Beleidsregels 2009 - Svb

Beleidsregels 2009 - Svb Beleidsregels 2009 - Svb

06.09.2014 Views

SVB Beleidsregels | Deel II Internationaal 13 Van het definitief staken van beroepswerkzaamheden is - ongeacht de vraag of nog daadwerkelijk werkzaamheden worden verricht - geen sprake zolang een dienstbetrekking voortduurt (zie HR 11 juli 2003). Ten aanzien van de vraag of een dienstbetrekking aanwezig moet worden geacht, wordt door de SVB zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de criteria zoals die zijn ontwikkeld onder de vigeur van de Wet op de Loonbelasting 1964. Hierbij is van belang dat er nog een economische vergoeding plaatsvindt zoals omschreven in Deel I, Wonen in Nederland, werken buiten Nederland, SB1035. Toepassing van deze criteria op situaties die in de praktijk veel voorkomen, levert het volgende beeld op. Ten aanzien van gepensioneerden, personen met een uitkering in verband met vervroegde uittreding en personen met een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt aangenomen dat zij definitief hun beroepswerkzaamheden hebben gestaakt. In geval van ziekte wordt voor zover niet reeds sprake was van een dienstbetrekking uitgegaan van een nawerking van de conflictregels gedurende maximaal een jaar. Hierbij geldt als aanvullende voorwaarde dat men recht heeft gehad op ziekengeld. In geval van werkloosheid anders dan ten gevolge van een vrijwillige ontslagname of een vrijwillige beëindiging van de beroepswerkzaamheden anders dan in loondienst wordt eveneens nawerking van een jaar aangenomen, mits de belanghebbende reëel beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Ten aanzien van personen die noch werkloos, noch ziek zijn (bijvoorbeeld vrijwillig niet-actieven) is geen sprake van nawerking. Dit is ook het geval voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten van wie wordt verwacht dat zij hun restcapaciteit benutten. Jurisprudentie HvJ EG 12 januari 1983, zaak 150/82 (Coppola), Jur. 1983, 43, RSV 1984/39 HvJ EG 12 juni 1986, zaak 302/84 (Ten Holder), Jur. 1986, 1821, RSV 1987/24 HvJ EG 29 juni 1988, zaak 58/87 (Rebmann), Jur. 1988, 3467, RSV 1988/265 HvJ EG 21 februari 1991, zaak 140/88 (Noij), Jur. 1991, I-387, RSV 1991/201 HvJ EG 21 februari 1991, zaak C-245/88 (Daalmeijer), Jur. 1991, I-555, RSV 1991/20 CRvB 14 augustus 1991, RSV 1993/53 CRvB 13 april 1993, RSV 1993/306 HvJ EG 11 juni 1998, zaak C-275/96 (Kuusijärvi), Jur. 1998, I-3419, RSV 1998/244 HR 11 juli 2003, AB 2003, 457, LJN H9771 SB2132 Tijdvakken na 29 juli 1991 artikel 13, lid 2, onder f Vo. 1408/71 en artikel 10 ter Vo. 574/72 Werknemers of zelfstandigen die ophouden onderworpen te zijn aan de wetgeving van hun laatste werkland, zijn onderworpen aan de wetgeving van hun woonland op grond van artikel 13, tweede lid, onder f Vo. 1408/71. Zoals volgt uit artikel 10 ter Vo. 574/72 wordt aan de hand van het nationale recht van het laatste werkland bepaald of betrokkene aan die wetgeving onderworpen blijft. Voor de toepasselijkheid van de Nederlandse wetgeving wordt onderzocht of betrokkene nog voor één of meerdere takken van verzekering is aangesloten bij het Nederlandse stelsel. Op grond van artikel 4, tiende lid, onder b Vo. 574/72 geven door de lidstaten aan te wijzen organen verklaringen af waaruit blijkt of een persoon nog steeds onderworpen is

SVB Beleidsregels | Deel II Internationaal 14 aan de wetgeving van zijn laatste werkland in de zin van artikel 10 ter Vo. 574/72. Voor Nederland is de SVB aangewezen. De bewuste verklaringen worden afgegeven door Kantoor Verzekeringen, Postbus 357, 1080 AJ Amstelveen. Indien een lidstaat geen orgaan heeft aangewezen in de zin van artikel 4, tiende lid, onder f, wendt de SVB zich tot de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het laatste werkland en tot de bekende verbindingsorganen. Indien uit de gegevens van deze verbindingsorganen of uit gegevens die zijn aangeleverd door de belanghebbende blijkt dat de betrokkene nog voor één of meerdere takken van verzekering is aangesloten bij het wettelijke stelsel van het laatste werkland, is de Nederlandse wetgeving niet van toepassing. Uit rechtspraak van het HvJ EG volgt wel de voorwaarde dat deze verzekering nog een daadwerkelijke dekking moet geven voor één of meerdere risico’s als genoemd in artikel 4, eerste lid Vo. 1408/71. Er is bijvoorbeeld sprake van een daadwerkelijke dekking indien ongeacht de woonplaats: nog tijdvakken van verzekering worden opgebouwd, of rechten ontstaan op een uitkering bij het intreden van een risico, of bepaalde medische zorg wordt vergoed (op grond hiervan dienen onder andere Duitse post-actieve ambtenaren die verzekerd blijven voor de ‘Beihilfe’, nog als verzekerd in Duitsland te worden beschouwd). Als niet bekend is dat nog sprake is van buitenlandse verzekering, kan het voorkomen dat ten onrechte is uitgegaan van de toepasselijkheid van de Nederlandse volksverzekeringen. In dat geval zal op aanvraag van de belanghebbende artikel 13, tweede lid, onder f Vo. 1408/71 worden toegepast met een terugwerkende kracht van maximaal vijf jaren, mits in de tussentijd geen zwaarwegend risico werd gedragen door de Nederlandse verzekeringsinstanties (bijvoorbeeld ingevolge de Anw of AWBZ). De terugwerkende kracht van vijf jaren is afgeleid van de termijn die de Belastingdienst hanteert voor de teruggave van premies. Tijdvakken die niet in aanmerking komen voor teruggave van premies, worden beschouwd als tijdvakken van vrijwillige verzekering (zie Deel I,Uitzonderingssituaties, SB1044). Ingevolge de AOW en de Anw bestaat geen verplichte verzekering voor in het buitenland wonende personen met een Nederlandse socialezekerheidsuitkering. Tot 1 januari 2006 kon er voor deze personen wel sprake zijn van verplichte verzekering ingevolge de werknemersverzekeringen of de AWBZ/Ziekenfondswet. In het arrest Van Pommeren-Bourgondiën heeft het HvJ EG geoordeeld dat artikel 13, tweede lid, onderdeel f, van Vo. 1408/71 er niet aan in de weg staat dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing blijft wanneer een in het buitenland woonachtige persoon slechts voor een deel van het stelsel verplicht verzekerd is in de omstandigheid dat een ander deel van het stelsel is vervangen door een mogelijkheid van vrijwillige verzekering. Het HvJ EG stelt daarbij wel de eis dat de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering voor niet-ingezetenen niet ongunstiger mogen zijn dan die voor de verplichte verzekering voor ingezetenen. De SVB geeft aan het arrest uitvoering door het aanbieden van een nieuwe vrijwillige verzekering volgens de normen die hiervoor door de wetgever naar aanleiding van het arrest zijn ontwikkeld (zie Deel I, Vrijwillige verzekering voor in de EU wonende uitkeringsgerechtigden, SB1048). De SVB gaat ervan uit dat na de inwerkingtreding van artikel 13, tweede lid, onder f per 29 juli 1991 de overige in titel II opgenomen conflictregels slechts van toepassing zijn op personen die een dienstbetrekking hebben of daadwerkelijk beroepswerkzaamheden verrichten. Een ‘nawerking’ van deze conflictregels voor personen die hun beroepswerkzaamheden hebben gestaakt is sinds die datum niet langer aan de orde. Dit

SVB <strong>Beleidsregels</strong><br />

| Deel II Internationaal<br />

14<br />

aan de wetgeving van zijn laatste werkland in de zin van artikel 10 ter Vo. 574/72. Voor<br />

Nederland is de SVB aangewezen. De bewuste verklaringen worden afgegeven door<br />

Kantoor Verzekeringen, Postbus 357, 1080 AJ Amstelveen. Indien een lidstaat geen<br />

orgaan heeft aangewezen in de zin van artikel 4, tiende lid, onder f, wendt de SVB zich<br />

tot de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het laatste werkland en tot de bekende<br />

verbindingsorganen. Indien uit de gegevens van deze verbindingsorganen of uit gegevens<br />

die zijn aangeleverd door de belanghebbende blijkt dat de betrokkene nog voor één of<br />

meerdere takken van verzekering is aangesloten bij het wettelijke stelsel van het laatste<br />

werkland, is de Nederlandse wetgeving niet van toepassing. Uit rechtspraak van het HvJ<br />

EG volgt wel de voorwaarde dat deze verzekering nog een daadwerkelijke dekking moet<br />

geven voor één of meerdere risico’s als genoemd in artikel 4, eerste lid Vo. 1408/71. Er<br />

is bijvoorbeeld sprake van een daadwerkelijke dekking indien ongeacht de woonplaats:<br />

nog tijdvakken van verzekering worden opgebouwd, of<br />

rechten ontstaan op een uitkering bij het intreden van een risico, of<br />

bepaalde medische zorg wordt vergoed (op grond hiervan dienen onder andere<br />

Duitse post-actieve ambtenaren die verzekerd blijven voor de ‘Beihilfe’, nog als<br />

verzekerd in Duitsland te worden beschouwd).<br />

Als niet bekend is dat nog sprake is van buitenlandse verzekering, kan het voorkomen<br />

dat ten onrechte is uitgegaan van de toepasselijkheid van de Nederlandse<br />

volksverzekeringen. In dat geval zal op aanvraag van de belanghebbende artikel 13,<br />

tweede lid, onder f Vo. 1408/71 worden toegepast met een terugwerkende kracht van<br />

maximaal vijf jaren, mits in de tussentijd geen zwaarwegend risico werd gedragen door<br />

de Nederlandse verzekeringsinstanties (bijvoorbeeld ingevolge de Anw of AWBZ). De<br />

terugwerkende kracht van vijf jaren is afgeleid van de termijn die de Belastingdienst<br />

hanteert voor de teruggave van premies. Tijdvakken die niet in aanmerking komen voor<br />

teruggave van premies, worden beschouwd als tijdvakken van vrijwillige verzekering (zie<br />

Deel I,Uitzonderingssituaties, SB1044).<br />

Ingevolge de AOW en de Anw bestaat geen verplichte verzekering voor in het<br />

buitenland wonende personen met een Nederlandse socialezekerheidsuitkering. Tot 1<br />

januari 2006 kon er voor deze personen wel sprake zijn van verplichte verzekering<br />

ingevolge de werknemersverzekeringen of de AWBZ/Ziekenfondswet. In het arrest Van<br />

Pommeren-Bourgondiën heeft het HvJ EG geoordeeld dat artikel 13, tweede lid,<br />

onderdeel f, van Vo. 1408/71 er niet aan in de weg staat dat de Nederlandse<br />

socialezekerheidswetgeving van toepassing blijft wanneer een in het buitenland<br />

woonachtige persoon slechts voor een deel van het stelsel verplicht verzekerd is in de<br />

omstandigheid dat een ander deel van het stelsel is vervangen door een mogelijkheid van<br />

vrijwillige verzekering. Het HvJ EG stelt daarbij wel de eis dat de voorwaarden voor de<br />

vrijwillige verzekering voor niet-ingezetenen niet ongunstiger mogen zijn dan die voor<br />

de verplichte verzekering voor ingezetenen. De SVB geeft aan het arrest uitvoering door<br />

het aanbieden van een nieuwe vrijwillige verzekering volgens de normen die hiervoor<br />

door de wetgever naar aanleiding van het arrest zijn ontwikkeld (zie Deel I, Vrijwillige<br />

verzekering voor in de EU wonende uitkeringsgerechtigden, SB1048).<br />

De SVB gaat ervan uit dat na de inwerkingtreding van artikel 13, tweede lid, onder f per<br />

29 juli 1991 de overige in titel II opgenomen conflictregels slechts van toepassing zijn op<br />

personen die een dienstbetrekking hebben of daadwerkelijk beroepswerkzaamheden<br />

verrichten. Een ‘nawerking’ van deze conflictregels voor personen die hun<br />

beroepswerkzaamheden hebben gestaakt is sinds die datum niet langer aan de orde. Dit

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!