Beleidsregels 2009 - Svb

Beleidsregels 2009 - Svb Beleidsregels 2009 - Svb

06.09.2014 Views

SVB Beleidsregels | Deel II Internationaal 5 samenhang tussen deze bepalingen blijkt dat het toepassingsgebied een beperkter strekking heeft. Bepalingen met een beperkter toepassingsgebied komen onder meer voor in titel II Vo. 1408/71 inzake de vaststelling van de toe te passen wetgeving. Uit de samenhang tussen artikel 13, tweede lid, onder f en de overige in deze titel opgenomen conflictregels zoals door het HvJ EG uitgelegd in het arrest Kuusijärvi, blijkt dat deze overige conflictregels uitsluitend betrekking hebben op actieve personen die al dan niet in loondienst werkzaam zijn. (Zie verder over deze problematiek Deel II, Nawerking van de conflictregels, SB2130) Ook kan worden opgemerkt dat sommige bepalingen in de hoofdstukken 1 (ziekte en moederschap), 5 (uitkeringen bij overlijden) en 7 (gezinsbijslagen) van titel III uitsluitend toepassing vinden op werknemers en zelfstandigen met uitsluiting van pensioen- en rentetrekkers. Voor deze laatste groep zijn in deze hoofdstukken bijzondere bepalingen opgenomen. Jurisprudentie HvJ EG 27 oktober 1971, zaak 23/71 (Janssen), Jur. 1971, 859, RSV 1973/140 HvJ EG 29 september 1976, zaak 17/76 (Brack), Jur. 1976, 1429 HvJ EG 22 mei 1980, zaak 143/79 (Walsh), Jur. 1980, 1639, RSV 1981/22 HvJ EG 21 februari 1991, zaak 245/88 (Daalmeijer), Jur. 1991, I-555, RSV 1991/20 HvJ EG 11 juni 1998, zaak C-275/96 (Kuusijärvi), Jur. 1998, I-3419, RSV 1998/244, «USZ» 1998/206 SB2123 Gezinsleden en nabestaanden artikel 2 Vo. 1408/71 Blijkens de tekst van artikel 2, eerste lid Vo. 1408/71 vallen onder deze verordening ook gezinsleden en nabestaanden van werknemers, zelfstandigen en studenten. Uit het arrest Cabanis van het HvJ EG blijkt dat gezinsleden en nabestaanden zich zelfstandig kunnen beroepen op alle bepalingen van de verordening, tenzij deze bepalingen uitsluitend van toepassing zijn op werknemers, zelfstandigen of studenten. In dat geval hebben hun gezinsleden en nabestaanden slechts afgeleide rechten, dat wil zeggen rechten die zij aan hun familierelatie met de werknemer, de zelfstandige of de student ontlenen (arrest Silvia Hosse). Jurisprudentie HvJ EG 30 april 1996, zaak C-308/93 (Cabanis), Jur. 1996, I-2097, RSV 1998/96 HvJ EG 21 februari 2006, zaak C-286/03 (Silvia Hosse), Jur.2006, I-1771, RSV 2006/264 SB2124 Onderdanen van landen buiten de EU en EER artikel 1 Vo. 859/2003 Krachtens Vo. 859/2003 is Vo. 1408/71 van toepassing op een onderdaan van een land buiten de EU en EER als deze onderdaan legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft en zich rechtmatig binnen de Gemeenschap verplaatst. Het begrip legaal verblijf is niet gedefinieerd in Vo. 859/2003. Het beleid van de SVB is om legaal verblijf aan te nemen indien het verblijf in Nederland rechtmatig is in de zin van artikel 8 Vw 2000, met dien verstande dat geen legaal verblijf wordt aangenomen indien de vreemdeling in Nederland verblijft in afwachting van een aanvraag om eerste toelating.

SVB Beleidsregels | Deel II Internationaal 6 Uit de titel, considerans en bepalingen van Vo. 859/2003 volgt dat onderdanen van derde landen op dezelfde wijze als gemeenschapsonderdanen moeten voldoen aan het verplaatsingscriterium zoals omschreven in Deel II, Verplaatsingscriterium, SB2120. Vo. 859/2003 is (vooralsnog) niet van toepassing op de EU-lidstaat Denemarken. De SVB geeft daarom geen toepassing aan de nieuwe verordening ten behoeve van onderdanen van derde landen die in Denemarken verblijven. Voorts beschouwt de SVB Denemarken niet als lidstaat in de zin van Vo. 1408/71 bij de beoordeling van de vraag of aan het verplaatsingscriterium is voldaan door een onderdaan van een derde land. Ten slotte past de SVB de bepalingen uit Vo. 1408/71 niet toe in relatie tot Denemarken wanneer zich in de situatie van een onderdaan van een derde land aanknopingspunten voordoen met Denemarken en ten minste twee andere lidstaten. Dit beleid geldt eveneens in relatie tot Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland, die geen lid zijn van de EU. SB2125 Beginsel van gelijke behandeling naar nationaliteit artikel 17, lid 1 EG en artikel 3, lid 1 Vo. 1408/71 Artikel 17 EG-Verdrag bepaalt dat een ieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit burger van de Unie is. Uit onder meer de arresten Grzelczyk, Gottardo en D’Hoop van het HvJ EG blijkt dat dit burgerschap in samenhang met artikel 12 EG-Verdrag aanspraak op gelijke behandeling verleent aan alle EU-onderdanen die zich in gelijke omstandigheden bevinden, ongeacht nationaliteit en onverminderd de uitdrukkelijk vastgestelde uitzonderingen. De SVB leidt uit deze jurisprudentie van het HvJ EG en artikel 3, eerste lid, Vo. 1408/71 af dat bij de toepassing van de Nederlandse socialezekerheidswetgeving elk onderscheid naar nationaliteit tussen Nederlandse onderdanen en EU-onderdanen achterwege moet blijven. Dit beroep op gelijke behandeling naar nationaliteit kan worden gedaan ongeacht de woonplaats van de EUonderdaan. De SVB leidt uit het arrest Martinez Sala van het HvJ EG af dat onderdanen van een lidstaat van de EU of de EER en onderdanen van Zwitserland, die bevoegd zijn op Nederlands grondgebied te verblijven, onder dezelfde voorwaarden als Nederlandse onderdanen recht hebben op sociale verzekeringsuitkeringen. Van hen kan niet worden gevergd dat zij de rechtmatigheid van hun verblijf aantonen door middel van een door de Nederlandse autoriteiten afgegeven verblijfsdocument. Het arrest Martinez Sala gaat evenwel niet zo ver dat het een materiële koppeling verbiedt tussen verzekering op grond van de sociale verzekeringswetten, de rechtmatigheid van het verblijf en de arbeid in Nederland van de betreffende onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland. Jurisprudentie HvJ EG 12 mei 1998, nr. C-85/96 (Martinez Sala), Jur. 1998, I-2691, RSV 1998/273, «USZ» 1998/185 HvJ EG 20 september 2001, nr. C-184/99 (Grzelczyk), Jur. 2001, I-6229, RSV 2002/228 HvJ EG 15 januari 2002, C-55/00 (Gottardo), Jur. 2002, I-413, RSV 2002/176, «USZ» 2002/63 HvJ EG 11 juli 2002, C-224/98 (D’Hoop), Jur. 2002, I-6191, RSV 2002/303 SB2135 Territoriale werkingssfeer Het toepassingsgebied van de verordening wordt territoriaal begrensd door artikel 299 EG-Verdrag, dat een opsomming bevat van de lidstaten van de Europese Gemeenschap

SVB <strong>Beleidsregels</strong><br />

| Deel II Internationaal<br />

5<br />

samenhang tussen deze bepalingen blijkt dat het toepassingsgebied een beperkter<br />

strekking heeft. Bepalingen met een beperkter toepassingsgebied komen onder meer<br />

voor in titel II Vo. 1408/71 inzake de vaststelling van de toe te passen wetgeving. Uit de<br />

samenhang tussen artikel 13, tweede lid, onder f en de overige in deze titel opgenomen<br />

conflictregels zoals door het HvJ EG uitgelegd in het arrest Kuusijärvi, blijkt dat deze<br />

overige conflictregels uitsluitend betrekking hebben op actieve personen die al dan niet<br />

in loondienst werkzaam zijn. (Zie verder over deze problematiek Deel II, Nawerking<br />

van de conflictregels, SB2130) Ook kan worden opgemerkt dat sommige bepalingen in<br />

de hoofdstukken 1 (ziekte en moederschap), 5 (uitkeringen bij overlijden) en 7<br />

(gezinsbijslagen) van titel III uitsluitend toepassing vinden op werknemers en<br />

zelfstandigen met uitsluiting van pensioen- en rentetrekkers. Voor deze laatste groep zijn<br />

in deze hoofdstukken bijzondere bepalingen opgenomen.<br />

Jurisprudentie<br />

HvJ EG 27 oktober 1971, zaak 23/71 (Janssen), Jur. 1971, 859, RSV 1973/140<br />

HvJ EG 29 september 1976, zaak 17/76 (Brack), Jur. 1976, 1429<br />

HvJ EG 22 mei 1980, zaak 143/79 (Walsh), Jur. 1980, 1639, RSV 1981/22<br />

HvJ EG 21 februari 1991, zaak 245/88 (Daalmeijer), Jur. 1991, I-555, RSV 1991/20<br />

HvJ EG 11 juni 1998, zaak C-275/96 (Kuusijärvi), Jur. 1998, I-3419, RSV 1998/244,<br />

«USZ» 1998/206<br />

SB2123<br />

Gezinsleden en nabestaanden<br />

artikel 2 Vo. 1408/71<br />

Blijkens de tekst van artikel 2, eerste lid Vo. 1408/71 vallen onder deze verordening ook<br />

gezinsleden en nabestaanden van werknemers, zelfstandigen en studenten. Uit het arrest<br />

Cabanis van het HvJ EG blijkt dat gezinsleden en nabestaanden zich zelfstandig kunnen<br />

beroepen op alle bepalingen van de verordening, tenzij deze bepalingen uitsluitend van<br />

toepassing zijn op werknemers, zelfstandigen of studenten. In dat geval hebben hun<br />

gezinsleden en nabestaanden slechts afgeleide rechten, dat wil zeggen rechten die zij aan<br />

hun familierelatie met de werknemer, de zelfstandige of de student ontlenen (arrest Silvia<br />

Hosse).<br />

Jurisprudentie<br />

HvJ EG 30 april 1996, zaak C-308/93 (Cabanis), Jur. 1996, I-2097, RSV 1998/96<br />

HvJ EG 21 februari 2006, zaak C-286/03 (Silvia Hosse), Jur.2006, I-1771, RSV<br />

2006/264<br />

SB2124<br />

Onderdanen van landen buiten de EU en EER<br />

artikel 1 Vo. 859/2003<br />

Krachtens Vo. 859/2003 is Vo. 1408/71 van toepassing op een onderdaan van een land<br />

buiten de EU en EER als deze onderdaan legaal op het grondgebied van een lidstaat<br />

verblijft en zich rechtmatig binnen de Gemeenschap verplaatst.<br />

Het begrip legaal verblijf is niet gedefinieerd in Vo. 859/2003. Het beleid van de SVB is<br />

om legaal verblijf aan te nemen indien het verblijf in Nederland rechtmatig is in de zin<br />

van artikel 8 Vw 2000, met dien verstande dat geen legaal verblijf wordt aangenomen<br />

indien de vreemdeling in Nederland verblijft in afwachting van een aanvraag om eerste<br />

toelating.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!