Beleidsregels 2009 - Svb

Beleidsregels 2009 - Svb Beleidsregels 2009 - Svb

06.09.2014 Views

SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS 70 eten en drinken (bijvoorbeeld toediening van sondevoeding, hulp bij eten en drinken en het klaarmaken daarvan), mobiliteit (bijvoorbeeld rolstoelafhankelijkheid binnenhuis en/of buitenshuis, al of niet tevens afhankelijkheid van hulp bij transfers), en medische verzorging (bijvoorbeeld speciale verzorging in geval van nierdialyse, stoma, beademing). Bij de bepaling of een kind afhankelijk is van geregelde oppassing, wordt vastgesteld of en in welke mate het kind is aangewezen op toezicht en begeleiding in verband met: gedragsproblemen (bijvoorbeeld frequent voorkomend agressief of destructief gedrag), gebrek aan technisch vermogen tot basale communicatie (bijvoorbeeld doofheid, spraakstoornissen of onvermogen om contacten te leggen), de (on)mogelijkheid alleen thuis te zijn (bijvoorbeeld noodzaak tot voortdurende aanwezigheid van een derde in verband met onberekenbaarheid of angst, het kind kan slechts zeer korte tijd alleen zijn), begeleiding buitenshuis (bijvoorbeeld het kind kan niet alleen buiten spelen, het kan niet zonder begeleiding aan het verkeer deelnemen), en handreikingen en begeleiding (bijvoorbeeld het kind heeft frequent aandacht, activering en structuur nodig, het heeft regelmatig hulp nodig zoals het aanreiken van dingen vanwege een lichamelijke handicap). Per subcategorie wordt beoordeeld in welke mate het kind afhankelijk is van hulp, toezicht en begeleiding. Hierbij wordt gekeken naar de absolute mate van hulp, toezicht en begeleiding dat een kind behoeft. Het recht op tegemoetkoming is vervolgens afhankelijk van de mate waarin de vastgestelde afhankelijkheid die van een gezond kind in dezelfde leeftijdscategorie overtreft. Naarmate een kind ouder wordt en zich ontwikkelt nemen vaardigheden en zelfredzaamheid toe en zal er steeds minder hulp, toezicht en begeleiding nodig zijn. Voor het recht op de tegemoetkoming heeft dit tot gevolg dat bij een zelfde mate van verzorging en oppassing voor oudere kinderen recht op tegemoetkoming kan bestaan en voor jongere kinderen niet. De voorgaande uitgangspunten zijn geconcretiseerd in het door de SVB vastgestelde Beoordelingsinstrument TOG. Hierin worden per subcategorie punten toegekend naar de mate waarin het kind afhankelijk is van hulp, toezicht en begeleiding; bij het ontbreken van afhankelijkheid 0 punten, bij een lichte mate van afhankelijkheid 1 punt en bij een sterke mate van afhankelijkheid 2 punten. Het aantal punten om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming ingevolge de TOG 2000 bedraagt: 15 voor 3-jarigen; 13 voor 4- en 5-jarigen; 11 voor 6- en 7-jarigen; 9 voor 8- en 9-jarigen; 8 voor 10- en 11-jarigen; 6 voor 12- tot en met 17-jarigen. SB1120 Voor de beoordeling van de mate van verzorging en oppassing vraagt de SVB advies aan een externe organisatie die adviseert op basis van het Beoordelingsinstrument TOG. Overgangsrecht artikel 12 TOG 2000

SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS 71 Met de inwerkingtreding van de TOG 2000 is de voorafgaande regeling TOG ingetrokken. Ten opzichte van de oude regeling worden in de TOG 2000 gewijzigde voorwaarden gehanteerd ten aanzien van de medische conditie van het kind. Om te voorkomen dat de inwerkingtreding van de TOG 2000 tot gevolg zou hebben dat in alle gevallen waarin op grond van de oude regeling recht op een tegemoetkoming bestond een herkeuring zou moeten worden uitgevoerd, is in artikel 12 bepaald dat het kind dat op grond van de oude regeling als meervoudig gehandicapt dan wel ernstig lichamelijk gehandicapt of chronisch ziek is aangemerkt, voor de toepassing van de TOG 2000 als gehandicapt in de zin van die regeling wordt aangemerkt. De SVB hanteert ten aanzien van dit overgangsrecht als beleid dat, waar het kind met toepassing van artikel 7, lid 2 TOG 2000 wordt herkeurd, de criteria van de TOG 2000 van toepassing zijn. Indien het kind bij herkeuring niet als blijvend of voorlopig blijvend gehandicapt in de zin van de TOG 2000 kan worden aangemerkt, vervalt het recht op een tegemoetkoming. SB1062 Overeenkomstige toepassing bepalingen AKW artikel 8, lid 1 TOG 2000 In artikel 8 van de TOG 2000 worden een groot aantal bepalingen uit de AKW van overeenkomstige toepassing verklaard. Hiermee zijn bijvoorbeeld de betaling, herziening en terugvordering van een tegemoetkoming ingevolge de TOG 2000 geregeld. Voor zover de SVB beleid heeft vastgesteld betreffende de in artikel 8 genoemde AKWbepalingen, is dit beleid mede van toepassing op de wijze waarop in het kader van de TOG 2000 uitvoering wordt gegeven aan genoemde bepalingen. TAS SB1063 Werknemers artikel 3, onder a, artikel 6a, onder a TAS De Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS) heeft tot doel een uitkering te verstrekken aan personen die lijden aan de door asbest veroorzaakte ziekte maligne mesothelioom en die ter zake van die ziekte (nog) geen civielrechtelijke vergoeding van hun voormalige werkgever kunnen krijgen. De TAS kent twee soorten uitkering: het voorschot en de eenmalige uitkering. Op grond van de TAS heeft recht op een voorschot de persoon bij wie de ziekte maligne mesothelioom is vastgesteld en die aannemelijk heeft gemaakt dat deze ziekte is veroorzaakt door blootstelling aan asbest tijdens het verrichten van arbeid als werknemer. De regeling hanteert de term voorschot. Juridisch gezien is van een voorschot geen sprake aangezien het besluit over de verlening van een voorschot geen voorlopige maar een definitieve vaststelling van het recht op uitkering behelst. Het voorschot behoeft derhalve niet te worden omgezet in een eenmalige uitkering om een definitief karakter te krijgen. Het voorschot is bedoeld als een tegemoetkoming die voor zover mogelijk bij leven van de werknemer tot uitbetaling moet komen. De SVB verlaat zich daarom in geval van een voorschot bij de beoordeling van de vraag of de ziekte maligne mesothelioom is vastgesteld, op het voorlopig verslag van het Nederlands Mesotheliomenpanel (NMP) zoals bedoeld in artikel 3.2 van het als bijlage bij de TAS gepubliceerde Protocol diagnostiek maligne mesothelioom.

SVB <strong>Beleidsregels</strong><br />

| Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS<br />

70<br />

eten en drinken (bijvoorbeeld toediening van sondevoeding, hulp bij eten en<br />

drinken en het klaarmaken daarvan),<br />

mobiliteit (bijvoorbeeld rolstoelafhankelijkheid binnenhuis en/of buitenshuis, al of<br />

niet tevens afhankelijkheid van hulp bij transfers), en<br />

medische verzorging (bijvoorbeeld speciale verzorging in geval van nierdialyse,<br />

stoma, beademing).<br />

Bij de bepaling of een kind afhankelijk is van geregelde oppassing, wordt vastgesteld of<br />

en in welke mate het kind is aangewezen op toezicht en begeleiding in verband met:<br />

gedragsproblemen (bijvoorbeeld frequent voorkomend agressief of destructief<br />

gedrag),<br />

gebrek aan technisch vermogen tot basale communicatie (bijvoorbeeld doofheid,<br />

spraakstoornissen of onvermogen om contacten te leggen),<br />

de (on)mogelijkheid alleen thuis te zijn (bijvoorbeeld noodzaak tot voortdurende<br />

aanwezigheid van een derde in verband met onberekenbaarheid of angst, het kind<br />

kan slechts zeer korte tijd alleen zijn),<br />

begeleiding buitenshuis (bijvoorbeeld het kind kan niet alleen buiten spelen, het<br />

kan niet zonder begeleiding aan het verkeer deelnemen), en<br />

handreikingen en begeleiding (bijvoorbeeld het kind heeft frequent aandacht,<br />

activering en structuur nodig, het heeft regelmatig hulp nodig zoals het aanreiken<br />

van dingen vanwege een lichamelijke handicap).<br />

Per subcategorie wordt beoordeeld in welke mate het kind afhankelijk is van hulp,<br />

toezicht en begeleiding. Hierbij wordt gekeken naar de absolute mate van hulp, toezicht<br />

en begeleiding dat een kind behoeft. Het recht op tegemoetkoming is vervolgens<br />

afhankelijk van de mate waarin de vastgestelde afhankelijkheid die van een gezond kind<br />

in dezelfde leeftijdscategorie overtreft. Naarmate een kind ouder wordt en zich<br />

ontwikkelt nemen vaardigheden en zelfredzaamheid toe en zal er steeds minder hulp,<br />

toezicht en begeleiding nodig zijn. Voor het recht op de tegemoetkoming heeft dit tot<br />

gevolg dat bij een zelfde mate van verzorging en oppassing voor oudere kinderen recht<br />

op tegemoetkoming kan bestaan en voor jongere kinderen niet. De voorgaande<br />

uitgangspunten zijn geconcretiseerd in het door de SVB vastgestelde<br />

Beoordelingsinstrument TOG. Hierin worden per subcategorie punten toegekend naar<br />

de mate waarin het kind afhankelijk is van hulp, toezicht en begeleiding; bij het<br />

ontbreken van afhankelijkheid 0 punten, bij een lichte mate van afhankelijkheid 1 punt<br />

en bij een sterke mate van afhankelijkheid 2 punten. Het aantal punten om in<br />

aanmerking te komen voor een tegemoetkoming ingevolge de TOG 2000 bedraagt:<br />

15 voor 3-jarigen;<br />

13 voor 4- en 5-jarigen;<br />

11 voor 6- en 7-jarigen;<br />

9 voor 8- en 9-jarigen;<br />

8 voor 10- en 11-jarigen;<br />

6 voor 12- tot en met 17-jarigen.<br />

SB1120<br />

Voor de beoordeling van de mate van verzorging en oppassing vraagt de SVB advies aan<br />

een externe organisatie die adviseert op basis van het Beoordelingsinstrument TOG.<br />

Overgangsrecht<br />

artikel 12 TOG 2000

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!