Beleidsregels 2009 - Svb

Beleidsregels 2009 - Svb Beleidsregels 2009 - Svb

06.09.2014 Views

SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS 14 CRvB 7 november 2006, LJN AZ2970 CRvB 24 april 2008, LJN, BD0478 SB1007 Meerpersoonshuishouding De gelijkstelling van personen die een gezamenlijke huishouding voeren met gehuwden vindt alleen plaats voor zover de gezamenlijke huishouding wordt gevoerd door twee meerderjarige personen. Voeren meer dan twee meerderjarige personen een gezamenlijke huishouding, dan is er sprake van een meerpersoonshuishouding en worden de betrokkenen niet aangemerkt als gehuwd. De SVB acht een meerpersoonshuishouding in plaats van een gezamenlijke huishouding aanwezig als - ongeacht de verdere aard van de relatie - een meerderjarige ongehuwde persoon ten opzichte van twee andere meerderjarige personen voldoet aan de voorwaarden voor het voeren van een gezamenlijke huishouding. Op minderjarige personen wordt bij deze beoordeling geen acht geslagen. Voor de inwerkingtreding van de SVB Beleidsregels 2003 hanteerde de SVB afwijkend beleid wanneer een ouder en een meerderjarig kind het huishouden deelden met een derde persoon. In die situatie gaf het bestaan van bloedverwantschap in de eerste graad tussen de ouder en het kind aanleiding uitsluitend de relatie tussen de ouder en de derde persoon te beoordelen, zodat nimmer tot een meerpersoonshuishouding kon worden geconcludeerd. Op personen die met toepassing van deze oude regel recht op uitkering hebben verkregen krijgt het beleid dat geldt met ingang van de inwerkingtreding van de SVB Beleidsregels 2003 eerst toepassing indien: de belanghebbende een daartoe strekkend verzoek indient. De uitkering of het pensioen wordt dan herzien met toepassing van de beleidsregels vervat in Deel I, Terugkomen van een rechtens onaantastbaar besluit ten voordele van de belanghebbende, SB1076, tot uiterlijk de datum van inwerkingtreding van de SVB Beleidsregels 2003 (1 mei 2003), of de toepassing van het nieuwe beleid bij een wijziging van de omstandigheden op een datum gelegen na inwerkingtreding van de SVB Beleidsregels 2003 leidt tot een zelfde of een hogere vaststelling van het recht op uitkering. SB1008 Bijzondere situatie: (tijdelijk) verblijf elders Hoewel slechts sprake is van een gezamenlijke huishouding als voldaan wordt aan het criterium van het hebben van hoofdverblijf in dezelfde woning, is in de rechtspraak bepaald (zie bijvoorbeeld CRvB 8 oktober 1992) dat er niet aanstonds een einde komt aan de gezamenlijke huishouding, wanneer één van de partners elders verblijft en dat verblijf kennelijk tijdelijk van aard is. Zulke tijdelijke onderbrekingen zijn bijvoorbeeld een ziekenhuisopname, vakantie en tijdelijke opname in een verpleeghuis. Mede op grond van deze jurisprudentie heeft de SVB het volgende beleid ontwikkeld. Als tijdelijke onderbreking geldt een periode van maximaal zes maanden. Bij langer durende of kennelijk definitieve opname in een verpleeghuis van één van de partners wordt de gezamenlijke huishouding niet zonder meer als beëindigd beschouwd. Indien de partners een notarieel samenlevingscontract hebben afgesloten, dan wel uit de relatie een kind is geboren, dan wel het eigen kind van één der partners door de ander is erkend, blijft de gezamenlijke huishouding ongeacht de duur van de opname intact. Dit is anders indien de feitelijke situatie zodanig is dat er geen financiële verstrengeling noch zorg meer is, dan wel de wil tot samenleving niet meer aanwezig is. Aldus wordt in

SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS 15 situaties waarin nog een vorm van zorg of wederzijdse verstrengeling bestaat aansluiting gezocht bij de criteria bij het voldoen waaraan wettig gehuwden van wie er één in een verpleeghuis is opgenomen, worden aangemerkt als duurzaam gescheiden levenden (zie Deel I, Duurzaam gescheiden leven, SB1002). Op deze wijze wordt zoveel mogelijk vorm gegeven aan het beginsel van gelijke behandeling van gehuwden en ongehuwd samenwonenden. Jurisprudentie CRvB 8 oktober 1992, RSV 1993/114 SB1236 SB1237 Bijzondere situatie: uitstelperiode bij de beoordeling Het is mogelijk dat een onderzoek naar de leefsituatie aanleiding geeft tot het vermoeden dat sprake is van een gezamenlijke huishouding maar dat niet duidelijk is of de feiten en omstandigheden die tot dit vermoeden aanleiding geven bestendig zijn of een incidenteel karakter dragen. Bijvoorbeeld, twee personen die een eigen woning hebben, verblijven op het moment van beoordeling bij elkaar in verband met een ziekte. In dergelijke situaties kan de SVB het definitieve moment van beoordeling uitstellen naar een later gelegen datum. Voor het uitstel wordt standaard een periode van zes maanden gehanteerd, te rekenen vanaf het moment dat de SVB aan de betrokkenen het vermoeden van het bestaan van een gezamenlijke huishouding schriftelijk kenbaar heeft gemaakt. De SVB hanteert de periode van zes maanden naar analogie met de herlevingsperiode van de Anw (artikel 14, lid 4 en artikel 16, lid 3 Anw). Bijzondere situatie: commerciële relatie Van een commerciële relatie is sprake indien twee personen zowel ten aanzien van hun huisvesting als ten aanzien van onderlinge zorg hun relatie op zakelijke wijze hebben vormgegeven. Het hebben van een commerciële relatie is uitsluitend relevant als er elementen van wederzijdse zorg aanwezig zijn. Zijn dergelijke elementen niet aanwezig, dan kan reeds uit dien hoofde niet tot een gezamenlijke huishouding worden geconcludeerd. Van een commerciële relatie is sprake indien zowel ten aanzien van de huisvesting als ten aanzien van de zorg geen financiële verstrengeling optreedt, aangezien aan het gebruik van de woonruimte en het voeren van de huishouding een zakelijke relatie ten grondslag ligt, in die zin dat voor de te leveren prestaties een prijs is bedongen en wordt betaald. De prijs moet in verhouding staan tot de geleverde prestaties en datgene wat in het commerciële verkeer gebruikelijk is. Dit laatste veronderstelt tevens de periodieke aanpassing van de prijs. Een commerciële relatie dient door de betrokkene aan de hand van schriftelijke bewijsstukken te worden aangetoond. In ieder geval zijn vereist: een schriftelijke overeenkomst waarin de prestaties over en weer zijn omschreven; en betalingsbewijzen in de vorm van bank- of giroafschriften. Ten aanzien van de schriftelijke overeenkomst gelden de volgende voorwaarden: de overeenkomst moet zijn ondertekend en gedateerd; de periode waarover de overeenkomst van toepassing is moet zijn genoemd; en

SVB <strong>Beleidsregels</strong><br />

| Deel I AOW, Anw, AKW, Remigratiewet, TOG 2000, TAS en TNS<br />

14<br />

CRvB 7 november 2006, LJN AZ2970<br />

CRvB 24 april 2008, LJN, BD0478<br />

SB1007<br />

Meerpersoonshuishouding<br />

De gelijkstelling van personen die een gezamenlijke huishouding voeren met gehuwden<br />

vindt alleen plaats voor zover de gezamenlijke huishouding wordt gevoerd door twee<br />

meerderjarige personen. Voeren meer dan twee meerderjarige personen een<br />

gezamenlijke huishouding, dan is er sprake van een meerpersoonshuishouding en<br />

worden de betrokkenen niet aangemerkt als gehuwd.<br />

De SVB acht een meerpersoonshuishouding in plaats van een gezamenlijke huishouding<br />

aanwezig als - ongeacht de verdere aard van de relatie - een meerderjarige ongehuwde<br />

persoon ten opzichte van twee andere meerderjarige personen voldoet aan de<br />

voorwaarden voor het voeren van een gezamenlijke huishouding. Op minderjarige<br />

personen wordt bij deze beoordeling geen acht geslagen.<br />

Voor de inwerkingtreding van de SVB <strong>Beleidsregels</strong> 2003 hanteerde de SVB afwijkend<br />

beleid wanneer een ouder en een meerderjarig kind het huishouden deelden met een<br />

derde persoon. In die situatie gaf het bestaan van bloedverwantschap in de eerste graad<br />

tussen de ouder en het kind aanleiding uitsluitend de relatie tussen de ouder en de derde<br />

persoon te beoordelen, zodat nimmer tot een meerpersoonshuishouding kon worden<br />

geconcludeerd. Op personen die met toepassing van deze oude regel recht op uitkering<br />

hebben verkregen krijgt het beleid dat geldt met ingang van de inwerkingtreding van de<br />

SVB <strong>Beleidsregels</strong> 2003 eerst toepassing indien:<br />

de belanghebbende een daartoe strekkend verzoek indient. De uitkering of het<br />

pensioen wordt dan herzien met toepassing van de beleidsregels vervat in Deel I,<br />

Terugkomen van een rechtens onaantastbaar besluit ten voordele van de<br />

belanghebbende, SB1076, tot uiterlijk de datum van inwerkingtreding van de SVB<br />

<strong>Beleidsregels</strong> 2003 (1 mei 2003), of<br />

de toepassing van het nieuwe beleid bij een wijziging van de omstandigheden op<br />

een datum gelegen na inwerkingtreding van de SVB <strong>Beleidsregels</strong> 2003 leidt tot<br />

een zelfde of een hogere vaststelling van het recht op uitkering.<br />

SB1008<br />

Bijzondere situatie: (tijdelijk) verblijf elders<br />

Hoewel slechts sprake is van een gezamenlijke huishouding als voldaan wordt aan het<br />

criterium van het hebben van hoofdverblijf in dezelfde woning, is in de rechtspraak<br />

bepaald (zie bijvoorbeeld CRvB 8 oktober 1992) dat er niet aanstonds een einde komt<br />

aan de gezamenlijke huishouding, wanneer één van de partners elders verblijft en dat<br />

verblijf kennelijk tijdelijk van aard is. Zulke tijdelijke onderbrekingen zijn bijvoorbeeld<br />

een ziekenhuisopname, vakantie en tijdelijke opname in een verpleeghuis.<br />

Mede op grond van deze jurisprudentie heeft de SVB het volgende beleid ontwikkeld.<br />

Als tijdelijke onderbreking geldt een periode van maximaal zes maanden. Bij langer<br />

durende of kennelijk definitieve opname in een verpleeghuis van één van de partners<br />

wordt de gezamenlijke huishouding niet zonder meer als beëindigd beschouwd. Indien<br />

de partners een notarieel samenlevingscontract hebben afgesloten, dan wel uit de relatie<br />

een kind is geboren, dan wel het eigen kind van één der partners door de ander is<br />

erkend, blijft de gezamenlijke huishouding ongeacht de duur van de opname intact. Dit<br />

is anders indien de feitelijke situatie zodanig is dat er geen financiële verstrengeling noch<br />

zorg meer is, dan wel de wil tot samenleving niet meer aanwezig is. Aldus wordt in

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!