Beleidsregels 2009 - Svb
Beleidsregels 2009 - Svb Beleidsregels 2009 - Svb
SVB Beleidsregels | Deel II Internationaal 3 EG-Verordeningen Algemene bepalingen SB2120 Personele werkingssfeer Verplaatsingscriterium De officiële benaming van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (Vo. 1408/71) verwijst naar werknemers en zelfstandigen, alsmede hun gezinsleden, ‘die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen’. In het arrest Petit is door het HvJ EG bepaald dat de verordening geen toepassing kan vinden in zuiver nationale situaties. Er dient sprake te zijn van enig intra-communautair aanknopingspunt. De SVB gaat ervan uit dat een dergelijk aanknopingspunt bestaat als de situatie van een persoon, wat de woon- of verblijfplaats, of de plaats van verrichting van de beroepsactiviteiten betreft, een of meer grensoverschrijdende aspecten in zich draagt (bijvoorbeeld een in Nederland woonachtige Nederlander die tijdelijk werkzaamheden in een andere lidstaat verricht). Uit het arrest Khalil van het HvJ EG van 11 oktober 2001 volgt dat aan het verplaatsingscriterium in ieder geval niet is voldaan wanneer de situatie van een werknemer uitsluitend aanknopingspunten heeft met een derde staat en één enkele lidstaat. De verordening is derhalve niet van toepassing als een werknemer die onderdaan is van een land buiten de EU, EER of Zwitserland zich, komend vanuit dat land, in een lidstaat,een EER-land of Zwitserland vestigt. De bepalingen van titel II van de verordening zijn alleen van toepassing voor zover de actuele casus van een persoon grensoverschrijdende elementen bevat. Wat de toepasselijkheid van de overige bepalingen in de verordening betreft, zoals vervat in titel I en titel III, volstaat het reeds dat de werknemer of zelfstandige in de zin van de verordening zich in het verleden tijdens de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheden heeft verplaatst binnen de Gemeenschap. Voor de toepassing van de hoofdstukken 7 en 8 van titel III van de verordening (gezinsbijslagen) is reeds aan het verplaatsingscriterium voldaan als de rechthebbende werkzaam of woonachtig is in een andere lidstaat dan het woonland van het gezinslid waarvoor gezinsbijslagen worden verkregen. Jurisprudentie HvJ EG 19 maart 1964, zaak 75/63 (Unger), Jur. 1964, 371, RSV 1964/100 HvJ EG 11 maart 1965, zaak 31/64 (Bertholet), Jur. 1965, 108, RSV 1965/87 HvJ EG 12 november 1969, zaak 27/69 (Entr’aide médicale), Jur. 1969, 405, RSV 1970/87 HvJ EG 16 maart 1978, zaak 115/77 (Laumann), Jur. 1978, 805, RSV 1978/269 HvJ EG 4 juli 1985, zaak 104/84 (Kromhout), Jur. 1985, 2205, RSV 1986/72 HvJ EG 22 september 1992, zaak C-153/91 (Petit), Jur. 1992, I-4973 HvJ EG 11 oktober 2001, zaken C-95/99 tot en met C-98/99 en C-180/99 (Khalil), Jur. 2001, I-7413, RSV 2002/94 SB2121 Werknemers- en zelfstandigenbegrip artikel 1, aanhef en onder a , artikel 2 en bijlage I, onderdeel I, onder R Vo. 1408/71
SVB Beleidsregels | Deel II Internationaal 4 Artikel 1, onder a is niet alleen van belang voor de vraag welke personen in de hoedanigheid van werknemer of zelfstandige onder de personele werkingssfeer van de verordening vallen, maar ook voor de afbakening van het werknemersbegrip enerzijds en het zelfstandigenbegrip anderzijds. Deze laatste afbakening is relevant aangezien Vo. 1408/71 voor werknemers en zelfstandigen in titel II en in titel III afzonderlijke bepalingen kent. Hierbij geldt ten aanzien van titel II dat het onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen niet kan worden gemaakt aan de hand van de Nederlandse socialezekerheidswetten, zoals dit wel het geval is bij toepassing van titel III. De SVB beantwoordt de vraag wie voor de toepassing van titel II als werknemer of als zelfstandige moet worden aangemerkt als volgt. Uit bijlage I, onderdeel I, onder R van Vo. 1408/71 volgt dat de persoon die in dienstbetrekking zijn beroepswerkzaamheden uitoefent als werknemer moet worden aangemerkt. Voor het begrip dienstbetrekking sluit de SVB zoveel mogelijk aan bij de criteria zoals die zijn ontwikkeld onder de vigeur van de Wet op de Loonbelasting 1964. Degene die beroepswerkzaamheden uitoefent, maar op grond van deze criteria niet in dienstbetrekking staat en wiens arbeidsverhouding evenmin krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964 als dienstbetrekking beschouwd kan worden, wordt aangemerkt als zelfstandige. Andersom geldt dat de persoon die wél geacht kan worden in dienstbetrekking te staan in de zin van de Wet op de Loonbelasting 1964 als werknemer wordt beschouwd. Voor de toepassing van de bepalingen van titel II geldt dat dit laatste is bevestigd in bijlage VI, onderdeel R, punt 7 van Vo. 1408/71. Het begrip ‘beroepswerkzaamheden’ wordt ruim uitgelegd. Het is niet noodzakelijk dat de zelfstandige een rechtstreekse geldelijke tegenprestatie voor zijn werkzaamheden ontvangt. Het volstaat dat de betrokkene in het kader van zijn werkzaamheden vergoedingen ontvangt die hem geheel of gedeeltelijk in staat stellen in zijn levensonderhoud te voorzien, ook indien dergelijke vergoedingen door derden worden opgebracht. Geestelijken die worden onderhouden door hun gemeente, vallen aldus onder het zelfstandigenbegrip. Overigens acht de SVB de criteria zoals beschreven in Deel I, Wonen in Nederland, werken buiten Nederland, SB1035 ter zake van de invulling van het begrip arbeid van overeenkomstige toepassing. Jurisprudentie HvJ EG 23 oktober 1986, zaak 300/84 (Van Roosmalen), Jur. 1986, 3097, RSV 1987/9 CRvB 11 mei 1988, RSV 1989/10 CRvB 22 oktober 1993, RSV 1994/70 HvJ EG 30 januari 1997, zaak C-340/94 (De Jaeck), Jur. 1997, I-461, RSV 1997/158, «USZ» 1997/59 SB2122 Postactieven artikel 2 Vo. 1408/71 Blijkens de tekst van artikel 2 is de verordening van toepassing op werknemers en zelfstandigen op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is. De SVB gaat ervan uit dat de toevoeging van de woorden ‘geweest is’ met zich meebrengt dat de personele werkingssfeer van de verordening zich mede uitstrekt tot diegenen die in het verleden de hoedanigheid van werknemer of zelfstandige in de zin van artikel 1, onder a) hebben gehad, maar deze hoedanigheid niet langer hebben. Deze groep wordt hierna aangeduid met de term ‘postactieven’. Postactieven kunnen zich op alle bepalingen van de verordening beroepen, tenzij uit de bewoordingen van en de
- Page 79 and 80: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 81 and 82: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 83 and 84: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 85 and 86: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 87 and 88: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 89 and 90: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 91 and 92: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 93 and 94: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 95 and 96: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 97 and 98: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 99 and 100: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 101 and 102: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 103 and 104: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 105 and 106: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 107 and 108: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 109 and 110: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 111 and 112: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 113 and 114: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 115 and 116: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 117 and 118: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 119 and 120: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 121 and 122: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 123 and 124: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 125 and 126: SVB Beleidsregels | Deel I AOW, Anw
- Page 127 and 128: SVB Beleidsregels Deel II Internati
- Page 129: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 133 and 134: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 135 and 136: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 137 and 138: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 139 and 140: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 141 and 142: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 143 and 144: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 145 and 146: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 147 and 148: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 149 and 150: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 151 and 152: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 153 and 154: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 155 and 156: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 157 and 158: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 159 and 160: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 161 and 162: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 163 and 164: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 165 and 166: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 167 and 168: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 169 and 170: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 171 and 172: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 173 and 174: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 175 and 176: SVB Beleidsregels | Deel II Interna
- Page 177 and 178: SVB Beleidsregels | Deel III Awb 1
- Page 179 and 180: SVB Beleidsregels | Deel III Awb 3
SVB <strong>Beleidsregels</strong><br />
| Deel II Internationaal<br />
3<br />
EG-Verordeningen<br />
Algemene bepalingen<br />
SB2120<br />
Personele werkingssfeer<br />
Verplaatsingscriterium<br />
De officiële benaming van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (Vo. 1408/71) verwijst naar<br />
werknemers en zelfstandigen, alsmede hun gezinsleden, ‘die zich binnen de<br />
Gemeenschap verplaatsen’. In het arrest Petit is door het HvJ EG bepaald dat de<br />
verordening geen toepassing kan vinden in zuiver nationale situaties. Er dient sprake te<br />
zijn van enig intra-communautair aanknopingspunt. De SVB gaat ervan uit dat een<br />
dergelijk aanknopingspunt bestaat als de situatie van een persoon, wat de woon- of<br />
verblijfplaats, of de plaats van verrichting van de beroepsactiviteiten betreft, een of meer<br />
grensoverschrijdende aspecten in zich draagt (bijvoorbeeld een in Nederland<br />
woonachtige Nederlander die tijdelijk werkzaamheden in een andere lidstaat verricht).<br />
Uit het arrest Khalil van het HvJ EG van 11 oktober 2001 volgt dat aan het<br />
verplaatsingscriterium in ieder geval niet is voldaan wanneer de situatie van een<br />
werknemer uitsluitend aanknopingspunten heeft met een derde staat en één enkele<br />
lidstaat. De verordening is derhalve niet van toepassing als een werknemer die onderdaan<br />
is van een land buiten de EU, EER of Zwitserland zich, komend vanuit dat land, in een<br />
lidstaat,een EER-land of Zwitserland vestigt.<br />
De bepalingen van titel II van de verordening zijn alleen van toepassing voor zover de<br />
actuele casus van een persoon grensoverschrijdende elementen bevat. Wat de<br />
toepasselijkheid van de overige bepalingen in de verordening betreft, zoals vervat in titel<br />
I en titel III, volstaat het reeds dat de werknemer of zelfstandige in de zin van de<br />
verordening zich in het verleden tijdens de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheden<br />
heeft verplaatst binnen de Gemeenschap.<br />
Voor de toepassing van de hoofdstukken 7 en 8 van titel III van de verordening<br />
(gezinsbijslagen) is reeds aan het verplaatsingscriterium voldaan als de rechthebbende<br />
werkzaam of woonachtig is in een andere lidstaat dan het woonland van het gezinslid<br />
waarvoor gezinsbijslagen worden verkregen.<br />
Jurisprudentie<br />
HvJ EG 19 maart 1964, zaak 75/63 (Unger), Jur. 1964, 371, RSV 1964/100<br />
HvJ EG 11 maart 1965, zaak 31/64 (Bertholet), Jur. 1965, 108, RSV 1965/87<br />
HvJ EG 12 november 1969, zaak 27/69 (Entr’aide médicale), Jur. 1969, 405, RSV<br />
1970/87<br />
HvJ EG 16 maart 1978, zaak 115/77 (Laumann), Jur. 1978, 805, RSV 1978/269<br />
HvJ EG 4 juli 1985, zaak 104/84 (Kromhout), Jur. 1985, 2205, RSV 1986/72<br />
HvJ EG 22 september 1992, zaak C-153/91 (Petit), Jur. 1992, I-4973<br />
HvJ EG 11 oktober 2001, zaken C-95/99 tot en met C-98/99 en C-180/99 (Khalil), Jur.<br />
2001, I-7413, RSV 2002/94<br />
SB2121<br />
Werknemers- en zelfstandigenbegrip<br />
artikel 1, aanhef en onder a , artikel 2 en bijlage I, onderdeel I, onder R Vo. 1408/71