Beleidsregels 2009 - Svb

Beleidsregels 2009 - Svb Beleidsregels 2009 - Svb

06.09.2014 Views

SVB Beleidsregels | Deel II Internationaal 23 Jurisprudentie HvJ EG 17 mei 1984, zaak 101/83 (Brusse), Jur. 1984, 1285, RSV 1984/227A CRvB 29 november 2002, «USZ» 2003/40 SB2148 Hernieuwde periode van 5 jaar De SVB hanteert een wachttijd van drie maanden tussen een detacheringsperiode van vijf jaar en een nieuwe detacheringsperiode: als de werknemer door dezelfde werkgever naar hetzelfde land wordt uitgezonden, ook wanneer het een andere plaats van tewerkstelling betreft; als de werknemer door een andere werkgever (ook binnen concernverband) wordt uitgezonden naar dezelfde plaats van tewerkstelling in dat land. Deze wachttijd wordt toegepast om oneigenlijk gebruik van detachering tegen te gaan. Na afloop van deze periode kan opnieuw een detacheringsverklaring krachtens artikel 14, eerste lid, onder a worden aangevraagd, dan wel een overeenkomst in de zin van artikel 17 worden afgesloten. SB2149 Verzoek om vrijstelling door pensioen- of rentetrekkers artikel 17 bis Vo. 1408/71 De SVB acht zich gebonden aan de door de Nederlandse wetgever aangegeven ontheffingsgronden, zoals geformuleerd in artikel 22 van KB 746. Indien de belanghebbende voldoet aan de in dit artikel genoemde criteria wordt vrijstelling verleend. Bijzondere bepalingen met betrekking tot de verschillende soorten prestaties SB2150 Ouderdom en overlijden (pensioenen) In aanmerking te nemen tijdvakken voor de opening van het recht op uitkering artikel 45, lid 1 Vo. 1408/71 Artikel 45, eerste lid is van toepassing op de situatie waarin op grond van artikel 15, eerste lid, onder b Anw een uitkering zou kunnen worden geweigerd. In artikel 15, eerste lid, onder b Anw is bepaald dat er geen recht op een nabestaandenuitkering bestaat als de overledene binnen een jaar na aanvang van zijn verzekering is gestorven en de gezondheidstoestand bij de aanvang van de verzekering het overlijden redelijkerwijs moest doen verwachten. Blijkens de arresten Moscato en Klaus van het HvJ EG moeten in die situatie tijdvakken van verzekering vervuld krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat van de EU, worden opgeteld bij de periode van verzekering in Nederland als waren die tijdvakken in Nederland vervuld. De SVB hanteert daarom bij de toepassing van artikel 15, eerste lid, onder b Anw als aanvang van de verzekering de datum waarop de laatste periode van aaneengesloten verzekering binnen het grondgebied van de EU is aangevangen. Uit het arrest Klaus blijkt verder dat, als tussen de verzekering in het buitenland en de verzekering in Nederland een kort hiaat ontstaat door de verhuizing van het buitenland naar Nederland, dit hiaat niet gezien mag worden als een onderbreking van de verzekeringsperiode. Jurisprudentie HvJ EG 26 oktober 1995, zaak C-481/93 (Moscato), Jur. 1995, I-3525, RSV 1996/50

SVB Beleidsregels | Deel II Internationaal 24 HvJ EG 26 oktober 1995, zaak C-482/93 (Klaus), Jur. 1995, I-3551, RSV 1996/51 SB2151 Samenloop van uitkeringen artikel 46, leden 1 en 2 en artikel 46 bis Vo. 1408/71 Conform bijlage IV, Deel C, van Vo. 1408/71 mag bij aanvragen om ouderdomspensioen krachtens de AOW van een dubbele berekening als bedoeld in artikel 46, lid 1, onder a worden afgezien. Dit betekent in de praktijk dat ook in het geval dat een AOW-gerechtigde aan de wetgeving van meer dan één lidstaat onderworpen is geweest het recht op AOW slechts wordt vastgesteld aan de hand van de nationale wetgeving. De SVB hanteert echter het beleid dat nog wél een dubbele berekening wordt uitgevoerd ten aanzien van de toeslag voor de jongere partner voor zover er samenloop bestaat tussen deze toeslag en een buitenlandse wettelijke uitkering welke is gebaseerd op tijdvakken van verzekering van die partner. Indien de SVB de hoogte van de toeslag in die situatie uitsluitend zou bepalen aan de hand van het nationale recht zou er sprake zijn van dubbele korting op de toeslag, namelijk korting wegens niet verzekerde jaren en korting in verband met de inkomsten die de jongere partner op basis van die buitenlandse tijdvakken ontvangt. Door de hoogte van de toeslag vast te stellen aan de hand van de pro rata berekening als bedoeld in artikel 46, lid 2 Vo. 1408/71 treedt dit nadeel niet op aangezien artikel 46ter, lid 1 verbiedt een aldus berekende uitkering te anticumuleren met een andere uitkering van gelijke aard. In de praktijk betekent dit dat een buitenlandse wettelijke uitkering niet in mindering wordt gebracht op de AOW-toeslag. Als de gerechtigde op een nabestaandenuitkering op grond van de Anw een buitenlandse uitkering ontvangt die niet onder de werkingssfeer van de verordening valt, of een uitkering ontvangt uit een land dat geen deel uitmaakt van de EU, worden deze uitkeringen voor de toepassing van de verordening niet beschouwd als uitkeringen van dezelfde aard in de zin van artikel 46 bis, eerste lid, doch als ‘andere inkomsten’ in de zin van het derde lid van dit artikel. Dergelijke uitkeringen dienen dan op grond van het Inkomens- en samenloopbesluit Anw op de nabestaandenuitkering in mindering te worden gebracht. Jurisprudentie HvJ EG 10 maart 1977, zaak 75/76 (Kauçic), Jur. 1977, 495 SB2152 Tijdvakken van wonen of werken van minder dan één jaar artikel 48 Vo. 1408/71 Op grond van de letterlijke tekst van artikel 48, eerste lid zou de SVB geen nabestaandenuitkering hoeven toe te kennen als de overledene op de datum van overlijden krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd was en hij ingevolge de Anw korter dan één jaar verzekerd is geweest. In het arrest Malfitano van het HvJ EG is echter beslist dat deze bepaling niet aan de betrokkene mag worden tegengeworpen als de desbetreffende nationale regeling geen eisen stelt aan de duur van de verzekering voor de opening van het recht op uitkering. Voor de toepassing van de Anw, in het kader van welke wet geen wachttijd geldt, betekent dit dat een nabestaandenuitkering ook kan worden toegekend als de duur van de verzekering in Nederland korter was dan één jaar en de betrokkene op datum van overlijden krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd was.

SVB <strong>Beleidsregels</strong><br />

| Deel II Internationaal<br />

24<br />

HvJ EG 26 oktober 1995, zaak C-482/93 (Klaus), Jur. 1995, I-3551, RSV 1996/51<br />

SB2151<br />

Samenloop van uitkeringen<br />

artikel 46, leden 1 en 2 en artikel 46 bis Vo. 1408/71<br />

Conform bijlage IV, Deel C, van Vo. 1408/71 mag bij aanvragen om<br />

ouderdomspensioen krachtens de AOW van een dubbele berekening als bedoeld in<br />

artikel 46, lid 1, onder a worden afgezien. Dit betekent in de praktijk dat ook in het<br />

geval dat een AOW-gerechtigde aan de wetgeving van meer dan één lidstaat<br />

onderworpen is geweest het recht op AOW slechts wordt vastgesteld aan de hand van de<br />

nationale wetgeving. De SVB hanteert echter het beleid dat nog wél een dubbele<br />

berekening wordt uitgevoerd ten aanzien van de toeslag voor de jongere partner voor<br />

zover er samenloop bestaat tussen deze toeslag en een buitenlandse wettelijke uitkering<br />

welke is gebaseerd op tijdvakken van verzekering van die partner. Indien de SVB de<br />

hoogte van de toeslag in die situatie uitsluitend zou bepalen aan de hand van het<br />

nationale recht zou er sprake zijn van dubbele korting op de toeslag, namelijk korting<br />

wegens niet verzekerde jaren en korting in verband met de inkomsten die de jongere<br />

partner op basis van die buitenlandse tijdvakken ontvangt. Door de hoogte van de<br />

toeslag vast te stellen aan de hand van de pro rata berekening als bedoeld in artikel 46, lid<br />

2 Vo. 1408/71 treedt dit nadeel niet op aangezien artikel 46ter, lid 1 verbiedt een aldus<br />

berekende uitkering te anticumuleren met een andere uitkering van gelijke aard. In de<br />

praktijk betekent dit dat een buitenlandse wettelijke uitkering niet in mindering wordt<br />

gebracht op de AOW-toeslag.<br />

Als de gerechtigde op een nabestaandenuitkering op grond van de Anw een buitenlandse<br />

uitkering ontvangt die niet onder de werkingssfeer van de verordening valt, of een<br />

uitkering ontvangt uit een land dat geen deel uitmaakt van de EU, worden deze<br />

uitkeringen voor de toepassing van de verordening niet beschouwd als uitkeringen van<br />

dezelfde aard in de zin van artikel 46 bis, eerste lid, doch als ‘andere inkomsten’ in de zin<br />

van het derde lid van dit artikel.<br />

Dergelijke uitkeringen dienen dan op grond van het Inkomens- en samenloopbesluit<br />

Anw op de nabestaandenuitkering in mindering te worden gebracht.<br />

Jurisprudentie<br />

HvJ EG 10 maart 1977, zaak 75/76 (Kauçic), Jur. 1977, 495<br />

SB2152<br />

Tijdvakken van wonen of werken van minder dan één jaar<br />

artikel 48 Vo. 1408/71<br />

Op grond van de letterlijke tekst van artikel 48, eerste lid zou de SVB geen<br />

nabestaandenuitkering hoeven toe te kennen als de overledene op de datum van<br />

overlijden krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd was en hij ingevolge<br />

de Anw korter dan één jaar verzekerd is geweest. In het arrest Malfitano van het HvJ EG<br />

is echter beslist dat deze bepaling niet aan de betrokkene mag worden tegengeworpen als<br />

de desbetreffende nationale regeling geen eisen stelt aan de duur van de verzekering voor<br />

de opening van het recht op uitkering. Voor de toepassing van de Anw, in het kader van<br />

welke wet geen wachttijd geldt, betekent dit dat een nabestaandenuitkering ook kan<br />

worden toegekend als de duur van de verzekering in Nederland korter was dan één jaar<br />

en de betrokkene op datum van overlijden krachtens de wetgeving van een andere<br />

lidstaat verzekerd was.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!