Beleidsregels 2009 - Svb
Beleidsregels 2009 - Svb Beleidsregels 2009 - Svb
SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS 68 Naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB van 14 maart 2003, waarin de CRvB oordeelde dat artikel 5 van Verdrag 118 van de Internationale Arbeidsorganisatie een rechtstreeks werkende exportverplichting bevat voor de AOW, de Anw, de WAO en de WAZ, is in artikel 2 van de wet van 9 december 2004 bepaald dat de werking van de Wet BEU in de periode van 14 maart 2003 tot 1 januari 2006 voor deze wetten is opgeschort. Tevens is de Nederlandse regering overgegaan tot opzegging van het verdrag. Deze opzegging is van kracht geworden per 20 december 2005. Derhalve worden de bepalingen van de Wet BEU sedert 1 januari 2006 weer onverkort toegepast. Ten aanzien van uitkeringsgerechtigden die wonen in een niet-verdragsland is in de Wet van 7 december 2006, Stb. 697, een zogenaamde pardonregeling getroffen. Deze regeling is van toepassing op AOW-, Anw-, WAO- en WAZ-gerechtigden die op 1 januari 2000 al buiten Nederland woonden en die nog steeds recht hebben op dezelfde uitkering. De pardonregeling bewerkstelligt dat de exportbeperkingen van de Wet BEU niet van toepassing zijn op de hiervoor bedoelde uitkeringsgerechtigden. Aan deze wet is door de SVB op verzoek van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vanaf 1 januari 2006 reeds uitvoering gegeven, voortuitlopend op de inwerkingtreding. Jurisprudentie CRvB 14 maart 2003, RSV 2003/114, «USZ» 2003/147, LJN AF5937 SB1059 Remigratiewet artikel 2, lid 1, onder b en lid 2 Uitvoeringsbesluit Remigratiewet De SVB verstaat onder een schriftelijk bewijs als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet een door de bevoegde autoriteiten van het bestemmingsland afgegeven document waaruit blijkt dat het de remigrant en zijn meeremigrerende partner en kinderen is toegestaan gedurende ten minste een jaar na het vertrek uit Nederland onafgebroken in het bestemmingsland te verblijven. Van remigratie door beide echtgenoten als bedoeld in het tweede lid is naar het oordeel van de SVB sprake als beide echtgenoten binnen de termijn van zes maanden na dagtekening van de toekenningsbeschikking als bedoeld in artikel 13 van het Besluit voorzieningen Remigratiewet, dan wel in geval van verlenging van die termijn binnen uiterlijk twaalf maanden na dagtekening van die beschikking zijn geremigreerd (zie Deel I, Bijzonderheden met betrekking tot de Remigratiewet, SB1081). TOG 2000 SB1060 Rechthebbenden artikel 4, leden 1, 2, 4, 5 en 6 TOG 2000 De TOG 2000 kent geen kring van verzekerden. Bij de aanduiding van personen die recht op een tegemoetkoming hebben is echter nauw aangesloten bij de kring van personen die op grond van ingezetenschap verzekerd zijn voor de volksverzekeringen. Zo dient de verzorger van het rechtgevende kind hier te lande te wonen. De SVB geeft aan het begrip ‘hier te lande wonen’ dezelfde betekenis als aan het begrip ingezetenschap. Voor het beleid ter zake wordt daarom verwezen naar Deel I, Ingezetene/wonen, SB1022. SB1061 Blijvend of voorlopig blijvend gehandicapt
SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS 69 artikel 3 en artikel 7, lid 2 TOG 2000 Recht op een tegemoetkoming ingevolge de TOG 2000 bestaat - afgezien van nietmedische criteria - indien en zolang wordt voldaan aan de voorwaarde dat het kind blijvend of voorlopig blijvend gehandicapt is. De SVB acht een kind blijvend gehandicapt indien het naar verwachting tot de leeftijd van 18 jaar door een ziekte of stoornis zodanig beperkt zal zijn dat het aan de voorwaarden van artikel 3 zal voldoen. In bepaalde gevallen staat bij de toekenning van de tegemoetkoming niet vast dat de ernst van de beperkingen onveranderlijk is, waardoor het kind mogelijk niet blijvend aan de voorwaarden van artikel 3 zal voldoen. Dan vindt toekenning plaats als het gehandicapte kind geacht wordt voorlopig blijvend aan de voorwaarden te voldoen. Onder voorlopig blijvend verstaat de SVB een periode van ten minste een jaar. Afhankelijk van de verwachte ontwikkeling van het kind kan de SVB bij de toekenning bepalen dat na een bepaalde termijn een herindicatie zal plaatsvinden. Deze termijn is minimaal een jaar en is niet aan een maximum gebonden. Indien deze herindicatie een negatief medisch advies tot gevolg heeft, wordt het recht op tegemoetkoming beëindigd. Indien het kind bij deze herindicatie opnieuw voorlopig blijvend gehandicapt wordt geacht, kan de SVB opnieuw een termijn voor herindicatie bepalen. Dit laat onverlet dat de gerechtigde verplicht is de SVB op de hoogte te stellen van een wijziging van omstandigheden die tot gevolg zou kunnen hebben dat het kind niet meer als blijvend of voorlopig blijvend gehandicapt in de zin van de TOG 2000 wordt aangemerkt. Bij sommige chronische ziekten kan er sprake zijn van een wisselend beeld, waarbij het kind gedurende bepaalde periodes wel en gedurende andere periodes niet aan de voorwaarden van artikel 3 voldoet. In dergelijke gevallen wordt het kind geacht voorlopig blijvend gehandicapt te zijn indien het gedurende een aaneengesloten periode van ten minste één jaar zodanig beperkt is dat het tijdens kortere periodes van in totaal 50% of meer van de tijd aan de voorwaarden van artikel 3 voldoet. Om recht te openen op een tegemoetkoming stelt de regeling als voorwaarde dat het kind als gevolg van zijn beperkingen aanzienlijk meer afhankelijk is van geregelde verzorging of oppassing dan een gezond kind van dezelfde leeftijd. Vastgesteld moet dus worden de zwaarte en intensiteit van de door de ouder of verzorger te verlenen hulp in vergelijking met de hulp die een kind van gelijke leeftijd dat niet gehandicapt is, nodig heeft. Daarbij wordt zowel de mate van verzorging als de mate van oppassing beoordeeld. Het is voor het recht op tegemoetkoming op zichzelf niet van belang of het kind hulp nodig heeft in beide categorieën of alleen in een van beide categorieën, wel speelt dit een rol bij de vaststelling van de totale zorgzwaarte. Bij verzorging gaat het met name om hulp bij algemene dagelijkse levensverrichtingen, het begrip oppassing omvat met name toezicht en begeleiding. De beoordeling of er sprake is van geregelde verzorging of geregelde oppassing geschiedt aan de hand van telkens vijf subcategorieën. Bij de bepaling of een kind afhankelijk is van geregelde verzorging, wordt vastgesteld of en in welke mate het kind is aangewezen op hulp met betrekking tot: lichaamshygiëne (bijvoorbeeld volledige of gedeeltelijke hulp bij wassen, aan- en uitkleden, tanden poetsen), zindelijkheid (bijvoorbeeld incontinentie, gebruik van luiers, hulp bij toiletgang),
- Page 19 and 20: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 21 and 22: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 23 and 24: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 25 and 26: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 27 and 28: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 29 and 30: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 31 and 32: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 33 and 34: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 35 and 36: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 37 and 38: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 39 and 40: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 41 and 42: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 43 and 44: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 45 and 46: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 47 and 48: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 49 and 50: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 51 and 52: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 53 and 54: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 55 and 56: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 57 and 58: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 59 and 60: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 61 and 62: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 63 and 64: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 65 and 66: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 67 and 68: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 69: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 73 and 74: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 75 and 76: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 77 and 78: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 79 and 80: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 81 and 82: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 83 and 84: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 85 and 86: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 87 and 88: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 89 and 90: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 91 and 92: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 93 and 94: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 95 and 96: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 97 and 98: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 99 and 100: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 101 and 102: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 103 and 104: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 105 and 106: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 107 and 108: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 109 and 110: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 111 and 112: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 113 and 114: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 115 and 116: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 117 and 118: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 119 and 120: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
SVB <strong>Beleidsregels</strong><br />
| Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS<br />
68<br />
Naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB van 14 maart 2003, waarin de CRvB<br />
oordeelde dat artikel 5 van Verdrag 118 van de Internationale Arbeidsorganisatie een<br />
rechtstreeks werkende exportverplichting bevat voor de AOW, de Anw, de WAO en de<br />
WAZ, is in artikel 2 van de wet van 9 december 2004 bepaald dat de werking van de<br />
Wet BEU in de periode van 14 maart 2003 tot 1 januari 2006 voor deze wetten is<br />
opgeschort. Tevens is de Nederlandse regering overgegaan tot opzegging van het<br />
verdrag. Deze opzegging is van kracht geworden per 20 december 2005. Derhalve<br />
worden de bepalingen van de Wet BEU sedert 1 januari 2006 weer onverkort toegepast.<br />
Ten aanzien van uitkeringsgerechtigden die wonen in een niet-verdragsland is in de Wet<br />
van 7 december 2006, Stb. 697, een zogenaamde pardonregeling getroffen. Deze<br />
regeling is van toepassing op AOW-, Anw-, WAO- en WAZ-gerechtigden die op 1<br />
januari 2000 al buiten Nederland woonden en die nog steeds recht hebben op dezelfde<br />
uitkering. De pardonregeling bewerkstelligt dat de exportbeperkingen van de Wet BEU<br />
niet van toepassing zijn op de hiervoor bedoelde uitkeringsgerechtigden. Aan deze wet is<br />
door de SVB op verzoek van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />
vanaf 1 januari 2006 reeds uitvoering gegeven, voortuitlopend op de inwerkingtreding.<br />
Jurisprudentie<br />
CRvB 14 maart 2003, RSV 2003/114, «USZ» 2003/147, LJN AF5937<br />
SB1059<br />
Remigratiewet<br />
artikel 2, lid 1, onder b en lid 2 Uitvoeringsbesluit Remigratiewet<br />
De SVB verstaat onder een schriftelijk bewijs als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b van<br />
het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet een door de bevoegde autoriteiten van het<br />
bestemmingsland afgegeven document waaruit blijkt dat het de remigrant en zijn<br />
meeremigrerende partner en kinderen is toegestaan gedurende ten minste een jaar na het<br />
vertrek uit Nederland onafgebroken in het bestemmingsland te verblijven.<br />
Van remigratie door beide echtgenoten als bedoeld in het tweede lid is naar het oordeel<br />
van de SVB sprake als beide echtgenoten binnen de termijn van zes maanden na<br />
dagtekening van de toekenningsbeschikking als bedoeld in artikel 13 van het Besluit<br />
voorzieningen Remigratiewet, dan wel in geval van verlenging van die termijn binnen<br />
uiterlijk twaalf maanden na dagtekening van die beschikking zijn geremigreerd (zie Deel<br />
I, Bijzonderheden met betrekking tot de Remigratiewet, SB1081).<br />
TOG 2000<br />
SB1060<br />
Rechthebbenden<br />
artikel 4, leden 1, 2, 4, 5 en 6 TOG 2000<br />
De TOG 2000 kent geen kring van verzekerden. Bij de aanduiding van personen die<br />
recht op een tegemoetkoming hebben is echter nauw aangesloten bij de kring van<br />
personen die op grond van ingezetenschap verzekerd zijn voor de volksverzekeringen.<br />
Zo dient de verzorger van het rechtgevende kind hier te lande te wonen. De SVB geeft<br />
aan het begrip ‘hier te lande wonen’ dezelfde betekenis als aan het begrip ingezetenschap.<br />
Voor het beleid ter zake wordt daarom verwezen naar Deel I, Ingezetene/wonen,<br />
SB1022.<br />
SB1061<br />
Blijvend of voorlopig blijvend gehandicapt