />

voorwaarden voor het recht op uitkering wordt voldaan, is ingediend, wordt altijd een<br />

terugwerkende kracht van minimaal één jaar verleend. Bij een postume aanvraag is de<br />

terugwerkende kracht beperkt tot maximaal één jaar vanaf de eerste dag van de maand<br />

van aanvraag. Een verdergaande terugwerkende kracht is in deze gevallen niet aan de<br />

orde, omdat er geen hardheid aanwezig kan zijn bij degene die een postume aanvraag<br />

indient. De beoordeling van hardheid is strikt gebonden aan de omstandigheden van de<br />

gerechtigde zelf (zie ter bevestiging van dit uitgangspunt CRvB 21 februari 2008).<br />

Jurisprudentie<br />

CRvB 14 september 1976, RSV 1976/339<br />

CRvB 21 februari 2008, LJN BC5628, RSV 2008/172<br />

SB1070<br />

Terugwerkende kracht van meer dan een jaar<br />

artikel 16, lid 2 AOW, artikel 33, lid 4 Anw, artikel 14, lid 3 AKW en artikel 6, lid 3 TOG<br />

2000<br />

In bijzondere gevallen waarin de AOW-, Anw-, kinderbijslag- of TOG 2000-aanvraag<br />

meer dan één jaar te laat werd ingediend, is de SVB bevoegd de desbetreffende uitkering<br />

met een terugwerkende kracht van meer dan één jaar toe te kennen. Als een aanvraag<br />

meer dan één jaar te laat wordt ingediend toetst de SVB eerst of er sprake is van een<br />

bijzonder geval. Alleen als dit het geval is, is de SVB bevoegd de uitkering met een<br />

terugwerkende kracht van meer dan één jaar toe te kennen. Van deze bevoegdheid<br />

maakt de SVB alleen gebruik als het van hardheid zou getuigen, de terugwerkende<br />

kracht tot één jaar te beperken. Dit beleid is in de jurisprudentie in algemene zin<br />

aanvaard (zie CRvB 1 juli 1998).<br />

Jurisprudentie<br />

CRvB 1 juli 1998, RSV 1998/275<br />

SB1071<br />

Bijzonder geval<br />

Volgens het beleid van de SVB is er sprake van een bijzonder geval:<br />

indien de belanghebbende door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in<br />

staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen;<br />

indien de belanghebbende onbekend was met zijn mogelijke recht op pensioen,<br />

uitkering of kinderbijslag én deze onbekendheid verschoonbaar was.<br />

Dit beleid is in de jurisprudentie aanvaard (zie onder andere de uitspraken van de CRvB<br />

van 13 maart 1984, 30 januari 1991 en 29 april 1993).<br />

Op grond van dit beleid wordt in elk voorkomend geval aan de hand van de individuele<br />

feiten en omstandigheden bezien of het geval als bijzonder kan worden aangemerkt.<br />

Beoordeeld wordt of het complex van omstandigheden in onderlinge samenhang een<br />

bijzonder geval oplevert.<br />

De volgende - niet limitatief opgesomde - gevallen kunnen zich voordoen:<br />

De aanvraag is te laat ingediend omdat de aanvrager als gevolg van geestelijke<br />

gestoordheid of een zware lichamelijke handicap niet in staat was tijdig een

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!